STAAT VAN DE INSTELLING MBO ASOP te Amsterdam
November, 2012
H3312513/2
BRIN: Onderzoeksnummer: Onderzoek uitgevoerd in: Conceptrapport verzonden op: Rapport vastgesteld te Utrecht op:
25WV 127826 oktober 2012 21 november 2012 30 januari 2013
Inhoudsopgave
1 Inleiding................................................................................................. 1 2 Conclusie en vervolgtoezicht ...................................................................... 3 2.1 Conclusie .......................................................................................... 3 2.2 Vervolgtoezicht .................................................................................. 3 3 Toelichting op de beoordeling..................................................................... 5 3.1 Oordeel kwaliteitsborging op instellingsniveau ......................................... 5 3.2 Risico's op relevante indicatoren ........................................................... 6 3.3 Toelichting Doktersassistent ................................................................. 6 Wettelijke vereisten .................................................................................. 10 Bijlagen .................................................................................................. 11 Bijlage I Normeringen kwaliteitsgebieden................................................... 11 Bijlage II Beoordeling indicatoren onderzochte instellingsbrede gebied ............ 13 Bijlage III Beoordeling indicatoren opleiding Doktersassistent, crebocodes 91310 en 10776.............................................................................................. 15
H3312513/2
H3312513/2
1 Inleiding De Inspectie van het Onderwijs voerde in oktober 2012 een onderzoek naar de Staat van de instelling uit bij ASOP te Amsterdam. Dit onderzoek heeft betrekking op het middelbaar beroepsonderwijs. ASOP is een niet-bekostigde instelling met een jaarlijkse instroom van ongeveer 50 studenten in één erkende mbo-opleiding. De instelling heeft één onderwijslocatie. Het onderzoek heeft tot doel om de stand van de kwaliteitsborging van de instelling te bepalen en om de risico's voor de onderwijskwaliteit in te schatten. De Staat van de instelling wordt elke drie jaar opgemaakt en bestaat uit een analyse van gegevens, een instellingsbreed onderzoek en een kwaliteitsonderzoek bij een of meer opleidingen. De informatie over de instelling die bij de inspectie aanwezig is, zoals het verslag van werkzaamheden, opbrengstgegevens, uitkomsten tevredenheidonderzoek en signalen is geanalyseerd en is aangevuld met onderzoeken op de instelling. Tijdens het onderzoek zijn gesprekken gevoerd met studenten en docenten, zijn aanvullend documenten onderzocht en zijn onderwijsactiviteiten geobserveerd. Ook maakte een gesprek met de directie deel uit van het onderzoek. De volgende opleiding is onderzocht: cpcode1 Ovd02
Gebied Onderwijsproces 91310, Doktersassistent
Gebied Examinering en diplomering Crebonummer 10776, Doktersassistent, cohort 2010
Leerweg en niveau bol, 4
1
Voor de beoordeling van de opbrengsten is gebruikgemaakt van de door de instelling aangeleverde gegevens over het cohort 2010.
De resultaten van het onderzoek naar kwaliteitsborging leiden, in combinatie met geconstateerde risico's en de resultaten van het kwaliteitsonderzoek, tot een risicobepaling voor uw instelling. De omvang van de risico's bepaalt mede het vervolgtoezicht. De inspectie heeft zich bij haar onderzoek gebaseerd op het Toezichtkader bve 2012. Dit is te vinden op www.onderwijsinspectie.nl. De normering is als bijlage I toegevoegd aan dit rapport. In hoofdstuk 2 leest u de conclusies waaronder ook het vervolgtoezicht voor de instelling. De resultaten van het onderzoek naar kwaliteitsborging, de resultaten van de analyse en de resultaten van het kwaliteitsonderzoek vindt u in hoofdstuk 3.
Rapport Staat van de instelling mbo -
pagina 1 van 16
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 2 van 16
2 Conclusie en vervolgtoezicht In dit hoofdstuk geven we aan welke conclusie we trekken uit het onderzoek naar de Staat van de instelling en wat het vervolgtoezicht voor u inhoudt. Het vervolgtoezicht is bepaald op basis van het onderzoek naar kwaliteitsborging, het kwaliteitsonderzoek en de analyse van risico's. In het onderzoek naar de Staat van de instelling geven wij een oordeel over de kwaliteitsborging. We gebruiken daarbij een vierdeling: goed, voldoende, onvoldoende of slecht. Voorts geven wij aan in welke mate er risico's zijn geconstateerd. Daarbij gebruiken we een driedeling: geen risico's, enkele risico's of veel risico's. In hoofdstuk 3 volgt een nadere onderbouwing van de oordelen.
2.1 Conclusie Op basis van de resultaten uit het onderzoek naar de Staat van de instelling komen wij tot de conclusie dat de kwaliteitsborging bij ASOP onvoldoende is. Voorts concluderen we dat er enkele risico's in de zin van het toezichtkader zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. Deze risico's komen naar voren bij de kwaliteit van de examens en de diplomering. Het oordeel over de kwaliteitsborging en de geconstateerde risico's leiden er volgens het toezichtkader toe dat we beperkt aanvullend vervolgtoezicht zullen uitvoeren. Echter doordat de instelling maar 1 opleiding heeft en deze al tijdens de staat van de instelling is onderzocht, zal er geen aanvullend vervolgtoezicht plaatsvinden.
2.2 Vervolgtoezicht De kwaliteitsborging bij ASOP is onvoldoende. Daarmee wordt niet voldaan aan de naleving van de wet (WEB, art. 1.3.6) en is sprake van vervolgtoezicht vanwege niet naleving van wettelijke vereisten. ASOP krijgt de gelegenheid de kwaliteitsborging te verbeteren. In het najaar van 2013 zullen wij de gehele systematiek van kwaliteitsborging opnieuw onderzoeken. Daarbij zal bijzondere aandacht worden gegeven aan de uitwerking en invoering van de initiatieven die de instelling onlangs heeft genomen op dit gebied, ondermeer bij de vaststelling van een meerjarenplan en een kwaliteitsplan. Gelijktijdig met het onderzoek naar de kwaliteitsborging zal onderzoek plaatsvinden naar de tekortkomingen die zijn vastgesteld bij de examinering. Bij ons onderzoek naar kwaliteitsverbetering op het punt van de kwaltieitsborging zullen we tevens nagaan of de geconstateerde tekorten op het punt van de examinering bij de eindtermgerichte opleiding, zijn ondervangen bij de examinering van de beroepsgerichte opleiding.
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 3 van 16
In onderstaand schema is het vervolgtoezicht te lezen. Doktersassistent, crebonummers 91310 en 10776, Amsterdam Beoordeling
Toezichtvorm
Vervolgtoezicht
Kwaliteit examinering is onvoldoende (crebo 10776).
Aangepast toezicht vanwege onvoldoende examenkwaliteit.
Kwaliteitsborging is onvoldoende.
Aangepast toezicht vanwege niet naleving van 1.3.6 van de WEB.
• De inspectie meldt het oordeel aan de minister. • De instelling ontvangt een waarschuwing. • Na de in de waarschuwingsbrief opgenomen termijn volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering. • Tijdstip vervolgtoezicht zal nog bekend worden gemaakt.
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 4 van 16
3 Toelichting op de beoordeling In dit hoofdstuk geven we een toelichting op de beoordeling. Tevens bespreken we op basis waarvan is bepaald in welke mate er risico's zijn bij de instelling.
3.1 Oordeel kwaliteitsborging op instellingsniveau Het onderzoek naar kwaliteitsborging heeft geleid tot het volgende oordeel: Kwaliteitsgebied
Goed
Voldoende
4. Kwaliteitsborging
Onvoldoende •
Slecht
Hieronder geven we het oordeel van de aspecten van het kwaliteitsgebied kwaliteitsborging weer. Een detaillering van het oordeel vindt u in bijlage II. Daarin is de beoordeling van de onderliggende indicatoren per aspect opgenomen. Gebied 4: Kwaliteitsborging Aspect 4.1 Sturing * 4.2 Beoordeling * 4.3 Verbetering en verankering * 4.4 Dialoog en verantwoording
Voldoende
Onvoldoende
• • • •
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Beschouwing De kwaliteitsborging is op de aspecten beoordeling en verbetering en verankering als onvoldoende beoordeeld. De sturing en de dialoog zijn wel naar behoren. Bij de kwaliteitsborging is de kleinschaligheid en het informele karakter van de organisatie merkbaar. Daar moet onmiddellijk aan worden toegevoegd dat sinds begin dit jaar een aparte functionaris is aangetrokken om een aantal processen verder uit te werken en schriftelijk vast te leggen. Op deze wijze wordt een professionaliseringsslag mogelijk gemaakt. Wat betreft de sturing constateren we dat er sprake is van een door alle betrokkenen gedeelde - zij het impliciete - koers. De koers is gericht op het continueren van het ambitieniveau en het uitbouwen van het prestige van deze opleiding. Er wordt gewerkt aan een meerjarenbeleid. De beoordeling van kwaliteit laat te wensen over. Weliswaar zijn er enkele instrumenten ontwikkeld om bijvoorbeeld de tevredenheid van studenten en het werkveld in beeld te brengen. Dit leidt op dit moment echter nog niet tot een eenduidig beeld van het eigen functioneren en ook niet tot de vaststelling van elementen die verbetering behoeven. Er ontbreekt ook een systematische opzet hierin. Wat betreft het aspect verbetering en verankering is kennis genmen van de mededeling dat op dit moment een kwaliteitsplan 2012-2013 in ontwikkeling is. In dat plan zal straks zijn opgenomen welke acties worden ondernomen om vast te stellen welke kwaliteit gerealiseerd wordt, welke verbeteringen mogelijk zijn, en wie voor welke procedures verantwoordelijk is. Als dat plan is vastgesteld kan dat een belangrijke impuls geven aan de kwaliteitsborging binnen dit instituut.
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 5 van 16
De dialoog is voldoende. Weliswaar is een systematische dialoog met de studenten over de onderwijskwaliteit nog voor verbetering vatbaar, omdat nu vooral op basis van signalen en dus reactief wordt gehandeld. Door het informele karakter van de opleiding en de grote wederzijdse betrokkenheid werkt deze signaleringsfunctie overigens nog redelijk goed. Er is veel aandacht voor de externe dialoog. De school beschikt over een hecht netwerk binnen het werkveld, zowel middels de contacten van de directeur als de contacten en overige werkzaamheden van de docenten. Dit netwerk wordt benut om steeds goed op de hoogte te blijven van ontwikkelingen in, en wensen van het werkveld.
3.2 Risico's op relevante indicatoren Bij het bepalen van de risico's in de zin van het toezichtkader hebben we, in samenhang met de toezichthistorie, gekeken naar de kwaliteit van onderwijs en examinering, de opbrengsten, de tevredenheid van studenten, medewerkers en werkgevers en de stabiliteit van organisatie en management. Het onderzoek heeft geleid tot de volgende risicobepaling: Geen Mate van risico's
Enkele •
Veel
Naast problemen met de kwaliteitsborging concentreren de risico's zich vooral op het terrein van de examinering en diplomering.
3.3 Toelichting Doktersassistent Het kwaliteitsonderzoek bij Doktersassistent, crebonummers 91310 en 10776, niveau 4, heeft geleid tot de volgende oordelen: Kwaliteitsgebied 1. 2. 3. 4.
Onderwijsproces Examinering en diplomering Opbrengsten Kwaliteitsborging
5.Naleving wettelijke vereisten
Goed
Voldoende
Onvoldoende
Slecht
• • • • Voldoet •
Voldoet niet
Het kwaliteitsgebied examinering en diplomering is onvoldoende (crebo 10776). Om die reden vindt aangepast toezicht plaats vanwege onvoldoende examenkwaliteit, in combinatie met het in paragraaf 3.1 genoemde onderzoek naar kwaliteitsborging.
Oordeel per aspect Hieronder geven we het oordeel over de aspecten van de vijf kwaliteitsgebieden weer. In bijlage III is de beoordeling van de onderliggende indicatoren van de betreffende aspecten per kwaliteitsgebied opgenomen.
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 6 van 16
Voldoende Kwaliteitsgebied Aspect Gebied 1: Onderwijsproces Programma 1.1 Samenhang • 1.2 Maatwerk Leren in de onderwijsinstelling 1.3 Didactisch handelen* • 1.4 Leertijd • 1.5 Leeromgeving • Begeleiding 1.6 Intake & plaatsing • 1.7 Studieloopbaanbegeleiding* • 1.8 Zorg Geen oordeel Leren in de beroepspraktijk 1.9 Beroepspraktijkvorming* • Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1 Exameninstrumentarium* • 2.2 Afname en beoordeling* • 2.3 Diplomering* Gebied 3: Opbrengsten 3.1 Rendement • Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1 Sturing* • 4.2 Beoordeling* 4.3 Verbetering en verankering* 4.4 Dialoog en verantwoording • Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1 Naleving wettelijke vereisten •
Onvoldoende
•
•
• •
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Beschouwing Algemeen De opleiding doktersassistent is de enige opleiding die de ASOP verzorgt. De organisatie en uitvoering van de opleiding is informeel en kleinschalig van karakter. Er is sprake van een sterke onderlinge betrokkenheid van personeelsleden en studenten. Er wordt met veel inzet gewerkt aan behoud van de goede reputatie van de opleiding. Daartoe wordt een gerichte selectie bij de intake uitgevoerd, wordt in het onderwijsproces steeds een hoog ambitieniveau aangehouden en wordt het opgebouwde netwerk met het werkveld goed onderhouden. Het resultaat hiervan is ondermeer een hoog rendement in termen van het aantal geslaagde studenten. De administratieve en andere ondersteunende processen zijn niet sterk geprofessionaliseerd. Dit heeft geleid tot onvoldoendes voor de kwaliteitsborging en de examinering. De school is sinds enkele maanden wel bezig met een inhaalslag op dit punt. Onderwijsproces Het onderwijsproces is op de meeste onderdelen positief beoordeeld. Alleen het aspect maatwerk is onvoldoende. De inhoud van het programma sluit nauw aan bij de inhoud van het kwalificatiedossier. Zowel inhoudelijk als programmatisch is er sprake van een logische opbouw en samenhang. Studenten zijn goed geïnformeerd over inhoud en opbouw van het programma.
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 7 van 16
Van maatwerk echter, is slechts in beperkte mate sprake. Als pluspunt mag gelden de mogelijkheid de stage te volgen tijdens òf na het theoretisch deel van de opleiding, waardoor de studiebelasting kan worden afgestemd op de beschikbare tijd van de student. Inhoudelijk wordt er verder niet of nauwelijks gedifferentieerd naar mogelijkheden en behoeften van studenten. Zeker waar er grote verschillen bestaan in vooropleiding en ervaring van de studenten zou het onderwijs daarbij meer moeten aansluiten. De lesobservaties en de gesprekken met studenten bevestigen dat de behoefte aan een dergelijke differentiatie niet wordt ingelost. Het didactisch handelen van de docenten is voldoende. De grote onderlinge betrokkenheid van studenten en docenten en het ambitieniveau van de docenten zorgen er voor dat er een effectief leerproces plaatsvindt in de lessen en de beschikbare leertijd goed wordt benut. Wel hebben we moeten vaststellen dat docenten er moeite mee hebben de theoretische inzichten over de inrichting van onderwijsactiviteiten in de dagelijkse praktijk toe te passen. De werkdruk is niet gering, zeker omdat veel studenten een betaalde functie uitoefenen. Doordat de opleiding mogelijkheden biedt om de stage tijdens of na het theoretisch deel te verrichten, blijkt de werkdruk toch niet al te hoog op te lopen. Er is sprake van een prettig schoolklimaat, gekenmerkt door ambitie en verbondenheid. De materiële voorzieningen zijn pover, maar toereikend. De intake wordt op zorgvuldige wijze uitgevoerd. De school heeft slechts beperkte mogelijkheden om extra ondersteuning te bieden. Potentiële studenten die steun toch nodig hebben worden naar elders verwezen. Voor de wel geplaatste studenten is er op beperkte schaal extra aanbod op het gebied van Nederlands en Engels. De studieloopbaanbegeleiding is voldoende, al is deze niet erg geformaliseerd. De school signaleert evenwel snel eventuele studieachterstanden, waarna via persoonlijke begeleidingsgesprekken gewerkt wordt aan herstel. De rendementen laten zien dat deze aanpak effectief is. Ook de beroepspraktijkvorming is op alle onderdelen voldoende. Studenten worden goed geïnformeerd over de stageverplichtingen. Zo nodig ondersteunt de school bij het vinden van stageplaatsen. Er is een intensief contact met de stagebiedende organisaties, waarbij inbegrepen regelmatige bezoeken van de stagiaires. Voor studenten die de stage volgen na afronding van het theoretisch deel van de opleiding is gezorgd voor voldoende terugkoppelingsmomenten op school. Examinering en diplomering Onderzocht is de examinering van cohort 2010, de eindtermgerichte opleiding doktersassistent met crebo 10776. De instelling biedt per cursusjaar 2012-2013 deze eindtermgerichte opleiding niet meer aan, omdat is overgestapt naar beroepsgericht onderwijs op basis van het kwalificatiedossier met crebo 91310. De examinering is als onvoldoende beoordeeld. Bij de diplomering zijn tekortkomingen vastgesteld. Bij de onvoldoende beoordeling van de diplomering speelt de verslaglegging van de interne controleactiviteiten een belangrijke rol. Het was voor ons niet mogelijk inzicht te krijgen in de besluitvorming door de examencommissie bij de toekenning van het diploma. Het ontbrak daartoe aan de beschikbaarheid van dossiers. Daarnaast is onvoldoende aangetoond hoe de examencommissie invulling heeft gegeven aan de formele verantwoordelijkheid voor de examinering. Vooral op het punt van de beoordeling door de praktijkbegeleider heeft de instelling niet kunnen
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 8 van 16
aantonen dat de kwaliteit daarvan wordt geborgd. Door de directeur is aangeven dat zijzelf regelmatig aanwezig is bij de beoordeling tijdens de praktijkstage door de praktijkopleider. De documentatie die daarover is aangetroffen is zo summier en zo incidenteel dat op dit punt niet gesproken kan worden van een grondige en systematische kwaliteitsbewaking. Het exameninstrumentarium van het beroepsgerichte gedeelte van de opleiding (deelkwalificaties AG 302 Preventie en voorlichting en AG 407 Intake) is als voldoende beoordeeld. Hierbij dienen overigens wel kritische kanttekeningen te worden geplaatst. Wat betreft het onderscheid tussen ontwikkelingsgerichte toetsen en formele examinering en de dekking van het kwalificatiedossier doen zich geen problemen voor. Bij de indicator cesuur zijn enkele minder zwaarwegende onvolkomenheden vastgesteld. Zo is er bij de toetsinstructies steeds sprake van een voorlopige cesuur, zonder dat wordt aangegeven hoe deze voorlopige cesuur is omgezet in een definitieve. Op grond van de gevoerde gesprekken is de inspectie ervan overtuigd dat voor alle bekeken toetsen geldt dat de voorlopige cesuur omgezet is in de definitieve; een administratieve check daarop is evenwel niet mogelijk omdat bewijsvoering daarvan niet kon worden overlegd. Verder is er in een enkel geval onduidelijkheid over de vraag of de cesuur is gelegd bij een eindcijfer 6 of bij een 5.5. De beoordelingsinstructies zijn overigens in het algemeen eenduidig genoeg voor het opmaken van een beoordeling. Het exameninstrumentarium voor Nederlands echter, is als onvoldoende beoordeeld. Op dit moment wordt het oordeel van dit onderdeel door de inspectie nog niet meegewogen bij het overall oordeel over het exameninstrumentarium. Het materiaal van Nederlands is overigens op een groot aantal andere indicatoren onvoldoende beoordeeld. Wat betreft de dekking van het kwalificatiedossier is het materiaal voor schrijven en spreken onvoldoende, deels omdat het benodigde materiaal niet is aangetroffen en voor het onderdeel spreken omdat de opdracht niet van voldoende diepgang was voor het vereiste niveau. De cesuur is bij alle onderdelen onvoldoende uitgewerkt. Bij schrijven omdat ze op een te laag niveau was vastgelegd, voor de andere onderdelen omdat de beschreven volgtijdelijke toetsen onvoldoende duidelijk maken wanneer er definitief voldaan is aan de gestelde voorwaarden. De beoordelingswijze is ook voor alle onderdelen als onvoldoende gewaardeerd. Beoordelingscriteria zijn nauwelijks uitgewerkt of ontbreken in het geheel omdat de toets voor het Nederland direct is gekoppeld aan een toetsing op andere bekwaamheden zonder dat duidelijk is gemaakt welke aspecten van het Nederlands op welke wijze worden beoordeeld. De transparantie laat evenzeer te wensen over. Bij veel toetsen is niet duidelijk gemaakt om welk referentieniveau het gaat. In sommige gevallen ontbreekt ook een aanduiding van de examencondities. Het aspect afname en beoordeling is positief beoordeeld. Bij de afname bestaan er wel risico’s voor de objectiviteit. De praktijkbegeleider is verantwoordelijk voor een belangrijk deel van de beoordelingen. In het bijzonder in kleine organisaties en in combinatie met een niet systematische controle op de wijze van afname en beoordeling kan hier een gevaar ontstaan voor de objectiviteit.
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 9 van 16
Opbrengsten De opbrengsten zijn voldoende. Per cohort behaalde de afgelopen jaren rond de 80% van de studenten het diploma. Dit is ruim boven de inspectienorm. Kwaliteitsborging Voor de beschouwing over de kwaliteitsborging wordt verwezen naar paragraaf 3.1. Wettelijke vereisten De school voldoet aan de wettelijke vereisten voor zover die bij dit onderzoek zijn onderzocht.
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 10 van 16
Bijlagen Bijlage I Normeringen kwaliteitsgebieden De normen Op basis van het onderzoek spreekt de inspectie oordelen uit waarvoor zij gebruikmaakt van een normering. Deze bestaat uit: 1.
2. 3.
Een normering per indicator: wanneer wordt voldaan aan de indicator? Hiervoor gebruikt de inspectie portretten: de aangetroffen situatie voldoet aan de indicator indien deze over het geheel genomen voldoet aan de beschrijving in het portret. Het gaat hier om een weging van het geheel met hantering van toleranties. Een normering per aspect. Een normering per kwaliteitsgebied.
Voor de normering van het gebied Onderwijsproces zijn drie kernaspecten benoemd. De kernaspecten zijn: aspect 1.3 Didactisch handelen, aspect 1.7 Studieloopbaanbegeleiding en aspect 1.9 Beroepspraktijkvorming. Normering Onderwijsproces Goed
Voldoende
Onvoldoende Slecht
• Aan acht van de negen aspecten is voldaan. • Aan alle kernaspecten is voldaan; daarbij is tevens aan alle indicatoren voldaan. • De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd. • Aan zeven van de negen aspecten is voldaan. • Aan alle kernaspecten is voldaan. • Voor elk aspect aan alle indicatoren is voldaan, daarbij mag 1 indicator onvoldoende zijn als een aspect meer dan 2 indicatoren omvat. • Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten van deze indicatoren voldaan, waaronder de essentiële onderdelen. • Aan één of meer kernaspecten is niet voldaan. • Aan drie, vier of vijf aspecten is niet voldaan. • Aan geen van de kernaspecten is voldaan. • Aan zes of meer aspecten is niet voldaan.
Voor de beoordeling van de rendementen is gebruikgemaakt van de volgende normen. Doelgroep < 23 jaar > 23 jaar
Norm 65 67
Bij het gebied Examinering en diplomering zijn alle aspecten als kernaspect aangegeven. Normering Examinering en diplomering Goed
Voldoende
Onvoldoende Slecht
• Aan alle standaarden is voldaan. • De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd. • Aan alle standaarden is voldaan. • Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten van deze indicatoren voldaan, waaronder de essentiële onderdelen. • Aan één standaard is niet voldaan. • Aan twee of drie standaarden is niet voldaan.
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 11 van 16
Voor de normering van het gebied Kwaliteitsborging zijn drie kernaspecten benoemd. De kernaspecten zijn 4.1 Sturing, 4.2 Beoordeling en 4.3 Verbetering en verankering. Deze kernaspecten moeten alle drie voldoende zijn om een voldoende beoordeling te krijgen. Bij één of meer onvoldoende kernaspecten is de kwaliteitsborging onvoldoende. De borging van de kwaliteit van de examinering moet voldoende zijn, om tot een voldoende beoordeling van de kwaliteitsborging te komen. Normering Kwaliteitsborging Goed
Voldoende
Onvoldoende Slecht
• Aan alle aspecten is voldaan. • Aan alle indicatoren is voldaan. • De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd. • Aan alle kernaspecten is voldaan. • Aan alle indicatoren van deze aspecten is voldaan. • Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten van deze indicatoren voldaan, waaronder de essentiële onderdelen. • Aan twee aspecten is niet voldaan. • Aan één of twee kernaspecten is niet voldaan • Aan drie of vier aspecten is niet voldaan.
Normering van het gebied Naleving wettelijke vereisten: de instelling of opleiding voldoet niet aan de wettelijke bepalingen indien de inspectie vaststelt dat één van deze bepalingen niet wordt nageleefd. Bij sommige bepalingen vloeit de norm direct uit de wet voort. Voor enkele bepalingen zijn nadere operationaliseringen opgesteld (bv onderwijstijd).
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 12 van 16
Bijlage II Beoordeling indicatoren onderzochte instellingsbrede gebied Gebied 4: Kwaliteitsborging Aspecten 4.1 Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbeteringen verankering *
4.4
Dialoog en Verantwoording
Voldoende
Indicatoren 4.1.1 Plannen 4.1.2 Informatie 4.1.3 Continuïteit 4.2.1 Monitoring 4.2.2 Evaluatie 4.3.1 Verbeteraanpak 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 4.3.3 Verankering 4.4.1 Intern 4.4.2 Extern
Onvoldoende
• • • • • • • • • •
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 13 van 16
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
pagina 14 van 16
Bijlage III Beoordeling indicatoren opleiding Doktersassistent, crebocodes 91310 en 10776 Voldoende
Gebied 1: Onderwijsproces Aspecten Programma 1.1 Samenhang
Indicatoren
1.1.1 1.1.2 1.2 Maatwerk 1.2.1 Leren in de onderwijsinstelling 1.3 Didactisch 1.3.1 handelen* 1.3.2
Inhoud Programmering Differentiatie
• •
• •
1.4.1 1.4.2 1.5.1 1.5.2
Interactie Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten Benutting Werkdruk Schoolklimaat Materiële voorzieningen
1.6.1 1.6.2 1.7.1
Voorlichting Intake en plaatsing Informatievoorziening
• • •
1.7.2
Studieloopbaanbegeleiding Eerste- en tweedelijnszorg Derdelijnszorg
•
1.3.3
1.4
Leertijd
1.5
Leeromgeving
Begeleiding 1.6 Intake & plaatsing 1.7 Studieloopbaanbegeleiding*
1.8
Zorg
1.8.1 1.8.2
Leren in de beroepspraktijk 1.9 Beroepspraktijk1.9.1 vorming* 1.9.2 1.9.3 1.9.4
Voorbereiding studenten en bedrijven Plaatsing Begeleiding door het bedrijf Begeleiding door de opleiding
Gebied 2: Examinering en diplomering Aspecten 2.1 Exameninstrumentarium*
2.2
Afname en beoordeling*
Onvoldoende
Indicatoren 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 2.1.3 Cesuur 2.1.4 Beoordelingswijze 2.1.5 Transparantie 2.2.1 Authentieke afname 2.2.2 Betrouwbaarheid
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
•
•
• • • •
Geen oordeel Geen oordeel • • • •
Voldoende
Onvoldoende
•
• • • • • •
pagina 15 van 16
2.3
Diplomering*
2.3.1 2.3.2
Besluitvorming diplomering Verantwoordelijkheid examencommissie
Indicatoren 3.1.1 Rendement
Gebied 4: Kwaliteitsborging Aspecten 4.1 Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbeteringen verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
•
Voldoende
Gebied 3: Opbrengsten Aspecten 3.1 Rendement
•
Indicatoren 4.1.1 Plannen 4.1.2 Informatie 4.1.3 Continuïteit 4.2.1 Monitoring 4.2.2 Evaluatie 4.3.1 Verbeteraanpak 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 4.3.3 Verankering 4.4.1 Intern 4.4.2 Extern
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten Aspecten Indicatoren 5.1 Naleving wettelijke 5.1.1 Naleving wettelijke vereisten vereisten
Rapport Staat van de instelling mbo - ASOP
Onvoldoende
• Voldoende
Onvoldoende
• • • • • • • • • • Voldoet
Voldoet niet
•
pagina 16 van 16