STAAT VAN DE INSTELLING MBO Rijn IJssel te Arnhem Definitief Januari 2013
H3253983/5
BRIN: Onderzoeksnummer: Kenmerk: Onderzoek uitgevoerd in: Conceptrapport verzonden op: Rapport vastgesteld te Utrecht op:
25LF 127913 H3488212/MB/25LF september en oktober 2012 23 november 2012 28 januari 2013
Inhoudsopgave
1 Inleiding................................................................................................. 1 2 Conclusie en vervolgtoezicht ...................................................................... 3 2.1 Conclusie .......................................................................................... 3 2.2 Vervolgtoezicht .................................................................................. 3 3 Instellingsbrede resultaten ........................................................................ 7 3.1 Oordeel kwaliteitsborging op instellingsniveau ......................................... 7 3.2 Risico’s op relevante indicatoren ........................................................... 8 4 Resultaten per opleiding.......................................................................... 11 4.1 Applicatieontwikkelaar....................................................................... 11 4.2 AV-productie ................................................................................... 15 4.3 Administratief medewerker ................................................................ 19 4.4 Sport en bewegen ............................................................................ 24 4.5 Pedagogisch Werk ............................................................................ 29 Bijlagen .................................................................................................. 33 Bijlage I Normeringen kwaliteitsgebieden................................................... 33 Bijlage II Overzicht cp-codes ................................................................... 35 Bijlage III Beoordeling indicatoren kwaliteitsborging instellingsbreed .............. 36 Bijlage IV Beoordeling indicatoren opleiding Applicatieontwikkelaar, 90020 ...... 37 Bijlage V Beoordeling indicatoren opleiding AV-productie, 90088.................... 39 Bijlage VI Beoordeling indicatoren opleiding Administratief medewerker, 90471 41 Bijlage VII Beoordeling indicatoren opleiding Sport en bewegen, 91404 .......... 43 Bijlage VIII Beoordeling indicatoren opleiding Pedagogisch Werk, 92631 ......... 45
1 Inleiding De Inspectie van het Onderwijs voerde in september en oktober 2012 een onderzoek naar de Staat van de instelling uit bij Rijn IJssel. Dit onderzoek heeft betrekking op het mbo-onderwijs en vavo. Rijn IJssel is een roc met ongeveer 14500 studenten en 154 opleidingen. De instelling heeft 25 onderwijslocaties in de omgeving van Arnhem en een afdeling vavo en educatie. Het onderzoek heeft tot doel om de stand van de kwaliteitsborging van de instelling te bepalen en om de risico's voor de onderwijskwaliteit in te schatten. De Staat van de instelling wordt elke drie jaar opgemaakt en bestaat uit een analyse van gegevens, een instellingsbreed onderzoek en een kwaliteitsonderzoek bij een of meer opleidingen. De informatie over de instelling die bij de inspectie aanwezig is, zoals het jaarverslag, financiële gegevens, opbrengstgegevens, uitkomsten tevredenheidonderzoek en signalen is geanalyseerd en is aangevuld met onderzoeken op uw instelling. Tijdens het onderzoek zijn gesprekken gevoerd met studenten, docenten en management, zijn aanvullend documenten onderzocht en zijn onderwijsactiviteiten geobserveerd. Ook maakte een gesprek met het college van bestuur deel uit van het onderzoek. De volgende opleidingen zijn onderzocht: cpcode1 com04 com09 eca02
ovd13
ovd22
Gebied Onderwijsproces 90020, Applicatieontwikkelaar 90088, AV-productie (Video-editor) 90471, Administratief medewerker (Bedrijfsadministratief medewerker) 91404, Sport en bewegen (Sport- en bewegingscoördinator / Trainer-coach) 92631, Pedagogisch werk (Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg)
Gebied Examinering en diplomering 90020, Applicatieontwikkelaar 90088, AV-productie (Video-editor) 90471, Administratief medewerker (Bedrijfsadministratief medewerker) 91404, Sport en bewegen (Sport- en bewegingscoördinator / Trainer-coach) 92631, Pedagogisch werk (Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg)
Leerweg, niveau, locatie bol, niveau 4, Velperweg 39, Arnhem bol, 4, Velperweg 39, Arnhem bol, niveau 2, Apeldoornseweg 210, Arnhem bol, niveau 4, Beukenlaan 3, Arnhem
bol, niveau 4, Kronenburgsingel 16, Arnhem
1
Voor de beoordeling van de opbrengsten is gebruikgemaakt van cijfers uit BRON, schooljaar 2010-2011. In bijlage II zijn de opleidingen van de onderzochte cp-codes opgenomen.
De resultaten van het onderzoek naar kwaliteitsborging leiden, in combinatie met geconstateerde risico’s en de resultaten van de kwaliteitsonderzoeken, tot een risicobepaling voor uw instelling. De omvang van de risico's bepaalt mede het vervolgtoezicht. De inspectie heeft zich bij het onderzoek gebaseerd op het Toezichtkader bve 2012. Dit is te vinden op www.onderwijsinspectie.nl. De normering is als bijlage I toegevoegd aan dit rapport.
Rapport Staat van de instelling mbo - Rijn IJssel
pagina 1 van 46
In hoofdstuk 2 leest u de conclusies waaronder ook het vervolgtoezicht voor de instelling. De resultaten van het instellingsbrede onderzoek naar kwaliteitsborging en de resultaten van de analyse kunt u lezen in hoofdstuk 3. De resultaten van de kwaliteitsonderzoeken van de onderzochte opleidingen vindt u in hoofdstuk 4.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 2 van 46
2 Conclusie en vervolgtoezicht In dit hoofdstuk geven we aan welke conclusie we trekken uit het onderzoek naar de Staat van de instelling en wat het vervolgtoezicht voor u inhoudt. Het vervolgtoezicht is bepaald op basis van het onderzoek naar kwaliteitsborging, de kwaliteitsonderzoeken en de analyse van risico’s. In het onderzoek naar de Staat van de instelling geven we een oordeel over de kwaliteitsborging. We gebruiken daarbij een vierdeling: goed, voldoende, onvoldoende of slecht. Voorts geven we aan in welke mate er risico’s zijn geconstateerd. Daarbij gebruiken we een driedeling: geen risico’s, enkele risico’s of veel risico’s. In de hoofdstukken 3 en 4 volgt een nadere onderbouwing van de oordelen. 2.1 Conclusie We concluderen dat Rijn IJssel stevig inzet om de kwaliteitsborging op orde te krijgen. Het proces om de kwaliteitsborging volledig ingevoerd te krijgen is nog niet afgerond en vraagt veel tijd en inspanning van het college van bestuur, het management en de teams. Bij de planvorming en de sturing zijn de eerste resultaten zichtbaar. Op teamniveau zijn daar zeker nog verbeteringen in te realiseren. De beoordeling van de eigen kwaliteit van het onderwijs is nog niet toereikend. De kwaliteit van examinering is van alle vijf onderzochte opleidingen onvoldoende, maar de instelling heeft deze tekorten wel al gedeeltelijk in beeld. De opbrengsten van de opleidingen worden wel gemonitord, maar een adequate analyse van de oorzaken ontbreekt. We zien een roc, waarin college van bestuur, management en docenten gezamenlijk werken om de kwaliteit op orde te krijgen. De inzet en het enthousiasme van alle betrokkenen geven vertrouwen voor de toekomst. Op basis van de resultaten uit het onderzoek naar de Staat van de instelling komen we tot de conclusie dat de kwaliteitsborging bij Rijn IJssel nog onvoldoende is. Voorts concluderen we dat er veel risico’s in de zin van het toezichtkader zijn voor de kwaliteit van het onderwijs. Deze risico’s komen vooral naar voren bij de kwaliteit van de examens en bij het niveau van de opbrengsten. Het oordeel dat de kwaliteitsborging onvoldoende is, gecombineerd met de constatering dat er veel risico’s zijn voor de kwaliteit van het onderwijs, leidt er toe dat we intensief aanvullend vervolgtoezicht uitvoeren bij Rijn IJssel. In paragraaf 2.2 wordt de aard van dit vervolgtoezicht nader uitgewerkt. Voor het onderzoek naar de Staat van de instelling hebben we vijf opleidingen onderzocht. Bij alle opleidingen zijn tekortkomingen geconstateerd en vindt vervolgtoezicht plaats, zoals is te lezen in de volgende paragraaf.
2.2 Vervolgtoezicht Vervolgtoezicht naar aanleiding van onderzoek kwaliteitsborging instellingsbreed De kwaliteitsborging bij Rijn IJssel is onvoldoende. Daarmee wordt niet voldaan aan de naleving van de wet (artikel 1.3.6 van de WEB) en is sprake van vervolgtoezicht vanwege niet naleving van wettelijke vereisten. Rijn IJssel krijgt de gelegenheid de kwaliteitsborging te verbeteren. Het vervolgtoezicht bestaat hieruit dat we over een jaar de kwaliteitsborging opnieuw zullen beoordelen. Vervolgtoezicht financiële continuïteit
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 3 van 46
Er zijn geen verhoogde financiële risico’s geconstateerd die aanleiding geven voor aangepast financieel toezicht. Het brede onderzoek naar ‘de financiële staat van het mbo’ zou nog wel tot nader onderzoek kunnen leiden. Dat onderzoek richt zich op alle instellingen in het mbo. Rijn IJssel zal in dat geval daarover vooraf worden geïnformeerd. Vervolgtoezicht naar aanleiding van de vijf onderzochte opleidingen In onderstaande schema’s is het vervolgtoezicht te lezen. Applicatieontwikkelaar, 90020, Velperweg 39 Arnhem Beoordeling
Toezichtvorm
Vervolgtoezicht
Niveau opbrengsten is onvoldoende*.
Aangepast toezicht vanwege onvoldoende opbrengsten*. Aangepast toezicht vanwege onvoldoende examenkwaliteit.
• Na circa een jaar onderzoek naar kwaliteitsverbetering*.
Kwaliteit examinering is onvoldoende.
Kwaliteitsborging is onvoldoende.
Aangepast toezicht vanwege niet naleving van 1.3.6 van de WEB.
• De inspectie meldt het oordeel aan de minister. • De instelling ontvangt een waarschuwing. • Na de in de waarschuwingsbrief opgenomen termijn volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering. • De instelling herstelt de tekortkoming. • Na een jaar beoordelen wij opnieuw de kwaliteitsborging.
* Het oordeel van de opbrengsten betreft de opleidingen binnen de cp-code, zie bijlage II voor het overzicht waaruit blijkt op welke opleidingen dit oordeel van toepassing is. In het vervolgtoezicht voor opbrengsten worden alle bijbehorende opleidingen betrokken.
AV-productie (Video-editor), 90088, Velperweg 39 Arnhem Beoordeling
Toezichtvorm
Vervolgtoezicht
Kwaliteit examinering is slecht.
Aangepast toezicht vanwege slechte examenkwaliteit.
Kwaliteitsborging is slecht.
Aangepast toezicht vanwege niet naleving van 1.3.6 van de WEB.
• De inspectie meldt het oordeel aan de minister. • De instelling ontvangt een waarschuwing. • Na de in de waarschuwingsbrief opgenomen termijn volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering. • De instelling herstelt de tekortkoming. • Na een jaar beoordelen wij opnieuw de kwaliteitsborging.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 4 van 46
Administratief medewerker (Bedrijfsadministratief medewerker), 90471, Apeldoornseweg 210 Arnhem Beoordeling Toezichtvorm Vervolgtoezicht Kwaliteit onderwijsproces is onvoldoende en niveau opbrengsten is onvoldoende (zeer zwak onderwijs)*.
Aangepast toezicht vanwege zeer zwak onderwijs*.
Kwaliteit examinering is slecht.
Aangepast toezicht vanwege slechte examenkwaliteit.
Kwaliteitsborging is slecht.
Aangepast toezicht vanwege niet naleving van 1.3.6 van de WEB.
• De inspectie meldt het oordeel aan de minister. • De instelling ontvangt een waarschuwing. • De instelling stelt 6 weken na ontvangst definitief rapport een plan van aanpak op en stuurt deze naar de inspectie. • De inspectie geeft een reactie op het plan van aanpak. • Circa een jaar na de waarschuwingsbrief een onderzoek naar kwaliteitsverbetering. • Bij het onderzoek naar kwaliteitsverbetering wordt het kwaliteitsgebied ‘Kwaliteit van het leraarschap’ ook onderzocht. • De inspectie meldt het oordeel aan de minister. • De instelling ontvangt een waarschuwing. • Na de in de waarschuwingsbrief opgenomen termijn volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering. • De instelling herstelt de tekortkoming. • Na een jaar beoordelen wij opnieuw de kwaliteitsborging.
* Het oordeel van de opbrengsten betreft de opleidingen binnen de cp-code, zie bijlage II voor het overzicht waaruit blijkt op welke opleidingen dit oordeel van toepassing is. In het vervolgtoezicht voor opbrengsten worden alle bijbehorende opleidingen betrokken.
Sport en bewegen (Sport- en bewegingscoördinator / Trainer-coach), 91404, Beukenlaan 3 Arnhem Beoordeling Toezichtvorm Vervolgtoezicht Kwaliteit examinering is slecht.
Aangepast toezicht vanwege slechte examenkwaliteit.
Kwaliteitsborging is slecht.
Aangepast toezicht vanwege niet naleving van 1.3.6 van de WEB.
Bij niet naleven van weten regelgeving.
Aangepast toezicht vanwege niet naleving van artikel 21a van de Leerplichtwet 1969. (ongeoorloofd verzuim en voortijdig schoolverlaten)
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
• De inspectie meldt het oordeel aan de minister. • De instelling ontvangt een waarschuwing. • Na de in de waarschuwingsbrief opgenomen termijn volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering. • De instelling herstelt de tekortkoming. • Na een jaar beoordelen wij opnieuw de kwaliteitsborging. • Na 3 maanden onderzoekt de inspectie het herstel.
pagina 5 van 46
Pedagogisch werk (Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg), 92631, Kronenburgsingel 16 Arnhem Beoordeling Toezichtvorm Vervolgtoezicht Kwaliteit examinering is slecht.
Aangepast toezicht vanwege slechte examenkwaliteit.
Kwaliteitsborging is onvoldoende.
Aangepast toezicht vanwege niet naleving van 1.3.6 van de WEB.
• De inspectie meldt het oordeel aan de minister. • De instelling ontvangt een waarschuwing. • Na de in de waarschuwingsbrief opgenomen termijn volgt een onderzoek naar kwaliteitsverbetering. • De instelling herstelt de tekortkoming. • Na een jaar beoordelen wij opnieuw de kwaliteitsborging.
Lopende toezichtactiviteiten voortvloeiend uit eerder inspectieonderzoek Wij hebben gelijktijdig met het onderzoek naar de Staat van de instelling een negental okv’s vanwege onvoldoende examenkwaliteit, zwak onderwijs en onvoldoende opbrengsten uitgevoerd. De rapporten bevinden zich nog in de conceptfase. We actualiseren dit zo nodig bij het definitieve rapport. Op het moment van het vaststellen van het definitieve rapport van de Staat van de instelling hebben we geen andere onderzoeken naar kwaliteitsverbetering (okv) in uitvoering dan wel in onze planning staan. Nader onderzoek Uit het onderzoek naar de Staat van de instelling concluderen wij dat aanvullende toezichtactiviteiten nodig zijn, omdat wij de effecten van de transitie op de kwaliteit van het onderwijs willen monitoren. Onderzoek door de instelling De Staat van de instelling is voor de inspectie aanleiding om de instelling zelf onderzoek te laten uitvoeren. Op het punt van opbrengsten zijn namelijk risico’s gesignaleerd. Gelet op deze risico’s verzoeken wij Rijn IJssel een inhoudelijk onderbouwde risicoanalyse uit te voeren. Ook dient de instelling na te gaan of de problemen op het terrein van examinering en diplomering eveneens bij andere opleidingen spelen. Deze analyses en een overzicht van de voorgenomen of al getroffen maatregelen ontvangen wij graag vóór 1 mei 2013. Onderzoek door de inspectie De Staat van de instelling is voor de inspectie ook aanleiding om nader onderzoek te doen bij een aselecte steekproef van twee opleidingen, die verdeeld zijn over de verschillende sectoren. Het onderzoek richt zich op het kwaliteitsgebied examinering en diplomering. De onderzoeken voeren wij uit vóór 1 juni 2013. We maken nog nadere afspraken over de uitvoering van deze onderzoeken. De inspectie bespreekt in juni 2013 de resultaten van het onderzoek door de instelling én de uitkomsten van de aselecte steekproef met het college van bestuur. De uitkomsten van dit gesprek zijn de basis voor de onderzoeken naar kwaliteitsverbetering.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 6 van 46
3 Instellingsbrede resultaten In dit hoofdstuk geven we de oordelen over de kwaliteitsborging op instellingsniveau weer. Tevens bespreken we op basis waarvan is bepaald in welke mate er risico’s zijn bij de instelling. 3.1 Oordeel kwaliteitsborging op instellingsniveau Het onderzoek naar kwaliteitsborging heeft geleid tot het volgende oordeel: Kwaliteitsgebied
Goed
Voldoende
4. Kwaliteitsborging
Onvoldoende •
Slecht
Hieronder geven we het oordeel van de aspecten van het kwaliteitsgebied kwaliteitsborging weer. Een detaillering van het oordeel vindt u in bijlage III. Daarin is de beoordeling van de onderliggende indicatoren per aspect opgenomen. Gebied 4: Kwaliteitsborging Aspect 4.1 Sturing * 4.2 Beoordeling * 4.3 Verbetering en verankering * 4.4 Dialoog en verantwoording
Voldoende
Onvoldoende
• • • •
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Beschouwing De kwaliteitsborging is als onvoldoende beoordeeld. De kwaliteitszorgsystematiek van Rijn IJssel is nog volop in ontwikkeling en daardoor niet verankerd in de organisatie. De evaluatie van de onderwijskwaliteit verloopt ook nog niet goed. Er is wel een begin gemaakt met een evaluatietraject, waarbij onafhankelijke deskundigen zijn betrokken. Zo is er een audit vanuit het MBO Netwerk Kwaliteit uitgevoerd in het kader van een pilot. Van een structurele en regelmatige beoordeling is echter nog geen sprake. Het nieuw aangetreden College van Bestuur heeft in 2011 op basis van door Rijn IJssel zelf uitgevoerde analyses geconstateerd dat voor het verbeteren van de kwaliteit van onderwijs meer kaderstellend beleid en een daarop aangepaste organisatie nodig was. Daarom is besloten het project strategische heroriëntatie te starten, met daarin ondermeer het thema onderwijsbeleid en -kwaliteit. Er is weliswaar sprake van een kwaliteitszorgsystematiek per sector, maar niet van één integraal kwaliteitszorgsysteem Rijn IJssel breed. Het college van bestuur streeft naar harmonisatie van de kwaliteitszorgsystematiek over de sectoren heen. Het nieuwe kwaliteitszorgsysteem bevindt zich momenteel in de ontwikkelings- en implementatiefase, die in 2014 moet zijn afgerond. De organisatorische vastlegging is daarom nog volop in beweging. Wij constateren ook dat bij de evaluatie van de onderwijskwaliteit, analyses van de tekorten op teamniveau veelal ontbreken. Er worden onvoldoende verbindingen gelegd tussen de evaluaties op team- , sector- of instellingsniveau. Een bijkomend punt is dat teamplannen vaak activiteitgericht zijn geformuleerd, waardoor zicht op het behalen van de gestelde (verbeter)doelen veelal ontbreekt. De effecten van de nieuwe aanpak door het bevoegd gezag zijn nu al zichtbaar. Eén centrale examencommissie zorgt voor betere afstemming tussen en onderlinge
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 7 van 46
uitwisseling van de decentrale examencommissies. De tekorten op het gebied van de examens die wij tijdens dit onderzoek hebben geconstateerd, zaten voor het merendeel al in een verbetertraject. Rijn IJssel bevindt zich in een transitieperiode, maar is daardoor zeker niet stuurloos. Op instellingsniveau is een strategisch meerjarenplan Sterk merk 2.0. De verschillende sectorplannen zijn daarop gebaseerd en vertonen daarmee samenhang. Ook is er voldoende samenhang in de opzet van deze plannen en de sturingsinformatie binnen de organisatie. De zogenoemde kwaliteitskaarten en de rapportages over de voortgang zijn input voor elk kwartaaloverleg tussen college van bestuur en sectordirecteuren. Ook spreekt het college van bestuur elke zes weken met de sectordirecteuren en de afdelingsmanagers over de stand van zaken. Hierdoor is het college van bestuur nauw betrokken bij de ontwikkelingen binnen de organisatie en zij neemt indien gewenst maatregelen. De kwaliteitszorgmedewerkers en het bureau Onderwijs en Kwaliteit spelen daarbij een essentiële, ondersteunende rol. Rijn IJssel heeft een sterke binding met het bedrijfsleven, waardoor de externe dialoog goed is geregeld. De diverse werkveldcommissies zijn daarvoor het geëigende middel. Het jaarverslag is transparant en open over de stand van zaken. Wat betreft de interne dialoog zijn medewerkers betrokken bij de ontwikkelingen van het onderwijs. Ook gaat de instelling regelmatig in dialoog met de studenten.
3.2 Risico’s op relevante indicatoren Bij het bepalen van de risico’s in de zin van het toezichtkader hebben we, in samenhang met de toezichthistorie, gekeken naar de kwaliteit van onderwijs en examinering, de opbrengsten, de tevredenheid van studenten, medewerkers en werkgevers, de stabiliteit van organisatie en management en de financiële continuïteit. Het onderzoek heeft geleid tot de volgende risicobepaling: Geen Mate van risico's
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
Enkele
Veel •
pagina 8 van 46
Kwaliteit onderwijs. Het risico voor de kwaliteit van het mbo-onderwijs en vavo schatten we gering tot matig in. Uit onze onderzoeken op opleidingsniveau blijkt dat de kwaliteit van het onderwijsproces voldoende is voor vier van de vijf onderzochte opleidingen. Voor één opleiding is dit niet het geval, maar de reden van deze onvoldoende, is door ons niet als exemplarisch gezien voor de gehele instelling. Het risico voor de kwaliteit van vavo is gering. Uit het onderzoek blijkt dat voor het vwo het CEgemiddelde onder de norm ligt, maar er is sprake van een stijgende trend. Wel is nu sprake van een daling van de opbrengsten van het vmbo, maar dit wordt niet als verontrustend gezien. De afdeling heeft namelijk meteen sterk ingezet op de leerlingbegeleiding. Het management heeft goed zicht op de kwaliteit van deze afdeling en op de risico’s. Kwaliteit examinering. Het risico voor de kwaliteit van de examinering schatten we matig tot hoog in. Bij alle vijf de opleidingen is geconstateerd dat de examenkwaliteit onvoldoende is. Uit de analyse van Rijn IJssel zelf kwamen de tekorten ook naar voren en er waren al verbeteringen ingezet. De aard van de onvoldoendes kent sterke overeenkomsten. Voor het overgrote deel zijn deze terug te voeren naar de opzet van de examinering, waarbij het examenportfolio leidend is en de studenten zelf voor de bewijsvoering zorgen. De instelling stuurt nog onvoldoende op een betrouwbare, objectieve beoordeling van de student tijdens het examen. De kans bestaat daardoor dat studenten ten onrechte een diploma krijgen, dan wel ten onrechte geen diploma krijgen. De decentrale examencommissies onderkennen dit risico en hebben maatregelen genomen om de objectiviteit van de beoordeling te vergroten. Opbrengsten. Op het punt van opbrengsten en voortijdig schoolverlaten schatten we het risico matig tot hoog in. De opbrengsten laten over de laatste vier jaar gemeten naar jaar- en diplomaresultaat een lichte stijging zien. Het aantal risicovolle opleidingen schommelt rond de dertig, ruim 30 procent van de studenten zit in een risicovolle opleiding. Het jaar- en het diplomaresultaat van de opleidingen op niveau 1, 2 en 4 liggen ruim boven de landelijke norm. Opleidingen op niveau 3 zitten hier echter ver onder. Vooral de opbrengsten van opleidingen in de welzijns- en economisch administratieve sector scoren laag. Het aantal voortijdig schoolverlaters heeft de landelijke dalende trend niet gevolgd. Rijn IJssel heeft haar ambitie van 535 niet bereikt, maar is op 890 blijven steken. Tevredenheid studenten/medewerkers/werkgevers. Ten aanzien van de tevredenheid van studenten zijn geen risico’s gesignaleerd. De resultaten van de laatste Job/ODIN enquête zijn voldoende en laten een positief beeld zien met tevreden studenten. De respons is 50 procent, het cijfer voor de opleiding was zeven en de gemiddelde score 3.5. Studenten zijn het minst tevreden over maatwerk. Ook de tevredenheid van medewerkers vertoont geen risico’s. Rijn IJssel houdt een maal per twee jaar een tevredenheidsmeting onder alle medewerkers. 23 procent van de respondenten waardeerde de instelling in 2011 met een acht of hoger. Gemiddeld ligt de tevredenheid op 6.6. Hoewel de gegevens van de laatste tevredenheidsmeting onder werkgevers enigszins verouderd zijn, de meting is namelijk uit de periode 2008-2011, schatten wij in dat er geen risico’s zijn. Rijn IJssel werd door de werkgevers met een gemiddelde van 7,1 gewaardeerd. Er zijn geen aanwijzingen dat de tevredenheid onder werkgevers is veranderd.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 9 van 46
Stabiliteit organisatie en management. Het risico door een mogelijk gebrek aan stabiliteit van organisatie en management zien we als gering. In 2010 is een nieuw college van bestuur aangetreden. De organisatiestructuur wordt in de komende periode gewijzigd om de ‘span of control’ van het management evenwichtiger te maken. Deze veranderingen, die het gevolg zijn van de strategische heroriëntatie, worden weloverwogen stap voor stap doorgevoerd. Deze heroriëntatie vraagt van alle betrokkenen en vooral van de sectordirecteuren extra inzet. We schatten in dat deze inzet gerealiseerd kan worden en dat de stabiliteit hierdoor niet onder druk komt te staan. Financiële continuïteit. Elk jaar voeren we een financiële risicoanalyse uit voor alle bekostigde onderwijsinstellingen op basis van de meest recente jaarrekeningen. Daarbij kijken we naar drie kengetallen, liquiditeit, solvabiliteit en rentabiliteit. In de zomer van 2012 zijn alle instellingen betrokken in het onderzoek naar ‘de financiële staat van het mbo’. Hierbij is gebruik gemaakt van de jaarrekening 2011 en aanvullend opgevraagde informatie over investeringsplannen voor huisvesting en derivaten. De financiële kengetallen uit deze jaarrekening en onze analyse van de aanvullende informatie gaven geen aanwijzing voor verhoogde financiële risico’s. Samenvattend. We zien risico's bij de examinering en de opbrengsten. Alle onderzochte opleidingen vertonen belangrijke tekortkomingen bij de examinering. Instellingsbreed blijven vooral de opbrengsten van niveau 3 onder het landelijk gemiddelde. Risico’s voor het onderwijsproces, de tevredenheid, de stabiliteit van de organisatie en de financiële continuïteit zien wij voor zover bekend niet.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 10 van 46
4 Resultaten per opleiding In dit hoofdstuk vermelden we per opleiding de oordelen over de vijf kwaliteitsgebieden. Tevens geven we per opleiding een beschouwing. 4.1 Applicatieontwikkelaar Het kwaliteitsonderzoek bij Applicatieontwikkelaar, 90020, niveau 4, locatie Velperweg 39 Arnhem heeft geleid tot de volgende oordelen: Kwaliteitsgebied 1. 2. 3. 4.
Goed
Voldoende
Onderwijsproces Examinering en diplomering Opbrengsten Kwaliteitsborging
5.Naleving wettelijke vereisten
Onvoldoende
Slecht
• • • • Voldoet •
Voldoet niet
De kwaliteitsgebieden examinering en diplomering, opbrengsten en kwaliteitsborging zijn niet voldoende. Hierdoor vindt vervolgtoezicht plaats vanwege onvoldoende opbrengsten, vanwege onvoldoende examenkwaliteit en niet naleving van de wettelijke vereisten op het gebied van kwaliteitsborging. Oordeel per aspect Hieronder geven we het oordeel over de aspecten van de vijf kwaliteitsgebieden weer. In bijlage IV is de beoordeling van de onderliggende indicatoren van de betreffende aspecten per kwaliteitsgebied opgenomen. Kwaliteitsgebied Aspect Gebied 1: Onderwijsproces Programma 1.1 Samenhang 1.2 Maatwerk Leren in de onderwijsinstelling 1.3 Didactisch handelen* 1.4 Leertijd 1.5 Leeromgeving Begeleiding 1.6 Intake & plaatsing 1.7 Studieloopbaanbegeleiding* 1.8 Zorg Leren in de beroepspraktijk 1.9 Beroepspraktijkvorming* Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1 Exameninstrumentarium* 2.2 Afname en beoordeling* 2.3 Diplomering* Gebied 3: Opbrengsten 3.1 Rendement Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1 Sturing* 4.2 Beoordeling* 4.3 Verbetering en verankering* 4.4 Dialoog en verantwoording
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
Voldoende
Onvoldoende
• • • • • • • • • • • • • • • • •
pagina 11 van 46
Kwaliteitsgebied Aspect Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1 Naleving wettelijke vereisten
Voldoende
Onvoldoende
•
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Beschouwing Algemeen De opleiding wordt verzorgd door een kleine groep betrokken docenten die grotendeels afkomstig zijn uit het werkveld. Het opleidingsteam zet zich in om studenten de noodzakelijke kennis, vaardigheden en houding van het beroep aan te leren. Opvallend is echter dat docenten nog een eigen invulling geven aan de verzorging van het onderwijs in plaats van vanuit een gezamenlijk gedragen visie. Het management is hiervan op de hoogte en werkt tezamen met het team aan de verdere ontwikkeling van het onderwijs en de kwaliteit van de opleiding. Onderwijsproces Het onderwijsproces is als voldoende beoordeeld op twee aspecten na. Het eerste onvoldoende aspect betreft maatwerk. De opleiding heeft nog te weinig oog voor de verschillen in leerbehoeften tussen studenten. Er zijn wel twee trajecten die de opleiding aanbiedt in samenwerking met externen, te weten het ‘Onderwijs op maat’ traject en een Fasttrack traject. Het reguliere onderwijsaanbod is echter zodanig, dat nauwelijks beredeneerd wordt afgeweken van het programma op basis van verschillen bij studenten in vooropleiding, leermogelijkheden, affiniteit of interesse. In principe volgen alle studenten hetzelfde programma dat ze binnen een vooraf bepaalde tijd moeten afronden. Wel is het zo dat voor studenten die zelf aangeven dat ze meer aankunnen, maatregelen worden getroffen. Dit is echter niet structureel het geval en sterk afhankelijk van de betrokkenheid en inzet van de studieloopbaanbegeleider (slb’er). Dit punt heeft de aandacht van de opleiding. De intakeprocedure is onlangs verder aangepast en aangescherpt: door voldoende en relevante informatie over de studenten te verzamelen kan in de toekomst wellicht gericht worden aangesloten op hun vooropleiding en kunnen ze effectiever worden begeleid. Het tweede aspect dat onvoldoende is, betreft de leertijd. Deze wordt onderbenut. Bij enkele van de bezochte lessen viel op dat later gestart werd dan gepland. Studenten geven aan dat dit vaker het geval is. Zij blijken daarbij niet altijd te worden aangesproken op laatkomen. Verder is het verzuim van studenten opvallend hoog. Voorts bleek uit blokevaluaties dat studenten niet tevreden waren over de DOA-uren (Docent Op Afstand) van het voorgaande schooljaar, omdat docenten niet aanwezig bleken als zij hulp nodig hadden. Naar aanleiding van de evaluaties heeft de opleiding voor het huidige schooljaar KWT uren ingesteld (zelfstandig werken uren) en deze maatregel lijkt aan te slaan bij studenten. Dit alles moet echter nog worden geëvalueerd. De overige onderdelen van het onderwijsproces zijn als voldoende beoordeeld, maar wij maken wel een kanttekening bij het didactisch handelen. Uit lesobservaties is gebleken dat er verschillen bestaan in de aanpak door de verschillende docenten. Een voorbeeld is de structurering van lessen op een voor studenten herkenbare wijze. Sommige docenten doen dit uitvoerig, bij andere is dit niet of nauwelijks zichtbaar. Een en ander kan op een gegeven moment een risico vormen voor studenten die meer hulp nodig hebben. De opleiding is wel duidelijk in beweging. Wij hebben tijdens het onderzoek al een eerste aanzet gezien tot een gezamenlijke aanpak van het onderwijs. Er is een voorstel, opgesteld door een van
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 12 van 46
de docenten om te komen tot meer structuur in de les. Dit voorstel wordt binnenkort in het team besproken. Positief is dat het onderwijsprogramma goed doordacht is, helder van opzet en afgestemd op de kerntaken en werkprocessen uit het kwalificatiedossier. Studenten krijgen aan de start van de opleiding basiskennis aangereikt en raken geleidelijk aan vertrouwd met het bijzondere karakter van het beroep van applicatieontwikkelaar. Binnen de ‘cursussen’ en ‘projectopdrachten’ die hen worden aangeboden is sprake van een goed evenwicht tussen theorie en praktijk. Daarnaast zorgen docenten over het algemeen genomen voor een prettige sfeer in de klas, waar ruimte is voor het stellen van vragen. Studenten kunnen actief meedoen en krijgen gericht feedback. Ook binnen de beroepspraktijkvorming geven studenten aan veel te kunnen leren. Daarbij worden zij voldoende ondersteund door zowel de praktijkopleider als de praktijkbegeleider die veelal hun studieloopbaanbegeleider (slb’er) is. De ontwikkeling van de studenten wordt nauwgezet gevolgd door de slb’er, die in specifieke gevallen de hulp van een leercoach van het trajectbureau kan inschakelen. De samenwerking tussen het trajectbureau en ketenpartners is adequaat. Daar waar problemen de mogelijkheden van de school te boven gaan wordt snel geschakeld naar andere instanties. Examinering en diplomering De kwaliteit van de examinering en diplomering is onvoldoende. Het kernaspect exameninstrumentarium voldoet niet aan de vereisten. De opleiding heeft de beroepsgerichte examens ingekocht bij de Stichting Praktijkleren, waarbij elke kerntaak wordt geëxamineerd met een examenproject. Daarbij heeft het team ervoor gekozen de beoordelingscriteria voor de examinering in 2012 aan te passen. Echter, de documenten voor zowel de studenten als de beoordelaars zijn niet eenduidig en consistent. Hierdoor is niet duidelijk aan welke voorwaarden moet worden voldaan. Zo is de 20% regeling, genoemd in de handleiding voor de beoordelaar, niet opgenomen in de handleiding voor de student. Het exameninstrumentarium voor Nederlands en Engels is ingekocht bij Deviant en Bureau ICE en wordt ongewijzigd ingezet. Dit materiaal hebben we op een eerder moment onderzocht en voldoende bevonden. De afname en beoordeling zijn voldoende. Het examen bevat activiteiten die de student als beginnend beroepsbeoefenaar in het toekomstig beroep uitoefent. De afname en beoordeling vinden op school plaats en deze verlopen grotendeels zoals beoogd. De betrokken assessoren/beoordelaars zijn geschoold. Ook de diplomering is deugdelijk en geborgd. Door een wijziging van de examenstructuur is sinds vorig jaar sprake van één decentrale examencommissie. De procesgang rondom examinering is aangescherpt en de DEC volgt en bewaakt de voortgang van de examinering en de diplomering. Opbrengsten De opbrengsten zijn met een jaarresultaat van 50 procent en een diplomaresultaat van 50 procent onvoldoende. Voor de beoordeling van de opbrengsten, gebaseerd op de BRON-gegevens 2010-2011 zijn de resultaten van de cp-code com04, niveau 4 gebruikt. In bijlage II is te zien welke opleidingen hierbij betrokken zijn. Kwaliteitsborging
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 13 van 46
De kwaliteitsborging op opleidingsniveau is onvoldoende, omdat de kernaspecten beoordeling én verbetering en verankering niet voldoen aan de vereisten. De beoordeling is onvoldoende, omdat van een structurele en regelmatige evaluatie van de onderwijskwaliteit met gebruikmaking van onafhankelijke deskundigen geen sprake is. Daarnaast constateren we dat teamplannen veelal activiteitgericht zijn beschreven waardoor de relatie met de doelen van het sectorplan niet altijd helder is. Hierdoor worden onvoldoende verbindingen gelegd tussen de evaluaties op team- en sectorniveau en zijn de effecten van de ingezette activiteiten niet direct te herleiden. Wij hebben wel gezien dat het team de beschikking heeft over ROC-brede monitoringsinstrumenten, zoals JOB enquête, tevredenheidsonderzoeken, vsv cijfers die regelmatig door de kwaliteitszorgmedewerker worden uitgezet. Daarnaast beschikt zij over eigen cijfers uit blokevaluaties. Van de uitkomsten van genoemde evaluaties maakt het team gebruik om verbeteringen aan te brengen in het onderwijs en de examinering. Zo bespreekt zij na elke blokperiode de evaluaties van het onderwijs. Mede op grond daarvan is bijvoorbeeld de opzet van de opleiding applicatieontwikkelaar gewijzigd. En vanwege de resultaten van evaluaties van de examinering door de decentrale examencommissie (DEC) zijn ook de beoordelingscriteria voor de examenprojecten aangepast. Echter, van een vastgelegde systematiek waardoor borging mogelijk is, is nog geen sprake. Dat is in feite de reden waarom het aspect verbetering en verankering onvoldoende is. De overige aspecten - sturing, dialoog en verantwoording - zijn voldoende. Het team wordt bij het vormgeven van haar kwaliteitszorg ondersteund door een kwaliteitszorg medewerker. Op afdelingsniveau is voldoende sturingsinformatie beschikbaar voor het bewaken van de onderwijskwaliteit. De sectordirecteur heeft frequent overleg met de teamcoördinator over de voortgang van de ontwikkelingen van de opleiding, waarbij de activiteitenlijst in het teamplan uitgangspunt is. Hij zorgt ook voor continuïteit binnen de opleiding. Het team heeft momenteel geen afdelingsmanager en wordt tijdelijk aangestuurd door de sectordirecteur die ook enkele taken aan een teamcoördinator heeft toebedeeld. Verder worden studenten middels evaluatiegesprekken betrokken bij de opleiding. Wel verdient de bekendheid hiervan aandacht: niet alle studenten waren op de hoogte van een dergelijk platform. Tot slot is er een werkend dialoog tussen de opleiding en het bedrijfsleven. Doordat docenten zelf afkomstig zijn uit het bedrijfsleven zijn zij goed op de hoogte van wat er in het werkveld speelt. Wettelijke vereisten De opleiding voldoet aan de onderzochte wettelijke eisen, voor zover deze zijn onderzocht. Voor schoolkosten en vrijwillige bijdragen is er een Rijn IJssel brede aanpak, die voldoet aan de wettelijke vereisten en die door de opleiding correct wordt toegepast.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 14 van 46
4.2 AV-productie Het kwaliteitsonderzoek bij AV-productie (Video-editor), 90088, niveau 4, locatie Velperweg 39 Arnhem heeft geleid tot de volgende oordelen: Kwaliteitsgebied 1. 2. 3. 4.
Goed
Onderwijsproces Examinering en diplomering Opbrengsten Kwaliteitsborging
5.Naleving wettelijke vereisten
Voldoende
Onvoldoende
Slecht
• • • • Voldoet •
Voldoet niet
De kwaliteitsgebieden examinering en diplomering én kwaliteitsborging zijn niet voldoende. Hierdoor vindt vervolgtoezicht plaats vanwege slechte examenkwaliteit en niet naleving van de wettelijke vereisten op het gebied van kwaliteitsborging. Oordeel per aspect Hieronder geven we het oordeel over de aspecten van de vijf kwaliteitsgebieden weer. In bijlage V is de beoordeling van de onderliggende indicatoren van de betreffende aspecten per kwaliteitsgebied opgenomen. Kwaliteitsgebied Aspect Gebied 1: Onderwijsproces Programma 1.1 Samenhang 1.2 Maatwerk Leren in de onderwijsinstelling 1.3 Didactisch handelen* 1.4 Leertijd 1.5 Leeromgeving Begeleiding 1.6 Intake & plaatsing 1.7 Studieloopbaanbegeleiding* 1.8 Zorg Leren in de beroepspraktijk 1.9 Beroepspraktijkvorming* Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1 Exameninstrumentarium* 2.2 Afname en beoordeling* 2.3 Diplomering* Gebied 3: Opbrengsten 3.1 Rendement Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1 Sturing* 4.2 Beoordeling* 4.3 Verbetering en verankering* 4.4 Dialoog en verantwoording Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1 Naleving wettelijke vereisten
Voldoende
Onvoldoende
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 15 van 46
Beschouwing Algemeen De kwaliteit van de opleiding wordt gekenmerkt door een intensieve begeleiding van de studenten. De sfeer is open en positief. Een klein, betrokken team geeft op adequate wijze invulling aan de opleiding en schroomt niet om meer te bieden dan vanuit het kwalificatiedossier wordt vereist. Onderwijsproces De kwaliteit van het onderwijsproces is, met uitzondering van het aspect maatwerk, voldoende. Het programma kent een zodanige opbouw dat alle studenten hetzelfde programma in hetzelfde tempo volgen. Voor versnellen, verdiepen of vertragen is in het programma niet voorzien. Bij de uitvoering van de praktijkgerichte groepsopdrachten wordt, waar mogelijk, wel rekening gehouden met de persoonlijke kwaliteiten van de studenten. De overige aspecten zijn voldoende. De opleiding biedt een duidelijke samenhang tussen inhoud en programmering, zowel per leerjaar als gedurende de gehele opleiding. Naast de beroepsgerichte vakken die aansluiten op het kwalificatiedossier, zijn in het programma de vakken filosofie en filmgeschiedenis opgenomen. De studenten ervaren deze vakken als vormend en goed toepasbaar voor de uitoefening van het toekomstige beroep of een eventuele vervolgstudie. De interactie tussen docenten en studenten tijdens de leersituaties is effectief, de docenten bieden adequate ondersteuning en begeleiding tijdens het leerproces. Studenten worden gestimuleerd zich gericht te ontwikkelen, daartoe wordt veelvuldig positieve feedback gegeven. De intake is zorgvuldig, waarbij motivatie van de student een belangrijke factor is voor plaatsing. De studieloopbaanbegeleiding is intensief, zo vinden frequent persoonlijke gesprekken plaats met de student over de voortgang van de studie. De ontwikkelingen van de student zijn daardoor goed in beeld. Als er speciale zorg nodig is, wordt deze geboden, waarbij de instellingbrede faciliteiten goed worden benut. De beroepspraktijkvorming wordt tijdens de lessen goed voorbereid. Tijdens de bpv werken de studenten aan hun individuele leerdoelen, waarbij zowel het bpv-bedrijf als de opleiding adequate begeleiding bieden. Examinering en diplomering De kwaliteit van examinering en diplomering is slecht. De kernaspecten exameninstrumentarium én afname en beoordeling voldoen niet aan de vereisten. Het beroepsgerichte exameninstrumentarium voldoet niet aan de vereisten. Het onderscheid tussen ontwikkeling en examinering is niet duidelijk. Studenten werken namelijk gedurende de opleiding aan een portfolio, waarin zich verschillende opdrachten en producties bevinden. De opdrachten zijn wat betreft opzet ontwikkelingsgericht maar worden kwalificerend ingezet. In de opdrachten en in het beoordelingskader zijn de relaties met de prestatie-indicatoren van de verschillende werkprocessen onvoldoende zichtbaar en onvolledig. Studenten beoordelen zelf de gang van zaken per werkproces, waardoor van een daadwerkelijke, objectieve beoordeling geen sprake is. Het examen wordt vervolgens afgesloten met een criteriumgericht interview. Heldere richtlijnen voor dit gesprek ontbreken. Het exameninstrumentarium voor Nederlands voldoet wel aan de basiskwaliteit. Het materiaal is ingekocht bij Uitgeverij Deviant. Dit materiaal heeft de inspectie op een eerder moment onderzocht en voldoende bevonden. Het aspect afname en beoordeling is ook niet voldoende. Mede door de opzet van de examensystematiek laat de betrouwbaarheid sterk te wensen over, omdat Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 16 van 46
objectieve beoordelingen ontbreken. Er is wel sprake van een authentieke afname. De opdrachten worden in de beroepspraktijk vormgegeven, waarbij het beroepenveld als opdrachtgever is betrokken. De diplomering is voldoende. De decentrale examencommissie (DEC) analyseert de evaluatieformulieren van docenten en studenten en onderneemt op basis van de uitkomsten waar nodig actie. Er is een vaste procedure voor de aanvraag van een diploma. De DEC controleert of de student alle noodzakelijke onderdelen heeft behaald en neemt steekproeven ter verificatie. Er heeft recentelijk een complete herstructurering plaatsgevonden waarin de verantwoordelijkheden van de examencommissie duidelijk zijn belegd. De grote personele inzet en diverse scholingstrajecten hebben al geleid tot verbeteringen in het exameninstrumentarium, dat in het schooljaar 2012-2013 voor het eerst zal worden ingezet. Opbrengsten De opbrengsten zijn met een jaarresultaat van 77,8 procent en een diplomaresultaat van 82,3 procent voldoende. Voor de beoordeling van de opbrengsten, gebaseerd op de BRON-gegevens 2010-2011 zijn de resultaten van de cp-code com09, niveau 4 gebruikt. In bijlage II is te zien welke opleidingen hierbij betrokken zijn. Kwaliteitsborging De kwaliteitsborging op opleidingsniveau is onvoldoende, omdat de kernaspecten beoordeling én verbetering en verankering niet voldoen aan de vereisten. De beoordeling is onvoldoende, omdat van een structurele en regelmatige evaluatie van de onderwijskwaliteit met gebruikmaking van onafhankelijke deskundigen geen sprake is. Daarnaast constateren we dat de teamplannen veelal activiteitgericht zijn beschreven waardoor de relatie met de doelen van het sectorplan niet altijd helder zijn. Hierdoor wordt onvoldoende de verbinding gelegd tussen de evaluaties op team- en sectorniveau en zijn de effecten van de ingezette activiteiten niet direct te herleiden tot een specifieke maatregel. De verankering van de kwaliteitszorg is eveneens onvoldoende. Het kwaliteitszorgsysteem van de sector is op dit moment volop in ontwikkeling aangezien de Rijn IJssel brede aanpak nog geïmplementeerd moet worden. Het college van bestuur streeft naar sectoroverstijgende harmonisatie van de kwaliteitszorg. Dit is een onderdeel van de strategische heroriëntatie. De organisatorische vastlegging is in het kader van deze heroriëntatie volop in beweging. De nieuwe aanpak laat al resultaten zien; de DEC heeft adequate maatregelen genomen om de examinering te verbeteren. Op afdelingsniveau is voldoende informatie beschikbaar voor de aansturing van de teams, die uiteindelijk verantwoordelijk zijn voor het resultaat. De afdelingsmanager bespreekt frequent met het team wat goed gaat (en waarom) en wat verbeterd kan worden. Er is daarbij voldoende aandacht voor de continuïteit van het onderwijsgevend personeel. Wel hebben er voor de vakken Engels, Nederlands en rekenen veel docentwisselingen plaatsgevonden. Rijn IJssel stelt faciliteiten voor deskundigheidsbevordering beschikbaar. De sector zet deze gericht in. De interne dialoog is op orde, er is voor zowel studenten als medewerkers een goed werkende dialoog. De externe dialoog met het werkveld is voldoende, maar aan de magere kant. De opleiding heeft frequent contact met het werkveld, maar de dialoog over de onderwijskwaliteit en de behoeften van dit werkveld kan worden versterkt.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 17 van 46
Wettelijke vereisten De opleiding voldoet aan de onderzochte wettelijke eisen. Voor schoolkosten en vrijwillige bijdragen is er een Rijn IJssel brede aanpak, die voldoet aan de wettelijke vereisten en die door de opleiding correct wordt toegepast. Onderwijstijd Over het onderzoek naar de programmering en realisatie van de onderwijstijd bent u separaat per brief geïnformeerd.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 18 van 46
4.3 Administratief medewerker Het kwaliteitsonderzoek bij Administratief medewerker (Bedrijfsadministratief medewerker), 90471, niveau 2, locatie Apeldoornseweg 210 Arnhem heeft geleid tot de volgende oordelen: Kwaliteitsgebied 1. 2. 3. 4.
Goed
Voldoende
Onderwijsproces Examinering en diplomering Opbrengsten Kwaliteitsborging
5.Naleving wettelijke vereisten
Onvoldoende •
Slecht
• • • Voldoet •
Voldoet niet
Het kwaliteitsonderzoek heeft geleid tot een onvoldoende oordeel over de opleiding omdat vier van de vijf kwaliteitsgebieden onvoldoende of slecht zijn. Hierdoor vindt vervolgtoezicht plaats vanwege zeer zwak onderwijs (zowel onvoldoende oordeel onderwijsproces als onvoldoende opbrengsten), vanwege slechte examenkwaliteit en vanwege niet naleving van de wettelijke vereisten op het gebied van kwaliteitsborging. Oordeel per aspect Hieronder geven we het oordeel over de aspecten van de vijf kwaliteitsgebieden weer. In bijlage VI is de beoordeling van de onderliggende indicatoren van de betreffende aspecten per kwaliteitsgebied opgenomen. Kwaliteitsgebied Aspect Gebied 1: Onderwijsproces Programma 1.1 Samenhang 1.2 Maatwerk Leren in de onderwijsinstelling 1.3 Didactisch handelen* 1.4 Leertijd 1.5 Leeromgeving Begeleiding 1.6 Intake & plaatsing 1.7 Studieloopbaanbegeleiding* 1.8 Zorg Leren in de beroepspraktijk 1.9 Beroepspraktijkvorming* Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1 Exameninstrumentarium* 2.2 Afname en beoordeling* 2.3 Diplomering* Gebied 3: Opbrengsten 3.1 Rendement Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1 Sturing* 4.2 Beoordeling* 4.3 Verbetering en verankering* 4.4 Dialoog en verantwoording Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1 Naleving wettelijke vereisten
Voldoende
Onvoldoende
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 19 van 46
Beschouwing Algemeen De opleiding Bedrijfsadministratief medewerker kent een flink aantal tekortkomingen. Het onderwijs wordt aangeboden door een klein team dat nog niet werkt vanuit een gezamenlijk gedragen onderwijsvisie. De invulling die de teamleden geven aan het leren en onderwijzen en de begeleiding is dan ook zeer divers, wat door sommige studenten als verwarrend wordt ervaren. Van een adequate onderwijskundige sturing van het team was op het moment van onderzoek nauwelijks sprake. Het besluit kort voor de zomervakantie om de opleiding op een andere locatie onder te brengen lijkt ook geen verbetering te hebben gebracht. Tijdens het onderzoek bleek dat enkele studenten overwogen om zich alsnog uit te schrijven. Onderwijsproces De kwaliteit van het onderwijsproces is onvoldoende. De aspecten samenhang, maatwerk, didactisch handelen, leertijd en studieloopbaanbegeleiding voldoen niet aan de vereisten. Wat betreft de samenhang kon de opleiding gedurende het onderzoek niet inzichtelijk maken op welke wijze het onderwijsprogramma is gekoppeld aan het kwalificatiedossier. Zo is er geen uitgewerkt curriculum van lesinhoud en lesopbouw waarmee een verband wordt gelegd met de kerntaken en werkprocessen. Verder is niet duidelijk hoe theorie- en praktijkonderdelen worden afgewisseld, zowel op school als tijdens de beroepspraktijkvorming. Bovendien is de leerstof van de lesonderdelen niet evenwichtig over de beide leerjaren verdeeld. Vooral in het tweede leerjaar worden relatief weinig uren besteed aan de beroepsgerichte vakken. Hierdoor bestaat het risico dat studenten in het tweede leerjaar met onvoldoende kennis en vaardigheden aan de beroepspraktijkvorming beginnen, omdat de opgedane kennis uit het eerste leerjaar al verloren is gegaan. Ook maatwerk schiet tekort. De opleiding biedt voor de studenten die dat nodig hebben te weinig mogelijkheden om af te wijken van het regulier lesaanbod. Alle studenten volgen hetzelfde programma dat ze binnen dezelfde tijd moeten afronden. Wel is het zo dat studenten zelfstandig verder kunnen werken in de lesmethode als ze eerder klaar zijn met een onderdeel. Dit leidt echter niet tot studieversnelling en studenten worden hierbij nauwelijks begeleid. Studenten die studievertraging hebben opgelopen worden wel in de gelegenheid gesteld de opleiding af te ronden, maar zij doen dit door zelfstandig te werken binnen de reguliere lessen van andere studenten. De intentie van de docenten om hen te begeleiden is goed, maar ook hier is geen sprake van een gestructureerde en/of gerichte begeleiding. Een volgend verbeterpunt betreft het didactisch handelen. Tijdens de lesobservaties hebben we waargenomen dat er grote verschillen zijn in de lesaanpak van docenten. Het team werkt nog niet volgens een onderwijsvisie en/of een uitgewerkt didactisch model dat geschikt is voor de doelgroep die zij moet bedienen. De werkvormen zijn over het algemeen te weinig stimulerend en passend bij de niveau 2 doelgroep. Studenten werden te weinig uitgedaagd om actief mee te doen. Evenmin werden niet gemotiveerde studenten actief aan het werk gezet. Van een taakgerichte werksfeer was in de meeste gevallen dan ook weinig sprake. Naast het didactisch handelen is ook de leertijd als onvoldoende beoordeeld. Er is namelijk weinig sprake van een efficiënte benutting van de lestijd. Met name aan Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 20 van 46
het begin van de les gaat veel tijd verloren door te laatkomende studenten of door ondoelmatig klassenmanagement. Ordeverstoringen worden niet door iedere docent even daadkrachtig aangepakt, wat gemotiveerde studenten belemmert in hun mogelijkheden te profiteren van hulp en instructie van de docent. Tot slot voldoet ook de studieloopbaanbegeleiding niet aan de gestelde eisen. De invulling van deze vorm van begeleiding lijkt nog te weinig te zijn verankerd bij de docenten. De mate waarop studenten worden begeleid is sterk afhankelijk van de studieloopbaanbegeleider die ze krijgen toegewezen. Ook op dit punt zijn de verschillen tussen teamleden groot. Afspraken over een gedragen uniforme aanpak ontbreken. Alhoewel de meeste studenten wel op de hoogte zijn van hun studievoortgang, is het ook hun ervaring dat de persoonlijke gesprekken met de slb’er heel verschillend worden vormgegeven– van intensief tot geen contact. Ten tijde van het onderzoek bleek dat enkele studenten al enige tijd met knelpunten zitten, die nog steeds niet waren verholpen. Verder blijkt dat het team te weinig gebruik maakt van de informatie die uit de intake naar voren komt over leercapaciteit, aanpak en leerwensen van de studenten. Het management heeft aangegeven dat de studieloopbaanbegeleiding een belangrijk verbeterpunt is, waar de opleiding druk mee bezig is. De zorg - zowel de eerste-, tweede en derdelijnszorg – is positief beoordeeld. Deze is in voldoende mate geborgd. Zorgleerlingen zijn binnen de opleiding goed in beeld en zij worden adequaat begeleid. De handelingsplannen verdienen wel verdere concretisering voor wat betreft de doelgerichtheid en transparantie van de acties. Ook hebben we geconstateerd dat de voorlichting, de intake en plaatsing deugdelijk en volgens vastgestelde procedures verlopen. De informatievoorziening is op orde, studenten worden goed en tijdig geinformeerd over de voor hun belangrijke zaken. Ook de wijze waarop de beroepspraktijkvorming zijn invulling krijgt en de wijze waarop studenten worden begeleid verlopen adequaat. Aandachtspunt daarbij is wel dat er nog in onvoldoende mate verslaglegging is van de begeleidingsactiviteiten. Examinering en diplomering De kwaliteit van examinering en diplomering is slecht. De kernaspecten exameninstrumentarium én afname en beoordeling voldoen niet aan de vereisten. Bij zowel de beroepsgerichte vakken als een onderdeel van het vak Nederlands schieten de beoordelingswijze en de transparantie tekort. Voor wat betreft de beoordelingswijze van het beroepsgerichte deel constateren wij dat de in het ‘scoremodel werkprocessen’ opgenomen competenties en prestatie-indicatoren nogal afwijken van die uit het kwalificatiedossier. Voorts is de beoordeling niet onderbouwd en daarmee niet herleidbaar tot het beoordelingsschema. Dit geldt ook voor de onderdelen ‘spreken’ en ‘gesprekken voeren’ van Nederlands. Uit het beoordelingsvoorschrift is moeilijk op te maken welke deelwaardering aan de prestatie(s) van de student toegekend kan worden. Dit was reeds opgemerkt door de toetsconstructeur van Nederlands en zal worden herzien. Voor Nederlands is er sprake van deelinkoop bij Bureau ICE. Dit deel is – net als het volledig ingekochte exameninstrumentarium van Engels – op een eerder moment door de inspectie onderzocht en voldoende bevonden. De transparantie is onvoldoende voor wat betreft het beroepsgerichte deel, omdat de informatie, opgenomen in verschillende informatiedragers, sterk van elkaar afwijkt. Hierdoor is het voor zowel studenten als beoordelaars niet duidelijk wat de exacte inhoud van het examen is. Voor Nederlands geldt dat de informatie over de beoordelingscriteria aan studenten afwijkt van de informatie aan de beoordelaars. De informatie in de toetsmatrijzen is evenmin in overeenstemming met die op het Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 21 van 46
beoordelingsformulier. Wel moet hierbij opgemerkt worden dat het oordeel over Nederlands en Engels niet betrokken wordt bij het eindoordeel over de opleiding. Het aspect afname en beoordeling schiet tekort, omdat niet voldaan is aan de eis van betrouwbaarheid. Hoewel de afname en beoordeling verlopen zoals in de praktijkmap is beschreven, is er mede vanwege de grote onduidelijkheid over de exacte vorm van examinering en de beoordeling van de kwalificerende toetsen, geen sprake van een situatie waarin in gelijke gevallen gelijk wordt beoordeeld. Wel is er sprake van authentieke afname. De diplomering is voldoende. De examencommissie vergewist zich in voldoende mate van de kwaliteit van de examinering. Gebleken is dat de afgenomen toetsen steekproefsgewijs zijn geëvalueerd en dat studenten en beoordelaars evaluatieformulieren hebben ingevuld, die door het examenbureau zijn geanalyseerd. Naar aanleiding van deze evaluaties heeft de examencommissie veranderingen aangebracht. Daarnaast is in de bedrijfsadviescommissie de examinering aan de orde gesteld. Dit heeft onder meer geleid tot het opzetten van een assessorentraining voor de praktijkopleiders. Opbrengsten De opbrengsten zijn met een jaarresultaat van 38,7 procent en een diplomaresultaat van 30,8 procent onvoldoende. Voor de beoordeling van de opbrengsten, gebaseerd op de BRON-gegevens 2010-2011 zijn de resultaten van de cp-code eca02, niveau 2 gebruikt. In bijlage II is te zien welke opleidingen hierbij betrokken zijn. Kwaliteitsborging De kwaliteitsborging op opleidingsniveau is slecht, omdat de kernaspecten sturing, beoordeling én verbetering en verankering niet voldoen aan de vereisten. De sturing voldoet niet vanwege het ontbreken van adequate planvorming op opleidingsniveau. De opleiding beschikt weliswaar over een teamplan, maar dit vertoont inhoudelijk nog nauwelijks een relatie met het sectorplan en bevat verhoudingsgewijs te veel onderwerpen die erg activiteitgericht zijn. Het managementteam herkent het beeld en geeft aan dat het team in de beginfase zit van een kwaliteitsverbeteringslag. Onder begeleiding van MBO 2015 zijn de knelpunten binnen de opleiding geïnventariseerd en geanalyseerd en zijn mogelijke oorzaken vastgesteld en verbeteracties bepaald. Deze zijn alle terechtgekomen in het teamplan. Binnen het team zal vervolgens worden nagegaan welke prioriteiten gesteld moeten worden. Voor de continuïteit van het personeel is voldoende aandacht. Op het moment van onderzoek was sprake van een adequate bezetting van het team en het management. Door het ontbreken van concrete doelen in de verbeterplannen is doelgericht handelen, maar vooral het evalueren van doelen, niet goed mogelijk. Effecten van ingezette activiteiten zijn dan ook moeilijk te bepalen. Daarnaast constateren we dat de van een structurele en regelmatige evaluatie van de onderwijskwaliteit met gebruikmaking van onafhankelijke deskundigen geen sprake is. Het aspect beoordeling is dan ook als onvoldoende bestempeld, al hebben we wel geconstateerd dat de opleiding over adequate monitorinstrumenten beschikt. De verbetering en verankering is eveneens onvoldoende. Het kwaliteitszorgsysteem van de sector is op dit moment volop in ontwikkeling aangezien de Rijn IJssel brede aanpak nog geïmplementeerd moet worden. Het college van bestuur streeft naar sectoroverstijgende harmonisatie van de kwaliteitszorg. Dit is een onderdeel van de strategische heroriëntatie. De organisatorische vastlegging is in het kader van deze Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 22 van 46
heroriëntatie volop in beweging. Met betrekking tot de deskundigheidsbevordering constateren wij dat de docenten in voldoende mate tijd en faciliteiten krijgen om zich te ontwikkelen. De dialoog en verantwoording is wel voldoende. Op regelmatige basis gaat de sector in gesprek met studenten en medewerkers. Ten behoeve van de externe verantwoording is er een bedrijfsadviescommissie die twee tot drie keer per jaar bij elkaar komt en als klankbordgroep fungeert. In de bedrijfsadviescommissie komen zaken met betrekking tot het onderwijs, ontwikkeling cgo, bpv en examinering aan de orde. Wettelijke vereisten De opleiding voldoet aan de onderzochte wettelijke eisen. Voor schoolkosten en vrijwillige bijdragen is er een Rijn IJssel brede aanpak, die voldoet aan de wettelijke vereisten en die door de opleiding correct wordt toegepast.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 23 van 46
4.4 Sport en bewegen Het kwaliteitsonderzoek bij Sport en bewegen (Sport- en bewegingscoördinator / Trainer-coach), 91404, niveau 4, locatie Beukenlaan 3 Arnhem heeft geleid tot de volgende oordelen: Kwaliteitsgebied 1. 2. 3. 4.
Goed
Onderwijsproces Examinering en diplomering Opbrengsten Kwaliteitsborging
Voldoende
Onvoldoende
Slecht
• • • • Voldoet
5.Naleving wettelijke vereisten
Voldoet niet •
De kwaliteitsgebieden examinering en diplomering, kwaliteitsborging en naleving wettelijke vereisten zijn niet voldoende. Hierdoor vindt vervolgtoezicht plaats vanwege slechte examenkwaliteit, slechte kwaliteitsborging en niet naleving van de wettelijke vereisten op het gebied van het ongeoorloofd verzuim en voortijdig schoolverlaten. Oordeel per aspect Hieronder geven we het oordeel over de aspecten van de vijf kwaliteitsgebieden weer. In bijlage VII is de beoordeling van de onderliggende indicatoren van de betreffende aspecten per kwaliteitsgebied opgenomen. Kwaliteitsgebied Aspect Gebied 1: Onderwijsproces Programma 1.1 Samenhang 1.2 Maatwerk Leren in de onderwijsinstelling 1.3 Didactisch handelen* 1.4 Leertijd 1.5 Leeromgeving Begeleiding 1.6 Intake & plaatsing 1.7 Studieloopbaanbegeleiding* 1.8 Zorg Leren in de beroepspraktijk 1.9 Beroepspraktijkvorming* Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1 Exameninstrumentarium* 2.2 Afname en beoordeling* 2.3 Diplomering* Gebied 3: Opbrengsten 3.1 Rendement Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1 Sturing* 4.2 Beoordeling* 4.3 Verbetering en verankering* 4.4 Dialoog en verantwoording Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1 Naleving wettelijke vereisten
Voldoende
Onvoldoende
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 24 van 46
Beschouwing Algemeen Het team van de afdeling CIOS Arnhem werkt enthousiast, betrokken en gedreven en biedt een dynamische opleiding. De koppeling tussen het leren in de klas en het leren in de beroepspraktijk is goed vormgegeven, de ontwikkeling van de student wordt sterk gestimuleerd en goed gevolgd. Door de nauwe banden met CIOS Nederland is er een stevige band met het werkveld, waarbij continu gestreefd wordt naar verbetering van de opleiding en aansluiting bij de behoeften van het werkveld. Onderwijsproces Het onderwijsproces is op alle aspecten voldoende. De opleiding biedt een duidelijke samenhang tussen inhoud en programmering. Er is sprake van opdracht gestuurd leren per kerntaak, waarbij een goede opbouw te herkennen is in het ontwikkelen van competenties. Deze opleiding op niveau 4 biedt een vervolg op de opleiding op niveau 3 en kan tevens, afhankelijk van het niveau van de student, direct op niveau 4 gevolgd worden. In het eerste deel van de opleiding wordt zorgvuldig vastgesteld welk niveau en ambitie de student heeft, op basis daarvan wordt samen met de student een passende opleidingsroute bepaald. Door het bieden van diverse mogelijkheden tot differentiatie geeft de opleiding gericht invulling aan maatwerk. Het didactisch handelen is op orde, de lessen zijn interactief, goed gestructureerd en gevarieerd. Er is ruime aandacht voor praktijklessen in goed ingerichte accommodaties. Een rode draad die door de opleiding loopt is het nemen van verantwoordelijkheid en het tonen van initiatief. Deze worden bij de studenten nadrukkelijk gestimuleerd, ook omdat dit in de toekomstige beroepsuitoefening van groot belang is. In studieloopbaanbegeleiding wordt goed voorzien. Tijdens de lessen is er ruim aandacht voor feedback op de leeractiviteiten van de student. Ook zijn er frequent voortgangsgesprekken ten behoeve van beoordeling en reflectie. Het gebruik van de intranetsite N@tschool, waarin nauwgezet de competentiematrix wordt bijgehouden, biedt goed inzicht in de voortgang van de ontwikkeling van de student voor zowel de studieloopbaanbegeleiders, de docenten als de studenten en ouders. In groepsgewijze en individuele gesprekken is voldoende aandacht voor de planning van de studie, eventuele werkdruk, uitstroommogelijkheden en vervolgopleidingen. Als zorg nodig is, wordt die geboden. Bij eventuele blessures wordt de student actief ondersteund in het vinden van passende begeleiding. Bij instroom in een uitstroomdifferentiatie van de opleiding vindt er een ‘warme overdracht’ plaats bij zorgvragende studenten. Indien nodig worden bijlessen rekenen en Nederlands gegeven. Zorg is structureel een bespreekpunt in het team. Een aandachtspunt is het vinden van een juiste balans tussen het stimuleren van de eigen verantwoordelijkheid van de student en de verantwoordelijkheid van de instelling bij studenten met zorgvragen (bijvoorbeeld dyslexie). Het initiatief nemen in het bieden van passende begeleiding is soms nodig, ook als daar niet direct door de student om gevraagd wordt. De intake en de plaatsing vinden zorgvuldig plaats, er is daarbij voldoende aandacht voor zowel fysieke als persoonlijke eigenschappen. De beroepsgerichte opdrachten geven een goede structuur aan de invulling en begeleiding van de bpv. Er zijn vanuit de opleiding diverse contactmomenten met de bpv-begeleider over de voortgang van de student. Tijdens de lessen wordt waar mogelijk een verband Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 25 van 46
gelegd met de beroepspraktijk, zodat versterking plaatsvindt van zowel het leren op school als in de beroepspraktijk. Een aandachtspunt is de informatievoorziening naar de studenten over de kosten van de opleiding, deze is niet altijd eenduidig en incompleet. Ook vragen de opbrengsten van de voorloper van deze opleiding aandacht. Ondanks de verbetering van de intakeprocedure blijven de opbrengsten van de niveau 3 opleiding laag. Examinering en diplomering De kwaliteit van examinering en diplomering is slecht, alle kernaspecten zijn onvoldoende. Het beroepsgerichte exameninstrumentarium voldoet niet aan de basiskwaliteit. De dekking is niet volledig, omdat concrete beschrijvingen van de opdrachten van kerntaak 3 ontbreken. Studenten moeten bewijsmateriaal aanleveren in de vorm van een portfolio, waarbij alleen de beschrijvingen van de werkprocessen uit het kwalificatiedossier zijn weergegeven. Op grond van deze teksten is voor de student onduidelijk wat moet worden aangeleverd. Ook de cesuur is niet voldoende. De beschrijving van de cesuur ontbreekt of is onvolledig. Zo is het aantal criteria dat minimaal voldoende moet zijn voor kerntaak 1 niet gespecificeerd en is voor de kerntaken 4 en 5 niet duidelijk beschreven wanneer een opdracht voldoende is. Het onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering is wel voldoende. Studenten werken tijdens de beroepspraktijkvorming aan zowel ontwikkelingsgerichte als kwalificerende portfolio-opdrachten. Deze zijn qua opzet en complexiteit duidelijk gescheiden. Ook de beoordelingswijze en transparantie zijn voldoende. Het exameninstrumentarium voor de vaardigheden lezen en luisteren Nederlands is ingekocht bij ICE. Dit materiaal heeft de inspectie op een eerder moment onderzocht en voldoende bevonden. CIOS Arnhem heeft voor de taalvaardigheden gesprekken voeren, schrijven en spreken eigen examenmateriaal ontwikkeld. Ook dit examenmateriaal voldoet aan de basiskwaliteit. Het aspect afname en beoordeling is niet voldoende. De betrouwbaarheid van de beoordeling in de beroepspraktijk is onvoldoende, omdat de praktijkopleiders wel deskundig zijn in hun vakgebied, maar niet geschoold zijn in het beoordelen. Hierdoor ontbreekt een objectieve beoordeling. Voor wat betreft de examinering is er wel sprake van een authentieke afname, omdat de opdrachten in het bpv-bedrijf worden uitgevoerd. Ook de diplomering is onvoldoende, omdat de decentrale examencommissie (DEC) onvoldoende haar formele verantwoordelijkheid neemt. Een duidelijke taakafbakening tussen management en DEC is nog niet gerealiseerd. Het systematisch toezicht op examinering is pril en in ontwikkeling. De DEC heeft weliswaar zicht op het assessment door analyse van evaluatieformulieren, maar geen zicht op de afname en beoordeling van de proeven in de beroepspraktijk. Het steekproefsgewijs bijwonen van de proeven is nog niet van start gegaan. De besluitvorming diplomering is wel voldoende. Er is een adequate vaste procedure voor de aanvraag van een diploma. Het dagelijks bestuur van de DEC komt wekelijks bijeen en controleert of de student alle noodzakelijke onderdelen heeft behaald om voor diplomering in aanmerking te komen. CIOS Arnhem onderkent de tekorten ten aanzien van het exameninstrumentarium, de afname en beoordeling. In samenwerking met de verschillende CIOS opleidingen Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 26 van 46
in Nederland is gewerkt aan nieuwe proeven van bekwaamheid en een andere opzet van beoordeling. Met ingang van volgend jaar wordt deze nieuwe systematiek ingevoerd. Opbrengsten De opbrengsten zijn met een jaarresultaat van 87,4 procent en een diplomaresultaat van 86,5 procent voldoende. Voor de beoordeling van de opbrengsten, gebaseerd op de BRON-gegevens 2010-2011 zijn de resultaten van de cp-code ovd13, niveau 4 gebruikt. In bijlage II is te zien welke opleidingen hierbij betrokken zijn. Kwaliteitsborging De kwaliteitsborging op opleidingsniveau is als slecht beoordeeld, omdat de kernaspecten sturing, beoordeling én verbetering en verankering niet voldoen aan de vereisten. De sturing is onvoldoende wat betreft de planvorming op opleidingsniveau, omdat actuele teamplannen ontbreken. De teams zijn onlangs geherstructureerd, de sector heeft het voornemen in 2013 met teamplannen te gaan werken. De evaluatie van de onderwijskwaliteit schiet te kort en daarmee is het aspect beoordeling onvoldoende. De evaluatie is in ontwikkeling en momenteel nog niet afdoende geregeld. Daardoor zijn de effecten van de verbetering niet direct te herleiden naar de genomen maatregelen op team- of sectorniveau. Ook is er nog geen sprake van een structurele en regelmatige beoordeling op basis van sectordoelen door onafhankelijke deskundigen. Diverse deskundigen vooral vanuit de sportbonden zijn wel betrokken bij diverse interne evaluaties. De monitoring van de onderwijskwaliteit is wel voldoende en vindt plaats op teamniveau. Er is frequent overleg tussen de afdelingsleiding en de teams over de voortgang. Het management heeft goed zicht op de personele bezetting en voor invulling van openstaande vacatures is adequate zorg. Rijn IJssel stelt faciliteiten voor deskundigheidsbevordering beschikbaar. De sector CIOS Arnhem zet deze gericht in, door regelmatig scholingsactiviteiten te organiseren. De verbetering en verankering is eveneens onvoldoende. Het kwaliteitszorgsysteem van de sector is op dit moment volop in ontwikkeling aangezien de Rijn IJssel brede aanpak nog geïmplementeerd moet worden. Het college van bestuur streeft naar sectoroverstijgende harmonisatie van de kwaliteitszorg. Dit is een onderdeel van de strategische heroriëntatie. De organisatorische vastlegging is in het kader van deze heroriëntatie nog volop in beweging. Met betrekking tot de deskundigheidsbevordering constateren wij dat de docenten in voldoende mate tijd en faciliteiten krijgen om zich te ontwikkelen. De interne dialoog is op orde. Er is een goed werkende interne dialoog met zowel studenten als medewerkers. Zo is er na iedere periode een gesprek per groep studenten, mede aan de hand van uitkomsten van de periodieke evaluaties. De externe dialoog is zeer sterk. Door aansluiting bij stichting CIOS Nederland, is er nauw contact met het werkveld en de sportbonden over de ontwikkeling van het onderwijs, de examinering en de beoordeling van de kwaliteit daarvan. Tevens vindt er een adequate dialoog plaats met hogescholen over de aansluiting tussen het mbo- en hbo-onderwijs. Wettelijke vereisten De afdeling CIOS voldoet niet aan de onderzochte wettelijke eisen, omdat niet wordt voldaan aan de voorgeschreven meldingsplicht. Voor schoolkosten en
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 27 van 46
vrijwillige bijdragen is er een Rijn IJssel brede aanpak, die voldoet aan de wettelijke vereisten en die door de opleiding correct wordt toegepast. − Ongeoorloofd verzuim en voortijdig schoolverlaten Bij het onderzoek naar de registratie en melding van ongeoorloofd verzuim en voortijdig schoolverlaten in schooljaar 2011/2012 is gebleken dat de studenten die instromen in de opleiding Sport en Bewegen niveau 4 allen reeds beschikken over een startkwalificatie Sport en Bewegen niveau 3. Daarmee is verder onderzoek van de registratie en melding van ongeoorloofd verzuim en voortijdig schoolverlaten in de niveau 4 opleiding niet nodig. Om toch te kunnen onderzoeken of binnen de afdeling CIOS wordt voldaan aan de wettelijke vereisten rondom de registratie en melding van verzuim en voortijdig schoolverlaten is vervolgens de opleiding Sport en Bewegen niveau 3 als uitgangspunt gekozen. Bij dit onderzoek is gebleken dat niet wordt voldaan aan de wettelijk voorgeschreven plicht tot onverwijld melden van verzuim zonder geldige reden voor deelnemers waarop de Leerplichtwet 1969 van toepassing is (artikel 21a Leerplichtwet 1969). Tijdens de gesprekken met de verzuimconsulent en docenten van CIOS is gebleken dat het in schooljaar 2011/2012 nog gebruik was dat verzuimconsulent een overschrijding van de norm van 16 uren ongeoorloofd verzuim binnen 4 weken door studenten jonger dan 18 jaar en zonder startkwalificatie te melden bij de studieloopbaanbegeleider of coach van de betreffende student. De studieloopbaanbegeleider/coach besliste vervolgens, na gesprek met de betreffende student, of het verzuim moest worden gemeld. Indien al werd gemeld, gebeurde dit echter veelal niet onverwijld (binnen 5 werkdagen na de overschrijding van de norm). Op grond van deze bevindingen concludeert de inspectie dat binnen de afdeling CIOS in schooljaar 2011/2012 niet voldaan werd aan de wettelijk voorgeschreven meldingsplicht, zoals neergelegd in artikel 21a Leerplichtwet 1969.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 28 van 46
4.5 Pedagogisch Werk Het kwaliteitsonderzoek bij Pedagogisch werk (Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg), 92631, niveau 4, locatie Kronenburgsingel 16 Arnhem heeft geleid tot de volgende oordelen: Kwaliteitsgebied 1. 2. 3. 4.
Goed
Onderwijsproces Examinering en diplomering Opbrengsten Kwaliteitsborging
5.Naleving wettelijke vereisten
Voldoende
Onvoldoende
Slecht
• • • • Voldoet •
Voldoet niet
De kwaliteitsgebieden examinering en diplomering, kwaliteitsborging zijn niet voldoende. Hierdoor vindt vervolgtoezicht plaats vanwege slechte examenkwaliteit en niet naleving van de wettelijke vereisten op het gebied van kwaliteitsborging. Oordeel per aspect Hieronder geven we het oordeel over de aspecten van de vijf kwaliteitsgebieden weer. In bijlage VIII is de beoordeling van de onderliggende indicatoren van de betreffende aspecten per kwaliteitsgebied opgenomen. Kwaliteitsgebied Aspect Gebied 1: Onderwijsproces Programma 1.1 Samenhang 1.2 Maatwerk Leren in de onderwijsinstelling 1.3 Didactisch handelen* 1.4 Leertijd 1.5 Leeromgeving Begeleiding 1.6 Intake & plaatsing 1.7 Studieloopbaanbegeleiding* 1.8 Zorg Leren in de beroepspraktijk 1.9 Beroepspraktijkvorming* Gebied 2: Examinering en diplomering 2.1 Exameninstrumentarium* 2.2 Afname en beoordeling* 2.3 Diplomering* Gebied 3: Opbrengsten 3.1 Rendement Gebied 4: Kwaliteitsborging 4.1 Sturing* 4.2 Beoordeling* 4.3 Verbetering en verankering* 4.4 Dialoog en verantwoording Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten 5.1 Naleving wettelijke vereisten
Voldoende
Onvoldoende
• • • • • • • • • • • • • • • • • •
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage I voor normering per gebied.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 29 van 46
Beschouwing Algemeen De opleiding kenmerkt zich door betrokken teamleden, een informele sfeer en korte lijnen. In de afgelopen periode heeft het kleine aantal docenten dat deel uitmaakt van het (grotere) team Maatschappelijke zorg/jeugd, hard gewerkt aan het neerzetten van een gedegen opleidingsaanbod met een duidelijke structuur en voldoende samenhang. Het programma biedt studenten thans duidelijkheid en mogelijkheden zich te bekwamen in het beroep. Onderwijsproces Alle onderdelen van het onderwijsproces zijn voldoende op één aspect na, te weten maatwerk. De onvoldoende wordt veroorzaakt door het feit dat de opleiding er nog niet in is geslaagd adequaat in te spelen op individuele verschillen tussen studenten. Docenten houden onvoldoende rekening met de verschillen in vooropleiding, leertempo en/of in leerstrategieën van de studenten. Studenten die sneller kunnen, hebben weinig of geen mogelijkheden om eerder af te studeren. Indien hiervan wel sprake is, gebeurt dit ad hoc en op initiatief van de individuele docent of begeleider. Het team is volop bezig de opleiding verder aan te scherpen ontwikkelen op onderdelen, waaronder ook de intakeprocedure. Daarbij wordt systematisch aandacht besteed aan de beroepskeuze, maar ook aan de achtergrondsituatie van de student. Dit om uit te sluiten dat studenten met een verkeerd beroepsbeeld de opleiding binnenkomen, maar ook om de studieloopbaanbegeleiding nóg beter vorm te kunnen geven. Door een duidelijke relatie te leggen tussen de gegevens uit de intakeprocedure, zoals leervermogen, achtergrond en leerstijl van studenten kan tevens tegemoet gekomen worden aan de behoeften van de student. Het onderwijs is adequaat ingericht. Het onderwijsaanbod is gevarieerd en afgestemd op het kwalificatiedossier en de werkprocessen. Het team slaagt er in studenten degelijk en gestructureerd onderwijs te bieden. Ook de algemene vakken zijn duidelijk in de lesplanning opgenomen. Een kanttekening betreft het feit dat niet alle algemene vakken een geintegreerd onderdeel vormen van het beroepsgericht programma. Vooral het vak rekenen zien de studenten als knelpunt, mede doordat de lessen minder gestructureerd verlopen dan zij gewend zijn. Algemeen genomen heerst er een ontspannen sfeer in de les. Daarbij wordt gewerkt volgens een didactisch concept waar het gehele team achter staat. De uitleg van docenten is duidelijk en de interactie tussen docent en studenten is effectief en gericht op de ontwikkeling van de studenten. Het leerklimaat wordt door studenten als stimulerend ervaren en zij geven aan dat met name de kleinschaligheid van de opleiding hierin een rol speelt. Ook tijdens de beroepspraktijkvorming krijgen studenten adequate begeleiding van zowel de begeleider in het bedrijf als op school. Omdat de studieloopbaanbegeleider (slb’er) tevens de bpv-begeleider van de student is, zijn de vorderingen van de studenten snel in beeld en kan snel gehandeld worden ingeval er zich problemen voordoen. Een aandachtspunt is dat de voorlichting aan praktijkopleiders nog veelal via studenten en/of via een brief gebeurt. Praktijkopleiders geven aan uiteindelijk wel overweg te kunnen met de informatie, maar zij zouden het als prettig ervaren indien de voorlichting in een gesprek met de praktijkbegeleider van school plaatsvindt.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 30 van 46
Examinering en diplomering De kwaliteit van examinering en diplomering is slecht. De kernaspecten afname en beoordeling én diplomering voldoen niet aan de vereisten. De afname en beoordeling zijn onvoldoende, omdat de betrouwbaarheid van de afname niet deugdelijk is. De proeve wordt namelijk beoordeeld door collega’s, die de student zelf uitkiest. Deze collega’s zijn niet deskundig op het gebied van beoordeling, waardoor een objectieve beoordeling niet is gegarandeerd. De afname is wel authentiek, de proeve wordt gedurende tien weken volledig afgenomen in de beroepspraktijk, met inzet van het beroepenveld. Ook de diplomering is niet voldoende, omdat de decentrale examencommissie (DEC) geen zicht heeft op de afname en beoordeling van de proeven in de beroepspraktijk. Wel wordt informatie verzameld over de afname van het criteriumgericht interview (cgi). De diplomabeslissing is echter vooral gebaseerd op de proeven. De besluitvorming van de diplomering is wel op orde. Er is een vaste procedure voor de aanvraag van een diploma. De decentrale examencommissie controleert of de student alle noodzakelijke onderdelen heeft behaald en neemt steekproeven ter verificatie. Zowel het beroepsgerichte exameninstrumentarium als het exameninstrumentarium voor Nederlands en Engels voldoen aan de basiskwaliteit. Er is een duidelijk onderscheid tussen ontwikkelingsgerichte toetsen en examinering. De beroepsgerichte proeven dekken alle werkprocessen en kerntaken. De cesuur is evenwichtig, de beoordelingswijze en transparantie zijn voldoende. De beoordeling van deze proeven wordt uitgevoerd middels een 360O feedback door collega’s van de student. In een criteriumgericht interview (cgi) beoordelen twee assessoren het examendossier met de proeven. Aandachtspunt is het begrip feedback, dat over het algemeen ontwikkelingsgericht wordt gebruikt en niet kwalificerend. Ook de informatievoorziening aan de collega’s kan verbeterd worden. Deze worden nu alleen door de student geïnformeerd, waardoor de informatie over de uitvoering kan verschillen. Het exameninstrumentarium voor Nederlands en Engels is ingekocht bij uitgeverij Deviant en is onveranderd ingezet. We hebben dit instrumentarium op een eerder moment onderzocht en voldoende bevonden.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 31 van 46
Opbrengsten De opbrengsten zijn met een jaarresultaat van 73,8 procent en een diplomaresultaat van 76,3 procent voldoende. Voor de beoordeling van de opbrengsten, gebaseerd op de BRON-gegevens 2010-2011 zijn de resultaten van de cp-code ovd22, niveau 4 gebruikt. In bijlage II is te zien welke opleidingen hierbij betrokken zijn. Hierbij moet wel worden aangetekend dat de voldoende beoordeling wordt veroorzaakt door de hoge rendementgegevens van de overige twee niveau 4 opleidingen die binnen de cp-code zijn ondergebracht. De opbrengsten van de opleiding Pedagogisch werk (Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg), niveau 4 liggen met een jaarresultaat en diplomaresultaat van respectievelijk 39,1 procent en 40,9 procent ver onder de norm van respectievelijk 64,2 procent en 67,3 procent. Het team is zich van deze opbrengsten bewust en werkt aan verbeteractiviteiten ter verhoging van het rendement. Kwaliteitsborging De kwaliteitsborging op opleidingsniveau is onvoldoende, omdat de kernaspecten beoordeling én verbetering en verankering niet voldoen aan de vereisten. De beoordeling is onvoldoende, omdat de evaluatie van de onderwijskwaliteit tekort schiet. We constateren dat van een structurele en regelmatige evaluatie van de onderwijskwaliteit met gebruikmaking van onafhankelijke deskundigen nog geen sprake is. Teamplannen zijn veelal activiteitgericht beschreven, waardoor de relatie met de doelen van het sectorplan niet altijd helder is. Hierdoor wordt onvoldoende de verbinding gelegd tussen de evaluaties op team- en sectorniveau en zijn de effecten van de ingezette activiteiten niet direct te herleiden tot een specifieke maatregel. De verbetering en verankering is eveneens onvoldoende. Het kwaliteitszorgsysteem van de sector is op dit moment volop in ontwikkeling aangezien de Rijn IJssel brede aanpak nog geïmplementeerd moet worden. Het college van bestuur streeft naar sectoroverstijgende harmonisatie van de kwaliteitszorg. Dit is een onderdeel van de strategische heroriëntatie. De organisatorische vastlegging is in het kader van deze heroriëntatie volop in beweging. Op afdelingsniveau is voldoende informatie beschikbaar voor de aansturing van de resultaatverantwoordelijke teams. De afdelingsmanager heeft met de taakhouders frequent overleg, waarbij het teamwerkplan uitgangspunt is. Het management heeft goed zicht op de personele bezetting en zorgt voor invulling van openstaande vacatures. Rijn IJssel stelt faciliteiten voor deskundigheidsbevordering beschikbaar. De sector Zorg & Welzijn zet deze gericht in. Dialoog en verantwoording is voldoende. Op regelmatige basis gaat de sector in gesprek met medewerkers en studenten. Via een werkveldadviescommissie gaat de afdeling Zorg & Welzijn in gesprek met het werkveld, dat vanaf het begin betrokken is bij deze opleiding. Wettelijke vereisten De opleiding voldoet aan de onderzochte wettelijke eisen. Voor schoolkosten en vrijwillige bijdragen is er een Rijn IJssel brede aanpak, die voldoet aan de wettelijke vereisten en die door de opleiding correct wordt toegepast.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 32 van 46
Bijlagen Bijlage I Normeringen kwaliteitsgebieden De normen Op basis van het onderzoek spreekt de inspectie oordelen uit waarvoor zij gebruik maakt van een normering. Deze bestaat uit: 1.
2. 3.
Een normering per indicator: wanneer wordt voldaan aan de indicator? Hiervoor gebruikt de inspectie portretten: de aangetroffen situatie voldoet aan de indicator indien deze over het geheel genomen voldoet aan de beschrijving in het portret. Het gaat hier om een weging van het geheel met hantering van toleranties. Een normering per aspect. Een normering per kwaliteitsgebied.
Voor de normering van het gebied Onderwijsproces zijn drie kernaspecten benoemd. De kernaspecten zijn: aspect 1.3 Didactisch handelen, aspect 1.7 Studieloopbaanbegeleiding en aspect 1.9 Beroepspraktijkvorming. Normering Onderwijsproces Goed
Voldoende
Onvoldoende Slecht
• Aan acht van de negen aspecten is voldaan. • Aan alle kernaspecten is voldaan; daarbij is tevens aan alle indicatoren voldaan. • De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd. • Aan zeven van de negen aspecten is voldaan. • Aan alle kernaspecten is voldaan. • Voor elk aspect aan alle indicatoren is voldaan, daarbij mag 1 indicator onvoldoende zijn als een aspect meer dan 2 indicatoren omvat. • Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten van deze indicatoren voldaan, waaronder de essentiële onderdelen. • Aan één of meer kernaspecten is niet voldaan. • Aan drie, vier of vijf aspecten is niet voldaan. • Aan geen van de kernaspecten is voldaan. • Aan zes of meer aspecten is niet voldaan.
Voor de beoordeling van de opbrengsten is gebruik gemaakt van onderstaande norm. Voor een oordeel voldoende moet tenminste aan één van de twee normen zijn voldaan. Niveau 1 2 3 4
Jaarresultaat 60,7 56,5 65,3 64,2
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
Diplomaresultaat 45,1 45,2 67,3 67,3
pagina 33 van 46
Bij het gebied Examinering en diplomering zijn alle aspecten als kernaspect aangegeven. Normering Examinering en diplomering Goed
Voldoende
Onvoldoende Slecht
• Aan alle standaarden is voldaan. • De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd. • Aan alle standaarden is voldaan. • Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten van deze indicatoren voldaan, waaronder de essentiële onderdelen. • Aan één standaard is niet voldaan. • Aan twee of drie standaarden is niet voldaan.
Voor de normering van het gebied Kwaliteitsborging zijn drie kernaspecten benoemd. De kernaspecten zijn 4.1 Sturing, 4.2 Beoordeling en 4.3 Verbetering en verankering. Deze kernaspecten moeten alle drie voldoende zijn om een voldoende beoordeling te krijgen. Bij één of meer onvoldoende kernaspecten is de kwaliteitsborging onvoldoende. De borging van de kwaliteit van de examinering moet voldoende zijn, om tot een voldoende beoordeling van de kwaliteitsborging te komen. Normering Kwaliteitsborging Goed
Voldoende
Onvoldoende Slecht
• Aan alle aspecten is voldaan. • Aan alle indicatoren is voldaan. • De elementen in het portret worden op een uitstekende wijze uitgevoerd. • Aan alle kernaspecten is voldaan. • Aan alle indicatoren van deze aspecten is voldaan. • Er wordt voor het grootste deel aan de omschrijving van de portretten van deze indicatoren voldaan, waaronder de essentiële onderdelen. • Aan twee aspecten is niet voldaan. • Aan één of twee kernaspecten is niet voldaan • Aan drie of vier aspecten is niet voldaan.
Normering Naleving wettelijke vereisten: de instelling of opleiding voldoet niet aan de wettelijke bepalingen indien de inspectie vaststelt dat één van deze bepalingen niet wordt nageleefd. Bij sommige bepalingen vloeit de norm direct uit de wet voort. Voor enkele bepalingen zijn nadere operationaliseringen opgesteld (bijvoorbeeld onderwijstijd).
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 34 van 46
Bijlage II Overzicht cp-codes Hieronder is per onderzochte cp-code aangegeven welke opleidingen betrokken zijn bij het bepalen van de opbrengsten.
Overzicht cp-codes CP-code: com04 Crebo: 90020 CP-code: com09 Crebo: 90088 90071 90073 90084 90086 CP-code: eca02 Crebo: 90471 10045 90472 90473 CP-code: ovd13 Crebo: 91404 10874 91400 91401 91402 91403 CP-code: ovd22 Crebo: 92631 10743 92630 92632
Niveau: 4 Opleiding: Applicatieontwikkelaar, bol Niveau: 4 Opleiding: AV-productie (Video-editor), bol AV-productie (Beeldtechnicus KC GOC) AV-productie (Cameraman KC GOC) AV-productie (Geluidstechnicus KC GOC) AV-productie (Lichttechnicus KC GOC) Niveau: 2 Opleiding: Administratief medewerker (Bedrijfsadministratief medewerker), bol Bedrijfsadministratief Medewerker Administratief medewerker (Secretarieel medewerker) Administratief medewerker (Telefonist/receptionist) Niveau: 4 Opleiding: Sport en bewegen (Sport- en bewegingscoördinator / Trainercoach), bol Sport- en Bewegingscoordinator Sport en bewegen Sport en bewegen (Bewegingscoordinator / Agoog) Sport en bewegen (Bewegingscoordinator / BOS) Sport en bewegen (Bewegingscoordinator / Operationeel manager) Niveau: 4 Opleiding: Pedagogisch Werk (Pedagogisch medewerker 4 jeugdzorg), bol Sociaal Pedagogisch Werker 4 (SPW 4) Pedagogisch Werk 4 Pedagogisch Werk (Pedagogisch Werker kinderopvang)
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 35 van 46
Bijlage III Beoordeling indicatoren kwaliteitsborging instellingsbreed Gebied 4: Kwaliteitsborging Aspecten 4.1 Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbeteringen verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Voldoende
Indicatoren 4.1.1 Plannen 4.1.2 Informatie 4.1.3 Continuïteit 4.2.1 Monitoring 4.2.2 Evaluatie 4.3.1 Verbeteraanpak 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 4.3.3 Verankering 4.4.1 Intern 4.4.2 Extern
Onvoldoende
• • • • • • • • • •
De aspecten met een * zijn kernaspecten, zie bijlage 1 voor normering per gebied.
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
pagina 36 van 46
Bijlage IV Beoordeling indicatoren opleiding Applicatieontwikkelaar, 90020 Gebied 1: Onderwijsproces Aspecten Programma 1.1 Samenhang
Inhoud Programmering Differentiatie
• •
• •
1.4.1 1.4.2 1.5.1 1.5.2
Interactie Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten Benutting Werkdruk Schoolklimaat Materiële voorzieningen
1.6.1 1.6.2 1.7.1
Voorlichting Intake en plaatsing Informatievoorziening
• • •
1.7.2
Studieloopbaanbegeleiding Eerste- en tweedelijnszorg Derdelijnszorg
•
Voorbereiding studenten en bedrijven Plaatsing Begeleiding door het bedrijf Begeleiding door de opleiding
•
1.3.3
1.5
Leertijd Leeromgeving
Begeleiding 1.6 Intake & plaatsing 1.7 Studieloopbaanbegeleiding*
1.8
Zorg
1.8.1
1.8.2 Leren in de beroepspraktijk 1.9 Beroepspraktijk1.9.1 vorming* 1.9.2 1.9.3 1.9.4
Gebied 2: Examinering en diplomering Aspecten 2.1 Exameninstrumentarium*
2.2 2.3
Afname en beoordeling* Diplomering*
Onvoldoende
Indicatoren
1.1.1 1.1.2 1.2 Maatwerk 1.2.1 Leren in de onderwijsinstelling 1.3 Didactisch 1.3.1 handelen* 1.3.2
1.4
Voldoende
Indicatoren 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 2.1.3 Cesuur 2.1.4 Beoordelingswijze 2.1.5 Transparantie 2.2.1 Authentieke afname 2.2.2 Betrouwbaarheid 2.3.1 Besluitvorming diplomering 2.3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
•
•
• • • •
• •
• • •
Voldoende
Onvoldoende
•
• • • • • • • •
pagina 37 van 46
Gebied 3: Opbrengsten Aspecten 3.1 Rendement
Voldoende Indicatoren 3.1.1 Jaarresultaat en/of diplomaresultaat
Gebied 4: Kwaliteitsborging Aspecten 4.1 Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbeteringen verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Indicatoren 4.1.1 Plannen 4.1.2 Informatie 4.1.3 Continuïteit 4.2.1 Monitoring 4.2.2 Evaluatie 4.3.1 Verbeteraanpak 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 4.3.3 Verankering 4.4.1 Intern 4.4.2 Extern
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten Aspecten Indicatoren 5.1 Naleving wettelijke 5.1.1 Naleving wettelijke vereisten vereisten
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
Onvoldoende •
Voldoende
Onvoldoende
• • • • • • • • • • Voldoet
Voldoet niet
•
pagina 38 van 46
Bijlage V Beoordeling indicatoren opleiding AV-productie, 90088 Gebied 1: Onderwijsproces Aspecten Programma 1.1 Samenhang
Inhoud Programmering Differentiatie
• •
• •
1.4.1 1.4.2 1.5.1 1.5.2
Interactie Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten Benutting Werkdruk Schoolklimaat Materiële voorzieningen
1.6.1 1.6.2 1.7.1
Voorlichting Intake en plaatsing Informatievoorziening
• • •
1.7.2
Studieloopbaanbegeleiding Eerste- en tweedelijnszorg Derdelijnszorg
•
Voorbereiding studenten en bedrijven Plaatsing Begeleiding door het bedrijf Begeleiding door de opleiding
•
1.3.3
Leertijd
1.5
Leeromgeving
Begeleiding 1.6 Intake & plaatsing 1.7 Studieloopbaanbegeleiding*
1.8
Zorg
1.8.1
1.8.2 Leren in de beroepspraktijk 1.9 Beroepspraktijk1.9.1 vorming* 1.9.2 1.9.3 1.9.4
Gebied 2: Examinering en diplomering Aspecten 2.1 Exameninstrumentarium*
2.2 2.3
Afname en beoordeling* Diplomering*
Onvoldoende
Indicatoren
1.1.1 1.1.2 1.2 Maatwerk 1.2.1 Leren in de onderwijsinstelling 1.3 Didactisch 1.3.1 handelen* 1.3.2
1.4
Voldoende
Indicatoren 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 2.1.3 Cesuur 2.1.4 Beoordelingswijze 2.1.5 Transparantie 2.2.1 Authentieke afname 2.2.2 Betrouwbaarheid 2.3.1 Besluitvorming diplomering 2.3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
•
•
• • • •
• •
• • •
Voldoende
Onvoldoende •
• • • • • • • •
pagina 39 van 46
Gebied 3: Opbrengsten Aspecten 3.1 Rendement
Voldoende Indicatoren 3.1.1 Jaarresultaat en/of diplomaresultaat
Gebied 4: Kwaliteitsborging Aspecten 4.1 Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbeteringen verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Indicatoren 4.1.1 Plannen 4.1.2 Informatie 4.1.3 Continuïteit 4.2.1 Monitoring 4.2.2 Evaluatie 4.3.1 Verbeteraanpak 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 4.3.3 Verankering 4.4.1 Intern 4.4.2 Extern
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten Aspecten Indicatoren 5.1 Naleving wettelijke 5.1.1 Naleving wettelijke vereisten vereisten
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
Onvoldoende
•
Voldoende
Onvoldoende
• • • • • • • • • • Voldoet
Voldoet niet
•
pagina 40 van 46
Bijlage VI Beoordeling indicatoren opleiding Administratief medewerker, 90471 Gebied 1: Onderwijsproces Aspecten Programma 1.1 Samenhang
1.5
Leeromgeving
Begeleiding 1.6 Intake & plaatsing 1.7 Studieloopbaanbegeleiding*
1.8
Zorg
Inhoud Programmering Differentiatie
1.4.1 1.4.2 1.5.1 1.5.2
Interactie Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten Benutting Werkdruk Schoolklimaat Materiële voorzieningen
1.6.1 1.6.2 1.7.1
Voorlichting Intake en plaatsing Informatievoorziening
1.7.2
Studieloopbaanbegeleiding Eerste- en tweedelijnszorg Derdelijnszorg
1.3.3
Leertijd
1.8.1
1.8.2 Leren in de beroepspraktijk 1.9 Beroepspraktijk1.9.1 vorming* 1.9.2 1.9.3 1.9.4
Voorbereiding studenten en bedrijven Plaatsing Begeleiding door het bedrijf Begeleiding door de opleiding
Gebied 2: Examinering en diplomering Aspecten 2.1 Exameninstrumentarium*
2.2 2.3
Afname en beoordeling* Diplomering*
Onvoldoende
Indicatoren
1.1.1 1.1.2 1.2 Maatwerk 1.2.1 Leren in de onderwijsinstelling 1.3 Didactisch 1.3.1 handelen* 1.3.2
1.4
Voldoende
Indicatoren 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 2.1.3 Cesuur 2.1.4 Beoordelingswijze 2.1.5 Transparantie 2.2.1 Authentieke afname 2.2.2 Betrouwbaarheid 2.3.1 Besluitvorming diplomering 2.3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
• • • • •
•
• • • • • • • • • • • • • •
Voldoende
Onvoldoende
•
• • • • • • • •
pagina 41 van 46
Gebied 3: Opbrengsten Aspecten 3.1 Rendement
Voldoende Indicatoren 3.1.1 Jaarresultaat en/of diplomaresultaat
Gebied 4: Kwaliteitsborging Aspecten 4.1 Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbeteringen verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Indicatoren 4.1.1 Plannen 4.1.2 Informatie 4.1.3 Continuïteit 4.2.1 Monitoring 4.2.2 Evaluatie 4.3.1 Verbeteraanpak 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 4.3.3 Verankering 4.4.1 Intern 4.4.2 Extern
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten Aspecten Indicatoren 5.1 Naleving wettelijke 5.1.1 Naleving wettelijke vereisten vereisten
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
Onvoldoende •
Voldoende
Onvoldoende •
• • • • • • • • • Voldoet
Voldoet niet
•
pagina 42 van 46
Bijlage VII Beoordeling indicatoren opleiding Sport en bewegen, 91404 Gebied 1: Onderwijsproces Aspecten Programma 1.1 Samenhang
Inhoud Programmering Differentiatie
• • • • •
1.4.1 1.4.2 1.5.1 1.5.2
Interactie Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten Benutting Werkdruk Schoolklimaat Materiële voorzieningen
1.6.1 1.6.2 1.7.1
Voorlichting Intake en plaatsing Informatievoorziening
• • •
1.7.2
Studieloopbaanbegeleiding Eerste- en tweedelijnszorg Derdelijnszorg
•
Voorbereiding studenten en bedrijven Plaatsing Begeleiding door het bedrijf Begeleiding door de opleiding
•
1.3.3
Leertijd
1.5
Leeromgeving
Begeleiding 1.6 Intake & plaatsing 1.7 Studieloopbaanbegeleiding*
1.8
Zorg
1.8.1
1.8.2 Leren in de beroepspraktijk 1.9 Beroepspraktijk1.9.1 vorming* 1.9.2 1.9.3 1.9.4
Gebied 2: Examinering en diplomering Aspecten 2.1 Exameninstrumentarium*
2.2 2.3
Afname en beoordeling* Diplomering*
Onvoldoende
Indicatoren
1.1.1 1.1.2 1.2 Maatwerk 1.2.1 Leren in de onderwijsinstelling 1.3 Didactisch 1.3.1 handelen* 1.3.2
1.4
Voldoende
Indicatoren 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 2.1.3 Cesuur 2.1.4 Beoordelingswijze 2.1.5 Transparantie 2.2.1 Authentieke afname 2.2.2 Betrouwbaarheid 2.3.1 Besluitvorming diplomering 2.3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
•
• • • •
• •
• • •
Voldoende
Onvoldoende
•
• • • • • • • •
pagina 43 van 46
Gebied 3: Opbrengsten Aspecten 3.1 Rendement
Voldoende Indicatoren 3.1.1 Jaarresultaat en/of diplomaresultaat
Gebied 4: Kwaliteitsborging Aspecten 4.1 Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbeteringen verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Indicatoren 4.1.1 Plannen 4.1.2 Informatie 4.1.3 Continuïteit 4.2.1 Monitoring 4.2.2 Evaluatie 4.3.1 Verbeteraanpak 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 4.3.3 Verankering 4.4.1 Intern 4.4.2 Extern
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten Aspecten Indicatoren 5.1 Naleving wettelijke 5.1.1 Naleving wettelijke vereisten vereisten
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
Onvoldoende
•
Voldoende
Onvoldoende •
• • • • • • • • • Voldoet
Voldoet niet •
pagina 44 van 46
Bijlage VIII Beoordeling indicatoren opleiding Pedagogisch Werk, 92631 Gebied 1: Onderwijsproces Aspecten Programma 1.1 Samenhang
Inhoud Programmering Differentiatie
• •
• •
1.4.1 1.4.2 1.5.1 1.5.2
Interactie Ondersteuning en begeleiding van de leeractiviteiten Feedback op de leeractiviteiten en de leerresultaten Benutting Werkdruk Schoolklimaat Materiële voorzieningen
1.6.1 1.6.2 1.7.1
Voorlichting Intake en plaatsing Informatievoorziening
• • •
1.7.2
Studieloopbaanbegeleiding Eerste- en tweedelijnszorg Derdelijnszorg
•
Voorbereiding studenten en bedrijven Plaatsing Begeleiding door het bedrijf Begeleiding door de opleiding
•
1.3.3
Leertijd
1.5
Leeromgeving
Begeleiding 1.6 Intake & plaatsing 1.7 Studieloopbaanbegeleiding*
1.8
Zorg
1.8.1
1.8.2 Leren in de beroepspraktijk 1.9 Beroepspraktijk1.9.1 vorming* 1.9.2 1.9.3 1.9.4
Gebied 2: Examinering en diplomering Aspecten 2.1 Exameninstrumentarium*
2.2 2.3
Afname en beoordeling* Diplomering*
Onvoldoende
Indicatoren
1.1.1 1.1.2 1.2 Maatwerk 1.2.1 Leren in de onderwijsinstelling 1.3 Didactisch 1.3.1 handelen* 1.3.2
1.4
Voldoende
Indicatoren 2.1.1 Onderscheid tussen ontwikkelgerichte toetsen en examinering 2.1.2 Dekking van het kwalificatiedossier 2.1.3 Cesuur 2.1.4 Beoordelingswijze 2.1.5 Transparantie 2.2.1 Authentieke afname 2.2.2 Betrouwbaarheid 2.3.1 Besluitvorming diplomering 2.3.2 Verantwoordelijkheid examencommissie
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
•
•
• • • •
• •
• • •
Voldoende
Onvoldoende
•
• • • • • • • •
pagina 45 van 46
Gebied 3: Opbrengsten Aspecten 3.1 Rendement
Voldoende Indicatoren 3.1.1 Jaarresultaat en/of diplomaresultaat
Gebied 4: Kwaliteitsborging Aspecten 4.1 Sturing *
4.2
Beoordeling *
4.3
Verbeteringen verankering *
4.4
Dialoog en verantwoording
Indicatoren 4.1.1 Plannen 4.1.2 Informatie 4.1.3 Continuïteit 4.2.1 Monitoring 4.2.2 Evaluatie 4.3.1 Verbeteraanpak 4.3.2 Deskundigheidsbevordering 4.3.3 Verankering 4.4.1 Intern 4.4.2 Extern
Gebied 5: Naleving wettelijke vereisten Aspecten Indicatoren 5.1 Naleving wettelijke 5.1.1 Naleving wettelijke vereisten vereisten
Rapport Staat van de instelling mbo – Rijn IJssel
Onvoldoende
•
Voldoende
Onvoldoende
• • • • • • • • • • Voldoet
Voldoet niet
•
pagina 46 van 46