Sectorconvenant 2013-2014 tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners van de textielsector (PC 120 en 214)
Tussen de Vlaamse Regering, hierbij vertegenwoordigd door:
De heer Philippe Muyters, Vlaams minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport; De heer Pascal Smet, Vlaams minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke kansen en Brussel
en de sociale partners van de textielsector: met als vertegenwoordigers voor de werkgevers:
De heer Jean-François Quix, Directeur-generaal Fedustria
en als vertegenwoordigers voor de werknemers:
De heer Jan Callaert, Algemeen secretaris ACV-CSC METEA; De heer Gino Dupont, Vakbondsverantwoordelijke LBC-NVK; De heer John Colpaert, Algemeen secretaris ABVV Textiel, Kleding, Diamant; Mevrouw Anita Van Hoof, Vakbondssecretaris BBTK; De heer Bart De Crock, Nationaal sectorverantwoordelijke ACLVB
1
[Wordt overeengekomen wat volgt] Verbintenissen van de Vlaamse Regering Artikel 1. De Vlaamse Regering verbindt er zich toe in het kader van voorliggende overeenkomst tijdens de periode van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2014 een maximale toelage van 408.000,00 EUR uit te betalen aan Cobot vzw (Poortakkerstraat 92 9051 Sint-Denijs-Westrem; bankrekeningnummer: BE84 4487 6552 0159; ondernemingsnummer: 0418.257.862) ter financiering van 4 VTE sectorconsulenten. Artikel 2. De Vlaamse Regering stimuleert en ondersteunt de uitvoering van voorliggende overeenkomst, door: 1. het organiseren van ad hoc- overleg met de sociale partners, op vraag van de sectoren; 2. het organiseren van klankbordvergadering waarbij knelpunten worden besproken en desgevallend beleidsaanbevelingen kunnen worden geformuleerd, op vraag van de sectoren; 3. het organiseren van netwerkbijeenkomsten met de sectorconsulenten, via de SERV, die fungeren als doorgeefluik van informatie en die in het teken staan van ondermeer ervaringsuitwisseling, opbouw van expertise, en sectoroverschrijdende samenwerking.
Verbintenissen van de sector Artikel 3. De textielsector verbindt zich ertoe om, op basis van het door de VESOC-partners goedgekeurde, inhoudelijk kader voor de sectorconvenants, een sectorale visie te ontwikkelen en vanuit deze visie prioriteiten te bepalen en er doelgerichte acties aan te koppelen. De sectorspecifieke maatregelen geformuleerd in dit convenant zijn inspanningsverbintenissen en hebben betrekking op het ondersteunen en uitvoeren van: -
de afstemming tussen onderwijs en de arbeidsmarkt;
-
een competentiebeleid, waaronder leven lang leren;
-
het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, vermeld in het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt.
Artikel 4. De sector verbindt er zich toe de werkingssubsidie uitsluitend aan te wenden ter uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen. Hiertoe worden effectief 4 VTEsectorconsulenten ingezet. Zij werken in de sector onder paritair toezicht en zijn er belast met het geheel van coördinerende, rapporterende en ondersteunende taken ter uitvoering van het sectorconvenant. De loon- en werkingskosten van deze sectorconsulenten komen in aanmerking als subsidiabele kosten voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen en voor zover ze uitgevoerd worden binnen de looptijd van het sectorconvenant. Periodes van tijdskrediet of loopbaanonderbreking komen niet in aanmerking voor financiering tenzij wordt aangetoond dat de functie van de sectorconsulent(e) tijdelijk tijdens zijn of haar afwezigheid door een vervang(st)er wordt uitgeoefend. De sector zal de naam van de sectorconsulenten aan het departement Werk en Sociale Economie bezorgen, wijzigingen melden en een sectorconsulent(e) (per netwerk) aanduiden voor de SERV netwerkbijeenkomsten.
2
Artikel 5. Ter verantwoording en ter evaluatie van deze overeenkomst bezorgt de sector ten laatste op 31 januari 2014 een voortgangsrapport en ten laatste op 31 januari 2015 een eindrapport aan het departement Werk en Sociale Economie. Het voortgangs- en het eindrapport omvatten: - de rapportering over de verschillende initiatieven ter realisering van het actieplan; - de toetsing van de realisaties aan de voortgangsindicatoren en de doelstellingen vermeld in het sectorconvenant en het actieplan; - de verantwoording van de aanwending van de ontvangen subsidiebedragen (enkel voor het eindrapport). Het departement Werk en Sociale Economie bezorgt tijdig aan de sector het modelformulier inzake de rapportering. De textielsector werkt vanuit volgende sectorale visie aan de uitvoering van de prioriteiten en acties van dit sectorconvenant:
3
De textielsector bestaat uit de paritaire comités 120 (arbeiders) en 214 (bedienden). Het is een vrij heterogene sector, die een brede waaier aan productieprocessen omvat. De sector heeft de volgende kenmerken: -
het aantal loontrekkenden van de textielsector neemt al jaren af. Tegenover 2005 heeft de sector maar liefst een derde van zijn werknemers zien vertrekken. Daarmee is de textielsector één van de snelst krimpende sectoren van Vlaanderen.
-
de sector is een vrij mannelijke sector: 62.2% van de werknemers zijn van het mannelijk geslacht. Het Vlaams gemiddelde ligt op 53%.
-
27% van de werknemers zijn ouder dan 50 jaar. Dit maakt de sector één van de oudste van het land. Het Vlaams gemiddelde ligt op 23%.
-
10% van de werknemers is jonger dan 30 jaar, tegenover 21% gemiddeld in Vlaanderen.
-
54% van de werknemers werkt in een KMO, tegenover 71 % in Vlaanderen.
-
De geografische spreiding van de sector is haast exclusief beperkt tot Oost- en West-Vlaanderen.
-
13% van de sector is uitgestroomd en 9% ingestroomd (tegenover 16% en 18% respectievelijk gemiddeld in Vlaanderen).
-
In 2010 zijn 26 personen gestart met een IBO.
Uit de cijfers blijkt dat de sector op veel vlakken een atypische sector is. Ze ondergaat nog steeds grote veranderingen en is, zoals reeds aangegeven in de vorige sectorconvenant, een sector in transitie. Deze transitie voltrekt zich niet op twee jaar en is dus nog volop bezig. De belangrijkste verandering voltrekt zich op het gebied van de productie. De sector was vroeger een industrie die zich vooral richtte op massaproductie van standaardartikelen met een lagere toegevoegde waarde. Net zoals in andere sectoren met veel massaproductie, heeft de liberalisering van de mondiale markten ervoor gezorgd dat de textielsector veel productie naar het buitenland zag vertrekken. Daardoor ziet de industrie zich voor een grote uitdaging geplaatst: de omslag maken van een massaproducent naar een nicheproducent van innovatieve producten met een hogere toegevoegde waarde. Dit vraagt heel wat aanpassingsvermogen van de bedrijven en niet in het minst van hun werknemers. In 2010 heeft de textielsector daarom actief geparticipeerd aan de Staten-Generaal voor de Industrie (SGI). In het kader van de SGI werd een sectoraal actieplan opgesteld en ingediend bij de Vlaamse Regering. Dit sectoraal actieplan RITHM (Relance Initiatief voor de Textiel-, Hout- en Meubelindustrie) omvat in totaal 5 grote transformatietrajecten: marktgedreven innovatie (economische pijler), professionele producttoepassingen (maatschappelijke pijler), duurzaam ondernemen (ecologische pijler), open innovatie en opleiding en vorming. De Vlaamse overheid heeft op in december 2011 de eerste editie van de projectoproep “Nieuwe Fabriek voor de Toekomst” gelanceerd, die kaderde binnen het Nieuw Industrieel beleid (NIB) van de Vlaamse regering. In het kader van deze oproep werden 4 projecten ingediend.
4
De textielsector zag zijn werknemersbestand de afgelopen jaren met maar liefst een derde verminderen. Toch kampt de sector paradoxaal genoeg ook met een hoog aantal oningevulde vacatures. De sector kent heel wat knelpuntberoepen, waaronder vooral technische profielen, die zeer moeizaam of zelfs niet ingevuld geraken. Dit komt voor een deel omdat de instroom in het textielonderwijs jaar na jaar afneemt. Kort samengevat kent de sector volgende knelpunten en uitdagingen: -
Het werknemerspubliek vergrijst. Meer dan een kwart van de werknemers is ouder dan 50 en zal dus binnen afzienbare tijd de arbeidsmarkt verlaten.
-
De instroom van (potentiële) werknemers is te laag om deze uitstroom van oudere werknemers op te vangen.
-
Het aantal scholieren en studenten dat voor een opleiding binnen de textiel kiest neemt af met de jaren. Ook de faciliteiten voor textielonderwijs worden gradueel afgekalfd.
-
De sector heeft veel vacatures voor technische profielen die niet of moeilijk ingevuld raken.
De sector zal over de verschillende domeinen de focus leggen op de volgende zaken: AANSLUITING ONDERWIJS-ARBEIDSMARKT De textielsector kampt al jaren met een afnemend aantal leerlingen en studenten in het textielonderwijs. In het technisch onderwijs zitten nog slechts 39 leerlingen (in 2000 waren dit er nog 161), in het beroeps secundair nog 20 (in 2000 waren dit er nog 79) en in de Bachelor in de Textieltechnologie zitten nog slechts 20 studenten (tegenover 31 in 2000). De Master Textieltechnologie is zelfs volledig stopgezet. Minder en minder jongeren kiezen dus voor een toekomst in de textiel. De sector wil het tij dan ook proberen te keren. Ook het VDAB Competentiecentrum Wevelgem, waar nog textielopleidingen wordt gegeven, krijgt steeds minder cursisten over de vloer. Ook de continuïteit is momenteel niet gegarandeerd. De afbouw van de reguliere opleidingscapaciteiten dwingt de sector om meer zelfredzaam te zijn. Bedrijven zullen meer en meer instaan voor de opleidingen van hun werknemers. Daarom wil de sector inzetten op een grotere instroom, zowel in het onderwijs als in de sector. Er zal actief promotie gevoerd worden voor het onderwijs en de job- en loopbaanmogelijkheden in de sector. De sector zal jongeren ook ondersteunen om een geïnformeerde studiekeuze te maken. Verder zal ingezet worden op de kwaliteit van het onderwijs door kwaliteitsvol werkplekleren en stages. Verder wil de sector verder anticiperen op de noden van de arbeidsmarkt. Het onderzoek naar de ‘Toekomstige competentievereisten in de Vlaamse textielindustrie’ (2010) heeft een scherp beeld geschetst van de vereiste competenties voor de beroepen met toekomst. De sector zal deze bevindingen nu omzetten in praktische toepassingen, door scholieren en studenten passende competenties aan te leren ( door bv. een se-n-se PPT op te richten). De sector zet hiervoor haar jarenlange samenwerking en partnerschappen met scholen, andere sectoren, VDAB en andere actoren verder.
5
LEVEN LANG LEREN De textielsector – en in het bijzonder Cobot/Cobot-Bedienden vzw – ziet het als zijn taak om bedrijven te begeleiden en te ondersteunen bij de competentieontwikkeling en – management van zijn medewerkers om zo geschikte werknemers aan te trekken, op te leiden en te ontwikkelen. Voor operatoren zal de focus in de eerste plaats liggen op opleiding op de werkvloer. Ongeschoolde of anders gekwalificeerde kandidaten worden intern, onder begeleiding van een eigen instructeur (peter/meter), alle nodige competenties aangeleerd. De sector werkt verder aan de professionalisering van deze opleidingen. Hierdoor worden bv. ook laaggeletterden en allochtonen beter opgevangen en hebben zij een beter perspectief op langdurige tewerkstelling. Een ander aandachtspunt zijn technische trainingen. De sector bewandelt hierbij verschillende pistes, waarbij de focus zowel op werknemers als op werkzoekenden ligt. De sector ziet erop toe dat dit haalbaar is voor KMO’s. De adviseurs van Cobot/CobotBedienden vzw zijn ervaren in het bedenken van oplossingen op maat. Bovendien worden opleidingen laagdrempelig en toegankelijk gehouden, aanpasbaar naar plaats en tijd. De sector blijft ook actief samenwerken samen met verschillende opleidingsactoren, sectoren en de VDAB. DIVERSITEIT De textielsector kan er niet om heen. 27% van onze werknemers zijn ouder dan 50 jaar. De arbeidsmarkt en de verlenging van de loopbanen laten ons geen andere keuze dan in te zetten op de oudere werknemers. De sector wil oudere werknemers aanmoedigen om langer te blijven werken in een job die past bij hun capaciteiten en mogelijkheden. We blijven hen actief opleiden (bv. tot peter/meter) en moedigen hen en hun bedrijven aan om eens na te denken over hoe ze de resterende tijd van hun loopbaan gemotiveerd aan de slag willen blijven. Oudere werknemers die op (brug)pensioen gaan, hebben vaak heel wat kennis en ervaring. Door actief in te zetten op kennisretentiebeleid, zorgen we ervoor dat deze kennis niet verloren gaat, maar wordt overgedragen op de volgende generaties werknemers. Ook werkbaar werk wordt een belangrijk item in onze acties. Volgens de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor ervaart meer dan de helft van de Vlaamse textiliens één of meerdere knelpunten die de ‘werkbaarheid’ van zijn job in gevaar brengen. Vooral het gebrek aan leermogelijkheden en motivatieproblemen vormen belangrijke struikelblokken. Er worden al veel acties ondernomen rond dit thema, maar de sector wil nog grotere inspanningen leveren om deze knelpunten te verlichten. Kortom, de sector wil meer werknemers langer aan de slag houden door werkbaar(der) werk. Deze acties worden apart gebundeld in een addendum ‘werkbaar werk’. De sector wil ook meer focussen op de instroom van allochtonen. Momenteel vormen de leerlingen van het textielonderwijs een erg heterogene massa. In het middelbaar onderwijs loopt momenteel geen enkele allochtone leerling school. De sector wil hier meer specifieke aandacht voor hebben (cf. bijvoorbeeld het ESF-project ‘De textilien van morgen) om de instroom van allochtone leerlingen te verhogen. De sector merkt wel op dat de geografische spreiding van de textielsector (Oost- en West-Vlaanderen, langs de E17-as) maakt dat er sowieso minder allochtonen in de omgeving wonen. De sector is niet langer aanwezig in de grotere centrumsteden, waar grotere populaties allochtonen wonen. Ook wil de sector in zijn opleidingen meer aandacht hebben voor laaggeschoolde en allochtone cursisten. Door de opleidingen af te stemmen op deze doelgroepen, willen we
6
hen betere perspectieven bieden op duurzame tewerkstelling. De sector wil ook personen met een arbeidshandicap niet uit het oog verliezen. We beseffen dat deze groep niet altijd gemakkelijk bereikbaar is en dat de afstand tot de arbeidsmarkt soms moeilijk overbrugbaar lijkt. We zullen dan ook contact opnemen met organisaties die zich in deze problematiek specialiseren. De precaire situatie op de arbeidsmarkt zorgt ervoor dat er meer werknemers gerekruteerd zullen worden uit kansengroepen. De sector wil hier meer oog voor hebben en begeleiding voorzien om een maximaal (en duurzaam) tewerkstellingsresultaat te behalen. KMO’s Meer dan de helft van de Vlaamse textielwerknemers (54%) werkt in een KMO. In de acties besteden wij dan ook extra aandacht aan de rol en specifieke werking van KMO’s. KMO’s verwachten van de textielsector een pragmatische aanpak. De opleidingen zijn daar ook op afgestemd: ze zijn praktisch en to the point, en zeker niet academisch. Hierbij zijn de technische opleidingen vaak een opstap naar andere, meer algemene opleidingen. De sector werkt ook met goede praktijken uit andere bedrijven. KMO’s waarderen dit meer dan een theoretische benadering. De sector investeert ook in bezoeken ter plaatse: door persoonlijke contacten wordt een vertrouwensrelatie opgebouwd en kan er op maat van het bedrijf gewerkt worden. INTERSECTORALE SAMENWERKING EN PARTNERSCHAPPEN De textielsector kent reeds een lange traditie van brede partnerschappen en intersectorale samenwerking. De voordelen vallen dan ook niet te ontkennen: opgezette acties hebben een hogere slaagkans, opleidingen hebben een betere output en zijn kostefficiënter, er wordt ervaring en kennis uitgewisseld. De sector zet deze traditie dan ook vol overtuiging verder in dit convenant.
Vanuit de geschetste sectorale visie en vanuit de sectorspecifieke uitdagingen waar de sector op korte en langere termijn voor staat, maakt de textielsector werk van het aanpakken van de volgende prioriteiten(zie prioriteitenfiches): o
Prioriteit 1: Instroom in het textielonderwijs en de textielsector aanmoedigen
o
Prioriteit 2: Anticiperen op de (opleidings)noden van de sector en opleidingen daaraan aanpassen
o
Prioriteit 3: Samenwerking met andere opleidingsactoren
o
Prioriteit 4: Competentiemanagement en opleiding op de werkvloer introduceren en ondersteunen in textielbedrijven
o
Prioriteit 5: Competenties van werknemers en werkzoekenden binnen de textielsector verder ontwikkelen
o
Prioriteit 6: Ondersteuning bieden aan textielbedrijven bij het ontwikkelen van een loopbaanbeleid
o
Prioriteit 7: Oudere werknemers langer aan het werk houden
o
Prioriteit 8: Bedrijven stimuleren om meer aandacht te hebben en open te staan voor kansengroepen
o
Prioriteit 9: Meer aandacht voor de competentie-ontwikkeling en tewerkstelling kansengroepen binnen de textielsector
De opgenomen acties, streefwaarden en –indicatoren gelden voor de looptijd van de convenantperiode (2013-2014).
7
PRIORITEIT 1 Instroom in het textielonderwijs en de textielsector aanmoedigen Motivatie Het textielonderwijs heeft al jaren te kampen met een gestage afkalving van het aantal leerlingen en studiemogelijkheden. De stopzetting van de Master Textieltechnologie heeft hierbij zeker niet geholpen. Toch wil de sector onverminderd inzetten op het aanbieden van degelijk onderwijs binnen de sector. Door het textielonderwijs en de tewerkstelling binnen de sector positief in beeld te brengen, wil de sector meer leerlingen, studenten en (potentiële) werknemers aantrekken. Texstream – het samenwerkingsplatform van de textielsector en het textielonderwijs - en het project ‘De textilien van morgen’ zullen beiden inzetten op een hogere instroom in de sector door de campagne ‘Wild van textiel’ en gerichte acties. Door de kwaliteit van het onderwijs verder te bewaken en op peil te houden, wil de sector het aantal scholieren en studenten op zijn minst handhaven en liever nog zien stijgen.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Aanmoedigen van instroom in het textielonderwijs en de sector door de campagne ‘Wild van textiel’ en andere gerichte acties Omschrijving De sector zal tijdens de convenantperiode: o Jaarlijks de week van de textiel mee organiseren. o De website www.wildvantextiel.be regelmatig actualiseren met initiatieven en vacatures uit de sector, met ook speciale aandacht voor jongeren. o Voortdurend acties uitwerken en uitvoeren. Opvoeren van de wetenschapsshow ‘Textiel ontrafeld’ Organiseren van workshops o De campagne ‘Wild van textiel’ bekend maken en onder de aandacht brengen. Deze campagne richt zich naar een breed publiek van werkzoekenden en werknemers. o Het edugame ‘Wie wordt textielexpert?’ verspreiden en bekend maken.
8
Cobot/Cobot-Bedienden vzw neemt deel aan de SID-In’s, voor zover deze een meerwaarde blijven bieden. Indien uit het Actieplan voor het stimuleren van loopbanen in wiskunde, exacte wetenschappen en techniek (STEM) welbepaalde initiatieven voortvloeien, zal de sector aan relevante acties deelnemen. Betrokken partners: Deze actie verenigt een zeer ruim aantal partners: o De sociale partners van de textiel o De opleidingsactoren van de textielsector o De bedrijven Actie 2: Aandacht voor de studie- en beroepskeuze door het innovatief ESF-project ‘De textilien van morgen’ Cobot-Bedienden vzw en zijn partners (Texstream, bedrijven, secundaire textielscholen, Hogeschool Gent, de provincies Oost- en West-Vlaanderen) willen scholieren en studenten van alle sectoren met ‘De textilien van morgen’ aanmoedigen om te kiezen voor een studie en/of beroep binnen de textielsector. ‘De textilien van morgen’ focust op een innovatieve manier op de groep van 11- tot 18jarigen -en hun ouders - en kan opgesplitst worden in twee grote deelcomponenten: o Een competentiespel waarin onderzocht wordt of een jongere ‘textielcompatibel’ is. o Een communicatiestrategie om jongeren onder te dompelen in de wereld van de textiel (met onder andere een bezoek aan het MIAT, aan het textielbedrijf SIOEN, een voetbalwedstrijd op kunstgras, kennismaking met ambassadeurs uit de sector). Bij de ontwikkeling van de strategie en het spel wordt er nauw op toegezien dat eventuele personages of rolmodellen bestaan uit een diverse doelgroep (naar geslacht, afkomst, cultuur,…) Betrokken partners Deze actie verenigt een zeer ruim aantal partners: o De sociale partners van de textiel o De opleidingsactoren van de textielsector o De bedrijven o De provincies Oost- en West-Vlaanderen Kwantitatieve streefcijfers o Bij het competentiespel worden 60 leerlingen uit zeven verschillende scholen bereikt. o Bij de communicatiestrategie worden 150 leerlingen uit 8 scholen bereikt. Actie 3: Werkplekleren en stages aanmoedigen Jongeren kunnen de sector leren kennen op de meest praktische wijze mogelijk: werkplekleren. Niet alleen is het een goede manier om aangeleerde competenties te toetsen in de praktijk, het bereidt jongeren ook voor op de vereisten van de arbeidsmarkt. Op school komen jongeren immers vaak maar met één facet van de textielsector in contact (bv. weven).
9
Werkplekleren geeft hen de kans om ook andere bewerkingen te leren kennen (zoals bv. de extrusie, ververij, …) Voor werkzoekenden kan het een laagdrempelige en goed omkaderde methode zijn om (opnieuw) aansluiting te vinden op de arbeidsmarkt. Cobot/Cobot-Bedienden vzw werkt hiervoor samen met VDAB. Cobot/Cobot-Bedienden vzw zal overleggen met de textielscholen en VDAB hoe de kwaliteit van het werkplekleren kan gehandhaafd en verbeterd worden. Elke laatstejaars leerling textiel wordt een kwaliteitsvolle stageplaats aangeboden. Ook werkzoekenden zullen door Cobot/Cobot-Bedienden vzw - in het kader van een opleiding – begeleid worden in het vinden van een stageplaats. De kwaliteit wordt gewaarborgd door: o Tijd en ruimte te voorzien voor de cursist. o Inspraak te voorzien voor alle betrokken partijen. o Duidelijke leerplannen te voorzien. o Competente stagebegeleiders. Cobot/Cobot-Bedienden vzw zal erover waken dat er ook stageplaatsen in KMO’s worden aangeboden. Ten laatste moeten ook leerkrachten de kans krijgen om hun competenties op peil te houden en de voeling met de arbeidsmarkt te behouden. Dit kan door gratis deel te nemen aan de opleidingen van Cobot/Cobot-Bedienden vzw. Ook worden lesgevers uit de sector aangemoedigd om een bedrijfsstage te volgen. Door de aard van het beroep, blijkt dit in de praktijk echter vaak moeilijk te organiseren. Cobot/Cobot-Bedienden vzw werkt samen met verschillende partners: VTI Waregem, PTI Kortrijk, de Hogeschool Gent (afdeling Textiel), VDAB, Syntra en eventueel ook outplacementkantoren. Kwantitatieve streefcijfers De sector voorziet: o Een stageplaats voor 20 leerlingen uit het textielonderwijs. o Een stageplaats voor 5 werkzoekenden, in het kader van een opleiding. o 1 lesgever volgt een bedrijfsstage. o 3 leerkrachten volgen een opleiding bij Cobot/Cobot-Bedienden vzw. o Een stageplaats voor elke jongere die de se-n-se-opleiding PPT (cf. prioriteit 2, actie 1) volgt. Diversiteitscheck Het onderwijs in de textielsector wil zich richten naar een breed, gediversifieerd publiek. Bij de communicatiecampagnes naar leerlingen en werkzoekenden, en bij het ESF-project ‘De textilien van morgen’ wordt er expliciet over gewaakt dat iedereen – dus ook het allochtone publiek – zich aangesproken voelt. Dit gebeurt door rolmodellen van verschillend geslacht, achtergrond en cultuur te kiezen en naar voor te schuiven.
10
PRIORITEIT 2 Anticiperen op de (opleidings)noden van de sector en opleidingen daaraan aanpassen Motivatie De Vlaamse textielsector heeft de afgelopen jaren grote veranderingen gekend. Vooral de accentverschuiving van massaproductie naar nicheproducten heeft gezorgd voor grote veranderingen in de benodigde competenties binnen de sector. In het vorige convenant is al deels beantwoord aan deze vraag door het onderzoek ‘Toekomstige competenties in de textielsector’. Hierop wordt nu voortgebouwd. De sector blijft samen met de sociale partners de vinger aan de pols houden over de noden van de sector. Door partnerschappen op te bouwen met andere industriële sectoren, kan de textielsector expertise en ideeën uitwisselen. Door samen te werken met andere sectoren, verhoogt de textielsector ook de slaagkansen van de ondernomen acties.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Starten met en promoten van de se-n-se opleiding ‘Productie- en procestechnologie’
Omschrijving Intersectorale samenwerking (met IPV en OCH en de chemiesector) heeft er toe geleid dat de se-n-se opleiding ‘productie- en procestechnologie’ in het onderwijs wordt ingericht. De vier sectoren uit de task force ‘PPT’ waren de drijvende kracht achter de programmering van deze studierichting. Als arbeidsmarktactor zagen we de noodzaak in van een brede operatoropleiding. Tal van bedrijven werden hiervoor vooraf geconsulteerd, bezocht en bevraagd naar evoluerende functie-inhouden en toekomstperspectieven. De meewerkende sectoren ondersteunen de verdere uitbouw en implementatie van deze studierichting in Vlaanderen. Industriële sectoren hebben alle belang bij het slagen van deze opleiding. Via de task force ‘PPT’ zullen inspanningen geleverd worden om de opleiding bij de opstart te promoten en kwaliteitsvol werkplekleren te stimuleren. De sectoren zijn bereid te participeren in begeleidende stuurgroepen die in de school/scholengroep/scholengemeenschap de implementatie begeleiden. Tevens zullen, indien nodig beroepsgerichte
11
opleidingen/bedrijfsstages worden georganiseerd voor de leerkrachten die binnen deze studierichting actief zijn. Timing: 2013-2014 Betrokken partners: ‘Task force PPT’ en onderwijsinstellingen. Kwantitatieve streefcijfers o Een jaarlijkse stijging van 10% van het leerlingenaantal. Actie 2: Intersectoraal promotie voeren voor operatorberoepen
Omschrijving Het beroep operator heeft niet meteen een ‘cool’ imago. Terwijl het meestal om een hoogtechnologisch proces gaat in een moderne omgeving. Vanuit de task force ‘PPT’ willen we intersectoraal werken aan het verbeteren van het imago. In een eerste fase zullen de scholen die starten met de se-n-se opleiding ‘Productie- en procestechnologie’ ondersteund worden in hun communicatie naar leerlingen en ouders. Timing: werkjaar 2013 – 2014 Betrokken partners: Task force ‘PPT’ (IPV, OCH, COBOT en chemiesector), onderwijsinstellingen Beoogde sectorale doelstelling en rol/inbreng Vanuit de task force ‘PPT’ zal promotiemateriaal en een webpagina worden ontwikkeld om de opleiding en de bijhorende operator beroepen beter kenbaar te maken. Actie 3: De resultaten van het onderzoek ‘Toekomstige competenties in de textielsector’ verder vertalen in de praktijk Zoals reeds vermeld, heeft de textielsector een wetenschappelijk onderzoek gevoerd naar de textielcompetenties van de toekomst. Wij kijken dan ook met veel interesse uit naar de resultaten van het Vlaamse arbeidsmarktonderzoek van de Toekomst (VLAMT). De resultaten van dit onderzoek zullen grondig bestudeerd en afgetoetst worden aan de resultaten van ons eigen onderzoek. Indien er acties voortvloeien uit VLAMT, zal de sector bekijken of en hoe we een bijdrage kunnen leveren. Wanneer gesproken wordt over competenties, komt COMPETENT meteen in beeld. Cobot/Cobot-Bedienden vzw en de sociale partners blijven als valideerde en expert meewerken aan de uitbouw van deze elektronische database. Wanneer COMPETENT wordt uitgerold, zullen wij deze tool mee naar buiten brengen naar bedrijven en andere partners. De sector zal bedrijven actief laten kennismaken met COMPETENT en hen op de hoogte brengen van de mogelijkheden ervan. Ook zullen Cobot/Cobot-Bedienden vzw en de sociale partners na de lancering verder meewerken aan de aanpassing van de competentfiches.
12
Verder zal Cobot/Cobot-Bedienden vzw meewerken aan het opstellen van competentiedossiers ter voorbereiding van de inschaling in de Vlaamse Kwalificatiestructuur. Timing: werkjaar 2013 – 2014 Betrokken partners: Cobot/Cobot-Bedienden vzw, de sociale partners, VDAB, Syntra, WSE. Kwantitatieve streefcijfers o Cobot-Bedienden vzw werkt mee aan de aanpassing van minstens twee competentfiches. o Cobot/Cobot-Bedienden vzw werkt mee aan de opstelling van 2 competentiedossiers ter voorbereiding van de inschaling in de Vlaamse Kwalificatiedossiers. Diversiteitscheck Bij de invoering van de se-n-se Product- en procestechnologie wil de sector een zo breed mogelijk publiek bereiken. De instroom van leerlingen in deze richtingen moet een weergave zijn van de maatschappij. Bovendien wordt het aantrekken van leerlingen voor deze studierichting sowieso niet vanzelfsprekend, dus het aantrekken van jongeren van diverse achtergronden is niet alleen een evidentie, maar ook een noodzaak. Voor de instroom van nieuwe werknemers geldt in principe hetzelfde: de sector vindt niet altijd gemakkelijk geschikte operatoren. Het spreekt vanzelf dat de sector er in zijn promotiecampagnes dan ook voor zorgt dat een zo breed mogelijk publiek zich aangesproken voelt.
13
PRIORITEIT 3 Samenwerking met andere opleidingsactoren Motivatie De textielsector kent al een jarenlange traditie van nauwe samenwerking met en tussen alle opleidingsactoren via het platform ‘Consortex’. Deels is dit uit noodzaak: door het beperkt aantal scholieren, studenten en cursisten is het praktisch simpelweg niet mogelijk om in een te klein versnipperd onderwijslandschap te werken. Maar dit is vooral ook een bewuste en overtuigde keuze: de textielsector ervaart de samenwerking en uitwisseling van ideeën, expertise en faciliteiten als een verrijking voor alle actoren.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Verder inzetten op bestaande samenwerkingsverbanden Omschrijving Het netoverschrijdend samenwerkingsverband Consortex wil de infrastructuur voor opleiding in de textielscholen en de VDAB up-to-date houden via: o een aankoop- en investeringsbeleid dat op elkaar is afgestemd (niet dezelfde machine plaatsen in twee verschillende opleidingsateliers), waardoor versnippering van financiële middelen wordt vermeden. o het verplaatsen/’ontlenen’ van machines van de VDAB aan textielscholen. o het creëren van een afsprakenkader tussen alle opleidingsverstrekkers waarbij alle infrastructuur en knowhow vlot gedeeld en uitgewisseld wordt en dit over alle onderwijsnetten heen. o Voor de organisatie van opleidingen voor leerlingen, leerkrachten, werknemers en werkzoekenden. Verder wordt ook de opleiding i-Design (studenten ‘textielontwerpen’ extra bagage meegeven om vlotter de stap te zetten naar een topdesign functie in een textielbedrijf) hernomen op basis van de potentiële interesse bij het doelpubliek en in samenwerking met School of Arts van de Hogeschool Gent en de Hogeschool voor Wetenschap en Kunst SintLucas. Cobot/Cobot-Bedienden vzw stimuleert de textielscholen ook om gebruik te maken van de VDAB-regeling die laatstejaarsleerlingen uit het secundair onderwijs de kans biedt om max. 72 u gratis opleiding te volgen in een VDAB-competentiecentrum.
14
Betrokken partners Alle actoren met een textieluitrusting worden hierbij betrokken: o de scholen die secundair en hoger textielonderwijs inrichten o de VDAB o de sociale partners van de textielindustrie o Cobot/Cobot-Bedienden vzw Cobot/Cobot-Bedienden vzw wil ook verder werk maken van de uitbouw van een excellent centrum. Het is de bedoeling om het huidige samenwerkingsverband Consortex op termijn te laten opgaan in dit excellent centrum, zodat de knowhow en samenwerking die nu al bestaan mee kunnen overgeheveld worden. Timing, voortgangsindicatoren, streefcijfers o Realiseren van 3 textielopleidingen binnen Consortex met een bereik van 15 cursisten (mix van leerlingen, leerkrachten, werknemers en werkzoekenden). o Gratis deelnemen van 3 textielleerkrachten aan opleidingen van Cobot vzw/Cobot-Bedienden vzw. o Organisatie van minstens één cyclus i-Design. o Een maximum aan leerlingen uit het secundair textielonderwijs 72 u opleiding laten volgen bij de VDAB. Actie 2: Intersectoraal partnerschap ‘Task Force PPT’ Omschrijving Vier sectoren hebben in het verleden al het initiatief genomen om voor een aantal acties de krachten te bundelen. Om deze samenwerking te bestendigen en te versterken zal een intersectoraal overlegplatform “task force PPT” worden uitgebouwd, met de betrokkenen (sectorconsulenten) van de vier deelnemende sectoren. Deze werkgroep zal zich in de eerste plaats concentreren op operatorberoepen, maar ook andere thema’s kunnen aan bod komen. Op dit overlegplatform zullen bestaande sectorale acties afgestemd worden tussen de deelnemende sectoren, nieuwe acties worden bepaald, georganiseerd, opgevolgd en indien nodig bijgestuurd. Vanuit de task force kunnen gezamenlijke standpunten worden besproken voor sectoroverschrijdende thema’s. Timing: minimaal 2 overlegmomenten per jaar Betrokken partners: ‘Task force PPT’: voeding-, hout- en meubel-, textiel- en chemiesector. De sectorconsulenten van de betrokken sectoren nemen actief deel aan de “task force ‘PPT”. Door de krachten te bundelen kan de workload verdeeld worden, kunnen acties geoptimaliseerd worden, kan gezamenlijk gedissemineerd worden, terwijl tegelijkertijd de intersectorale mobiliteit en overdraagbaarheid van competenties bevorderd wordt.
15
Actie 3: Individuele opleidings-/ en begeleidingstrajecten voor werkzoekenden Omschrijving De sector heeft samen met de VDAB individuele begeleidingstrajecten opgezet voor werkzoekenden met het oog op de invulling van openstaande (knelpunt)vacatures. Samen met de VDAB wordt nagegaan of er werkzoekenden zijn die beantwoorden aan dit competentieprofiel. Indien niet (volledig) wordt een selectie gemaakt van potentiële kandidaten voor een specifiek opleidings-/begeleidings-traject. Dit traject wordt in overleg tussen de betrokken partijen (de werkzoekende, het bedrijf, de VDAB en/of Cobot vzw) uitgetekend. Bij het uittekenen van dit traject wordt rekening gehouden met de competenties en vaardigheden van de kandidaat. Dit om het traject laagdrempelig en voor iedereen toegankelijk te houden. De sector engageert zich tot het voorzien van degelijk begeleide stages binnen dit traject en tot een maximale tewerkstelling van kandidaten die dit traject succesvol doorlopen. De sector maakt in eerste instantie werk van trajecten en maatoplossingen voor (hardnekkige) knelpuntvacatures zoals onderhoudstechnici. Ook de gewone ‘open opleidingen’ van Cobot/Cobot-Bedienden vzw staan open voor werkzoekenden. Cobot/Cobot-Bedienden vzw heeft ook zitting in de stuurgroepen van tewerkstellingscellen van de textielsector. Hiervoor wordt nauw samengewerkt met de vakbonden, VDAB en de outplacementkantoren. Concreet houdt dit in dat: o Ontslagen werknemers geïnformeerd worden over de mogelijkheden rond opleidingen, ervaringsbewijzen en vacatures. o Werkzoekenden verder worden opgevolgd in de stuurgroep. o eventueel bedrijfsbezoeken en bijkomende infosessies georganiseerd worden. De sector werkt hiervoor samen met VDAB en met outplacementkantoren. Kwantitatieve streefcijfers o 5 individuele opleidingstrajecten realiseren. o 100 werkzoekenden bereiken tijdens tewerkstellingscellen/outplacementkantoren.
infosessies
van
Diversiteitscheck Voor de taskforce PPT: zie diversiteitscheck prioriteit 2.
Zoals reeds eerder aangehaald, is het voor de sector niet evident om kandidaten te vinden voor deze trajecten. Bij de individuele opleidings- en begeleidingstrajecten voor werkzoekenden wordt er gestreefd naar een gezonde mix van afkomst, cultuur, leeftijd en geslacht. Geschikte kandidaten worden dan ook gekozen op basis van motivatie en competenties en niet op basis van leeftijd of afkomst.
16
PRIORITEIT 4 Competentiemanagement en opleiding op de werkvloer introduceren en ondersteunen in textielbedrijven Motivatie Voor de textielsector is competentiemanagement en –ontwikkeling op de werkvloer van primordiaal belang. De lage in- en uitstroom in het textielonderwijs, het hoge aantal knelpuntberoepen en de prangende vraag naar technische profielen binnen de sector maken dat het conventioneel onderwijs alleen niet in staat is om te voldoen aan de opleidingsnoden binnen de sector. Hierdoor zijn bedrijven genoodzaakt om zelf actiever te gaan opleiden. Competentiemanagement en opleiding op de werkvloer kunnen een aanzienlijke bijdrage leveren aan het oplossen van dit probleem. De sociale partners van de textielsector omschrijven een goed competentiemanagement als een beleid dat: o o o o
bijdraagt tot het optimaal functioneren van de werknemer op de werkpost en zo tot het mee realiseren van de bedrijfsdoelstellingen. een positief effect heeft op de werkmotivatie en vroegtijdig afhaken voorkomt. de vroegtijdige uittrede van oudere werknemers afremt. werknemers weerbaarder maakt op de arbeidsmarkt.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Opleiding op de werkvloer voor arbeiders introduceren en ondersteunen in textielbedrijven Omschrijving Bedrijven moeten zich meer en meer wapenen tegen competentietekorten. De sector wil opleiding op de werkvloer dan ook zoveel mogelijk aanmoedigen en ondersteunen en focust hierbij vooral op arbeiders. Dit gebeurt door: o bedrijven te informeren en sensibiliseren rond de mogelijkheden van opleiding op de werkvloer. Hierbij wordt erover gewaakt dat alle geledingen van het bedrijf (Directie, HR, productie, ..) betrokken worden. o opleidingen volgens een vaste methodiek te helpen opzetten. o bedrijven te ondersteunen in aanmaken en up-to-date houden van instructiefiches en opleidingsprogramma’s. o peters en meters op te leiden (cf. actie 2) en te begeleiden zodat de opleiding op de werkvloer kwaliteitsvol gebeurt.
17
Om de kwaliteit van deze opleidingen te waarborgen zijn onder de sociale partners enkele voorwaarden afgesproken zoals opgenomen in een sectoraal afsprakenkader. Om opleiding op de werkvloer voor KMO’s haalbaar te maken, zullen de sectorconsulenten oplossingen ‘op maat’ voor de bedrijven uitwerken door: o op regelmatige basis bedrijfsbezoeken af te leggen om persoonlijke contacten op te bouwen en te houden. o Opleidingen tegenover KMO’s op een niet-theoretische, pragmatische wijze te benaderen. o lessenpakketten op te stellen die volledig zijn afgestemd op de competentienoden van het bedrijf. Bedrijven kunnen een beroep doen op de sectorconsulenten. Binnen Cobot vzw is een aparte werkgroep opgericht rond competentiemanagement en opleiding op de werkvloer. Deze komt op regelmatige basis bijeen. Kwantitatieve streefcijfers De sector streeft ernaar om: o De methodiek ‘Opleiding op de werkvloer’ te introduceren in 15 nieuwe bedrijven en/of afdelingen van bedrijven. o De methodiek ‘Opleiding op de werkvloer’ op te volgen en verder te begeleiden in 25 bedrijven en/of afdelingen van bedrijven. Actie 2: Peters en meters opleiden en verder begeleiden Opleiding op de werkvloer wordt in de sector haast altijd gegeven door interne peters/meters. De kwaliteit van de opleiding op de werkvloer valt en staat dan ook met de competenties van deze trainers. Het is in het belang van de bedrijven zelf dat hun peters/meters degelijk opgeleid zijn, zoals afgesproken in het sectoraal afsprakenkader. Cobot/Cobot-Bedienden vzw neemt de taak op zich om deze peters/meters op te leiden en te begeleiden: o stap voor stap aanleren van de diverse taken/handelingen en kritische punten inzake veiligheid, kwaliteit, milieu, werkorganisatie, … (technische vaardigheden). o opvolgen van de persoon in opleiding en het regelmatig bespreken van de voortgang van de opleiding met de betrokkene (communicatieve vaardigheden). o motiveren, bijsturen, … van personen in opleiding (psychologische vaardigheden). o bijhouden van de voorziene opvolgingsdocumenten op papier of elektronisch (registratievaardigheden). Bovendien zal de sector peters en meters aanmoedigen om het ervaringsbewijs ‘opleider/begeleider’ te behalen. Hiervoor kan eventueel een bijkomende opleiding aangeboden worden om de kans op een geslaagde proef te verhogen.
18
Kwantitatieve streefcijfers De sector streeft ernaar om tijdens de convenantperiode: o 50 nieuwe peters/meters op te leiden onder wie: • 15: 45+-ers • 4 allochtonen o 50 peters/meters verder op te volgen. o 5 peters/meters het ervaringsbewijs opleider/begeleider te laten halen. Opleidingen tot peter/meter worden zowel bedrijfsintern als in open formule georganiseerd. De opleiding in open formule is vooral interessant voor KMO’s, omdat zij dan – in tegenstelling tot een bedrijfsinterne cursus - slechts één of twee werknemers kunnen en mogen afvaardigen naar de opleiding. Zo kunnen zij hun mensen opleiden zonder dat de productie of werking van het bedrijf eronder lijdt. Actie 3: De sectoreigen competentietool (Competex) evalueren, verder introduceren in textielbedrijven en het gebruik ervan begeleiden De sector heeft een competentietool (Competex) ontwikkeld die textielbedrijven in staat stelt om de competenties van hun werknemers op een overzichtelijke manier te meten en te beheren. Cobot/Cobot-Bedienden gaat deze tool actief gaan voorstellen en demonstreren in de bedrijven. Bedrijven die beslissen om met deze tool te werken, worden zeer intensief begeleid en opgeleid door adviseurs van Cobot/Cobot-Bedienden. Bovendien wordt de tool op regelmatige basis geëvalueerd. Ook met de opmerkingen van de gebruikers (zijnde de bedrijven) wordt in de mate van het mogelijke en indien zinvol rekening gehouden. Competex is dus geen versteende competentietool maar een voortdurend ‘work in progress’. Ondanks deze kleine verbeteringen, merken we dat er nood is aan een tussentijdse evaluatie. In 2013 wordt de tool: o geëvalueerd in nauwe samenwerking met de bedrijven die er nu al gebruik van maken. o aangepast naargelang de resultaten van de evaluatie. In 2014 wordt de tool opnieuw gelanceerd en geïmplementeerd bij nieuwe bedrijven. Bedrijven die reeds met de tool werken, kunnen dit uiteraard blijven doen. Kwantitatieve streefcijfers o De tool implementeren bij 15 nieuwe bedrijven en/of afdelingen. o Het gebruik van de tool verder opvolgen/begeleiden bij 25 bedrijven en/of afdelingen. o Bedrijven doorlopend sensibiliseren en minstens één algemene infosessie organiseren.
19
Diversiteitscheck Bij het introduceren en toepassen van opleiding op de werkvloer wordt veel aandacht besteed aan het aspect diversiteit. De opleiders en begeleiders van Cobot/Cobot-Bedienden vzw volgen zelf een opleiding ‘Diversiteit op de werkvloer’. Zo leren zij zelf om te gaan met eventuele moeilijkheden of vooroordelen die kunnen bestaan bij potentiële peters en meters. Tijdens de opleiding van de peters/meters zelf wordt ook expliciet aandacht besteed aan diversiteit. De cursus bevat een volledig hoofdstuk waarin peters/meters wordt aangeleerd hoe ze zelf kunnen omgaan met diversiteit, vooroordelen en ‘anders zijn’ op de werkvloer. Cobot/Cobot-Bedienden vzw maakt er ook een punt van dat de peters/meters een weerspiegeling zijn van de maatschappij. Dit blijkt ook uit onze streefcijfers (cf. actie 2) waarin wij bepaalde aantallen van doelgroepen vooropstellen.
20
PRIORITEIT 5 Competenties van werknemers en werkzoekenden binnen de textielsector verder ontwikkelen Motivatie Zoals reeds vaak aangehaald, is de textielsector een sector in transitie. De massaproductie is voor een groot deel verhuisd naar het buitenland, waardoor bedrijven zich meer zijn gaan toeleggen op nicheproducten. Dit vereist natuurlijk ook een aanpassing van de werknemers. Door in te zetten op gerichte competentie-ontwikkeling wil de sector werknemers (en werkzoekenden) beter wapenen tegen de veranderingen binnen de sector. De sector moedigt bedrijven aan om werk te maken van opleiding van hun werknemers, hetzij op de werkvloer, hetzij in een andere vorm. De medewerkers in kwestie zijn dankzij opleidingen beter gewapend voor de arbeidsmarkt. Door leerbewijzen uit te reiken of mensen aan te moedigen om een ervaringsbewijs te halen, staan ze sterker dan voorheen en verhogen hun kansen op tewerkstelling in geval van ontslag. De sector waakt erover dat opleidingen, ongeacht waar deze plaatsvinden, laagdrempelig en voor een breed publiek geschikt zijn, zodat deze toegankelijk zijn voor iedereen.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Zorgen voor een ruim aanbod aan opleidingen De sector wil zoveel mogelijk textiliens de kans bieden om deel te nemen aan opleiding. Door verschillende leervormen aan te bieden, wil de sector voor zowel bedrijven als werknemers zo toegankelijk mogelijk zijn. Cobot/Cobot-Bedienden vzw maakt de sectorale opleidingen bekend via zo veel mogelijk kanalen: de website, nieuwsbrieven en via de communicatiekanalen van de sociale partners. De sectorconsulenten bezoeken ook regelmatig bedrijven om hen te informeren over de bestaande mogelijkheden. Hierbij gaat ook speciale aandacht naar KMO’s. Door opleidingen in open formule te organiseren, kunnen KMO’s individuele werknemers afvaardigen (dit in tegenstelling tot bedrijfsinterne opleidingen, waar een minimum aantal deelnemers wordt gevraagd). Ook onze e-learningpakketten maken het voor KMO’s gemakkelijker haalbaar om hun medewerkers opleidingen te laten volgen.
21
De verschillende leervormen die Cobot/Cobot-Bedienden vzw aanbiedt zijn: o Opleiding op de werkvloer o e-learning o Klassikaal: • Open opleidingen: deze opleidingen worden vast geprogrammeerd. Iedere werknemer of werkzoekende uit de sector kan zich hiervoor vrij inschrijven. • Bedrijfsintern: deze opleidingen worden op maat van het bedrijf georganiseerd om tot de beste resultaten te komen. Voor de organisatie van opleidingen wordt regelmatig samengewerkt met Syntra. Kwantitatieve streefcijfers Een bereik op jaarbasis van 2000 werknemers via het sectoraal opleidingsaanbod, waarvan: • 30 % 45+’ers • • o
50 % laaggeschoolden 5% allochtonen
60 opleidingen/modules organiseren in samenwerking met Syntra.
Actie 2: Samenwerking met andere sectoren en actoren op het gebied van competentie-ontwikkeling Cobot/Cobot-Bedienden vzw werkt voor veel opleidingen samen met andere sectoren. Voor textielspecifieke opleidingen wordt samengewerkt met VDAB, textielscholen, machineconstructeurs, Centexbel,… Op intersectoraal vlak werkt Cobot/Cobot-Bedienden vzw samen met de voedings-, metaalen confectie-/kledingindustrie. Daardoor: o o o o
Verruimt en verbreedt het open opleidingsaanbod inzake thema’s en doelgroepen. Verhoogt het (potentieel) aantal deelnemers per opleiding wat de kans, dat geplande opleidingen effectief kunnen doorgaan, vergroot. Verhoogt de organisatiefrequentie van de opleidingen. Worden de kosten gedrukt omwille van de gedeelde en lagere kosten per deelnemer.
Cobot vzw is ook partner in het ESF-project BLITS. BLITS staat voor Begeleid Leren in Teams en staat voor een nieuwe aanpak van leerprocessen voor medewerkers van alle organisaties en bedrijven, in het bijzonder gericht op KMO's en kleine organisaties. Laagrenderende, klassieke opleidingen worden vervangen door leerteams op de werkvloer, waarin kennis onder begeleiding samengebracht, gedeeld en ontwikkeld wordt. BLITS is een intersectorale samenwerking met de voedings- en confectiesector (IPV en IVOC) en focust: o zowel op kleine als grote organisaties, ook al bestaat er nog geen leercultuur en kan je niet van leerrijke omgevingen spreken. o is bedoeld voor alle medewerkers, in het bijzonder kortgeschoolden (waaronder vele vrouwen) die meestal uit de opleidingsboot vallen.
22
Verder neemt Cobot/Cobot-Bedienden vzw deel aan de netwerken Leven Lang Leren van de SERV. Kwantitatieve streefcijfers o Elk semester een intersectorale opleidingskalender uitwerken met 50 opleidingen/opleidingsmodules. o Op jaarbasis 150 participaties van textielwerknemers aan opleidingen uit dit open aanbod. o 6 deelnemers aan het consortiumproject ‘Van productiemedewerker tot onderhoudstechnicus’ (zie actie 3). o Deelname aan de SERV-netwerken rond Leven Lang Leren. Actie 3: Door competentieontwikkeling (door)groei binnen bedrijven aanmoedigen Cobot vzw stimuleert bedrijven om medewerkers horizontale en, waar mogelijk, verticale doorgroeimogelijkheden te bieden. Ze wil de interne arbeidsmobiliteit bevorderen door bedrijven te stimuleren om (knelpunt)vacatures in eerste instantie intern in te vullen. Hierdoor krijgen werknemers nieuwe leer- en jobkansen. Cobot vzw assisteert bedrijven bij het opzetten van opleidingen op de werkvloer (met horizontale doorgroeikansen), meer bepaald via: o o o
ondersteuning bij het uitwerken van opleidingsprogramma’s en opvolgdocumenten. opleiding van peters/meters die instaan voor de praktische opleiding van de betrokkenen. terbeschikkingstelling van een competentietool om de competenties en het beheersingsniveau van de medewerkers (in verschillende functies) te beheren.
Ook organiseert Cobot vzw samen met andere sectoren opleidingen die de specifieke (door)groei van werknemers voor ogen hebben: o
o
o
opleidingen ‘Leiding geven’ voor operatoren die (verticaal) doorgroeien naar bv. meestergast of ploegchef. Deze opleiding heeft specifiek aandacht voor andere culturen en intergenerationele samenwerking. Het consortiumproject ‘Van productiemedewerker tot onderhoudstechnicus’, samen met Syntra en IPV (voedingsnijverheid) en/of Tofam West-Vlaanderen (metaal). Met dit project wil Cobot/Cobot-Bedienden vzw operatoren uit textielbedrijven met een voldoende technische interesse en feeling opleiden naar een semi-technische functie. Het programma loopt over 25,5 opleidingsdagen à rato van één dag per week zodat de afwezigheid van de werknemer niet te veel druk legt binnen het bedrijf (wat vooral van belang is voor KMO’s). JUMP: Job Uitbouw met Perspectief. Dit intersectoraal ESF-project (samen met IPV en OCH) wordt ingediend tegen 30 juni 2012. Bij goedkeuring zal het in eerste instantie focussen op het versterken van een beperkt aantal technische skills van operatoren. Hierdoor zijn operatoren capabel om enkele kleine technische omstellingen of herstellingen op hun werkpost zelf uit te voeren. De technische dienst, die vaak overbevraagd is, wordt op die manier
23
o
ontlast. De operator in kwestie verruimt zo ook zijn vaardigheden en werkautonomie. Elektriciteit voor Mecaniciens: Zeker in kleine(re) bedrijven is het aangewezen dat mecaniciens ook voldoende noties hebben van elektriciteit. De productieprocessen worden sowieso meer en meer ‘elektrisch/elektronisch’ van aard. Met het opleidingsproject ‘Elektriciteit voor mecaniciens’ willen wij de technische competenties van mecaniciens verruimen en zo hun inzetbaarheid in het bedrijf verbreden.
Kwantitatieve streefcijfers o 15 cursussen ‘Leiding geven’ organiseren voor in totaal 80 aspirantmeestergasten. o 6 deelnemers aan het consortiumproject ‘Van productiemedewerker tot onderhoudstechnicus’. o Deelname van 4 textielbedrijven aan JUMP. o 8 deelnemers aan ‘Elektriciteit voor Mecaniciens’. Diversiteitscheck De sector streeft ernaar een zo breed mogelijk publiek te bereiken met zijn opleidingen. Zoals aangehaald in actie 1, leggen we ons streefcijfers op i.v.m. kansengroepen. In ieder geval bereiken we al een groot aantal ouderen en laaggeschoolden. Bovendien worden de opleidingen georganiseerd op een manier die overeenstemt met de noden van het doelpubliek. Ook in de opleidingen zelf wordt de nodige aandacht besteed aan diversiteit. Er wordt een cursus ‘Diversiteit op de werkvloer’ georganiseerd. In de opleidingen ‘Leiding geven’ en ‘Hoe opleiding geven op de werkvloer’ wordt specifiek aandacht gegeven aan het opmerken van en reageren op discriminatie op de werkvloer en wordt er gewerkt rond culturele verschillen en hoe om te gaan met vooroordelen.
24
PRIORITEIT 6 Ondersteuning bieden aan textielbedrijven bij het ontwikkelen van een loopbaanbeleid Motivatie De textielsector wil bedrijven aanmoedigen om een bewust en breed loopbaanbeleid te voeren voor alle medewerkers, ongeacht hun leeftijd, afkomst, cultuur of geslacht. Een doordacht loopbaanbeleid houdt in dat een bedrijf zich richt op de kwaliteiten van zijn werknemers en de verdere ontwikkeling van die kwaliteiten. Het houdt ook veel voordelen in: o het werkt motiverend voor de werknemers. o Het zorgt ervoor dat werknemers binnen het bedrijf de voor hun geschikte functie uitvoeren. o Het stimuleert de individuele verantwoordelijkheid van de werknemers. o Het doet werkgevers en werknemers stilstaan bij de competenties die in huis zijn. Een loopbaanbeleid is een zeer breed gegeven dat zowel te maken heeft met instroom, doorstroom en uitstroom van werknemers, drie gegevens die over het hele convenant in verschillende vormen aan bod komen. In deze prioriteit wordt er vooral gefocust op persoonlijke ontwikkeling en loopbaangesprekken.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: het gebruik van persoonlijke ontwikkelingsplannen (POP’s) en bedrijfsopleidingsplannen (BOP’s) aanmoedigen Omschrijving Cobot/Cobot-Bedienden vzw begeleidt bedrijven al jaren bij het opmaken van bedrijfsopleidingsplannen (BOP’s). De sector heeft ook een tool ontwikkeld om de BOP’s elektronisch op te maken en te beheren. Cobot/Cobot-Bedienden vzw wil bedrijven ondersteunen bij het ontwikkelen van een visie rond deze BOP’s. Op die manier kunnen de opleidingen beter afgestemd geraken op de werkelijke competentienoden van werknemers. In combinatie met en als logisch verlengstuk op de BOP’s, wil Cobot/Cobot-Bedienden bedrijven ook stimuleren om persoonlijke ontwikkelingsplannen (POP’s) voor hun werknemers in te voeren. Cobot/Cobot-Bedienden vzw en de sociale partners zullen samen met twee pilootbedrijven een aanpak en praktische leidraad rond BOP’s en POP’s ontwikkelen en toepassen (2013). Daarna zullen deze ervaringen verspreid worden als ‘goede praktijk’, waardoor BOP’s (met onderbouwde visie) en POP’s hopelijk breder ingebed raken in de sector (2014).
25
Kwantitatieve streefcijfers o 2 pilootbedrijven ontwikkelen samen met Cobot/Cobot-Bedienden vzw een strategie rond BOP’s en POP’s. o De ervaringen uit deze pilootbedrijven worden als ‘goede praktijk’ verspreid in de sector. Actie 2: Bedrijven ondersteunen bij het organiseren van interne loopbaangesprekken In navolging van actie 1, wil Cobot/Cobot-Bedienden bedrijven stimuleren om loopbaangesprekken te organiseren. Loopbaangesprekken zijn een handig instrument voor de werkgever om te peilen naar de mogelijkheden en verwachtingen van de werknemers. Cobot/Cobot-Bedienden zal bedrijven een handige leidraad aanreiken en hen informeren over bestaande websites en tools. De sector zal: o Bedrijven sensibiliseren rond de meerwaarde van loopbaangesprekken. o Opleidingen aanbieden rond het organiseren van loopbaangesprekken. Kwantitatieve streefcijfers o 3 bedrijven nemen deel aan een opleiding rond loopbaangesprekken. Diversiteitscheck De textielsector kent een hoog percentage oudere werknemers. De komende tien jaar zal de sector een grote uitstroom van ervaring en kennis meemaken. Dit dwingt de sector om werk te maken van een doordacht loopbaanbeleid. De sector zal bedrijven aanmoedigen om loopbaangesprekken te organiseren, waarbij de focus voor een deel zal liggen op oudere werknemers.
26
PRIORITEIT 7 Oudere werknemers langer aan het werk houden Motivatie Zoals reeds eerder aangehaald, is de vergrijzing een zeer reëel gegeven in de sector. De komende jaren staat de sector een enorme uitstroom te wachten van ervaren, bekwame mensen. De huidige instroom vanuit onderwijs en de arbeidsmarkt is voorlopig onvoldoende om dit op te vangen. Daarom wil de sector met een leeftijdsbewust personeelsbeleid inzetten op twee cruciale pijlers: o De huidige 50+ers in staat stellen om langer aan de slag te blijven door werkbaar werk. o De kennis en ervaring van de huidige generatie 50+ers borgen en ter beschikking stellen van de volgende generaties. Er bestaan reeds verschillende instrumenten, zoals het Ervaringsfonds, om hieraan te werken en de sector maakt hier ook gebruik van.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: De kennis van oudere werknemers borgen en overdragen naar de komende generaties De sector wil bedrijven stimuleren om de kennis van oudere werknemers te documenteren in de vorm van bijvoorbeeld werkinstructiefiches. Bovendien moeten oudere werknemers aangemoedigd worden als peter/meter hun kennis te delen met andere (al dan nieuwe) collega’s (cfr. Prioriteit 4). Voorts wil de sector ook blijvend inzetten op het inschakelen van gepensioneerde ervaren werknemers als instructeur. Door juridische en fiscale beperkingen en de vereiste administratie is dit evenwel niet evident. Kwantitatieve streefcijfers De sector zal: o 10 50+ers opleiden tot peter/meter. o 4 50+ers inschakelen als extern instructeur of deskundige. o 2 50+ers het ervaringsbewijs van opleider/begeleider doen behalen. o 6 bedrijven begeleiden bij het opmaken van instructiefiches.
27
Actie 2: De sector stimuleert bedrijven om meer aandacht te schenken aan de loopbaan van 50+ers om hen zo langer aan de slag te houden De sector wil bedrijven aanmoedigen om een strategie rond leeftijdsbewust personeelsbeleid te ontwikkelen. Veel bedrijven hebben nog steeds geen goed zicht op hun ouder publiek. Wie zijn het juist? Op welke posten werken ze? Hoeveel jaren hebben ze nog voor de boeg? Wat zijn hun eigen verwachtingen? Hoe zien ze het verdere verloop van hun loopbaan? Zijn er fysieke problemen die opgelost kunnen worden? Wat met langdurig zieke werknemers? Dit zijn allemaal zeer relevante vragen waar bedrijven niet altijd bij stilstaan. Op de website dejuistestoel.be staan allerlei tools die bedrijven kunnen ondersteunen. De sector zal deze website (opnieuw) bekend maken naar de bedrijven. Cobot/Cobot-Bedienden zal samen met de sociale partners speciale aandacht vestigen op het gebruik van een leeftijdsscan, het gebruik van het Ervaringsfonds en het voeren van loopbaangesprekken met oudere werknemers. Kwantitatieve streefcijfers De sector wil: o 10 bedrijven actief ondersteunen rond het gebruik van de leeftijdsscan. o 4 bedrijven ondersteunen voor het indienen van een dossier bij het Ervaringsfonds. o 3 bedrijven nemen deel aan opleidingen rond loopbaangesprekken.
28
PRIORITEIT 8 Bedrijven stimuleren om meer aandacht te hebben en open te staan voor kansengroepen Motivatie Bedrijven krijgen het steeds moeilijker om geschikt personeel aan te werven. Veel bedrijven gaan nog steeds op zoek naar die ene witte raaf, om dan – vaak na lang vruchteloos zoeken – vast te stellen dat deze niet zo makkelijk meer te vinden is. De sector wil bedrijven dan ook aanmoedigen om eens uit hun eigen comfortzone te treden, en verder te kijken dan ze gewend zijn. De sector wil zich in deze prioriteit dan ook focussen op bedrijven door hen actief te ondersteunen om meer ouderen, allochtonen of laaggeschoolden aan te trekken, succesvol te werk te stellen en ook te behouden.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: De sector sensibiliseert bedrijven rond diversiteit en EAD De sector zal bedrijven actief informeren over de mogelijkheden rond diversiteit en EAD door: o Eenmaal per jaar een informatiesessie te houden rond diversiteit en EAD. o Goede praktijken te bundelen (2013) en te verspreiden onder de bedrijven (2014). o Opleidingen te organiseren rond retentiebeleid en interculturele communicatie. Kwantitatieve streefcijfers o 10 deelnemers aan de cursus ‘interculturele communicatie’. o 10 deelnemers aan de cursus retentiebeleid. o Verzamelen van 5 goede voorbeelden uit de sector en deze verspreiden onder de bedrijven. o 2 informatiesessies rond diversiteit en EAD. Bij het verzamelen van goede praktijken zal de sector erover waken dat ook KMO’s ruim aan bod komen. Actie 2: De sector introduceert praktische toepassingen en tools binnen bedrijven Bedrijven informeren over de mogelijkheden is een goed begin, maar het is belangrijk dat er ook actie ondernomen wordt. De sector zal haalbare en bruikbare tools aanreiken aan bedrijven en hen eventueel ondersteunen en/of begeleiden in het gebruik ervan.
29
De sector zal: o Bedrijven wijzen op de mogelijkheden rond diversiteitsplannen en hen in contact brengen met de projectontwikkelaars van SERR-RESOC, en indien relevant zal Cobot/Cobot-Bedienden de projectontwikkelaars vergezellen bij hun bedrijfsbezoek. o Bedrijven laten kennismaken met de website ‘De Juiste Stoel’ en hun ondersteunen bij het toepassen van bepaalde instrumenten (bv. de leeftijdscan). o Bedrijven laten kennismaken met de EAD Toolbox. o Bedrijven informeren over het bestaan van subsidiebronnen en hen ondersteunen bij het opmaken van dossiers (zoals bv. het Ervaringsfonds en ESF). o Bedrijven informeren over de website competentiebeleid.be. Kwantitatieve streefcijfers o Afsluiting van 6 sectorale diversiteitsplannen. o 10 bedrijfsbezoeken die specifiek en uitdrukkelijk gericht zijn over informeren en sensibiliseren rond EAD en diversiteit; o 4 bedrijven actief ondersteunen bij het indienen van een dossier bij het Ervaringsfonds.
30
PRIORITEIT 9 Meer aandacht voor de competentie-ontwikkeling en tewerkstelling van kansengroepen binnen de textielsector Motivatie De textielsector wordt gekenmerkt door een langdurige en gestage daling van de tewerkstelling. Vaak zijn het allochtonen, ouderen en laaggeschoolden die het eerst getroffen worden bij herstructureringen en ontslagen. Daarom focust de sector zich in deze prioriteit op werkzoekenden en werknemers. Om deze groepen weerbaarder te maken, wil de sector extra inspanningen leveren op het vlak van competentie-ontwikkeling. Dit versterkt niet alleen hun positie binnen het bedrijf, maar wapent hen ook beter bij het vinden van een nieuwe job bij een eventueel ontslag. Aan de andere kant ondervinden veel bedrijven moeite om vacatures in te vullen. Door het tekort aan geschoolde arbeidskrachten, moeten bedrijven op zoek gaan naar arbeidskrachten die anders misschien buiten hun gezichtsveld vielen als potentiële werknemer.
Acties De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten: Actie 1: Speciale aandacht voor kansengroepen (werknemers en werkzoekenden) in opleidingen De sector streeft ernaar om een beduidend percentage kansengroepen te laten deelnemen aan opleidingen. Er moet dan ook over gewaakt worden dat deze opleidingen voldoende toegankelijk en aangepast zijn aan het doelpubliek. Kwantitatieve streefcijfers De sector wil: o dat de deelnemers aan de cursussen • minstens 30% 50+ zijn. • minstens 30% laaggeschoold zijn. • minstens 5% allochtoon zijn. o Scholen sensibiliseren om bij het werkplekleren speciale aandacht te hebben voor laaggeschoolden en allochtonen. o Instructiefiches en ander geschreven materiaal eenvoudig, helder en verstaanbaar voor iedereen maken.
31
Cursussen mondeling en schriftelijk zo opstellen dat deze zijn aangepast aan het doelpubliek. Actie 2: Actieve samenwerking met andere sectoren en derdenorganisaties o
De textielsector heeft reeds een lange traditie van intersectorale samenwerking en werking met derdenorganistaties op het vlak van diversiteit en EAD. Er bestaat actieve samenwerking met de projectontwikkelaars van SERR-RESOC. De sector streeft ernaar om nauwere contacten te hebben met de diversiteitsconsulenten van de vakbonden om eventueel gezamenlijke acties te ondernemen. De sector neemt actief deel aan de netwerken van de SERV en is steeds een bereidwillige partner bij intersectorale initiatieven. Kwantitatieve streefcijfers De textielsector: o Neemt deel aan de netwerken van de SERV. o Heeft een streefcijfer van 6 diversiteitsplannen. o Legt actief contacten met de diversiteitsconsulenten van de verschillende vakbonden. o Legt contacten met GTB’s in Oost- en West-Vlaanderen in het kader van tewerkstelling van personen met een arbeidshandicap. Actie 3: De sector heeft speciale aandacht voor taalvaardigheid Gesproken of (al dan niet passieve) geschreven kennis van het Nederlands is onontbeerlijk om goed te kunnen functioneren binnen een bedrijfscontext. Het zorgt voor een betere werksfeer onder collega’s, en maakt het mogelijk voor werknemers om door te groeien naar andere jobs. De sector: o
o o o o o
Moedigt bedrijven aan om Nederlands op de werkvloer te organiseren (samen met VDAB of andere opleidingsverstrekkers). Deze cursus is gratis voor de bedrijven. KMO’s mogen ook groepen die beperkt zijn in aantal opstarten. Ondersteunt bedrijven in het herschrijven van onthaalbrochures en andere documenten in toegankelijk Nederlands. Ondersteunt bedrijven om opleidings- en veiligheidsinstructies te vereenvoudigen. Sensibiliseert en laat bedrijven actief kennismaken met bestaande tools (bv. Klare taal rendeert, De G-Coach). Neemt contact op met derdenorganisaties (bv. Huis van het Nederlands, Centrum voor basiseducatie) om te bekijken of samenwerking mogelijk is. Werkt samen met outplacementkantoren om werkzoekenden met een lage taalvaardigheid op te sporen en ondersteuning te bieden.
Kwantitatieve streefcijfers o 30 deelnemers uit 6 bedrijven nemen deel aan Nederlands op de werkvloer. o Cobot/Cobot-Bedienden ondersteunt 4 bedrijven om opleidingsdocumenten te herschrijven. o Cobot/Cobot-Bedienden ondersteunt 4 bedrijven om veiligheidsinstructies te vereenvoudigen.
32
[Algemene bepalingen inzake beëindiging, wijziging, evaluatie, controle en toezicht van de overeenkomst] Beëindiging - Het sectorconvenant wordt afgesloten voor een periode van twee jaar. Het sectorconvenant kan niet stilzwijgend worden verlengd. - Het sectorconvenant eindigt hetzij bij het verstrijken van de looptijd, hetzij bij onderlinge overeenkomst tussen de partijen, hetzij door opzegging. De partijen kunnen op elk moment het sectorconvenant opzeggen, mits ze een opzegtermijn van 6 maanden in acht nemen. De kennisgeving van de opzegging gebeurt per aangetekende brief. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de eerste werkdag na de kennisgeving. Het sectorconvenant kan door de Vlaamse Regering worden beëindigd zonder inachtname van een opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding als het algemeen belang dat in buitengewone omstandigheden vereist. Als bij de evaluatie van het tussentijds rapport door het departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie voor Werk en Sociale Economie wordt vastgesteld dat de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties op ernstige wijze tekortschieten in de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen, kan de Vlaamse Regering het sectorconvenant eenzijdig beëindigen zonder opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding.
Wijzigbaarheid - De Vlaamse Regering bepaalt na voorafgaand overleg tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité, de wijze waarop bijsturingen of wijzigingen van het actieplan of van de verbintenissen is het sectorconvenant tijdens de looptijd van het sectorconvenant worden doorgevoerd.
Evaluatie - Het departement Werk en Sociale Economie pleegt overleg met de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties over de bevindingen van het tussentijds rapport en van het eindrapport. Dit gebeurt aan de hand van formele en informele opvolgingsmomenten en fysieke en/of desk evaluaties. Het departement Werk en Sociale Economie voorziet hiertoe een sjabloon voor de inhoudelijke en financiële rapportage. Bij die opvolgingsmomenten en evaluaties wordt nagegaan of de aangegane verbintenissen ook effectief zijn bereikt.
Controle en toezicht - De sociaalrechtelijke inspecteurs van de administratie zijn belast met het toezicht op de naleving van de bepalingen van het decreet op de sectorconvenants en de uitvoeringsbesluiten ervan. De Vlaamse Regering kan in het geval van een vastgestelde inbreuk het sectorconvenant opschorten.
33