S e c t or al e v e r a nd e ri ng e n i n d e N e d e rl and se e c on om i e Wat is er veranderd sinds 1988?
Ro Braaksma Lia Smit
Zoetermeer, september 2013
1
ISBN
:
Rapportnummer :
978-90-371-1081-4 A201344
Dit onderzoek is mede gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl)
Panteia BV
Panteia BV
Bredewater 26
P.o. box 7001
2715 CA Zoetermeer
2701 AA Zoetermeer
079 322 22 00
The Netherlands
www.panteia.nl
+31 79 322 22 00
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia/EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Panteia/EIM. Panteia/EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with Panteia/EIM. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia/EIM. Panteia/EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections. 2
Inhoudsopgave 1
Inleiding
5
2
Afzet, export en toegevoegde waarde
7
2.1
Ontwikkeling afzet
2.2
Ontwikkeling afzet binnenland
10
2.3
Ontwikkeling afzet buitenland
14
2.4
Ontwikkeling toegevoegde waarde
19
3
Arbeid: volume, kosten, productiviteit
23
3.1
Ontwikkeling arbeidsvolume
23
3.2
Arbeidsinkomensquote
26
3.3
Ontwikkeling arbeidsproductiviteit
29
3.4
Ontwikkeling aantal ondernemingen
34
3.5
Ontwikkeling aandeel zelfstandigen
36
4
De uitkomsten in het kort
41
BIJLAGE 1 Onderzoeksverantwoording
43
7
3
4
1
Inleiding Verandering is een constante De Nederlandse economie is elke dag onderhevig aan verandering. De structuur qua sectoren en branches is een dynamische, maar daar staat de gemiddelde burger niet elke dag bij stil. Die dagelijkse veranderingen vallen ook niet op: het verschil met gisteren of vorige week is veel te klein. Op de langere termijn zijn de veranderingen beter waarneembaar, en van dat gegeven maken we in deze rapportage gebruik. Waarom 1988? Als er 25 jaar wordt opgeteld bij 1988 belanden we vanzelf in 2013. Vanuit dit jaar kijken we in dit rapport 25 jaar terug. Niet alleen om te laten zien wat de grote veranderingen zijn die hebben plaatsgevonden, maar ook om voorzichtige voorspellingen te doen over de ontwikkelingen in de komende paar jaar. “Voorzichtig” omdat Nederland op dit moment al jarenlang in een economische crisis verkeert, die overigens ook woedt in andere Europese landen. Een crisis die i ngrijpend is en zijn weerslag niet mist op de wereldhandel. Wachten tot het beter wordt…… Burgers, ondernemingen, overheden: iedereen wacht op het lichtpuntje aan het eind van de tunnel. Elk houvast wordt in de media gemeld. Maar soms lijkt het alsof er niets meer zeker is. Dit beïnvloedt het consumentenvertrouwen en helpt niet om het geld te laten rollen, een noodzakelijke voorwaarde om de crisis achter ons te laten. Waar staan we en waar gaan we heen? Alle reden om eens te kijken hoe onze Nederlandse economie qua sectoren op dit moment in elkaar zit. Wat zijn de stijgers en de dalers? W aar liggen vooral kansen op de arbeidsmarkt? En nog interessanter: welke springplank bieden de on twikkelingen van de afgelopen 25 jaar voor de toekomst? Wij nemen u in deze rapportage mee naar een kijkje in onze economische structuur: hoe waren afzet, export, werkgelegenheid etc. vijfentwintig jaar geleden verdeeld over sectoren? Hoe ziet die verdeling er nú uit, en waar is er groei en waar is er krimp? Tijdens het lezen van deze rapportage hopen wij u meer houvast te bieden bij econom ische beslissingen.
5
6
2
Afzet, export en toegevoegde waarde Dit hoofdstuk behandelt de ontwikkeling van de afzet van het Nederlandse b edrijfsleven, met onderscheid tussen binnenlandse en buitenlandse afzet, en de ontwikkeling van de toegevoegde waarde. Daarbij wordt allereerst het globale beeld gepresenteerd van de hoofdsectoren agro, industrie, bouw, handel, die nsten, vervoer en communicatie. Dat wordt daarna verder uitgesplitst in deelse ctoren. Alle hierna geschetste ontwikkelingen hebben betrekking op de ontwikkeling van het volume, dus prijsontwikkelingen niet meegerekend.
2.1
Ontwikkeling afzet Afzet heeft betrekking op het volume aan verkochte producten. A l l e s g ro e it, ma a r i n een s te rk v er sch i l l en d tem p o Het afzetvolume van het Nederlandse bedrijfsleven is sinds 1988 in alle sectoren gegroeid, maar bijvoorbeeld in de bouw ligt de productie anno 2010 maar 20% hoger dan in 1988, om na 2010 nog wat in te zakken. Uiteindelijk komt er met een vooruitblik naar 2017 een magere gemiddelde jaarlijkse groei uit de bus van 0,5%. Zie figuur 1 voor het totaaloverzicht (hoofdsectoren). Figuur 1
afzet totaal, hoofdsectoren ontwikkeling totale afzet 1988-2017, indexcijfers 1988 = 100 (tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie)
300
252,1
250 213,5 200
217,0
trp en com 260,8 (+3,4%)
handel hor 241,1 (+3,1%)
205,5
189,3
diensten 209,3 (+2,6%)
181,5
industrie 167,1 (+1,8%) 151,7
145,6
150
131,4
135,0
122,1
120,2
agro 141,2 (+1,2%) bouw 114,0 (+0,5%)
100
50 1988
1990
1992
agrarische sector
1994
1996
industrie
1998
2000
bouw
2002
2004
2006
handel en horeca
2008
2010
2012
2014
transport en communicatie
2016
diensten
Bron: Panteia, 2013
In de periode vanaf 2011 is aanvankelijk stagnatie of krimp zichtbaar, met name in de bouw. Daarna volgt licht herstel, met de kanttekening dat het gaat om een ‘best guess’ op basis van wat medio 2013 bekend is en waarschijnlijk lijkt voor de ontwikkeling van de Nederlandse economie. Binnen de hoofdsectoren zijn er enkele accenten te zien. In de industrie is de chemische industrie koploper, op vrij korte afstand gevolgd door de metaal- en elektrotechnische industrie. Beide deelsectoren groeien met ruim 2% per jaar.
7
De vooruitblik naar 2016 is voor de ‘overige industrie’ wat minder gunstig dan die voor de andere industriesectoren: zie figuur 2. Figuur 2
afzet totaal, industrie ontwikkeling afzet industrie (indexcijfers 1988 = 100; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie)
200 che 186,4 (+2,2%)
150
165,8
met 180,6 (+2,1%)
146,5
food 149,0 (+1,4%)
135,6 ov 125,3 (+0,8%) 130,2 100
50 1988
1992
food
1996
2000
2004
metalektro
2008
2011
chemie
2012
2016
ov. industrie
Bron: Panteia, 2013
Ook in de sector handel en horeca zijn er duidelijke snelheidsverschillen als het gaat om ontwikkeling van de afzet. Hier is de afzet van de groot handel bijna verdriedubbeld in de onderzochte periode, en is de jaarlijkse groei gemiddeld 4,1% over de hele periode. De deelsector horeca en recreatie groeit vanaf 1988 gemiddeld slechts met 1,1% per jaar. De prognose geeft aan dat de groothandel weer groeit na een periode van relatieve pas op de plaats. Zie figuur 3. Figuur 3
afzet totaal, handel en horeca ontwikkeling afzet handel en horeca (indexcijfers 1988 = 100; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie)
350 grh 322,2 (+4,1%) 300 250
226,1
200 150
172,5
auto 173,1 (+1,9%)
160,2 144,1
deth 157,4 (+1,6%) hor 137,2 (+1,1%)
100 50 1988
1992
autosector Bron: Panteia, 2013
8
1996
2000
groothandel
2004
2008
detailhandel
2011
2012
horeca
2016
Ook in de dienstensector is de afzet sterk gegroeid, met name die van financiële en (andere) zakelijke dienstverleners: financiële dienstverleners halen een groeicijfer van 3,2%, (andere) zakelijke dienstverleners 2,7%. De prognose geeft een lichte groei voor de zakelijke en financiële diensten, terwijl onroerend goed en overige diensten pas op de plaats maken. Zie figuur 4. Figuur 4
afzet totaal, dienstensector ontwikkeling afzet diensten (indexcijfers 1988 = 100)
300
fin 244,9 (+3,1%)
250
zak 216,8 (+2,7%)
206,5 200
ovrig 179,8 (+2,0%) 186,7 onr 168,5 (+1,8%)
161,6 149,6
150
100
50 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2011
2012
2016
Bron: Panteia, 2013
De afzet in de sector transport en communicatie neemt in de onderzochte periode jaarlijks toe met 3,3%. Die groei komt voornamelijk voor rekening van de sector communicatie, en dan met name van de in de jaren negentig ‘explodere nde’ ICT-branche. Zie verder figuur 5. Figuur 5
afzet totaal, overige sectoren ontwikkeling afzet overige sectoren (indexcijfers 1988 = 100: tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie)
400 com 381,9 (+4,7%) 304,9 300
200
trp 186,3 (+2,2%) nuts 163,4 (+1,7%)
161,6 138,3 118,5
100
delf 136,7 (+1,1%)
0 1988
1992
delfstofwinning
1996
2000
nutsbedrijven
2004
2008
transport
2011
2012
2016
communicatie
Bron: Panteia, 2013
9
V e r sch u iv in g va n ma k en na a r ha n de l e n d ie ns te n Per saldo neemt het aandeel van de ‘maaksectoren’ (agrarische sector, industrie en bouw) in de afzet van het Nederlandse bedrijfsleven 1 af van 52% in 1988 naar 42% in 2011, een krimp met 10%-punt: zie Figuur 6. Uit dezelfde figuur is af te lezen dat die 10% terecht is gekomen bij diensten, handel (met name groothandel) en transport en communicatie (met name de ICT-sector). Overigens is de prognose voor de periode tot 2017 dat het industrieaandeel in de Nederlandse verkopen weer wat gaat groeien: zie de verhoudingen in 2008, 2012 en 2016, zoals weergegeven in figuur 6. Figuur 6
sectoraandeel afzet als percentage van de totale afzet
ontwikkeling afzetaandeel per hoofdsector (% afzet NL bedrijfsleven) 100%
75%
diensten 23,3%
24,5%
25,4%
25,8%
25,9%
26,5%
26,3%
25,8%
transport en communicatie 9,5%
9,9%
10,3%
12,4%
13,3%
13,4%
13,3%
13,1%
17,5%
17,7%
18,1%
18,6%
19,1%
8,0%
7,3%
7,6%
6,3%
6,0%
32,4%
31,8%
30,4%
31,5%
32,0%
handel en horeca 15,2% 50%
25%
0%
bouw 10,0%
industrie 36,6%
16,1%
9,1%
35,2%
16,4%
8,4%
34,8%
agrarische sector 5,4%
5,3%
4,8%
4,0%
4,0%
3,8%
4,0%
4,1%
1988
1992
1996
2000
2004
2008
2012
2016
Bron: Panteia, 2013
2.2
Ontwikkeling afzet binnenland De afzet van bedrijven op de Nederlandse thuismarkt geeft een beeld te zien dat lijkt op dat van de totale afzet (paragraaf 2.1), maar dat geldt niet voor alle (deel)sectoren. Bouw, detailhandel, horeca, en de autosector zijn sectoren die hun producten en diensten grotendeels op de binnenlandse markt afzetten, evenals ‘overige diensten’: verhuur en exploitatie van onroerend goed, schoo nmaak, kappers, beveiliging en dergelijke. Dat geldt niet voor de industrie, de agrarische sector, de groothandel en een deel van de financiële en zakelijke dienstverlening. De binnenlandse afzet van deze (deel)sectoren groeit daarom minder dan hun totale afzet: zij brengen een groter deel van hun productie over de grens, en bovendien een toenemend deel. Waar de totale afzet van de industrie met 1,8% per jaar groeit (figuur 8), is dat bij de binnenlandse afzet maar 1% (figuur 7). Voor de agrarische sector is dat 1,2% (totale afzet) tegenover 0,7% (binnenlandse afzet). Figuur 7 maakt ook de terugval na het intreden van de kredietcrisis zichtbaar: de binnenlandse afzet neemt vanaf 2009 over de hele linie af, waarbij de bouw het meest inlevert.
1
10
In constante prijzen.
Figuur 7
afzet binnenland, hoofdsectoren ontwikkeling binnenlandse afzet 1988-2017, indexcijfers 1988 = 100 (tusen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie)
300
255,8
trp en com 253,6 (+3,2%)
250
193,5
200
168,6
197,0
diensten 194,9 (+2,3%)
168,2
handel hor 165,7 (+1,8%)
132,8 131,5
industrie 134,5 (+1,0%) agro 121,4 (+0,7%)
112,8
bouw 111,3 (+0,4%)
166,3
150
126,4 122,3 108,9
100
50 1988
1990
1992
1994
agrarische sector
1996
industrie
1998
2000
bouw
2002
2004
2006
handel en horeca
2008
2010
2012
2014
2016
transport en communicatie
diensten
Bron: Panteia, 2013
Figuur 8
afzet binnenland, industrie ontwikkeling binnenlandse afzet handel en horeca (indexcijfers 1988 = 100, tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie)
200
met 164,3 (+1,8%) 150
145,1 134,2
chem 137,2 (+1,1%) ovrig 124,4 (+0,7%)
128,3 food 115,4 (+0,5%)
110,4
100
50 1988
1992
food
1996
2000
metalektro
2004
chemie
2008
2012
2016
ov. industrie
Bron: Panteia, 2013
11
Figuur 9
afzet binnenland, handel en horeca
ontwikkeling binnenlandse afzet handel en horeca (indexcijfers 1988 = 100, tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) 300
283,8
grh 272,2 (+3,5%)
250
200
150
157,4
hor 135,1 (+1,0%)
124,8
auto 102,8 (+0,1%)
100 deth 81,2 (-0,7%)
76,5 50 1988
1992
1996
autosector
2000
2004
groothandel
2008
2012
detailhandel
2016
horeca
Bron: Panteia, 2013
Figuur 10 afzet binnenland, dienstensector ontwikkeling binnenlandse afzet diensten (indexcijfers 1988 = 100, tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) 250 financ 214,4 (+1,8%) zak 204,1 (+1,1%)
203,5 200
overig 179,0 (+0,7%)
174,8 160,6 150
onr 167,4 (+1,8%)
149,5
100
50 1988
1992
financiële diensten Bron: Panteia, 2013
12
1996
2000
onroerend goed
2004
2008
zakelijke diensten
2012
2016
overige diensten
Figuur 11 afzet binnenland, overige sectoren ontwikkeling binnenlandse afzet overige sectoren (indexcijfers 1988 = 100, tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) comm 357,8 (+4,5%) 350 297,2
250
transp 162,0 (+1,7%) 145,1
150
nuts 158,2 (+1,6%)
137,1 108,8
delf 102,7 (+0,1%)
50 1988
1992
1996
delfstofwinning
2000
2004
nutsbedrijven
2008
transport
2012
2016
communicatie
Bron: Panteia, 2013
Figuur 12 sectoraandeel binnenlandse afzet als % van de totale binnenlandse a fzet
ontwikkeling binnenlandse afzet per hoofdsector (% binnenlandse afzet NL bedrijfsleven) 100%
diensten 23,3%
31,1%
32,8%
33,1%
33,8%
34,1%
34,8%
34,9%
12,7%
13,9%
14,1%
14,3%
14,3%
18,1%
17,1%
16,7%
16,5%
16,4%
11,2%
10,5%
11,0%
9,4%
9,2%
21,3%
21,1%
20,6%
21,1%
21,2%
75% transport en communicatie 9,5%
50%
handel en horeca 15,2% bouw 10,0%
9,5%
17,0%
12,6%
9,9%
17,3%
11,6%
25%
0%
industrie 36,6%
24,8%
agrarische sector 5,4%
5,0%
4,4%
3,7%
3,5%
3,5%
3,9%
4,0%
1988
1992
1996
2000
2004
2008
2012
2016
23,9%
Bron: Panteia, 2013
13
2.3
Ontwikkeling afzet buitenland De buitenlandse afzet is vanaf Figuur 13 in beeld gebracht als percentage van de totale afzet. S t e ed s me e r a fz et in he t bu i t en la n d De globalisering en ‘europeïsering’ van de Nederlandse economie heeft sinds 1988 verder doorgezet: Nederland was altijd al een open economie, en is met een nog steeds groeiende export nog opener geworden. Figuur 13 laat zien dat alle sectoren een groter deel van hun producten en diensten in het buitenland afzetten, met uitzondering van de sector transport en communicatie. De export van de agrarische sector is de laatste paar jaar wat afgenomen na groei in de voorafgaande periode. C h em i e, v oe d in gs mi d del e n en za k e l i jk e d i ens ten z i j n de k o p lo p er s Bij het gemiddelde groeipercentage van de buitenlandse a fzet (tussen haakjes in Figuur 14 tot en met figuur 17) doet zich de wet van de remmende voorsprong gelden: daar waar het merendeel van de afzet al naar het buitenland gaat, is er minder ruimte voor hoge groeicijfers van de export. Dat speelt een rol bij de i ndustrie, de groothandel en de delfstofwinning. Figuur 13 afzet buitenland, hoofdsectoren
ontwikkeling aandeel buitenlandse afzet 80%
industrie 58%
60% 54%
55%
industrie 49%
40%
33% 29%
agrarische sector 28% 20%
handel horeca 40%
38%
37%
transport en communicatie 29%
29%
agrarische sector 38% transport en comm 31%
19% handel en horeca 26%
diensten 15%
13%
11%
diensten 12%
3%
bouw 3%
3%
bouw 1% 0% 1988
1990
1992
agrarische sector
Bron: Panteia, 2013
14
1994
1996
industrie
1998
bouw
2000
2002
2004
handel en horeca
2006
2008
2010
2012
transport en communicatie
2014
2016
diensten
Figuur 14 maakt duidelijk dat binnen de industrie vooral de export van de ch emie en de voedingsmiddelenindustrie is gegroeid. Figuur 14 afzet buitenland, industrie
ontwikkeling buitenlandse afzet industrie (% totale afzet; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie)
100
75 66,1
metalektro 63,0
66,4 (+0,2%) 61,3 (+0,9%) 55,5 (+0,9%)
54,0 50 chemie 47,5
51,3
food 42,6
36,0 (+0,1%)
39,1
ov. industrie 35,6 25
0 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2012
2016
Bron: Panteia, 2013
Opvallend is de sterke groei van de export in de sector handel en horeca in het a fgelopen decennium. Die komt, niet zo verrassend, helemaal voor rekening van de groothandel: zie figuur 15. De sterke groei van de groothandelsexport is vooral een gevolg van de gestegen doorvoer van producten naar buitenlandse markten elders: import wordt na herverpakken en/of combineren van producten weer e xport. Daarnaast brengt de exportgroothandel ook binnenlands industrieel fabricaat van met name het MKB in de industrie naar het buitenland. Zie verder : figuur 18. Figuur 15 afzet buitenland, handel en horeca ontwikkeling buitenlandse afzet handel en horeca (% totale afzet; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) 100
75
50
48,9 (+0,7%) groothandel 39,5 24,1
25
0
10,5 9,5 4,3
horeca 7,9 autosector 5,6 detailhandel 5,1 1988
1992
autosector
1996
2000
groothandel
12,1 (+2,7%) 9,3 (+0,6%) 4,2 (-0,7%) 2004
2008
detailhandel
2012
2016
horeca
Bron: Panteia, 2013
15
Binnen de dienstensector is het aandeel buitenlandse afzet het hoogst in de f inanciële, en daarna in de zakelijke dienstverlening: ingenieursbureaus, accou ntants, juridische dienstverleners, reclamebureaus en dergelijke. De ‘overige’ dienstverlening met een sterk accent op persoonlijke diensten, schoonmaak, b eveiliging en dergelijke doet juist weinig over de landsgrenzen en daar komt geen verandering in. Zie figuur 16. Figuur 16 afzet buitenland, dienstensector
ontwikkeling buitenlandse afzet dienstensector (% totale afzet; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) 50
25
21,5
23,2 (+2,2%)
15,2
16,3 (+1,3%)
17,9
financiële diensten 12,3 zakelijke diensten 11,2 overige diensten 5,7
12,5
onroerend goed 1,1
6,3
6,2
1,2
1,8
6,2 (+0,3%) 1,7 (+1,5%)
0 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2012
2016
Bron: Panteia, 2013
De buitenlandse afzet van nutsbedrijven en, in mindere mate, van de deelsec tor communicatie is een vrij gering deel van de totale afzet, maar dat aandeel is w él sterker gegroeid dan in de beide andere deelsectoren. Zie figuur 17.
16
Figuur 17 afzet buitenland, overige sectoren
ontwikkeling buitenlandse afzet ov. sectoren (% totale afzet; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) 100
75
56,4 (+1,1%) 50
delfstofwinning 41,9
46,7
54,1
45,4
45,6
47,1 (+0,7%)
transport 39,2 25 13,3
communicatie 11,0
16,6 (+1,4%) 16,2
3,5
nutsbedrijven 2,6
5,2
0 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2012
5,8 (+2,7%) 2016
Bron: Panteia, 2013
17
Exportaandeel ha n d e l en d i ens t en ne em t to e, da t va n de in d u s t ri e a f De industrie heeft anno 2013 nog steeds het grootste deel van de Nederlandse export voor zijn rekening. Maar ten opzichte van 1988 is het aandeel van de industrie duidelijk gekrompen, en wel van 65% naar 54% van de totale export van het Nederlandse bedrijfsleven: zie Figuur 18. De export van de industrie groeit nog steeds, maar die van andere sectoren groeit harder, en daardoor neemt toch het aandeel af. De sterkste groeier is de groothandel. Een relativering van het dalende industrieaandeel is in dit verband wel op zijn plaats: naarmate (een deel van) de Nederlandse industrie overschakelt op specialties en nicheproducten die naar een groot aantal landen verkocht worden, wordt zelf bewerken van al die exportmarkten lastiger en duurder. Inschakelen van een intermediair zoals een exportgroothandel die de weg weet is dan een bruikbaar alternatief. In dat geval gaan nog steeds dezelfde producten de grens over, maar krijgen ze een a nder label in de exportstatistiek: groothandel in plaats van industrie. Zie figuur 18. V e r wa c ht in g voo r d e k om en d e pa a r ja a r: l ich t e to ena m e In de periode na 2011 zal de buitenlandse afzet naar verwachting verder toen emen, maar niet over de hele linie: in de (groot)handel neem t het aandeel buitenlandse afzet het sterkst toe, in de agrarische sector en de bouw blijft dat aandeel gelijk. Figuur 18 sectoraandeel afzet buitenland als percentage van de totale afzet buite nland
ontwikkeling aandeel hoofdsectoren in de totale buitenlandse afzet 100%
75%
diensten; 7,0 transport en communicatie 10,1 handel en horeca 12,2 bouw; 0,2
8,5
8,5
11,2
11,6
10,2 0,5
10,0 0,7
9,8
9,6
11,2
10,7
10,7
12,5
12,8
12,7
12,1
11,7
10,2 0,8
13,8
16,2
17,4
18,8
0,7
0,5
54,4
54,6
0,7
0,5
50% industrie 64,9
63,3
63,3
61,6
57,7
53,9
25%
0%
agrarische sector 5,5
6,2
5,9
5,1
5,3
4,8
4,6
4,4
1988
1992
1996
2000
2004
2008
2012
2016
Bron: Panteia, 2013
18
2.4
Ontwikkeling toegevoegde waarde Onder toegevoegde waarde wordt hier verstaan: de bruto toegevoegde waa rde, zijnde de bruto productie minus het totale verbruik. T oe g evo e gd e wa a rd e g ro e i t in a r b e id s int en s ie ve se ct or en Het volume van de toegevoegde waarde is sinds 1988 sterk gestegen in arbeidsintensieve sectoren, zoals communicatie, handel en diensten, en veel minder in de ‘maaksectoren‘: industrie, agrarische sector en bouw. In de bouw is de toeg evoegde waarde in het geheel niet toegenomen. Zie figuur 19. A a n d ee l ma a k se ct or en in t oe g evo e gd e wa a rd e n e em t a f Per saldo loopt het aandeel van de ‘maaksectoren’ (agrarisch, industrie, bouw) terug van 37% in 1988 naar 28% in 2017, blijft het aandeel van de dienstense ctor op peil, en breiden transport, communicatie en handel (vooral groothandel) hun aandeel in de totale toegevoegde waarde van het Nederlandse bedrijfsleven uit van 33% in 1988 naar 43% in 2017: zie figuur 24. Figuur 19 toegevoegde waarde, hoofdsectoren
ontwikkeling toegevoegde waarde 1988-2017, indexcijfers 1988 = 100 300 handel hor 273,1 (+3,7%)
250
transpt com 262,9 (+3,5%)
204,1 200
diensten 193,4 (+2,4%) 194,5 industrie 170,1 (+1,9%)
166,6
agrosector 168,8 (+1,9%)
150
141,9 139,2 112,4
100
bouw 95,0 (-0,2%)
50 1988
1990
1992
agrarische sector
1994
1996
industrie
1998
2000
bouw
2002
2004
2006
handel en horeca
2008
2010
2012
2014
transport en communicatie
2016
diensten
Bron: Panteia, 2013
T oe g evo e gd e wa a rd e i nd us t ri e n ee mt to e d oo r o ff sh or i ng Binnen de industrie is de toegevoegde waarde het meest toegenomen in de m etaal- en elektrotechnische industrie, gevolgd door de chemische industrie. Ve rplaatsing naar elders van bulk- en massaproductie met een relatief geringe toegevoegde waarde (offshoring) speelt hierbij een grote rol: meer kennisintensieve productie met meer toegevoegde waarde blijft over en krijgt een groter aandeel. In de ‘overige industrie’ is de toename het minst. De prognose voor de komende paar jaar is dat binnen de sector industrie de toegevoegde waarde van de ‘over ige’ industrie afneemt. Zie verder figuur 20.
19
Figuur 20 toegevoegde waarde, industrie
ontwikkeling toegevoegde waarde industrie (indexcijfers 1988 = 100; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) 200 met 199,7 (+2,5%) chem 177,8 (+2,1%) 153,7 150
food 159,3 (+1,7%)
141,6 139,2
ovrig 122,9 (+0,7%)
128,6 100
50 1988
1992
food
1996
2000
2004
metalektro
2008
chemie
2012
2016
ov. industrie
Bron: Panteia, 2013
S t e rk e g r oe i in d e gr oot ha n de l Binnen de hoofdsectoren zijn de verschillen deels groot. In de horeca is de to egevoegde waarde slechts weinig toegenomen. In de groothandel is hij juist sterk gegroeid. De verwachting voor de komende paar jaar is dat alleen bij de groo thandel de toegevoegde waarde toeneemt. Zie verder figuur 21. Figuur 21 toegevoegde waarde, handel en horeca ontwikkeling toegevoegde waarde handel en horeca (indexcijfers 1988 = 100; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) grh 370,3 (+4,8%) 350
243,5
250
auto 213,0 (+2,7%) 159,1 150
deth 145,5 (+1,4%)
154,8 134,5
hor 125,4 (+0,8%)
50 1988
1992
autosector Bron: Panteia, 2013
20
1996
2000
groothandel
2004
2008
detailhandel
2012
2016
horeca
R e la t ie f st e rk e t oe na m e b i j f ina n c ië l e en za k e l ij k e d ie nst v er l en e rs In de dienstensector is de toegevoegde waarde vooral toegenomen bij financiële en (andere) zakelijke dienstverleners. Dat ‘overige diensten’ hier de rij sluiten , is niet verrassend: het gaat voor een belangrijk deel om activiteiten met een hoge toegevoegde waarde die niet of nauwelijks verder te verhogen valt : schoonmaak, beveiliging, persoonlijke en reparatiediensten en dergelijke. De prognose voor de komende paar jaar is een lichte krimp bij de ‘overige’ dienstverlening. Zie figuur 22 voor de ontwikkeling binnen de dienstensector. Figuur 22 toegevoegde waarde, dienstensector
ontwikkeling toegevoegde waarde diensten (indexcijfers 1988 = 100; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) 250 fin 213,6 (+2,7%) 200,8
200
zak 212,7 (+2,7%)
153,5 150
onr 167,5 (+1,9%)
150,8 ovrig 144,4 (+1,3%)
136,5 100
50 1988
1992
financiële diensten
1996
2000
onroerend goed
2004
2008
zakelijke diensten
2012
2016
overige diensten
Bron: Panteia, 2013
S t e rk s te g r oe i to e ge voe g d e wa a r d e in d e co mm un ica t i es ect o r Bij de ‘overige sectoren’ springt de communicatiesector (ICT) eruit, met de sterkste groei van de toegevoegde waarde van alle sectoren. In de transportsector is er ook nog flinke groei. Zie verder figuur 23.
21
Figuur 23 toegevoegde waarde, overige sectoren
ontwikkeling toegevoegde waarde overige sectoren (indexcijfers 1988 = 100; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) 450 com 404,4 (+5,1%) 350 297,5 250 trp 189,3 (+2,3%) 159,2
nuts 145,1 (+1,3%)
107,5 107,0
delf 111,5 (+0,4%)
150
50 1988
1992
1996
delfstofwinning
2000
2004
nutsbedrijven
2008
2012
transport
2016
communicatie
Bron: Panteia, 2013
De eerder geschetste ontwikkeling van de toegevoegde waarde resulteert per saldo in een stijgend aandeel van de toegevoegde waarde bij handel, logistiek en ICT, bij de handel voornamelijk door toedoen van de groothandel. Het aandeel van de dienstensector blijft ongeveer gelijk, dat van de ‘maaksectoren’ daalt. Zie figuur 24. Hierbij dezelfde kanttekening als bij de ontwikkeling van de buitenlandse afzet: de groothandel verzorgt als intermediair een deel van de industr iele export door Nederlands fabricaat naar het buitenland te brengen. Figuur 24 toegevoegde waarde per sector, als percentage van de totale toegevoegde waarde (private sector Nederland)
ontwikkeling aandeel toegevoegde waarde per hoofdsector 100%
diensten 30,2%
31,0%
32,4%
30,5%
30,2%
30,0%
29,6%
29,0%
transport en communicatie 11,6%
12,0%
12,1%
14,3%
15,2%
15,4%
15,2%
15,0%
handel en horeca 21,1%
21,9%
22,5%
24,9%
25,3%
26,6%
27,3%
28,0%
bouw 8,1%
7,0%
5,5%
4,8%
4,8%
4,0%
3,8%
21,8%
20,3%
20,0%
19,1%
19,6%
19,8%
75%
50%
5,9%
25%
0%
industrie 23,6%
22,4%
agrarische sector 5,4%
5,7%
5,2%
4,6%
4,5%
4,1%
4,4%
4,5%
1988
1992
1996
2000
2004
2008
2012
2016
Bron: Panteia, 2013
22
3
Arbeid: volume, kosten, productiviteit
3.1
Ontwikkeling arbeidsvolume G r oe i b i j d i en st en, k r i mp in d e i nd ust r i e Het ene product vraagt meer inzet van arbeid dan het andere. Daarbij verandert de arbeidsproductiviteit: de hoeveelheid product die met een uur arbeid gemaakt kan worden. De arbeidsproductiviteit bij alles wat machinaal in grote hoeveelh eden gemaakt kan worden ligt een stuk hoger dan bij handwerk en diensten. En dat verschil neemt nog steeds toe, zoals ook de sectorale ontwikkeling van de Nederlandse economie in de afgelopen 25 jaar laat zien. Waar relatief weinig ruimte is voor verbetering van de productiviteit groeit het arbeidsvolume. W aar die ruimte er wél is neemt het arbeidsvolume af. Arbeidsintensief betekent in de praktijk ook duur. Arbeidsintensieve producten en diensten worden dan ook waar dat mogelijk is ‘ge-offshored’ naar waar arbeid goedkoper is. In de industrie en de agrarische sector vindt krimp plaats, met ongeveer 1% gemiddeld per jaar. In de bouw is sprake van lichte groei van het arbeidsvolume: gemiddeld 0,5% per jaar. In handel en horeca, transport en communicatie is een gemiddelde werkgelege nheidsgroei van 1,3% te zien. In 2008 zet over de hele linie een daling in. Zie figuur 25 voor de ontwikkeling tussen 1988 en 2010. Deze figuur laat duidelijk zien in welke sectoren dezelfde of een hogere output kan worden gerealiseerd met minder mensen, en in welke sectoren besparing op arbeid minder goed mogelijk is. Het eerste is het geval in de industrie en de agrarische sector, het laa tste in handel en dienstverlening, met de kanttekening dat een dienstensector als de zorg hierbij nog niet eens is meegenomen. Figuur 25 arbeidsvolume, hoofdsectoren ontwikkeling arbeidsvolume 1988-2011, indexcijfers 1988 = 100 200,0
diensten 175,5
164,6 150,0
transport en communicatie 136,0
140,2 135,4
handel en horeca 135,2
118,6 bouw 113,2 100,0
95,7 95,2
industrie 80,7 agrarische sector 77,4
50,0 1988 agrarische sector
1992
1996 industrie
bouw
2000 handel en horeca
2004
2008 transport en communicatie
2010 diensten
Bron: Panteia, 2013
Binnen de industrie is er weinig verschil en doet de krimp zich voor in alle vier deelsectoren die zijn onderscheiden: zie figuur 26.
23
Figuur 26 arbeidsvolume, industrie
ontwikkeling arbeidsvolume industrie (indexcijfers 1988 = 100; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie)
150
98,1 94,7 94,7 90,8
100
overig 84,5 (-0,8%) metaal 80,0 (-1,0%) chem 79,9 (-1,0%) food 75,7 (-1,3%)
50 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2010
Bron: Panteia, 2013
H a n de l e n ho re ca : pa s o p d e p la a t s va na f 2 000 Binnen de sector handel en horeca is het arbeidsvolume in de horeca het sterkst g egroeid (gemiddeld 1,9% per jaar) en in de autosector het minst (0,7%). Hier groeit het arbeidsvolume echter uitsluitend in de periode tot 2000: daarna wordt er pas op de plaats gemaakt, en neemt het arbeidsvolume zelfs iets af: zie figuur 27. Figuur 27 arbeidsvolume, handel en horeca ontwikkeling arbeidsvolume handel en horeca (indexcijfers 1988 = 100; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie)
200
150
154,6
hor 153,1 (+2,0%)
137,5
grh137,2 (+1,5%) deth 131,8 (+1,3%) aut 117,8 (+0,7%)
130,5 121,8 100
50 1988
1992 autosector
1996 2000 groothandel
2004 detailhandel
2008
2010 horeca
Bron: Panteia, 2013
A r b e id sv o lum e za k e l i jk e d ie ns tv er l en i ng v er dub b e l d Het arbeidsvolume uitgedrukt in aantal voltijdbanen (fte) is verreweg het sterkst gestegen in de dienstensector, en wel met gemiddeld 2,5% per jaar in de onde rzochte periode. Binnen de dienstensector is het arbeidsvolume van de zakelijke dienstverlening meer dan verdubbeld, met een gemiddelde jaarlijkse groei van 3,3%. Daarentegen is de werkgelegenheid in de financiële dienstverlening slechts betrekkelijk weinig toegenomen: gemiddeld met 0,6% per jaar, maar met
24
een duidelijke krimp sinds 2000. De arbeidsinzet van sommige diensten wordt verminderd door automatisering en minder maatwerk. Zo is het kantorennetwerk van banken sterk uitgedund, en zijn veel functies van met name lager en mi ddelbaar geschoolden verdwenen. Zie verder figuur 28. Figuur 28 arbeidsvolume, dienstensector ontwikkeling arbeidsvolume dienstensector (indexcijfers 1988 = 100; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) 250
zak 205,3 (+3,3%) 200
190,2 onr 173,0 (+2,5%) 151,4
150
overig 164,6 (+2,3%)
140,0 126,7 fin 114,1 (+0,6%)
100
50 1988
1992
financiële diensten
1996
2000
onroerend goed
2004
2008
zakelijke diensten
2010 overige diensten
Bron: Panteia, 2013
A r b e id sv o lum e co mm uni ca t ie s ect o r v e rd ub b e ld Binnen de ‘overige sectoren’ is een krimp te zien met gemiddeld 1,5% per jaar van het arbeidsvolume bij delfstofwinning en nutsbedrijven, een lichte groei bij transport (0,4%), en meer dan een verdubbeling bij communicatie (gemiddeld 3,5% op jaarbasis). Zie figuur 29. Figuur 29 arbeidsvolume, overige sectoren
ontwikkeling arbeidsvolume overige sectoren (indexcijfers 1988 = 100; tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) 250 212,8
com 212,8 (+3,5%)
114,8
trp 109,0 (+0,4%)
200
150
100
90,0 nuts 73,2 (-1,4%) 78,0 delf 70,0 (-1,6%)
50 1988
1992
delfstofwinning
1996
2000
nutsbedrijven
2004
transport
2008
2010
communicatie
Bron: Panteia, 2013
25
Figuur 30 laat nog eens zien hoe het aandeel van de industrie en de agrarische sector in de werkgelegenheid bij het Nederlandse bedrijfsleven is afgenomen, en het aandeel van handel en diensten toegenomen. Figuur 30 arbeidsvolume per sector, als percentage van het totale arbeidsvolume in de marktsector
ontwikkeling aandeel arbeidsvolume per hoofdsector 100%
75%
50%
diensten 30,2%
25,0%
transport en communicatie 11,6%
11,0%
handel en horeca 21,1% bouw 8,1%
28,6%
10,9%
25,8%
0%
1988
11,9%
11,9%
33,4%
33,1%
11,9%
11,8%
25,4%
26,1%
25,5%
26,0%
9,5%
9,4%
9,7% 9,5%
agrarische sector 5,4%
30,8%
25,5%
25% industrie 23,6%
30,3%
23,2%
20,0%
9,7%
9,7%
18,3%
17,5%
16,1%
15,9%
5,6%
5,1%
4,5%
4,2%
3,7%
3,7%
1992
1996
2000
2004
2008
2010
Bron: Panteia, 2013
3.2
Arbeidsinkomensquote De arbeidsinkomensquote is de ratio van de arbeidskosten en de netto toeg evoegde waarde. Toegerekend loon van zelfstandigen is hierbij onderdeel van de arbeidskosten. De hoogte van de arbeidsinkomensquote is een maatstaf voor het (internationale) concurrentievermogen van een sector. Hoe groter het deel van de toegevoegde waarde dat naar de factor arbeid gaat, hoe kleiner het complement dat overblijft voor winst en investeringen. Figuur 31 laat zien dat de quote een tamelijk grillig verloop heeft in de afgelopen 25 jaar. Dat geldt in het bijzonder voor de agrarische sector. Als het toegerekend loon voor zelfstandigen hoger uitvalt dan wat er feitelijk binnenkomt (door negatieve bedrijfsresultaten), kan de arbeidsinkomensquote boven de 100 komen. Dat is met name het geval in de agrarische sector, en daarnaast in de detailha ndel en de ‘overige’ dienstverlening. In de agrarische sector kunnen de inkomsten sterk fluctueren onder invloed van prijsschommelingen van de producten. Voor zover trends zichtbaar zijn, betreffen die een afnemende arbeidsinkomensquote in een deel van de industrie, namelijk de voedingsmiddelenindustrie en de chemie (figuur 32), bij nutsbedrijven (figuur 39), en recent ook in de financiële dienstverlening (figuur 38). In de metaal- en elektrotechnische industrie, handel en horeca, de dienstensector, en in transport en commun icatie neemt de quote toe, al verschilt de mate waarin.
26
Figuur 31 arbeidsinkomensquote, hoofdsectoren ontwikkeling arbeidsinkomensquote 1988-2010 125
agrarische sector 112,2
100 agrarische sector; 92,3 86,8
transport en communicatie 84,1
bouw; 84,8 transport en communicatie; 77,3
80,0 76,6 75 73,9 71,0
industrie
bouw 87,7
diensten; 70,6
diensten 72,2 industrie 69,7 handel en horeca 68,7
industrie; 70,1
65,6
handel en horeca; 62,3
50 1988
1990
1992
agrarische sector
1994
industrie
1996
1998
bouw
2000
2002
handel en horeca
2004
2006
2008
transport en communicatie
2010
diensten
Bron: Panteia, 2013
Figuur 32 arbeidsinkomensquote, industrie ontwikkeling arbeidsinkomensquote industrie 100 metalektro 93,1 88,9 85,3
85,7 ov. industrie 86,8
80 79,3 68,2 63,4 60
56,1
58,3
food 55,1 chemie 93,1
40 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2010
Bron: Panteia, 2013
27
Figuur 33 arbeidsinkomensquote, handel en horeca ontwikkeling arbeidsinkomensquote handel en horeca 120 detailhandel 106,8 100
80
84,8 76,8
60
64,6 63,0
80,6
horeca 78,2
73,7 autosector 72,3
58,8 54,7
groothandel 55,6
40
20
0 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2010
Bron: Panteia, 2013
Figuur 34 arbeidsinkomensquote, diensten ontwikkeling arbeidsinkomensquote diensten 120
100
99,6
96,1
90,6
89,1
80
60
overige diensten 107,2 zakelijke diensten 94,1
74,8 63,5 financiële diensten 49,9 onroerend goed 44,1
40
20
14,2
14,2 0 1988
1992
Bron: Panteia, 2013
28
1996
2000
2004
2008
2010
Figuur 35 arbeidsinkomensquote, overige sectoren ontwikkeling arbeidsinkomensquote overige sectoren 100 transport 98,4 80
83,5
80,8
73,8 69,7
74,0
communicatie 65,9
60 57,7 40
20
nutsbedrijven 19,3 7,5
8,0
delfstofwinning 4,3
0 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2010
Bron: Panteia, 2013
3.3
Ontwikkeling arbeidsproductiviteit A g ra r is ch e s e cto r e n ind us t ri e k o p lo p er a r b e ids p ro du ct iv i te i ts st i jg i ng
29
Figuur 36 laat zien dat de arbeidsproductiviteit het sterkst is toegenomen in de agrarische sector en de industrie, dat hij is afgenomen in de bouw (0,6% per jaar gemiddeld), en dat hij in de dienstensector betrekkelijk weinig is toegen omen (totaal ruim 20%, op jaarbasis 0,9%). Afgezien van de bouw en de die nstensector is de arbeidsproductiviteit gemiddeld met 2,3% tot 3,2% per jaar to egenomen. Dat laatste cijfer geldt voor de agrarische sector, die gevolgd wordt door de industrie (2,9%), transport en communicatie (2,5%), en handel en hor eca (2,2%). V e r wa c ht in g: v oo rt z et tin g va n d e be sta a nd e t re n d De trends van de afgelopen 25 jaar zetten naar verwachting door in de ko mende paar jaar: de sterkste groei in de industrie en de agrarische sector, een wat mi nder sterke groei in handel, transport en communicatie, een lichte groei in de dienstensector, en een zeer lichte in de bouw.
30
Figuur 36 arbeidsproductiviteit, hoofdsectoren ontwikkeling arbeidsproductiviteit 1988-2017, indexcijfers 1988 = 100 250 agrarische sector 239,7 industrie 228,8 200
transport en communicatie 189,4 handel en horeca 178,9 149,6
150
146,7 138,5 133,1 100,0
diensten 135,9
108,6
100
bouw 85,7
95,2
50 1988
1990
1992
agrarische sector
1994
1996 industrie
1998
2000
2002
bouw
2004
2006
2008
handel en horeca
2010
2012
2014
transport en communicatie
2016 diensten
Bron: Panteia, 2013
I nd ust r i e: s te rk st e st i jg i ng in d e me ta lek t ro Binnen de industrie laat de metaal- en elektrotechnische industrie de sterkste groei van de arbeidsproductiviteit zien. Hier gaat het om 3,7% gemiddeld per jaar. De voedings- en genotmiddelenindustrie en de chemie volgen en ontlopen elkaar weinig: gemiddeld 3,2% per jaar. De ‘overige’ industrie blijft wat achter met een naar verhouding wat minder toegenomen arbeidsproductiviteit: 2% per jaar. Deze deelsector telt een groot aantal kleinere specialisten, zoals producenten van speelgoed, sieraden en sportartikelen met beperkte mogelijkheden tot automatisering en deels ambachtelijke productiemethoden. Zie figuur 37. Figuur 37 arbeidsproductiviteit, industrie ontwikkeling arbeidsproductiviteit industrie (indexcijfers 1988 = 100) 300 metalektro 294,8 250
food 237,3 chemie 229,2
200 166,0 149,3
150
overige industrie 168,4
148,1 132,4
100
100,0
50 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2010
2012
2016
Bron: Panteia, 2013
31
H a n de l e n ho re ca : gr ote v e rs ch i l l en i n a rb e i dsp r od uc t iv it e it sg r oe i Binnen de sector handel en horeca zijn aanzienlijke verschillen te zien: in de horeca is de arbeidsproductiviteit sinds 1988 gedaald met gemiddeld 1,3% per jaar, in de detailhandel is zij licht gegroeid met 0,8% op jaarbasis. In de autosector en zeker in de groothandel is de arbeidsproductiviteit daarentegen fors toegenomen: respectievelijk met 4,0% en 3,6% per jaar. In deze beide sectoren is veel meer ruimte voor automatisering. In de groothandel gaat het bijvoorbeeld om orderpicksystemen in het magazijn, faciliteiten voor elektronisch bestellen en administratieve automatisering. In de autobranche is er minder werk op het g ebied van onderhoud aan voertuigen, het meest arbeidsintensieve onderdeel. Er wordt ook meer gebruikgemaakt van elektronica. Zie figuur 38. Figuur 38 arbeidsproductiviteit, handel en horeca ontwikkeling arbeidsproductiviteit handel en horeca (indexcijfers 1988 = 100) 300
groothandel 267,7
250
200
autosector 206,0
177,7 143,1
150
detailhandel 118,6
103,4 100 100,0
99,2 horeca 81,0 50 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2010
2012
2016
Bron: Panteia, 2013
D i e ns te ns ect o r: g r oe i a r b e i ds pr o duc t iv it e it f ina n c ië l e d i ens t en In de financiële dienstensector is de arbeidsproductiviteit sinds 1988 toegen omen met bijna 3% per jaar. Dit is een gevolg van inzet van informatietechnol ogie en internet (telebankieren) en van sluiting van het voorheen dichte netwe rk van plaatselijke filialen. In de andere dienstensectoren is nog een lichte groei aanwezig bij de zakelijke diensten (0,3% per jaar), maar is er sprake van krimp bij de ‘overige’ diensten (-0,5%) en bij verhuur en bij exploitatie van onroerend goed (-0,3%). Zie figuur 39. De dienstensector als geheel kampt met het gegeven dat het grotendeels ‘people’s business’ is met maar beperkte mogelijkheden om de arbeidsproductiviteit op te voeren door arbeidsbesparende maatregelen. De arbeidsproductiviteit in de financiële dienstverlening is wél gestegen, via automatisering van diensten zoals telebankieren en een sterke inkrimping van het kantorennetwerk.
32
Figuur 39 arbeidsproductiviteit, dienstensector ontwikkeling arbeidsproductiviteit dienstensector (indexcijfers 1988 = 100) 250
financiële diensten; 221,8 200
150
100
121,3
zakelijke diensten 113,5
108,0 100,2
onr. goed 105,9 ov. diensten 93,7
50 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2010
2012
2016
Bron: Panteia, 2013
O ve r i ge s ec to r e n: f l in k e gr o ei va n de a rb e id spr o du ct iv i te i t In de overige sectoren is de arbeidsproductiviteit sinds 1998 toegenomen met gemiddeld 2,3% per jaar (transport en delfstofwinning) tot 3,0% (communicati esector en nutsbedrijven): zie figuur 40. De productiviteitsgroei in de communicatiesector houdt verband met de toenemende beschikbaarheid van standaardsof twaremodules, en ook met offshoring van arbeidsintensief programmeerwerk. Figuur 40 arbeidsproductiviteit, overige sectoren ontwikkeling arbeidsproductiviteit overige sectoren (indexcijfers 1988 = 100) 250 communicatie 216,6 nutsbedrijven 214,3 delfstofwinning 183,0
200
transport 173,9 150
100
140,0 138,0 127,9 119,7
100,0
50 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2010
2012
2016
Bron: Panteia, 2013
33
3.4
Ontwikkeling aantal ondernemingen C i jf e rs b et r eff en d e he t k l e in be d r i jf : m e e r da n 9 0 % va n a l l e b ed r i jv en Voor de ontwikkeling van het aantal ondernemingen zijn alleen gegevens b eschikbaar van bedrijven tot 10 werkzame personen, en wel vanaf 1993. Daarmee kan echter een goede indruk worden gegeven van de ontwikkeling in de afgel open twee decennia: het aldus gedefinieerde kleinbedrijf is anno 2013 met ui tzondering van de industrie in alle sectoren goed voor meer dan 90% van de o ndernemingen. De agrarische en de dienstensector scoren met 97% het hoogst. De industrie blijft steken op 83%, vooral door toedoen van de chemiesector (64%) en de voedings- en genotmiddelenindustrie (71%). Andere deelsectoren met een relatief laag aandeel kleinbedrijf zijn nutsbedrijven (78%), delfstoffenwinning (89%) en transport (88%). M e er b e dr i j ve n in d e d ie ns t en -, m in de r i n de a g ra r is ch e se ct or In figuur 41 valt in de eerste plaats de toename van het aantal bedrijven in de dienstverlening op (een ruime verviervoudiging sinds 1993), en de afname in de agrarische sector: een halvering in dezelfde periode. Binnen de dienstensector dragen drie van de vier deelsectoren daaraan bij: financiële diensten, z akelijke diensten en overige diensten. Verhuur en exploitatie van onro erend goed blijven daar bij achter. Het aantal ondernemingen in de bouw neemt tot en met 2007 eveneens sterk toe en stabiliseert daarna. Deze groei betreft voornamelijk zzp’ers: vakmensen die op projectbasis worden ingezet, eenmansklussenbedrijven en derg elijke. Veel bouwbedrijven zijn overgestapt van eigen werknemers naar zzp’ers om zo hun flexibiliteit te vergroten. Ook in de transportsector is sprake van groei van het aantal ondernemingen: dit aantal is hier aanzienlijk sterker toegenomen dan in de deelsector communicatie. In de sectoren industrie, handel en horeca is het aantal bedrijven met wat bescheidener cijfers toegenomen. De geringste groei van het aantal ondernemingen is te zien in de detailhandel. I s h e t a a n ta l b ed r i jv en m é t pe rs on e e l t o e - o f a f g en o m en? Vaststellen dat het toegenomen aantal zzp’ers de groei van het aantal ondern emingen voor een belangrijk deel verklaart, laat de vraag open hoe het aantal ondernemingen mét personeel zich heeft ontwikkeld in de verschillende sect oren. Hier zijn echter geen cijfers van beschikbaar 1.
1
34
Het CBS hanteert tegenwoordig het aantal werkzame personen als maatstaf voor bedrijfsgrootte, dus inclusief ondernemers en meewerkende gezinsleden. Daardoor ontbreekt een scherp beeld van bedrijven met en zonder werknemers in loondienst.
Figuur 41 aandeel ondernemingen met minder dan 10 werkzame personen, hoofdsect oren, indexcijfers 1993 = 100 ontwikkeling aantal ondernemingen 1993-2014, indexcijfers 1993 = 100 (tussen haakjes de gemiddelde jaarlijkse mutatie) 500 diensten 440 (+7,3%) 400 bouw 352 (+6,2%)
300
193
200
transp comm 177 (+2,8%)
176 100
handel hor 135 (+1,2%)
112 107
industrie 129 (+1,2%)
80
agrosector 49 (-3,2%)
0 1993
1995
1997
agrarische sector
1999
industrie
2001 bouw
2003
2005
handel en horeca
2007
2009
2011
transport en communicatie
2013 diensten
Bron: Panteia, 2013
H e t a a nd e e l va n d e di en st en se ct or n ee mt s te rk to e Figuur 42 maakt duidelijk hoe de structuur van het Nederlandse bedrijfsleven in de afgelopen 20 jaar is veranderd, afgemeten aan het aantal ondernemingen per sector. Het aandeel van de dienstensector is gestegen van een kwart naar de helft van alle ondernemingen in Nederland. De groei van de dienstensector is het gevolg van de ontwikkeling naar een ke nniseconomie. Maar ook loont het bedrijfseconomisch steeds minder om alle die nsten die nodig zijn voor de continuïteit en groei van het bedrijf zelf in huis te h alen. Ondernemers kiezen eerder voor uitbesteden van diensten die niet tot de kernactiviteit van hun bedrijf horen, en voor het aantrekken van externe speci alisten op het moment dat er behoefte is aan hun diensten. Activiteit van een b edrijf in de industrie of een andere sector krijgt daardoor in de statistiek het label ‘dienst’. Bovendien is de toetredingsdrempel voor een start in de dienstensector laag, doordat de nieuwe ondernemer doorgaans niet hoeft te investeren in apparatuur, een pand of voorraden. Ook in de dienstensector is het aantal zzp’ers sterk toegenomen.
35
Figuur 42 aandeel ondernemingen (kleinbedrijf) per sector als percentage van alle ondernemingen
ontwikkeling aandeel hoofdsectoren in het aantal ondernemingen 100% diensten 23,8%
25,2%
26,8%
28,3%
29,9%
33,9% 42,3%
75% transport en communicatie 9,6% 9,8%
9,4%
9,2%
46,8%
48,7%
50,2%
50,4%
7,9%
8,1%
8,3%
22,9%
21,4%
20,8%
20,9%
10,9%
11,8%
11,3%
10,9%
4,3%
4,1%
9,6%
7,0%
6,2%
3,9% 5,7%
3,9% 5,5%
2005
2007
2009
2011
2013
9,1% 8,9%
50%
handel en horeca 31,7%
8,4% 31,3%
30,7%
30,0%
29,1%
8,0% 27,5% 24,9%
25%
bouw 6,5% industrie; 6,3% agrarische sector 22,1%
7,5% 6,2%
20,1%
8,5% 6,1%
18,5%
9,3% 6,0%
9,8% 5,8%
10,1% 5,4%
10,2% 4,6%
17,3%
16,2%
14,3%
0% 1993
1995
1997
1999
2001
2003
Bron: Panteia, 2013
3.5
Ontwikkeling aandeel zelfstandigen E en s pe c ia le pos i t ie va n d e a g ra ri sc he s ec to r Figuur 43 maakt in de eerste plaats duidelijk dat de agrarische sector een sp eciale positie inneemt als het gaat om het aandeel zelfstandigen: als enige sector zijn hier meer zelfstandigen dan werknemers. De figuur laat echter ook zien dat hun aandeel flink is gedaald sinds 1988. Oorzaak is een gestage vermindering van het aantal bedrijven, en schaalvergroting bij de resterende. G r oe i va n h et a a nt a l zzp ’ e rs i n de b ou w Verder valt de oplopende lijn op van het aandeel zelfstandigen in de bouw. Achtergrond hiervan is een sterke groei van het aantal zzp’ers (zelfstandigen zonder personeel) in deze sector, die voor projecten worden ingehuurd door grotere bedrijven in de bouw en zich daarnaast hebben gevestigd als klussenbedrijf. In de handel en in de horeca is het aantal zelfstandigen sterk teruggelopen. Evenals in de agrarische sector is vermindering van het aantal zelfstandige b edrijven en groei van winkel- en horecaketens hier de achtergrond.
36
Figuur 43 aandeel zelfstandigen, hoofdsectoren aandeel zelfstandigen in werkzame personen (%) 100%
75%
agrarische sector; 73,0%
59,9% 55,3% 50%
25%
22,8%
handel en horeca; 18,2%
0%
16,0%
diensten; 14,9% bouw; 11,5% transport en communicatie; 8,6% industrie; 4,5% 1988
13,0% 12,5% 9,1% 5,6%
13,8% 11,1% 8,3% 4,9% 1992
1996
2000
2004
2008
2010
Bron: Panteia, 2013
Figuur 44 aandeel zelfstandigen, industrie aandeel zelfstandigen in de industrie (%) 20
15
10
9,2 7,5
ov. industrie; 8,1 5
5,0 3,8
food; 4,2
4,5 3,7
chemie; 2,3 1,3
metalektro; 2,0
1,6
0 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2010
Bron: Panteia, 2013
37
Figuur 45 aandeel zelfstandigen, handel en horeca aandeel zelfstandigen in handel en horeca (%) 25,0 horeca; 23,8 20,0
15,0
18,9
detailhandel; 20,1 autosector; 17,3
14,6 14,5
groothandel; 13,0
9,4
15,7 15,1 12,5
10,0
9,6
5,0
0,0 1988
1992
1996
2000
2004
2008
2010
Bron: Panteia, 2013
Figuur 46 aandeel zelfstandigen, dienstensector aandeel zelfstandigen in de dienstensector (%) 40,0
30,0
overige diensten; 30,5
27,2 21,1
20,0 zakelijke diensten; 12,9 10,0
0,0
verhuur, onr. goed; 10,0
10,1
financiële diensten; 5,0
4,2
1988
Bron: Panteia, 2013
38
12,3
1992
1996
2000
11,4 10,5
2,7 2004
2008
2010
Figuur 47 aandeel zelfstandigen, overige sectoren
aandeel zelfstandigen in de overige sectoren (%)
20,0
15,0
communicatie; 12,1 11,2
10,0
8,6 transport; 7,4
7,8
8,2 5,0
0,0
delfstofwinning; 0,0 nutsbedrijven; 0,0 1988
1992
0,0 1996
2000
0,0 2004
2008
2010
Bron: Panteia, 2013
39
4
De uitkomsten in het kort A f z et De Nederlandse economie groeit vanaf 1988 over de hele linie, maar het tempo verschilt wél aanzienlijk per sector. De ICT-sector, de groothandel, de financiële en de zakelijke dienstverlening groeien het hardst, de bouw het minst hard. Per saldo neemt het aandeel van de ‘maaksectoren’ agro, industrie en bouw in de afzet van het Nederlandse bedrijfsleven af van 52% naar 42%, en groeit het aandeel van handel en diensten navenant. A f z et bu i t en la n d Eveneens gaat een steeds groter deel van de afzet naar het buitenland. De al open economie van Nederland is op de golven van europeïsering en globalisering nog opener geworden. Vrijwel alle sectoren dragen daaraan bij. De industrie exporteert het meest, g evolgd door de logistieke sector (groothandel en transport). De export van andere dan industriële sectoren is echter wél sneller gegroeid. Per saldo is het industriele aandeel in de totale export van het Nederlandse bedrijfsleven zodoende toch met ruim 10% afgenomen. Het aandeel van de groothandel stijgt het meest. T oe g evo e gd e wa a rd e De toegevoegde waarde is sterk gestegen in handel en diensten, een stuk minder in agro en industrie, en niet in de bouw. Groothandel en communicatiesector (waaronder ICT) zijn de koplopers met de sterkste groei. Per saldo is het aandeel van de ‘maaksectoren’ in de toegevoegde waarde van het Nederlandse bedrijfsleven afgenomen, dat van handel en communicatie to egenomen, en dat van de dienstverlening gelijk gebleven. A r b e id sv o lum e e n a rb e id s pr o duc t iv it e it Arbeidsvolume en arbeidsproductiviteit zijn twee kanten van één medaille: waar weinig ruimte is voor verbetering van de productiviteit, gaat het arbeidsvolume omhoog. De arbeidsproductiviteit is het sterkst toegenomen in de agrarische se ctor en de industrie, afgenomen in de bouw, en vrij licht toegenomen in de over ige sectoren. Groothandel en financiële diensten springen er hier echter uit met een grote productiviteitsstijging, terwijl die bij de horeca is teruggelopen. Het arbeidsvolume daarentegen is verdubbeld in de zakelijke dienstverlening en de communicatiesector, en gekrompen in de industrie en de agrarische sector. O nd e rn em in g en en z e l fs ta n d ig en In de dienstensector is het aantal ondernemingen het sterkst toegenomen, g evolgd door de bouw. Een spectaculaire groei van het aantal zzp‘ers (zelfstandigen zonder personeel) in de onderzochte periode is de voornaamste oorzaak. Van alle ondernemingen in Nederland is anno 2013 ruim de helft te vinden in de dienstensector, tegen minder dan een kwart in 1988. Handel en horeca zijn de grootste dalers. Wat betreft het aandeel van zelfstandigen in het totaal aantal werkenden springen de bouw en de agrarische sector eruit. In de bouw is dit gestegen door de inzet van zzp’ers, in de agrarische sector is het aandeel zelfstandigen nog steeds groot, maar sinds 1988 door schaalvergroting wél sterk afgenomen.
41
42
BIJLAGE 1
Onderzoeksverantwoording
Panteia beschikt over datareeksen van het Nederlandse bedrijfsleven voor sect oren en bedrijfstakken: ondernemingen, afzet in binnen- en buitenland en andere exploitatiegegevens, werkgelegenheid en arbeidsproductiviteit. Die worden voornamelijk gebruikt voor het ramen van ontwikkelingen op korte termijn: het voorgaande jaar, en prognoses voor het lopende en komende jaar. Ze kunnen echter ook worden gebruikt om ontwikkelingen op langere termijn, en daarmee veranderingen in de sectorstructuur van de Nederlandse economie, in beeld te brengen: hoe waren afzet, export, werkgelegenheid enzovoorts vijfentwintig jaar geleden verdeeld over sectoren, hoe ziet die verdeling er nú uit, waar is groei, en waar is krimp? Om op deze vragen antwoord te geven zijn input/outputtabellen van het PRISMAmodel van Panteia bewerkt om de volumeontwikkeling van afzet, export en toegevoegde waarde te berekenen vanaf 1988. Daarna zijn indexcijfers berekend die de ontwikkeling vanaf 1988 tot en met 2011 / 2010 in beeld brengen, en die zijn te vinden in de in dit rapport gepresenteerde figuren. Aan de hand van de Prognose kerngegevens MKB (juni 2013) zijn vervolgens de data verlengd tot 2017. Dat biedt een vooruitblik op basis van de op dit moment beschikbare gegevens. Voor arbeidsvolume en arbeidsinkomensquote is deze prognose niet beschikbaar; deze gegevens zijn er alleen tot en met 2010. Beide bronnen hanteren voor het private bedrijfsleven een indeling in 18 sectoren, namelijk: 1
agrarische sector (land- en tuinbouw, visserij en bosbouw)
2
delfstofwinning
3
voedings- en genotmiddelenindustrie (voeding, drank en tabaksproducten)
4
chemie (incl. farmaceutische, rubber- en kunststofproducten, en ‘minerale‘ bouwmaterialen)
5
metaalindustrie (metalen, metaalproducten, machines, apparaten, en reparatie daarvan, elektrotechnische producten en transportmiddelen)
6
overige industrie (textiel, kleding, leer- en houtbewerking, papier en drukwerk, meubels, muziekinstrumenten, sportartikelen en speelgoed)
7
nutsbedrijven
8
bouw (woning- en utiliteitsbouw, grond-, water- en wegenbouw, bouwinstallatie)
9
autosector (groothandel, detailhandel en reparatie)
10 groothandel 11 detailhandel 12 transport 13 informatie en communicatie (uitgeverijen, mediaproductie, omroep, telecom en informatietechnologie) 14 horeca 15 financiële dienstverlening (banken, verzekeraars, effectenmakelaars, belegging sinstellingen en adviseurs) 16 verhuur en exploitatie van onroerend goed 17 zakelijke dienstverlening (technisch, juridisch, economisch, reclame, onde rzoek, ontwerp, arbeids- en reisbemiddeling, callcenters) 18 overige dienstverlening (afvalbeheer, reparatie consumentenproducten, schoo nmaak, uiterlijke verzorging en wellness, cultuur, sport en recreatie) Bij de zes hoofdsectoren die hierna worden onderscheiden bestaat de industrie uit de sectoren 3 t/m 6, handel en horeca uit 9 t/m 12 en 14, en diensten uit 15 t/m 18. 43
44
De resultaten van het Programma MKB en Ondernemerschap worden in twee reeksen gepubliceerd, te weten: Research Reports en Publieksrapportages. De meest recente rapporten staan (downloadable) op: www.ondernemerschap.nl. Recente Publieksrapportages A201348
15-10-2013
De overheid als klant van het MKB
A201346
08-10-2013
De innovativiteit van het MKB in 2013
A201345
19-09-2013
Monitor buitenlandse investeringen MKB
A201343
03-04-2013
Geen vertrouwen ondernemers in het economische beleid.
A201341
17-10-2013
Najaar 2013 Economische effecten verlaging van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven A201340
19-08-2013
Exportindex MKB. Ontwikkelingen 2008-2011
A201339
22-08-2013
Topsectoren: beeld en ontwikkeling. Update juli 2013
A201338
12-09-2013
Bedrijfsfinanciering: zó kan het ook!
A201335
01-07-2013
Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2013 en
A201334
15-07-2013
De rol van sociale media bij innovatie door zzp’ers
A201333
02-07-2013
Topsectoren in beeld. Internationale oriëntatie topsectoren
A201332
02-07-2013
Topsectorenpanel. Methodologische verantwoording
A201331
04-07-2013
Calimero creativiteit: De innovatieve netwerken van zzp’ers
A201330
25-06-2013
Hoe goed ligt de gemeente bij MKB?
A201329
18-06-2013
Monitor Inkomens Ondernemers
A201328
27-06-2013
Het wenkend perspectief van consumenteninnovatie
A201327
16-07-2013
Innoveren achter de schermen
A201326
19-07-2013
De financiële positie van het MKB in 2013 en 2014
A201325
9-07-2013
Minirapportage biomaterialen
A201324
5-06-2013
Ontwerp krapte-indicator belangrijke beroepen topsectoren
A201323
06-06-2013
Kleinschalig ondernemen 2013
A201322
13-06-2013
Topsectoren in beeld - Bekendheid met het topsectorenbe-
A201321
21-05-2013
Administratieve lasten MKB
A201320
04-06-2013
Ambities en vermogensopbouw van zzp'ers
A201319
11-06-2013
Topsectoren: beeld en ontwikkeling
A201317
16-05-2013
Diaspora links van migrantenondernemers in Nederland
A201316
31-05-2013
Intellectueel eigendom topsectoren
A201315
07-05-2013
MKB verdeeld over kabinetsbeleid
A201314
02-05-2013
Topsectoren in beeld
A201313
28-03-2013
Concurrentie in het MKB
A201312
25-03-2013
Alles flex, is dat een mismatch?
A201311
09-04-2013
Challengers: hun kenmerken en succesfactoren
A201310
04-04-2013
Wie wordt werkgever?
A201309
16-04-2013
Oudedagsvoorziening in het MKB
A201308
11-04-2013
Benchmark klanten Qredits
A201306
21-02-2013
De waarde van sociaal ondernemerschap
A201305
24-01-2013
Grondstofschaarste?
A201304
02-04-2013
Gezocht: werklocatie 3.0
A201303
24-01-2013
Algemeen beeld van het MKB in de marktsector in 2012 en
A201302
08-01-2013
Financiering van innovatie in het MKB
A201218
15-01-2013
Samen starten
2014 – Update juni
leid en beleving van het ondernemingsklimaat
2013 - Update december
45
A201217
17-01-2013
Inkomen, vermogen en dynamiek van zelfstandigen zonder
A201216
9-1-2013
A201215
19-12-2012
A201214
7-12-2012
Meer innovatie door buitenlanders?!
A201213
4-12-2012
Meerwaarde van studentbedrijven
A201212
4-12-2012
Duurzaam ondernemen in het MKB
A201211
12-11-2012
Global Entrepreneurship Monitor 2011 The Netherlands
A201210
19-11-2012
Gebruikers en communities
A201209
8-8-2012
Wagenpark MKB en Grootbedrijf 2010
A201208
6-7-2012
Nieuwe financieringsvormen voor het MKB
A201207
20-6-2012
Monitor Inkomens Ondernemers
A201206
20-6-2012
Een typologie van ondernemers met lage inkomens
A201205
28-6-2012
Kleinschalig Ondernemen 2012
A201204
30-5-2012
Hoe ondernemend zijn zzp'ers?
A201203
22-5-2012
Duurzaam ondernemen in het kantoorhoudende MKB
A201202
16-4-2012
Vergrijzing en ondernemerschap
personeel Financieringsmonitor topsectoren 2012 Ondernemen zonder personeel
A201201
4-4-2012
A201113
22-11-2011
Hoe werken bedrijven samen in projecten? Ondernemen in de Sectoren 2011
A201112
22-11-2011
Zelfbewust een Zelfstandige Positie
A201111
21-9-2011
Kerngegevens MKB 2011
A201110
25-8-2011
Financieringsmonitor 2011
A201109
22-8-2011
Arbeidsproductiviteitstrends in klein-, midden- en grootbe-
A201108
14-7-2011
Global Entrepreneurship Monitor 2010 The Netherlands
A201107
19-5-2011
Ondernemen voor de toekomst
A201106
27-4-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap: Synthese
A201105
20-4-2011
Uitvinders in Nederland
A201104
28-4-2011
Kleinschalig Ondernemen 2010
A201103
10-3-2011
Trendstudie MKB en Ondernemerschap
A201102
8-3-2011
Monitor vrouwelijk en etnisch ondernemerschap 2010
A201101
5-1-2011
Startende ondernemers
A201012
8-12-2010
A201011
16-11-2010
A201010
9-11-2010
A201009
14-10-2010
De arbeidsmarkt van Midden-Nederland
A201008
14-10-2010
Monitor Inkomens Ondernemers
A201007
30-9-2010
Stand van Zaken Zonder Personeel
A201006
23-6-2010
Internationale benchmark ondernemerschap 2010
A201005
31-5-2010
Bedrijfsbeëindigingen in het kleinbedrijf
A201004
april 2010
Octrooien in Nederland
A201003
12-4-2010
Ondernemen voor anderen!
A201002
15-2-2010
Een kwestie van ondernemen
A201001
11-1-2010
Innovatief ondernemerschap in detailhandel, horeca en a m-
drijf 1995-2015
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid Global Entrepreneurship Monitor 2009 The Netherlands Ondernemen in de sectoren 2010 – 10 brochures
bacht A200918
1-12-2009
Slim en gezond afslanken
A200917
2-11-2009
Ondernemen in de Sectoren
A200916
30-10-2009
A200915
17-8-2009
Criminaliteitspreventie door kleine bedrijven
A200914
16-6-2009
Global Entrepreneurship Monitor 2008
Springen over de Grens
The Netherlands
46