Ruimtelijk uitvoeringsplan Klein Schrieken Verzoek tot raadpleging 01/10/2008
COLOFON Opdrachtgever:
Gemeentebestuur Heist-op-den-Berg
Project:
Ruimtelijk Uitvoeringsplan Klein Schrieken Verzoek tot Raadpleging i.f.v. screening op milieueffecten
Opdrachthouder:
Intercommunale Ontwikkelingsmaatschappij voor de Kempen (IOK) Antwerpseweg 1, 2440 Geel tel: 014/58 09 91 – fax: 014/58 97 22
Projectteam:
IOK plangroep
Datum:
01/10/2008
Behoudens de uitdrukkelijk bij wet bepaalde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, op welke wijze ook, zonder de uitdrukkelijke voorafgaande en schriftelijke toestemming van de opdrachtgever en de opdrachthouder.
INHOUDSOPGAVE 1
2
3
Algemeen....................................................................................................................................1 1.1
Initiatiefnemer....................................................................................................................1
1.2
Opdrachthouder.................................................................................................................1
1.3
Toetsing plan-MER plicht ...................................................................................................1
1.4
Situering van het RUP .......................................................................................................1
1.4.1 1.4.2 1.4.3 1.4.4 1.4.5 1.4.6
Situering......................................................................................................................................... 1 Doestelling ..................................................................................................................................... 1 Detailleringsniveau ......................................................................................................................... 1 Reikwijdte....................................................................................................................................... 1 Gebruik hulpbronnen...................................................................................................................... 1 Cumulatie met andere projecten .................................................................................................... 1
1.5
Reden tot opmaak RUP .....................................................................................................1
PlanMER screening ....................................................................................................................1 2.1
Methodologie.....................................................................................................................1
2.2
Beschrijving van het plan uitgaande van bestaande en gewenste toestand..........................1
2.2.1 2.2.2
Bestaande toestand ....................................................................................................................... 1 Gewenste toestand ........................................................................................................................ 1
2.3
Alternatieven – referentiesituatie ........................................................................................1
2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4
Locatiealternatieven ....................................................................................................................... 1 Uitvoeringsalternatieven ................................................................................................................. 1 Nulalternatief .................................................................................................................................. 1 Referentiesituatie ........................................................................................................................... 1
2.4
Analyse van mogelijk voorkomende effecten ......................................................................1
2.5
Beoordeling per discipline ..................................................................................................1
2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4 2.5.5 2.5.6
Discipline Bodem en watersysteem................................................................................................ 1 Discipline lucht ............................................................................................................................... 1 Discipline Mobiliteit......................................................................................................................... 1 Discipline Fauna en Flora............................................................................................................... 1 Discipline Mens .............................................................................................................................. 1 Discipline landschap en erfgoed..................................................................................................... 1
2.6
Grensoverschrijdende milieueffecten ..................................................................................1
Conclusie ....................................................................................................................................1
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
1
1
Algemeen
1.1
Initiatiefnemer Gemeentebestuur Heist-op-den-Berg Kerkplein 17 2220 Heist-op-den-Berg
1.2
Opdrachthouder IOK Antwerpseweg 1 2440 Geel 014/580.991 Contactpersoon Ir. Greet De Ruysscher,
[email protected], 014/56 27 64 An Vandeplas,
[email protected], 014/56 27 05
1.3
Toetsing plan-MER plicht Afbakening toepassingsgebied: Er wordt hier nagegaan of voor het plan een plan-MER moet worden gemaakt of ervan kan worden uitgegaan dat een screening in eerste instantie voldoende is. Hierbij wordt het stappenschema gevolgd uit de omzendbrief LNE/2007 (S:\IOK_Wetten_decreten_en_beleidsnotas\ leefmilieu\MER) Fase 1: definitie plan/programma In deze fase wordt er nagegaan of dat het voorgenomen plan of programma valt onder de definitie van plan of programma zoals geformuleerd in het DABM. Het RUP Klein Schrieken voldoet aan de drie volgende voorwaarden tegelijkertijd, waardoor kan geconcludeerd worden dat het RUP onder de definitie van plan/programma valt: – Een RUP wordt opgemaakt met als decretale basis het decreet houdende organisatie van de ruimtelijke ordening van 18 mei 1999 en latere wijzigingen. – Het plan wordt op gemeentelijk niveau opgesteld. – Het RUP zal door de gemeenteraad worden vastgesteld en definitief goedgekeurd door de Deputatie van de Provincie Antwerpen. Fase 2: toepassingsgebied In deze fase wordt er nagegaan of dat het voorgenomen plan of programma valt onder het toepassingsgebied van het DABM. Bij goedkeuring zal het RUP een kader bieden voor het toekennen van vergunningen binnen het plangebied. Een stedenbouwkundige vergunning voor een project kan enkel verleend worden als het voorgenomen project zich in de bestemming bevindt die overeenkomt met de bestemming vastgelegd in het ruimtelijk uitvoeringsplan. Het ruimtelijk uitvoeringsplan vormt het kader op basis waarvan de stedenbouwkundige vergunning toegekend wordt.
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
3
Fase 3: bepaling van de plicht tot opmaak van een plan-MER In deze fase wordt er nagegaan of dat het voorgenomen plan of programma valt onder de plan-MER plicht. Het RUP Klein Schrieken is niet van rechtswege onderworpen aan de plan-MER-plicht omwille van de volgende redenen: – Het plan vormt geen kader voor de toekenning van een vergunning voor de in bijlage I en II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomde projecten – Het plan/RUP heeft geen mogelijke betekenisvolle effecten op speciale beschermingszones (SBZ) en ligt ook niet in de nabijheid van een SBZ en er is dus geen passende beoordeling vereist. – Het RUP wijzigt het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau. Aldus dient voor het betreffende RUP op basis van screening worden geoordeeld of het plan mogelijks aanzienlijke milieueffecten kan hebben.
1.4
Situering van het RUP
1.4.1
Situering Het plangebied van het RUP Klein Schrieken ligt in het zuidwesten van de gemeente Heist-op-denBerg aan de gemeentegrens met Putte. Figuur 1: situering plangebied t.o.v. kernen en bedrijventerreinen-
HEIST-centrum
SCHRIEK
4
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
Het plangebied situeert zich ten noorden en ten zuiden van de Schriekstraat. Figuur 2: situering plangebied - kadaster
Figuur 3: situering plangebied gewestplan
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
5
1.4.2
Doestelling Het Ruimtelijk Uitvoeringsplan ‘Klein Schrieken’ wordt opgemaakt om verschillende doelstellingen te realiseren: – Realisatie van één compact lokaal bedrijventerrein met rondom een groene buffer en met behoud van de bestaande bedrijven. Het betreft een bestaand bedrijventerrein cf. het gewestplan dat reeds deels is ingericht met bedrijven en dat uitgebreid wordt met enkele percelen waarop zich één zonevreemd bouwbedrijf bevindt (in agrarisch gebied). De afbakening van de bedrijvenzone verandert ook t.a.v. het gewestplan in functie van de realisatie van één compact bedrijventerrein en ter vrijwaring van een groenzone rondom de vijver (zie verder). Figuur 4: gewestplan met bestaand bedrijventerrein cf. gewestplan + afbakening bedrijvenzone cf. RUP
– Herbestemmen van ingesloten restpercelen ‘agrarisch gebied’ naar zone voor tuinen, groenzone, zone voor bedrijfsactiviteiten cf. de bestaande situatie. Deze percelen worden niet gebruikt voor landbouwdoeleinden. Figuur 5: gewestplan met ‘ingesloten restpercelen’ agrarisch gebied die herbestemd worden naar groenzone, tuin of bedrijvenzone
6
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
– Herbestemmen van ‘gebied voor verblijfsrecreatie’ cf. gewestplan naar agrarisch gebied en groenzone aan de vijver. Figuur 6: herbestemmen gebied voor verblijfsrecreatie naar agrarisch gebied en groenzone
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
7
– Mogelijkheid voor beperkte recreatie aan de 2 bestaande visvijvers, hoofdzakelijk gericht op de vissport. Activiteiten m.b.t. vissport zijn hier vandaag reeds aanwezig. – Behouden van de bestaande landschappelijke elementen: – vijvers – waterloop – bos – groenzones – voetwegen, paden Figuur 7: orthofoto met bestaande en te behouden landschapselementen in plangebied
Voor het plangebied bestaat er nog geen BPA of RUP. Het gewestplan is hier van toepassing.
8
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
1.4.2.1
Planologisch attest bedrijf Timmermans De aanleiding voor dit RUP, was het positief planologisch attest voor het zonevreemde bouwbedrijf Timmermans. Op 29 augustus 2003 ontving de gewestelijk planologisch ambtenaar een aanvraag tot het bekomen van een planologisch attest. Het college van burgemeester en schepenen heeft de aanvraag, ingediend door A. Timmermans van de Groep Timmermans, met als adres Meester Van der Borghtstraat 1 te 2223 Schriek, van de gedelegeerd planologisch ambtenaar ontvangen op 05/12/2003. De aanvraag heeft betrekking op het terrein met als adres Schriekstraat 139 en met als kadastrale omschrijving afdeling 7 sectie A nummers 75/b, 79/c², 77/a, 85/x, 85/y, 86/y, 78/a/deel. Voor het terrein gelden momenteel de volgende planologische voorschriften: – de percelen zijn gelegen in de woonzone met landelijk karakter langs de wegvoor de eerste 50 m gemeten vanaf de rooilijn en in een dieper gelegen agrarisch gebied volgens het gewestplan Mechelen; – de percelen zijn niet gelegen binnen de grenzen van een goedgekeurd plan van aanleg of ruimtelijk uitvoeringsplan en maken geen deel uit van een vergunde en niet vervallen verkaveling. In de zitting van 28 augustus 2006 leverde het college van burgemeester en schepenen een gedeeltelijk positief planologisch attest af. De standpunten (en voorwaarden) van het college van burgemeester en schepenen zijn : – Gelet op de historische aanwezigheid van het bedrijf Timmermans op deze locatie, kan het bedrijf hier behouden blijven onder volgende voorwaarden: – aanzienlijke beperking van de bedrijfsoppervlakte en een herschikking van de bedrijfsruimte voor een efficiënt en zuinig ruimtegebruik; – het voorzien van een behoorlijke ontsluiting voor vrachtverkeer; – beperken van de hinder voor de omgeving door zo spoedige mogelijke aanleg van de bufferstroken, een behoorlijke stapeling in open lucht met hoogtebeperking en zo nodig het voorzien van een bijkomend magazijn op korte termijn, aanpassing van het uitzicht van de magazijnen en het niet toelaten van activiteiten die hinderlijk zijn voor de omgeving; – bij de planvoorbereiding moet de inpassing van het bedrijf in zijn omgeving voorop staan, met voorzieningen om het bedrijf samen met de aanpalende KMO-zone als één geheel uit te bouwen met één behoorlijke ontsluiting, buffering, gezamenlijke functies zoals parkeerruimten e.a. en het voorzien van een gepaste invulling voor de restgronden tussen bedrijf, woningen en recreatiezone. – Op korte termijn de bestaande bebouwing en verhardingen geregulariseerd kunnen worden. Het aanleggen van een bufferstrook moet gekaderd worden in een totaalaanpak van het bedrijventerrein. De aanpalende KMO-zone moet erbij betrokken worden. – Het bijkomend magazijn, de aanleg van een bufferstrook en de reorganisatie van de open opslagplaats op korte termijn wordt gerealiseerd. Doelstelling van de aanvrager – het bedrijf Timmermans: De aanvrager wenst op korte termijn, een regularisatie van de gebouwen en verhardingen waarvoor in het verleden geen bouwvergunning werd bekomen, te verkrijgen zodat de huidige activiteiten kunnen worden verder gezet. Op lange termijn wenst de aanvrager een bijkomend magazijn te bouwen, aansluitend bij de bestaande magazijnen achteraan. Ook de open opslagplaats zal gereorganiseerd worden met o.a. de aanleg van een groene buffer om de hinder naar de omgeving te beperken. Samengevat: – – – –
behoud bestaande bedrijfsinfrastructuur het bouwen van 1 bijkomend magazijn mogelijkheid buitenopslag goede in –en uitrit voor vrachtwagens
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
9
Adviezen Onderstaande weergave is een samenvatting van de adviezen. Beslissing gewestelijk planologisch ambtenaar De gewestelijk planologisch ambtenaar beslist dat de gemeente in dit geval de bevoegde overheid is die moet oordelen over de aanvraag van het planologisch attest (Besluit Vlaamse regering d.d. 13.12.2002 art (§1). Er wordt een voorwaardelijk gunstig advies verleend. Advies: – De bepalingen van het GRS dienen gevolgd te worden: – zuinig ruimtegebruik door meerdere bouwlagen, hoge dichtheid, gemeenschappelijke voorzieningen; – het inrichtingsprincipe van een bedrijventerrein moet vastgelegd worden; – het beperken van reserve; de reserve moet duidelijk afgestemd zijn op de ontwikkelingsmogelijkheden van het bedrijf; – het afstemmen van het bereikbaarheidsprofiel op het mobiliteitsprofiel; – een doordachte lokalisatie en inrichting waardoor de hinder voor de omgeving maximaal wordt beperkt; – een ruimtelijk doordachte aansluiting en begrenzing van het bedrijfsterrein ten opzichte van de omgeving. – De aanpalende reststroken agrarisch gebied dienen mee opgenomen te worden in het plangebied want hebben structureel noch reëel geen betekenis meer voor de beroepslandbouw. – Zuinig ruimtegebruik nastreven. – Door de ligging aan woongebied en recreatiegebied kunnen er hier geen hinderlijke activiteiten toegelaten worden; Ook het uitzicht van de bedrijfsgebouwen moet aangepast zijn aan de woonomgeving. – De voor op lange termijn voorziene reorganisatie van de open opslagplaatsen met de aanleg van een bufferzone, moet zo vlug mogelijk gebeuren; Indien nodig moet het bijkomende magazijn reeds op korte termijn gerealiseerd worden om de stapelruimte buiten te beperken; ook is het aangewezen om het achterdeel van het perceel 85w als bufferzone aan te leggen. Bij stapelen in open lucht is het wenselijk een hoogtebeperking op te leggen. – Een gepaste ontsluiting voor het vrachtwagenverkeer moet voorzien worden ter vervanging van de huidige ontsluiting via een smal pad vanuit de Meester Van Den Borghtstraat. Een ontsluiting via de aanpalende KMO-zone is aangewezen. – De bestaande en de nieuwe KMO-zone moeten ingericht worden als één geheel met o.a. gezamenlijke parking voor personenwagens, gemeenschappelijke groene buffer e.d.. – Efficiënter en zuiniger gebruik van de stapelzones; – De inpassing van het bedrijf in zijn omgeving moet voorop staan. Advies Bestendige Deputatie Naar aanleiding van de schriftelijke adviesvraag van 16 december 2003 bezorgde de provincie Antwerpen (departement ruimtelijke ordening en mobiliteit, dienst mobiliteit) het advies van de bestendige deputatie zoals goedgekeurd in de zitting van 15 januari 2004. Er wordt een voorwaardelijk gunstig advies verleend. Advies: – Het bedrijf ligt reeds ingesloten tussen de harde functies wonen en KMO-zone; Het bestendigen van de bestaande situatie betekent geen noemenswaardige verdere aantasting of versnippering van de open ruimte. Het bestendigen van het bestaand bedrijf op de huidige locatie is aanvaardbaar mits er rekening wordt gehouden met een aantal voorwaarden. – Het (deels zonevreemde) bedrijf Timmermans samen met de naastliggende KMO-zone organiseren als een kleine lokale bedrijvenzone, conform één van de gewenste ruimtelijke principes van het GRS; – Een gemeenschappelijke ontsluitingsweg voor het bedrijfsverkeer bepalen;
10
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
– Een gemeenschappelijke parking voorzien indien mogelijk; – Een gemeenschappelijke groene buffer; – Herstructurering bedrijventerrein om hinder naar omgeving te beperken en in functie van zuinig ruimtegebruik; – Vanuit bepaling GRS: het inrichtingsprincipe voor het bedrijfsterrein bepalen met een structuur en een wegentracé zodat ad hoc invullingen niet mogelijk zijn; – Restruimtes agrarisch gebied mee opnemen. Advies Afdeling Land De afdeling Land geeft advies vanuit landbouwkundig standpunt en uit het oogpunt van een goede landinrichting. De Afdeling Land gaf gunstig advies omdat het betrokken (ingesloten) agrarisch gebied zowel reëel als structureel geen betekenis heeft voor de landbouwstructuren. Advies Departement leefmilieu, dienst Waterbeleid Langs het terrein van het bedrijf Timmermans, loopt de Leembossenloop nr. 12 van de 2de categorie. Aandachtspunten hierbij zijn: – Langs beide zijden waterloop een bouwvrije onderhouds –en ruimingsstrook van 5 m; – De bedding is in eigendom van de provincie en voor werken is de machtiging van de Bestendige Deputatie vereist. Advies Afdeling Europa Economie De administratie Economie adviseert de aanvraag tot een planologisch attest positief. Advies Gecoro d.d. 03/03/2004 De gemeentelijke commissie heeft geen bezwaren of opmerkingen ontvangen n.a.v. het openbaar onderzoek. Buiten het regulariseren van de huidige bedrijfsactiviteiten en een continuïteit van deze te kunnen verzekeren, is er een visie nodig op lange termijn en moet het gebied een duurzame bestemming en inrichting krijgen. Conform het GRS, moet de site van het bedrijf Timmermans, voldoen aan de principes van efficiënt en zuinig ruimtegebruik. Een beperking van de bedrijfsoppervlakte en een herstructurering is nodig. De inpassing van het bedrijf in zijn omgeving moet voorop staan. Het bedrijf Timmermans moet samen met de aangrenzende ambachtelijke zone als één geheel uitbouwen: één behoorlijke ontsluiting, één groene buffering, zorg voor gezamenlijke functies zoals gemeenschappelijke parkeerruimte e.a.. Er moet tevens aandacht gaan naar de bestemming van de reststroken agrarisch gebied tussen de bedrijfssite, de woonzone en het recreatiegebied. De beperking van de omgevingshinder vraagt maatregelen op korte termijn: aanleg van bufferzones, reorganisatie van de open opslagplaats, plaatsing van een bijkomend magazijn, … . Binnen het RUP, dient zeker ook het aangrenzend gebied voor verblijfsrecreatie mee opgenomen te worden. Hierbij moet er een duidelijke uitspraak gedaan worden over de bestaande activiteiten (o.m. vissport) en de mogelijkheden naar bebouwing, inrichting en voorzieningen. De Gecoro geeft een voorwaardelijk gunstig advies.
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
11
1.4.3
Detailleringsniveau Een plan bestaande/juridische toestand en een voorontwerp grafisch plan van dit RUP is reeds opgemaakt op schaal 1/1000. Deze 2 plannen zijn verkleind toegevoegd in bijlage op A3. Figuur 8: voorontwerp grafisch plan RUP Klein Schrieken
12
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
1.4.4
Reikwijdte Plangebied Een plan bestaande/juridische toestand en een voorontwerp grafisch plan van dit RUP is reeds opgemaakt op schaal 1/1000. Deze 2 plannen zijn ook verkleind toegevoegd in bijlage op A3. Figuur 9: plan bestaande toestand
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
13
Studiegebied De afbakening van het studiegebied in functie van de MER screening gebeurt in onmiddellijke relatie met mogelijke effecten en wordt dus bepaald per discipline (zie verder).
1.4.5
Gebruik hulpbronnen Het gebruik van hulpbronnen (water,delfstoffen, rivier, hout,…) is niet aan de orde voor de opmaak van dit RUP.
1.4.6
Cumulatie met andere projecten Er is geen cumulatie met andere projecten.
1.5
Reden tot opmaak RUP Een ruimtelijk uitvoeringsplan wordt opgemaakt ter uitvoering van het ruimtelijk beleid dat is omschreven bij de ruimtelijke structuurplannen. In tegenstelling tot ruimtelijke structuurplannen hebben ruimtelijke uitvoeringsplannen wel een verordende kracht. Zij vormen de basis voor de verkavelingsvergunningen en de stedenbouwkundige vergunningen. Het Ruimtelijk Uitvoeringsplan ‘Klein Schrieken’ wordt opgemaakt om verschillende doelstellingen te realiseren: – Realisatie van één compact lokaal bedrijventerrein met gemeenschappelijke buffer. Dit bedrijventerrein bestaat grotendeels uit een bedrijvenzone voorzien bij het gewestplan. Hierbinnen zijn reeds een aantal kleine lokale bedrijven gevestigd. De bedrijvenzone wordt t.a.v. het gewestplan uitgebreid met de terreinen van het (deels) zonevreemde bedrijf Timmermans waarvoor een positief planologisch attest werd bekomen. – Het herbestemmen van ingesloten restpercelen ‘agrarisch gebied’ naar zone voor tuinen, groenzone, zone voor bedrijfsactiviteiten cf. het feitelijke gebruik. – Het herbestemmen van een zeer ruim ‘gebied voor verblijfsrecreatie’ naar ‘agrarisch gebied’ en ‘groengebied’ daar deze functie achterhaald is en niet overeenstemt met het huidige en wenselijke gebruik (agrarische activiteiten en groene open ruimte). – Het behouden en versterken van bestaande landschappelijke elementen: – 2 vijvers – waterloop – bos – groenzones – voetwegen, paden Voor het plangebied bestaat er nog geen BPA of RUP.
14
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
2
PlanMER screening
2.1
Methodologie De methodologie voor het opstellen van een screening op milieueffecten is qua opbouw en aanpak gebaseerd op de richtlijnen voor het opstellen van een MER, maar de analyses zijn minder diepgaand. Volgende opbouw en aanpak wordt gevolgd: Beschrijving van het plan Analoog aan een projectomschrijving (project MER) worden plangebied en het plan zelf inhoudelijk weergegeven, met aandacht voor relevante elementen in relatie tot potentiële milieueffecten. Gebiedsafbakening Het studiegebied wordt afgebakend in functie van verwachte reikwijdte van mogelijke effecten. Het belangrijkste aspect bij de afbakening is het plan, de planeigenschappen en de verwachte effecten, zowel direct als indirect. De planeigenschappen geven aan welke effecten er waar onderzocht dienen te worden. De reikwijdte van potentiële effecten kan verschillen naargelang de milieudiscipline. Beschrijving van mogelijke alternatieven + definitie nulalternatief - referentiesituatie Een essentieel elementen voor beoordeling van een plan op milieueffecten is de analyse van en vergelijking met mogelijke alternatieven. Globaal kunnen volgende types alternatieven onderzocht worden: – locatiealternatieven: enkel relevant indien verschillende locaties de facto mogelijk zijn (ruimtelijk – beleidsmatig) – uitvoeringsalternatieven: door het opleggen van specifieke voorschriften (bestemming – inrichting – beheer) kan ingespeeld worden op alternatieve ontwikkeling Het voorkeursalternatief is het alternatief dat voorgesteld wordt door de initiatiefnemer. Het alternatief met de minste milieueffecten is het meest milieuvriendelijke alternatief. Een bijzonder alternatief is het nulalternatief of het alternatief waarbij uitgegaan wordt van het nietuitvoeren van het voorliggende plan. In de regel wordt het nulalternatief als referentiesituatie genomen. De referentiesituatie is de situatie waartegen het RUP moet afgewogen worden met betrekking tot milieueffecten. Screening mogelijke milieu effecten en vertaling in ingreep – effectschema Op basis van het plan (inrichtingsmogelijkheden en voorschriften) worden mogelijke milieueffecten weergegeven. Op basis van het ingreep – effectschema komen de disciplines met mogelijk significante effecten tot uiting. Deze disciplines worden voor verdere bespreking geselecteerd. Significante effecten kunnen zowel positief als negatief zijn. We onderscheiden directe en indirecte effecten; tevens kan een onderscheid gemaakt worden tussen tijdelijke en permanente effecten. Milieueffecten kunnen zich voordoen in verschillende milieudisciplines. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de “primaire” disciplines (lucht, geluid en trillingen, licht, warmte en straling, bodem en watersysteem) en de “integrerende” disciplines (mens, monumenten & landschappen, fauna & flora, klimaat). Deze laatste groep onderscheidt zich van de eerste doordat de effecten zich meestal voordoen op een indirecte manier, nl. via effecten inzake de primaire disciplines. Ook de discipline mobiliteit zal onderzocht worden. Bij de beoordeling van de effecten wordt dit onderscheid meegenomen: de beoordeling van de primaire effecten gebeurt telkens t.o.v. de integrerende disciplines. Op die manier wordt een dubbele beoordeling vermeden.
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
15
Beoordeling per effectdiscipline Per discipline worden directe en indirecte effecten geanalyseerd en beoordeeld met de referentiesituatie als beoordelingsbasis. Volgende onderdelen worden besproken: – – – – –
16
Studiegebied (reikwijdte) Referentiesituatie Weergave van ingrepen en effecten Beoordeling effecten Conclusie en aanbevelingen (met aandacht voor effectverzachtende maatregelen)
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
2.2
Beschrijving van het plan uitgaande van bestaande en gewenste toestand
2.2.1
Bestaande toestand Het plangebied bestaat uit 2 delen. Een groot deel ten zuiden van de Schriekstraat en een kleiner deel ten noorden van de Schriekstraat. Het plangebied heeft een totale oppervlakte van ruim 31 ha. De grenzen vallen grotendeels samen met de grenzen van de gewestplanzones. Onderstaande figuur geeft de afbakening van het plangebied weer en de situering van de bestaande functies. Figuur 10: orthofoto plangebied met aanduiding functies
1. zonevreemd bedrijf Timmermans 2. bedrijf DW Construct 3. Ford-garage 4. leegstaand oud bedrijfsgebouw – klein deel ingericht als cafetaria/clubhuis o.a. visclub 5. bestaande zonevreemde woningen 6. bestaande parkings visclubs/recreanten 7. 2 bestaande vijvers
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
17
2.2.1.1
Plandeel 1: ten zuiden van de Schriekstraat Algemeen De verschillende functies, activiteiten en infrastructuur binnen dit plandeel worden hier onder besproken. Bedrijf Timmermans Het bedrijf Groep Timmermans is gelegen aan de Schriekstraat en de Meester Van Der Borghstraat en heeft als adres Meester Van Der Borghtstraat 1 te 2223 Schriek. Het bedrijfsterrein heeft als adres Schriekstraat 139 met als kadastrale omschrijving afdeling 7 sectie A nummers 75/b, 79/c², 77/a, 85/x, 85/y, 86/y, 78/a/deel. Het bedrijf Timmermans is gelegen langs uitlopers van lintbebouwing aan de rand van de gemeente op een drietal km van het centrum van Schriek. Het gaat om een historisch gegroeid zonevreemd bedrijf dat wordt ingesloten door de harde functies wonen en KMO-zone. Figuur 11: deel plan bestaande toestand met afbakening terrein bedrijf Timmermans
Het bedrijf Timmermans is een algemeen bouwbedrijf. Ongeveer 30 jaar geleden werd het opgericht als een klein familiaal bedrijf. Inmiddels is dit bedrijf geleidelijk verder uitgegroeid. Het bedrijf telt inmiddels 72 werknemers. Deze werken niet ter plaatse maar gaan meestal rechtstreeks naar de bouwwerven. De bedrijfswoning en de burelen staan in woongebied met landelijk karakter. Het achterliggende bedrijfsgedeelte is bestemd als agrarisch gebied en ligt ingesloten tussen een gebied voor verblijfsrecreatie en een kleine ambachtelijke zone. Het agrarische gebied is sinds jaren al niet meer in agrarisch gebruik en heeft daardoor omwille van zijn ligging tussen woningen, ambachtelijke zone en gebied voor verblijfsrecreatie geen structurele of reële betekenis meer voor landbouwdoeleinden. De bedrijfsactiviteiten beslaan vandaag een oppervlakte van 2,4 ha. Op dit terrein staat er een vrijstaande woning aan de Schriekstraat en op ongeveer 6 m achter deze woning werden er burelen gebouwd met aansluitend 2 kleine magazijnen. Daarnaast werd er een parking aangelegd. Achteraan op het terrein staan er 2 magazijnen als opslagruimte en ligt er een terrein voor
18
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
buitenopslag. De magazijnen worden hoofdzakelijk gebruikt voor het opslaan van bouwmaterialen en voor de opslag of het parkeren van bouwmaterieel (steigers, bouwkranen). De activiteiten binnen het bedrijf zijn voornamelijk beperkt tot bureelwerk, onderhoud van het materieel en voorbereidingen van bekisting e.d. voor de bouwwerken die op de werven worden uitgevoerd. Het gebruik van de openluchtopslagplaatsen en parkings is vandaag extensief. Dit gaan in tegen het principe van zuinig ruimtegebruik van bedrijfsgronden. Het bedrijf wordt ontsloten door twee smalle toegangswegen; één langs de bedrijfswoning in de Schriekstraat en één vanuit de Meester Van Der Borghtstraat. Deze laatste is een smalle erfdienstbare weg van slechts 3 m breed en wordt gebruikt door de vrachtwagens en kranen. Deze weg wordt ook gebruikt als toegang tot het recreatiegebied. Figuur 12: bestaande ontsluiting bedrijf Timmermans (fragment plan bestaande toestand)
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
19
Knelpunten en behoeften bedrijf Timmermans – Er bestaat slechts een bouwvergunning voor één magazijn en deze dateert van 1991. Voor het tweede magazijn en voor de burelen achter de woning, werden er geen bouwvergunningen bekomen. – Het geheel van grijze magazijnen (beton, stalen gelakte platen en golfplaten), grote open parkeerruimten, verspreid gestapelde materialen is storend voor de omgeving; – Slechte ontsluiting van het terrein; – Extensief en niet georganiseerd ruimtegebruik van de buitenopslagplaats; – Enkel bouwvergunning voor één magazijn en niet voor de andere 3 magazijnen, noch voor de burelen. Potenties bedrijf Timmermans – Er zijn mogelijkheden om het bedrijfsterrein van Timmermans samen met het aangrenzende KMO-gebied als één geheel te ontwikkelen waarbij ook goede ontsluiting kan worden voorzien; – Deel van groene buffers reeds aangelegd. Andere bedrijven binnen het plangebied gelegen aan de Schriekstraat Deze gebouwen zijn aangeduid op de orthofoto met aanduiding bestaande functies (eerder in dit hoofdstuk). DW Construct Dit bedrijf is gelegen binnen een bestaande KMO-zone volgens het gewestplan. Het is een container –en kraanbedrijf, stellingbouw. Voor dit bedrijf staat een benzinestation van Van Reeth. Andere bedrijfsactiviteiten hier: lasbedrijf De Groodt, Intra Mundo BVBA met import en export van teakmeubelen, Betec metaalbewerking (bv. produceren van rolbanden voor productieprocessen), Geeraerts schrijnwerkerij en het glasbedrijf Schriekse glaswerken. Ford Garage Het bedrijfsgebouw is gelegen binnen landelijk woongebied volgens het gewestplan. Het terrein achteraan, dat gebruikt wordt voor het stallen van voertuigen, ligt in agrarisch gebied. Bestaand gebouw binnen KMO-zone In het binnengebied ligt er een oude opslagplaats in de bestaande KMO-zone waarvan de achterzijde, gelegen aan de vijver, ingericht is als cafetaria voor de plaatselijke recreanten, vooral vissers. Buiten staan er enkele speeltuigen. Men is bereid dit af te breken in functie van de aanleg van een kwalitatief bedrijventerrein.
20
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
3 bestaande zonevreemde woningen binnen gewestplanzone voor verblijfsrecreatie Binnen de gewestplanzone voor verblijfsrecreatie liggen er drie bestaande woningen. Deze zijn aldus zonevreemd. Deze gebouwen zijn aangeduid op de orthofoto met aanduiding bestaande functies (eerder in dit hoofdstuk). Figuur 13: situering 3 bestaande zonevreemde woningen op gewestplan
Bestaande bebossing1 De percelen met als kadasternummers 101a, 102a, 109a,110a, 112a, 108e, 107L104b, 106b zijn volledig bebost tot tegen de oostelijke rand van de vijver. Tegen deze vijveroever vinden we een jongere verbossing met pioniers, gemengd met wat oudere bomen (voornamelijk berk, wilg, zomereik). Meer oostwaarts tot de oostelijke grens van het RUP, bevindt zich een ouder bos met zomereik, met waardevolle oude hakhoutelementen, die behouden moeten worden. In het noordoosten staat Corsicaanse of Oostenrijkse den. Al de beboste eigendommen zijn vandaag privébos. De oudere zomereiken bossen hebben een ecologische waarde, maar ook de pioniersbossen.
1
Advies Agentschap voor Natuur en Bos d.d. 14/12/2006 n.a.v. eerste plenaire vergadering RUP ‘Klein Schrieken’
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
21
2.2.1.2
Plandeel 2: ten noorden van de Schriekstraat De afbakening van dit plandeel is gebaseerd op de grenslijn van de gewestplanzone ‘gebied voor verblijfsrecreatie’ en ‘agrarisch gebied’. In het binnengebied ten noorden van de Schriekstraat ligt er een kleinere visvijver met een kantine of clubhuis. Dit gebied is ook bestemd als gebied voor verblijfsrecreatie maar werd hiertoe nooit ontwikkeld. Vandaag wordt het gebruikt door vissers. In het noordoosten is een deel van dit terrein bebost en staat er een schuilhok behorende bij de achterliggende weilanden. Het betreft hier een pioniersbos met zwarte els, wilg en andere; ten oosten van de vijver hoofdzakelijk wilg, zomereik en berk. Knelpunten – Vanuit recreatiegebied zicht op tuinbergingen van omliggende woningen. – Autoverkeer rondom vijver – Toegang tot recreatiegebied
2.2.1.3
Waterloop Leembossenloop Binnen het plangebied ligt de waterloop nr. 12 Leembossenloop. Dit is een waterloop van de tweede categorie en de bedding behoort dus toe aan de provincie. Voor werken binnen deze bedding is een machtiging van de bestendige deputatie vereist. Atlas van de waterlopen: – De percelen zijn gelegen tussen de atlaspunten L2 en L3. – Vereiste bodembreedte: 0,60 m. – Opgenomen kruinbreedte: 1,50 m – 1,70 m.
22
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
2.2.2
Gewenste toestand Er werd reeds een voorontwerp van dit RUP opgemaakt. Dit zal nog zeer beperkt worden aangepast tijdens het verdere verloop van de RUP-procedure. Zie plan in bijlage.
2.3
Alternatieven – referentiesituatie
2.3.1
Locatiealternatieven In het kader van het RUP ‘Klein Schrieken’ werd er niet gezocht naar alternatieve locaties voor de bij het RUP voorziene bestemmingen en activiteiten. Het RUP biedt namelijk een goede ruimtelijke oplossing ter plaatse voor reeds bestaande activiteiten. Het betreft: – een bestaand bedrijventerrein (cf. gewestplan) met enkele lokale bedrijven en het aangrenzend zonevreemd bouwbedrijf Timmermans – 2 bestaande vijvers in een binnengebied met beperkte recreatieve activiteiten (vissport, wandelen) en aangrenzend groengebied rondom deze vijvers – 3 bestaande zonevreemde woningen – herbestemming van restsnippers agrarisch gebied welke vandaag reeds een andere functie/inrichting hebben
2.3.2
Uitvoeringsalternatieven Eventueel mogelijke uitvoeringsalternatieven zijn: – – – –
Ruimere of beperktere mogelijkheden inzake toegelaten activiteiten Ruimere of beperktere mogelijkheden inzake toegelaten bebouwing Minder strenge of strengere beperking inzake verharding …
Voorkeursalternatief Voor de afweging van mogelijke milieu invulling wordt in eerste instantie uitgegaan van een maximale invulling volgens de voorschriften.
2.3.3
Nulalternatief Alternatief indien het RUP niet zou doorgaan: blijft de bestemming conform het gewestplan bestaan. – Het niet uitvoeren van het RUP betekent geenszins dat de zonevreemde activiteiten zouden herleid worden tot 0. De huidige wetgeving (RO & milieu) schept verregaande mogelijkheden voor zonevreemde infrastructuur. Het bedrijf Timmermans ligt bijna volledig in agrarisch gebied cf. het gewestplan en de bedrijfsgebouwen (4 magazijnen) zijn niet vergund of niet gebouwd cf. een vergunning. Enkel de bedrijfswoning en het bureel bevinden zich in landelijk woongebied. De mogelijkheden voor het bedrijf Timmermans cf. de huidige wetgeving en indien er geen RUP wordt opgemaakt zijn zeer beperkt door deze grotendeels niet-vergunde toestand. Het bedrijf kan enkel niet-vergunningsplichtige werken uitvoeren. Enkel gebouwen die hoofdzakelijk vergund zijn of geacht vergund te zijn komen in aanmerking voor vergunningsplichtige verbouwingswerken, onderhoudswerken, instandhoudingswerken, herbouwen, uitbreiden. Om het hier gegroeide familiebedrijf te behouden, is de opmaak van een RUP noodzakelijk.
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
23
– Een goede ruimtelijke en functionele ordening van het bedrijventerrein zou ontbreken alsook een kwalitatieve groene buffering t.a.v. de omgeving. De smalle toegangsweg vanuit de Meester Van Der Borghtstraat zou nog steeds gebruikt worden door vrachtwagens van het bedrijf Timmermans. – Het cfr. het gewestplan overgedimensioneerde gebied voor verblijfsrecreatie zou blijven bestaan en dit is niet wenselijk op deze locatie. Het GRS legt hier wel reeds beperkingen voor op en stelt dat deze zone deels herbestemd moet worden en de eventuele recreatieve activiteiten gericht moeten zijn op de vissport. Indien het gebied voor verblijfsrecreatie (ruim 18 ha) cf. het gewestplan behouden zou blijven, zouden hier in principe tal van weekendhuisjes met bijkomende ontsluitingsinfrastructuur, verharding e.d. gerealiseerd kunnen worden. Door dit RUP wordt bijna heel deze zone voor verblijfsrecreatie herbestemd naar groenzone en agrarisch gebied waardoor deze infrastructuur niet meer mogelijk is. – Er zou geen ruimtelijke en visuele verbetering komen m.b.t. aanwezigheid de bestaande waterloop. Het RUP voorziet in het behoud van deze waterloop, het open houden en aan weerszijden een bouwvrije groenstrook van tenminste 5 m breed. – Minder mogelijkheden voor de bestaande zonevreemde woningen. Cf. het gewestplan liggen ze nu in een gebied voor verblijfsrecreatie. Deze woningen kunnen behouden blijven bij het nulalternatief maar hebben beperkte mogelijkheden door hun ligging in ‘kwetsbaar gebied’. Door het RUP komen deze 3 woningen te liggen in agrarisch gebied waardoor deze meer mogelijkheden hebben.
2.3.4
Referentiesituatie Als referentiesituatie wordt het nulalternatief (situatie waarbij het RUP niet doorgaat) gebruikt. Per discipline wordt deze nog verder verduidelijk.
2.4
Analyse van mogelijk voorkomende effecten Mogelijke effecten Het te beoordelen plan behelst verschillende ingrepen: – Wijzigen afbakening bedrijvenzone gewestplan + integratie bestaand zonevreemd bouwbedrijf Timmermans; – Herbestemmen restsnippers agrarisch gebied naar tuinzone, groenzone, bedrijvenzone cf. de bestaande situatie; – Herbestemmen grote zone voor verblijfsrecreatie cf. gewestplan naar grotendeels groenzone en agrarisch gebied; – Het voorzien van 2 zones aan de 2 vijvers waarbinnen beperkte recreatie-activiteiten mogelijk zijn; – Behoud bestaande landschappelijke elementen zoals Leembossenloop, 2 vijvers, bestaande beboste percelen, bestaande wandel/fietspaden Volgende ingrepen kunnen onderscheiden worden: – Aanleg nieuwe infrastructuur tijdelijk – Instandhouding infrastructuur permanent – gebouwen – verharding – Activiteiten permanent – bedrijfsactiviteiten (kleinschalig, lokaal en niet hinderlijke voor woonomgeving) – wonen (bestaande woningen aan de Schriekstraat) + beperkte nevenactiviteiten – beperkte recreatie aan de 2 vijvers met o.a. vissport – zachte recreatie in groenzones met o.a. wandelen en fietsen over bestaande onverharde paden – Toename verkeer op de Schriekstraat permanent/periodiek
24
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
– Lozingen
permanent
Er kan een onderscheid gemaakt worden tussen permanente ingrepen/effecten en tijdelijke of periodieke ingrepen/effecten. Deze laatste verwijzen naar ingrepen/effecten die optreden in de aanlegfase maar nadien verdwijnen en ingrepen/effecten die periodiek optreden. Ingreep effectschema Onderstaand ingreep-effectschema geeft een overzicht van mogelijk significante effecten per ingreep voor de verschillende milieudisciplines. Tabel 1: ingreep-effectenschema INGREEP Aanleg nieuwe
Instandhouding infrastructuur (T) infrastructuur
Activiteiten (P)
Toename verkeer (P)
Lozingen (P)
Bodem
MS
MS
MS
MS
MS
Water
T
N
N
N
MS
Lucht en geur
N
N
N
MS
MS
Geluid en trillingen
T
N
N
MS
N
Licht, warmte, straling
N
N
N
N
N
Mobiliteit
MS
N
N
N
N
Fauna en Flora
MS
N
MS (ind)
MS (ind)
MS (ind)
Mens
T
N
N
N
N
Erfgoed en landschap
N N
N N
N N
N N
N N
disciplines
Klimaat/ atmosfeer
Toelichting bij de tabel: – – – – – –
N: waarschijnlijk niet significant effect; evt.effect zeer beperkt in omgang en tijd, zeer lokaal effect MS: mogelijk significant effect S: waarschijnlijk significant effect (T): tijdelijk effect (P): periodiek effect (ind): indirect effect
De tabel doet geen uitspraak over effectief significante effecten maar laat wel toe op basis van mogelijk significante effecten en waarschijnlijk significante effecten een selectie te maken van nader te onderzoeken ingreep – effectrelaties. Verder te onderzoeken zijn: – MS (mogelijk significant effect) Door de opmaak van het RUP worden er hoofdzakelijk positieve effecten verwacht voor de verschillende disciplines; vandaar dat in bovenstaande tabel vooral ‘N’ staat ingevuld. Op de volgende bladzijden worden de effecten op al de verschillende disciplines wel beschreven om deze tabel te onderbouwen. De disciplines “mens” en “fauna en flora” zijn in feite receptordisciplines, waarvan een potentieel effect zich doorgaans uit op een indirecte manier: bijvoorbeeld verstoring door geluid, hinder via lucht,…. Deze disciplines worden aldus niet afzonderlijk onderzocht, maar wel bekeken bij “mens” en “fauna en flora”.
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
25
2.5
Beoordeling per discipline
2.5.1
Discipline Bodem en watersysteem
2.5.1.1
Onderzoeksgebied In eerste instantie vormt het plangebied het onderzoeksgebied. Wel worden eventuele relaties met de nabije omgeving meegenomen: – Infiltratie - kwelrelaties – Eventuele invloed op de Leembossenloop
2.5.1.2
Referentiesituatie Het nulalternatief wordt als vergelijkingsbasis genomen. Dit houdt in dat de bestemmingen van het gewestplan behouden blijven. Dit betekent: – – – –
behoud zonevreemde bedrijvigheid bedrijf Timmermans behoud 3 zonevreemde woningen in gebied voor verblijfsrecreatie behoud zone voor verblijfsrecreatie van ruim 18 ha aan de 2 vijvers behoud restsnippers agrarisch gebied welke nu een ander gebruik hebben zoals bv. tuin
Randvoorwaarden welke van belang zijn voor de beoordeling: – Verschillende hellingsgraden aanwezig binnen het plangebied: zie kaart. Figuur 14: kaart hellingsgraden
26
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
– Binnen het plangebied ligt de Leembossenloop 2de categorie. – Het gebied is niet gelegen in een beschermingszone voor grondwaterwinning. – Grondwaterstroming: het gebied is ‘weinig gevoelig voor grondwaterstroming’ (type 3) en is infiltratiegevoelig m.u.v. een klein deel (zie kaart infiltratiegevoeligheid). – Gewestelijke verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen, en gescheiden lozing voor afvalwater en hemelwater. – Niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied (geen risicozone, geen ROG, geen NOG). Er ligt een ROG/overstromingsgevoelig gebied op ongeveer 710 m ten oosten van het plangebied. Figuur 15: waterlopen en situering ROG/overstromingsgevoelig gebied
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
27
Figuur 16: infiltratiegevoeligheid
2.5.1.3
Analyse van ingrepen – effecten Ten aanzien van de referentiesituatie, kunnen volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: – Aanleg van nieuwe infrastructuur (gebouwen, constructies en verharding). – Instandhouding van nieuwe infrastructuur (gebouwen, constructies en verharding). – Lozingen. Mogelijke significante effecten: – Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijke reliëf – Grondinname – Verstoring waterhuishouding: – verstoring van de infiltratiemogelijkheden – verstoring van het overstromingsregime (veiligheid) – waterkwaliteit
2.5.1.4
Beoordeling van de effecten Verstoring van de bodemlagen en het natuurlijk milieu Door de goedkeuring van het RUP Klein Schrieken, is het mogelijk dat, door een verdere gedeeltelijke ontwikkeling van het gebied als lokale bedrijvenzone, er een verstoring is van de
28
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
bodemlagen. Er zal worden overgegaan van een natuurlijke bodemgesteldheid naar een antropogene bodem. Of het afleveren van vergunningen en de bouwwerken die daar mee gepaard gaan een impact heeft naar het bodem- of watersysteem, dient bij de vergunningsaanvraag in functie van de watertoets verder te worden bekeken. Verwacht wordt dat dit enkel tijdelijke effecten zullen zijn. Het gebied is ook niet erg erosiegevoelig cf. watertoetskaart. Figuur 17: erosiegevoeligheid
In vergelijking met de referentiesituatie is er een mogelijke verstoring van de bodemlagen. Grondinname t.a.v. het nulalternatief – Grondinname i.f.v. bedrijvigheid: De zone voor bedrijvigheid wordt zeer beperkt uitgebreid t.a.v. het gewestplan. Dit in functie van een betere organisatie, meer compacte vormgeving en vooral een ruime gemeenschappelijke groene buffer. De bedrijvenzone cf. het gewestplan heeft een oppervlakte van 42.829 m². Het RUP voorziet een zone voor bedrijvigheid van ongeveer 37.332 m² exclusief gemeenschappelijke groene buffer en ongeveer 43.435 m² inclusief groene buffer. Ten aanzien van het gewestplan zou het aldus gaan om een bijkomende oppervlakte van ongeveer 606 m² en ten aanzien van de bestaande toestand gaat het niet om een bijkomende grondinname (de bestaande bedrijfsoppervlakte welke het bedrijf Timmermans moet inleveren stemt ongeveer overeen met de nog niet ingevulde bedrijfsoppervlakte cf. het gewestplan). – Grondinname i.f.v. woonateliers aan de Schriekstraat. Ten aanzien van het gewestplan wordt er geen bijkomend woongebied gecreëerd. Ten aanzien van de bestaande toestand is er ook geen opmerkelijke wijziging. Wel krijgen de bewoners meer mogelijkheden m.b.t. bebouwing in de achtertuin in functie van beperkte bedrijvigheid. Het betreft echter maar 7 percelen waardoor deze invloed verwaarloosbaar is. Gezien de beperkte oppervlakte van deze achtertuinen en gezien deze reeds deels bebouwd zijn, veroorzaakt dit RUP ten aanzien van de bestaande toestand ook geen echte wijziging.
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
29
– Grondinname i.f.v. behoud 3 zonevreemde woningen. Door het RUP komen de 3 zonevreemde woningen te liggen in agrarisch gebied i.p.v. in gebied voor verblijfsrecreatie. Hierdoor hebben ze meer mogelijkheden m.b.t. verbouwen, uitbreiden en herbouwen maar dat is beperkt en de invloed hiervan is verwaarloosbaar. In de rest van het agrarisch gebied bij het RUP, worden er uitsluitend schuilhokken voor dieren met een maximale oppervlakte van 30 m² en het plaatsen van afsluitingen in functie van de landbouw toegelaten – Grondinname i.f.v. recreatie. Ten aanzien van het gewestplan zou het gaan om een sterke vermindering in oppervlakte. De zone voor verblijfsrecreatie cf. het gewestplan heeft een oppervlakte van ruim 18 ha. Deze zone wordt bij het RUP bijna volledig herbestemd naar een bouwvrije groenzone (behoud bestaande toestand) en naar agrarisch gebied. Slechts in een beperkte zone aansluitend bij de 2 vijvers, blijft infrastructuur m.b.t. recreatie mogelijk onder strikte randvoorwaarden (o.a. slechts 25% te bebouwen). Ten aanzien van de bestaande toestand wijzigt er hierdoor niet veel en is de invloed hiervan verwaarloosbaar. De herbestemming van de zone voor verblijfsrecreatie naar groenzone en agrarisch gebied, heeft een groot positief effect op de grondinname. Verstoring van de waterhuishouding Het gewestplan biedt vandaag meer mogelijkheden m.b.t. bebouwing en verharding dan bij het hier voorliggende RUP. Het gewestplan voorziet namelijk een zone van ruim 18 ha voor verblijfsrecreatie waardoor er hier tal van weekendhuisjes en bijhorende infrastructuur kunnen gerealiseerd worden. Door het RUP wordt deze zone bijna volledig herbestemd naar bouwvrije groenzone en bouwvrij agrarisch gebied (m.u.v. 3 bestaande zonevreemde woningen en schuilhokken voor dieren). Het RUP legt bij de verschillende zones ook specifieke stedenbouwkundige voorschriften op om de verstoring van de waterhuishouding tegen te gaan. Volgende bepaling wordt opgenomen bij de stedenbouwkundige voorschriften: –
Bij de aanleg van het terrein moet het waterbergend vermogen van het gebied zoveel mogelijk worden behouden en het overstromingsrisico worden beperkt.
–
De afwatering van hemel –en afvalwater is verplicht uit te voeren in een volledig gescheiden stelsel.
–
Hemelwater dient gebufferd met hergebruik en infiltratie, alvorens het geloosd kan worden op oppervlaktewater. Het maximale lozingsdebiet in functie van de totale verharde oppervlakte gebeurt conform de sectorale regelgeving terzake. Deze doelstelling wordt gerealiseerd door enerzijds individuele debietsbeperkingen per bedrijf en anderzijds het voorzien van een gemeenschappelijk waterbufferbekken door de beheerder (50 % van de totaal te realiseren buffercapaciteit).
–
Aan de stedenbouwkundige vergunning kunnen bijkomende voorwaarden m.b.t. de waterhuishouding opgelegd worden.
–
De maatregelen inzake waterhuishouding dienen gerealiseerd ten laatste tegelijkertijd met de voltooiing van de bouwwerken bepaald in de stedenbouwkundige vergunning.
Het RUP voorziet ook in: – Het behoud en open houden van de Leembossenloop en het voorzien van een groenstrook aan weerszijden van de waterloop; – 2 beperkte zones voor recreatie aan de 2 vijvers welke slechts voor 25% bebouwd mogen worden en welke voor minstens 20% met groen moeten worden aangelegd; – Het niet verharden van de paden voor voetgangers en fietsers; – Het behoud van de groene zones rondom de vijvers. Verstoring van de infiltratiemogelijkheden Door de aanleg van nieuwe infrastructuur (beperkt) en het instandhouden van deze infrastructuur binnen deze zone, worden de infiltratiemogelijkheden mogelijk verstoord. Het systeem van infiltratie van hemelwater naar grondwater moet in evenwicht gehouden worden. Bijkomende verhardingen en constructies mogen geen verdrogend effect genereren met bijvoorbeeld nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur elders. Infiltratie moet dus blijvend mogelijk zijn. Indien het water niet ter plaatse kan infiltreren, dan dient dit water te worden opgevangen en vertraagd afgevoerd. Verder is de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater van toepassing. Door deze maatregelen wordt er geen negatief effect verwacht in vergelijking met de referentiesituatie.
30
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
Verstoring van het overstromingsregime (veiligheid) Bij de aanleg van het terrein dient er steeds van worden uitgegaan dat het waterbergende vermogen van het gebied zoveel mogelijk behouden moet worden. Gezien de ligging buiten overstromingsgevoelige gebieden lopen ontwikkelingen binnen het plangebied geen natuurlijk overstromingsrisico. De ingrepen en constructies hebben bijgevolg ook geen invloed op een eventueel natuurlijk overstromingsregime van een nabijgelegen waterloop en nemen geen ruimte voor water langsheen dergelijke waterloop in. Er is geen negatief effect te verwachten in vergelijking met het nulalternatief. Het plangebied is niet gelegen in een overstromingsgevoelig gebied. Het plan voorziet niet in een verhoging van de verharde oppervlakte. Waterkwaliteit Lozingen zouden een effect kunnen hebben op de waterkwaliteit. Bij vergunningsverlening moet worden toegekeken dat de waterkwaliteit van het grondwater en van de Leembossenloop niet in gevaar worden gebracht. Bij navolging van o.a. de milieuwetgeving hieromtrent, wordt geen negatief effect verwacht in vergelijking met het nulalternatief. Er dient voldaan te worden aan de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Het hemelwater dient maximaal opgevangen te worden en zo mogelijk nuttig hergebruikt te worden op het eigen terrein. Het hemelwater moet gescheiden worden van het afvalwater door een afgekoppeld rioleringsstelsel. Niet hergebruikt en overtollig regenwater wordt bij voorkeur geïnfiltreerd of desnoods geloosd na buffering om piekafvoeren te vermijden.
2.5.1.5
Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen) Door het goedkeuren van het RUP is een beperkte verstoring van de bodemlagen mogelijk, maar dit is slechts een tijdelijk effect. Er is geen significant negatief effect m.b.t. de grondinname, waterhuishouding, waterkwaliteit en infiltratie t.a.v. het nulalternatief. Het positieve effect ten gevolge van de herbestemming van het gebied voor verblijfsrecreatie naar groengebied en agrarisch gebied, is echter groter dan het eventuele negatieve effect. In het RUP worden er tevens bepaalde uitgangspunten gehanteerd en regels opgelegd in de stedenbouwkundige voorschriften, waardoor de effecten naar bodem en water worden geminimaliseerd. Bij het RUP Klein Schrieken worden er verschillende groene bestemmingen voorzien waar geen bebouwing of verharding mogelijk is. – Zone voor verblijfsrecreatie cf. gewestplan wordt herbestemd naar niet bebouwbare groenzones en niet bebouwbaar agrarisch gebied (m.u.v. behoud 3 bestaande zonevreemde woningen + beperkte mogelijkheid dierenhokken). – Het RUP voorziet in een ruime groene buffering rondom het bedrijventerrein en binnen het binnen gebied ten noorden van de Schriekstraat. – Bij het RUP is de waterloop Leembossenloop volledig als open waterloop te behouden met aan weerszijden een niet bebouwbare en niet te verharden groenstrook van tenminste 5 m breed. In de bestemmingzones waar bebouwing en verharding wel mogelijk is, worden er d.m.v. de stedenbouwkundige voorschriften beperkingen opgelegd m.b.t. de schaal en uitvoering van deze. Zo wordt o.a. de verharding en de te bebouwen oppervlakte beperkt en is het gebruik van waterdoorlatende materialen verplicht.
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
31
2.5.2
Discipline lucht
2.5.2.1
Onderzoeksgebied In eerste instantie vormt het plangebied het onderzoeksgebied. Eventuele relaties met de nabije omgeving worden meegenomen: – relatie met de omliggende woningen – relatie met het omliggende agrarische gebied
2.5.2.2
Referentiesituatie De referentiesituatie is hier het nulalternatief. Indien er geen RUP is, is het gewestplan hier van toepassing. In dit geval zijn er enkele bijkomende bedrijven mogelijk binnen de bedrijvenzone en tal van weekendhuisjes binnen de zone voor verblijfsrecreatie cf. het gewestplan. Bij het RUP Klein Schrieken worden er verschillende groene bestemmingen voorzien waar geen bebouwing of verharding mogelijk is. – Zone voor verblijfsrecreatie cf. gewestplan wordt herbestemd naar niet bebouwbare groenzones en niet bebouwbaar agrarisch gebied (m.u.v. behoud 3 bestaande zonevreemde woningen + beperkte mogelijkheid dierenhokken). – Het RUP voorziet in een ruime groene buffering rondom het bedrijventerrein en binnen het binnen gebied ten noorden van de Schriekstraat. – Bij het RUP is de waterloop Leembossenloop volledig als open waterloop te behouden met aan weerszijden een niet bebouwbare en niet te verharden groenstrook van tenminste 5 m breed. Deze groene bestemmingen zijn positief voor deze discipline en een sterke verbetering t.a.v. het nulalternatief.
2.5.2.3
Analyse van ingrepen – effecten Volgende ingrepen leiden tot mogelijk significante effecten: – lozingen (beperkt) – toename verkeer (zeer beperkt)
2.5.2.4
Beoordeling van de effecten Ten aanzien van het nulalternatief, kunnen er geen bijkomende lokale bedrijven gerealiseerd worden. Bij de bestaande toestand, is er nog een beperkt deel van de bedrijvenzone onbebouwd waardoor er nog enkele bijkomende kleinschalige bedrijven gebouwd kunnen worden of de bestaande bedrijven hier kunnen uitbreiden. Door de kleinschaligheid van deze bedrijven, zal de toename van verkeer en de toename van de uitstoot van broeikasgassen zeer beperkt zijn. Het lokaal bedrijventerrein voorzien bij dit RUP, vormt geen uitbreiding ten opzichte van de bestaande bedrijvenzone cf. het gewestplan. Door de goedkeuring van dit RUP, worden er aldus geen significante negatieve effecten verwacht. Het RUP voorziet ook in een ruime groene buffer rondom de bedrijvenzone, waardoor de effecten geminimaliseerd worden. Het gebied voor verblijfsrecreatie cf. het gewestplan wordt bijna volledig herbestemd naar groenzone en agrarisch gebied waardoor de effecten t.a.v. het nulalternatief positief zijn.
2.5.2.5
Conclusie + aanbevelingen (remediërende maatregelen) Door het goedkeuren van het RUP is er geen negatief effect naar luchtkwaliteit ten opzichte van de referentiesituatie. Het RUP voorziet niet in bijkomende mogelijkheden m.b.t. toegelaten activiteiten, bebouwing en verharding maar beperkt deze juist aanzienlijk.
32
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
2.5.3
Discipline Mobiliteit
2.5.3.1
Onderzoeksgebied In eerste instantie vormt het plangebied het onderzoeksgebied. Wel worden eventuele relaties met de nabije omgeving meegenomen: – Invloed op het verkeer in de omgeving – Invloed op de omliggende woningen
2.5.3.2
Referentiesituatie Rekening houdend met het nulalternatief zijn volgende elementen relevant op het vlak van mobiliteit: – – – –
2.5.3.3
Aanwezigheid ontsluiting bedrijventerrein + ontsluiting bedrijf Timmermans. Aanwezigheid ontsluiting van het omliggende agrarisch gebied voor landbouwvoertuigen. Aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen (voor werknemers en bezoekers) bij de bedrijven. Aanwezigheid van voldoende parkeerplaatsen in functie van de recreatieve activiteiten.
Analyse van ingrepen - effecten Volgende ingrepen leiden tot mogelijk significante effecten (voornamelijk indirect): – Bedrijfsactiviteiten (lokaal en beperkt) – Verkeer
2.5.3.4
Beoordeling van de effecten Hinder voor omwonenden De ontsluiting van het bedrijventerrein zal gebeuren via de Schriekstraat, wat nu ook al zo is. De capaciteit van de Schriekstraat is voldoende groot om dit lokaal bedrijventerrein te ontsluiten. Er is geen negatief effect ten aanzien van het nulalternatief daar de oppervlakte van het bedrijventerrein niet zal wijzigen. Het pad vanuit de Meester Van Der Borghtstraat, dat vandaag nog gebruikt wordt door vrachtwagens van het bedrijf Timmermans, wordt nu voor bedrijfsverkeer afgesloten en mag enkel nog gebruikt worden door recreanten. Dit heeft een belangrijk positief effect voor de omwonenden. Hinder voor landbouwverkeer Het bestaande landbouwgebied blijft bereikbaar voor landbouwvoertuigen. De bestaande landbouwwegenis blijft behouden en ook de bestaande voetwegen. Landbouwverkeer blijft uiteraard mogelijk. Bijgevolg blijft de bereikbaarheid van het landbouwgebied gegarandeerd.
2.5.3.5
Conclusie en aanbevelingen (remediërende maatregelen) Binnen het RUP worden een aantal randvoorwaarden ingebouwd: – Voorzien van voldoende parkeerplaatsen bij bedrijven – Voorzien van voldoende parkeerplaatsen bij recreatieve activiteiten – Vlotte bereikbaarheid garanderen van het bedrijf (voldoende ruimte op het eigen perceel om te laden en lossen, …) – Bereikbaarheid voor zachte weggebruikers en landbouwvoertuigen – Bereikbaarheid voor hulpdiensten en brandweer – Behoud bestaande verbindingen voor voetgangers en fietsers De mobiliteitseffecten van het lokale bedrijventerrein op de omgeving zijn verwaarloosbaar. Het bedrijventerrein is nl. beperkt van omvang en kan enkel ingevuld worden met kleinschalige lokale bedrijven. Ook de mobiliteitseffecten van de 2 zones voor recreatie zijn verwaarloosbaar. Door de herbestemming van de grote zone voor verblijfsrecreatie naar voornamelijk groenzone en agrarisch gebied, zijn de effecten op de omgeving positief.
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
33
2.5.4
Discipline Fauna en Flora
2.5.4.1
Onderzoeksgebied In eerste instantie vormt het plangebied het onderzoeksgebied. Wel worden eventuele relaties met de nabije omgeving meegenomen: – Invloed op de omliggende natuurwaarden – Eventuele invloed op de Leembossenloop en de 2 vijvers (waterafhankelijke natuur) Figuur 18: Biologische Waarderingskaart en natuurgerichte bodembedekkingskaart
2.5.4.2
Referentiesituatie Indien er geen RUP is (nulalternatief als referentiesituatie), is het gewestplan hier van toepassing, en zijn er ook bijkomende bedrijven mogelijk en bebouwing binnen de zone voor verblijfsrecreatie cf. het gewestplan. Bij het RUP Klein Schrieken worden er verschillende groene bestemmingen voorzien waar geen bebouwing of verharding mogelijk is. – Zone voor verblijfsrecreatie cf. gewestplan wordt herbestemd naar niet bebouwbare groenzones en niet bebouwbaar agrarisch gebied (m.u.v. behoud 3 bestaande zonevreemde woningen + beperkte mogelijkheid dierenhokken). – Het RUP voorziet in een ruime groene buffering rondom het bedrijventerrein en binnen het binnen gebied ten noorden van de Schriekstraat. – Bij het RUP is de waterloop Leembossenloop volledig als open waterloop te behouden met aan weerszijden een niet bebouwbare en niet te verharden groenstrook van tenminste 5 m breed. Deze groene bestemmingen zijn positief voor deze discipline en een sterke verbetering t.a.v. het nulalternatief. Verder zijn volgende randvoorwaarden van belang voor de beoordeling:
34
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
– Het plangebied is niet gelegen in een habitatrichtlijngebied, vogelrichtlijngebied of een Ramsargebied of binnen een perimeter van 700 meter ervan. – Het plangebied is niet gelegen binnen een afbakening van het VEN. – In het plangebied liggen er landbouwgebruikspercelen.
Figuur 19: landbouwgebruikspercelen en boskartering
2.5.4.3
Analyse van ingrepen – effecten Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten: – – – –
instandhouding bestaande infrastructuur aanleg nieuwe infrastructuur bedrijfsactiviteiten verkeer
Mogelijk significante effecten: – ruimtebeslag – verstoring van de ecologische basiskwaliteit – verstoring door betreding – eutrofiëring – toename van geluidshinder
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
35
2.5.4.4
Beoordeling van de effecten Ruimtebeslag / biotoopverlies Het RUP voorziet grotendeels in groene niet bebouwbare zones en veroorzaakt een verbetering met betrekking tot fauna en flora ten aanzien van de referentiesituatie. Verstoring van de ecologische basiskwaliteit Er is geen verstoring van de ecologische basiskwaliteit door het doorvoeren van een herbestemming. Door al de ‘groene’ bestemmingen in het RUP en de garanties die door het RUP geboden worden voor bodem en watersysteem zoals beperkte en waterdoorlatende verharding, wijzigt de ecologische basiskwaliteit enkel in positieve zin. Verstoring door betreding Het lokale bedrijventerrein zal frequent betreden worden, maar dit is nu ook al het geval. Aan de toegankelijkheid en doorgankelijkheid van de andere zones wijzigt er niets t.a.v. de bestaande situatie. De verstoring door betreding is verwaarloosbaar rekening houdend met het nulalternatief. Bij het nulalternatief blijven de bestemmingen van het gewestplan van toepassing. Dit zou betekenen dat de zone voor verblijfsrecreatie van ruim 18 ha behouden blijft. In dat geval zouden er tal van weekendhuisjes en bijkomende infrastructuur en verharding mogelijk zijn. Het RUP herbestemd deze zone bijna volledig naar groenzone en agrarisch gebied waarbij er geen bijkomende wegenis, m.u.v. onverharde paden voor voetgangers/fietsers/landbouwvoertuigen, mogelijk is. Deze herbestemming heeft een opmerkelijk positief effect op het aspect betreding. Eutrofiëring De lozing van afvalwater is verbonden aan strikte bepalingen. Door de voorschriften in het RUP zal eutrofiëring van de bodem en het watersysteem bij het uitoefenen van activiteiten binnen het plangebied worden vermeden. De regelgeving inzake milieu is hier van toepassing. Toename van geluidshinder Bij de bouwwerken kan een tijdelijke geluidshinder optreden maar ook zeer beperkt. Bij de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP worden er voorwaarden opgelegd m.b.t. de schaal en de aard van de bedrijvigheid. De activiteiten moeten verenigbaar zijn met de woonomgeving. Transportbedrijven, milieubelastende activiteiten, kleinhandel, kantoorgebouwen zijn niet toegelaten. Rondom het bedrijventerrein wordt er bij het RUP een groene buffer voorzien met een breedte van tenminste 10 m en een hoogte van tenminste 7 m. Deze ‘visuele’ groene buffer, zal ook de geluidshinder naar de omgeving toe beperken. Er worden 2 zones R voorzien (zie grafisch plan) waarbinnen beperkte kleinschalige recreatieve activiteiten toegelaten zijn zoals een kleine kantine voor de visclub, enkele speeltuigen e.d.. Deze zones situeren zich aan de bestaande toegangsweg met aansluitend de bestaande parking en de grootste zone R1 sluit ook aan bij het bedrijventerrein. Door de hier toegelaten beperkte activiteiten wordt er geen opmerkelijke geluidshinder naar de omgeving toe verwacht.
2.5.4.5
Conclusie en aanbevelingen (remediërende maatregelen) Het gewestplan voorziet in een bedrijvenzone, een grote zone voor verblijfsrecreatie, agrarisch gebied en landelijk woongebied. Het RUP herbestemd het grootste deel van de zone voor verblijfsrecreatie naar een niet bebouwbare groenzone en naar agrarisch gebied. De bij het RUP voorziene bedrijvenzone is niet groter dan bij het gewestplan en er wordt een ruime groene buffer voorzien. Men kan hierbij concluderen dat het RUP een positief effect veroorzaakt voor fauna en flora.
36
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
2.5.5
Discipline Mens
2.5.5.1
Onderzoeksgebied In eerste instantie vormt het plangebied het onderzoeksgebied. Eventuele relaties met de nabije omgeving worden meegenomen.
2.5.5.2
Referentiesituatie Bij het nulalternatief blijven de gewestplanbestemmingen van toepassing: landelijk woongebied aan de straten, bedrijvenzone aan de Schriekstraat, gebied voor verblijfsrecreatie aan de vijvers en agrarisch gebied.
2.5.5.3
Analyse van ingrepen – effecten Door het RUP zullen de mogelijke ingrepen veel beperkter zijn en zijn er geen bijkomende significante effecten t.a.v. het nulalternatief.
2.5.5.4
Beoordeling van de effecten Toename van geluidshinder Door het RUP wordt er geen bijkomende geluidshinder veroorzaakt. Zoals hierboven beschreven worden de activiteiten die hinder kunnen veroorzaken (recreatie, bedrijvigheid) door het RUP ingeperkt en worden de bedrijfsactiviteiten goed gebufferd. Het bedrijventerrein wordt niet uitgebreid t.a.v. het gewestplan en slechts zeer beperkt t.a.v. de bestaande situatie. De mogelijkheid tot recreatie-activiteiten wordt beperkt tot slechts 2 kleinere zones aansluitend op een toegangsweg en gelegen ter plaatse van de reeds bestaande recreatie-activiteiten. Toename van geurhinder Er wordt geen significante toename van geurhinder verwacht ten opzichte van de vergelijkingsbasis. Toename van lichthinder Er wordt geen significante toename van lichthinder verwacht ten opzichte van de referentiesituatie indien gewerkt wordt met efficiënte en gerichte verlichting voor de activiteiten. De aanwezigheid van de buffer zorgt ervoor dat op dit vlak geen hinder kan ondervonden worden. Effecten op menselijke gezondheid Er worden geen significante effecten verwacht op de menselijke gezondheid ten opzichte van de vergelijkingsbasis indien de milieuwetgeving gerespecteerd wordt. Het RUP voorziet in grote groenzones wat de menselijke gezondheid alleen maar ten goede komt. Veiligheid Er worden geen significante effecten verwacht op het vlak van veiligheid ten opzichte van de referentietoestand. Seveso-inrichtingen zijn niet toegestaan volgens de stedenbouwkundige voorschriften. De bedrijven mogen geen abnormale hinder, bodem- of luchtvervuiling, geluids-, geuren trillingshinder veroorzaken voor de omgeving. Milieubelastende activiteiten die niet door maatregelen binnen het perceel gebufferd kunnen worden, zijn niet toegelaten. Uitsluitend kleinschalige lokale bedrijven worden toegelaten. Bedrijven welke veel mobiliteit met zich meebrengen zoals transportbedrijven worden hier ook niet toegelaten.
2.5.5.5
Conclusie en aanbevelingen (remediërende maatregelen) Het herbestemmen van een ingesloten agrarisch gebied naar lokaal bedrijventerrein en van een zeer ruim gebied voor verblijfsrecreatie naar groengebied en agrarisch gebied heeft geen significante negatieve effecten op de mens. De hinder naar de aanpalende woningen en wijk wordt beperkt door een voldoende brede buffer die zorgt voor een landschappelijke integratie van het bedrijventerrein, een visuele afscherming en een bescherming tegen mogelijke geluidshinder. Het RUP zorgt voor
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
37
een verbetering van de bestaande situatie. Vandaag is er immers geen buffer aanwezig voor de bedrijven. Door dit RUP wordt er ook rechtszekerheid geboden voor het bedrijf Timmermans en voor de zonevreemde woningen gelegen in een gebied voor verblijfsrecreatie cf. het gewestplan. Indien de effecten op de dynamiek in de hand kunnen worden gehouden zijn geen significante effecten naar de mens toe te verwachten (zie verder: mobiliteit)
2.5.6
Discipline landschap en erfgoed
2.5.6.1
Onderzoeksgebied In eerste instantie vormt het plangebied het onderzoeksgebied. Wel worden eventuele relaties met de nabije omgeving meegenomen: – Invloed op de omliggende open ruimte.
2.5.6.2
Referentiesituatie Volgende randvoorwaarden zijn van belang voor de beoordeling: – Het plangebied grenst niet aan/maakt geen deel uit van een beschermd landschap. – Er zijn geen beschermde gebouwen in de nabijheid van het plangebied aanwezig. Het plangebied grenst niet aan/maakt geen deel uit van een ankerplaats, volgens het erfgoedlandschappendecreet. – Het plangebied maakt geen deel uit van een open landschap.
2.5.6.3
Analyse van ingrepen - effecten Volgende ingrepen leiden tot mogelijk significante effecten (voornamelijk indirect): – – – – – – –
2.5.6.4
Aanleg nieuwe infrastructuur Instandhouding bestaande en nieuwe infrastructuur Mogelijk significante effecten: Inpasbaarheid in de landschappelijke hoofdstructuur Invloed op de openruimte Invloed op de landschapsbeleving (visueel/ruimtelijk) Invloed op het waardevol onroerend erfgoed
Beoordeling van de effecten Inpasbaarheid in de landschappelijke hoofdstructuur Het plangebied situeert zich tussen stroken landelijk woongebied aan de straten en agrarisch gebied. De goedkeuring van het RUP zal geen significant effect op het landschap veroorzaken. Invloed op de openruimte Het RUP veroorzaakt geen negatieve invloed op de open ruimte. Het behoud van de bestaande openruimte wordt juist gewaarborgd door de herbestemming naar groene zones en agrarisch gebied bij het RUP. Rondom het lokale bedrijventerrein wordt een ruime buffer voorzien zodat dit niet zichtbaar is vanuit de achterliggende open ruimte. Invloed op de landschapsbeleving (visueel/ruimtelijk) Binnen het RUP worden een aantal randvoorwaarden opgelegd naar landschappelijke en visuele inpassing van het lokaal bedrijventerrein. Het geheel wordt zodanig gebufferd dat een natuurlijk uitzicht wordt bekomen.
38
IOK
plangroep
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
Invloed op het waardevol onroerend erfgoed Er is geen waardevol erfgoed binnen het plangebied of in de onmiddellijke omgeving gelegen.
2.5.6.5
Conclusie en aanbevelingen (remediërende maatregelen) De goedkeuring van het RUP heeft geen negatief effect op de landschappelijke kwaliteit van de omgeving. Binnen de stedenbouwkundige voorschriften worden een aantal voorwaarden gekoppeld aan de ontwikkeling van het lokaal bedrijventerrein: – Realisatie van een buffer – Integratie waterloop in het plangebied en versterken van deze natuurlijke lijnstructuur
2.6
Grensoverschrijdende milieueffecten Voor dit RUP worden geen gewest- of landoverschrijdende milieueffecten verwacht.
3
Conclusie Het hier voorliggende RUP biedt voor alle hier aanwezige activiteiten en bestemmingen een ruimtelijke ‘verbetering’ t.a.v. de bestaande toestand en ook geen negatief significant effect ten aanzien van de gewestplanbestemmingen. Voor dit RUP zijn, mits het nemen van gepaste maatregelen in de stedenbouwkundige voorschriften en rekening houdend met het sectorale (milieu)beleidsinstrumentarium, geen significante effecten te verwachten op het milieu in vergelijking met de referentiesituatie.
RUP_KleinSchrieken_screening_planMER.doc
IOK
plangroep
39