111.0
38.0
Pinkhof Basiswoordenboek geneeskunde
17 6 . 0 m m
Het merendeel van de trefwoorden in het Klein geneeskundig woordenboek is overgenomen in deze nieuwe editie en waar nodig door de auteur bewerkt. Hiermee is het karakter bewaard gebleven van een toegankelijk verklarend medisch woordenboek met zowel wetenschappelijke termen als begrippen die in de zorgsector op de werkvloer worden gebruikt. Deze nieuwste editie is nu onder de Pinkhof-vlag gebracht en heeft hiermee woordenboekkenmerken overgenomen van gerenommeerde titels als Pinkhof Geneeskundig woordenboek, Pinkhof Compact medisch woordenboek en Pinkhof Medisch Engels. Pinkhof Basiswoordenboek geneeskunde vult deze Pinkhof-reeks aan als een
toegankelijk woordenboek voor iedereen die met gezondheidszorg te maken heeft: mbo- en hbo-studenten in paramedische opleidingen, beroepsbeoefenaren en patiënten. De kenmerkende heldere stijl van de begripsomschrijvingen maakt dit woordenboek bij uitstek geschikt voor deze doelgroepen.
Pinkhof Basiswoordenboek geneeskunde biedt: • ruim 22.000 trefwoorden • 3000 nieuwe trefwoorden rondom diverse medische thema’s, waaronder ouderenzorg, verpleegkunde en e-health • uitspraakhulp en taalaanduidingen • Nederlandse en Latijnse woordvormen • een vernieuwde, moderne opmaak • vakinformatie voor verpleegkundigen, fysiotherapeuten, assisterenden en overige professionals in de zorgsector, voor patiënten en voor wie in opleiding of werk zijdelings met de gezondheidszorg te maken heeft
Pinkhof-naslagwerken – medisch taalvaardig in studie en beroep Pinkhof Basiswoordenboek geneeskunde | Pinkhof Compact medisch woordenboek Pinkhof Geneeskundig woordenboek | Pinkhof Medisch Engels
BASISWOORDENBOEK GENEESKUNDE
Pinkhof Basiswoordenboek geneeskunde is de opvolger van het Klein geneeskundig woordenboek, voor velen bekend als ‘De Klok’ en al sinds 1980 een begrip in de gezondheidszorg. Dit nieuwe woordenboek bouwt voort op het fundament dat de acht drukken van ‘De Klok’ hebben gelegd.
Pinkhof
111.0
Pinkhof B A S I S P.A.A. Klok
WOORDENBOEK GENEESKUNDE
Meer informatie op www.pinkhof.nl
O
Bohn Stafleu van Loghum
www.bsl.nl isbn 97890313 9976 5 nur 872
9 789031
399765
bsl_pbg_os_v11 by TEFF (
[email protected])
Pinkhof Basiswoordenboek geneeskunde dr. P.A.A. Klok
Houten 2013
Voorwoord Voor u ligt het Pinkhof Basiswoordenboek geneeskunde – een nieuwe titel van een woordenboek dat menigeen vertrouwder is dan dat dit op het eerste gezicht lijkt. Voor velen bekend als ‘De Klok’ is het Klein geneeskundig woordenboek, de voorganger van het naslagwerk voor u, al sinds 1980 een begrip in de gezondheidszorg. Van het Klein geneeskundig woordenboek zijn in de loop van een derde eeuw ruim 100.000 exemplaren verkocht. Zo is dit boek voor velen van onschatbare waarde geweest. Deze eerste uitgave onder de naam Pinkhof Basiswoordenboek geneeskunde bouwt voort op het stevige fundament dat de acht drukken van ‘De Klok’ hebben gelegd. Het overgrote deel van de trefwoorden uit ‘De Klok’ is overgenomen in deze nieuwe editie en waar nodig door de auteur bewerkt. Daarmee is het karakter bewaard gebleven van een verklarend medisch woordenboek voor zowel wetenschappelijke termen als begrippen op de werkvloer in de zorgsector. Ook is de kenmerkende, heldere stijl van de beschrijvingen niet verloren gegaan. Zoals uit de titel blijkt, is deze nieuwste editie van het woordenboek onder de Pinkhofvlag gebracht. Hiermee schaart deze uitgave zich tussen gerenommeerde titels als Pinkhof Geneeskundig woordenboek, Pinkhof Compact medisch woordenboek en Pinkhof Medisch Engels. Pinkhof Basiswoordenboek geneeskunde vult de Pinkhof-reeks (zie www.pinkhof.nl) aan als een toegankelijk woordenboek voor niet alleen verpleegkundigen, fysiotherapeuten, assisterenden en overige professionals in de zorgsector, maar ook patiënten en al degenen die in opleiding of werk zijdelings met gezondheidszorg te maken hebben. Pinkhof Basiswoordenboek geneeskunde is uitgebreid tot ruim 22.000 trefwoorden, waarbij zo’n 3000 nieuwe trefwoorden zijn toegevoegd rondom uiteenlopende thema’s, waaronder ouderenzorg, verpleegkunde en e-health. Veel omschrijvingen zijn geactualiseerd en het boek toont bij duizenden trefwoorden de klemtonen in de uitspraak en bij vreemdtalige trefwoordvarianten de taalaanduiding (Latijn, Engels, Frans of Duits). Wij hopen dat ook deze nieuwe editie voor velen een overzichtelijk, verhelderend en gemakkelijk bruikbaar hulpmiddel bij werk en studie zal zijn. Suggesties ter verbetering van dit woordenboek zijn uiteraard welkom. Zij kunnen worden gestuurd naar het mailadres
[email protected].
Rosmalen – Houten, januari 2013, dr. P.A.A. Klok, auteur, chirurg n.p. drs. I.G. van Manen, uitgever
A
A 1 een van de bloedgroepen. 2 ampère. Å ångström, 10–10 meter; Zweedse uitspraak is ‘ongstrum’, maar in Nederland zegt men gewoonlijk ‘engstrum’ doordat men de letter Å niet kent en als Ä beschouwt. A2 harttoon, tweede aortatoon. α zie alfa a. 1 arterie, slagader. 2 atto, 10–18. AA zie Alcoholicus Anonymus aa ana partes aequales, evenveel van elk deel (rec.). a.a.a.a. atherosclerotisch aneurysma aortae abdominalis. aambeeld middelste botje in de keten van de gehoorbeentjes. aambei een uitgezette ader in het gebied van de anus. | syn hemorroïd, phlebectasia haemorrhoidalis, haemorrhois aandachtsstoornis van de norm afwijkende aandacht, i.h.b. een gebrek aan aandacht. • hyperactieve ~ meestal bij ‘drukke’ kinderen optredend tekort aan concentratievermogen; dit kan problemen geven bij de opvoeding en het leren. • ongedifferentieerde ~ eveneens meestal bij kinderen voorkomend tekort aan aandacht of afwijkende aandacht, zonder hyperactiviteit. aandachtstekortstoornis gedragsstoornis waarbij men niet in staat is de aandacht voor een bepaalde tijd te richten; gaat vaak samen met impulsiviteit en hyperactiviteit (ADHD). aandoening 1 ziekelijke verandering, afwijking van het gezond zijn; bijv. een keel-, hart-, lever- of spieraandoening. 2 aangedaan zijn, emotioneel bewogen zijn. • definiërende ~ aandoening die een bepaalde ziekte of infectie duidelijk
herkenbaar maakt, zoals een Pneumocystis carinii-longontsteking die een hivinfectie duidelijk maakt. • lichamelijke ~ ziekelijke verandering van (een deel van) het lichaam. • non-~ diagnostische bevinding die afwijkt van wat fysiologisch (‘normaal’) is, maar die niet wordt beschouwd als een ziekte of aandoening waarvoor behandeling noodzakelijk is; bijv. kwab van Riedel (goedaardige vergroting van rechter leverkwab), accessoire milt (bijmilt). | syn non-disease • psychische ~ geestelijke afwijking. • seksueel overdraagbare ~ (soa) aandoening (infectie, al dan niet door pat. opgemerkt) die door seksueel contact aan anderen kan worden overgedragen; in Ned. meest voorkomend (in afnemende volgorde van frequentie): chlamydiainfectie, herpes genitalis, condyloma acuminatum, gonorroe, syfilis, hepatitis B, hepatitis C, hiv-infectie, trichomoniasis, ulcus molle, lymphogranuloma venereum. | syn seksueel overdraagbare infectie, soi, geslachtsziekte aandoening van Barrett zie Barrettaan doening van ~ aandoening van De Quervain zie Quervainaandoening van De ~ aandoening van Haglund zie Haglund aandoening van ~ aandoening van Hashimoto zie Hashimotoaandoening van ~ aandoening van Henoch zie Henochaan doening van ~ aandoening van Köhler zie Köhleraan doening van ~ aandoening van Ledderhose zie Ledderhoseaandoening van ~ aandrang drang tot ontlasting. • loze ~ ge-
suggesties:
[email protected]
aandrang
2
voel van drang zonder dat er, ondanks persen, ontlasting komt, bijv. bij een gezwel in de endeldarm. aangeboren anafylaxie zie anafylaxie aangeboren ~ aangeboren handicap zie handicapaan geboren ~ aangeboren hemorragische teleangiëc tasieën zie teleangiëctasieaangeboren hemorragische ~ën aangeboren of congenitale heupluxa of contie zie heupluxatieaangeboren genitale ~ aangeboren stofwisselingsstoornis zie stofwisselingsstoornisaangeboren ~ aangezichtsligging ligging van het kind gedurende de bevalling, met het gezicht naar voren i.p.v. met de kruin. aangezichtspijn pijn in een deel van of in het gehele gelaat. | syn prosopodynie aangezichtszenuw zevende hersenzenuw, die de spieren van het gelaat innerveert. aangifteplicht plicht om aangifte te doen van in de wet omschreven gevallen van o.a. besmettelijke ziekten, van geboorten, van sterfgevallen en van de al dan niet natuurlijke doodsoorzaak. aanhoesten het overbrengen van ziekteverwekkers via hoesten. aanpassingsstoornis ontregeling van het functioneren door onverwachte, sterke of aanhoudende stress; hierdoor lukt het niet meer zich aan te passen aan (gewijzigde) omstandigheden (nieuwe school, werkloosheid, overplaatsing enz.). aanranden aantasten; i.h.b. het tegen de wil of zin van een kind of volwassene betasten van diens lichaam, hetzij uit plagerij, hetzij uit behoefte tot seksuele prikkeling of bevrediging. Indien het aanranden leidt tot een voor het slachtoffer afgedwongen penetrerend seksueel contact (coïtus, geslachtsgemeenschap), spreekt men van verkrachten. aansprakelijkheid wettelijke verantwoordelijkheid voor aangerichte schade door een foutieve beslissing of een verkeerde medische of verpleegkundige handeling. aanstippen een wondoppervlak of een slijmvlies aanraken of insmeren met een etsende stof (b.v. zilvernitraat), een verdovings- of een geneesmiddel.
aanvaardbare dagelijkse inname zie innameaanvaardbare dagelijkse ~ aanval plotseling optredende lichamelijke of geestelijke aandoening. • epileptische ~ toeval, insult. aanval van Adams-Stokes zie AdamsStokesaanval van ~ AAR zie antigeen-antistofreactie aardappelneusN zie rhinophyma aars zie anus abacterieel zonder bacteriën. abacteriële meningitis zie meningitis abacteriële ~ abasieN/abasiaL/E onvermogen om te lopen a.g.v. een stoornis in de coördinatie van de spierbewegingen. • abasia atacticaL loopstoornis a.g.v. onzekere bewegingen. • abasia choreaticaL loopstoornis a.g.v. spierverlamming in de benen. | syn abasia paralytica • abasia paralyticaL zie abasia choreatica • abasia spasticaL toestand van spierverlamming in de benen bij een poging (stil) te staan. • abasia trepidansL loopstoornis a.g.v. sterk trillende beenspieren. ABC-aandachtspunten punten waaraan bij eerste hulp aan slachtoffers of gewonden allereerst aandacht moet worden besteed: de ademweg, het bewustzijn en de circulatie; men kan ook zeggen: ademhaling, bloedsomloop en centraal zenuwstelsel. Storingen van A, B of C kunnen levensbedreigend zijn. abcedering rijping van een bacteriële ontsteking, het ontstaan van een abces. abcesN/abscessusL ophoping van pus in een onder normale omstandigheden niet bestaande holte in het lichaam. • ~ van Bezold middenoorontsteking die is gecompliceerd door een abces. • ~ van Brodie abces centraal in het sponsachtige beenweefsel aan het uiteinde van een pijpbeen, dat is ontstaan als gevolg van een infectie, een osteomyelitis. • ~ van Douglas abces in het kleine bekken, in de ruimte tussen de voorzijde van de endeldarm en de achterzijde van baarmoeder of blaas. • amoeben~ abces a.g.v. een infectie met amoeben, meestal in de lever gelokaliseerd. • been~ abces in het uiteinde van een pijpbeen. • boordenknoop~ een onderhuids gelegen abces dat via een nauw gangetje of kanaaltje in ver-
www.pinkhof.nl
3
ablatief
binding staat met de huid; de abcesholte kan zich daardoor niet vlot en volledig ontlasten. • hersen~ abces binnen de grote of kleine hersenen, veelal ontstaan vanuit een infectie in de omgeving (middenoorontsteking) of via bacterieaanvoer met het bloed (bij een bacteriemie). • koud ~ abces a.g.v tuberculose. • lever~ abces in een van de leverkwabben; het abces kan een gevolg zijn van een purulente appendicitis of een parasitaire infectie, bijv. een amoebenabces. • metastatisch ~ door versleping van bacteriën ontstaan abces, op enige afstand van de oorspronkelijke infectiehaard. • perianaal ~ abces naast de anus. • peritonsillair ~ abces in de hals naast de keelamandel. • psoas~ tuberculeus abces in de loge van de lendenspier. • subfrenisch ~ abces onder een van de koepels van het middenrif. • verzakkings~ abces dat tussen spieren en banden door een uitweg naar buiten zoekt. • wond~ necrotiserende ontsteking in een gehechte wond (accidentele wond of operatiewond) die gepaard gaat met pijn, zwelling, roodheid en warmte van het wondgebied, vorming van pus in de diepere wondlagen en koorts als algemene reactie. • wortel~ acute abcederende ontsteking rond de wortel van een gebitselement. abdomenL buik. abdominaalN/abdominalisL m.b.t. de buik (Lat. abdomen); bijv. abdominale ademhaling of abdominale zwangerschap, abdominal tap. abdominaal aorta-aneurysma zie aortaaneurysmaabdominaal ~ abdominaal compartimentsyndroom zie compartimentsyndroomabdominaal ~ abdominale ademhaling zie ademhaling abdominale ~ abdominale graviditeit zie graviditeitab dominale ~ abdominale uterusamputatie zie uterusamputatieabdominale ~ abdominale zwangerschap zie zwangerschapabdominale ~ abdominalisL m.b.t. de buik; bijv. facies abdominalis. abdominoperineaal m.b.t. de buik en het zitvlak. abdominoplastiek zie buikwandplastiek
abducensL afbuigend; bijv. nervus abducens. abducensparalyse volledige verlamming van de door de n. abducens geïnnerveerde oogspieren. abducensparese minder ernstige verlamming dan een abducensparalyse. abductie buitenwaartse beweging van een lichaamsdeel. abductorL spier die een zijwaartse beweging mogelijk maakt. aberrant afwijkend; bijv. een aberrant orgaan, een orgaan dat gelegen is op een van de norm afwijkende plaats. aberratie afwijking van de norm. • chromatische ~ afwijking bij passage van licht door een lens door verschillen in breking van verschillende kleuren. • mentale ~ geestelijke afwijking. • sferische ~ vervorming van het beeld door verandering van de kromtestraal aan de rand van een lens. abiotrophiaL/E/abiotrofieN door gebrekkige voeding (voedingstoestand) niet in staat in leven te blijven. • ~ retinaeL gehele of gedeeltelijke afsterving van het netvlies van een of beide ogen omdat te weinig voedingsstoffen het netvlies kunnen bereiken. ablactatie 1 staken van de borstvoeding. 2 medicamenteuze onderdrukking van de zogsecretie. ablatieN/ablatioL 1 spontane loslating van lichaamsweefsel. 2 chir. verwijdering van een lichaamsdeel. • ablatio mammaeL afzetten van de borst. • ablatio placentaeL zie placentaloslating • ablatio retinaeL netvliesloslating. • exsudatieve ~/exsudatieve ablatio retinae netvliesloslating a.g.v. ophoping van ontstekingsvocht tussen de zenuw-zintuiglaag en de laag met de pigmentcellen. • hygiënische ablatio verwijdering van de borst, niet als onderdeel van de behandeling van een borstkliergezwel, maar om de lichamelijke verzorging van een patiënte met een zwerend gezwel of een dreigende ulceratie ervan, gemakkelijker en draaglijker te maken. ablatief wegnemend, verwijderend; bijv. ablatieve medicatie, geneesmiddelentoediening om de functie van een orgaan uit te schakelen; ablatieve operatie, het verwijderen van een lichaamsdeel,
suggesties:
[email protected]
ablatief
4
b.v. de vrouwelijke borstklier, of het baarmoederslijmvlies. ablutieN/ablutioL afwassing, een reinigende (be)handeling. ABMT autologe beenmergtransplantatie. aboraal gerekend vanaf de mond (anat.). aborteren 1 een miskraam hebben. 2 een miskraam opwekken. abortief niet tot volledige ontwikkeling komend; bijv. een abortief verloop van een infectieziekte. abortieve vorm van slaapwandelen zie slaapwandelenabortieve vorm van ~ abortionE miskraam. • missed ~E uitblijven van de spontane uitdrijving van een gestorven onvoldragen vrucht, een uitgebleven miskraam. abortivumL 1 afdrijvingsmiddel. 2 middel om ziekteverschijnselen te onderdrukken. abortusL het spontaan verliezen door de zwangere van een niet-levensvatbare vrucht, bijv. tijdens de eerste maanden van een zwangerschap. | syn miskraam • ~ arte provocatusL volgens de regels van de geneeskunst opgewekte abortus. • ~ completusL abortus waarbij de vrucht met vliezen en moederkoek wordt uitgestoten. • ~ criminalisL illegaal uitgevoerde abortus. • ~ imminensL dreigende abortus. • ~ incipiensL beginnende of juist op gang gekomen abortus; een niet meer te vermijden of te stoppen vroegtijdige uitdrijving; Latijnse uitspraak ‘...ie-ens’. • ~ incompletusL abortus waarbij delen van de vrucht, de vliezen of de moederkoek in de baarmoeder achterblijven. • ~ provocatusL niet op medische gronden opzettelijk opgewekte abortus. • habituele ~ het eindigen in een miskraam van op elkaar volgende zwangerschappen. • spontane ~ abortus zonder dat de oorzaak ervoor te achterhalen is. • tubaire ~ abortus van een vrucht die in één van de eileiders tot ontwikkeling is gekomen. abortuskliniek inrichting voor het afbreken van ongewenste zwangerschap. abortusteam groep artsen, verpleegkundigen, psychologen en maatschappelijk werkers die hulp bieden aan ongewenst zwangeren. ABO-systeem indeling van het bloed in de groepen A, B, AB en O.
abrasioL/abrasieN uitkrabben, schoonkrabben, bijv. van de bodem van een zweer. absenceF kortdurende bewustzijnsdaling, wegraking. absolute dood zie doodabsolute ~ absolutusL zuiver, voor 100%; bijv. spiritus absolutus, zuiver alcohol. absoluut risico zie risicoabsoluut ~ absorbensL absorberende stof. absorberE met absorberende kalk gevulde bus die in een narcose- of beademingssysteem kan worden opgenomen om door de patiënt uitgeademd koolstofdioxide te binden, opdat de koolzuurconcentratie binnen het systeem niet tot een gevaarlijke hoogte kan stijgen. absorberen 1 in zich opnemen. | syn absorptie 2 op chemische of fysische wijze binden. absorptie zie absorberen absorptiespectrometrie vorm van lichtsterktemeting, i.h.b. de meting van de lichtsterktevermindering die is opgetreden na doorstraling van een gekleurde te onderzoeken opgeloste stof; uit de gemeten vermindering kan de concentratie van die stof worden bepaald. absorptiespectrum kenmerkend spectrum voor bepaalde chemische stoffen. absorptievermindering het tegengaan van opname van (vnl. giftige) stoffen vanuit de maag en de darmen. absorptiometrie absorptiemeting, bepaling van de mate van absorptie; toegepast voor indirecte bepaling van de kalkrijkdom of -armoede van het skelet. abstinentie zie onthouding abstinentiesyndroom ziektebeeld veroorzaakt door onthouding van een verslavende stof. • neonataal ~ ziektebeeld dat kan ontstaan bij zuigelingen van aan (hard)drugs verslaafde moeders. abstinentietherapie behandeling van een verslaafde aan alcohol, nicotine of verdovende middelen, om hem/haar onafhankelijk te maken van die verslavende middelen. abstineren ophouden, afzien van; i.h.b. het afzien van verder onderzoek en/of behandeling van een patiënt na zorgvuldige overweging van de gevolgen, zo mogelijk in overleg met de patiënt; bijv. abstinerend beleid.
www.pinkhof.nl
5
accreditatie
abstractE niet tastbaar aanwezig, van iets anders afgeleid, niet als voorwerp of persoon denkbaar (i.t.t. concreet); bijv. een abstract begrip, abstract denken. abstract denken zie denkenabstract ~ abstractie 1 een van iets anders afgeleid begrip. 2 geestelijke afwezigheid, verstrooidheid. abstractievermogen vermogen zich, al denkend, los te maken van grijpbare en zichtbare (concrete) dingen en zich te bedienen van begrippen en abstracties. abundant overvloedig. abuserE gebruiker of misbruiker van drugs, van verslavende en/of verdovende stoffen, een drugsgebruiker. abususL/abuseE misbruik; bijv. alcoholabusus, overmatig alcoholgebruik, alcoholverslaving, of child abuse, misbruik maken van een kind, i.h.b. een kind dwingen tot seksuele handelingen. AC alternating current, wisselstroom. a.c.L Latijn ‘ante cenam’: vóór de maaltijd (rec.). ac. acidum, zuur. ACA zie acrodermatitis chronica atrophicans acalculeuze cholecystitis zie cholecystitis acalculeuze ~ acalculie niet in staat zijn tot rekenen. acantholyse ziekelijk verlies van samenhang van de cellen van de opperhuid. acanthoom goedaardige woekering van huidepitheel. acanthosisL/acanthoseN vermeerdering van de lagen huidcellen, zonder eigenlijke woekering. • ~ nigricansL donkerbruin tot zwart gepigmenteerde huidverdikking. | syn papillomatosis nigricans acapnie veel te lage koolzuurconcentratie in het bloedserum. acariasisL/acariaseN last hebben van mijten, ziek zijn a.g.v. mijten, geïnfesteerd zijn door mijten; Latijnse klemtoon op de i in ‘...í-asis’. acaricide mijtendodend middel. accelerator natuurlijke stof of geneesmiddel die resp. dat een versnelde werking teweegbrengt. accelerine een van de bloedstollingsfactoren. acceptabel aanvaardbaar; bijv. acceptabele stand van een fractuur, niet-anato-
mische maar functioneel aanvaardbare stand; acceptabele toxiciteit, aanvaardbare mate van giftigheid (van een geneesmiddel). acceptabele toxiciteit zie toxiciteitac ceptabele ~ acceptatie aanvaarding; bijv. van het vooruitzicht niet meer beter te kunnen worden. acceptor ontvanger, bijv. van een bloedtransfusie. accessorisch eindplaatje zie eindplaatje accessorisch ~ accessorische klier zie klieraccessori sche ~ L accessorius extra, bijkomstig, toegevoegd; bijv. nervus accessorius. accident ongeval, ongeluk. • ~ prone bevattelijk voor ongevallen, met aanleg voor ongevallen en/of het verzeild raken in onaangename precaire situaties. • cerebrovasculair ~ (CVA) plotselinge circulatiestoornis in een deel van de hersenen a.g.v. bloeding, trombose of embolie. | syn apoplexie | zie ook beroerte accidenteel toevallig; bijv. accidentele bevinding, toevallige waarneming van een afwijking die niet direct verband houdt met de klachten. accidentele tatoeage zie tatoeageacci dentele ~ accident medicineE zie medicineacci dent ~ accident recorder door de patiënt zelf te bedienen apparaat voor het vastleggen van een slechts af en toe optredende functiestoornis (‘hartklopping’). acclimatisatie wennen aan een ander klimaat, aan het leven op grote hoogte in bergstreken, of aan andere levensomstandigheden in een ziekenhuis, verpleeghuis of verzorgingshuis. accommodatie op alle afstanden scherp zien door aanpassing van de kromming van de ooglens. accommodatiebreedte afstand tussen het verste en meest nabije punt, waarbinnen men zonder hulp van kunstmatige lenzen scherp kan zien. accommoderen 1 naar iets schikken. 2 wijzigen van de kromming van de ooglens om een voorwerp scherp te kunnen waarnemen. accreditatie 1 erkenning van na- en bij-
suggesties:
[email protected]
accreditatie
6
scholing van medisch specialisten, huisartsen, verpleegkundigen en andere groepen zorgverleners. 2 erkenning door middel van een systematisch en onafhankelijk onderzoek van het kwaliteitssysteem in de zorginstelling. accretie vergroeiing van weefsels die normaal niet met elkaar verbonden zijn. accumulatie opeenhoping; bijv. accumulatie van vocht in een been of in de borstholte, of van zware metalen in de bodem en het grondwater. ACE zie angiotensine converterend enzym aceetaldehyde afbraakproduct van alcohol. Aceetaldehyde wordt door aldehydedehydrogenase gesplitst in een aldehydegroep en acetaat; dat laatste valt daarna uiteen in koolstofdioxide (koolzuurgas) en water. A-cel zie alfacel acenocoumarol antistollingsmiddel voor oraal gebruik. ACE-remmer stof die de werking van het ACE remt en daardoor een bloeddrukverlagend effect heeft. acetaat zoutverbinding van azijnzuur. acetabulumL kom van het heupgewricht. | syn heupkom acetabulumfractuur breuk van de heupkom. acetabulumplastiek operatie waarbij de vorm van het acetabulum wordt veranderd, aangepast. aceton scheikundige stof, gekenmerkt door een ketongroep (een afbraakproduct van de lichamelijke stofwisseling), die bij ernstige diabetes mellitus in bloed en urine kan voorkomen. acetonemie meetbare hoeveelheid aceton in het bloed a.g.v. sterk gestoorde suikerstofwisseling. acetonemisch braken zie brakenaceto nemisch ~ acetylcholine scheikundige verbinding die de prikkeloverdracht van een motorische zenuw op een spier verzorgt. acetylcholinesterase (AChE) stof die acetylcholine (een transmitter voor overdracht van prikkels binnen het zenuwstelsel) door hydrolyse neutraliseert. | syn AChE acetylcholinesteraseremmer stof die de werking van acetylcholinesterase afremt; onder meer gebruikt bij de behan-
deling van verschijnselen van de ziekte van Alzheimer. acetylsalicylzuur meest gebruikte pijnstillende en koortswerende stof, hoofdbestanddeel van vrijwel alle tegen pijn, ontsteking en koorts op de markt gebrachte geneesmiddelen. Ac-G accelerator globulin, proaccelerine, een van de stollingsfactoren. achalasie het niet kunnen ontspannen van glad spierweefsel, spierkramp. • ~ van de cardia spierkramp van de maagingang. à chaudF terwijl (de ontsteking) nog heet is, d.i. in het acute stadium; bijv. operatie à chaud bij appendicitis. • operatie ~F operatie tijdens het acute (warme) stadium van een ontstekingsproces. AChE zie acetylcholinesterase achillespees zie tendo calcaneus achillespeesreflex reflectorische beweging van de kuitspieren bij tikken op de achillespees. | syn APR achillespeesruptuur volledige of gedeeltelijke afscheuring van de achillespees. achillodynie pijn in of rondom de achillespees. achillorrafie chirurgisch inkorten van de achillespees. achillotomie doorsnijden van de achillespees ter behandeling van een spitsvoet. achloorhydrie ontbreken van zoutzuur in het maagsap, anaciditeit. achloropsie groenblindheid. acholisch zonder gal of galkleurstof; bijv. acholische ontlasting, bijna witte ontlasting, stopverffeces. achondroplasie dwerggroei a.g.v. vroegtijdige verbening van de groeischijven in de pijpbeenderen. achrestische anemie zie anemieachres tische ~ achromasie 1 blindheid voor alle kleuren. 2 ontbreken van huidpigment. achromatisch zonder kleurvertekening; bijv. achromatische lens, lens of bril die geen vertekening van kleuren veroorzaakt, een lens zonder chromatische aberratie. achromatopsie blindheid voor alle kleuren. achromatose 1 onvermogen van cellen om kleurstof in zich op te nemen. 2 pigmenttekort of het geheel ontbreken
www.pinkhof.nl
Aanwijzingen voor de gebruiker 1 Voorafgaand aan de trefwoorden A tot en met Z is een lijst opgenomen van algemene afkortingen die in de verklarende tekst voorkomen. 2 Alle trefwoorden en daarmee samengestelde woordgroepen (‘collocaties’) die ook als trefwoord zijn opgenomen, zijn vet gedrukt. Wanneer de verklaring van een term bij een ander trefwoord te vinden is, wordt met een pijltje | naar dat trefwoord verwezen. Voorbeelden: lienL uitspraak ‘LIE-jèn’. | zie milt lienL accessoriusL bijmilt, osteoplast zie osteoblast 3 Waar is het gezochte woord of de gezochte woordcombinatie te vinden? a Betreft het een woord of vakterm, dan kan het rechtstreeks, alfabetisch worden opgezocht. Bijvoorbeeld: retrosternaal achter het borstbeen. b Afkortingen gelden als trefwoorden en kunnen op dezelfde manier worden opgezocht. Ter verduidelijking wordt de afkorting vervolgens voluit geschreven. De uitleg volgt direct erna, of bij een van de onderdelen van de afkorting, waarnaar met een pijltje wordt verwezen. Voorbeeld: CWK cervicale wervelkolom, halswervelkolom. c Woorden die gevormd zijn door samenvoeging van de eerste letters van een samengesteld begrip, de zogeheten acroniemen, zijn te vinden als gewone trefwoorden. Ook hiervoor geldt dat voor verdere uitleg naar een ander trefwoord kan worden verwezen. Voorbeeld: laser light amplification by stimulated emission of radiation, een zeer smalle bundel van volkomen evenwijdige monochromatische lichtstralen, die rijk is aan energie. d De verklaring van uit meer woorden samengestelde begrippen wordt in veel gevallen gegeven bij het zelfstandig naamwoord of bij de eigennaam van die samenstelling. Soms is ook een andere woordsoort van de samenstelling als trefwoord opgenomen. Voorbeeld: de verklaring van de woordgroep forensische geneeskunde is te vinden zowel onder de letter F als bij het trefwoord geneeskunde. Het trefwoord forensisch is ook in het boek opgenomen, maar daarbij wordt alleen de betekenis van dit bijvoeglijke naamwoord uitgelegd en wordt verwezen naar forensische geneeskunde als meest voorkomende woordcombinatie. e Heeft een trefwoord meer betekenissen, dan worden de verklaringen met vet gedrukte cijfers van elkaar onderscheiden. Het komt voor dat een ‘deelbetekenis’ nog afgeleide trefwoorden oplevert. Die worden dan vermeld en verklaard aansluitend aan het cijfer met die betekenis. Voorbeeld: herniaL uitstulping van een structuur door een zwakke plek in het omgevende weefsel, bijv. het buikvlies (peritoneum) door de buikwand (soms met een buikorgaan als inhoud); […]. herniaL congenitaL aangeboren breuk. f Van sommige trefwoorden bestaan veel samenstellingen met andere woorden. Deze woordsamenstellingen zijn opgenomen als ondertrefwoorden na de verklaring van het eigenlijke trefwoord.
4 Oorspronkelijk Griekse trefwoorden zijn in Latijns schrift weergegeven. Oorspronkelijk Latijnse trefwoorden zijn opgenomen volgens oude spellingvoorschriften. Vernederlandste Griekse en Latijnse woorden zijn aangepast aan de Nederlandse spellingregels. Voorbeelden: a Een hernia diaphragmaticaL wordt met ph geschreven. Deze breuk in of door het middenrif kan ook in het Nederlands worden omschreven: ‘een breuk in het diafragma’. Het laatste woord schrijven we in dit geval in vernederlandste vorm, met een f. b Sommige ziektenamen, veelal wanneer het woordgroepen betreft, zijn opgenomen in de Latijnse vorm: arthritis rheumaticaL. Gebruiken we het algemene woord voor een gewrichtsontsteking, dan is dat artritis: de vernederlandste vorm, met t in plaats van th. De Latijnse term arthritis rheumaticaL laat zich zo vernederlandsen tot reumatoïde artritisN. Bovendien valt de h weg in de vernederlandsing van rheuma…L tot reuma…, zoals in reumatoïde. 5 Latijnse bijvoeglijke naamwoorden zijn als trefwoord niet altijd opgenomen in een mannelijke vorm enkelvoud, maar in de verbuiging die past bij het erachter vermelde voorbeeld. Voorbeeld: lataL breed; bijv. fascia lata. Wanneer geen voorbeeld wordt gegeven, wordt de mannelijke vorm vermeld, zoals gebruikelijk is in wetenschappelijke woordenboeken. 6 Een hoog (‘in superscript’) geplaatste hoofdletter (bijvoorbeeld de letter L na herniaL) geeft de taal van het trefwoord aan. Deze letter maakt geen deel van het trefwoord uit. Dit taalkenmerk is ook gegeven aan veel Latijnse en Griekse termen die verregaand in medisch Nederlands zijn ingeburgerd, zoals abortusL. 7 Bij veel trefwoorden geven streepjes onder een of meer klinkers aan waar in de uitspraak de hoofdklemtoon en soms de nevenklemtonen liggen. Bij enkele honderden medische tongbrekers is de uitspraak nader toegelicht als deel van de omschrijving. Voorbeeld: lienL uitspraak ‘LIE-jèn’. | zie milt amoebiasisL/amoebiaseN door amoeben veroorzaakte ziekte; uitspraak: ‘ameuBI-asis’. 8 De namen van levende organismen zijn cursief gedrukt wanneer zij worden aangeduid met hun naam volgens de binaire nomenclatuur. Voorbeeld: PseudomonasL geslacht van gramnegatieve kleurstofvormende bacteriën die zijn voorzien van zweepdraden. PseudomonasL aeruginosaL blauwgroene kleurstof vormende bacterie die voorkomt in oppervlakkige wonden, vooral in brandwonden. | syn Pseudomonas pyocyanea StreptococcusL haemolyticusL streptokok die hemolyse veroorzaakt wanneer ze gekweekt wordt op een voedingsbodem die bloed bevat. In veel andere gevallen worden organismen vermeld zonder cursivering, bijvoorbeeld: aerobe bacterie bacterie die alleen kan leven in een milieu dat zuurstof bevat. groep-A-bètahemolytische streptokokken een van de groepen waarin de hemolytische streptokokken kunnen worden onderscheiden.
Lijst van gebruikte afkortingen a. a.g.v. a.h.w. a.v.o. anat. b.v., bijv. c.q. ca. D d.i. d.m.v. d.w.z. E e.a. e.d. e.v.a. enz. evt. F i.e.z. i.h.a. i.h.b. i.p.v. i.t.t. i.v.m. L L/E lett.
arteria (slagader) als gevolg van als het ware als vorige omschrijving anatomie, anatomisch bijvoorbeeld casu quo (in welk geval, zo nodig, als het geval ertoe leidt) circa, ongeveer Duits (taalaanduiding) dat is door middel van dat wil zeggen Engels (taalaanduiding) en andere(n) en dergelijke en vele andere(n) enzovoort eventueel Frans (taalaanduiding) in engere zin in het algemeen in het bijzonder in plaats van in tegenstelling tot in verband met Latijn (taalaanduiding) zowel Latijn als Engels (taalaanduiding) letterlijk
lig. m. m.a.w. m.b.t. m.b.v. m.n. m.u.v. N n. n.a.v. NB nl. o.a. o.b.v. o.i.v. o.l.v. rec. resp. syn. t.a.v. t.g.v. t.o.v. t.w. v. v.d. v.e. vnl. z.a. z.g. z.o.
ligament (steunband) musculus (spier) met andere woorden met betrekking tot met behulp van met name met uitzondering van Nederlands (taalaanduiding) nervus (zenuw) naar aanleiding van nota bene, let op namelijk onder andere(n) op basis van onder invloed van onder leiding van recept (op een doktersrecept) respectievelijk synoniem ten aanzien van ten gevolge van ten opzichte van te weten vena, vene, ader van de van een voornamelijk zie aldaar zogenaamd(e) zie ook, zie onder
© 2013 Bohn Stafleu van Loghum, onderdeel van Springer Media Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën of opnamen, hetzij op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet j° het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351, zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 en artikel 17 Auteurswet, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de Stichting Reprorecht (Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp). Voor het overnemen van (een) gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet) dient men zich tot de uitgever te wenden. Samenstellers en uitgever zijn zich volledig bewust van hun taak een zo betrouwbaar mogelijke uitgave te verzorgen. Niettemin kunnen zij geen enkele verantwoordelijkheid aanvaarden voor onjuistheden die eventueel in deze uitgave voorkomen. ISBN 978 90 313 9976 5 NUR 872 Ontwerp omslag en binnenwerk: TEFF, www.teff.nl Zetwerk en lexicografisch databeheer: Acolada GmbH, Neurenberg/Nürnberg, Duitsland, www.acolada.de
Het boekomslag toont een fragment van een afbeelding van de esculaapstaf zoals oorspronkelijk opgenomen op de titelpagina van Vertalend en verklarend woordenboek van uitheemsche geneeskundige termen (1923) van dr. Herman Pinkhof. De esculaapstaf, een verticale staf met een slang eromheen gewonden, vormt wereldwijd het officiële symbool van het artsenberoep. Al in de Oudheid maakte men opium van de hier getoonde zaaddozen van de papaverbloem (‘slaapbollen’). Voordat een geneesheer een pijnlijke behandeling uitvoerde, gaf men opium aan de te behandelen persoon, de ‘patient’ (patiens is Latijn voor ‘lijdend, geduldig ondergaand’; pati(or) = lijden). Deze werd zo minder gevoelig voor de pijn.
Bohn Stafleu van Loghum Het Spoor 2 Postbus 246 3990 GA Houten www.bsl.nl gebruikerssuggesties:
[email protected]