Pedagogische situatie en basisactiviteiten Gesprek, spel, werk en viering We onderscheiden vier basisactiviteiten waarin mensen leven en leren; we leren niet alleen door met pen, papier en het hoofd bezig te zijn. Door met elkaar in gesprek te zijn kunnen we elkaar informeren en elkaar leren begrijpen. Tijdens de gesprekken in de kring worden de plannen gemaakt en wordt voor een deel het werk besproken. Door samen te spelen leren we rekening met elkaar te houden. Ook maken we al spelend iets wat we meegemaakt hebben tot iets van onszelf. Onder werk vallen de instructiemomenten en de blokperioden, waarin kinderen zelfstandig met het we bezig zijn. Door samen te vieren b.v. in een weekopening- of sluiting leren we elkaar wat ons hoofd en hart heeft beziggehouden; we brengen gevoelens op elkaar over. Deze basisactiviteiten wisselen elkaar af. Deze afwisseling is vastgelegd in het ritmisch weekplan. Gesprek Als kinderen zich veilig voelen in de stamgroep, maar ook alleen dan, is er ruimte voor het uiten van zaken waar kinderen werkelijk over denken, piekeren, tobben, verheugd zijn, etc. Dan ook is er ruimte voor ontmoeting, herkenning, erkenning, verbazing, ergernis, verdriet, humor, kortom: dan gebeuren er fundamentele dingen die kinderen aanspreken. Maar nogmaals alleen: als kinderen zich veilig voelen! Dat is een voorwaarde voor veel "natuurlijk leren". Aan die voorwaarde kan de stamgroepsleider bijdragen door: eerlijk, echt en oprecht te zijn de eigen rol dienend te houden; niet te gauw met eigen meningen en opmerkingen aan komen zetten; ook de vraagstellingen verschoond houden van eigen voorkeuren autoriteit-in-functie te zijn, dus te zorgen voor leiderschap dat de kinderen van die stamgroep volledig aanvaarden; het voorgaande draagt daaraan bij, maar ook:inzet, zorg, goede voorbereidingen, alertheid: "er helemaal zijn", kunnen houden van ieder kind, humor, en een stem die beperkt, zorgvuldig en doelmatig gebruikt wordt kinderen serieus te nemen. Alhoewel het voorgaande voor alle "natuurlijk leren" geldt, geldt dit in hoge mate voor het kringgesprek. Wat leren kinderen op een natuurlijke manier in een kring: taalgebruik, taalverwerving, taalverrijking, taalbeschouwing; iedere kring draagt daaraan bij; de leeskringen leveren hieraan een bijzondere extra bijdrage
sociaal-emotionele vorming; meningen, gevoelens, onenigheden, conflicten, een voor twee partijen eerlijke oplossing nastreven, elkaars qua milieu vaak totaal verschillende achtergronden leren kennen besluiten nemen, belangrijk voor participatie in leef- en werkgemeenschap; zelfkennis incasseren van en goed omgaan met kritiek wereldoriëntatie/kennisvakken; door ervaringen, vertellingen, uitstapjes, vakanties werk van ouders, de actualiteit; met name de verslagkring en de observatiekring kunnen hier in bijzondere mate aan bijdragen kunstzinnige vorming; tijdens de muziekkring spel; tijdens iedere spelkring door overleg en samenwerking komen tot goede oplossingen en producten communicatieve vaardigheden. Doelen op korte termijn: 1.
kennis verwerven
2.
mening vormen
3.
besluiten nemen
4.
persoonsgerichte ontwikkeling bevorderen
5.
groepsgerichte ontwikkeling bevorderen.
Doelen op lange termijn: 1.
naar elkaar kunnen luisteren
2.
leren van verdraagzaamheid: geduld
3.
gedachten onder woorden leren brengen zodat anderen die begrijpen
4.
rekening leren houden met gevoelens van anderen: inclusief leren denken
5.
ontwikkelen van een goed zelfbeeld
6.
kritisch leren staan t.o.v verstrekte informatie
7.
kunnen genieten van wat anderen inbrengen
Door het houden van de kringen wordt gewerkt aan de volgende kerndoelen op het gebied van spreken en luisteren (kerndoelen taal): 1.
Het kind leert de belangrijkste vormen van spreken, zoals vragen stellen om informatie te verzamelen, verslag uitbrengen, iets uitleggen, iets voordragen, eigen ervaringen, meningen en waarderingen weergeven, een gesprek voeren.
2.
Het kind leert gebruik maken van verbale en non-verbale middelen, zoals stem, taal, houding, beweging en mimiek.
3.
Het kind leert een eigen standpunt verwoorden, het standpunt van anderen onderzoeken en daarbij rekening houden met de gevoelens van anderen.
4.
Het kind leert luisteren naar wat wordt gezegd en nagaan of zijn begrip van hetgeen is gezegd juist is.
Dezelfde kerndoelen worden ook geoefend bij de vormgeving van vieringen. In goed lopende kringen wordt dus op een natuurlijke manier veel geleerd. Met name als de kring, zoals in een stamgroep gebruikelijk is, leeftijdsheterogeen is samengesteld: door het natuurlijke verschil in kennis zijn de mogelijkheden voor overdracht en overname groter. Voorwaarden voor een gesprek in de kring: Praktisch: 1. 2.
de groep moeten snel de kring kunnen maken er staat bij voorkeur niets binnen in de kring, zeker niet als voor het eerst wordt gewerkt met een kringopstelling
3.
kinderen weten hoe ze een plaats in de kring moeten kiezen
4.
kinderen luisteren
5.
ieder mag aan de beurt komen.
Gevoelsaspecten: 1.
goede sfeer
2. respect. Aandachtspunten voor de stamgroep: A. aan bod laten komen •
mond houden
•
afwachten
•
teken geven
•
wil je niet/hoef je niet.
B. aandacht hebben voor elkaar •
luisteren naar
•
reageren op elkaar
•
a.h. woord: rondkijken
•
respect.
C. verduidelijking vragen D. bij onderwerp blijven •
vertelt waarover het gaat
•
relaties met onderwerp.
Rol van de stamgroepleider: 1.
leidt en stuurt
2.
neemt kinderen serieus
3.
praat op niveau van kinderen
4.
oordeelt niet te snel over meningen en opvattingen
5.
nodigt kinderen uit om mee te praten
6.
bewaakt de regels
7.
is democratisch en leidt toch
8.
ziet de processen die plaatsvinden
9.
is flexibel en houdt vast
10. zorgt dat het gespreksthema het thema van gesprek blijft 11. vat samen en stuurt om volgend stapje af: daagt uit 12. vraagt door 13. geeft aanvullingen 14. vermaant 15. geeft ruimte voor overdenking: stilte in de kring is prima. Regels in de kring: 1.
wie spreekt wordt niet door anderen in de rede gevallen of gehinderd.
2.
er is voor ieder een duidelijke afspraak hoe iemand het woord krijgt, nadat iemand is uitgesproken
3.
meldingen sluiten zoveel mogelijk aan bij hetgeen daarvoor is gezegd.
Aanvullende regels worden samen met de stamgroep opgesteld. Regelmatig worden de regels met de groep doorgenomen en desgewenst bijgesteld. Dagopeningskring/Vertelkring: Dagelijks vindt zo veel mogelijk ‘s ochtends een kring plaats met de hele stamgroep. Eenmaal per week krijgen de kinderen langer de tijd te vertellen. Als er niets indrukwekkends gebeurd is bestaat het gevaar dat deze kringen een slaapverwekkend karakter krijgen. Door bepaalde thematieken uit de vertelkring te halen en deze een algemener, breed aansprekend karakter te geven kunnen de betrokkenheid en aandacht op peil blijven. De andere dagen wordt de kring gebruikt voor samen met een spelletje of presentatie (door stamgroepleider of kinderen te presenteren) te beginnen. Leeskring: Die is er niet alleen voor de leesontwikkeling en boekpromotie, maar ook voor de morele en sociaal-emotionele ontwikkeling. Behalve geschikt materiaal uit de kinderliteratuur kunnen in de leeskring ook eigen teksten en samenvattingen van boeken aan de orde komen. De leeskring wordt opgenomen in het taalaanbod en wordt wekelijks uitgevoerd.
Tekstenkring: In deze kring lezen de kinderen (vanaf de middenbouw) hun zelf gemaakte teksten voor. Er vindt daarna een tekstbespreking plaats. Een keer in de veertien dagen vindt een tekstenkring plaats. Dit onderdeel wordt gekoppeld voorlopig gekoppeld aan het taalaanbod. Observatiekring: In het kader van wereldoriëntatie wordt tijdens in elk geval een themaperiode een observatiekring georganiseerd door de groepsleiding in alle groepen. Aan de hand van een door de groepsleider ingebracht voorwerp uit de dode of levende natuur of cultuur wordt een sterk op ontdekkend en onderzoekend leren gehanteerde didactiek gehanteerd. Kinderen leren zo goed waarnemen en vragen stellen. Wanneer kinderen voorwerpen meebrengen kan dit ook aanleiding zijn voor een observatiekring. Instructie- of introductiekring: Om iets nieuws uit te leggen of duidelijk te maken kan ook de kringvorm worden gebruikt. De kring heeft dan niet het open karakter van gesprekskring, maar heeft nu een doelgericht karakter: er wordt iets duidelijk gemaakt. Muziekkring: Met de stamgroep zingen of musiceren in de kring. Spelkring: Een spelvorm in de kring met de stamgroep. Overige kringen, bijvoorbeeld: voorafgaand aan reken - instructie wordt een probleem voorgelegd na een ruzie iets uitpraten. Spel Hieronder rekenen wij: door stamgroepsleider of kinderen geleide spelen in de groepsruimte, het speellokaal, het gymnastieklokaal, de speelplaats, sportvelden en schoolomgeving; sommige spelen kunnen ook gerekend worden onder bewegingsonderwijs en sport; andere onder dramatische vorming (toneelspel, poppenspel, etc.) door kinderen ondernomen spelen; hieronder worden ook fantasie- en verbeeldingsspelen gerekend gezelschapsspelen computerspelen.
Alle spelvormen bieden rijke ontwikkelingskansen. De momenten voor ontmoeting en interactie zijn in spelsituaties op een natuurlijke en intense manier voortdurend aan de orde en ieder van die momenten levert, alweer: vooral in een heterogene groep, leermomenten op, die de volgende leerdoelen realiseren: taalgebruik, taalverwerving, taalverrijking sociaal - emotionele leerprocessen, waaronder het belangrijke leren omgaan met verlies, leren incasseren, sportiviteit, etc. het vermogen versterken eigen keuzen te maken en te verantwoorden, op basis van respect voor anderen het vermogen ontwikkelen tot analyseren en oplossen van problemen het centraal staan van het spelend leren voor kleuters het leren reflecteren het zien van relaties en verbanden en het verwoorden van het denkproces het inschakelen van eigen ervaring en intuïtie het stimuleren van experimenteren, het zoeken naar wegen, het analyseren van eigen fouten en het durven nemen van risico's het verbinden van de school met de leefwereld van de kinderen en: met name gezelschapsspelen en educatieve spelen dragen hieraan bij. Door inhoud te geven aan het onderdeel spel, wordt gewerkt aan de realisatie van de betreffende kerndoelen: 1.
het kind leert diverse bewegingsvormen uitvoeren, zoals balanceren, springen, klimmen, schommelen, duikelen, hardlopen, werpen
2.
het kind leert samen met anderen diverse spelen spelen
3.
het kind leert zich samen met anderen uiten in beweging op muziek
4. 5.
het kind leert de eigen (bewegingsmogelijkheden inschatten en daarmee bij activiteiten rekening houden het kind leert sportief spelen.
Het begrip "spel" heeft een groter reikwijdte dan het beoefenen van spelen. Het gaat ook om het speelse element dat in alle activiteiten kan huizen. Expliciet komt "spel" in onze school tijdens de volgende onderdelen van het ritmisch weekplan aan de orde: tijdens kringen: als afwisseling tussendoor, of als aparte spelkring tijdens bewegingsonderwijs tijdens de pauze ‘s morgens en tussen de middag.
Elke stamgroepleider neemt de uitdaging op zich om spel zo veel mogelijk te gaan integreren bij de verschillende vakgebieden. Viering Net als bij "spel" reikt dit begrip verder dan het houden van concreet aanwijsbare vieringen, zoals weekopeningen en/of sluitingen, verjaardagen, opname of afscheid van kinderen, al dan niet religieuze feesten in het jaar, zoals Kerst, Sinterklaas, etc. Het gaat hier om het meditatieve en het onmeetbare en onzegbare dat mensen en zeker ook kinderen heel diep kan raken en te maken heeft met onderwerpen als geluk, rouw, dankbaarheid, spijt, gemeenschap, liefde, eenzaamheid, etc. Dagelijks kunnen er momenten zijn waarop dit een rol speelt: • de manier waarop volwassenen en kinderen elkaar aankijken • een spel wordt zodanig aangepast dat een gehandicapt kind toch mee kan doen • een gesprek over of met een klasgenoot die iets heel ingrijpends heeft meegemaakt Het bezig zijn hiermee in de school kan aan de ontwikkeling van kinderen het volgende bijdragen: religieuze/levensbeschouwelijke vorming emotionele vorming morele vorming sociale vorming muzische/creatieve vorming: bij veel feesten/vieringen speelt dit een heel belangrijke rol, ook bij de voorbereidingen taalontwikkeling, vooral mondeling, soms schriftelijk, bij het opstellen van brieven, verhalen, gedichten, etc. het vermogen versterken eigen keuzen te maken en te verantwoorden, op basis van respect voor anderen de bewustheid van morele dilemma's versterken de bewustheid van de Nederlandse cultuur versterken op de grondslag van waarden als humaniteit, solidariteit, tolerantie en vrijheid kennis van geestelijke stromingen het leren opgroeien in een multiculturele samenleving. Vieringen kunnen expliciet en voorbereid op de volgende manieren aan de orde komen: tijdens weeksluitingen aan het eind van iedere schoolweek tijdens weekopeningen bij de start van schoolthema’s tijdens verjaardagen; tijdens evenementen als Sinterklaas, Kerstviering afscheid van kinderen die de groep of de school verlaten.