Afleveriag 3,
6«Se jmmtqmm
l Augustus 1918.
elangen Orgaan van de Vereeniging voor Locale Belangen. Commissie van Redactie: W. f. A. C. BINS. ANT. ). LIEVEGOED, Mr. J. ]. G. PR.ANGER. Mr. Chr. P. VAN WIJNGAARDEN Redactie-Secretaris |. GERRITSEN. Stukken voor de Redactie te :endeo aan W. ]. A. C. BINS. Pieter Sijthofflaan, Semarang.
Dit tiidscbnft verschtmt aea Isten e n i ó a e e van etKC maanc. Voor adverteacies ID an tiidschrift veade men 3icn lot aen Reaactie-^ecretans: J. G E R R I T S E N . Pietcr SijthoSaan. Semacang.
INHOUD. Bedrijfspoiitiek en Gasconcessie, doof M. G. T. — B. O. W - contra Decentralisatie?, door F. W . Th. van Oordt. — Decentraliana. — De Indische Raden. — Nederland. — Personalia — Offlciëeie mededeelingeü.
Bedd|fspolitiek en Gasconcessie. Het éérste bedrijf van het spannend concessiedrama is te Semarang in het Groote huis opgevoerd, d. w. z. de algemeene beschouwingen hebben, terwijl wij deze regelen pennen, een aanvang genomen. Met een algemeene beschouwing over hec nut en de noodzakelijkheid vaa Gemeente-exploitatie zette de Heer D. J. A. Westervcld de besprekingen in. en gelijk te verwachten was, kwam Burgemeester de longh in zijn element, nu hij met gloed van woorden de concessievoorwaarden kon verdedigen. Het kan geen kwaad, integendeel, er soreekt alles voor, om aan de hand van dit debat onze inzichten betreffende de al- of niet-wenschelijkheid der concessieverlenging te verdedigen. Niet omdat het aoodig is om op onze verdediging inzake de wenschelijkheid van Gêmeeate-exploitatie voor kommunaie monopolistische bedrijven serug Uitg«ESV8S neof at %'eneBijiag «aor LgCiLii:__atiiaata. Oruii vwi C A. MiSSBT-
1 ™ 98 .^te komen, maar wel om nog eens te verklaren, waarom wij io het algemeen tegen concessieverlenging zijn en eveneens in voor dit bij" zondere geval tegen de verleening voor de gasconcessie. in het algemeen zouden we slechts in zeer bijzondere gevallen voor concessie-verleening zijn, omdat bij het verieenen eener concessie, de overheid met een particulier als particulier handel gaat drijven, en meestal de behartiging van algemecne belangen op derden overdraagtKan het niet anders, is de Gemeente moreel of financieel niet in staat om tot eigen beheer over te gaan, dan dient men daarin te berusten. Doch regel blijve dat de Gemeente de geestelijke eo materieels belangen harer burgers zelf behartigt. Doch a! beschouwt men maatschappelijke problesoen niet vanuit dezen principieelen gezichtskring, dan nog is het mogelijk, dat men zich aansluit bij de volgende woorden van den anti-revolutionairen Wethouder van 's Gravenhage de Wilde, die zich als volgt uitdrukte: „Waarom hebben wij het stelsel der concessies verladen? Niet alleen, omdat de concessionarissen hun eigen belang wei eens wat meer op den voorgrond zullen stellen dan dat van het publiek, maar toch ook wel, omdat wij niet hebben kunnen vinden de goede formuleering van de concessievoorwaarden om te voorkomen i'elerlei bezwaar, dat elke oarticuliere exploitatie licht mede brengt".^) En deze zienswijze word? nog versterkt tot uiting gebracht door den oud-liberalen Wethouder van financiën, eveneetas \'ao 's Gravenhage, den heer }. Simons, waar hij zegt: „Nu geloof sk, dat daaromtrent de opinies vrijwel vaststaan. Men is, mijns inziens zeer terecht, terug gekomen van exploitatie door concessionarissen. W e l zijn tegen eigen exploitatie bezwaren aan te voeren — niemand zal dit ontkennen —• maar wanneer men deze stelt tegenover de bezwaren, verbonden aan exploitatie door concessionarissen, geloof ik gerust te mogen zeggen, dat men het in den tegenwoordigen tijd er vrijwel over eens is, dat eigen exploitatie verreweg de voorkeur verdient". Op ditzelfde conores sprak een uiterst bevoegd jurist op dit gebied als Mr. .S. J. Blaupot ten Cate, directeur van hel bureau voor staatsen administratiefrechtelijke adviezen te 's Gravenhage: ,,Tot eigen exploitatie noopten ook de moeilijkheden, die allerwege ontstonden tusschen gemeente en concessionaris. Niet alleen ')
Steitsograflseh verslag van het ceagrz? betreffende Gemeestebedrijven pag, <' en 63.
^99-m Nederland maar ook in het buitenland hebben de processen tusschen gemeenten en concessionarissen een zekere beiiichtneid verkregen. Ik behoef hier slechts te wijzen op den strijd tusschen de stad Londen en de water leiding-maatschappij aldaar, die van 1851 tot 1904 geduuid heeft. Bru«!sei en -chaeibeek hebben groote moeielijkheden gehad met de maatschappij, die aldaar eene gasconcessie bezat. In Weenen zijn langdurige processie gevoerd met een EngeLchen concessionaiis voor de levering van gas. Naar mijne overtuiging zijn dergelijke processen niet te voorkomen Het opstellen toch van concessievoorwaarden, waarbij de rechten van de gemeente, van den concessiouaiis en van inwoners der gemeente behoorlijk worden gewaarborgd is viijwel onmogelijk, mede ornaat bepalingen geschreven ter behartiging van het algemeene belang, bij verdere ontwikkeling der techniek in handen van den concessionaris een wapen k u n n e n worden ter bestrijding van dat belang". Nu weet ik wel dat. zoo men in Europa al in den tegenwoordigen tijd spreekt, men hier in den toekomenden tijd moet soreken, en dat men hier het spreekwoord „ W i e zich aan een ander spiegelt, soiegek zich zacht" moeilijk verstaat; men is hier immers Oost-Indisch doof! Doch terzake Concessie-verleening verdient in het algemeen geen aanbeveling voor de Gemeente, die zich in staat acht haar taak als verzorgster van algemeeae belangen te behartigen, maar ook met, omdat elke concessie de gemeente binnen korteren of langeren tijd in moeilijkheden brengt. Dit laatste geldt voor de Indische Gemeente in het bijzonder, omdat zij thans reeds of binnen enkeie jaren voor de taak staan, om naast hare administratieve werkzaamhedeo de sociale taak van gemeenschaps-opvoedsters op te vatten. Ais er een les uit de geschiedenis van de gemeentepolitiek der Euro» peesche steden voor de Indische te trekken is, dan is het wei deze, dat Zi) zich niet moeten binden voor jaren, nu zij aan het begin staan der taak om meuwe en eigen wegen op te sporen. De ioekomsüae gemeentepolitiek eischt vrijheid van beweging; anders zou het best mogelijk kunnen zijn, dat men om kieine voosdeelen te behalen, of om gedurende een korten tijd niet in een, ongeregelden toestand" ie verkeeren, zich in de toekomst aan beide handen en voeten gebonden ziet En dat geschiedt zeker, indien men zich moreel en financieel bindt gelijk thans in Semarang te gebeuren staat, aan een gasconcessie; daardoor toch maakt men het niet alieeo onmogelijk om af te wachtets
Ijffflp
^ too of na den oorlog het gasbedrijf weüicht OP beter en gocdkoopere schaal is op te zetten, maar ook beperkt men zich voor de toekomst in zijn vrijheid bij aanleg van electrische verkeers- en verlichtingsinrichtingen. Dat kan men. geüjk de Semarangsche burgemeester, ontkennen, doch een feit is het, dat mea geen douceurtje van f 50 000 om niet krijgt Indien men theoretisch zoo tegenover elke concessie staat, dan aanvaardt men ook geen compromis gelijk den heer Bachrach ons voorstelt Een gemengd bedrijf tusschen Gemeente en een particuliere maatschappij terwilie van een betere controle OD het deel dat men van de winst voor zich verlangt, acht ik verderfelijker dan de concessieverleening voor een zuiver particulier bedrijf; geen vermenging van particuliere en algcmeene of gemeentelijke belangen. De Heer Rückert heeft het dan ook glad mis, waar hij mij beschuldigd dat ik „zonder voor- en nadeelen van een transactie te overwegen' tot niet-verlenging wensch over te gaan. Daargelaten dat men het jniet-verlengen van de gasconcessie, dus het nalaten van een handeling, toch moeilijk een transactie kan noemen acht ik elke transactie thans uit den booze, omdat m. i. de nadeelen de voordeelen overtreffen. Alvorens dit aan te toonen, moet ik nog een algemeen argument uit het debat terugwijzen, n. L dat bij niet-verlengiag der gasconcessie er eeo „ongeregelde toestaDÖ" zou ontstaan. «De concessielooze toestand is een ongeregelde, dien men toch bezwaarlijk in beginsel kan verkiezen boven een geregelden Naar de meeoing van ondergeteekende hangt het slechts af van den aard der regeling, welke te verkrijgen is of raen aan deo ongeregelden toestand ais aan het minste van twee kwaden de voorkeur zal schenken, waarbij dezerzijds kan worden toegegeven. dat de ongeregelde toestand geen ongebreideld kv^aad behoeft te zijn'"'". Den Heer de longh komt van dat argument het vaderschap toe; heiaas, voegen wij er direct aan toe. Hoe komt een Burgemeester, eea publiekrechtelijk vertegenwoordiger der burgerij, er toch toe, om te beweren, dat indien de gemeente geen privaatrechtiiijke overeenkomst sluit, in casu de gasconcessie, er dan een ongeregelde toestand zou ontstaan. Is de Gemeente dan geen publiekrechtelijk lichaam, en is het juist niet haar taak van regelingen te treffen, opdat er geen ongeregelde toestanden voorkomen binden haar ressort? En in welke hoedanigheid 20U zij dat beter kunnen doen, als privaatrechtelijk persoon óf ak overheid? In het eerste geval, n.L indien ze een overeenkomst sluit, dan heeft ze grootendeels afstand gedaaa vac baar publiekrechtelijke
'lÜi-,.
• •- -rr.- ... -.^-.«L4.ïlJ«£T^é^.
^
10i
^
mscht als overheid ca zich gelifk elk Dattlculier gesxld oader de uitspraak van den burgeüjken rechter. Geheel anders staat zij ervoor, indieo ze als overheid jegens haar burgers optreedt; niet aileen dat ze dan de bevoegdheid heeft zelf regelen te stellen, maar zij kan daaraan kracht bijzetten door dwangmaatregelen De Gemeente heeft middelen ora eiken ongeregelden toestana op te heffen, indien ze ais overheid optreedt; ze verliest dit recht zoodra :e als privaatrechteiijk persoon optreedt en tegenover derdets van hare rechten afstand doet. En dat in het bijzondere geval der Semarangsche gasconcessie Immers ze verkoopt voor 25 jaar weer de publieke zorgen ter willé eener goedkoope straatverlichting! en wel voor een betrekkelijk luttele som. Onder den schijn van een oogenblikkeiijk voordeel bindt de Gemeente zich in velerlei opzicht. De Heer de ïongh doet het steeds voorkomen, alsof in elk geval de concessie, bij al of niet verlenginq doorioopt, dit lijkt mij een onjuiste opvatting De rmde concessie loopr of, dat is uit een vergelijking der vele artikelen in de oude concessie-voorwaarden, aan te toonen; alleen behoudt de N !. G. M. het recht om haar bedrijf voort te zetten. Het monopolie, het uitsluitend recht om gas te produceeren en te verkoopen, vervalt. Nu heeft men in vroegere tijden en ook thacs nog niet uitgemaakt welk van beide rechten het essendeeie van de concessie uitmaakt. De vraag is ook nog te stellen, of de doorloopende beDahoqen met de oude concessie-voorwaarden wél bindend zijn voor de Locale Raden. Geen concessie kan geacht worden voor eeuwig te zijn verleend, wanneer de datum van eindiging en de wijze van vernieuwing öaarin zijn geregeld. Men heeft alleen schriftelijk in de concessie vastgesteld, dat bij niet overneming (naasting) het bedrijf der N, I. G. M. ongehinderd voort kon gaan. McD zal de concessievcrienging van verschillend standpunt bezien, ai naar gelang van de waarde die men aan de toekomst van het gas toekent. Op dat gebied is velerlei speculatie mogelijk eu ter raadsvergadering waren het de heeren Westerveld en Teeuwen die nog genoeg toekomst ••n het gasbedrijf zagen, terwi;! de heer de longh er zoo weinig io zag, dat in zijne rede van Gemeente-exploitatie zoo goed als geen sprake was: temeer js dit een logisch raadsel daar Burgemeester de longh als de belangrijkste voordeeieo' van de concessieverienging aangaf: Ie. Dat de Gemeente alleen zonder aan andere Locale Raden gebonden V zijn, lor naasting kan overg.^ai.:
102 2e. Dat naasting reeds over 10 jaar kan geschieden; 3e. Dat de overneming of naasting dan zal geschieden op grond van de aanschafflagswaa'de der bezittingen van het gasbedrijf en niet meer op de marktwaarde De heer de longh. die geen toekrmst in het gasbedrijf ziet vindt vooral het onder sub 3 genoemde voor de Gemeente , een zeer voordeeiige beoaling". Doch indien men de toekomst van het gas niet zoo donker inziet ais de Semarangsche burgemeester, indien men wel geooft, dat gas op den duur voor de groote massa wei waarde ais kookgas kan krijgen, dan is een gemengd gas- en eiectriciteitsbedrijf gelijk in aile groote steden van Eu'opa nog geen utooie. Doch juist om deze mogeliikheid open te laten •— en om niec OD soeculatieve gronden anders te beslissen, komt het mij voor, dat de Gemeente volkomen de vrije hand moet hebben, om het bedrijf over te nemen. De angst, dat men in de toekomst tegen de machtraarde. het bedrijf za! moeten overnemen, behoeft zoo groot niet te zijn, omdat de Gemeente niet gebonden door een overeenkomst, tegenover de N f. G. M. sterk staat en na instelling van een electrisch bedrijf, waardoor ongetwijfeld een sterke concurrentie aan de N'. I. G M. gedaan wordt deze maatschappij zich wei tweemaal zal bedenken alvorens met de Gemeente te gaan concurreeren. Indien in zoo'n geval, de Gemeente geneigd is, het bedrijf tegen de aanschaffingswaarde der bezittingen over te nemen, dan zal de N. I G. M. wel bedenken, dat een half ei beter is dan een ieege dop. En welke waarde heeft het onder sub 2 genoemde, indien inderdaad bewaarheid mocht worden wat Burgemeester de longh vermeent, dat het gasbedrijf in Indië geen toekomst heeft? In dat geval is de Gemeente maar 25 jaar aan de concessie gebondeö en welk voordeel heeft dan hei in sub 1 genoemde? De heer Rückert betoogt in dit verband: „De heer M G T. lijkt het jjiet strijdig met de thans geldende concessie-voorwaarden, dac de Gemeente een matige recognitie heeft wegens het leggen van buizen. Is de heer M. G. T. hierin niet te optimistisch? In de oude concessievoorwaarden staat toch, dat de Gas-Maatschappijen bij naasting het recht heeft haar bedrijf verder te exploiteeren. Indien de Gemeente een dergelijke recognitie op wil leggen en de gasmaatschappijen wenscht deze niet te beialen, wat zal dan de Gemeente doen? De vergunning jntrekkee. zou eea belettes vars de verdere exploitatie beteekenen".
^
103 - .
Ook hier verwarring omtrent de bevoegdheid der Locale Radea om met den sterken arm nalatigen te dwingen aan de overheid te gehoorzamen. Vooral dient tegen de in den volgenden zin neergelegde misvatting opgekomen te worden, . . . . . ,.en de Gas-Maatschappijen ^easchen niet te betalen, wat za! de Gemeente doen?" Precies hetzelfde als de Gemeente Amsterdam gedaan heeft, toen het stedelijk bestuur een concessie ingetrokken had, en de concessionaris weigerde daaraan gevolg te geven, waarop de burgemeester er toe overfling. om de buizen te doen wegnemen. De Rechtbank oordeelde toen: „dat de gedaagde (de Gemeente) krachtens de bepaling van artikel 180 Gem. Wet, zelfstandig handelend kon optreden, en de tusschenkomst vaa den rechter niet behoefde in te roepen en dient af te wachten." (Vonnis van 1 Februari 1887 W . v. h. R. N e 5654) en dit vonnis is in hooger instantie bekrachtigd. Wij zouden dus, stel dat de N. I. G. M. eveneens nalatig was in de betaling der recognitie, een soortgelijken weg moeten bewandelen. W a t het recht van recognitie zeif betreft, behoeven we slechts uit de notulen der betrekkelijke Raadsvergadering de volgende woorden van den heer de longh aan te halen: „De wapens nu, waarover men tegenover de maatschappij beschikt zijn drieërlei. Het eerste wapen is eene gemeente-verordening, waarbij maximum prijzen voor het gas kunnen worden vastgesteld. Naar het oordeel van spreker zou dit wel mogelijk zijn, mits die maximum prijzen zoodanig worden vastgesteld, dat de verordening niet in strijd -komt met het algemeen belang, dus da maxima mogen niet zoo laag zijn, dat het eigendomsrecht wordt aangetast; zij mogen alleen misbruik keeren, Zou b. v. wel als maxima mogen nemen ais prijzen, die de fabriek jarenlang heeft gevraagd. De opinie dat zoo'n verordening geoorloofd is, werd echter niet algemeen gedeeldHet tweede wapen bestaat in het leggen van een retributie voor het leggen van gasbuizen in den gemeentegrond- Ook ten dien opzichte waren op de conferentie de gevoelens verdeeld. O- landsadvocaat, naaf xpreker meent, achtte die retributie teel mogelijk, mits deze niet het karakter droeg van eene belemmering van het bedrijf, doch slechts verband hield met den dienst, dien de gemeente bewees door het beschikbaar stellen van den grond en niet met de winsten welke de osaatichappij behaalde. Natuurlijk zou het bedrag van de refributie
^
104-
2eer lastig zijn te bepaieo, omdat de kosten vaa opbreken, enz., vanwega de maatschappij worden vergoed. Het derde wapen was het volgende: „Na afloop van de concessie mag de maarschappij, zooais bekend haar bedrijf voortzetten. Spreker verdedigde ter conferentie de opvatting, dat de maatschappij haar buizennet dan niet meer zal mogen uitbreiden. Ook dat punt werd echter betwist". Men ziet hoe voorzichtig de zaken in het bovenaangehaaide ook gesreid zijn. a!s iets vast staat, dan is het we! het recht van het heffen der retributie (recognitie). De opmerking dat deze zeer lastig vast te stellen zou zijn, omdat „de N . ï. G. M. zelf de kosters van opbreken der wegen voor haar rekening heeft", lijkt mij wat ai te voorzichtig. Het recht op het gebruik van den grond is geheel te scheiden van de onkosten die voortvloeien uit het gebruikmaken van dit recht. Het eenige motief dat hier rechtens geldt, is dat het bedrijf uitgeoefend moet kunnen worden; de meeningen hieromtrent zijn subjectief, maar iets staat vast: het bedrag dat de N . I. G. M. thans voor de concessieverkrijging over heeft, kan geheven worden; immers ook dan kan het bedrijf voortgezet worden en denkelijk wei met genoeg winst De N . I. G. M. is geen phiiantropische instelling, doch een reëei bedrijf om winst af te werpen voor de aandeelhouders; indien zij thans reeds f 80.000 /• (50.000.- straatverlichting + /" 30.000 — verlaging gastarief; kan missen, dan behoeft men geen vrees te koesteren of dit bedrijf wel rendabel is, gelijk de heer de longh zoo kunstig doet. De berekeningen omtrent de rentabilsteit van het bedrijf van den heer de longh zijn niet te controleeren, omdat de verslagen van de N. I. G. M. geen zuivere opgaven verstrekken. Doch één ding is zeker: een maatschapnij, die een zeer groot deel van haar kapitaal kan terugstorten, die veel meer dan in de verslagen na te gaan is. afschrijft en die dan nog méér dan 7 % winst maakt, zoo'n maat^ schappij zal bij (jemeente-exoloitatie zeker niet minder rendabel zijn, dan welk ander Gemeentelijk bedrijf ook. Indien de heer de longh zegt: „De ideëele zijde lijkt spreker minder belangrijk toe, omdat vetbetcring van het bedrijf slechts zal kunnen geschieden met het geld der belastingbetalers", dan stellen wij daartegenover de nuchtere waarheid, van groote afschrijvingen, terugstorting van kapitaal plus mins'.ens 7 % winst plus het geven vaa een douceurtje vaa f 80.000.— en vrageo wii wederkeetig wie dat siks dan aioet beïaiea, zoo kat aiet
^ m~ zijn de belastingbetalers ais burgers voor eee g«coöC«s»ionecrde gasmaatschappij. Een ander spook is een mogelijke concurrentie tusschen N.IG.M. en de . . . . . , noodlotti;?e tinancieele gevolgen die daaruit voorde gemeente voortvloeien. Het is eeo zeer groote vraag of de N.I.G.M het zoover zal laten komen, of zij, kennend het uithoudingsveimogen der Gemeente en de middelen die deze ter beschikking staan, geen eieren voor haar geld zal kiezen. Vooral omdat de gemeente met haar electrisch verkeers- ea veriichlingsbedrijf een niet te onderschatten concurrent is. Vroeger toen in Europa er van electrisch bedrijf geen .«prake was, en pas noodaakfilijk was om verwarming en de gemeente dus inderdaad slechts op één terrein moest concurreeren, was dit een theoretisch argument. En meer ook niet, omdat vrij algemeen in Europa de concurrentie ten voordeele der gemeente en tot ondergang van het particulier gasbedrijf heeft geleid. Tegenover de directe financieele voordeelen om de ge meente een almoes van f 50 000.— voor de burgerij misschien een f 30.000.-- staart o. i. en voor de gemeente en voor de burgerij groote nadeeien. Zeer terecht schrijft dan ook Dr. Lindeoan; „Arbeiterpolitiek und wirtschafrpflegen der Deutschen Stadteverwaitung", i) na een overzicht der onderscheidene Gaaconcessies gegeven te hebben: „De geschiedenis dezer onderhandelingen stelt ons i» staat, ook de keerzijde der medaille m oogenschouw te nemen. Wij zien hoe de maatschappijen lang voor het afloopen hunner concessie zich met een verzoek tot de stedelijke besturen wenden en door het aanbieden van prijsverlagingen, waartoe zij krachtens de overeenkomst Kiet verplicht zijn, eene verlenging der concessie weten te verkrijgen, terwijl in de meeste gevaliea het werkelijke belang der sfeden der verbruikers eene opzegging der overeenkomst en overname der installaties in eigen beheer zou eischen". De heer Teeuwea wees op de toekomstige verbinding van licht en kracht, en ook al was burgemeester de loush het verband nier duidelgk, toch is het niet zoo geheel onduidelijk, dat het na concessieverlenging niet onmogelijk is, dat de gemeente wei aan de kracht (verkeer) maar niet tot de exploitatie van het licht toekomt. Niet^lieen omdat men niet zoo licht direct /' 50.000 prijs geeff ') üe Deel, pagiun, Vó2.
... I0é met het oog op een mogelijke toékomsttqe goedkoopere electrische verlichting, maar ook omdat een gemeente, moge zij zich al vrij vranei., door deze gift van f 50.00.~ moreel aan de N. ï. G. M. gebonden is. Althans zulleu onaangename gevolgen niet uitblijven. Waarom dan zou men de concessie vedensen? Sois'S me: het oog op eeue toekomstige naasting van een gasbedrijf, welke volgens burgemeester de longh voor de gemeente niet rendabel is en geen toekomst heeft? Voor de f 50 000.--, zoo men wil f 80 000.— , die men op Biiidere wijze ais overheid kaa bedingen o. a. door 't heffen eener recognitie? Of wil Semarang de coKcessieverlengms: om zoodoende hare vrijheid van beweging, inzake toekomstige bedrijfspoliüek prijs te geven? Inplaats van alle belpmmeringen 'die haar taak als de verzorgster der sociale belangen der kommunaie gemeen.«chap in deu weg .staan, alvast weg te ruimej5. Laat men bedenken dat de Indische gemeente hare volle bewegingsvrijheid niet alleen tegenover de bureaucratie maar ook tegenover het monopolistisch bedrijf jioode raag prijs geven. Dat men zorg drage, de ontwikkeling van de bedrijfspolitiek der gemeenten geen on)!oodige belemmeringen in den weg te leggen. Zelfs sou oüa de fictie van een ons^eregelden toe.stand, bij niei ver lerj^ing der concessie, beter lijken, dan een geregelde toestand die de gemeence aan handen ea voeten bindt, en haar de vrijheid van oen'eging beneemt, te meei waar deze vnjheid van beweging van zoo groot belang is bij de verdere ontwikkeling van de gemeentepolitiek. Een vooruitziende gemeentepolitiek verdraagt zich in dezen tijd niet meer met verleening van een concessie voor monopolistische bearijven, noodzakelijk is gemeente-exploitatie nu of na den oorlog. M. G. T
B. O. W . a.-ntra D'^Cêïit-alisatie? Naat danleiding vaa het ardkei van . decentrahsalor'' in aflevenng 17, 5e Jaargang vat het tijdschrift .Locale Beiangen ' veioorioof ik Eiij de onder volgende opmerksngen. B/lijn boveagenoemd artikel in het Aorünummer van 1917 vaa de /vVaterstaavsingenieur'" had de bedoei-ng om n' 5 de werkelijke oot/,akeB vas tie meer eo meer bii he» pubiieK opkomende telewrsceümg
... 107
-
betreffende de werking det „Decentralisatie" te verkiaren, geenszins om het „wantrouwen" bij decentralisatoren'' tegen deze bedoeling op te wekken of dut te versterken. Ik ben er dan ook vast van overtuigd. dat de teleurstelling van het publiek slechts djde.Ujk zal zijn en dat die zoo lang zal duren, totdat de technische diensten der locale raden de moeilijkheden der eerste jaren zijn te boven gekomen. Wanneer men bedenkt, in welke mate de werkkring vaa het Departement der Burgerlijke Openbare Werken zich sedert de oprichting daarvan in 1856 heeft uitgebreid; ais men bedenkt, dat dit Departement in 1902 nog slechts uit 2 technische afdeelingen bestond tegenover 5 in 1916, terwijl in dien tusschentijd de zeer belangrijke dienst der Staatsspoorwegen zich daarvan heeft afgescheiden, dan kan het nset anders of bij de uitbreiding van ons gezag op de Buitenbezirtingen en de daarmede gepaard gaande Regeeringsbemoeienissen aldaar, moet het hulpmiddel, dat het Decentralisatie-besluit aan de hand geeft, door het Departement der B. O. Werken met beide handen worden aangegrepen, ten einde het toenemende werk te kunnen verrichten. Een paar cijfers om dit helder te doen uitkomenDe begrootingen van 1902 en 1917 geven voor de ondervolgende technische afdeelingen de volgende te verwerken bedragen aan:
Technische afdeeling A B E
f 2.491.000*, „ 5.82.1000*.
/• % 760.000'^ „
5.737.000*)
..
6.414.000*)
G
„
3.285 000*»
H
„ 12.458.C00*>
Totaal *)
1917
1902
/ 8,314.000**)
f 36.654000*)
De cijfers zijn afgerond.
•*S Waarbij gerekeod nioet worden op f 560.000 voor eene drinkwaterleiding te Soerabaia '•:s f 385.000 voor de haveninrichtingen te Makasser.
Wssaïfaij voor 1917 aog kooit een bedrag */aa / 11.562 000 beiaoorende bij de X!e afdeeling van die begrooting (decentraüsatie), welk bedrag eveneens door B O. W . verwerkt zou moeten worden, tndien het !)fcentrahsatie lie$luK 'zie Staatsblad 1905 \o Vil') noc met tr-is afgf>~ kondigd. Met hcE oog op de verwerkte bedrayen wijst het bovenstaande reeüs op eene vermeeraenng met ruim 400%. Evenwel kan hier worden medegedeeld, dat het iiierbovengenoemde bedrag van f 11.562.000 behoorende bij de X l e afdeeling der begrootsng van 1917 belangrssk moet zijn overschredeo- Volgens arnke! 58 onderafdeeling 5. afdeehrg XI van genoemde begrooting is voor ondersteuning aan . gebiedbdeelen met eigen middelen"' vooi buueugewoon kostbare werken gerekend ov eene uitgave vaa f 300 000 «erwiji ra dat jaar aan gewesten en gemeenten regemoetkomuigen zijn verleend lot eeo totaal bedrag van f 919.000, gevenüe eene overschrijding van t' 619 000 iri ae twee eerste maanden vaa i ? l S js als tegemoeskoBamg^n door de Regeerinq verleend aan de iocaie raden eer. bedrag vaa ƒ 223.591 te.^en ƒ" 270.'^78 in hetzelfde tijdvak van 1917. Bovendien gevea de bovengenoemde bedragea vobtrekt niet weer de behoeften van dit eilandenrijk- Eendeels is dit een gevolq van de eisch van den begrootings-wetgever, dar de uitgavtn en de inkomsten moeten sluiten; anderdeels staan de uitgaven onder óen druk van de Duitengewone omstandigheden, waardoor aileen die werken tot uitvoering mogen gebracht worde.", die geen uitstel gedoogen. Om deze reden is in 1917 aan het ,.cultuurgebied van de Oostkust van Sumatra" voor de verbeteriag van deo z g. asweg slechts/" 150.000 verleend, waan het zeker ia & ' Lands belang was om eea bedrag van / 500.000*) toe te staan, dat gevraagd is m verbatïd met het bedrag der gehe-'-en wegenbelasting, welk bedrag even groot zou zijn als dat van de door de Regeering verleende tegemoetkoming. Voor het algemeen weger^plan van Sumatia, begroot op + f 13.500 000, kon in 1917 slechts een bedrag van f 100 000 worden afgezonderd. O p deze wijze zou de afwerking van dat plan, dat ongetwijfeld op vele punten aangevuld zal moeten worden en waarvoor meer zai blijken noodig te zijn, reeds 135 jaren vorderen. En nu reeds vragen andere eilanden o a. Celebes, Bah. Floies, Timor e a. om uitbreiding van het wegennet. ')
i,)i! beaiay lai eerst m i 9 l 9 AU tegs-moetkomkrjü worden verleiead.
„
109 - -
Doch niet aüeea de Buitenbezittingen eischen van de Rsgeering groore uitgaven, ook '-oor |ava zal eer) groot bedrag Boodig zijn voor de uitbreiding en de verbetering der wegen. Het algemeen wegenpian van Java is geraamd op f 3.580 000; voor dit doei is m 1917 slechts een bedrag van /' 200 000 afgezonderd, kunnen worden, 'crwiji de gewestelijke wegenplannen nog grooter bedragen vorderen. Voor den aanleg van wegen in Zuid-Bantam wordt aoodig geacht een bedrag van rond / 4.200 000. Het gewestelijk wegenpia'i voor Batavia is geraamd OD + /• 6 600 000. Het wegenpian voor de Preanger Regentschappen %'aK 1913 (er is nog een pian van '905, dat nagenoeg afgewerkt is), waarmede een begin g'ïtnaakt ss, is geraamd op + :" 3.150.000. En onderwijl wordt de verbetering van de wegen op de voormalige particuliere landen Kandanghaucr en Indramsjoe-West in de residentie Cfaeribon voortgezet. De verbetering der wegen sn Zu:d-Maiang zal eene uitgave van + / • 1.400.000 vereischen. terwijl hec eindbedrag voor de verbetering der wegen in Zuid-Besoeki en m de afdeeling Banjoewangi van cht gewest nog niet bekend a.«5. ^an dit !aat.ste wordr reeds sedert jaren gewerkt. Verwacht mag worden^ dat ook de andere gewesten op Java me^ voorsteüen voor wegenaanleg en wegenverbetering zullen komen. Reeds kondigde het gewesr Preanger Regentschappen het voornemen aan om eenige wegen KT lengte van + 74 K. M. te verbeteren, met welke verbetering een bedrag van ;;+; f 328 000 zou zijn gemoeid en waarvoor bet de eerste voorstellen reeds heefe ingezonden. En dan komen nog de verschillende gemeentes! Batavia acht voor de ombouw van hare wegen noodig een bedrag van i -' 3.800.000. Bandoeng en Cheribon mogen nu reeds rekenen op eene jaarlijksche tegemoetkoming van + / 20 000; Makasser op het dubbele. En meerdere gemeenten zullen volgen. Ongetwijfeld zal het verzoek om steun, dat door de locale raden tot de Regeering zal worden^gericht, niet vergeefs zijn. De behoefte aan wegenaanleg en wegenverbetering is een gevolg van — dan wel de oorzaak tot grootere bloei van het land. Doch tengevolge van deze bloei zullen de inkomsten van het Land en dus ook die van d»n localen raad vermeerderen en uu deze vermeerdering der inkomsten zal geput kunnen worden. Moesten evenwel de voorsteilen voor wegenaanleg en -verbetering, welke veels! vee! tijd aan voo-be'eiiJng vereischen ook worden .op-
«- I ! 0 «Qem.-i ikl door sersonee! van de B. O. W., dan zou daarvoor veel meer personeel nooci:g ii|n dan beschikbaar ia. Adngeziên du Departement, evenals de meeste andere, in de laatste jaren en sedert de uitbreiding barer werkzaamheden met een tekort aan personeel te kampen heeft, welk tekort in het laatste jaar schrikbarende afmetingen heeft aangenomen, zouden de noodige verbeteringen langen tijd op zich laten wachten. Ongetwijfeld "ou het gevolg hiervan zijn eene ontstemming bij het publiek, dat niet jarenlang OD de hoog noodige verbeteringen kan en mag wachten. Ieder B. O. W . ambtenaar moet dan ook met mij overtuigd zijn van de noodzuk'lijkhpid van de decentralisatie. W a n t hierboven heb ik enkel aangeroerd de verzorging der wegen, waarmede ik in hoofdzaak bemoeienis heb gehad. Doch met het opbioe.ën van deze gewesten gaat gepaard het op den voorgrond treden van meerdere vraagstukken die, eene oplossing eischen ais assaineeringswetken. verbetering van den gezoodheidstoestand, boumrverordening, woningvraagstuk, grondpoiiriek; terwijl de gemeente- en gewestelijke bedtijven als drinkwatervoorziening, de verlichting, de reinigingsdienst, het marktwezen, het door . dffcentralisator" gewenscht gemeentelijk havenbedrijf en de controle op de voedingsmiddelen reeds nu op meerdere plaatsen brandende vraagstukken genoemd mogen worden. Deze vraagstukken van verschiilecider. aard nopen tot specialiseering van het vak van den civiel-ingenieur. Hiermede gaat tevens gepaard uitbreiding "an personeel, waartegen het hierboven vermeld tekort bif de B. O. W , zich zal verzetten. Een krachtig hulpmiddei om dit tekort te bestrijden zou gevonden worden in de decentralisatie, wanneer als regel zou worden aangenomen, dat laatstgenoemde haar personeel niet recruteerde onder dat van de B ü . W-, doch evenals het cultuurgebied „de Oostkust van Sumatra" alleen personeel in dienst nam, dat niet in 's Lands dienst is. Het bezwaar, dat dit personeel zich de alhier gevolgde werkwiize moet eigen maken en in de nieuwe toestanden moet inburgeren, is, ik heb het reeds gezegd, tijdelijk en geldt slechts in het begin. Bovendien vergeet „dccentralisator" dat het personeel van de B. O. W . dat in gemeentelijken of gewestelijken dienst overgaat, behoort tot de jongeren*), aangezien de ouderen veelal niet genegen zijn om 's Lands dienst ook tegen de gunstiger voorwaarden, die de locale raden in deo laatsten tijd aanbieden, te verlaten, doordat zij rsabij het *S
Dst slaat alleen op de ingenieurs van dat corps.
=„ HI ^,. eindpuRÊ van dea ladischen dienst zijn en veien er eegea op zien weer van voor af aan te moeten beginnen. Wanneer de Regeering zich verzet:en zou tegen de rccruteering onder de technische ambtenaren der B. O W . door de locale raden, dan is hare bedoeling de gebiedsdeeien met eigen geldmiddelen te beletten haren eigen technischen dienst te verzwakken, daar de vrees niet overdreven is, dat na 6 of 7 jaar de B. O. W . groot gebrek zal hebben aan ingenieurs met rijpe ervaring en geschikt de leidende betrekkingen te bekleeden. Dit laatste is het cer^nar. indien de locale raden zouden doorgaan met de voorkeur te geven aan technisch personeel van de B. O. W . Of dit de rechten van de ingenieurs van den. Waterstaat verkort, meen ik in het midden te mogen laten, nu de Regeering zich in beginsel verklaard heeft de neiging van technische krachten vao de B. O. W . naar den dienst der locale raden niet te zuilen tegengaan. Door de decentralisatie ss de behoefte aan technisch personeel grooter geworden. Werd, om te blijven bij de residentie Batavia, 15 jaar geleden alles nog-verzorgd door den Gewestelijken Waterstaatsdienst r in den loop der jaren zija daarnaast opgericht de technische dienst van den Gewestelijken Raad en die van de Gemeenten Batavia, Meester Cornells en Buitenzorg. Volgens het decentralisatie-verslag van 1916-1917 zijn door laatstgenoemde diensten de volgende be-Jragen verwerkt, , 1917 Gewest Batavia f 332.564 Gemeente Batavia ~ 1.381 850 Meester Cornelis ... 161.14? Buitenzorg .. 193.577 Totaal f 2.069 138 terwijl in genoemd jaar nog door de B. O. W . m dat gewest verwerkr i s ± f 3000 0 0 0 . Hier staat tegenover dat m 1902 in de lesidentie Batavia door den Gewestelijken Dienst verwerkt is slechts f 1.067,000. Uit bovengenoemd verslag blijkt nog dat op 1 Januari 1917 in dienst waren bij den algemeenen technischen dienst in het Gewest Batavia § technici de Gemeente Batavia 24 « Meester Corneiis 22 " '* Buitenzorg ^ Totaa! 58 technici
"- 112 -^ waarbi} gevoegd aioet worden 8 Ingenieurs, »D 23 Architecten en. Opzichters van de B. O. W . iti genoemd gewest werkzaam. ïn 1902 daarentegen waren in dit gewest werkzaam 3 Ingenieurs, 8 Architecten en Opzichters van de B. O. W . Voor degenen, die in het vak zijn. spreken bovengenoemde cijfers boekdecien. doch voor de buitenstaanders zi| nog medegedeeld, dat nier alleen de uitbreiding der werkzaamheden oorzaak is van de vermeerderjjig van het technisch personeel, doch ook dat dit een gevolg is van het specialiseeren van het vak, wat weer aanleiding zal geven tot intensief werken. Met het bovenstaande meen ik achterdochtige «decentralisatoren" overtuigd te hebben, dat een ieder van mijne collega's evenals ik tot dit eindresultaat snoet komen, dat door de decentralisatie het de B.O. WEnogelijk is gemaakt het zeer toegenomen werk af te doen. in een volgend artikel, dat hinnenkori zal verschijnen, zal ik „decentralisator" nog- gaarne antwoorden. Hier wensch ik nog op te merken, dat ik reeds te ver io jaren beo gevorderd om aanzoeken te doen bij eene zoo jeugdige bruid eo dat ik het kokketeerea Hever overlaat aan „dec«ntralisatoren". Weltevreden. Juli 1918. F. W . Th. V A N O O R D T .
Decentraliana.
•
Öe gem®«5êite-begroot!!ig vin Salatiga. (Zie .Locale Belangen", Jaargang 5, bladz. 529 e.v. en biadz. 579 e.v.) Bij bes'uit van den Gou•verneur-Geaeraai vars 15 Juli 1918, N'o- 2 is met vernietiginy vats het desbetreffend besluit vaa den gewesteiijkea Raad van Semarang goedgekeurd de gemeente-begrooting van Salatiga voor 1918. Bedoeld Gouvernetnenis besluit luidt als volgt: „Overwegende dat bif het besluit van [den gewesteiijken raad van Semarang vau 9 Apri! jl. No. 35/R de goedkeuring is onthouden aan de door deti gemeenteraad van Salatiga vastgestelde begrooting van uitgaven eo ontvangsten van die gemeente voor het dienstjaar 1918. en .dat blijkenis zijn besluit van 26 April d a v, No. 33/R de gemeenteraad voornoemd op grond vaa artikel 18 van het Decentralisatiebesluit tegen deze beslissing van den gewesteiijken raad bij den Gouvemeu.': Geceraal vooTzieoing heeft gevrar;gd;
-
113 «
dat het voornoemd besluit van den gcwestelijken Raad van Semarang niet voldoet aan as^tikel 18 van het Decentralisatiebesluit, lid 3, volgens hetwelk het besluit, waarbij de door eene begrooting voor een locaal ressort vereischte goedkeuring wordt geweigerd, met redenen moet zijn omkleed, aangezien het die redenen niet inhoudt, doch zich er toe bepaald te verwijzen naar de gronden in de vergadering van dit lichaam aangevoerd door een zijner leden ; dat overigens blijkens de notulen van de vergadering van den gewestelijken raad van 9 April 1918 door bedoeld Raadslid is aangevoerd ; fl. dat bij de begrooting gerekend is op de bezoldiging van een ingenieur-directeur van gemeentewerken op f 7200.^—'s jaars, en zoodanige kostbare werkkracht in verband met het betrekkelijk gering bedrag der overigens voor gemeentewerken uitgetrokken gelden aan het Hoofd van de gemeentewerken niet noodig i s ; è. dat op de begrooting aan bezoldiging van technisch personeel voor de gemeentewerken, reis- en kantoorkosten in het geheel is uitgetrokken f 1500. —, terwijl het te verwerken bedrag slechts f 18800— bedraagt en dus van hei totaal bedrag voor openbare werken uitgetrokken, niet minder dan 45 procent besteed wordt voor bezoldiging van personeel en administratiekosten ; c. dat voor de bezoldiging van een gemeenteontvanger, gemeentecontroleur, reis- en administratiekosten voor die ambtenaren f 8520.— is uitgetrokken, terwijl het geheele budget f 78000- — beloopt, waarvan f 34000 — rechtstreeks van den fiscus, en dus slechts f 440C0 — van derden worden ontvangen, zoodat het bedrag der personeelsonkosten 20 procent bedraagt van de van derden in te vorderen ontvangsten ; d. dat in totaal aan salarissen op de begrooting is uitgetrokken een bedrag van •' 45000.— terwijl de geheele begrooting slechts/" 78000.— J3e
dat de door den gewestelijken raad aangevoerde bedenkingen tegen het uit de gemeentebegrooting sprekend geldelijk beleid van het gemeentebestuur geen toereikenden grond opleveren om aan die begrooting de vereischte goedkeuring tn onthouden, en ook uit anderen hoofden tegen die goedkeuring geen bezwaren bestaan ; dat toch de begrooting van de gemeente Salatiga is opgemaakt overeenkomstig de deswege door de Regeering gegeven voorschriften;
-
114
-
dat voorts die begrooting in toereikende mate voorziet in bij wettelijk voorschrift aan de gemeente opgelegde verplichtingen, met name in de uitgaven voor de gemeente voortvloeiende uu de ordonnantie van 25 Juni 1917 (Staatsblad No 266), waarbij aan haar een gedeelte van de overheidstaak is toegewezen en een aantal ten algemeenen dienste strekkende zaken in beheer zijn gegeven, met verplichting om die zaken aan hare tegenwoordige bestemming te doen beantwoorden en ze daartoe in goeden staat te onderhouden en zoo noodig te herstellen en te vernieuwen ; dat die begrooting ook in de door den gewestelijken raad gewraakte posten geen uitgaven bevat die niet zijn gericht op de voorziening in belangen der gemeente ; dat eindelijk bij het opbrengen en ramen van uitgaven en ontvangsten voldoende rekening is gehouden met de eischen welke als volstrekte voorwaarde voor een ordelijk geldelijk beheer aan eene begrooting moeten worden gesteld ; In goedgevonden en verstaan ; Met vernietiging van het besluit van den gewestelijken raad van Semarang van 9 April 1918 No. 35/R goed te keuren de door den gemeenteraad van Salatiga vastgestelde begrootingen van uitgaven en ontvangsten van die gemeente voor het dienstjaar 191ê''. Wijziging kiesordonnantie Bij ordonnantie van 26 Juni 1918. opgenomen in Staatsblad No. 338 van dit jaar, is bepaald : „Ten eerste: De Kiesordonnantie (Staatsb ad 1908 No. 53) zooals zij sedert is gewijzigd en aangevuld, wordt nader gewijzigd als volgt: A. Artikel 5 wordt gelezen : „Behalve zij, die bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak van het recht om te kiezen bij krachtens algemeene verordening gehouden verkiezingen zijn ontzet, zijn van het kiesrecht uitgesloten zij die bij oijherroepeiijk geworden uitspraak van den burgerlijken rechter de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren". B. Artikel 7 lid 2 wordt gelezen : „2. Is eene gemeente iri sterndistricten verdeeld, dan wordt daarenboven op de lijst melding gemaakt vaii het stemdistrict waartoe de kiezer behoort. Op üiens schiiftelijk verzoek, mits ingediend tusschen 2 en 16 April, kan een ander stemdistiict woiden vermeld dan dat waai binnen hij woonachug is".
115 ~ C. Aan artikel 8h, zooals dit luidt krachfens artikel 1 letter H van de ordonnantie van 25 feepteiDber 1917, (Staatsblad No. 586), wordt toegevoegd : „3. Tevens worden door 's raads voorzitter de inwoners der gemeente, die voldoen aan de in artikel 2 voor de kiesbevoegdheid gestelde eischen doch over het laatstverloopen dienstjaar hun aanslag in een der landsiiikomsrenbelastingen elders dan in de gemeente hebben voldaan, bij openbare kennisgeving uitgenoodigd ora daarvan door overlegging van hun voor voldaan geteekend aanslagbiljet ^óóv 16 April te doen blijken. De aanslagbiljetten worden na de vaststelling van de kiezerslijst aan belanghebbenden teruggegeven". D. Artikel 9, zooals dit luidt krachtens artikel l letter I van de ordonnantie van 25 September 1917, (Staatsblad No. 586), wordt gelezen : „Jaarlijks vóór 15 Februari doet de Directeur van Justitie aan de voorzitters van gemeenteraden, waarvoor verkiezing van leden op den voet van deze oi-donnantie plaats heeft, toekomen een opgaaf van de namen, in alphabetische volgorde gerangschikt, van de mannen, zooveel mogelijk met optrave hunner woo' plaats, die bij oiiherroepelijk geworden uitspraak van den burgerlijken rechter de bt schikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren of bij onherroepelijk geworden rechterlijke u tspraak van het recht om te kiezen bij krachtens algeraeene verordening gehouden verkiezingen zijn oiiizet en voor wie dat verlies of die ontzetting op 1 Januari van het zelfde jaar voortduurde". E Aan artikel 11 woidt toegevoegd: n'2. Zij wier naam niet op de kiezerslijst is gebracht, omdat de door hen verschuldigde belasting op 1 Maart niet was voldaan, doch die overigens aan de voor de kiesbevoegdheid gestelde eischen voldoen, kunnen naar aanleiding van een door hen tusschen 2 en 16 April ingediend schriftelijk veizoek door de commissie alsnog op de kiezerslijst worden gebracht, indien te harer beoordeeling de achterstalligheid in de betaling der belasting is te wijten aan omstandigheden onafhankelijk van den wil van den betrokkene". P. Letter c van artikel 2i", zooals dit luidt krachtens artikel 1 letter K van de ordonantie van 25 September I9l7 (Staatsblad No. 586), wordt ingetrokken.
-
116 -
Or. Aan het tweede lid van artikel 25, zooals dit luidt krachtens artikel 1 letter L van de ordonnantie vsin ii5 September 1917 (Staatsblad No 586), wordt met wijzijjing van het leesteeken aan het slot in een kommapunt toegevoegd de volgende zinsnede: „naast de onderteekeiiingen moeten worden vermeld de namen van de onderteekenaars en hunne voorletters of andere voor de persoonsaanduiding noodzakelijke toevoegsels in duidelijk leesbaar schiift en het nummer waaronder deze namen op de kiezerslijst voorkomen". H. In den eersten zin van het eerste lid van artikel 28, zooals dit luidt krachtens artikel 1 letter M van de ordonnantie van 25 tieptember 1917 (.•'taatsblad No. 586), wordt tus>chen de woorden: ,,'s raads voorzitter" en „in alphabe ische volgorde" ingevoegd het woord: „groepsgewijze". 1. Artikel 29 Ifd 3 en 4 wordt gelezen: „3. Zijn er evenveel candidaten van een bevolkingsgroep als er in die groep plaatsen te vervullen zijn, of minder, op die lijst gebr'achr, dan verklaart de voorzitter deze candidaten te zijn gekozen. 4. Zijn er meer candidaten van een bevolking.sgroep dan er in die gr-oep plaatsen te vervullen zijn op die lijst gebr-acht, doch komen een of meer candidaten op alle voor die groep ingediende opgaven voor, dan verklaart de voorzitter dezen candidaat of deze candidaten te zijn gekozen". K. Artikel 30 lid 1, 2, 3 en 7 wordt gelezen: „1. Zijn er meer candidaten van een bevolkingsgr-oep dan er in die groep plaatsen te vervullen zijn op de in het vorig artikel bedoelde lijst gebracht, dan geschiedt uiterlijk binnen veertien dagen eene stemming over hen die niet op alle opgaven voorkomen. 2. Bij eer-ste stemming wordt geen hunner gekozen dan met volstrekte meerderheid van op de candidaten van de bevolkingsgroep, waartoe hij behoort, uitgebrachte stemmen. 3. Hebben meer candidaten dan in een bevolkingsgroep plaatsen te vervullen zijn de volstrekte meerderheid verkregen, dan zijn zij die de meeste stemmen hebben verkregen gekozen tot het aantal der plaatsen, die te vervullen zijn. Bij gelijk aantal stemmen beslist het lot. 7. De volstrekte en de betrekkelijke meerderheid worden voor iedere bevolkingsgroep vastgesteld naar het aantal van waarde zijnde
-
117-
in de stembussen gevonden stembiljetten, waarop een stem is uitgebracht op een of meer tot die groep behoorende candidaten". L. Aan artikel 35 lid 1 wordt met vervanging van het leesteeken aan het slot door een kommapunt toegevoegd de volgende zinsnede: „het aanvangsuur kan bij verordening door den gemeenteraad worden vervroegd'. M. In artikel 42 wordt in plaats van de aaiivangswoorden: Vóór 3X uur des namiddags" gelezen: ,,Vóór het aanvangsuur". N. Artikel 54 lid '2 letter c wordt gelezen : .,c. waarop meer candidaten van een bevolkingsgroep zijn gekozen dan plaatsen in die groep te vervullen zijn". O. Artikel 55 wordt gelezen ; „Terstond nadat alle stembiljetten zijn geopend en de daarop uitgebrachte stemmen opgenomen, maakt de voorzitter van het stembureau bekend het getal der ingelevei de geldige stembiljetten ; voorts dat der voor iedere bevolkingsgroep geldig uitgebrachte stemmen, dat in het geheel op de canüidaten van die groep en dat op elk der candidaten is uitgebracht". P. Artikel 59 lid 1 wordt gelezen : „1. De voorzitter van het hoofd- of van het eenige stembureau maakt in de bij artikel 58 voorgeschreven zitting bekend het getal der bij elk stembureau en bij alle stembureau's te zamen ingeleverde geldige stembiljetten, dat der bij elk stembureau en bij alle stembureau's te zamen voor iedere bevolkingsgroep in het geheel en op lederen candidaat uitgebrachte stemmen en vervolgens den dienovereenkotnstig vastgestelden uitslag der verkiezing". Ten tweede: Deze ordonnantie tieedt in werking met ingang van 16 Juli 1918". Voorts is bij besluit van den Gouverneur-Generaal van 26 Juni 1918, No. 10. opïenotaen in Staatsblad No, 339 van dit jaar, het volgende bepaald: ,,Ten tweede: Te bepalen dat met ingang van 16 Juli 1918 de Kiesvooi-f-chrifien, vastgesteld bij artikel 1 van het besluit van 8 Februari 1908 No. 1 (Staatsblad No. 125) en gewijzigd en aangevuld bij het besluit van 25 September 1917 No. 47 (Staatsblad No. 588), zooraede de daaibij gevoegde modf>llen worden gewijzigd als volgt: A. In artikel 7 lid 2 vervalt het woord „wit''.
^
118 =-
B. Artikel 9a, zooals dit luidt ingevolge de besluiten van 24 Augustus 1915 No. 28 en 25 September 1917 No. 47 (Staatsblad Nos. 517 en 588), wordt gelezen: ,,Wanneer bij eene verkiezing niet wordt voorzien in de vervulling van meerdere plaatsen in elk der drie bevolkingsgroepen oi wanneer herstemming plaats vindt, mogen de overeenkom-
119
-
aangifte en op de ambtenaren bij den dienst der in- en uitvoerrechten en accijzen ten aanzien van de door hen aangehouden registers. De voorzitters van de locale raden zijn gehouden van alle te hunner beschikking staande gegevens betreffende het inkomen van locale belastingolichtigeri. OD verzoek, kosteloos inzage te geven aan de voorzitters der commissën van aanslag of aan de door dezen soeciaal daarvoor aangewezen ambtenaren, zoomede aan de Tnsoecteurs en Adjunct-Inspecteurs van Financiën, en toe te laten dat zij daarvan afschrift of uitreksel nemen of doen nemen. Artikfl 56a. De voorzitters van de locale raden zijn bevoegd om kosteloos inzage en afschrift of uittreksel te nemen of door een of meer ambtenaren van het locaal ressort te doen nemen van alle ter beschikking van de landsadministratie staande gegevens betreffende het inkomen van locale belastingoitchtigen Voor zoover het locale belastingplichtigen geldt, die elders in de inkomstenbelasting zijn aangeslagen, worden de in het eerste lid bedoelde gegevens op aanvrage van de voorzitters van de locale raden door het betrokken Hoofd van gewe
120
-
Artikel 13a. (1) De voorzitters van de locale raden zijn bevoegd om kosteloos inzage en afschrift of uitreksel te nemen of door een of meer ambtenaren van het locaal ressort te doen nemen van alle ter beschikking van de iandsadministratie staande gegevens betreffende het inkomen van locale belastingplichtigen. (2) Voor zoover het locale belastingplichtigen geldt, die elders in de belasting op de bedrijfs- en andere inkomsten zijn aangeslagen, worden de in het eerste lid bedoelde gegevens op aanvrage van de voorzitters van de locale raden door het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur kosteloos verstrekt. Ten derde: De artikelen 15 en 15a van de ordonnantie van 16 Maart l y l 7 iStaatsbiad No. 183), regelende de hej(Bng eenec belasting op de bedrijfs- en andere inkomsten in de gewesten buiten Java en Madoera, zooals deze verordening sedert is aangevuld en gewijzigd o. a ingevolge de ordonnantie van 6 November 1916 (Staatsblad No. 671), worden gelezen: Artikel 15 (1) De ambtenaren, belast met de bewaring van de registers van overschrijvings- en hypotheekbrieven van vaste goederen, zijn gehouden aan de voorzitters der commissiën van aanslag of aan de door deze speciaal daarvoor aangewezen ambtenaren, op hun verzoek, kosteloos inzage te geven van de registers (2) Gelijke verplichting rust op de ambtenaren bij den dienst der in- en uitvoerrechten en accijnzen ten aanzien van de door dezen aangehouden registers. (.3) De voorzitters van de locale raden zijn gehouden van alle te hunner beschikking staande gegevens betreffende het inkomen van locale belastingplichtigen, op verzoek, kosteloos inzage te geven aan de voorzitters der commissiën van aanslag of aan de door dezen speciaal daarvoor aangewezen ambtenaren, zoomede aan de Inspecteurs en Adjunct-Inspecteurs van Financiën, en toe ie laten, dat zij daarvan afschrift of uittreksel nemen of doen nemen. Artikel löa. (1) De voorzitters van de locaie raden zijn bevoegd om kosteloos inzage en afschrift of uittreksel te nemen o door een of meer ambtenaren van het locaal resort te doea nemen van alle ter beschikking van de Iandsadministratie staande gegevens betreflpende het inkomen van locale belastingplichtigen. (2) Voor zoover het locale belastingplichtigen geldt, die elders in de belasting op de bedrijfs- en andere inkomsten zijn aangeslagen,
-
121
worden de in het eerste lid bedoelde gegevens op aanvrage van de voorzitters van de locale raden door het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur kosteloos vertrekt. Ten vierde: De artikelen 6 en 6a van de ordonnantie van 23 Januari 1914 (Staatsblad No. 130), regelende de heffing eener algcmeene belasting op de bedrijfs- en andere inkomsten van de Inlandsche b e ' volking in de gewesten buiten Java en Madoera, zooals deze verordening sedert is aangevuld en gewijzigd o. a. ingevolge de ordonnantie van 6 November 1916 (Staatsblad No. 672), worden gelezen: Artikel 6 (1) De voorlootJige aanslag geschiedt zooveel mogelijk in den loop van het eerste kwartaal van het belastingjaar, hetwelk begint met 1 Januari en eindigt met 31 December, door den betrokken of daartoe aangewezen Europeeschen (besturenden) ambtenaar der afdeeling of ondetafdeeling. bijgestaan door de betrokken hoofden des volks. (2) Het bedrag van den voorioopigen aanslag wordt door den in het vorig lid bedoelden ambtenaar dadelijk in de kampong bekend gemaakt. (3j De voorzitters van de locale raden zijn gehouden van alle te hunner beschikking staande gegevens betreffende het inkomen van locale belastingplichtigen, op verzoek, kosteloos inzage te geven aan den in het eerste lid van dit artikel bedoelden ambtenaar, zoomede aan de Inspecteurs of Adjunct-Inspecteurs van Financiën, en toe te laten, dat zij daarvan afschrift of uitreksel nemen of doen nemen. Artikel é'n. (1) De voorzitters van de locale raden zijn bevoegd om kosteloos inzage en afschrift of uittreksel te nemen of door een of meer ambtenaren van het locaal ressort te doen nemen van alle ter beschikking van de landsadministratie staande gegevens betreffende het inkomen van locale belastingplichtigen. (2) Voor zoover het locale belastingplichtigen geldt die elders in de belasting op de bedrijfs- en andere inkomsten zijn aangeslagen, worden de in het eerste lid bedoelde gegevens op aanvrage van de voorzitters van de locale raden door het betrokken Hoofd van gewestelijk bestuur kosteloos verstrekt. Ten vijfde: Deze ordonnantie treedt in werking met ingang van den dag na dien harer afkondiging en werkt terug tot 1 Januari 1918
122 -
De Indische Raden. Bandoeng (Gemeente). Verordening ovenhare orde, enz In het exirabijvoegsel No 13 der Javasche Courant van 21 Juni 1918, No. 50, is afgekondigd eene „Verordening tot bevordering van de openbate orde, netheid, Z'ndelrjkheid en gezondheid in de Gemeente Handoeng", vastgesteld door den Raad in zijne vergaderingen van 27 Dece.nber 1917 en 16 Mei 1918. Gcldlepnina voor gemeentelijk loi'w'^edrijf. Uit een schrijven van den Directeur van Gouvernements Bedrijven is gebleken, dat het benoodigde kapitaal voor den bouw van woningen ten behoeve van amb;enaren aan dat Departement verbonden, moet begroot worden op rond 4 4 milioen gulden, waarbij nog niet is gerekend op den bureau bouw. De inhoud van vorenaangehaald schrijven van den Directeur van Gouvernements Bediijven, maar meer nog eene samenkomst op 17 Mei jl. van den Ditecteur van Gouvernements Bedrijven met de leden der Technische Commissie en den Burgemeester hebben den Raad tot de overtuiging gebrcicht, dat het noodig is snel en krachtig op te treden Om dien eisch: snel werken, te bereiken, werd o ra. in principe bebloten, dat het, ook al met het oog op de tijdsomstandigheden, wellicht zeer gewenscht zal zijn bij de uitvoering gebruik te maken van het aannemers instituut met gedeeltelijk (indien mogelijk) eigen materialen-productie. Waar de Burgemeester den Raad reeds mocht wijzen op hetgeen al is geschied om een snelle overbrenging mogelijk te maken (vastlegging uitbreidingsplans, aankoop van de noodige grondcomplexen, overeenstemming omtrent de plaats van oprichting van Gouvernements Bedrijven, voorbereiding werkprogram, enz.\ waar namens deu Raad door de daartoe aangewezen Commissie voor het Bouwbedrijf verschillende andere voorbereidende stappen zijn gedaan, naar personeel is en wordt gezocht, enz., nu kortom de zaak in een dergelijk stadium komt te verkeeren, dat binnen korten tijd met kracht de verdere uitvoering zal worden ter hand genomen, nu breekt, aldus de Burgemeester in een voorstel aan den Raad, ook de tijd aan om te zorgen, dat een en auder financieel mogelijk zal zyn. Daarvoor
-
123 -
zal een beroep op de geldmarkt moeten worden gedaan. Te dien einde heeft de Burgemeester den Raad aangeboden een conceptbesluit tot het aangaan van een geldleening. De Burgemeester brengt in herinnering, dat de rentabiliteit vast staat, aangpz'en de woningen op hingen termijn aan het Land zullen worden verhuurd, zoodanig dat daaruit de rente-aflossing (geliik aan de afschrijving) volledig kunnen worden betaald, terwijl het onderhoud der woningen en de risico's voor brand, aardbeving e.d. geheel voor rekening komen voor het Gouvernement. Uiteraard zal hierop t.z t. in het prospectus ia den breede de aandacht gevestigd worden, aldus de heer Coops. Een rentetype 5% en een miiiimum-koers van uitgifte 95% zijn gekozen in overleg met verschillende groote bankinstellingen. Oorspronkelijk was, waar vermeend werd dat reeds dadelijk moet geleend worden ook voor den bouw der bureau's, het bedrag der leening hooger gedacht en werd vermeend de leening bij seriën van + 2 milioen gulden telkens aan de markt te moeten brengen Waar thans het bedrag is gereduceerd tot f 5 000.000.— met inbegrip n.l. van een ruime marge voor koers verschil en onvoorziene uitgaven, werd na raadpleging der geldinstituten, in overleg met de Financiëele Commissie besloten den Raad voor te stellen de leening in haar geheel uit te geven, temeer waar de waarschijnlijkheid zeer groot is gebleken, dat de leeningsfondsen tegen + i^/o zullen kunnen worden terugbelegd. De Raad besloot in zijne vergadering van 19 Juni 1. 1. overeenkomstig 's Burgemeester voorstel. In nader overleg met bankinstellingen werd besloten een minimum-koers van uitgifte van 94% in plaats van 95% aan te nemen. Batavia (Gemeente). Samenstelling huurcommisnie. De Burgemeester van Batavia heeft onder dagteekening van 10 Juli )918 het navolgend schrijven tot den Gouverneur-Generaal gericht: „Bij artikel 7 van de bij het besluit van 7 Juni j , 1. No. 62 vastgestelde ordonnantie (Staatsblad No. 289) is o.m. bepaald, dat de Voorzitter, zooraede het tot zijne vervanging benoemde plaatsvervangende lid van een huurcommissie als bedoeld bij de Huurcommissieordonnantie in Staatsblad No. 288 niet betrokken mogen zijn bij de belangen van de huurders, noch bij die van de verhuurders.
-
124
-
Deze bepaling heeft bij de samenstelling van de huurcommissies voor de Gemeente Batavia vele moeilijkheden opgeleverd, aangezien personen, die aan gemelde voorwaarden voldeden, zeer moeilijk waren aan te wijzen. In verband hiermede is de vraag gerezen, of het niet mogelijk zou zijn dat meergenoemde bepaling zoodanig werd aangevuld, dat tot Voorzitter of plaatsvervangend voorzitter van eene huurcommissie ook ambtshalve zou kunnen worden benoemd een lid van den Gemeenteraad, welke immers kan worden beschouwd als te zijn een vertegenwoordiger van de belangen van de geheele burgerij, dus zoowel van de h u u r d e r s als van de verhuurders van woningen i n d e GemeenteDe Gemeenteraad van Batavia heeft in zijne vergadering van 24 Juni j . 1. vorenstaande vraag bevestigend beantwoord en mij gemachtigd Uwe Excellentie eerbiedig in overweging te geven, het aangehaald artikel 7 dusdanig te doen aanvullen, dat als voorzitter, zoomede als tot zijne vervanging te benoemen lid van eene huurcommissie ook ambtshalve kunnen wordend benoemd leden van den Gemeenteraad, Ik heb de eer Uwer Excellentie mitsdien te verzoeken wel tot zoodanige aanvulling te willen overgaan". Aan de andere Gemeenteraden is verzocht instemming met den inhoud bij de Kegeeiing te willen betuigen. Buitenzorg (Gemeente) Verordenwg inkomstenhelasting. In het extrabijvoegsel No 13 der Javasche Courant van 21 Juni 1918, No. 50, is afgekondigd eene ,Verordening tot heffing eener gemeentelijke inkomstenbelasting", vastgesteld door den Raad in zijne vergaderingen van 22 October 1917 en 2 April 1918. Cheribon (Gemeente) Verordp.ninq rondventen warpti. In het extrabijvoegsel No. 13 der Java.sche Courant van 21 Juni 1918, No. 50, is afgekondigd eene ,,Verordening regelende het rondventen van waren met z. g n. bakoels binnen de Gemeente Chenbon", vastgesteld door den Raad in zijne vergaderingen van 19 October 1917, 4 December 1917 en 31 Mei 1918. Verordenina verkoop sterken drank. In hetzelfde extra bij voegsel in afgekondigd eene „Verordening regelende den verkoop van ster-
125
-
ken drank in het klein in de Gemeente Cheribon", mede vastgesteld door den Raad in vorengenoemde vergaderingen. Magelang (Gemeente). Verordening snelhnd motorrijtuigen. De Kaad stelde in zijne vergadering van 13 Mei 1918 vast eene „Verordening tot regeling der snelheid, waarmede met motorrijtuigen en motorrijwielen op de binnen de bebouwde kom der Gemeente Magelang gelegen wegen, gereden mag worden en tot verbod van het bezigen van verblindende verlichting door motorrijtuigen en motorrijwielen binnen de bebouwde kom der Gemeente Magelang". Volgens die verordening is het verboden binnen de bebouwde kom te rijden met grooter snelheid dan 20 K. M. in het uur, De verordening is afgekondigd in het extra-bijvoegsel No. 13 der Javasche Courant van 21 Juni 1918, No. 50, Makassar (Gemsente). Reglement havenhrandiceer. De Raad stelde in zijne vergaderingen van 20 November 1917 ea 23 April 1918 vast een ,,Reglement op de havenbrandweer". De verordening is afgekondigd in het extra-bijvoegsel No. 13 der Javasche Courant van 21 Juni 1918, No, 50. Medan (Gemeente). Overdracht aan gemeente i^erbetering en afbraak pestfjevaarlijke ge'ouioen. Bij besluit van den Gouverneur-Generaal van 18 Juni 1918, No. 52, afgekondigd in Staatsblad No. 656 van dit jaar, is goedgevonden en verstaan: Eerstelijk: Aan den gemeenteraad van Medan over te dragen binnen de gemeente de uitvoering — met inachtneming van de bij het volgend artikel vastgestelde voorschriften — van de regelen vastgesteld bij de ordonnantie van 6 Juli 1914 (Staatsblad No. 486), zooals deze is gewijzigd en aangevuld bij de ordonnanties van 28 October 1916 (Staatsblad No. 654) en 19 Juli 1917 (Staatsblad No. 423), betreffende de verbetering en afbraak van pestgevaarlijke gebouwen en de met het oog op het pestgevaar te stellen eischen nopens de oprichting van nieuwe gebouwen, de uitbreiding of verandering van bestaande gebouwen en het bewonen en gebruiken van gebouwen en erven. Ten tweede: Vast te stellen de volgende:
-
126 - .
„Voorschriften met betrekking tot de overdracht aan den gemeenteraad van Medan van de uitvoering van de regelen vastgesteld bij de ordonnantie van 6 Juli 1914 (Staatsblad No 486), zooals deze is gewijzigd en aangevuld bij de ordonnanties van 28 October 1916 (Staatsblad No. 654) en 19 Juli 1917 (Staatsblad No 423), benevens ten aanzien van het toezicht op die uitvoering". Artikel 1. (1) De bij het eerste lid van artikel 10 van de ordonnantie van 6 Juli 1914 (Staatsblad No. 486), zooals deze is gewijzigd en aangevuld bij de ordonnanties van-28 October 1916 (Staatsblad No. 654) en 19 Juli 1917 (Staatsblad No. 423), bedoelde voorschotten voor woningverbetering worden aan de betrokkenen renteloos toegekend en in den regel in den vorm van materialen en (of) arbeid. (2) Ten einde den gemeenteraad in staat te stellen die voorschotten te verleenen, zal door den Gouverneur-Generaal renteloos ter beschikking van de gemeente worden gesteld eene som gelds, welker hoegrootheid wordt vastgesteld naar den maatstaf van het aantal te verbeteren woningen en een ter bereiking van het beoogde doei op voorstel van den gemeenteraad door den Gouverneur-Generaal te bepalen bedrag per woning. (3j De in lid 2 bedoelde gelden worden maandelijks naar mate van de vordering van de werkzaamheden en de behoeften beschikbaar gesteld (4) De hierbedoelde aan de gemeente voorgeschoten gelden moeten worden terugbetaald naar mate deze van de bevolking worden terugontvangen, doch uiterlijk binnen vier jaren na het tijdstip van verstrekking. (5) De ten behoeve van de verbetering der woningen van minvermogenden bestede gelden behoeven niet door de gemeente te worden terugbetaald. (6) Het ingevolge het vorig lid voor rekening van den Lande blijvend deel der voorschotten zal een bedrag van vijf procent van het totaal der voorschotten niet mogen overschrijden, tenzij door de gemeente ten genoegen van den Gouvernenr-Generaal worde aangetoond, dat een grooter bedrag, ondanks de door haar daartoe genomen maatregelen, als niet invorderbaar moet worden aangemerkt Artikel 2. De gemeenteraad zal zorgen, dat de bevolking ruimschoots in de gelegenheid wordt gesteld zich te vergewissen hoe de. beoogde verbeteringen moeten worden verricht en dat in hei alge-
~ 127 meen een scherp toezicht op de wijze van verbetering en op de geregelde terugbetaling der verleende voorschotten wordt uitgeoefend door daartoe in het byzonder van gemeentewege aan te stellen peisoneel Arttkel 3. Op de naleving van de eischen, bedoeld bij artikel 1, lid 1, onder b, van de vorenbedoelde ordonnantie wordt toezicht uitgeoefend door daartoe in het bijzonder van gemeentewege aan te wijzen personeel. Arttkel 4. De bezoldiging en mogelijke verdere uitgaven ten behoeve van het in de artikelen 2 en 3 bedoeld, door den GouverneurGeneraal na overleg met den gemeenteraad noodig geachte personeel komen geheel voor rekening van den Lande. Artikel 5. Het toezicht op de nitvoering van de in artikel 1 genoemde ordonnantie, dat zich ook zal uitstrekken over het naleven van de bij artikel 3 bedoelde eischen wordt uitgeoefend door of namens den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken Geneeskundigen Dienst, die zich daarbij houdt aan door hem vast te stellen minimum-eiscben, welke vooraf ter kennis van den gemeenteraad worden gebracht. Artikel 6. Ten einde den Hoofdinspecteur, Hoofd van den Burgerlijken (ieneeskundigen Dienst in staat te stellen het hem bij het vorig artikel opgedragen toezicht uit te oefenen of te doen uitoefenen, zullen hem en den door hem voor bedoeld toezicht aangewezen gezaghebbende alle geweiischte inlichtingen worden verschaft en in het bijzonder hem door tus.schenkomst van voormelden gezaghebbende onverwijld worden toegezonden geregelde opgaven van de onderzochte en verbeterde huizen en afschriften van de verslagen door het inspecteerend personeel opgemaakt. Pekalongan (Gewest). E^n rondschrijven. Naar aanleiding van de in de vergadering van 25 Maart j . 1. door den Raad aangenomen motie van Mr. VAN ^CHOUWENBUKG in zake de opheffing van df GewpsteJijke Raden (Zie „Locale Belangen", jaargang 5, bladz 514/515) weid bericht ontvangen, dat: 1. De Gewestelijke Raad van Chcri^on in gelijken geest aan de regeel ing heeft geschreven. 2. De Gewestelijke Raad van Soerahaja die motie voor kennisge* ving heeft aangenomen.
- . 128 3.
4.
5. 6.
De Gewestelijke Raad van Madioen eerst eene radere toelichting van de regeering wenscht af ie wachten, alvorens ter zake eene beslissing te nemen. De Gewestelijke Raad van Kedoe het overbodig acht om, waar reeds instemming werd betuigd met het door den Gewestelijken Raad van Soeiabaja ter zake ingenomen standpunt, nogmaals zijne adhaesie te betuigen. De Gewestelijke Raad van Benoeki géén termen heeft gevonden . om zich ter zake tot de regeering te wenden. De Gewestelijke Raad der PreonQev-ReaentscJiupven het,— waar het door dien raad ter zake in Eijn vergadering van 16 Maart 1918 ingenomen standpunt niets verschilt van dat van den Raad van Pekalongan, — het overbodig acht adhaesie te betuigen aan de motie.
Een protpst. Wat betreft de in diezelfde vergadering aangenomen motif, van Mr. VAN -CHOUWENBURG, waaibij st-Uing wordt genomen tegen de wijze, waarop het gouvernement en de Directeur der Burgerlijke Openbare Werken meenen cordróle te moeten uitoefenen op de gestie der locale raden en het wantrouwen, dat daaruit blijkt, (Zie „Locale Belangen", jaargang 5, bladz. 555 e v.) werd bericht ontvangen, dat: 1. De Gewestelijke Raad van tjoerahaja die motie voor kennisgeving heeft aangenomen. 2. De Gewestelijke Raad van Madioen die motie voor kennisgeving heeft aangenomen. 3. De Gewestelijke Raad van CJieribon, alhoewel van meening zijnde, dat de bekende uitdrukking in den brief van den Directeur der Burgerlijke Openbare Werken noodeloos grievend is, géén aanleiding vonü om de motie te steunen. 4. De Gewestelijke Raad van Besoeki geen aanleiding vond om mede stelling tegen het gouvernement te nemen. 5. De Gewestelijke Raad van Ke.doe geen termen heeft kunnen vinden om zich ter zake uit te spreken. 6. De Gewestelijke Raad van fiöw;ofma» eerst zijn meening wenscht kenbaar te maken, nadat de regeering zal geantwoord hebben op de terzake tot haar gerichten brief van 13 Mei 1918 No. 221o.
-
129 ~
Preanger Regentschappen (Gewest). Verordenivg overdracht bevoegde heden ordonnantie licht onuianibare utofft-n. De Gewestelijke Raad stelde in zijn vergadering van 24 Mei 1918 vast eene „Verordening tot overdracht aan den Voorzitter van den Gewestelijken Raad c. q. aan de hoofden van plaatselijk bestuur van bevoegdheden, toekomende aan den gewestelijken raad ingevolge de ordonnantie van 29 Augustus 1917 (-Staatsblad No. 537)". De verordening is afgekondigd in het extra-bijvoegsel No. 13 der Javasche Courant van 21 Juni 1918, No. 50. Semarang (Gemeente). Voorschot voor het bouwen vanwoningfn.T^Si&V aanleiding van het verdoek, waarvan we melding maakten op bladZo 517 e. V. van den vorigen jaargang, ontving de Raad onder dagteekening van 19 Juni 1918, No. 1602/'!, van den Isten Gouvernements-Secretaris het navolgende antwoord: „Naar aanleiding van het door den Burgemeester bij schrijven van 22 Maart j 1. No. 614 namens Uwen Raad gedaan verzoek om de gemeente een voorschot te verleenen van f 858.000,— tegen eene rente van 3 ^ % ' s jaars, voor verbetering van de volkshuisvesting, heb ik de eer, op last van den Gouverneur-Generaal, Uw college mede te deelen dat het verstrekken van een voorschot uit 's Lands kas tegen een dergelijk rentecijfer Zijner Excellentie niet verantwoord voorkomt. Uit de overgelegde stukken is namelijk niet gebleken dat verstrekking van gelden tegen die rente noodzakelijk is om de gemeente voor belangiijke offers te behoeden, integendeel, op grond van de cijfets der overt:elegde exploitatierekening mag worden aangenomen dat het bouwbf drijf op den voorgestelden voet eene winstgevende onderneming zal worden. De aflossing toch van het voorschot is gesteld op 30 jaren, zoodat waar de woningen ten deele van permanenten aard zullen zijn, met vrij groote zekerheid kan worden voorspeld dat na afloop van dien termijn een nog steeds waardevol bezit aan woningen geheel onbezwaard in handen der gemeente zal zijn. Voorts wijst de exploitatierekening (by verstrekking van een voorschot door het Land tegeu 33^*'/o) een voordeelig verschil aan tusschen uitgaven en inkomsten van ruim f 8 000,— welke som bestemd is om als reserve te worden belegd. Na 30 j
-
130
-
opgeleverd een in nog bruikbaren staat verkeerend woningencomplex, dat jaarlijks een overschot aan inkomsten zal opbrengen van f 46 649 4 6 - } - / ' 8.000 = /' 54 500.—, benevens een reserve kapitaal van 30 X Z' 8 000,—, hetwelk, indien met rente op rente vermeerderd, op minstens 4 ton valt te schatten. Ofschoon ook bij eene rentevergoeding van 5 % het bouwbedrijf vermoedelijk nog loonend zal blijken — instede van op het voordeelig verschil van f 8000,— zal dan op een nadeelig verschil van f 1150,— 's jaars zijn te rekening, doch daartegenover staat dan toch dat na 30 jaren de onbezwaarde eigendom der huizen wordt verkregen — is de Regeeriug niettemin bereid op nader overeen te komen voorwaarden het gevraagde voorschot tegen dat rentecijfer te verleenen, hetzelfde rentecijfer dat het Land voor geleende gelden heeft te vergoeden, In dit geval is de steun van Landswege aan de gemeente daarin gelegen, dat de laatste niet genoodzaakt zal zijn eene leening aan te gaan, welke vermoedelijk slechts geplaatst zou kunnen worden tegen een koers belangrijk beneden pari". Samenstelling huurcommissien. Zooals op bladz. 122 van deze aflevering wordt gezegd, heeft de Gemeenteraad van Batavia de andere Gemeenteraden uitgenoodigd instemming te betuigen met het daar vermelde schrij>^en aan den Gouverneur-Generaal. Met de daarin neergelegde opvatting, dat een lid van den Gemeenteraad beschouwd zou kunnen worden als een volkomen onpartijdig vertegenwoordiger der geheele burgerij, kan de Burgemeester van Semarang zich echter niet wel vereenigen. Immers, daargelaten dat het voor een huurder of verhuurder, ook al maakt hij deel uit van een Gemeenteraad, menschelijkerwijze onmogelijk is, om den invloed van zijn persoonlijke belangen geheel te ontgaan, zijn er ook partijen, die uitdrukkelijk op den voorgrond stellen, dat zij slechts de belangen van een gedeelte der burgerij wenschen te behartigen. Bovendien mag naar het oordeel van den heer de ïongh, op den Voorzitter eener Huurcommissie zelfs niet de schijn rusten van vooringenomenheid naar de eene of de andere zijde. De Burgemeester meent den Raad dan ook in overweging te moeten geven, de verzochte adhaesie-betuiging niet te verleenen.
-
131 —
Nederland. Het ontwerp-voedselkeuringswet. (Vervolg van bladz. 95 van afl. 2 van dezen jaargang). De heer L. E. Goester vervolgt in „Gemeentebelangen" van 15 April 1918, No. 16: III. De Tcosfenverdpeling. Zooals reeds werd opgemerkt wil het wetsont-werp de kosten der keuringsdiensten, zoowel die der op- en inrichting^ als de exploitatiekosten gelijkelijk verdeden over rijk en gemeenten. Terecht zegt de M. v. T., dat medebetalen de prijs is voor het me-= dezeggenschap van het rijk. Ook indien het rijk zich geen medezeggenschap had voorbehouden, zou er alle reden zijn een deel der lasten voor rijksrekening te nemen, want de keuring van waren is toch ontegenzeggelijk geen uitsluitend communaal belang. Z o o hebben het ook de drie provincies begrepen, die een zgn. provincialen keuringsdienst in het leven riepen en eveneens de helft der exploitatiekosten benevens zelfs de totale oo- en inrichtingskosten betalen. De ontworpen regeling kan dan ook niet anders dan billijk genoemd worden en het is te hopen, dat de Kamer, die toch reeds bij velen de reputatie heeft gaarne lasten op de gemeenten te willen afschuiven, niet zal beknibbelen op de voorgestelde rijksbijdrage, want hoe geringer die bijdrage hoe kleiner de populariteit van de wet bij een groot deel der gemeenten en hoe geringer de lust van verschillende gemeenten om aan de uitvoering der wet hun medewerking te verleenen. Omtrent de totale kosten valt op grond van de ervaring wel iets te ramen, maar niet met zekerheid te zeggen. De M. v. T. schat de exploitatiekosten op 10 cents per hoofd en per jaar. Deze schatting komt ongeveer overeen met de kosten van den provincialen dienst in Friesland en Drenthe en zal dus niet ver van de waarheid liggen. De kosten der diensten van de groote steden bedragen minder dan 10 cents, doch die van de keuringsdiensten, welke uitsluitend uit plattelandsgemeenten met een provinciestad als centrum zullen bestaan, zullen wel duurder komen. De schatting berust dus op de tegenwoordige salarissen en de salarissen van het personeel vormen den overheerschenden factor in de exploitatiekosten. Nu er een sterke stroom is de ambtenaarssa-
-
132
-
larissen te verhoogen, hetgeen ook zeker urgent is te noemen, zullen de exploitatiekosten daarvan sterk den invloed gevoelen en zal daardoor de schatting allicht te laag blijken. Boven werd er reeds op gewezen, dat het wenschelijk is aan de ingedeelde gemeenten eenig meer recht toe te kennen met betrekking vooral tot besluiten, die de kosten van den dienst raken. Hierover kan dus nu gezwegen worden, doch wel moet op een ander punt gewezen worden. De keuringskringen zullen zoodanig gekozen worden, dat de bestaande diensten zooveel mogelijk behouden blijven. De laboratoria van die gemeenten zullen dan na invoering van de wet tevens ten goede komen aan de tot den kring behoorende gemeenten. Noch in het ontwerp, noch in de M. v. T. wordt aangeduid hoe men in die gevallen met de op- en inrichtingskosten van den dienst wil handelen. Voor het medegebruik van het laboratorium geenerlei vergoeding te geven aan de centrale gemeente zou zeer onbillijk zijn, terwijl evenmin billijk zou zijn het volle bedrag, dat de inrichting van het laboratorium indertijd gekost heeft, als basis van de vergoeding te nemen. Daarvoor zal dus een modus gevonden moeten worden, waarbij vooropgesteld moet worden, dat de gemeenten, die reeds in het bezit zijn van een keuringsdienst en ingevolge deze wet zetel van een kringdienst worden, recht hebben op een vergoeding voor het beschikbaar stellen van hun laboratorium voor den nieuwen dienst. De invoer van w irgn. Een algemeen toezicht op waren brengt van 2elf mede, dat regelen op den invoer niet gemist kunnen worden. Bij de samenvatting van den inhoud van het ontwerp werd deze regeling aangegeven, zoodat daarnaar verwezen mag worden. O p een tweetal punten bestaat daarbij onduidelijkheid. Bij K. B. kan de invoer van daarbij aangegeven waren worden verboden of slechts voorwaardelijk worden toegestaan. Blijkens de redactie moet het K. B. op bepaalde waren slaan. Toch is dit niet voldoende, want er moet ook gelegenheid zijn om den invoer van alle waren, onverschillig welke, te verbieden of slechts voorwaardelijk toe te staan die, welke bijv. met bepaalde grondstoffen, kleurstoffen, conserveermiddelen, enz. bereid zijn. In zulke gevallen gaat het met aan het verbod tot bepaalde waren te beperken, maar moet het een meer algemeen karakter hebben. Dit js blijkens de M. v. T. ongetwijfeld ook de bedoeling, doch het mag betwijfeld worden of door de gekozen redactie zulke algemeene voor-
- . 133
-
schriften mogeliik zijn. Opheffen van den twijfel is juist, omdat het hier het internationale verkeer geldt, gewenscht. Een andere twijfel rijst ten opzichte van de bevoegdheid om monsters te nemen, omdat niet duidelijk blijkt of dit recht geldt voor alle waren of alleen voor die waren, waarover het K. B. handelt. Het schijnt of alleen laatstgenoemde bedoeld zijn, want bij het vermeldea wat gedaan moet worden, als het onderzoek uitwijst, dat die waren ondeugdelijk zijn, wordt uitsluitend gesproken van het geval, dat zij niet voldoen aan de voorwaarden in het K. B. op den invoer gesteld. Toch is het volstrekt niet ondenkbaar, dat evident ondeugdelijke waren worden ingevoerd zonder dat het K. B. daarin voorziet. Ik denk bijv. aan de eenige jaren geleden te Groningen gevestigde firma, die er haar werk van maakte allerlei minderwaardige, zelfs bedorven artikelen in te voeren zelfs uit veraf gelegen landen, om die hier te verwerken en dan, ten deele als veevoeder, ten deele op andere wijze weer in verkeer te brengen. Het recht moet daarom vaststaan, dat van alle ingevoerde waren monsters genomen kunnen worden en dat bij ondeugdelijk bevinden deze steeds geweigerd kunnen worden. Daar dit een groote macht zou geven aan den inspecteur of den hem vervangenden keuringsdienst en voorkomen moet worden, dat de handel meer dan strikt noodig is belemmering ondervindt door het Onderzoek van waren, zal een goede instructie voor die ambtenaren, waarbij hun recht tot monstername en tot weigering van waren nader omlijnd wordt, onmisbaar zijn. Dit is ook daarom noodig, omdat anders niet voldoende zekerheid bestaat, dat de verschillende inspecteurs of vervangende keuringsdiensten steeds gelijke lijn zullen trekken, terwijl dit, omdat het hier het internationale handelsverkeer geldt, zoo volstrekt noodig is. Verduidelijking der redactie of aanvulling ervan is op beide genoemde punten aan te bevelen. Toezicht op de bereiding. Het ontwerp doet een zeer belangrijke poging om de controle der waren zooveel mogelijk op de productieplaats uit te oefenen. Dit toch heeft groote voordeelen. Tegenwoordig worden door alle gemeentelijke keuringsdiensten herhaaldelijk monsters onderzocht afkomstig uit dezelfde fabriek, waarbij dus door al die diensten hetzelfde geconstateerd wordt. Hoeveel eenvoudiger zou het niet zijn en hoeveel werk zou er niet worden bespaard, als het onderzoek beperkt zou kunnen worden tot één op de productieplaats genomen mon-
— 134 ster, uit welk onderzoek dan zou moeten blijken of de waar al of niet deugdelijk is en dus al of niet in verkeer kan worden toegelaten! Daa zou de geheele controle ook een meer preventief karakter krijgen tegenover het uitgesproken repressief karakter van tegenwoordig. Hoe aanlokkelijk dit is, toch is zulk een controle op de productieplaats slechts bij enkele monsters voldoende. Bij alle waren, die zonder bepaalde verpakking in den handel komen en waarbij dus uit niets blijkt van waar ze hcrkomstig zijn, zoodat de identiteit nergens door vaststaat, kan nooit volstaan worden met één enkel onderzoek van een aan de fabriek genomen monster. Iets anders staat het met de zgn. verpakte waren, waarbij de verpakking, het fabrieksmerk, enz. aan iedereen duidelijk maakt wie de fabrikant is. Bi| vele van zulke waren kan een enkele controle aan de fabriek wel voldoende zijn, hoewel natuurlijk in elk geval afzonderlijk waarborgen te eischen zijn, dat na het onderzoek de waren onveranderd in verkeer gebracht worden. Voorbeelden van zuike waren zijn o. a. verpakte cacaopoeder, puddingpoeder, kindermeel, geëmailleerde pannen, enz. Niet bij alle verpakte waren zal zulk een fabriekscontröle voldoende zijn. Ik denk bijv. aan geconserveerde groenten in blik, omdat de ervaring leert, dat van een partij, welke tegelijk bereid is. toch een deel der bussen een veel grooter tin- of loodgehalte kan hebben dan de rest. Een oordeel uitspreken op een onderzoek van enkele bussen over de hoedanigheid van een geheele partij is daarom ondoenlijk. Hoewel het dus niet op alle waren en zelfs niet op alle verpakte waren toepasseliik is, kan toch door een doelmatige fabriekscontröle de keuring van onderscheiden verpakte waren zeer vereenvoudigd worden. Er rijst echter eenige twijfel of de weg, die het ontwerp daartoe inslaat de juiste is. Het wil die waren van een keuringsmerk voorzien, waardoor zij na in verkeer gebracht te zijn. alleen mogen gekeurd worden cm uit te maken of zij nog in deugdelijken toestand verkeeren. Dit sluit zich dus geheel aan bij hetgeen bij de vlecschkeu.'ing geschiedt, alsmede in eenigszins gewijzigden vorm bij de botercontróle. Of een regeling, die bij deze beide waren goed werkt, ook algemeene navolging ver» dient, is volstrekt niet zeker. Het gevolg toch zal zijn, dat het keuringsmerk op groote schaal gebezigd zal worden als reclamemiddel en het publiek daaraan grooter beteekenis zal gaan hechten dan gemotiveerd is, hetgeen weder tengevolge zal hebben, dat de fabrikant zijn product in prijs zal kunnen verhoogen, terwijl een ander, die geen minder deug"
-
135
-
delijk product aflevert, maar door bijkomstige omstandigheden geen keuringsmerk op zijn product kan krijgen, daardoor een stigma van minderwaardigheid krijgt, dat veelal onverdiend zal zijn en waardoor hij tevens met een minderen prijs voor zijn waar tevreden zal moeten zijn. W a t bedoeld is als aanwijzing voor andere keuringsdiensten, dat de waar bij de fabriekscontróie deugdelijk is bevonden, zal daarnaast de beteekenis krijgen van bevoorrechting van sommige fabrikaten boven andere. Anderzijds moet ook niet uit het oog verloren worden, dat de ontworpen regeling het in verkeer brengen van verpakte waren zeer in de hand zal werken en daarin ligt ongetwijfeld een groot hygiënisch voordeel. Men lette slechts op de weinig zindelijke en smakelijke wijze, waarop in tal van kruidenierswinkels wordt gewerkt, hetwelk bij uitgewogen waren een niet te miskennen bron van bacterieele verontreiniging meebrengt, doch bij verpakte waren veel minder schade kan doen. Men ziet, voor- en nadeelen van de ontworpen regeling zijn onmiskenbaar en een objectief oordeel niet gemakkelijk. Toch vrees ik, dat de regeling in de praktijk niet zal voldoen en dat de onbillijkheid, die erin ligt, overwegend bezwaar zal blijken. Het komt mij dan ook wenschelijk voor het voordeel der fabriekscontröle op andere wijze te zoeken en wel door een interne regeling tusschen de keuringsdiensten onderling, waardoor zij elkaar op de hoogte houden welke fabrikaten deugdelijk bleken en welke nadere controle behoeven, zonder dat uiterlijk aan het product zichtbaar is, wat het oordeel erover was. Het embtsaehe.im. In verband met de fabriekscontröle zijn strenge regels gegeven voor de geheimhouding van al hetgeen aan de personen, die met het toezicht belast zijn, bekend wordt omtrent de wijze van uitoefening van eenig bedrijf. Dit is onmisbaar, want de fabrikant, die die personen in zijn fabriek moet toelaten, moet zekerheid hebben, dat zijn fabrieksgeheimen niet bekend worden, omdat hij anders groote schade zou kunnen lijden. Alleen wanneer hij zekerheid heeft, dat geheimhouding betracht zal worden, zal verwacht mogen worden, dat hij tot het geven van inlichtingen omtrent zijn bedrijf bereid zal zijn, althans zal men recht hebben die inlichtingen van hem te verlangen. De ontworpen bepalingen komen overeen met de analoge bepalingen in de arbeidswet. Zij werken daar goed, zoodat verwacht mag wor-_ den, dat dit ook hier het geval zal zijn. {Slot volgt.)
-
136
-
Personalia. Benoemd: tot lid van den Gewestelijken Raad van Rembang, de heer Dr. Ch. Th. G. H. de Wilde, Gouvernements veearts te Remb a n g ; tot lid van den Gewestelijken Raad van Semarang de heeren G. Elink Schuurman, administratpur van de cultuur maatschappij „Kali Mas" te Bodja; F. W. H. de Kater, administrateur van de suikerfabriek „Rendeng" te Koedoes en J. P. Kruimel, oud-hoofdingenieur van den Waterstaat en 's Lands Burgerlijke Openbare Werken te i^emarang; tot lid van den Raad der Gemeente Fort de Koek, de heer W. Groeneveldt, wd. tijdelijk inspecteur voor de buitenbezittingen bij den dienst van het volkscredietwezen ; met ingang van 1 Juli 1918, tot leden van den gemeenteraad van Port de Koek, Abdul Karim >oetan J^jarif, opziener der volksscholen, J. W. Bakhoven, gepensionneerd ambtenaar, J. H. van Dranen, directeur der volksbank Minangkabau, B. Hoekstra, directeur der opleidingsschool voor Inlandsche ambtenaren, Mr. W J. Keuskamp, voorzitter van den landraad, Liem Sioe Yaam, handelaar, luitenant der Chineezen, Kawawi gelar Soetan Maamoer, gepensionneerd Inlandsch ambtenaar, rioetan A boe Bakar gelar Soetan Pangeran, districtshoofd van Boekit Tinggi; met ingang van 1 Juli 1918, tot leden van den plaatselijken raad van de onderafdeeling Padang Pandjang, A. Gersen, landbouwondernemer en Oei Soei Tjetig. hai.delaar; met ingang van 1 Juli 1918, tot leden van den gemeenteraad van Sawah Loento, H. Kruij ie, wd gouvernements arts hij de Ombilinmijnen, E. Hogerwaard, bouwkundig opzichter bij de Sumatra Staatsspoorwegen, tijdelijk werkzaam gesteld bij de Ombilinmijnen, J. van der Kloes, wd ingeriieur-direcieur bij de Ombilinmijrien, P. S. Koster, hoofd der Europeescbe school, Kaden Mas Krebet, tijdelijk wd. apothekersbediende bij de Ombiliiimijnen, Th. H. ^'eijs, controleur bij het Binnenlandsch Bestuur, Mas Sam Joedo Prawiro, gouvernements Indisch arts, Jap ^an Hoei, tokoemployé en Isa gelar Soetan Tjoempo, maandgelder bij de Onibilinmijuen; tot lid van den gemeenteraad van Tebingtingsi (Oostkust van Sumatra), Raden Jagja, Inlandsch tolk bij de arbeidsinspectie aldaar; tot lid van den gemeenteraad van Tandjoeng Balei (Oostkust van Sumatra), de voorzitter van den landraad aldaar. Mr. K. 11. Koiff;
- . 137-» tot leden van gewestelij ken raad van Besoeki, H. P. van Driessche, Gouvernements arts te öuoebondo, C. P. A. Dieben, Gouvernements Veearts te Bondowoso, Dr. A. J. Uliee, directeur van het Besoekisch proefstation te Djember en P. H. Bussemaker, administrateur van de Panaroekan Maatschappij te Sitoebondo. met ingang van 1 Juli 1918 tot leden vanden gemeenteraad van Madioen, J. van Aaien, controleur bij hel Biuneniaudsch Bestuur; H. L. Goors, geneesheer; J. Coster, werkmeester bij de Staatsspoorwegen; Darmo, lanabouwer; Mas Doerjat, hoofüdjaksa bij aeu landraad; O. E. van Eldik Thieme, admiuistiateur der suikeruudeineming Redjo-Agoeug; Jhr. H. A. J. Goldman, commies bij ae afaeeling comptabiliteit vau bet resideutiekamoor; M. F. J. Griiiers Doublet, directeur van de ijsfabriek; J. H. Hesselberg, ingenieur bij oen "Waterstaat en 's Lauds Burgerlijke Openbaie Werken; Mr. W. de Loos, leeraar aan de opleidingsschool voor lulaiidbche ambteuaieu; Kaaeu Prasei^o Koesoemo, aajuuct aamiuistiaieur üer hulp eu laudbouwcreaieibaiik; Tan &wie Aan, luitenant der Chineezen eu Kaueu TjoK.roaaisuerja, patih; met ingang van 1 Juli 1918 tot leden van den gemeenteraad van Probohnggo, D. van Aalst, apotheker; A. J. D. Bium, onaerv\ijzer aan de opleidingsschool voor Inlaadsche ambtenaren; Mas Djuju ai Prodjo, paiih-wedana; Dr. P. Engeiiuaijer, geneesheer; P. L. Knottenbelt, lid van de firma Larsen en Co.; Mas Minhat^ onaerwijzer aan de kweekschool voor lulauasche onderwijzers; Ma^ Muhainad Üaid, peughoeloe bij den landraad; Mr.A.J.C.Al. i^eiisseu, voorzitter van den landraad; Kaüeu Panaji üoeroso, mantn-boeknouaer bij ae irrigatie; J.W.F. C. i roper, sectie-ingenieur bij de ungatieafdeeiing Pekaleu sampean; Tan Hok Wan, handelaar; E. L. M. van T\jen, administrateur aer suikeronderneming üemboel; P, K. Vetter, notaris; met ingang van 1 Juh 1918 tot leaen van aeu gemeenteiaad van Modjokerto, Kaden Mas Aspan, hulpschrijver bij aen ajaksa; J. C. Deeleman, handelaar; J. K. Gaaae, sectie-ingenieur aer irrigatieafdeeling Brantas; Dr. J. F. H. de Graaf, civiel geneesheer; H. J. Kleekamp, secretaris van den gedelegeeide aer suikerfabiiekea Sentainanlor, enz.; F. J. Simou; Kaüen aoejaiiman, opzichter bij de Watoedakon irrigatiewerken; Mas sjoemoaipoero, patih; Tan Oen Liang, handelaar; Mr. J. J Tichelaar, voorzitter van den landraad; £. W. van Toledo, hoofd der Holiaudsch-lnlaudsche school;
met ingang van 1 Juli 1918 tot leden van den gemeenteraad van Pasoeroean, C. Bylsma. administrateur van het prauwenveer; Raden Eadiwidjono, onderwijzer aan de Hollandsch-lnlandsche school; Mr. A. rf. Hirsch, voorzitter van den landraad; Dr. J. Kuijper, onderdirecteur van het proefstation Oost-Java; Kwee Khoen Ling, rentmeester; Raden Mohamad, sectie opzichter bij de irrigatieafdeeling Brantas; H. Morbeck, hotelhouder; F. C. Nienaber, directeur der gewestelijke werken; J. J. B. Parijs, administrateur der Pasoeroean Bank; Raden ^oerio di Redjo, hoofddjaksa bij den landraad; Mas iSosroamidjojo, fiscaalgriffier bij het landgerecht; A. J. 6. van der Upwich, civiel geneesheer; L. C. Vrijman, directeur der N. V. Afscheep- en Commissiezaal voorheen J. F. Esser.
Officiëele mededeelingen. Het Bestuur der Veieeniging voor Locale Belacgea is samengesteld als volgt: Mr. Chr. P. van Wijngaarden, Voorzitter; W. J. A. C. Bins, Secretaris en Mr. J-}• G. Pranger, Penningmeester, allen te Semarang; B. Coocs te Bandoeng, H. C. Kerkkamp te Batavia en Mr. A. Meijroos te Soerabaia. De Commissie van Redactie heeft het navolgende tarief voor advec» tenties in het tijdschrift vastgesteld. Prijzen der advertenties per keer. Geheele pagina
Halve pagina
Kwart pagina
Achter- en binnenzijden omslag geheele pag na
6 12
f 10.H
9.50
-
9 -
f 3.50 . 3— „ 2.50
f 15.„ 1350
24
f 6... 5.50 - 5—
Aantal plaatsingen per )aar
1
- 12-
1
* *
Copy voor elk nummer van dit tijdschrift, dat op den Isten dec maand verschijnt, wordt ingewacht uiterlijk op den 24sten der voorafgaande maand; copy voor het nummer van den loden uiterlijk op den 7den der maand. *
Als lid der Vereeniging is toegetreden: de heer Z. Stokvis te Semarang.