Rijksarchief Rijksarchief
in
Gelderland
in Gelderland
S.51
INEDERLANDSCH
ARCHIEVENBLAD ORGAAN VAN DE
VEREENIGING VAN ARCHIVARISSEN IN NEDERLAND.
zeven-en-veeriigsie 1939—1940
GRONINGEN. — N.V. ERVEN B. VAN DER KAMP. 1940.
NEDERLANDSCH ARCHIEVENßLAD.
NEDERLANDSCH
ARCHIEVENBLAD O R G A A N VAN DE
VEREENIGING VAN ARCHIVARISSEN IN NEDERLAND.
zeuen-en-veertigste jaargang 1939—1940.
GRONINGEN. -
N.V. ERVEN B. VAN DER KAMP. 1940.
INHOUD. Blz.
Naamlijst der leden
1
Mededeelingen van het Bestuur
6, 83
Verslag van de 48ste Algemeene Vergadering
7
Toespraak van den voorzitter
9
Afdeeling
van
Rijksarchiefambtenaren.
Verslag
van de 22ste afdeelingsvergadering Afdeeling
van
Gemeente-
en
16 Waterschapsarchief-
a m b t e n a r e n . Mededeeling van het Bestuur. Verslag van den 21ste afdeelingsvergadering
17
De Nederlandsche gewestelijke kaarten en stedeplattegronden, vervaardigd door
JACOBUS VAN DEVENTER,
door Mr. B.
VAN 'T HOFF
19
De archieven en de luchtbescherming
33
Het Bureau voor Historische Demografie N.V. in 1938 . . . .
64
In memoriam Prof. Dr. E. C .
83
In memoriam J. K.
GODéE MOLSBERGEN,
BONDAM,
door Dr. F. W.
door Dr. C. C. D.
STAPEL
85
EBELL
De Weeskamers, haar taak, inrichting en werkwijze in het huidige gebied van Zuid-Holland, door J. Merkwaardige
handschriften
in het archief
's-Gravenhage, door E. H. Het Algemeen Rijksarchief
van een hofje
te
KORVEZEE
114
en het Skandinavische archiefwezen
(Supplement), door Dr. W. Gedrukt bij N.V. Erven B. van der Kamp, Groningen.
86
SMIT
VAN EEDEN
Staat van het Nederlandsche Archiefwezen c a
118 137
Biz. BOEKBESPREKINGEN: De oude archieven van Oldenzaal, door Dr. W. ).
FORMSMA.
Oldenzaal 1938
67
Het archief der gemeente Oldenzaal van 1811 — 1917, door B. H.
secretaris van Oldenzaal, 1937. Door A. J.
HOMMEN,
67
VAN DE VEN
Argief
Jaarboek
M. A.
vir
Suid
Afrikaanse
Geskiedenis,
door
. . . . . .
ROELOFSZ
122
Bibliotheek voor Geslacht- en Wapenkunde, onder redactie van
O
]. O
PAMA.
W. A.
REYDON,
I. Inleiding
STEENKAMP;
door Dr. A. L.
tot
de
wapenkunde,
door
II. De Huismerken, door Mr. H. 126
HEERMA VAN VOSS
The Americam Archivist. Volume II (1939), door Dr. S. J. FOCKEMA ANDREAE
127
Inventaris van het oud-archief van het Hoogheemraadschap Delfland 1 3 1 9 - 1 8 5 3 . 's-Gravenhage, 1940, door Dr. S. J. FOCKEMA ANDREAE
Dr. W. J.
FORMSMA,
147
De archivalia van de Oldenzaalsche Oud-
heidkamer, door Mr. A. BERICHTEN:
HAGA
149 75, 130, 152
1939-1940
NEDERLANDSCH
N9. 1
ARCHIEVENBLAD ORGAAN VAN DE VEREENIGING VAN ARCHIVARISSEN IN NEDERLAND GOEDGEKEURD BIJ KON. BESLUIT VAN 29 SEPT. 1891 (LAATSTELIJK GEWIJZIGD Bl| KON. BESLUIT VAN 16 APRIL 1920, No. 54) DE ABONNEMENTSPRIJS VAN HETNEDERLANDSCH ARCHIEVENBLAD BEDRAAGT PER IAARGANO F 7.50; VOOR HET BUITENLAND F 8.75
DEZE
BIIDRAGEN VOOR DIT TIIDSCHRIFT TE ZENDEN AANMr.H.C.HAZEWINKEL, ARCHIVARIS DER GEMEENTE ROTTERDAM, ESSCHENLAAN 79
IAARGANG
LOOPT TEMBER
VAN
SEP-
1939
TOT
SEPTEMBER 1940
N A A M L I J S T DER L E D E N va n de
Vereeniging van Archivarissen in Nederland. 1 December 1939. N.B. (I) achter den naam b e t e e k e n t : in het bezit van het radicaal van wetenschappelijk achiefambtenaar der e e r s t e klasse. (II) achter den naam b e t e e k e n t : in het bezit van het radicaal van wetenschappelijk archiefambtenaar der t w e e d e klasse. BESTUUR :
N.B. Het jaartal achter de namen van redacteur geeft aan het jaar hunner aftreding.
de
bestuursleden
en van den
Dr. H. P. Coster, Voorzitter (1942). Mr. |hr. H. J. L. Th. van Rheineck Leyssius, Onder-Voorzitter (1941). Dr. W. |. Formsma, Secretaris (1943). Mr. B. van 't Hoff, Penningmeester (1940). Dr. G. W. A. Panhuysen (1943). Mr. H. C. Hazewinkel, Redacteur van het tijdschrift, adviseerend lid (1939). Vertegenwoordiger uit het Bestuur van de Afdeeling van Rijksarchiefambtenaren : Mr. A. Haga. Vertegenwoordiger uit het Bestuur van d e Afdeeling van G e m e e n t e - en W a t e r s c h a p s archiefambtenaren : Mr. A. Ie Cosquino d e Bussy.
Nederlandsch Archievenblad 1939—1940
AFDEELING VAN RIIKSARCHIEFAMBTENAREN.
BESTUUR: N.B. Het jaartal achter de namen der bestuursleden geeft aan het jaar, waarin zij niet herkiesbaar zijn. Mr. A. Haga, Voorzitter (1942). Mej. Dr. D. A. Felix, Secretaresse (1940). H. Bonder, Penningmeester (1940). Plaatsvervangende leden : Drs. |. A. Brouwer, Dr. G. W. A. Panhuysen. Vertegenwoordiger uit het Hoofdbestuur: |hr. Mr. H. |. L. Th. van Rheineck Leyssius. Afgevaardigde in „De Centrale": Drs. R. D. Baart de la Faille. A F D E E L I N G V A N G E M E E N T E - EN WATERSCHAPSARCHIEFAMBTENAREN. BESTUUR :
N.B. Het jaartal achter de namen der Bestuursleden geeft aan het jaar waarin zij niet herkiesbaar zijn. Dr. E. Wiersum, Voorzitter (1942). Mej. D. C. |. Mii'nssen, Secretaresse (1940). Mr. A. Ie Cosguino de Bussy, Penningmeester (1941). Plaatsvervangend lid : Mej. L. |. Ruys. Vertegenwoordiger uit het Hoofdbestuur: Mr. B. van 't Hoff. Afgevaardigde in „De Centrale": Mr. Drs. |. |. Beyerman. GEWONE LEDEN :
Arntzenius W. N. (II), administrateur aan het gemeente-archief van 's-Gravenhage, te Wassenaar, Wittenburgerweg 86. Avis, Dr. |. G (I,) chartermeester (ad).-commies) aan het Rijksarchief in Friesland, te Leeuwarden, Engelschestraat 4. Beydals, mei. P. (II), wetensch. ambtenaar aan het archief der gemeente Delft, te Rotterdam, Rochussenstraat 69. Beyerman, Mr. Drs. |. |. (I), archivaris der gemeente Dordrecht, te Dubbeldam, A 621a. Bloemen, C. G. H. (II), commies met den persoonlijken titel van secretaris aan het Algemeen Rijksarchief, te Rijswijk (Z.-H.) julialaantje 13. Bolduan, |. |. G. (Il), te Madioen (lava), Benteng Noord 4. Bondam, Mr. A. C. (I), oud-Rijksarchivaris in Gelderland, te Velp, Arnhemschestraat 19, Bonder, H. (II), hoofdcommies aan het Algemeen Rijksarchief, te 's-Gravenhage, Breitnerlaan 37. Breesnee, Mej. Mr. G. H. C. (I), oud-chartermeester (hoofdcommies) aan het Algemeen Rijksarchief, te 's-Gravenhage, Neuhuyskade 5. Brouwer, H. (II), hoofdcommies aan het Algemeen Rijksarchief, te 's-Gravenhage, Rijklof van Goenstraat 47. Brouwer, Drs. |. A. (I), Rijksarchivaris in Groningen en Drenthe en inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven in die provinciën, te Haren (Gr.). Buch, Dr. W. |. M. (|), te Leiden, Rijnsburgerweg 77h. Burgh, W. F. van der (II), waarn. archivaris van het Hoogheemraadschap van Rijnland, te Leiden, Roodenburgerstraat 12. Bussy, Mr. A. Ie Cosquino de (I), archivaris der gemeente, te Amsterdam-Z, Oran/'eNossaulaan 23.
Buytenen, M. P. van (I), ambtenaar bij de inspectie der gemeentearchieven in de provincie Friesland, te Leeuwarden, Voorstreek 80. Bijleveld, W. |. |. C. (Il), oud-adjunct-archivaris der gemeente, te Leiden, Boerhavelaan 4. Bijlsma, Mr. R. (I), Algemeen Rijksarchivaris, te 's-Gravenhage, Prinsevinkenpark 14. Campen, Mr. |. W. C. van (I), chartermeester aan het gemeente-archief, te Utrecht, Frederik Hendrikstraat 72. Clement, Drs. A. van der Poest (I), archivaris der gemeente, te Schiedam, Burg. Knappert/aan 134. Coster, Dr. H. P. (I), archivaris der gemeente, te Groningen, St. Lucasstraat 8a. Crol, Mei. W. A. H. (I), te Rotterdam, Eendrachtsweg 57. Cunen, |. M. (II), archivaris der gemeente, te Oss, Wa/p/ein 19. Diemont, mej. M. C. G. (II), te Bussum, Albrechtlaan 32. Dobbelaar, Dr. P. |. (II), archivaris der gemeente, te Brielle, Voorstraat 8. Dommisse, C. P. )., oud-archivaris der gemeente Vlissingen, te Katwijk a/Zee, Weth. Meerburghstraat 4. Driessen, H. L. (II), hoofdcommies aan het Rijksarchief in Gelderland, te Arnhem, Zijpendaalscheweg 31. Drossaers, Mej. Dr. S. W. A. (I), chartermeester (hoofdcommies) aan het Algemeen Rijksarchief, te 's-Gravenhage, Van A/kemadelaan 514. Dumoulin, Mr. V. M. L. (I), chartermeester (hoofdcommies) aan het Rijksarchief in Noordbrabant, te Vught, Eksterpad 1. Ebeling, H. |. M. (II), archivaris der gemeente, te 's-Hertogenbosch, Choorstraat 14. Ebell, Dr. C. C. D. (I), oud-Riiksarchivaris aan het Algemeen Rijksarchief, te 's-Gravenhage, van Aerssenstraat 81. Emstede, E. J. I h. A. M. van (II), archivaris der gemeente, te Roermond, Kapellerpoort 5. Es, Mej. Mr. |. C. van (I), te 's-Gravenhage, Frankenslag 19. , Faille, |. Baart de la (II), te Utrecht, Nassaustraat 4. Faille, Drs. R. D. Baart de la (I), Rijksarchivaris in Noordholland en inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven in die provincie, te Haarlem, Marnixstraat 10. Felix, Mej. Dr. D. A. (I), chartermeester (hoofdcommies) aan het Rijksarchief in Zeeland, te Middelburg, Hotel „De Abdij". Fockema Andreae, Mej. J. H. (II), te Arnhem, Hulkesteinsche weg 4. Fockema Andreae, Mr. S. |. (I), ambtenaar aan de Prov. Griffie, te Zwolle, Blijmarkt 12. Formsma, Dr. W. |. (I), inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven in de provincie Overijssel, te Zwolle, Parkweg 8. Frank, Drs. A. (I), archivaris der Ned. Isr. Hoofdsynagoge, te Amsterdam, Sarphatistraat90. Geesink, |, (II), archivaris der gemeente, te Zwolle, van Nagel/straat 10. Goede, G. |. de, archivaris van het waterschap „De Purmer", 128 Midden Beemster, Graswinckel, |hr. Mr. D. P. M. (I), Rijksarchivaris aan het Algemeen Rijksarchief, te 's-Gravenhage, Waalsdorperweg 221. Grol, H. G. van (II), archivaris der gemeente, te Vlissingen, Boulevard de Ruyter 78. Haer, Mei. L. |. van der (II), wetenschappelijk assistente aan het gemeente-archief, te 's-Gravenhage, Adriaan Pauwstraat 40. Haga, Mr. A. (I), Rijksarchivaris in Overijssel, te Zwolle, Badhuiswal 7. Hardenberg, Mr. H. (I), chartermeester (adjunct-commies) aan het Rijksarchief, te Maastricht, Wilhelminasingel 32. Hart, S. (II), wetenschappelijk ambtenaar aan het gemeentearchief van Amsterdam, Uiterwaardenstraat 1551'. Hartmans, K. D. (II), wetenschappelijk ambtenaar aan het gemeentearchief, te Amsterdam-Z., Olympiaplein 27.
Hattum, Mei. Dr. M. A. C. M. van (1), archivaris der gemeenten Gouda en Oudewater te 's-Gravenhage, Delistraat 34. Hazewinkel, Mr. H. C. (I), archivaris der gemeente, te Rotterdam-O., Esschen/aan 79. Heerma van Voss, Dr. A. L. (I), Rijksarchivaris in Friesland, en inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven in die provincie, te Leeuwarden, Harlingerstraatweg 52. Hoff, Mr. B. van 't (I), archivaris der gemeente, te Deventer, Zwolsche weg 79. Hommerich, Drs. L. E. M. A. van (II), ambtenaar belast met de verzorging van het archief der gemeente Heerlen, Raadhuisstraat 26. Hommes, Mr. H. L. (I), tiidel. adj.-commies aan het Rijksarchief in Overijssel, te Zwolle, Wilhelminastraat 18a. Hoogenraad, Mej. Dra M. M. (I), te Deventer, Kromme Kerkstraat 18. Hullu, Dr. |. de (I), oud-Rijksarchivaris aan het Algemeen Rijksarchief, te Cadzand. lapikse, Dr. N., directeur van het Koninklijk Huisarchief, te 's-Gravenhage, Viviënstraat70. jonge van Ellemeet, |hr. Mr. B. M. de (I), Rijksarchivaris in Utrecht en inspecteur der gemeente- en waterschapsarchieven in die provincie, te Utrecht, Maliebaan 84. loosting, Mr. |. G. C. (I), oud-Rijksarchivaris in Groningen en oud-inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven in die provincie, te Velp (Gld.). lurriaanse, Mej. M. W. (II), te Colombo, Ceylon, Government Archives. Kapteyn, P. |. (II), oud-hoofdcommies aan het gemeente-archief van Amsterdam, te Hilversum, draaf Florislaan 30. Kersbergen, Mej. Dr. A. C. (I), commies aan het gemeente-archief, te Rotterdam, Prinses julianalaan 62. Kessen, Dr. A. H. M. C. (I), archivaris der gemeente, te Maastricht, H, Goovaertsweg 15B. Kokke, C. 'Ih. (II), te Nijmegen, Ubbergsche Veldweg 42. Korvezee, Mej. Dra E. H. (I), chartermeester (hoofdcommies) aan het Algemeen Rijksarchief, te 's-Gravenhage, Sonderdanckstraat 34. Kruyff, L. (II), commies aan het Rijksarchief in Zeeland, te Middelburg. Kuffeier, F. C. van der Meer van (II), conservator aan het gemeente-archief, te 's-Gravenhage, Laan van Meerdervoort 133. Kurtz, Mej. Dr. G. H. (I), archivaris der gemeente, te Haarlem, Lorentzplein 7. Lammerts, M. D. (II), commies aan het Algemeen Rijksarchief te Voorburg, Van üeventerlaan 39. Lasonder, Dr. L. W. A. M. (I), oud-Rijksarchivaris aan het Algemeen Rijksarchief. archivaris van de Nederlandsche Hervormde Kerk, te 's-Gravenhage, Laan van Meerdervoort 93. Le Mair, Mr. W. (I), archivaris der gemeente, te Sluis, Hoogstraat 29. Leyssius, |hr. Mr. H. ]. L. Th. van Rheineck (I), chartermeester (hoofdcommies) aan het Algemeen Rijksarchief en inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven in de provincie Zuidholland, te Voorburg, Roodelaan 18. Lindeman, O , O. S. A., archivaris van de Nederlandsche provincie der Augustijnen, te Utrecht, Rozenstraat 1, Lonsain, B. (II), oud-hoofdcommies aan het Rijksarchief te Groningen, te Zeist, Roemer Visscherlaan 69. Lugard |r., G. |. (II), archivaris der gemeente Schoonhoven, te Eefde, bii Zutphen, Huize ,,Daventria". Maris, Mei. Dr. A. |. (I), adj.-commies aan het Rijksarchief in Utrecht. Martens van Sevenhoven, ]hr. Mr. A. H. (I), Rijksarchivaris in Gelderland en inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven in die provincie, te Arnhem, Eusebius Buitensingel 26.
Meerkamp van EmbrJen, Mr. A. (I), Rijksarchivaris in Zeeland en inspecteur van de gemeente- en waterschapsarchieven in die provincie, te Middelburg, Rouaansche Kaai 75. Meilink, Dr. P. A. (I), Rijksarchivaris aan het Algemeen Rijksarchief, te 's-Gravenhage. Viviënstraat 74. Minne, Mr. A. van der (I), archivaris der gemeente, te Leeuwarden, Groofe Kerkstraat 9. Moll, Dr. W. (I), archivaris der gemeente, te 's-Gravenhage, Van Blankenburgstraat 68. Mcmmers, Mr. A. R. M. (1), ambtenaar bij de Prov. griffie in Noordbrabant, werkzaam voor de gemeente- en waterschapsarchieven in die provincie, te 's-Hertogenbosch, Vughterweg 72. Moojen, ]. K. (11). oud-commies aan het gemeente-archief te Amsterdam, Stadhouderskade 97bovei1. Moguette, Mej. .Dr. H. C. H. (I), oud-adjunct-archivaris der gemeente Rotterdam, te 's-Gravenhage, Van Bleiswijkstraat 185. Mijnssen, Mej. D. C. |. (II), archivaris der gemeente, te Breda, Burg. de Manlaan 6. Oldewelt, Mr. W. F. H. (I), adjunct-archivaris der gemeente, te Amsterdam-Z., ZuiderAmstellaan 24. Panhuysen, Dr. G. W. A. (I), Rijksarchivaris in Limburg en inspecteur van de gemeenteen waterschapsarchieven in die provincie, te Limmel - Maastricht, Meersemerweg 116. Poole, Mej. F. A. Ie (II), archivaris van de Ned. Hervormde Kerk in de classis Leiden, te Leiden, van Slingelandtweg 5. Prins, Mej. Mr. E. C. M. (I), chartermeester (hoofdcommies) aan het Algemeen Rijksarchief en archivaris van het Koninklijk Nederlandsch Genootschap voor Geslacht en Wapenkunde. te 's-Gravenhage, Bachmanstraat 28. Riemsdijk, |. van (II), archivaris der gemeente Etten (N.-Br.), te Breda, Resedastraat 14. Roelofsz., Mej. M. A. P. (II), adj.-commies a/h. Algemeen Rijksarchief te's-Gravenhage, Lyceumplein 7'. Rooy, H. ]. M. van, ambtenaar bij het Bestuur der Godshuizen en archivaris van het oud-archief dier Godshuizen te 's-Hertogenbosch, den Bosch, Bethaniestraat 37. Royen, Mr. R. van (I), archivaris der gemeente, te Leiden, Lammenschansweg 1Ruys, Mej. L. |. (II), tijdelijk assistente a/h. gemeentearchief van Leiden, te 's-Gravenhage, Mesdagstraat 98. Schilfgaarde, Mr. A. P. van (I), chartermeester (hoofdcommies) aan het Rijksarchief in Gelderland en archivaris van het huis Bergh, te Arnhem, Kastanjelaan 20a. Schrammen, M. H. A. I. (II), hoofd van het bureau der Provinciale Griffie van Limburg, te Maastricht, Prins Bisschopsingel 49. Schuylenburg, Mr. W. C. (I), archivaris der gemeente, te Utrecht, F. C. Donderstraat 7c. Sigal |r., M. C. (II), archivaris der gemeente Vlaardingen, te's-Gravenhage, Roelofsstraat 36. Slootmans, C. |. F. (II), archivaris der gemeente, te Bergen-op-Zoom, Bolwerk-Noord 69. Sloots, C. O. F. M., archivaris van de Nederlandsche provincie der Minderbroeders, te
Weert (L). Smelt, Mei. Dra W . E. (I), archivaris der gemeente Zutphen. Smit, |. (11), hoofdcommies aan het Algemeen Rijksarchief, te 's-Gravenhage, Daendelsstraat 35a. Smit, Mr. I. P. W. A. (I), Rijksarchivaris in Noordbrabant en inspecteur van de gemeenteen waterschapsarchieven in die provincie, te 's-Hertogenbosch, Peperstraat 35. Telders, Mej. G. C. (II), conservatrix aan het gemeente-archief, te 's-Gravenhage, Van lmhoffstraat 22. Unger, Dr. W. S. (I), archivaris der gemeente Middelburg. Ven, Dr. A, |, van de (I), chartermeester (hoofdcommies) bij de inspectie der ge-
gemeente- en waterschapsarchieven straat 12.
in de provincie Gelderland, te Arnhem, de Wet-
Verslag van de acht en veertigste Algemeene Vergadering.
Venne, |. M. van de (II), hoofdcommies aan het Rijksarchief in Limburg, te Houthem (L). Visscher, Mej. R. (II), oud-archivaris der gemeente Leeuwarden, te Leeuwarden, Harlingersingel 13a. Visser, Dr. W. |. A. (II), archivaris der gemeente Eindhoven. Waerden, M. van der (II), oud-archivaris der gemeente Eindhoven, te Eindhoven, Stratumseind 66.
D e vergadering vond plaats o p Z a t e r d a g 16 September 1939, t e 2 uur n.m., t e 's-Gravenhage in de Raadzaal. Te ruim t w e e uur w o r d t de vergadering geopend door Jhr. Mr.
Weele, |. P. van der (II), wetensch. ambtenaar aan het gemeente-archief, te Rotterdam, Henegouwerplein 6b. Welcker, Mej. C. |. (II), archivaris der gemeente, te Kampen, l/sselkade 22. Werkman, Drs. E. J. (I), chartermeester (adjunct-commies) aan het Rijksarchief in Groningen, Friesche straatweg 59. Wiersum, Dr. E. (I), oud-archivaris der gemeente Rotterdam, archivaris van het Hoog143c. heemraadschap van Schieland, te Rotterdam, 's-Cravendijkwal Wortel, Th. P. H. (II), archivaris der gemeente, te Alkmaar, Bergerweg 78. Zande, |. van der (II), te Amsterdam-W., Stadhouwerskade 9.
CORRESPONDEERENDE
LEDEN:
Cuvelier, Dr. | „ oud-Rijksarchivaris-Generaal in België, te Brussel, Kruisdagenlaan 45. Graham Botha, C., Hoofd van het archiefwezen in de Unie van Zuid-Afrika, te Kaapstad. Keusen, Prof. Dr. H., oud-archivaris der stad Keulen. Opoçensky, Dr. |an, archivaris aan het Ministerie van Buitenlandsche Zaken, te Praag. Sildnik, Dr. A., archivaris aan het Staatsarchief van Estland, te Dorpat. Stein, Henri, oud-conservator aan de Archives nationales en professeur aan de Ecole des Chartes, te Parijs. Striedinger, Prof. Dr. )vo, oud-archivdirektor aan het Beiersche Staatsarchief, te München. Vittani, Prof. Giovanni, directeur van het Staatsarchief, te Milaan.
MEDEDEELINGEN VAN HET BESTUUR. N i e u w e l e d e n . - Het Bestuur heeft als nieuwe leden aangenomen M e j . M. C . G . DIEMONT t e Bussum en den heer Dr. W . J. A . VISSER te E i n d h o v e n .
Bedankt H.
hebben Mej. A . J. VERSPRILLE t e Leiden en de heeren
DOMMISSE t e K a t w i j k aan Zee en Dr. C . R. VERMAAS t e Schiedam.
B e r i c h t v a n d e n p e n n i n g m e e s t e r . - D e penningmeester van de Vereeniging van Archivarissen n o o d i g t de leden uit hun contributie over 1 9 3 9 - 1 9 4 0 , ten bedrage van ƒ 7.50, t e storten of over te doen schrijven o p postrekening 272188 ten name van „den van de Vereeniging van Archivarissen". penningmeester
H. |. L. Th. VAN RHEINECK LEVSSIUS, die als v o o r z i t t e r f u n g e e r t bij a f w e z i g -
heid wegens ziekte van den voorzitter Dr. H. P. COSTER. D e presentielijst w o r d t geteekend door 49 leden. D e secretaris leest een gedeelte van het jaarverslag voor van den voorzitter. Het volledige verslag is hierachter afgedrukt. Dr. W . MOLL brengt namens de commissie t o t het nazien van de rekening van den penningmeester over 1 9 3 8 - 1 9 3 9 verslag uit en deelt mede, d a t de rekening sluit met een batig saldo van f 14.98. In de algemeene kas bevindt zich f 4 7 2 . 8 1 , in het fonds voor den archiefgids f 2 0 7 2 . 3 8 , na bijstorting van f 2 3 1 . 4 3 , zijnde het overschot van het fonds voor den index o p het A r c h i e v e n b l a d . O p voorstel van den voorzitter w o r d t de penningmeester van zijn beheer over 1 9 3 8 - 1 9 3 9 ontheven. In de plaats van Mr. A . MEERKAMP VAN EMBDEN, die aan de beurt
van aftreden en niet herkiesbaar Dr.
G. W .
A.
is, w o r d t t o t bestuurslid
gekozen
PANHUYSEN.
D e vaststelling van de plaats voor de volgende Algemeene Vergadering w o r d t aan het bestuur overgelaten. Besloten w o r d t t o t samenwerking over t e gaan met de Studieclub voor Gemeentelijke D o c u m e n t a t i e t e n aanzien van het in t e stellen diploma voor bekwaamheid in de gemeentelijke archiefverzorging. D e regeling w o r d t aan het bestuur overgelaten, dat o o k een of t w e e leden van de Vereeniging zal aanwijzen voor den opleidingscursus en het examen. D e bespreking van de maatregelen t o t bescherming der archieven tegen oorlogsgevaar, w o r d t gehouden in den vorm van een vragenuur. Mr. R. BIILSMA brengt eerst enkele vragen naar voren, die bij hem zelf gerezen zijn en w a a r o p hij voor zich zelf een a n t w o o r d heeft gegeven. D e eerste vraag is d e z e : Hoe moet de gemeentearchivaris handelen met de rijksarchieven, die hij onder zijn beheer heeft. Het standpunt van spreker is : overeenkomstig art. 1743 B. W . D e gemeentearchivarissen moeten dus evengoed zorgen voor de Rijksarchieven als voor hun eigen. Verder zijn de richtlijnen soms in strijd m e t de archiefwet. Z o o w o r d t in de richtlijnen niet van Gedeputeerde Staten gesproken. T o c h is het beter overeenkomstig de archiefwet t e handelen en Gedeputeerde Staten t e raadplegen en den Provincialen Inspecteur in de t e nemen maatregelen t e kennen. W e komen dan t o t een
8 zekere decentralisatie: de Algemeene Rijksarchivaris, hoewel in de richtlijnen als eenige deskundige genoemd, tot wien men zich in archiefzaken om raad kan wenden, bemoeit zich alleen met de rijksarchieven, de gemeentearchieven worden overgelaten aan de Provinciale Inspecteurs. Ook de nieuwe positie van Dr. ). KALF ZOU aanleiding kunnen geven t o t conflicten; deze wil evenwel geen bemoeiing met archieven en zoo blijft de Algemeene Rijksarchivaris toch adviseur. Mr. A. P. VAN SCHILFOAARDE vraagt, of bij verplaatsing van gemeentearchieven, welke zich in Rijksarchiefgebouwen bevinden, ook g e m e e n t e besturen en G e d e p u t e e r d e Staten geraadpleegd moeten worden. Mr. BIJLSMA antwoordt, dat ook hier c o n t a c t gezocht moet worden, waarbij de Provinciale Inspecteurs kunnen worden ingeschakeld. O p voorstel van Jhr. Mr. H. ). L. Th. VAN RHEINECK LEVSSIUS verklaart
Mr. BIILSMA zich bereid een bijeenkomst van Provinciale Inspecteurs onder zijn leiding bijeen t e roepen. Eenige, door andere sprekers gestelde vragen, welke meer betrekking hebben op bepaalde gevallen, worden door den voorzitter en Mr. BIJLSMA beantwoord. Na de pauze zetten Dr. MOLL, Mr. VAN SCHILFOAARDE en Dr. PANHUYSEN in het kort uiteen, wat zij t e dezer zake hebben gedaan. Tenslotte verzoekt Mr. H. C. HAZEWINKEL d e beheerders van archiefdepôts hun ervaringen op schrift t e stellen ter opneming in het Archievenblad. Na de rondvraag, waarvan door niemand gebruik wordt gemaakt, houdt Mr. B. VAN 'T HOFF een voordracht, getiteld : De Nederlandsché gewestelijke kaarten en stadsplattegronden, vervaardigd door JACOBUS VAN DEVENTER.
O p verzoek van den voorzitter belooft spreker zijn rede uit t e werken in het Archievenblad. Te 5.50 wordt de vergadering gesloten. Na afloop van de vergadering werd een gemeenschappelijke maaltijd gehouden in Restaurant Central. Vele leden bezochten ook de Cineac om daar de overbrenging van de archieven naar de kelders in het Algemeen Rijksarchief in oogenschouw t e nemen.
Toespraak van den Voorzitter. ') W a t wij allen maandenlang hebben gevreesd is werkelijkheid geworden: een nieuwe Europeesche oorlog is uitgebroken. Ieder onzer heeft zijn maatregelen ter bescherming van de aan zijn zorgen toevertrouwde schatten genomen; ieder is vast besloten die tot het uiterste te blijven bewaken, overtuigd dat hun behoud daarmede het best gediend wordt. Een lichtpunt is, dat wij tegenover deze materie minder onvoorbereid staan dan een jaar g e l e d e n ; wij hebben gelegenheid gehad ons in t e leven in wat ons t e wachten kon staan en voor te bereiden wat er tegen t e doen is. Niettemin blijft de toestand donker. Niemand weet wat het lot onzer verzamelingen en dat van ons zelf zal zijn. In zulke tijden is het goed ons te herinneren dat onze vereeniging een band tusschen ons allen gelegd heeft. Moge het haar gegeven zijn aan dit deel van haar roeping ten volle t e beantwoorden ! Een ander lichtpunt in dezen tijd acht ik het, dat onze vereeniging ons t o t gemeenschappelijken arbeid blijft roepen. Laten wij dit toch vooral in het oog houden: op afbraak in de wereld moet noodzakelijk opbouw volgen en dan moeten wij gereed zijn. In het donkerste jaar van den wereldoorlog heeft onze Regeering de Archiefwet tot stand g e b r a c h t ; aldus moeten ook wij voortgaan met het werk dat wij onderhanden hebben, om, zoolang dat mogelijk is, naar de voltooiing daarvan t e streven. Ik begin dus met een overzicht van onze werkzaamheden in het afgeloopen vereenigingsjaar. De Index op het Nederlandsen Archievenblad zag kort na de vorige algemeene vergadering het licht; nogmaals zij allen die aan d e totstandkoming daarvan hebben meegewerkt, hartelijk gedankt. De commissie voor den Gemeentelijken Archiefgids onderging eenige wijziging doordat de heer LUOARD haar verliet en door den heer FORMSMA werd vervangen. Den heer LUGARD zij hier dank gebracht voor het vele dat hij in het belang van den Archiefgids gedaan heeft. Gelijk men in het Archievenblad heeft kunnen lezen zijn de werkzaamheden nu aldus geregeld, dat de redactie van de door de beheerders samengestelde overzichten der grootere gemeentelijke bewaarplaatsen door Mr. B. VAN 'T HOFF verzorgd zal worden, die daarbij de medewerking van mejuffrouw M. M. HOOGENRAAD zal hebben, en dat Dr. W. J. FORMSMA het verzamelen en redigeeren van de overzichten der kleinere gemeentearchieven provinciegewijs ter hand zal nemen. Mr. A. LE COSQUINO DE Bussy zal i'erband met diens afwezigheid deeltelijk voorgelezen.
ter algemeene vergadering slechts g e -
10
over een en ander zijn wakend oog laten gaan. Buitengewone omstandigheden daargelaten, mag v e r t r o u w d w o r d e n , dat de afwerking van den Gemeentelijken A r c h i e f g i d s thans een normaal verloop zal hebben. W a t de nieuwe archieven aangaat, de voortreffelijke wijze waarop Dr. PANHUVSEN ons in de vorige algemeene vergadering den toestand m het buitenland geschetst heeft, leeft in ons aller herinnering. Het zal U getroffen hebben, dat blijkens de jongste verslagen van het Belgische Staatsarchief men daar te lande, waar de toestand alles te wenschen liet, begonnen is met het overbrengen van nieuwe staatsarchieven naar het algemeen staatsdepot te Brussel en van nieuwe provinciale archieven naar de Staatsdepots in de provincies. D e A l g e meene Staatsarchivaris verklaart zelfs: „ O n z e taak voor de eerstkomende jaren zal het zijn het overbrengen te veralgemeenen". Hier te lande is blijkens het V o o r l o o p i g Verslag door leden der V o l k s v e r t e g e n w o o r d i g i n g opnieuw belangstelling voor de departementale archieven aan den dag gelegd. Na het overzicht van Dr. PANHUVSEN heeft de Algemeene Rijksarchivaris, Mr. R. Bl|LSMA, in de op 29 A p r i l j . I . gehouden voorjaarsvergadering zijn zienswijze van het vraagstuk der nieuwe archieven uiteengezet in een v o o r d r a c h t : „ O n z e bemoeiingen met de nieuwe archieven. _ V e m i e t i g i n g s a d v i e z e n " . Die voordracht b e v a t t e een suggestie aan het bestuur Uwer vereeniging, waarover dit onderling reeds van gedachten heeft gewisseld en die het straks met Mr. BIILSMA nader zal bespreken. Met het resultaat dezer bespreking hoopt het bestuur, zoo mogelijk w e d e r o m in een afzonderlijke vergadering, voor U te verschijnen, terwijl het zich verder voorstelt, ook andere onderwerpen van deze materie bijv. de nieuwe gemeentearchieven, te doen behandelen. Nieuw werk kan voor de Vereeniging voortspruiten uit het feit dat ook de t w e e d e druk van onze „ H a n d l e i d i n g " thans is u i t v e r k o c h t ! Men kan zich op het standpunt stellen, dat een eventueele derde druk niet meer dan een herdruk van den t w e e d e n behoeft te zijn, h.er en daar aangevuld met kleine verbeteringen, die aan den oorspronkelijken opzet van het boek niets wijzigen. Maar ook is de zienswijze mogelijk, dat er naar gestreefd, althans onderzocht, moet w o r d e n , of een volgende druk niet een nieuwe, zelfstandige bewerking van de „ H a n d l e i d i n g " dient te zijn. Niet te ontkennen valt dat zij z.ch uitsluitend met oude archieven bezig houdt en dat zij zeer de sporen van den tijd en de wijze van haar ontstaan draagt. Het laatste is historie geworden en kan voor den hedendaagschen g e brmker met die interesse meer hebben, die het voor den oorspronkeh]ken t „ d g e n o o t had. In andere landen, Engeland en de Vereenigde Staten van N o o r d - A m e r i k a , is men voor archiefproblemen komen
11
te staan, waarvan de „ H a n d l e i d i n g " niet rept en die thans ook de onze beginnen te w o r d e n , ten deele dit reeds zijn. Is het daarom niet gewenscht bij een nieuwe uitgave der „ H a n d l e i d i n g " hiermede rekening te houden? Het is U bekend, dat het bestuur de leden aangespoord heeft wenschen ten aanzien van een nieuwen druk of uitgave kenbaar te maken. In het a n t w o o r d dat het van Mr. S. J. FOCKEMA ANDREAE mocht ontvangen meent het bestuur het geluid t e beluisteren, dat ik U zoo juist geschetst heb, een geluid dat ook uit enkele boekbesprekingen in den loopenden jaargang van het A r c h i e venblad heeft geklonken. Tot zijn vreugde heeft het bestuur de heeren Mr. ). P. W . A . SMIT, rijksarchivaris in Noordbrabant, en Mr. FOCKEMA ANDREAE voornoemd bereid gevonden over deze aangelegenheid aan het bestuur een prae-advies uit te brengen, dat het met g r o o t e belangstelling t e g e m o e t ziet. Mag ik thans Uw aandacht vragen voor eenige aangelegenheden, het archiefwezen in het algemeen rakende, die zich in het afgeloopen jaar hebben voorgedaan. Het Archievenblad b e v a t t e een bijdrage van de heeren Dr. O. W . A . PANHUYSEN en M. H. A . J. SCHRAMMEN over „ H e t archief der Provincie Limburg t o t 1 8 6 1 " , omwerking eener lezing, die de heer SCHRAMMEN voor de Studieclub voor Gemeentelijke D o c u m e n t a t i e heeft gehouden. In verband met de belangstelling, die bij archivarissen voor nieuwe archieven o n t w a a k t is, juich ik de verschijning dezer bijdrage in ons eigen orgaan ten zeerste toe. Dank zij het „ p l a n " van den heer E. J. T H . A . M. VAN EMSTEDE hebben de kleinere gemeentearchieven zich in bijzondere belangstelling mogen verheugen. De heer V A N EMSTEDE publiceerde „Richtlijnen voor de instelling en inrichting van provinciale archievendiensten voor het ordenen, beschrijven en voortdurend onderhoud der Nederlandsche gemeentearchieven". Hij wil belangstelling wekken voor de gewestelijke geschiedenis in het algemeen en voor de gemeentearchieven in het bijzonder, maar ook, en dat is in deze tijden een bijzonder loffelijk pogen, aandacht vragen voor het w e r k o b j e c t dat schuilt in de ordening en beschrijving der Nederlandsche gemeentearchieven in verband met de nijpende werkloosheid onder jongere intellectueelen. Zijn plan hier in bijzonderheden uiteen te zetten acht ik o v e r b o d i g ; voor zoover men het niet zelf bestudeerd heeft, heeft men het kunnen leeren kennen uit de critische beschouwingen die er aan gewijd zijn, eerst door Mr. MOMMERS in het Archievenblad en vervolgens door mejuffrouw Dr. A . O KERSBERGEN in een voor de Studieclub voor Gemeentelijke D o c u m e n t a t i e gehouden voordracht, g e t i t e l d : „ E e n i g e
12 beschouwingen over gemeentearchieven". Met mejuffrouw KERSBERGEN ben ik het eens, dat het voornaamste bezwaar tegen het plan van den heer VAN EMSTEDE is, dat het in het geheel geen rekening houdt met wat er in de verschillende provincies door toedoen van de inspecties op het gebied van ordening en inventarisatie van gemeentearchieven reeds gebeurd is, en ik onderschrijf haar meening, dat men eerder er naar moet streven de mogelijkheden, die in het bekende K. B. van 6 September 1919 verscholen liggen, ten volle uit te buiten of, zoo mogelijk, nog uit te breiden, „zoodat in alle provincies G e d e puteerde Staten beschikken over een inspecteur met een of meer deskundige archiefambtenaren". (Overdruk p. 18.) In de voordracht van mejuffrouw KERSBERGEN wordt verder een goed overzicht gegeven van het werk der provinciale inspecties in de verschillende provincies, zoowel ten aanzien van het oud- als van het nieuw-archief. Ook wordt daarin, naar het mij voorkomt, zeer juist het verschil tusschen het werk van den archivaris en dat van den „registrator", den verzorger der jongste, loopende archieven, gekenschetst : de eerste verricht „restauratie", de t w e e d e „nieuwbouw". Dit verschil brengt mede, dat er bij beide partijen niet altijd het juiste begrip voor elkanders arbeid is, hoewel de noodzakelijkheid daarvan zonder meer in het oog springt. Om bij ons archivarissen te blijven: het nieuwarchief van heden is oud-archief van morgen; inzicht hoe dit gevormd wordt, is voor ons van groot belang. Daarom dienen m. i. alle mogelijkheden om tot een beter begrip van elkanders arbeid te geraken, met beide handen te worden aangegrepen. Zulk een mogelijkheid nu doet zich voor bij de aangelegenheid waarvoor straks Uw aandacht zal worden gevraagd en die ik U verzoek vooral ook onder dit licht te willen bezien. De Studieclub voor Gemeentelijke Documentatie, die men als het genootschap der registraturen mag beschouwen, heeft besloten over te gaan tot het instellen van een examen ter verkrijging van een diploma van bekwaamheid in de gemeentelijke archiefverzorging, alsmede tot het ter hand nemen van de opleiding tot dat examen. Het ligt in de bedoeling aan de a.s. candidaten ook eenige kennis van de oudere archieven bij te brengen en het is hiervoor dat het bestuur der Studieclub contact met onze vereeniging gezocht heeft, o p d a t van onzentwege voor de gewenschte voorlichting inzake de oudere archieven gezorgd wordt. Het belang hiervan is gemakkelijk aan te toonen. De archieven van de 19e eeuw, waarmede de registraturen in de practijk het meest in aanraking zullen komen, staan dichter bij de oudere archieven dan bij de registratuur. Doordringing met de beginselen der archiefleer, zooals die voor ons gelden, zal hen bijv. weerhouden van het z.g. om- of terugwerken
13 van 19e eeuwsche archieven, waaraan meer dan één registrator zich in het vuur van zijn eersten ambtsijver bezondigd heeft. Ik hoop dan ook dat de samenwerking tusschen Studieclub en onze vereeniging tot stand komt. O n z e oud-ambtgenoot Dr. Mr. ). W. VERBüRGT heeft op de in 1938 gehouden bijeenkomst der Waalsche kerken in Nederland een voordracht over de archieven dier kerken gehouden, die ook in het Archievenblad gedrukt is. Hij bepleitte het instellen eener commissie met de opdracht een plan uit te werken met betrekking tot 1°. de bewaring dier archieven, 2°. het opsporen van stukken behoorende tot de archieven van opgeheven Waalsche kerken en 3°. de inventarisatie der archieven van het Waalsche kerkgenootschap in het algemeen en van iedere gemeente in het bijzonder. Onnoodig t e zeggen dat wij onzen oud-ambtgenoot bij zijn streven alle succes toewenschen, en dat ieder onzer, waar mogelijk, hem gaarne hulp zal bieden. W a t het Landsarchief te Batavia aangaat, een verordening, gelijk onze vereeniging die in haar adres aan den Gouverneur-Generaal bepleit heeft, is nog niet vastgesteld. Intusschen is het Landsarchief, blijkens het verslag van den Landsarchivaris over 1938, nader georganiseerd. In de daarvoor benoodige uitbreiding van personeel is door de benoeming van een adjunct-Landsarchivaris en een chartermeester voorzien. Wij wenschen onzen overzeeschen ambtgenoot met een en ander van harte geluk. Te betreuren valt slechts, dat voor de genoemde betrekkingen geen oproep in Nederland geplaatst is. Zonder twijfel toch zouden Nederlandsche archiefambtenaren, al dan niet reeds in functie, gesolliciteerd hebben. Uit het verslag dat onze op Ceylon werkzame ambtgenoote, mejuffrouw M. W . JURRIAANSE, heeft uitgebracht blijkt, dat de inventarisatie der Hollandsche archieven van Ceylon in overeenstemming met de daarvoor in Nederland door de „Handleiding" gestelde regels kan geschieden. Een feit dat ons niet anders dan verheugen kan. Van het meer algemeene tot het bijzondere overgaande, noem ik U allereerst het g o e d e nieuws, dat uit Maastricht tot ons kwam. Dank zij het Werkfonds is daar een uitbreiding van het Rijksarchief in zicht gekomen, waarvan de plannen ruim 20 jaar lang in overweging zijn geweest. Een uitbreiding, die een verbouwing, een restauratie en een nieuw-bouw omvat en die tot resultaat zal hebben, dat archivalia, personeel, dat van de inspectie inbegrepen, en publiek gelijkelijk g e b a a t zullen zijn. Zelfs zijn voorzieningen tegen lucht- en oorlogsgevaar ontworpen. Voorwaar een schoon resultaat, waarmede
14 wij onzen ambtgenoot, den Rijksarchivaris in Limburg, van harte geluk wenschen! Ook de Archivarfs van Amsterdam heeft resultaat kunnen boeken: G e d e p u t e e r d e Staten van Noord-Holland hebben bij besluit van 15 Februari 1939 (no. 59) hun goedkeuring gehecht aan de plannen tot verbouwing en uitbreiding van het gemeentearchief aan den Amsteldijk. Wie zich het ietwat zonderlinge debat herinnert, waartoe deze aangelegenheid in de vorige algemeene vergadering aanleiding gaf, zal zich over dit slot ten zeerste verblijden. Stellig zijn er nog andere ambtgenooten in den lande, die met soortgelijke resultaten g e b a a t zouden zijn. Mogen ook zij hun beurt zien naderen, vóórdat het lange wachten hen moedeloos heeft gemaakt ! De noodlottige brand op het huis Bergh - de gastvrije ontvangst aldaar in 1935 leeft in ons aller dankbare herinnering - heeft de beide archieftorens in den voorburcht gelukkig gespaard. De „personalia", tot welke ik thans genaderd ben, hebben betrekking op het Nederlandsch archiefwezen in het algemeen èn op onze vereeniging. Ik begin met de vermelding van het heuglijke feit, dat de waarnemende rijksarchivarissen thans tot het verleden behooren: met ingang van 1 lanuari 1939 zijn de heeren Mr. A. HAGA, Drs. j . A. BROUWER en Dr. G. W. A. PANHUVZEN tot effectieve rijksarchivarissen, resp. in Overijssel, Groningen en Limburg bevorderd. Hun allen onze hartelijke gelukwenschen ! De Staatsbegrooting voor 1939 voorzag nog in eenige andere bevorderingen, waarvan ik slechts die van de dames E. H. KORVEZEE en Mr. E. C. M. PRINS tot hoofdcommiezen bij het Algemeen Rijksarchief wil noemen. Aan al de bevorderden eveneens onze hartelijke gelukwenschen! De Rijksarchivaris in Friesland werd inderdaad in den loop van dit jaar met de benoeming van een chartermeester verblijd; ook als provinciaal inspecteur werd hem een ambtenaar t o e g e v o e g d . Wij verheugen ons van harte dat hij het werk in Friesland nu zóó kan aanvatten als hij dat al jaren lang gewenscht heeft. Enkele gemeenten zetten, door de benoeming van nieuwe functionarissen, de verzorging van hun archieven voort of namen die ter hand : Zierikzee, Heerlen en Sittard. De benoemingen zijn, zooals men dat in deze tijden helaas gewend is, voorloopig of op arbeidscontract; laat ons hopen dat zij op den duur tot definitieve en vaste zullen leiden. De Rijksarchivaris in Utrecht, |hr. Mr. B. M. DE JONGE VAN ELLEMEET, werd tot lid van den Hoogen Raad van Adel benoemd. Onzen oud-ambtgenoot Dr. J. DE HULLU, oud-archivaris aan het Algemeen Rijksarchief, thans weer in zijn geboortestreek, Zeeuwsch-Vlaanderen, woonachtig, wier verleden hij met zooveel liefde beschrijft, viel de late onderscheiding van het officierskruis der orde van Oranje-Nassau ten deel. De
15 Fransche regeering benoemde Dr. A. KESSEN, archivaris-bibliothecaris van Maastricht, tot „officier d' A c a d é m i e " als blijk van waardeering van de verdiensten, die onze ambtgenoot gehad heeft ten aanzien van de te Maastricht gehouden tentoonstelling : „Het Fransche Boek", tot wier welslagen de door hem beheerde schatten in ruime mate hebben bijgedragen. Mr. A. O BONDAM, oud-Rijksarchivaris in NoordBrabant en Gelderland, herdacht op 17 Juli 1939 zijn tachtigsten g e b o o r t e d a g . Van de oprichters onzer vereeniging is hij de eenige, die nog in leven is; Uw bestuur schaarde zich gaarne bij de velen, die hem op dien dag hun gelukwenschen aanboden. Als nieuwe leden traden tot onze vereeniging t o e mejuffrouw P. BEYDALS te Rotterdam en de heeren M. P. VAN BUYTENEN, ambtenaar ter provinciale inspectie in Friesland, te Leeuwarden, E. J. TH. A. M. VAN EMSTEDE, wetenschappelijk verzorger van het nieuw-archief der g e m e e n t e Roermond, Drs. L. E. M. A. VAN HOMMERICH, belast met het ordenen van het archief der gemeente Heerlen, en O TH. KOKKE te Nijmegen. Hun allen zij een hartelijk welkom t o e g e r o e p e n ! Mogen zij zich spoedig in onzen kring thuis voelen en ervaren dat onze vereeniging inderdaad een hechten band tusschen ons allen weet te leggen. Aan onzen kring ontvielen door den dood de oud-ambtgenooten Dr. P. M. E. DOPPLER, oud-Rijksarchivaris in Limburg, F. A. HOEFER, oud-archivaris der gemeente Hattem en ALBERT OLTMANS, verbonden geweest aan de rijksarchieven in Drente en Gelderland. Figuren van zeer verschillenden aanleg en aard, doch gelijk in liefde voor het ambt, dat het hunne g e w e e s t is. Hun nagedachtenis zal onze vereeniging in eere houden. Ook ging heen de heer P. VISSER, die na het overlijden van Mr. DUPARC jaren lang de afdeeling Kunsten en W e t e n s c h a p p e n van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen beheerd heeft. Voor zijn persoon heb ik steeds de grootste achting gekoesterd en zijn overlijden, na een leven van harden arbeid, heb ik oprecht betreurd. W a t ik dan nu ga zeggen, geldt niet voor hem doch voor ons. De bemoeiingen der Regeering voor zoover door „Kunsten en W e t e n s c h a p p e n " behartigd, hebben zich tijdens het beheer van den heer VISSER en diens voorganger ontzaglijk uitgebreid. Waren ten tijde van VICTOR DE STUERS, naast de archieven en de Koninklijke Bibliotheek, de musea en eenige zorg voor monumenten de voornaamste aangelegenheden der afdeeling, nadien dijde dit laatste uit tot kunstzorg in veel ruimeren zin. Bovendien namen de bemoeiingen met de monumenten en de musea door de talrijke restauraties van voorname bouwwerken en door de groote buitenlandsche tentoonstellingen van Nederlandsche kunst zéér in omvang en belang toe, en, wat meer zegt, het waren bemoeiingen, die veel
16 meer tot het groote publiek spraken dan het stille werk, dat door ons archivarissen verricht wordt. Het gevolg is geweest, dat dit laatste, vergeleken bij vroeger, op den achtergrond raakte. Ik zou daaruit voor ons zelf de conclusie willen trekken, dat wij niet alleen ons ambtswerk zoo voortreffelijk mogelijk moeten doen, doch tevens alle problemen van wijdere strekking, die zich daarbij voordoen, moeten aanpakken en tot oplossing trachten te brengen. Kortom,' WIJ moeten meer van ons doen spreken en aldus in ruimeren kring de aandacht op ons werk en het belang daarvan vestigen.
Afdeeling van Rijksarchiefambtenaren. Verslag van de twee en twintigste Afdeelingsvergadering, gehouden 16 September 1939 in het Raadhuis te 's-Gravenhage. De voorzitter opent te ruim half twaalf de vergadering. Aanwezig zijn 16 leden en de vertegenwoordiger uit het Hoofdbestuur. De voorzitter brengt verslag uit over het afgeloopen Vereenigingsjaar. De in zijn vorig verslag in uitzicht gestelde verbeteringen in het Rijksarchiefwezen, t.w. de bezetting der Rijksarchivarisplaatsen in Groningen, Drente, Overijsel en Limburg en die der chartermeesterplaatsen in Overijsel en Friesland waren tot stand gekomen. Hiermede is een groot deel van de in de eerste crisisjaren ontstane achterstand ingehaald. Tot bijzondere werkzaamheden van het bestuur bestond geen aanleiding. Vervolgens brengt de penningmeester verslag uit. Het batig saldo blijkt te zijn gestegen tot f 89.07. Inplaats van Dr. HEERMA VAN VOSS, die niet herkiesbaar is, wordt tot voorzitter gekozen Dr. HAGA, die tevens wordt aangewezen als vertegenwoordiger in het Hoofdbestuur. In zijn plaats wordt als plaatsvervangend bestuurslid gekozen Drs. J. A. BROUWER, De overige functionarissen worden alle herkozen. De rondvraag geeft een negatief resultaat. Hierna sluit de voorzitter de vergadering.
17
Afdeeling van G e m e e n t e - en Waterschapsarchief ambtenaren. MEDEDEELING VAN HET BESTUUR. B e r i c h t v a n d e n P e n n i n g m e e s t e r . — De leden die hun jaarlijksche bijdrage over 1939-1940 à f2.50 nog niet hebben betaald, zullen den penningmeester aan zich verplichten, indien zij hem vóór / Februari 1940 het bedrag willen toezenden door storting op of overboeking naar postrekening 24214 ten name van Mr. A. LE COSQUINO DE BUSSY (onder vermelding van: ten behoeve van afd. g e m e e n t e - e n waterschapsarchiefambtenaren) en het bewijs van storting of overschrijving als kwitantie willen beschouwen. Na / Februari 1940 zal over de nog niet betaalde bedragen, alsdan verhoogd met de kosten van invordering ad f 0.15, worden beschikt.
Verslag van de een en twintigste
Afdeelingsvergadering
op Zaterdag 16 September 1939 ten Gemeentehuize te 's Gravenhage. Aanwezig 15 leden. De voorzitter, Dr. E. WIERSUM, opent de vergadering te 11.30 v.m. en heet de aanwezigen welkom. Naar gewoonte wordt van het voorlezen van de notulen der vorige vergadering, gezien het feit dat zij reeds in druk in het Archievenblad verschenen zijn afgezien, waarop de voorzitter overgaat tot het uitbrengen van het jaarverslag. Er is in het afgeloopen jaar weinig vermeldenswaards g e b e u r d ; van belang is echter het verschijnen van den index op het Archievenblad, welke nuttige uitgave spoedig door den gemeentelijken archiefgids gevolgd moge worden. Ten aanzien van het rapport, dat Mr. BEYERMAN, afgevaardigde van de afdeeling in de Centrale, uit zou brengen over zijn besprekingen inzake de weinig bevredigende toestanden op het gebied der salarieering van verscheiden gemeente-archivarissen deelt de voorzitter Nederlandsch
Archievenblad
1939-1940
o
18
19
mede, d a t de heer BEYERMAN, omdat hij onder de wapenen geroepen is, dit verslag niet heeft kunnen uitbrengen '). A a n de orde is daarna het verslag van den penningmeester, die met ter vergadering aanwezig is maar schriftelijk bericht heeft, dat de geldmiddelen per afdeeling er gunstig voor staan. D e voorzitter n o o d i g t daarop Mej. BEYDALS en Mr. V A N 'T HOFF uit, als kasnazieners
op t e treden. Na onderzoek brengen zij verslag van hunne bevindingen i l i t ; het b l „ k t d a t de kas z o o w e l als de daarbij behoorende bescheiden in orde z „ n . Na een w o o r d van dank aan den penningmeester voor het door hem gevoerd beleid dankt de v o o r z i t t e r ook de kasnazieners voor hunne bemoeiing. Vervolgens w o r d t overgegaan t o t de rondvraag. D e voorzitter w.ist er o p , d a t verscheiden leden ongetwijfeld gaarne wenschen t e w e t e n , w a t er door de beheerders van archieven gedaan w o r d t t e r beve.ligmg van hunne archieven in oorlogstijd. Mej. RUYS acht het beter de besprekingen hierover t o t de A l g e m e e n e vergadering 's m i d dags u,t t e stellen, aangezien het nemen van maatregelen t e r beveiliging op de agenda v o o r k o o m t . D e heer MOLL stelt voor, d a t ieder der aanwezigen m beknopten vorm zal mededeelen w a t er reeds door hem of haar op d i t gebied is gedaan. Het blijkt d a t nog geen evacuatie van archieven heeft plaats gehad, hoewel door bijna alle beheerders maatregelen genomen zijn om daartoe in tijd van nood binnen den kortst mogelijken tijd over te g a a n ; uit enkele depots z.)n eenige b.,zonder waardevolle stukken reeds in veiligheid gebracht De heer MOLL vraagt of men gerechtigd is thans de archieven door evacuatie voor het publiek ontoegankelijk t e m a k e n ; in het algemeen bli,ken er geen voorstanders van evacuatie zonder dwingende noodzaak t e zijn. D e heer V A N DER POEST CLEMENT stelt een enquête onder de beheerders van G e m e e n t e - en Waterschapsarchieven op d.t gebied voor, waarvan het resultaat in het A r c h i e v e n b l a d o p g e nomen zou kunnen w o r d e n . A l l e n stemmen hiermede in. De voorzitter sluit hierna de vergadering t e 12.30 uur.
) De heer BEYERMAN deelt mij in een brief van 2 October uit zijn oarnizoens Plaats m ede, dat h„ de vergadering van de Centrale op 3 uni nie heeft kunnen" bezoeken. Het beste zal nu wel zijn te wachten tot de vergadering der c t n ï a l e in 1940
E. W.
De
Nederlandsche gewestelijke kaarten en stedeplattegronden vervaardigd door Jacobus van Deventer. ')
In de zestiende eeuw is de kartografie - de kunst om kaarten t e maken — ontstaan en t o t ontwikkeling gekomen, eerst in de Nederlanden, iets later in Italië, o m zich vervolgens over andere landen t e verbreiden. V ó ó r het jaar 1520 zijn geen d e t a i l - k a a r t e n , die dien naam verdienen, nawijsbaar. O n d e r de Nederlandsche kartografen van d i t eerste tijdvak neemt JACOBUS VAN DEVENTER een bijzondere plaats in. D o o r hem is v o o r
de
eerste maal het g r o o t s t e deel van de Nederlandsche gewesten in overzichtelijke, kaartbeelden weergegeven. N o g belangwekkender is de reeks plattegronden van de honderden steden van de zeventien gewesten van KAREL V , die als het ware een fotografische weergave zijn van die steden uit de jaren vóór den opstand. O o k voor de t o p o g r a f i e van elke stad afzonderlijk zijn die plattegronden zeer w a a r d e v o l . M e t recht kunnen het leven en de werken van V A N DEVENTER dus aanspraak maken o p de belangstelling van historici en archivarissen. D e naam van den geograaf doet reeds dadelijk vermoeden, dat hij in Deventer is geboren. V o o r mij als archivaris van de stad Deventer was de naam en de waarschijnlijke geboorteplaats inderdaad de aanleiding om een meer diepgaande studie van V A N DEVENTERS leven en werken t e maken. Het hier behandelde onderwerp valt echter .geheel buiten de plaatselijke sfeer van de stad Deventer. V A N DEVENTER kan een nationale Nederlandsche figuur genoemd w o r d e n , waarbij het adjectief „ N e d e r l a n d s c h " gebruikt w o r d t als behoorende bij de 17 Nederlandsche gewesten van KAREL V en niet in de moderne beteekenis, waarbij men bij Nederlandsch aan de Noordelijke en bij Belgisch aan de Zuidelijke Nederlanden van de 16de eeuw denkt. D e bronnen, die licht verspreiden over JACOBUS VAN DEVENTER zijn ook gelijkelijk over het Zuiden en het Noorden verdeeld. In het archief van de stad Deventer bestaat, voor zoover bekend, geen enkel stuk, ') Voordracht gehouden ter Algemeene Vergadering te 's-Gravenhage 16 September 1939. Mijn voornemen is binnenkort een uitvoeriger artikel over jacobus van Deventer te publiceeren met zoo volledig mogelijke vermelding van de uitgebreide en zeer verspreide literatuur en met afdruk van een aantal, meest onuitgegeven, oorspronkelijke documenten. De voornaamste literatuur over Van Deventer wordt vermeld door Dr. F. C. WIEDER in zijn : Nederlandsche historisch-geographische documenten in Spanje; Hoofdstuk I I I : De topographie der Nederlanden onder Spaansche leiding; het stedeboek van lacobus van Deventer (Tijdschrift Kon. Aardrijkskundig Genootschap, 2de serie, deel XXXII (1915), blz. 145 en overdruk (met nieuwe pagineering), blz. 67. Zie verder: Nederlandsche steden in de 16e eeuw. Plattegronden van Jacob van Deventer. Facsimile-uitgave met een inleiding van R. FRUIN, rijksarchivaris ('s-Gravenhage 1916—1923).
20
21
waarin zijn naam voorkomt. De mij bekende stukken, die het leven en bedrijf van onzen geograaf toelichten, zijn te vinden in het Algemeen Rijksarchief te Brussel, in het Algemeen Rijksarchief in den Haag, in de Rijksarchieven te Zwolle, Arnhem, Leeuwarden en Middelburg en in de stadsarchieven van Dordrecht, Antwerpen, Mechelen, Kampen en Keulen en tenslotte in het archief van het Hoogheemraadschap Delfland te Delft. JACOBUS VAN DEVENTER heeft zijn leven en zijn werken eveneens getrouwelijk over het Noorden en het Zuiden verdeeld. Hij is geboren in Deventer of althans in de omgeving van Deventer. Al spoedig is hij naar Brabant getrokken. Misschien is hij te identificeeren met „Jacobus lantmetere de Mechlinia", dus Jacob de landmeter uit Mechelen, die 31 Augustus 1523 als student in de Leuvensche Universiteit werd ingeschreven '). Daar zal hij zeker innig contact hebben gehad met GEMMA FRISIUS, een beroemd medicus, tegelijk een vermaard mathematicus en geograaf 2 ). Deze op het eerste oog wonderlijke combinatie van kundigheden was toen ter tijde normaal 3 ). Voor een g o e d e uitoefening van het medisch beroep werd een grondige wiskundige kennis noodig geacht. Het uitoefenen van het medisch beroep gaf een finantiëele grondslag aan het bestaan, daar het beoefenen van de wiskunde nu eenmaal moeilijk lucratief te maken is. In dezen tijd werd juist door GEMMA FRISIUS een aanvang gemaakt met een meer wetenschappelijke beoefening van de astronomie en de geografie. In 1533 verscheen zijn werkje: „Libellus de locorum describendorum ratione". In dit boekje wordt eigenlijk de grondslag voor een soort triangulatiemethode gegeven. Bekend is het voorbeeld, dat gegeven wordt 4 ). Men beklimt eerst den toren van Antwerpen en meet vandaar de hoeken, die gevormd worden door de meridiaan met de richting naar de torens van Brussel, Leuven, Mechelen enz. Dan beklimt men den toren van Brussel en doet daar hetzelfde. Wanneer de afstand tusschen Brussel en Antwerpen dan bekend is, kan met behulp van de aldus verzamelde gegevens de plaats bepaald worden van de andere steden, zonder dat men naar die ändere steden toegaat. Dezelfde methode kan op kleinere schaal t o e g e p a s t worden bij het maken van
stadsplattegronden en zonder deze kennis, die omstreeks 1530 in Leuven gedoceerd werd, is de kartografische werkzaamheid van mannen als JACOBUS VAN DEVENTER en MERCATOR, die ook in Leuven onder het gehoor van GEMMA FRISIUS was, ondenkbaar. Opmerkelijk is, dat in de vroegste levensbeschrijving van JACOBUS VAN DEVENTER ') van hem ook getuigd wordt : „war erstlich ein Professor Medicinae, darnach Matheseos, b e g a b sich aber fürnemlich und mit solchem fleisz auf die Cosmographey, dasz er sampt den fürnembsten Weltbeschreibem Königs PHILIPPI mit einer Järlichen Renthen verehrt ward." Dus ook hij was eerst praktizeerend geneesheer, daarna mathematicus en hij kwam via de mathematica en misschien via het practische landmetersberoep in de geografie terecht. Het is mij niet bekend geworden, waar JACOBUS VAN DEVENTER praktizeerend geneesheer is geweest. Ik ben geneigd het eerst te denken aan Mechelen, maar onder de stadsdoctoren te Mechelen van het tijdvak wordt hij niet aangetroffen. Misschien is hij te Antwerpen, waar hij bij zijn dood goederen bezat, medicus geweest. Dit zijn echter slechts gissingen. Vasten grond krijgen wij pas onder de voeten in 1537 in welk jaar blijkens een rekeningpost door den Raad van Brabant 4 pond aan JACOB VAN DEVENTER werd uitbetaald voor een door hem aangeboden kaart van dat gewest 2 ). Hij was dus toen nog in Brabant en wel blijkt uit verspreide gegevens, dat hij zijn hoofdkwartier had opgeslagen t e Mechelen, waar zijn vrouw, BARBARA SMETS, ook deel had aan de levendige kartografische bedrijvigheid daar ter stede. Over „Het Mechelsche midden van kaartenmakers, JABOB VAN DEVENTER, HENDRIK TERBRUGOEN, PETER DRAECX en anderen" heeft Dr. DENUCé in 1912 geschreven in zijn werk over: De Oud-Nederlandsche Kaartmakers in betrekking met PLANTIIN3). Mechelen was de zetel van den Grooten Raad, het hoogste gerechtshof van de Nederlanden. Het werd toen al gebruikelijk om bij jurisdictiegeschillen en bij twisten
') HENRI DE VOCHT : Inventaire des archives de l'Université de Louvain 1 4 2 6 1797 aux Archives générales du Royaume à Bruxelles (Louvain, 1927), no. 23, p. 312 vo. 2 ) GEMMMA FRISIUS werd geboren te Dokkum 8 December 1508 en overleed te Leuven 25 Mei 1555. In 1528 promoveerde hij te Leuven. Zie over hem: F. VAN ORTROY: Bio-bibliographie de GEMMA FRISIUS, fondateur de l'école belge de géographie (Académie royale de Belgique, classe des lettres etc. Mémoires, collection in 8°, 2me série, tome XI, Bruxelles 1920) en Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek VI (1924), kolom 5 5 6 - 5 5 7 . 3
)
VAN ORTROY,
P.
17-20.
4
)
VAN ORTROY,
P.
58.
!) Te vinden op de achterzijde van den plattegrond van de stad Deventer, voorkomende in het stedenboek van HOGENBERG en BRAUN : Civitates orbis terrarum. Voor deze aanhaling raadpleegde ik een exemplaar met Duitschen tekst, berustende in de Universiteits-Bibliotheek te Leiden (1257 C. 1 5 - 1 6 ) . In de latijnsche uitgave luidt de tekst: „. . . . qui initio artem medicam professus, Mathesin deinde, et potissimum Geographiam ita coluit, ut inter primos Philippi Regis Cosmographos, honestissima pensione annua donatus 2 ) Brussel, Algemeen Rijksarchief, archief rekenkamer, no. 21719, rekening 1 O c t . 1 5 3 6 - u l t i m o Sept. 1537, hiervan folio XXIV. De tekst is gedrukt door A. PlNCHART in de Messager des sciences historiques (1859), p. 278 = Archives des arts etc. Il (1863), p. 63. 3 ) Uitgaven der Antwerpsche bibliophilen, nos. 27 en 28 (Antwerpen en ' s - G r a venhage, 1912-1913), deel 1, Hoofdstuk IV,
22
23
over grenzen, vischrechten e. d . kaarten als bewijsmateriaal t e g e bruiken, zoodat hier een centrum van opdrachten voor het maken van kaarten was. Verder w a s Mechelen bijzonder gunstig gelegen midden tusschen Brussel, den zetel van het centrale bewind en A n t werpen, de wereldzeehaven in opkomst. Het is dan o o k niet verwonderlijk, d a t JACOBUS VAN DEVENTER, wanneer niet zijn kartografische werkzaamheden hem naar elders riepen, steeds weer naar Mechelen terugkeerde. Verder heeft hij o o k in D o r d r e c h t omstreeks 1545 w a t langer verblijf gehouden. En tenslotte is hij, toen Mechelen in 1572 door de Spaansche troepen geplunderd w e r d , naar Keulen uitgeweken, waar hij in Mei van het jaar 1575 is gestorven.
beschouwing is d i t w e l verklaarbaar. Immers de bedoeling, waarmede de o p d r a c h t t o t het maken van de kaart w e r d gegeven, w a s het belang van het bestuur om een zoo g o e d mogelijke kaart t e bezitten, die bij grensgeschillen, jurisdictiegeschillen en dergelijke als bewijsstuk k o n worden gebruikt. D i t z e l f d e belang bracht mede, dat anderen dan belanghebbenden niet de beschikking over zulk een kaart hadden. Daarom w e r d afgesproken, d a t de kaart slechts in enkele exemplaren zou worden vervaardigd en werden maatregelen genomen, dat geen exemplaren in handen van derden zouden komen. D e bewaard g e bleven opdracht aan V A N DEVENTER t o t het maken van een kaart van Delfland vermeldt b.v. uitdrukkelijk, dat aan den heemraden 6 exemplaren moesten worden geleverd. N o g duidelijker k o m t deze bedoeling van den opdrachtgever uit
Dit
is
het
leven
van
JACOBUS
VAN DEVENTER in v o g e l v l u c h t .
Wij
laten nu w a t uitvoeriger bijzonderheden over zijn werken volgen.
in een ander g e v a l .
W i j kunnen deze werken gevoegelijk in drie groepen verdeelen. Eerst zijn kaarten van Nederlandsche gewesten, Brabant, Holland, G e l d e r l a n d , Friesland en Zeeland, allen door hem gemaakt in de jaren tusschen 1536 en 1547. In de t w e e d e groep kunnen wij eenige detailkaarten samenvatten, een kaart van Delfland, waarvan geen enkel exemplaar bewaard is gebleven, een kaart van de ,,gaten waar men in en uit kan z e i l e n " , dus een kaart van de toegangswegen van zee t o t het Hollandsche binnenland, waarvan evenmin een exemplaar bekend is '), een kaart van het toen pas ingedijkte Bildt in Friesland,
d o o r Dr. Avis aan JACOB VAN DEVENTER t o e g e s c h r e v e n , dan
waarschijnlijk eenige kaarten uit de omgeving van D o r d r e c h t , vervaardigd naar aanleiding van geschillen, die voor den Hoogen Raad te Mechelen werden behandeld, en tenslotte een hoogst merkwaardigen plattegrond van de stad D o r d r e c h t . D e derde groep is de serie van ruim 200 stadsplattegronden, in o p d r a c h t van het centrale bestuur vervaardigd tusschen 1555 en 1575. Schenken wij eerst onze aandacht aan de eerste groep, de kaarten van Nederlandsche gewesten. A l deze kaarten zijn vervaardigd in opdracht van het centrale of het gewestelijke bestuur. V a n de oorspronkelijke, door V A N DEVENTER aan zijn opdrachtgevers geleverde exemplaren is, voor zoover bekend, geen enkel exemplaar bewaard gebleven. Op
het eerste gezicht
lijkt d i t verwonderlijk,
Toen in 1548 aan JACQUES SURHON, een g e o g r a a f
uit Bergen in Henegouwen, o p d r a c h t w e r d gegeven t o t het maken van een kaart van Henegouwen, w e r d uitdrukkelijk verlangd, dat hij drie kaarten moest afleveren, zonder dat hij die kaarten aan anderen zou mogen toonen of mededeelen en zonder dat hij aan anderen zou mogen toestaan uittreksels van die kaart te maken. SURHON moest een beëedigde verklaring afleggen, dat hij zich hieraan zou houden 1 ). Dus de oorspronkelijk met de hand geteekende exemplaren w e r d e n gewoonlijk slechts in enkele exemplaren gemaakt. Deze exemplaren waren meest van g r o o t formaat, w a t o o k voor langdurige bewaring niet bevorderlijk was. Tenslotte heeft steeds de neiging bestaan, o m , als men betere nieuwe kaarten had, de oude w e g t e gooien. Aldus is verklaarbaar, dat t o t heden t o e nog geen enkel exemplaar van de oorspronkelijke gewestelijke kaarten voor den dag is gekomen. Naast d i t belang van het rechthebbende bestuur k o m t echter in den loop van de zestiende eeuw steeds meer naar voren de meer algemeene belangstelling van een handeldrijvend publiek, de meer o n t w i k k e l d e burgerij. Er ontstond in ruimeren kring vraag naar kaarten en het was het finantiëele belang van de kaartmakers, dat aan dezen vraag k o n w o r d e n voldaan. Z o o ontstond de behoefte aan een procédé om kaarten t e kunnen vermenigvuldigen, Men vond d i t eerst door de meer primitieve houtsnede, later in meer geperfectioneerden vorm door de kopergravure. V o o r beide
maar bij nadere
') Het is mogelijk, dat de in liet Haagsche Algemeen Rijksarchief berustende handschriftkaart van Noord-Holland c. 1536, gereproduceerd in het Tijdschrift van het Kon. Aardrijkskundig Genootschap, 2de serie, deel XXXV (1918), blz. 489, no. 2, plaat V, met deze kaart geïdentificeerd kan worden.
l) sans à jamais en povoir faire d'autres, pourveu gu'il ne pourra monstrer," communiquer, ny bailler exemple d'icelles cartes ny en lalisser prendIre extraict quelconque à cui que ce soit " . Gedrukt door A. PlNCHART in de Messager des sciences etc. (1856), p. 177 = Archives des arts etc., Ire serie, tome I (1860), p. 199.
24
25
procédé's was n o o d i g , dat het formaat van de kaarten w a t kleiner w e r d en aldus werden de kaarten ook beter verkoopbaar. Het is bekend '), dat de gewestelijke kaarten van JACOBUS VAN DEVENTER vóór 1546 als kopergravures zijn uitgegeven t e Mechelen. O o k van deze uitgave is alweer geen enkel exemplaar t o t ons gekomen. Exemplaren hebben echter als voorbeeld voor andere nadrukken gediend.
W e l k e is de waarde van deze k a a r t e n ? Naar moderne begrippen niet zoo erg g r o o t . De ligging van de plaatsen, de loop van de rivieren en de grenzen, dit alles w o r d nogal schetsmatig en niet al te nauwkeurig aangegeven. W e g e n zoekt men op deze kaarten vergeefs. O p de kaart van Gelderland staat een bijschrift, waarin V A N DEVENTER verklaart, dat de plaatsen, waar geen kringetje in het vignet door hem is geplaatst door hem niet bezocht zijn en dat hij niet w i l instaan, dat hij van die plaatsen de juiste ligging heeft aangegeven, daar de toegang t o t die plaatsen voor hem niet vrij stond. Deze mededeeling pleit voor de nauwkeurigheid van den geograaf in het a/gemeen en wij mogen aannemen, dat hij dus als regel w è l de op een k a a r t opgenomen plaatsen bezocht. D a t hij vóór 1543, t o e n hij de kaart van Gelderland maakte, niet in alle deelen van Gelderland t o e g a n g had, is t e verklaren uit den staatkundigen t o e s t a n d , toen immers de strijd tusschen KAREL V en GELRE nog niet geëindigd was. Uit de o p d r a c h t aan KAREL V , die op de kaart v o o r k o m t , blijkt, dat de kaart op last van KAREL V gemaakt is.
Het meest bekend is de Italiaansche uitgave van Tramezini van 1558, in koper gegraveerd door JACOBUS BOSSIUS, blijkens zijn naam een Nederlander. In 1897 zijn deze kaarten gereproduceerd door FREDERIK MULLER in A m s t e r d a m 2 ) .
Van de kaarten van Brabant enz. hebben ook andere uitgaven bestaan, soms iets later in jaren, maar meer getrouwelijk de oudste uitgave volgend. Z o o zijn de steden en dorpen daar nog met kerktorens aangegeven en niet met kringetjes, ook is het formaat van die uitgaven grooter. D e vrijwel unieke exemplaren van deze meer primitieve uitgaven bevinden zich in de bibliotheken t e Breslau en W o l f e n b ü t t e l en ze zijn aan het licht gekomen door de onderzoekingen van WALTER RüGE, die systematisch alle Duitsche bibliotheken naar oude kaarten heeft a f g e z o c h t 3 ) . O m s t r e e k s 1570 worden in A n t w e r p e n door MERCATOR en ORTELIUS de eerste verzamelwerken met kaarten uitgegeven, die men sindsdien at/assen is blijven noemen. In de eerste uitgaven van ORTELIUS' „ T h e a t r u m Orbis t e r r a r u m " (1570 en volgende jaren) komen V A N DEVENTER'S kaarten van Brabant, Zeeland en Holland vóór. ') O.a. uit d e mededeeling i n : O p u s c h r o n o g r a p l i i c u m orbis universi . . . Petro O p m e e r o a u c t o r e ( A n t v e r p i a e , 1611), foiio 486 ad annum 1546: „Jacobus d e Daventria Mechliniae Caliographias (lees calcographias, d i t zijn kopergravures) Brabantiae, H o l landiae, aliarumque Belgii regionum nunc e d i t : c u m antea Flandriae chartam evulgasset Gerardus M e r c a t o r Rupelmundanus : sicque t a n d e m expressae f u e r u n t omnes Belgii ditiones " 2 ) Remarkable maps of t h e X V t h , X V I t h and XVIIth c e n t u r i e s r e p r o d u c e d in their original size, V - V I , nos. 15 (Holland), 16(Friesland). 17 (Gelderland) en 18(Brabant). 3 ) W . RUOE: A e l t e r e s kartographisches Material in deutschen Bibliotheken ( N a c h richten K ö n . G e s . der W i s s e n s c h a f t e n zu G ö t t i n g e n , Philol. historische Klasse) 1904 S. 1 - 4 0 : Reisebericht I und I I ; 1906, S. 1 - 3 9 : Reisebericht I I I ; 1 9 1 1 , S 3 5 - 1 6 6 ' Reisebericht I V ; 1916, Beiheft, S. 1 - 1 2 8 : Reisebericht V . Kaart van B r a b a n t : RÜGE, V , S. 36, no. 4 1 . Kaart van Holland : RÜGE, V . S. 35, no. 40, g e r e p r o d u c e e r d door WIEDER in Tijdschr K o n . A a r d r . G e n . , 2 d e serie, deel X X X V (1918), blz. 4 9 1 , no. 3, plaat 6. Kaart van G e l d e r l a n d : RUGE, I, S. 26, no. 43, v g l . Dr. |. G . A V I S : |acob ran D e v e n t e r s kaart van G e l d e r l a n d in 1556 (Gelre, Bijdr. en M e d e d , X X X V I I I (1935), AIZÙ 1 4 9 . - 1 5 7 , m e t r e p r o d u c t i e van een gedeelte van de kaart. In het Rijksarchief t e A r h e m is een f o t o van d e geheele kaart aanwezig. Kaart van F r i e s l a n d : RUGE, V , S. 37, no. 42. Kaart van Z e e l a n d : RUGE, V , S. 38, n o . 45, g e r e p r o d u c e e r d in M. VAN EMPEL en H. PIETERS: Zeeland door de eeuwen heen ( 1 9 3 3 - ) , t e g e n o v e r blz. 117.
W i j moeten echter bij de beoordeeling van de kaarten den tijd van ontstaan in aanmerking nemen. Dan is het t o c h al dadelijk een prestatie, dat door één man, zij het nog zoo schetsmatig, in kaart werden gebracht, Brabant, Holland, Gelderland, Friesland en Zeeland. O n z e bewondering stijgt, als wij waarnemen, dat de kaart van Brabant niet alleen de t e g e n w o o r d i g e Belgische provincie Brabant omvat, maar ook de provincies A n t w e r p e n en Limburg en de Nederlandsche provincie Noord-Brabant, in één w o o r d het geheele gebied omsloten door de Schelde en Sambre in het Zuiden en W e s t e n en door de Maas van Namen over Maastricht en Grave naar Heusden. D e kaart van Holland omvat o o k de provincie Utrecht, de kaart van Gelderland ook weer Utrecht en Overijsel, en de kaart van Friesland ook Groningen, Drente en Overijsel. Praktisch is dus het g r o o t s t e deel van de 17 Nederlandsche gewesten door V A N DEVENTER voor de eerste maal in overzichtelijke kaarten weergegeven. Ongeveer terzelfder tijd was het Graafschap Vlaanderen door den beroemden GERARD
MERCATOR
in kaart g e b r a c h t ') en de gebroeders SURHON ver-
vaardigden kaarten van A r t o i s , Henegouwen, Namen en Luxemburg. Hiermede bestond de grondslag voor één overzichtskaart van de 17 Nederlandsche gewesten. Inderdaad werd zulk een kaart door V A N DEVENTER gemaakt 2 ). Zeer waarschijnlijk heeft deze kaart als ') Ten o n r e c h t e w o r d t in FREDERIK MÜLLERS r e p r o d u c t i e u i t g a v e o o k ï r a m e z i n i ' s kaart van Vlaanderen op naam van V A N DEVENTER g e s t e l d , w e l k e vergissing later d o o r anderen is o v e r g e n o m e n . ( V g l . blz. 24, noot 1 en 2). 2 ) In 1552 leverde hij aan het stadsbestuur van A n t w e r p e n „ e e n c a e r t e van alle d e landen van herwaertsovere, m e t o o c k alle de f r o n t i e r e n van dezelve l a n d e n . " ( A n t w e r p e n , stadsarchief, t r e s o r y , no. 1213, f o l . 161).
26
27
voorbeeld gediend voor de kaart van de Nederlanden voorkomend in GUICCIARDINI'S beschrijving van de. Nederlanden.
Nergens vindt men een dergelijke reeks volgens uniforme regels geteekende stadsplattegronden, die zich zoo uitstekend leenen t o t onderlinge vergelijking van steden en tegelijk door hun nauwkeurigheid voor de topografische geschiedenis van elke stad afzonderlijk zoo bij uitstek bruikbaar zijn. Z o o merkwaardig de kaarten zélf zijn, zoo curieus en wisselvallig, men zou haast zeggen romantisch, zijn de lotgevallen van deze kaartencollectie geweest. Immers besteld door het Spaansche gouvernement met het doel de strategie van de troepen te vergemakkelijken, k w a m de collectie pas in handen van het gouvernement nà 1575, nà den d o o d van JACOBUS V \ N DEVENTER, maar ook n a a f l o o p van de beslissende v e l d t o c h t e n van 1572 en volgende jaren. Praktisch nut hebben de kaarten in hun tijd dus niet gehad. Maar niettemin heeft de reeds gesignaleerde geheimzinnigheid van hen, die t o t het maken van kaarten opdracht gaven, veroorzaakt, dat gedurende meer dan 300 jaar geen onbescheiden o o g de kaarten heeft aanschouwd. Zelfs het bestaan van de collectie was men vrijwel vergeten. M e t een enkel w o o r d moge ook hier het wederopduiken van de c o l l e c t i e in de vorige eeuw, bekroond door de reproductie van de kaarten, waardoor ze nu weer algemeen bekend zijn, worden gememoreerd. ')
O v e r de t w e e d e groep van kaarten kunnen wij kort zijn. Betreffende de kaart van Delfland zijn w è l in het archief van het Hoogheemraadschap bewaard de stukken, die op de opdracht b e trekking hebben ')• Maar van de zes exemplaren, die het Hoogheemraadschap bestelde, is geen enkel exemplaar bewaard gebleven. Na de herordening van het archief van Delfland door Mejuffrouw Ruys moeten wij helaas w e l de hoop opgeven, dat in Delft nog een exemplaar voor den dag zal komen. O o k van de kaarten van de zeegaten en van de omgeving van D o r d r e c h t is alleen bekend, dat ze bestaan hebben. W a a r geen exemplaar t o t ons is gekomen zal ik hierover verder niets mededeelen. O v e r de kaart van het Bildt, berustend in het A l g e m e e n Rijksarchief kunnen wij verwijzen naar een studie van Dr. Avis. 2 ) Een overgang naar de reeks stadsplattegronden door JACOBUS VAN DEVENTER in opdracht van het centrale gouvernement vervaardigd, vormt de zeer merkwaardige plattegrond van D o r d r e c h t , door hem in 1545 gemaakt in opdracht van het stadsbestuur. V r e e m d genoeg w o r d t in de uitgebreide moderne literatuur over de Nederlandsche kartografie w è l soms vermeld, dat vroeger een c o p i e uit de 17de eeuw op het stadhuis aanwezig was, maar men volstaat met die mededeeling, hetgeen suggereert, dat die copie, evenals het origineel, niet meer bestaat. D e c o p i e is echter aanwezig op de plaats, waar men haar het eerst zoeken z o u , n.l. in het Gemeentearchief t e D o r d r e c h t en is beschreven door Mr. OVERVOORDE 3 ), en eenige malen opnieuw in de 19de eeuw g e c o p i ë e r d , welke moderne copieën ook in het Gemeentearchief te D o r d r e c h t aanwezig zijn. Schenken wij nu onze aandacht aan het meest belangrijke g e o grafische werk van V A N DEVENTER, de meer dan 200 plattegronden van Z u i d - en Noord-Nederlandsche steden, door hem vervaardigd tusschen 1555 en 1575, allen op gelijke schaal geteekend en naar het noorden georiënteerd, een verzameling plattegronden, die in en buiten onze gewesten gerust ongeëvenaard kan worden genoemd. ') G e p u b l i c e e r d door M. G . W I L D E M A N : Een kaart van Delfland g e t e e k e n d door |ACOB VAN DEVENTER in 1535 (lees: tusschen 1539 en 1548) in O u d H o l l a n d , 20sten jaargang (1902), blz. 5 9 - 6 2 . V g l . L.AMBERTA |. RUYS: De o u d e kaarten van het Hoogheemraadschap D e l f l a n d , in „ H e t Boek' - , deel XXIII ( 1 9 3 5 - 3 6 ) , blz. 1 9 5 - 2 0 9 . 2
) Dr. |. G. A V I S : Het auteurschap van d e zestiendeeeuwsche kaarten van het Friesohe Bildt (Tijdschrift voor G e s c h i e d e n i s , 49sten jaargang (1934), blz. 4 0 3 - 4 1 5 . 3 ) C a t a l o g u s van d e p r e n t v e r z a m e l i n g der g e m e e n t e D o r d r e c h t (1899), no. 3.
D e oudste vermelding van de stedenatlas, reeds hiervóór genoemd, is t e vinden op de achterzijde van den p l a t t e g r o n d van Deventer in het stedenboek van HOGENBERG en BRAUN 2 ). In de Duitsche uitgave s t a a t : „ E r hat alle statt in Niderland auffs genawest beschrieben und sie in drey Büchern begriffen. A l s er aber alle Landschafften durchreiset und also lang und empsig dahin gearbeitet, dasz er diese seine Bücher je länger je perfecter machte und volendete, hat ihn der Todt zu C o l i n am Rhein übereilet. Damit aber solche herliche und kostbare Bücher nicht under frembde händt kämen, sind sie von einem Ersamen Rhat zu C o l i n aufgehoben 3 ), und durch V e g l i u m , den Landpfleger 4 ) dem König in Hispanien zugesandt w o r d e n . " Inderdaad zijn dus de stedekaarten, in 3 deelen samengebonden, na den d o o d van JACOBUS VAN DEVENTER op verzoek van VIGLIUS door
de Keulsche Magistraat in beslag genomen, naar VIGLIUS in Brussel opgezonden en vandaar naar Madrid doorgestuurd. Meer bijzonderheden geeft de correspondentie van VIGLIUS, toen v o o r z i t t e r van den Raad van State in Brussel, met zijn Frieschen vriend HOPPER, die in die jaren in Madrid was ter behartiging van ')
Uitvoeriger vindt men d i t relaas o.a. bij WIEDER, a. w., blz. 68 e. v.
2
Z i e hiervóór blz. 2 1 , noot 1. In beslag g e n o m e n , VlGLIUS was president van den Raad van State, Requesens landvoogd !
) 3 ) *)
28
29
de Nederlandsche zaken. O p deze correspondentie, door HOYINCK VAN PAPENDRECHT in zijn Analecta uitgegeven, werd de aandacht gevestigd door P. C. MOLHUYSEN, predikant en bibliothecaris-archivaris in Deventer, in een artikel in de Overijsselsche Almanak van 1839 '). Uit deze correspondentie blijkt het groote belang, dat koning FILIPS hechtte aan de reeks stadsplattegronden en de groote moeite, die VIOLIUS zich gaf om VAN DEVENTER te bewegen het werk, waarmede hij toen (nl. in 1570) al twaalf jaar bezig was, te voleindigen en af te leveren. Ook de moeite, die men zich gaf om het stel „minuten" van de kaarten, die zich in het bezit van VAN DEVENTER'S vrouw in Mechelen zouden bevinden, machtig te worden. Het net-exemplaar in 3 gebonden deelen werd, zooals gezegd inderdaad naar Madrid werd gezonden, terwijl over het lot van de z.g. minuten in de correspondentie niets meer vermeld werd. Totdat 11 Aprii 1859 door MARTINUS NIJHOFF in den Haag een verkooping werd gehouden van handschriften, meerendeels afkomstig uit het familiebezit van de VAN AERSSENS 2 ). Als no. 81 van de c a t a logus werden aangeboden : „fragmenten van oude g e t e e k e n d e kaarten van gedeelten van Zeeland, Vlaanderen, ook Noord- en Zuid-Holland en Zeeland, plattegronden van steden aldaar, alles geteekend en gekleurd in de 16de eeuw. Belangrijke collectie van 152 kaarten en fragmenten van kaarten". Voor die verkooping was in archiefkringen natuurlijk groote belangstelling. Toen het partijtje kaarten van no. 81 op tafel kwam, vond de Amsterdamsche archivaris SCHELTéMA de collectie ,,wel aardig". De toenmalige Rijksarchivaris VAN DEN BERUH, meende dat het „prullen waren van 1690 of daaromtrent". Ook BAKHUIZEN VAN DEN BRINK schonk aan de kaarten geen bijzondere aandacht. Kooper werd de bekende boekverkooper FREDERIK MULLER, die het partijtje kocht voor f 5 1 . — , dus voor ongeveer dertig cents per stuk. Ongeveer terzelfder tijd publiceerde de Belgische archivaris PINCHART3) een artikel over oud-Nederlandsche kaartmakers, onder
wie VAN DEVENTER, waarin hij ook de correspondentie VIOLIUS-HOPPER weer uitgaf en eenige stukken betreffende de aan VAN DEVENTER verstrekte opdracht. Hij besluit zijn stukje met de mededeeling, dat de Belgische Rijksarchivaris GACHARD ZOO juist in Spanje één van de deelen van een door VAN DEVENTER vervaardigde atlas had gekocht. Deze mededeeling, die later onjuist bleek te zijn, want het was een atlas van CHRISTIAAN SCHROOTEN, een kaartmaker uit iets lateren tijd, bracht FREDERIK MULLER op een dwaalspoor en hij verkocht, nu voor f 3 0 0 . - , de collectie kaarten aan den Frieschen archivaris EEKHOFF. Deze had het artikel van MOLHUYSEN in de Overijsselsche Almanak gelezen en zoo begreep hij het geluk te hebben een deel van de z.g. minuten te hebben gekocht. In den Navorscher van 1866 gaven zoowel FREDERIK MULLER als EEKHOFF ') kennis van de gedane ontdekking. Toen aldus de minuten teruggevonden waren beraamde men spoedig plannen om de plattegronden te reproduceerden. De bewerker van de Belgische uitgave CHARLES RUELENS, kwam op de gelukkige g e d a c h t e eens in Madrid te informeeren, of daar soms het oorspronkelijke exemplaar nog berustte en hij kreeg bericht van den bibliothecaris van de Nationale Bibliotheek in Madrid, dat daar deel 2 en deel 3 tic van de atlas wa ren teruggevonden. Het bleek, dat de z.g. minuten
')
blz. 55-61.
2
) , la plupart provenant de la succession de FRANÇOIS VAN AERSSEN, seigneur de Sommelsdijk, ambassadeur des Etats-Generaux et du contre-amiral FRANÇOIS VAN AERSSEN. . ." Het is dus niet geheel zeker, dat de kaarten uit het familiebezit van de VAN AERSSENS afkomstig zijn, maar toch wèl erg waarschiinlijk! CORNELIS VAN AERSSEN werd in 1574 secretaris, later pensionnaris van de stad Brussel en in 1584 griffier van de Staten-Generaal, welk college na de herovering van Brussel en Antwerpen door PARMA'S troepen sinds 1594 permanent te 's-Gravenhage zetelde. De veronderstelling is nu niet gewaagd, dat CORNELIS VAN AERSSEN op de een of andere wijze te Brussel in het bezit is gekomen van de „minuten", die sindsdien tot 1859 in het familiebezit t e 's-Gravenhage zijn gebleven. 3 ) Messager des sciences historigues ou archives des arts et de la bibliographie de Belgique, (1859), p. 277 — 284, overgedrukt in: Archives des arts, sciences et lettres, documents inédits publiés et annotis par A. PlNCHART, tome II (1863), p. 61 - 6 8 .
vrijwel gelijkwaardig waren aan het net-exemplaar te Madrid. Alleen bevatten de Madridsche kaarten in de bovenhoek een kleine schets van elke stad met omtrek van de stad, fortificaties, poorten, kerken en belangrijke gebouwen. Geen van beide collecties is volledig 2 ). De minutenverzameling, bevat 152 kaarten, de t w e e Madridsche deelen samen 180 kaarten, 36 kaarten van de minutencollectie moeten met kaarten van het ontbrekende eerste deel correspondeeren. Schatten wij het eerste deel op 80 kaarten, dan ontbreken er nog ongeveer 40 kaarten, waaronder van belangrijke steden als Antwerpen, Breda, Maastricht en Namen. Mogelijk komt de rest van de minutencollectie nog eens voor den dag of wordt het eerste deel van het net-exemplaar nog eens in Madrid opgedolven. In een Belgische en een Nederlandsche uitgave zijn al de bekende plattegronden op voortreffelijke wijze gereproduceerd. De Nederlandsche uitgave van MARTINUS NIIHOFF, in de jaren 1 9 1 6 - 1 9 2 3 verschenen, is verzorgd door den Algemeenen Rijksarchivaris Prof. FRUIN, ') Resp. blz. 1 9 3 - 1 9 6 en 2 2 5 - 2 2 8 . ) WIEDER, a. w„ blz. 78 geeft een overzichtskaart, waarop de steden, waarvan de plattegronden bewaard zijn, zijn aangegeven, en blz. 8 2 - 8 9 lijsten van de steden met vermelding van de bibliotheken en archieven, waar de oorspronkelijke kaarten en „minuten" nu berusten. 2
31
30 die een kort, g o e d gedocumenteerd v o o r w o o r d erbij schreef. D e uitgave bevat 110 reproducties van Noord-Nederlandsche stedeplattegronden, rnet de zg. „ c a r t o n s " . D e Belgische uitgave is minder systematisch opgezet. Men heeft n.l. ook de nu in Noord-Frankrijk liggende steden opgenomen en verder van de steden, waarvan V A N DEVENTER'S p l a t t e g r o n d niet bekend is, een andere plattegrond in de uitgave opgenomen. De Belgische uitgave is begonnen in 1884 en pas v o l t o o i d in 1924. Deze uitgave heeft vóór op de Nederlandsche, dat bij de kaarten uitvoerige toelichtingen van archivarissen en andere historici zijn t o e g e v o e g d , ongelijk van documentatie en waarde, maar samen een uitnemende bron voor de stadstopografie. W e l k e is nu de waarde van deze p l a t t e g r o n d e n c o l l e c t i e ? In het algemeen zal het niet noodig zijn voor archivarissen het belang van oude kaarten uiteen te zetten voor de topografische geschiedenis van een stad. De kaarten van V A N DEVENTER nu zijn voor bijna alle N o o r d - en Zuid-Nederlandsche steden de oudste stadsafbeelding, die die naam verdient. Alleen van A m s t e r d a m en A n t werpen en van zeer weinig andere steden zijn oudere plattegronden
bekend. D e kaarten van V A N DEVENTER zijn met strategische doeleinden gemaakt. Ze zijn betrouwbaar, allen op dezelfde schaal g e m a a k t , dus uitstekend geschikt voor onderlinge vergelijking van verschillende steden, allen naar het Noorden georiënteerd en ook verder op dezelfde wijze bewerkt. Het is alles eigen werk van V A N DEVENTER, wij mogen wel aannemen, dat hij de kaarten alle zelf op het terrein heeft gemaakt. Dat dit hem t w i n t i g levensjaren gekost heeft is niet zoo n wonder, als men bedenkt, dat hij van Groningen en A p p i n g e d a m in het N o o r d e n , t o t Luxemburg en Thionville in het Z u i d - O o s t e n , t o t A t r e c h t en Kamerijk in het Zuidwesten heeft moeten trekken om de meer dan 200 steden juist uit te teekenen. Hij kreeg als loon een jaarlijksch t r a c t e m e n t van f 200. - en bovendien f 2. - per dag als hij op pad was en dan nog 20 placards per dag voor loon van gidsen en tolken voor als hij in de Waalsche provincies k w a m , of voor het huren van een paard als de wegen te slecht waren om met een kar te berijden. ') Vergelijken wij de plattegronden van V A N DEVENTER met een andere collectie van Nederlandsche stedenplattegronden n.l. die van ') Deze bijzonderheden w o r d e n vermeld in de stukken g e p u b l i c e e r d door A . PlNCHART in de Messager des sciences e t c . (1859), p. 2 8 3 - 2 8 4 , A r c h i v e s des arts e t c , II (1863), p. 6 7 - 6 8 . Uittreksels bii F R U I N (inleiding), facsimileuitgave en W I E D E R a. w., blz. 7 5 - 7 6 .
de in 1649 verschenen twee-deelige stedenatlas van de Nederlanden van BLAEU. Deze laatste uitgave wint het ongetwijfeld in sierlijkheid. Steeds w o r d t de plattegrond zóó g r o o t gemaakt, dat een dubbel foliovel er mee gevuld w o r d t . Maar hiermede vervalt dan ook het voordeel van een gelijke schaal. Z o o w e l A m s t e r d a m als Medemblik vullen een dubbele p a g i n a ! O o k de oriëntatie van de plannen is geheel willekeurig. En tenslotte heeft BLAEU zijn plattegronden uit allerlei bron g e p u t ; hij erkent het eerlijk in zijn v o o r w o o r d , dat de atlas geheel op gegevens, door anderen verstrekt en geheel ongelijk van waarde, berust. Indirect berusten sommige plattegronden zelfs op
VAN
DEVENTER ! ')
Wanneer zijn. de kaarten van V A N DEVENTER g e m a a k t ? Tusschen circa 1555 en 1575 2 ) en van enkele steden heeft men een nadere dateering kunnen vaststellen. Als v o o r b e e l d noem ik Brussel 3 ). In 1550 w e r d een kanaal gegraven, dat Brussel met de Schelde verbond. In 1554 w e r d dit kanaal binnen de muren van Brussel d o o r g e t r o k k e n . D e kaart van V A N DEVENTER v e r t o o n t w è l het kanaal van W i l l e b r o e k buiten de poorten, maar niet het verlengstuk binnen de poorten. D e kaart moet dus tusschen 1550 en 1554 zijn gemaakt. O o k de kaarten van Rotterdam en Middelburg heeft men nader kunnen dateeren. O p een enkele kaart k o m t een jaartal voor. V o o r mededeelingen aangaande een nadere dateering van andere plattegronden houd ik mij aanbevolen. Tenslotte nog een enkel w o o r d over familie en afkomst van V A N DEVENTER. Hij stierf in 1575 te Keulen kinderloos. De stukken betrekking hebbende op de verdeeling van de nalatenschap geven een reeks aanwijzingen, die licht geven over het leven van V A N DEVENTER 4 ). Dadelijk na zijn overlijden legde de Keulsche Magistraat beslag op zijn daar berustende goederen en eenige maanden later verzond de Magistraat op verzoek van VIûLIUS VAN AYTTA de kaartboeken ') In het 3de en 4de deel van het stedenboek van HOGENBERG en BRAUN ( v e r schenen resp. 1581 en 1588) komen n.l. een g r o o t aantal p l a t t e g r o n d e n \ an N e d e r l a n d sche steden voor, die kennelijk navolgingen zijn van V A N DEVENTERS kaarten. W a a r schijnlijk heeft HOGENBERG in de jaren 1 5 7 2 - 1 5 7 5 deze kaarten t e Keulen g e c o p i e e r d . Blaeu en anderen hebben op hun beurt van de kaarten van HOGENBERG en BRAUN gebruik gemaakt. Zie b.v. de p l a t t e g r o n d e n van D e v e n t e r , Zutphen en Nijmegen. 2 ) VlGLIUS schrijft in 1570, dat V A N DEVENTER reeds 12 jaar aan de kaarten heeft g e a r b e i d . O o k de d o o r PlNCHART g e p u b l i c e e r d e stukken (vermeld in blz. 30, noot 1) geven aanwijzing, dat de o p d r a c h t omstreeks 1555 verstrekt w e r d . Er zijn echter ook aanwijzingen, dat V A N DEVENTER reeds vóór 1555 aan de p l a t t e g r o n d e n heeft g e w e r k t . 3 ) O n t l e e n d aan de t o e l i c h t i n g bij de kaart van Brussel in de Belgische r e p r o ductieuitgave. '<) Deze stukken zullen b i n n e n k o r t in e x t e n s o w o r d e n g e p u b l i c e e r d .
32
33
naar Brussel. Na eenigen tijd meldde zich in Keulen BARBARA SMETS, de vrouw van JACOB VAN DEVENTER. Het bleek na onderzoek, dat een huwelijk nooit was gesloten, zooals dit in de zestiende eeuw — vóór de kerkhervorming en vóór de invoering van de besluiten van het Concilie van Trente — zooveel voorkwam. Toch gaf de Keulsche Magistraat aan BARBARA SMETS een lijfrente uit de in beslag genomen goederen. Nog wat later verscheen in Keulen een Kampensche a d v o c a a t , namens in Kampen wonende neven en nichten van den geograaf, zoons en dochters van een tante van moederszijde van VAN DEVENTER. Uit de verdere correspondentie blijkt, dat ook het huwelijk van de ouders van VAN DEVENTER, waarop deze aspirant-erfgenamen hun aanspraken, steunden, niet geheel volgens de regelen van de kunst en van het kanunnieke recht gesloten was. BARBARA SMETS had zelfs aan Keulen bericht, „dasz M. JACOB von einer verdambter gepurt geboren und kheine erbgenamen hinderlaszen hat" . . . en dat hij „auswendig DEVENTER uf einem dorf geboren . . sei" en dat hij eerst het kloosterleven had verkozen, maar het klooster vervolgens had verlaten en in Brabant drukker was geworden De woorden „aus verdambter gepurt g e b o r e n " roepen het vermoeden op, dat VAN DEVENTER de zoon van een geestelijke is geweest. Het is mogelijk, dat de vader van JACOBUS VAN DEVENTER dezelfde is als „ROELOFF VAN DEVENTER, pater van sancte Agneten C o n v e n t e bynnen Campen", die vermeld wordt in een a c t e d.d. 5 Februari 1535'). Aldus deelt VAN DEVENTER met ERASMUS en andere beroemde mannen het odium van een geboorte, waarop wat viel aan t e merken. Maar afgezien hiervan, dat niemand de omstandigheden van eigen g e b o o r t e in eigen hand heeft en het dus niet aangaat, den betrokkene hiervan een verwijt te maken, heeft VAN DEVENTER, zoowel als ERASMUS niet door een illustere afkomst, maar door zijn leven en werken de onsterfelijkheid verdiend. B. VAN 't HOFF.
De archieven en de luchtbescherming.
') Kampen, Gemeentearchief, Overdrachten 1533—1542, folio 44 (mededeeling i'an Mejuffrouw C. |. WELCKER, archivaris van de G e m e e n t e Kampen).
De uitslag van een van redactiewege ingestelde enquête naar de maatregelen, die door de beheerders der resp. archieven van openbare lichamen getroffen zijn of alsnog getroffen zullen worden tegen gevaren, welke die archieven in de tegenwoordige hachelijke omstandigheden uit de lucht zouden kunnen bedreigen, moge in deze kolommen een plaats vinden. Allereerst volgen dan de mededeelingen, ingekomen van de beheerders der Rijksarchieven. Algemeen
Rijksarchief.
Wie het depot van het Algemeen Rijksarchief nimmer heeft bezichtigd en de constructie ervan niet in oogenschouw genomen, zal voor bouwtechnische bijzonderheden over de archiefbewaarplaats kennis kunnen nemen van de beschrijving van het gebouw, gepubliceerd in het Nederl. Archievenblad, Jaargang 1914 —'15. Hij zal daar vermeld vinden, dat onder het depot een eenigszins catacombenachtige ruimte ligt, gedekt met gewelven en van gemetselde vloeren voorzien, welke ruimte een voortreffelijke opslagplaats oplevert. Reeds in den Wereldoorlog w a s een plan gemaakt om deze zoogenaamde kelder te gebruiken voor noodberging van archivalia ter beveiliging der bescheiden tegen bombardement. Een berekening wees toen uit, dat de ruimte 1200 m 3 papieren zou kunnen bevatten. De kubieke inhoud van de ongeveer 25 kilometer archiefstukken, welke thans in de bewaarplaats berusten, kan gesteld worden op 1730 m l Desnoods zou dus een zeer omvangrijk gedeelte van den geheelen inhoud van het Alg. Rijksarchief in de genoemde kelderruimte plaatsing kunnen vinden. Bovendien was een speciaal veilig gelegen vertrek, bij de kelderruimte in het administratiegebouw gelegen, in gereedheid gebracht voor het bergen van de preciosa, de bescheiden, welke hetzij als historisch document, hetzij wegens hunne kwetsbaarheid, bijzondere zorg vereischten. Nadat deze preciosa verpakt waren leverde de berging weinig moeilijkheden meer op, aangezien zij voor het grootste gedeelte in het depot in de kasten op den beganen grond geplaatst stonden. Verder zijn ter uitvoering van de opdracht, op 25 Augustus van den Minister van O . K. W . ontvangen, ongeveer 60.000 banden en portefeuilles, een planklengte van 6 kilometer beslaande, uit de bewaarplaats naar de kelderruimte overgebracht. Deze overbrenging betrof in de eerste plaats de belangrijkste bescheiden der drie afdeelingen, waarin het Algemeen Rijksarchief Nederlandscli Archievenblad 1939—1940
3
35
34
verdeeld is. Bij de keuze ervan is zoowel gelet op de beteekenis uit historisch als uit juridisch oogpunt (volkenrecht, staats- en administratiefrecht, burgerlijk recht). Ter algemeene beveiliging van den verderen inhoud van het depot is vervolgens de bovenste verdieping ontruimd, waar de zandbakken voor de blussching plaatsing hebben gevonden. De keiderramen van het depot zijn aan de buitenzijde met zandzakken versterkt tegen bomscherven. Het transport der deelen en portefeuilles geschiedde langs glijplanken waarvan die, welke voor de bovenste verdieping in gebruik was, een lengte van ongeveer 24 meter had. Bij het verrichten van dit werk heeft het geheele archiefpersoneel gedurende een viertal weken met onverflauwden ijver zich ingespannen de schatten van Nederland's historie in veiligheid te brengen. Aller handen zouden evenwel te kort geschoten zijn tot het formeeren der kettingen van levende krachten, die de voorwerpen doorgaven, wanneer niet vrijwillige hulp het personeel had bijgestaan. Dagelijks kon gerekend worden op de bijstand van de volontairs, die gewoon waren op het Algemeen Rijksarchief te studeeren. Krachtige hulp hebben ook geboden de groepen leden van t w e e jongeren-organisaties: het Nationaal Jongeren Verbond en de Arbeiders Jeugd Centrale. Ook zij hebben met opgewektheid hun vrijwillig op zich genomen taak verricht. Nog hebben als losse hulpkrachten dienst gedaan enkele miliciens, die bij tijd en wijle ter beschikking konden worden gesteld uit de troepen, gelegerd in het voor uitbreiding van het Algemeen Rijksarchief aangekochte Schoolgebouw aan het Bleyenburg. Sedert de beveiligingsmaatregelen getroffen werden, zijn thans enkele weken verloopen. In O c t o b e r is veel regen gevallen. De controleproef, welke daarna gehouden is, heeft uitgewezen dat de „catacombena c h t i g e " kelder-ruimte zich zeer goed leent voor bewaring van papieren : er is op de bescheiden geen vocht aangetroffen. Ook de waarnemingen, verricht met den hygrometer, hebben zeer gunstig resultaat aangetoond. R iili kk s a r e h i e f
ïn
Ie p r o v i n c i e
N o o r d - B ra b a n t .
Behalve het in de Richtlijnen dwingend voorgeschrevene, is thans een brand-, scherf- en tot op zekere hoogte instortingsvrije schuilkelder onder het dienstgebouw gereed, waarin de stukken der 1ste categorie, welke ongeveer 800 strekkende meter uitmaken, zoodanig opgeborgen worden, dat zij op orde gesteld en voor dienst en publiek beschikbaar blijven.
Rijksarchief
in d e
provincie
Gelderland.
In het archiefgebouw zijn verschillende maatregelen tegen branden scherfgevaar genomen. Het is echter niet mogelijk gebleken, de veiligheid der stukken afdoende te waarborgen, zoodat besloten is tot een gedeeltelijke verspreiding over andere bewaarplaatsen. Voor een klein gedeelte der verzamelingen, dat bijzonder kostbaar moet worden geacht, is een ruimte in een verwarmde en tegen luchtgevaar verzekerde bankkluis gehuurd. Een ander gedeelte is geborgen in een brand- en scherfvrije kelder van het Gemeentemuseum te Arnhem. Die kelder, waarin ook de belangrijkste voorwerpen uit het museum bij dreigend gevaar zullen worden geplaatst is — in tegenstelling tot dien van het Rijksarchief — niet vochtig. Voor de berging daar ter plaatse kwam, aangezien het een gemeentelijke bewaarplaats is, allereerst het gemeentearchief van Arnhem in aanmerking, althans een keuze daaruit. Er zijn echter ook rijksarchivalia bijgevoegd. Voorts is een vrijstaand gebouw op het terrein van het Openluchtmuseum den W a t e r b e r g , ten Noorden van Arnhem, tot archiefbewaarplaats ingericht. Naar dat gebouw zijn keurverzamelingen uit de verschillende archieven overgebracht. Het luchtgevaar is daar stellig minder groot dan ter plaatse van het archiefgebouw. Rijksarchief
in
de
provincie
N o o r d - H o 11 a n d.
Vooralsnog zijn, wegens het ontbreken van kelders onder of bij het Rijksarchiefgebouw, nog geen archivalia in veiligheid gebracht. Wel krijgt de archivaris in tijd van nood de beschikking over 50 M. planklengte in de notarieële bewaarplaats o n d e r d e Arrondissementsrechtbank en is de gemeente Haarlem bereid, 200 M. planklengte te verhuren in den kelder van de Vleeschhal en anders in de Hal zelf, indien de kelder als schuilgelegenheid wordt ingericht. Voor die 250 M. heeft de archivaris een lijst van de kostbaarste archivalia opgemaakt voor den inspecteur der luchtbescherming. Inmiddels is de zolder grootendeels ontruimd en een plan ingediend bij dien inspecteur tot betere beveiliging van het gebouw. Voorts is het niet uitgesloten, dat een oppervlakte van 100 M2, in de janskerk, van de gemeente gehuurd kan worden, waar 1000 strekkende M. geborgen zouden kunnen worden, maar tot Januari 1940 is dezer ruimte door de Burgerwacht in beslag genomen. De prenten van de „provinciale" Atlas kunnen in tijden van acuut gevaar onderdak vinden in het brandvrije magazijn van de Provinciale Griffie, terwijl het Gemeentearchief zich dan zal ontfermen over enkele portefeuilles met kaarten.
37
36 Rijksarchief
in d e
provincie
Utrecht.
O p den zolder van het archiefgebouw zijn eenige kisten met zand, emmers, zwabbers en schoppen geplaatst. In het gebouw zelf zijn wat zandbakken, eenige gasmaskers en een gummi-jas aanwezig. De in den steenen vloer bestaande gaten voor de vroegere centrale verwarming en de glasplaten voor de verlichting in de kelderruimte, zijn weggemetseld. In de kelders - voor zoover voor Rijksberging bestemd - zijn planken gelegd op stapeltjes baksteenen om het optrekken van vocht te verhinderen. Daartusschen staan eenige open blikken met ongebluschte kalk. Of daarmede het vocht voldoende geweerd wordt is echter twijfelachtig : aan het Departement is daartegen spoedige voorziening gevraagd. Naar de kelders zijn groote hoeveelheden der belangrijkste archivalia overgebracht, n.l. alle stukken, waarvan aangegeven is, dat ze het eerst voor redding bij brand in aanmerking komen, o.a. het geheele archief van den Burgerlijken Stand, alle doop-,trouw-en begraafboeken en gedeelten van de Staten-archieven en van die der kapittelen. Van deze laatste is alleen dat van Oudmunster vooralsnog uitgezonderd, omdat de archivaris aan de bewerking daarvan bezig is. Het ligt echter in de bedoeling dit mèt een partij charters en rechterlijke stukken van het Hof in veiligheid te brengen, als de nood aan den man mocht komen. De archivalia zijn op de planken gestapeld, zoodat ze - zij het dan ook met wat meer moeite - toch weer naar boven gebracht kunnen worden en het archief voor het publiek niet heeft behoeven gesloten te worden. Ten slotte kan nog medegedeeld worden, dat voor een aantal uiterst belangrijke stukken eenige bergruimte beschikbaar is in den aan hoogere eischen van veiligheid beantwoordenden kelder der Universiteitsbibliotheek. Rijksarchief
in d e p r o v i n c i e
Zeeland.
Onder het hoofdgebouw liggen t w e e ruime middeleeuwsche kelders, welke door den Rijksgebouwendienst geschikt bevonden werden voor noodberging van archiefstukken. Een doorgang verbindt de t w e e ruimten. De ingang, eenige jaren geleden ontdekt en geopend, ligt aan het Abdijplein. Steeds werd aangenomen, dat de Noord-Oostelijke zijwand grensde aan de zoogenaamde Kleine W a c h t , die naar het Oosten een uitgang heeft. Toen echter een doorgang in dezen wand werd gemaakt, teneinde een complex met twee uitgangen te verkrijgen, ontdekte men een derden kelder, die, nadat een betonnen vloer was
gelegd, mede zeer geschikt was als bergruimte. Tusschen dezen kelder en de Kleine W a c h t werd een opening gemaakt, afsluitbaar met een deur, aan beide zijden bewapend met ferrocalplaten. Een dergelijke deur sluit thans ook den ingang op het Abdijplein af. Langs de wanden van de drie kelders zijn houten stellingen geplaatst en in de ruimten is electrisch licht aangebracht. Toen in het eind van Augustus met de opberging van de voornaamste stukken moest worden begonnen, was het werk aan de kelders niet voltooid. De Polder Walcheren heeft welwillend een deel van de t e bergen kisten met stukken tijdelijk in de kluis opgenomen, terwijl ook een gedeelte verhuisde naar de kelders van de Provinciale Bibliotheek. Het laatstgenoemde deel is nog ter plaatse, de in de Polderkluis g e d e p o n e e r d e stukken zijn overgebracht naar de kelders van het Rijksarchief. Een lijst met doorloopende nummering geeft een volledige overzicht van de geborgen bescheiden. Zij noemt alle charterverzamelingen, het archief der Abdij, de oudste grafelijke rekeningen, belangrijke gedeelten van de rechterlijke archieven, het archief van Prelaat en edelen, het Staten-archief, talrijke kaarten, het archief van Reimerswaal, vele aanwinsten, alle retroacta van den Burgerlijken Stand en de voornaamste collecties, welke bij het Rijksarchief in bewaring zijn. Voor eiken kelder zijn tableaux opgemaakt, correspondeerend met de stamlijst. Ten behoeve van de Agenda, de tienjarige tafels van den Burgerlijken Stand, de indices op de Statennotulen en de andere stukken, die voor den dagelijkschen dienst niet kunnen worden gemist en dus alleen bij uitersten nood worden geborgen, is het grootste gedeelte van den derden kelder beschikbaar gehouden. V o o r d e bescherming van het geheele Abdij-complex, met inbegrip dus van het Rijksarchiefgebouw, is een plan in bewerking. Rijksarchief
in d e p r o v i n c i e
Overijssel.
De genomen maatregelen laten zich het best verdeelen in twee g r o e p e n : 1° die rakende het gebouw en 2° die rakende de archieven. W a t de eerste groep betreft, is volstaan met den zolder — die, vermoedelijk reeds bij de restauratie in 1898, van een tegelvloer is voorzien — t e ontruimen en aldaar bakken met zand en schoppen te plaatsen. De Rijksgebouwendienst zal voorts nog maatregelen nemen om het brandgevaar in de goot langs het dak tot een minimum te beperken. In een der torens is gelijkvloers nog een stellage getimmerd ten einde in geval van nood een aantal archivalia van de bovenste (3de) verdieping een veiliger bewaarplaats te kunnen geven. Opgemerkt zij voorts, dat een waterleiding met brandslangen aanwezig is tot op
38
39
de derde verdieping van de Sassenpoort. O p den zolder ontbreekt d e z e : ze zou daar wegens te geringen druk overigens toch geen effect sorteeren. Aangezien de buitenmuren van de poort ongeveer een meter dik zijn en de archiefbewaarplaats begint op een hoogte waarop een normaal huis eindigt, kan het als scherfvrij worden beschouwd. Voor het aangrenzende dienstgebouw, waarin de bibliotheek is gevestigd, geldt dit uit den aard der zaak niet. Maatregelen zijn hiertegen overigens niet genomen. W a t de t w e e d e groep betreft : de minuut-exemplaren der resolutiën van G e d e p u t e e r d e Staten van Overijssel (1600-1795), en die van de notulen der opeenvolgende bestuurscolleges (1795-1810) zijn naar het archiefgebouw der provinciale griffie o v e r g e b r a c h t ; de net-exemplaren zijn ten Rijksarchieve gebleven. Aangezien in een der torenkamers op de t w e e d e verdieping van de Sassenpoort oudtijds een steenen kluis, van een ijzeren branddeur voorzien, was aangebracht, en de hier aanwezige ruimte niet geheel w a s benut, werd een deel der charterverzameling benevens het z.g. Spaansche archief tevens in die kluis geborgen. Verder bevinden zich daarin de oudste resolutiën vsn Ridderschap en Steden en van hare Gedeputeerden, het archief van het klooster ter Hunnepe (behalve de charters), het provinciaal leenarchief (1528-1808), het archief van den Sallandschen ambtman van het stift Essen (Westfalen) ( 1 5 6 0 - 1809) en de Overijsselsche rekeningen en andere stukken, gekomen uit de Hollandsche Rekenkamer te 's-Gravenhage (1528-1581). Aangezien de Sassenpoort geen kelderruimte heeft, hebben de luchtbeschermingsmaatregelen zich tot het bovenstaande beperkt.
zolder bleef een zeer moeilijk probleem, omdat in het gebouw geen verdere reserve-ruimte vrij te maken was zonder groote stagnatie in den bibliotheekdienst. In de crisisdagen van eind Augustus j.l. was intusschen reeds een plan geraamd om de — voornamelijk g e d e p o n e e r d e — archivalia van den zolder naar het gelijkvloersche magazijn te verplaatsen, waar ze althans een noodberging konden krijgen vóór een overeenkomstig getal strekkende meter portefeuilles met processtukken van het Hof, die tot de niet al te vaak geraadpleegde depôtnummers behooren. Na ontvangst van de telegrafische opdracht van den Minister van Onderwijs, Kunsten en W e t e n s c h a p p e n op 25 Augustus is dan ook allereerst deze ruim 200 M, naar beneden getransporteerd en daar tijdelijk een gedeeltelijke opstelling drie rijen dik (met alle bezwaren van dien) verkregen. Bij de verder genomen maatregelen is uitgegaan van het principe, dat zoo eenigszins mogelijk geen verplaatsing van archivalia buiten de Kanselarij moest plaats hebben. Als nooddepot kwamen in aanmerking t w e e kelderruimten onder de, volgens deskundigen voldoende sterk te achten, oude gewelven, beide afzonderlijk ook van buiten toegankelijk. De grootste kwam echter niet in aanmerking, omdat ze ongeplaveid is en er dientengevolge voortdurend een zure, vochtige aardlucht hangt, waaraan de archivalia niet zonder meer mochten worden blootgesteld. Beter bruikbaar leek de aangrenzende kleine kelderruimte, die een klinkerbevloering heeft; ze lag echter grootendeels volgestapeld met oud hout, dat daarheen was overgebracht van een overvolle vlieringruimte in de nok van het gebouw in Sept. 1938 en dat thans uitstekende diensten bewezen heeft. Begonnen moest worden met ruim baan te maken en van de geschikte onderleggers, oude deuren e. d. noodstellingen te maken, + 20 c.M. boven de vloer en overal vrij van de muren. Aldus werd bergruimte gebouwd voor den aan de hand van het Overzicht uitgezochte, nader te specificeeren, „Kerninhoud" van het depot. De overbrenging hiervan vond plaats, waarbij gestreefd is naar een zoodanige berging, dat vrijwel alle series en stukken (met uitzondering van de huwelijksbijlagen van den Burgerlijken Stand (1811-1842) zonder moeite geproduceerd en gebruikt kunnen worden. Ruimte is uitgespaard voor de doop- en trouwboeken, tienjaarlijksche tafels van den Burgerlijken Stand en de geschreven inventarissen, klappers, repertoria en fichesverzamelingen, die tot nader order op hun plaats bleven.
Rijksarchief
in d e
provincie
Friesland.
De Rijksarchivaris in Friesland, beheerder van het Kanselarijgebouw, zat voor de moeilijkheid luchtbeschermingsmaatregelen te nemen voor een overvol 16e eeuwsch gebouw zonder eenige brandvrije ruimte bovengronds en met in eerste instantie vrijwel onbruikbare keiderruimten. Gelijkvloers waren de magazijnruimten tot op eenige meters planklengte na door het Rijksarchief in gebruik genomen, op de verdieping resideert de Provinciale Bibliotheek van Friesland, die alle beschikbare bergruimte aldaar reeds overvuld had, terwijl op den reusachtig grooten zolder boven het hoofdgebouw, het Rijksarchief in gesloten kasten + 240 strekkende meter archivalia geborgen had, de Bibliotheek daarnaast nog bijna tienmaal zooveel meter boeken! Reeds in September 1938 was order gegeven, dat de provincie een tweetal, eveneens tot in den nok met boekstellingen volgebouwde, kleinere zolders boven het bijgebouw zou ontruimen, doch de groote
De aangrenzende groote kelder zou alleen in geval van uitersten nood in gebruik worden genomen en is daarom voorloopig alleen geheel uitgerust met noodstellingen als bovenbedoeld. Teneinde de
40
41
d r o o g t e in de kelderruimten te bevorderen w o r d t zooveel mogelijk geventileerd, in verband waarmede de licht- en luchtopeningen naar buiten grootendeels niet zijn afgesloten ; ernaast zijn aan de binnenzijde zandzakken op gestapeld om in tijd van nood in weinige o o g e n blikken een scherfvrije afsluiting t o t stand te kunnen brengen. De hier geschetste werkzaamheden werden door het archiefpersoneel met inbegrip van den provincialen ambtenaar (4 m a n ; 1 behoefde niet van verlof te worden teruggeroepen) uitgevoerd met behulp van een t w e e t a l verhuizers, die de bakken archivalia van den zolder naar beneden en van gelijkvloers in den kelder sjouwden. D o n d e r d a g 31 Augustus k w a m het geheel gereed, waarna een kort rapport over het verrichte aan den Minister kon w o r d e n verzonden, juist v ó ó r d a t de Richtlijnen arriveerden; kosten van belang waren niet gemaakt.
reeds aanbesteed. Zij o m v a t t e n behalve het tijdelijk verwijderen van de beelden op den t o p g e v e l en voorzieningen op het dak en in de d a k g o o t e n , o.m. algeheele ontruiming van den grooten zolder (dit gedeelte Prov. Bibliotheek in andere kelderruimten te Leeuwarden onder te brengen), het aldaar aanbrengen van een naadlooze gewapende asbestvloer, beveiliging van het trappenhuis met branddeuren en last not least den aanleg van een betonvloer in den grooten kelder. D o o r laatstgenoemde verbetering zal die thans niet w e l te gebruiken ruimte, waar bovendien de verlichting zal worden uitgebreid en een aantal eenvoudige houten noodstellingen g e t i m m e r d , een behoorlijk n o o d d e p o t vormen, waar dan behalve de bovenbedoelde oude rechterlijke archieven noch belangrijk meer een plaats zal kunnen krijgen. Tenslotte kan nog worden vermeld, dat de brandslangen in het g e b o u w beproefd zijn, terwijl eenige der brandkranen, die een w a t ongelukkige standplaats hadden, zijn verplaatst. De traditioneele (houten) zandbakken met zand, schoppen en zwabbers zijn op de verschillende zolders geplaatst. Met de plaatselijke luchtbeschermingsautoriteiten is voorts de regeling g e t r o f f e n , dat, zoodra zulks geboden is, bij nacht het gebouw door minstens vijf man geregeld zal w o r d e n bewaakt.
Onder den overgebrachten kerninhoud van het depot is o.a. het navolgende gerangschikt: Resolutien van Staten en G e d e p . Staten, alle kloostercharters en de meeste overige, de oudste deelen uit het archief van het Hof (Saksische ordonnantie, oudste civiele sententieboeken, indices daarop, „ q u a c l a p p e n " , registers van fideicommissaire testamenten, enz.), het Statenarchief vóór 1580, de 16e eeuwsche rentmeestersrekeningen, e e d - en commissieboeken van G e d . Staten, de reëelcohieren van Leeuwarden, de G a b b e m a - c o l l e c t i e , de oudste bestanddeelen van Tjaerda-, Schwartzenberg- en Eysinga/Vegelinarchief, de matricula van Franeker, eenige belangrijke wapenboeken, alle bijlagen bij de huwelijksregisters van den Burg. S t a n d ; tenslotte alle hier tijdelijk berustende archivalia. In geval van uitersten nood zouden voorts in den grooten kelder kunnen w o r d e n geborgen alle oude rechterlijke archieven van vóór 1700. V o o r een snelle overbrenging hiervan is met vrucht een beroep gedaan op de vrijwillige jeugdhulporganisatie, zoodat desvereischt door ketenvorming in korten tijd de bijna 3000 deelen en portefeuilles zouden kunnen verhuizen, buiten- of z o o n o o d i g binnendoor. De overige archivalia zullen in de depotruimten op hun plaats moeten b l i j v e n ; deze hooggelegen zalen zijn voorzien van glas-inlood-ramen waarvan de benedengedeelten door (thans goed draaibaar en sluitbaar gemaakte) houten luiken zijn af te sluiten, waarna eenige kunnen w o r d e n opengezet tegen ongewenste luchtdrukwerking. In de afgeloopen weken zijn voorts geprojecteerd voorzieningen aan het g e b o u w als „ b e s c h e r m d monument". De plannen, v o o r g e steld door architect-districtleider en districtsbouwkundige voor de Rijksgebouwen in overleg met den beheerder, zijn thans door den inspecteur der Kunstbescherming goedgekeurd en de uitvoering is
Rijksarchief
in
de
provincie
Groningen.
Het dak van het archiefgebouw is zooveel mogelijk beveiligd tegen de inwerking van brandbommen door behandeling van het houtwerk met brandwerende v e r f ; voorts is de zolder ( „ m a n d e e l i g " , zooals de Groningers zeggen, van Rijks- en Gemeentearchief) geheel ontruimd en zijn op eenige plaatsen, waar een, in het dak ontstane brand naar de depots had kunnen overslaan, beveiligingsvoorzieningen getroffen. De kelder en de gelijkvloersche verdieping van het Rijksdépót zijn scherfvrij gemaakt door het aanbrengen van zandzakken voor de r a m e n ; de kelder is bovendien beveiligd tegen instrooming van bluschwater. De stukken der categorieën I en II der „ R i c h t l i j n e n " zijn, voor zoover zulks zonder nadeel voor den dienst kon geschieden, reeds naar den kelder overgebracht en maatregelen zijn getroffen om de meer geraadpleegde stukken dezer categorieën in geval van nood in zeer korten tijd daarheen te kunnen overbrengen. Van de overige bescheiden zijn een aantal, o. a. de notarieele archieven en diverse deelen der oud-rechterlijke archieven op de onderste verdieping van het dépôt geplaatst en het voornemen bestaat o m , wanneer onmiddellijk gevaar dreigt, met medewerking van vrijwillige hulpkrachten ook de overige stukken van categorie III daar bijeen te brengen.
43
42 Rijksarchief
in
de
provincie
Drenthe.
D e kelderruimte van het archiefgebouw is scherfvrij gemaakt door het storten van zand in de k o e k o e k e n , voorts door het aanbrengen van eenige hooge steenen drempels beveiligd tegen het instroomen van b l u s c h w a t e r ; de zolder is ontruimd. D e stukken van C a t e g o r i e I en II zijn grootendeels naar g e noemde kelderruimte overgebracht, alleen de meest geraadpleegde stukken dezer categorieën zijn v o o r l o o p i g nog op hun plaats g e l a t e n ; zoo noodig kunnen deze echter in zeer korten tijd mede daar geborgen w o r d e n . Voorstellen zijn voorts ingediend om door netten van harmonicagaas op het platte dak en (of) het aanbrengen van ferrocal-platen op de bovenste roostervloer van het d e p o t het gevaar van inslaan van brandbommen te verminderen. Rijksarchief
in
de
provincie
Limburg.
D e belangrijkste stukken uit de Rijksarchiefbewaarplaats, d.w.z. de charters, de cartularia en enige reeksen registers, werden met behulp van de „ K a t h o l i e k e Verkenners" overgebracht naar het Stadhuis van M a a s t r i c h t ; daar werden zij geborgen in een voormalige gevangeniscel, gelegen in de kelder, vochtvrij, met + 2 Mr. dikke muren en een zeer zwaar gewelf. O p de zware deur w e r d een slot a a n g e b r a c h t ; de sleutels zijn op het Rijksarchief. Regelmatig w o r d t geïnspecteerd of de stukken in goede conditie blijven. Verder werden in de bewaarplaats zelf de belangrijkste archieven of gedeelten van archieven geplaatst op de constructief-sterkste plaatsen van het gebouw ( d . i . een gothieke kerk): onder enkele zware bogen tussen de zwaarste pijlers en in de sterkste muren. O p zes van dergelijke plaatsen werden deze archieven in reeds bestaande kasten of op inderhaast getimmerde rekken op elkaar gestapeld. Daarna w e r d er een houten balkwerk voor getimmerd en hiertegenaan en overheen werden zware barricades van zandzakken do.or de Verkenners o p g e b o u w d . Reeds in September 1938 is de zoldering van het k e r k g e b o u w , bestaande uit vrij sterke stenen g e w e l v e n , afdoende opgeruimd en gezuiverd van alle ongerechtigheden, zodat het gevaar van brandbommen zoveel mogelijk gereduceerd is. Besprekingen met den Kringleider van de Rijksgebouwendienst over het bestrijken van de dakbalken met brandwerende verf leidden t o t de conclusie, dat de daaraan verbonden kosten t e hoog zouden zijn in verhouding t o t het nuttige effect, dat dit zou kunnen hebben,
Vanzelfsprekend is op verschillende plaatsen in het depot en op de gewelven het nodige materiaal geplaatst t o t blussing van eventuele branden. Hierna beheerders volgorde).
v o l g t een exposé van de maatregelen, genomen door van verschillende gemeentearchieven (in alphabetische
Alkmaar. Naar aanleiding van een schrijven van den Minister van O., K. en W . (nr. 4770', a f d . K. W . , d.d. 24 A u g . 1939) inzake „bescherming van cultureele waarden tegen oorlogsgevaren en eventueele inschakeling van jeugdorganisaties", is door den Burgemeester dezer gemeente op 28 Augustus een c o m i t é in het leven geroepen, met den Gemeentearchivaris als voorzitter. In dit c o m i t é hebben voorts z i t t i n g de Directeur van Gemeentew e r k e n , het Hoofd van den Luchtbeschermingsdienst en een aantal vertegenwoordigers van diverse jeugdorganisaties. O n d e r de aan de zorgen van dit c o m i t é t o e v e r t r o u w d e „ c u l t u reele w a a r d e n " vallen vanzelfsprekend ook de archieven. Middels dit c o m i t é heeft de archivaris dus ook voor het nemen van maatregelen tegen oorlogsgevaren onmiddellijk c o n t a c t met die diensten en organisaties, w e l k e de noodige hulpmiddelen en helpers ter beschikking kunnen stellen. Aangezien de g e b o u w e n , waarin te A l k m a a r het voornaamste van w a t de gemeente aan verplaatsbare kunstvoorwerpen e. d. en ook aan archieven bezit, hoewel op zichzelf niet ongunstig gelegen, tegen luchtaanvallen niet afdoende beveiligd kunnen w o r d e n , worden maatregelen genomen o m , indien n o o d i g , alles zooveel mogelijk over te brengen in schuilkelders. Naar deze schuilkelders (bankkluizen e. d.) is op 't oogenblik ( O c t o b e r 1939) een onderzoek gaande. Hierbij w o r d t er speciaal op gelet of deze inrichtingen 1°. veilig (tegen bomscherven, gas en brand), 2°. droog en 3°. inbraakvrij zijn. In het Stedelijk Museum, waar dit door bijzondere omstandigheden (gedeeltelijke ontruiming ten behoeve van het Distributiebureau) het eerst noodig was, worden met behulp van enkele leden van jeugdorganisaties, reeds diverse voorbereidende maatregelen genomen. In het archiefdepôt bleef alles nog op zijn plaats. G e l u k k i g , daar zijn beheerder op het standpunt staat, dat zoolang geen onmiddellijk gevaar dreigt, de dienst zooveel mogelijk g e w o o n en rustig moet kunnen blijven v o o r t g a a n .
44
45
Amsterdam. Ter beveiliging onzer archieven tegen luchtgevaar zijn de volgende maatregelen in voorbereiding : a. overbrenging van een gedeelte, zoowel uit het Oud-Archief (Amsteldijk 67) als uit het Nieuw-Archief (Heerenmarkt 1 0 - 1 2 ) naar een plaats van redelijke veiligheid buiten de b e b o u w d e kom der gemeente. Van de ruimte, die daar ter beschikking van den archivaris zal worden gesteld, zal afhangen, hoeveel archivalia hij derwaarts zal vervoeren en of hij deze zóó kan opstellen, dat derzelver raadpleging mogelijk blijft. b. bescherming van de aldus ontlaste gebouwen met een doelmatige hoeveelheid zand en ijzeren platen. Voor het Oud-Archief is daarmede redelijke veiligheid verkregen. Van het Nieuw-Archief kan dit niet ten volle worden getuigd; het ontleent echter een verhoogde veiligheid aan zijn ligging in het centrum der stad, waar de luchtafweer het allerkrachtigst is.
Deze verplaatsing brengt voor den dienst niet het minste nadeel mede, want alles kan men regelmatig blijven raadplegen. Tot meerdere veiligheid is een groote hoeveelheid zakken met zand op de binnenplaats van het stadhuis vlak bij het archief o p g e stapeld. Zoodra de toestand dit vereischt kunnen daarmee de keldergaten worden volgezet en afgedekt. Aan het algemeene advies de bovenverdieping te ontruimen, is geen gevolg gegeven. Hier staan de gebonden jaargangen van de Staatscourant, Handelingen der I e en 2e kamer met bijlagen, Staatsen Provinciale bladen zeer c o m p a c t opgesteld. Hun verlies is niet onoverkomelijk en een andere plaats niet beschikbaar. De hoeveelheid charters, prenten en kaarten - thans opgeborgen in een stalen kaartenkast - is zeer gering, zoodat deze stukken weinig zorgen baren. De bewaking van het gebouw in oorlogstijd is onderdeel van den Luchtbeschermingsdienst.
Bergen op Zoom. Om de in Bergen op Zoom genomen en nog te treffen maatregelen te beoordeelen, dient men allereerst iets te weten van het moderne brandvrije archiefdepôt, dat in 1935 werd opgericht. Het grondoppervlak is voor een dergelijk gebouw erg klein n.l. 10 bij 9 m. Dit vermindert echter eventueele trefkans. Het „ d a k " bestaat uit een gewapend betonplaat ter dikte van 20 cm. ledere verdieping heeft een vloer van gewapend beton ter dikte van 15 cm. Voor de gemiddelde belasting der vloeren werd, met inbegrip van eigen gewicht 800 kg/cm 2 aangenomen. De muren zijn t w e e s t e e n s (32 cm), de dubbele ramen in stalen kasten, hebben een beglazing van gewapend glas in lood. Deze bouw geeft dus een redelijke waarborg tegen brandbommen en scherfwerking en bezit bovendien een groote draagkracht bij eventueele instorting. Om zoo weinig mogelijk risico te nemen voor den inventaris — 't eenigst brandbare in het gebouw — zal de archief-kelder in gebruik worden genomen. Deze is bij de installatie, evenals de rest van het depot, voorzien van stalen rekken en werd tot nu t o e beschouwd als reserve-ruimte. Die kelder is gelegen beneden het straatoppervlak (van - 2 , 3 7 tot - 0 , 0 1 m). Hiernaar is en wordt het voornaamste gedeelte van het archief overgebracht, door leden van de plaatselijke afdeeling der R. K. [eugdorganisatie ,,de Jonge Werkman", die echter alleen des Zaterdagsnamiddags hiertoe beschikbaar zijn. De andere jeugdorganisaties waren n.l. al vroeger gerecruteerd door den leider van den Luchtbeschermingsdienst.
Breda. De zolder van het Archiefgebouw, waar alleen boeken en drukwerken van de secretarie bewaard werden, is ontruimd. Eenige emmers zand, een schop e. d. zijn er bij de hand. Verder is er een glijplank gemonteerd op het kozijn van de 2e verdieping van het gebouw teneinde, indien dit noodzakelijk zou blijken te zijn, de zich daar bevindende archivalia in den kortst mogelijken tijd naar den onder het archiefgebouw gelegen kelder over te brengen. Het ligt evenwel niet in de bedoeling de evacuatie van het archief anders dan in den uitersten nood uit te voeren. Wel is er een aanvang gemaakt met het sorteeren van alle eventueel naar den kelder over te brengen stukken; deze worden voorzien van een label met nummer zoodat zij, indien noodig, op voor iedereen gemakkelijk vindbare wijze voor het grijpen op de planken staan. Ten slotte is er papier aanwezig om de ruiten mede t e beplakken. Aangezien het gebouw, waarin het Gemeente-archief onder gebracht is, brandvrij en van beton is, meent de archivaris met de bovenaangegeven maatregelen ter beveiliging te kunnen volstaan. B ri e I Ie. Van het oud-archief der gemeente Brielle zijn in de brand- en scherfvrije kluis in het archiefgebouw geborgen de doop-, trouw- en begraafboeken, de stadsrekeningen, magïstraatsresolutieboeken be-
47
46 nevens de kostbaarste curiosa als het Rechtsboek van )AN MATTHIISSEN, het C a a r t b o e c k VAN VOORNE enz., en het grootste gedeelte van de platenverzameling VERHUELL. Deventer. Het Oud-Archief van de G e m e e n t e Deventer is sinds 1915 gehuisvest op de bovenverdieping van een voormalige school, welk gebouw met het oude gedeelte van het Stadhuis in open verbinding stond. Dit vrij uitgebreide gebouwencomplex ligt dicht bij de schipbrug. De maatregelen te Deventer genomen en gedeeltelijk uitgevoerd, beoogen eensdeels de veiligheid van het Stadshuiscomplex te verhoogen, anderdeels het meest kostbare deel van den inhoud naar een veiliger plaats over te brengen. O p grond van een rapport 16 September 1938 door den archivaris-bibliothecaris ingediend bij den burgemeester en het hoofd van de luchtbescherming werden plannen uitgewerkt om in tijd van nood naar een bankkluis over te brengen de handschriften, wiegedrukken en postincunabelen van de Athenaeum-Bibliotheek (in het oude deel van het Stadhuis gevestigd) en het middeleeuwsche deel met de belangrijkste stukken uit het tijdvak 1591 —1795 van het Oud-Archief. Voor het vervoer en de verdere bewaring werden 50 waterdichte zakken (met rechthoekig bodemoppervlak) aangeschaft. 4 September j.l. zijn de genoemde stukken naar de bankkluis overgebracht. De retroacta van den Burgerlijken Stand en de charters in de charterdoozen zullen, als dit noodig blijkt, geplaatst worden in de (bovengrondsche) bankkluizen van de Afdeeling Burgerlijke Stand en den Gemeenteontvanger. In het Stadhuiscomplex zijn de zolders ontruimd, zandbakken met schoppen op de zolders geplaatst, een vloer boven het OudArchief gemaakt, afscheidende deuren met asbestplaten versterkt en een muur gemetseld tusschen oud en nieuw gedeelte van het stadhuis, waardoor, ook in normale tijden, het brandgevaar is verminderd. Een gedetailleerd rapport over de t e Deventer genomen maatregelen is 5 O c t o b e r j.l. toegezonden aan den inspecteur voor de bescherming van schatten van kunst en wetenschap tegen oorlogsgevaren. In November 1939 werden de charters tot 1555, tijdelijk geplaatst in de kluis van den Gemeenteontvanger. Van het archief van het G r o o t e - en Voorster Gasthuis, zijn de charters, de oudste rekeningen, banden en losse stukken in een brandvrije kluis ter plaatse geborgen.
Dordrecht.
In het archiefdepot waren geen brandvrije kluizen of ruimten aanwezig, zoodat in een veilige opberging der belangrijke archieven en verzamelingen op andere wijze moest voorzien worden. In dit verband viel het oog op de ruimte onder het gebouw, die echter bij inspectie vochtig bleek te zijn. Door het uitgraven van den bodem en het verwijderen van oude 17-eeuwsche fundamenten werd de ruimte op een diepte van circa 2 meter gebracht. Daarna werd een betonnen vloer aangebracht, terwijl tevens de ventilatie verbeterd werd. O p deze wijze werden t w e e vertrekken een van ca. 7'/ 2 X l2'/ 2 m. en een van ca. 3 X 4 m. verkregen. De muren zijn scherfvrij, terwijl vier ingangen afgesloten door ijzeren deuren werden aangebracht. Door de indirecte communicatie met den kelder van de centrale verwarming werd in korten tijd een normale droogte bereikt. In het midden van deze ruimte werd op een afstand van 75 cm. van de buitenmuren een houten raamwerk op den vloer aangebracht. O p dit raamwerk komen de archiefstukken te rusten. In het bijzonder werd vermeden, dat de archiefstukken op eenigerlei wijze met buitenmuren of vloer in aanraking zullen kunnen komen, dit vooral naar aanleiding van de slechte ervaringen, die men in de jaren 1914 — '18 met het plaatsen van archieven tegen buitenmuren in Antwerpen had opgedaan. Bij een bezoek door den waarnemend archivaris aan het archief der stad Antwerpen bleek hem, dat de archieven welke tegen buitenmuren geborgen waren, op ernstige wijze beschadigd waren. De bovengenoemde voorzieningen vergden een bedrag van ca. ƒ 8 0 0 , - , waardoor tevens een veelgewenschte bergruimte in vredestijd verkregen werd. Met de sorteering en opberging van de archieven werd inmiddels een begin gemaakt. Voor de opberging werd de hulp verkregen van de afd. Dordrecht van „De Nederlandsche Padvinders" en van de Algemeene Jeugd Centrale. De opgeborgen archieven zullen voor het overgroote deel voor het historisch onderzoek gesloten zijn. Voorloopig worden niet opgeborgen de Doop-, Trouw- en Begraafregisters, benevens de nieuwste archieven tot heden, welke voor den loopenden dienst noodig zijn. Maatregelen worden genomen om deze stukken in korten tijd t e kunnen verplaatsen. Ruimte werd gereserveerd om t. z. t. ook de Gemeentelijke Prentverzameling en de Collectie Dordracum lllustratum een p l a a t s t e geven. Voorts stelde de wnd. archivaris zich in verbinding met het
48
49
kerkbestuur der Ned. Herv. G e m e e n t e om de belangrijke kerkelijke archieven mede in de gemeentelijke bergplaats onderdak te verschaffen. In overleg met den archivaris van de Ned. Herv. Kerk L LASONDER en den secretaris-Kerkvoogd Mr. A. F. REIINVAAN DR zullen de archieven van de Classis Dordrecht, den Kerkeraad en van Kerkvoogden der Ned. Herv. Kerk in het archiefdepot een onderkomen vinden. Voor deze regeling werd door Burgemeester en Wethouders van Dordrecht toestemming verleend. Na de opberging van de voornaamste archiefstukken zal de bovenverdieping geheel
Gedeelten van het archief, die zich nog op de zolder van het Stadhuis bevonden, werden naar het depot overgebracht. Kaarten en prenten, die in bruikleen waren afgestaan aan het Museum, werden terruggehaald en eveneens in het depot geborgen. Om het gewelf t e versterken en t e ondersteunen, in geval het daar boven gelegen gedeelte van het Stadhuis zou komen in t e storten, werden verscheidene steunbalken aangebracht.
ontruimd worden. O p het dak, dat uit betonnen balken bestaat werd een extra laag grint aangebracht, zoodat een afdoende beveiliging tegen brandbommen verkregen werd. Bij werkelijk oorlogsgevaar zullen alle ramen aan de buitenzijde voorzien worden van een afsluiting van Ferrocalplaten. Over het instellen van brandwachten tijdens werkelijk oorlogsgevaar zal t. z. t. beslist worden. E t t e n. Onder het Raadhuis t e Etten bevinden zich verschillende kelders, waarvan een sedert 1930 gebruikt wordt voor de berging van het nieuw-archief. Daar het oud-archief een belangrijke ruimte beslaat, kan het daarin niet in zijn geheel ondergebracht worden; trouwens de ruimte is niet volkomen vochtvrij. Daarom staat het nog op zijn gewone plaats in een ruim vertrek van het Raadhuis, waar ook brandblusmiddelen aanwezig zijn; deze kamer is tevens ingericht als kantoor van den gemeente-architect. Voor de ramen van het sous-terrain, waar het nieuw-archief is opgeslagen, zijn van g e m e e n t e w e g e met zand gevulde rioolbuizen geplaatst ten gevolge waarvan het daglicht er niet kan binnentreden en het vochtgehalte in den kelder gestegen is. Sedert de centrale verwarming in werking is, worden nu bij goed weer de naar binnen openslaande ramen en de kluisdeur opengezet. Het ligt in de bedoeling, om in geval van dreigend gevaar het oud archief naar den kelder over t e brengen, waar het gedeeltelijk op den grond zal moeten worden opgestapeld. Goes. Het archief is ondergebracht in een overwelfde ruimte (begane grond) onder het Stadhuis, afgesloten door een Lips-deur, geventileerd door luchtgaten, die met ijzeren valluiken kunnen worden afgesloten.
Gouda. De huidige bewaarplaats, een oude kapel, zonder verdiepingen en slechts gedekt door een pannendak, kan geen voldoende bescherming bieden tegen luchtgevaar en de oude gewelven onder het gebouw zijn in dusdanig vervallen staat, dat zij onbruikbaar zijn. Een veilige bewaring buiten het depôtgebouw werd gevonden in de nieuwe archiefbewaarplaats van de Secretarie onder het Stadhuis, die geacht wordt brand-, scherf- en gasvrij t e zijn. Evenwel kon daar slechts een gedeelte van het archief - charters, resoluties, rekeningen, rechterlijk archief en retroacta B S . worden geplaatst. Dit gedeelte blijft steeds voor het gebruik toegankelijk. Van het overige staat het voornaamste in kisten, gedeeltelijk gepakt (zoodat de stukken nog bereikbaar blijven), die in korte tijd aangevuld kunnen worden. De bedoeling is, dat deze kisten, wanneer er meer gevaar dreigt, dan op het oogenblik het geval is, worden overgebracht naar de betonnen kelders van de R. H. B. S. Ideaal is deze bergplaats allerminst, want in de H. B. S. huist juist de Staf, maar een betere is in Gouda niet te vinden. De minder belangrijke rest die dan nog in het depot overblijft, zal met de gebruikelijke brandblusmiddelen worden beschermd. 's-G ra v e n ha ge. Het archiefgebouw ligt in een uiterst gevaarlijke zone en heeft in het geheel geen kelderruimte. Daarom is besloten, om op den dag dat de Burgemeester de mobilisatie der luchtbescherming zal bevelen, een aanvang t e maken met d e evacuatie van het gebouw. Zooveel mogelijk alle stukken en verzamelingen zullen worden overgebracht naar de sous-terrain-ruimte van een geheel buiten de stad in de duinen gelegen H. B. S., n.l. de Dalton-H. B. S. aan den Aronskelkweg. Hier zijn houten rekken ter lengte van 2500 strekkende meters plankruimte opgesteld, terwijl electrische verlichting tusschen de rekken en zandbakken voor de betrekkelijk weinige sous-terrain-ramen zullen worden aangebracht. Door d e plaatsing op rekken zullen de archieven Nederlimdsch
Archievenblad
1939-1940
4
50
51
geheel bereikbaar kunnen blijven en in het sous-terrain bevinden zich ruimten desnoods bruikbaar als leeszaal en voor werkruimte van alle ambtenaren. D e dienst zal dus volledig kunnen blijven functioneeren, w a t van cardinaal belang lijkt. Het vervoer der stukken zal eventueel geschieden met zeer g r o o t e verhuis-tapissières, die daarvoor door den Burgemeester gevorderd zullen w o r d e n , terwijl de samenwerkende jeugdvereenigingen 50 stevige knapen zullen leveren, die in k e t t i n g o r d e werkend de verzamelingen naar en uit de tapissières zullen kunnen doorgeven. D e verhuizing zal ongeveer een week moeten duren. Natuurlijk zijn lijsten opgemaakt, die in vele exemplaren gereed liggen en waarop de v o l g o r d e staat aangegeven in welke de archieven en verzamelingen verhuisd moeten w o r d e n . De belangrijkste, zooals vanzelf spreekt, het eerst. Deze lijsten, in t w e e deelen gesplitst, voorzien een tamelijk rustige, z o o w e l als een zeer gehaaste ontruiming. In het laatste geval zullen van allerlei archieven v o o r l o o p i g alleen de belangrijkste stukken worden meegenomen, b.v. de notulen maar niet de bijlagen. Tevens is op een plattegrond van het g e b o u w aan den A r o n s k e l k w e g aangegeven waar en in welke volgorde de stukken daar geplaatst moeten worden.
verdiepingen van de - zes — archiefbewaarplaatsen, een zoldervloer van b e t o n , centrale verwarming en andere voorzieningen mag men aannemen, dat het aan normale eischen van brandvrijheid v o l d o e t . De maatregelen, die de Rijksarchivaris en de Gemeentearchivaris na gemeenschappelijk overleg, ieder voor zijn gedeelte, genomen hebben, beoogen de brandveiligheid nog te verhoogen en het scherfgevaar te temperen. De zolder boven de gemeentelijke archiefdepôts w e r d in het voorjaar o n t r u i m d ; de onderste gedeelten van de gebinten, die de houten kap van den zolder dragen, zijn met een kleistroopreparaat bestreken en daardoor onbrandbaar gemaakt. Eenige kisten met zand en schoppen zijn op den zolder neergezet. Binnenkort zullen met vrijwillige hulp — ook hoogere deelen van de gebinten en een deel van het kaphout zelf t w e e m a a l met brandwerende verf worden bestreken. V o o r t s kan de trap van het archiefdepôt, die op den zolder u i t k o m t , nu door een ijzeren luik afgesloten worden en is de boekenlift, die eveneens op den zolder u i t k o m t , door een stalen „ h u i s j e " afgedekt. O p den zolder, in alle archiefbergplaatsen en op de bureaux is een noodverlichting, bestaande uit lantaarns met kaarsen, aangebracht. Naast de brandleiding, die t o t op den zolder is doorg e t r o k k e n , is in elke archiefbergplaats ook een met water gevulde emmer aanwezig.
A l l e portefeuilles zijn aan een grondige revisie o n d e r w o r p e n , om te voorkomen dat tijdens het vervoer banden zouden breken. W r a k k e deelen en alle stapels losse stukken zijn in papier g e p a k t , doozen zijn met t o u w e n afgesloten. De allerbelangrijkste stukken, eigenlijk de curiosa, waren in Augustus 1.1. reeds in 30 met de hand draagbare pakken geborgen. O p den dag der mobilisatie zijn deze naar de kelders van het G e m e e n t e museum overgebracht. De zolders van het archiefgebouw zijn geheel ontruimd, de daar staande houten rekken gesloopt en alle brandbare zaken verwijderd. De zoldervloer, zoover niet van beton, w e r d bedekt met een plaveisel van niet brandbare leemtegels, terwijl alle houtwerk t o t een hoogte van 50 c.M. boven de zoldervloer met cement w e r d bestreken. Het ligt in de bedoeling, zoodra de bergplaatsen aan den Aronskelkw e g geheel gereed zullen zijn, dat deel der verzamelingen, dat slechts zelden w o r d t geraadpleegd, bereids daarheen over te brengen. Groningen. Het g e b o u w , waarin het Rijksarchief in Groningen en het archief der gemeente Groningen gevestigd zijn, is modern. Met den b o u w w e r d nog tijdens den w e r e l d o o r l o g b e g o n n e n ; in 1921 w e r d het in gebruik genomen. Dank zij afscheidingen van beton tusschen de
Teneinde het scherfgevaar te temperen zullen binnenkort tegen de ramen van de onderste archiefbewaarplaats, en wel aan de binnenkant van het g e b o u w , zandzakken worden geplaatst, teneinde de zwakkere plekken in den muur te versterken. Aangezien de archivalia in de drie hoogstgelegen bergplaatsen opgesteld zijn, is de tweede bergplaats van onderen, die nog niet van ijzeren kasten voorzien is, voor noodberging van de meest waardevolle stukken bestemd. V o o r een g r o o t deel zijn deze reeds daarheen overgebracht. De kelders, die het archiefgebouw bezit, blijven voor de archivalia van het Rijk en voor het publiek gereserveerd. De ramen van de drie onderste archiefbergplaatsen zijn met kleefband beplakt. Tenslotte zijn voor het geval dat Nederland in den oorlog betrokken w o r d t en men met voortdurend luchtgevaar rekening moet houden, uit het personeel van Rijks- en Gemeentearchief drie brandwachten, ieder van 2 personen, samengesteld, die om beurten in het archiefg e b o u w aanwezig zullen zijn. Haarlem. D e bewaarplaats van het Haarlemsche Gemeente-archief is op zichzelf een g r o o t e betonnen kluis, die brand- en scherfvrij w o r d t geacht. Er was dus geen reden, om de daarin opgeborgen archieven
52
53
naar elders te gaan verplaatsen. Slechts was het noodzakelijk, dat voor de brandweer eenige maatregelen werden getroffen, om een eventueele brand van de kerk, waarin de kluis g e l e g e n e s , beter te kunnen bestrijden, als het plaatsen van ladders en een brandkraan in de nabijheid. Ook zijn, met het oog op toch nog mogelijke beschadigingen, welke het instorten van het dak van de kerk aan het dak van de kluis zou kunnen toebrengen, eenige belangrijke verzamelingen van de bovenste verdieping van het archiefdepôt naar beneden gebracht, terwijl andere op de lijst staan, om eveneens lager te worden geplaatst, als de omstandigheden dat eischen. Daarvoor is op de beide onderste verdiepingen nog genoeg ruimte over. Zelfs zullen nog een 24-tal kisten met voorwerpen uit het Frans Halsmuseum en eenige kleinere schilderijen daar worden ingenomen.
Daar het archieflokaal nog beschikbare ruimte biedt, heeft de archivaris aan den burgemeester voorgesteld, het zeer belangrijke archief van de Illustre Lieve Vrouwebroederschap alhier, waarover hij de zorg op zich heeft genomen, bij dreigend oorlogsgevaar in het gemeente-archief op te bergen. Dit voorstel mocht de goedkeuring van den Burgemeester wegdragen en hij zal het aan de Proosten dier Broederschap voorleggen.
H el m o n d.
Leeuwarden.
Het Gemeentearchief is met de prenten en kaarten uit het G e m e e n t e museum overgebracht naar een brandvrije kelderruimte van het Raadhuis, die thans met zandzakken behoorlijk beschermd is voor brandgevaar van buiten af. 's-Hertogenbosch. Het lokaal, waarin de archivalia zijn ondergebracht is hecht van muren, ter dikte van M. O . 45 en is voorzien van een gemetseld gewelf tusschen stalen balken. De drie kruisvensters hebben ijzeren spijlen en draailuiken. Boven dit lokaal bevindt zich eene zaal van gelijke grootte, maar die voor andere dienstaangelegenheden wordt gebruikt. Nu is er met goedvinden van Burgemeester en Wethouders besloten : 1°. dat het gewelf van het archieflokaal ondersteund zal worden met houten liggers en draagstijlen; 2°. dat de vloer van de bovenliggende zaal bedekt zal worden met zakken zand; 3°. dat de vensters aan de buitenzijde geblindeerd zullen worden, tegen de ijzeren spijlen met staalplaten met a l s t w e e d e afsluiting de aanwezige draailuiken overigens met stevig schotwerk, aangevuld met zakken zand. Met het oog op het bijna dagelijks gebruik der zaal boven het archieflokaal liggende, zullen de zakken zand nog niet worden aangebracht, maar in de nabijheid daarvan in reserve worden gehouden, om bij werkelijke gevaarbedreiging op de vloer te worden gelegd.
Kampen. In geval van oorlogsgevaar zullen de oudste en kostbaarste archivalia, waaronder de rechterlijke archieven in hun geheel en de volledige serie retroacta van den Burgerlijken Stand, in een viertal kluizen te Kampen worden overgebracht.
W a t zich nog aan oud-archief boven bevond, werd naar beneden in de kluis gebracht. De belangrijkste reeksen van het nieuw-archief werden, voorzoover ze boven waren, in de kluis van eene afdeeling der Secretarie geborgen. In den kelder is een gedeelte gereed gemaakt voor ontvangst van meer nieuw-archief. W e g e n s de vochtigheid wordt met overbrenging tot de uiterste nood gewacht. De zolder is ontruimd, van de gebruikelijke middelen tegen brand en bommen voorzien en wordt met een brandwerend middel bestreken. Zandzakken zijn aangeschaft om de kluis aan de straatzijde te beschermen. Leiden. Het Leidsche archiefdepôt bestaat uit een gebouw van steen en betonnen vloer en betonnen zoldering en een ijzeren geraamte binnenin, waarop houten stellingen zijn aangebracht voor de boeken. (Zelfde bouwwijze als het Alg. Rijksarchief). Het gebouw is aan de vóór- en achterzijde voorzien van ramen, 56 in totaal. Een kelderruimte is niet aanwezig. W a t de beschermingsmaatregelen betreft : 1°. De zolder is ontruimd en met ca. 1000 zakken met zand belegd. 2°. De ramen zijn op den beganen grond aan de binnenzijde met zandzakken beschermd, die op bokken boven de verwarming zijn opgestapeld.
54
55
3°. O p elke verdieping is een rooster aangebracht, waarin een glijplank staat naar de verdieping daar onder. In geval van o o r l o g worden de boeken der I e , 2e en 3e étage door middel der glijplanken naar beneden gebracht en op den beganen grond opgestapeld met zoo min mogelijk tussenruimte, om daarna te worden afgedekt met ijzeren platen en zandzakken.
brandgevaar is hierdoor zeer verminderd en de opstelling is door de centralisatie veel overzichtelijker g e w o r d e n . Ten aanzien van de bijzondere gevaren van den tijd moeten betreffende de ramen echter nog enkele voorzieningen w o r d e n g e t r o f f e n .
4°. De vloer is versterkt door balken waarop de planken worden gelegd die vrijkomen wanneer de boeken van de étages naar beneden komen. Daardoor is er eenige ventilatie mogelijk en de boeken liggen niet direct op de steenen vloer. 5°. De centrale verwarming is in de bewaarplaats buiten werking en afgetapt om overstroomingen te v o o r k o m e n indien buizen mochten springen door verschuiving van zandzakken etc. D e centrale verwarming is hiertoe dusdanig veranderd, dat de bewaarplaats en de overige lokaliteiten afzonderlijk van elkaar te verwarmen zijn. 6°. D e buitenmuren van de bewaarplaats worden versterkt met een w a l van z a n d z a k k e n ; aan de achterzijde van het g e b o u w is dit reeds geschied. C r o o t e reserves aan zand zijn aanwezig achter het g e b o u w en onmiddellijk in de nabijheid in een t w e e t a l opslagplaatsen. Ondertusschen gaat de archiefdienst zijn gewonen gang.
Het gemeentearchief bevindt zich op de benedenverdieping van het Gemeentehuis. Deze is brand- en instortvrij (plafond van gewapend cementbeton). D e zolders van het g e b o u w zijn met zand bedekt en voor het g e v a l , dat luchtgevaar gesignaleerd w o r d t , zullen rondom de benedenverdieping, van buiten, zakken zand worden gelegd t o t boven de ramen van het archief.
Maastricht. D e belangrijkste archivalia, prenten en kaarten zijn ondergebracht in 3 kluizen onder het Stadhuis. Deze kluizen zijn gelegen onder den g r o n d , en omgeven door zeer zware steenen muren en gewelven, z o o d a t practisch - wanneer het althans geen zgn. voltreffers zijn geen nadeel aan deze stukken kan berokkend w o r d e n . In deze kluizen zijn houten rekken geplaatst, z o o d a t dus een eventueele raadpleging dezer o p g e b o r g e n stukken nog mogelijk is.
Middelburg. Het oud-archief, loopend t o t 1851, was t o t voor k o r t in diverse lokalen in het stadhuis g e b o r g e n , waarbij een klein gedeelte op zolder. D e archivalia stonden daar v o c h t - , doch niet brandvrij, en de decentralisatie der bewaring bracht zijn bezwaren mede. Reeds vóór Sept. 1.1 was in verband met plannen t o t reorganisatie van de bestemming van het stadhuis o v e r w o g e n , de naast het stadhuis g e b o u w d e vleeschhal, daarvan door een zeer zware muur gescheiden, t o t archiefbergplaats in te r i c h t e n ; de bekende omstandigheden hebben de verwezelijking hiervan versneld en thans zijn de diverse bestanddeelen van het o u d archief, t o t een lengte van 900 M., hier opgesteld. Het normale
O ss.
Roermond. D o o r het C o l l e g e van Burgemeester en W e t h o u d e r s dezer gemeente w e r d besloten de volgende maatregelen te treffen ter bescherming van het gemeente-archief tegen oorlogsgevaren : a. O p den dag waarop de luchtbescherming in werking treedt zal het belangrijkste gedeelte van het archief in kisten worden verpakt en worden vervoerd naar enkele verspreid gelegen kelders. D e daarvoor noodige kisten worden thans reeds aangeschaft en ten stadhuize opgeslagen. V o o r verpakking en vervoer hebben zij zich de medewerking verzekerd van het C o m i t é voor de inschakeling der jeugdorganisaties bij de bescherming van cultureele waarden tegen oorlogsgevaren. V o o r t s hebben zij zich in verbinding gesteld met de eigenaren van enkele kelders, die bereids hun volle medewerking hebben t o e g e z e g d ; b. Ten stadhuize werden verschillende voorzieningen getroffen tegen brandgevaar, als onderdeel van de luchtbeschermingsmaatregelen. D e zolder w e r d geheel o n t r u i m d ; kisten met zand en schoppen werden g e p l a a t s t ; de waterleiding zal worden uitgebreid t o t zolder en archiefruimten waar brandkranen zullen worden g e m a a k t ; bij luchtaanvallen zal een brandwacht worden gestationneerd nabij de zoldertrap, z o o dat deze de controle heeft over zolder en archief. In een der archiefkamers zijn reeds aanwezig een brandblusapparaat (koolzuursneeuw) en zg. brandfakkel. Deze maatregelen gelden tevens voor de beveiliging der w e t e n schappelijke boekerij. Rotterdam. Een ook maar eenigermate doeltreffende beveiliging van archivalia is in een stad als Rotterdam met zijn moerassigen bodem een lastig
56 vraagstuk. Het archiefgebouw voldeed vóór September 1939 geenszins aan de meest bescheiden eischen, die in de tegenwoordige omstan! d-gheden aan een dergelijke inrichting gesteld mogen worden. O p adv.es van deskundigen is in de eerste dagen van September de zolder van het admimstratiegebouw nagenoeg ontruimd: de daar opgeborgen duphcaten van de „Rotterdamsche bibliotheek" verhuisden naar de Gemeente-bibliotheek en de belastingkohieren naar het Stadhuis terw.,1 voor de omvangrijke archieven van den waterschout door dien ambtenaar een andere behuizing gezocht en gevonden werd. Alleen de resolutie«! van de Staten van Holland, waarvoor in het depot geen débouche kon gevonden worden, bleven ter plaatse. Het overbodige houtwerk (kasten en kisten) werd door den Technischen Dienst meee genomen. Toen kwam het depot aan de beurt. Ook hiervan werd de bovenste verd.ep.ng geëvacueerd : „ D e Rotterdamsche bibliotheek" werd gedeeltel.jk ondergebracht in een expresselijk voor dat doel opgestelde kast m de charterkamer het meest brandvije vertrek, en de rest werd verdeeld over verschillende kasten in het voorgebouw; ook het notarieel archief moest de bovenste verdieping verlaten en werd verspreid over de gangpaden der lagere verdiepingen: geen zeer gelukkige, maar b.j het ontbreken van een behoorlijke kelderruimte de een.gst mogelijke oplossing. De (vochtvrije) kelder wordt voor het grootste gedeelte in beslag genomen door de centrale verwarming en brandstofvoorraden. De kleine ruimte, die er nog overblijft, is voor de charters en een keurcollectie uit de topographische verzameling ingeruimd. Eenigen tijd na het beëindigen dezer werkzaamheden werden van g e m e e n t e w e g e de volgende beveiligingsmaatregelen genomen- 1° de afdekkmg van het dak van het depot met ca. 3000 basaltinetegels, 2 . het metselen van muurtjes voor de ramen aan weerszijden van de charterkamer en 3°. het aanbrengen van stalen rolluiken voor de ramen aan de naar het administratiegebouw t o e g e w e n d e zijde van het depot • aan de tegenovergestelde zijde is zulks naar de meening van deskundigen met zoozeer noodig, omdat de naaste bebouwing zich daar op tameli.k grooten afstand van het archief bevindt. Bovendien zal bmnenkort een aanvang gemaakt worden met het vervangen van de houten deuren aan de N. en Z.zijden van het depot, die toegang geven tot de brandtrappen, door ijzeren. De totale kosten van de bescherming van het archiefgebouw bedragen f 6000 Over een permanente bewaking in geval van nood wordt overleg pepleegd Met u.tzondenng van de charters zijn alle archivalia als in normale tijden voor het publiek toegankelijk.
57 Schiedam.
O p verzoek van het hoofd van den gem. Luchtbeschermingsdienst heeft de archivaris hem op 25 April 1939 een schriftelijk rapport ter zake doen toekomen. Kort daarop zijn door den archivaris met eigen personeel en hulp van den Dienst van Gemeentewerken de zolders van het archief geheel ontruimd. Tot op heden is hierop, ondanks herhaald aandringen, nog niet gevolgd het aanbrengen op de zolders van een brandwerend middel en zijn nog geen bakken met zand en schoppen aanwezig om brandbommen te blusschen. Daar onder het archiefgebouw geen kelders zijn, moest worden uitgezien naar een plaats, waarheen eventueel de kostbaarste stukken van het archief zouden kunnen worden overgebracht. Deze is gevonden in de scherfen brandvrije kelders onder de H. A. V. Bank te Schiedam. De Directie heeft daar een ruimte beschikbaar gesteld, waarin twintig groote zakken met archivalia kunnen geborgen worden. Om het vervoer te bespoedigen zijn de zakken reeds thans bij de over t e brengen stukken gehangen. Onder de archivalia is een roode strook papier geplakt. Elke zak draagt een rood nummer op de label, dat terug gevonden wordt op een wit stuk papier, dat bij de zak hangt en haar toekomstige inhoud en de nummers der archiefstukken vermeldt. Het transport zal geschieden door den Dienst der Gemeentewerken. Zoodra in geval van nood de belangrijkste stukken in veiligheid zijn gebracht, zal van de rest van het archief het belangrijkste gedeelte, waaronder nu reeds een strook blauw papier is aangebracht, een plaats vinden in dat gedeelte van het archiefgebouw, dat van buitenmuren het verst verwijderd is.
Schoonhoven. Reeds sedert Sept. 1938 waren er maatregelen genomen om bij oorlogsgevaar althans het allerbelangrijkste gedeelte van het oudarchief in voorloopige veiligheid te kunnen brengen. O p ten archieve, bij den burgemeester, den g e m e e n t e b o d e en ter secretarie berustende lijsten was aangegeven welke archivalia het eerst w e g g e b r a c h t moesten worden, terwijl deze archivalia, apart gezet, gereed stonden. In Sept. 1939 zijn verder strekkende maatregelen overwogen en genomen. Helaas mocht het niet gelukken te Schoonhoven geschikte kelders of kluizen te vinden, waarin het oud-archief of een gedeelte ervan, veilig zou kunnen worden opgeborgen. Alleen voor de verzameling charters werd een g o e d e bergplaats in een kluis gevonden en deze is dan ook bereids daarheen overgebracht. Een groot gedeelte van de andere archivalia zal nu in tijd van
58
59
nood van de - ook in vredestijd — geenszins brandvrije archiefbergplaats op een tusschenverdieping worden overgebracht naar de secretarie, beneden in het stadhuis, welke gevestigd is in de gerestaureerde en constructief nog zeer sterk 15de eeuwsche gewelven, waar centrale verwarming aanwezig is Tegen het optrekken van vocht van de vloer, of e. v. instroomen van bluschwater is een stellage gemaakt, waarop de daarvoor in aanmerking komende archivalia, geborgen in stevige, waterdichte zeildoeken zakken, geborgen zullen worden. Bij dreigend oorlogsgevaar zullen door den burgemeester krachten gerequireerd worden, die de daarvoor b e s t e m d e stukken van boven naar beneden zullen dragen en daar inpakken, terwijl tevens iemand is aangewezen om, bij mogelijke afwezigheid van den archivaris, toezicht te houden en leiding te geven.
teekeningen uit den topografischen atlas bescherming te verleenen. Het grootste deel der kelderruimte is overigens benut, om er zware houten stellages in aan te brengen, waarop, als de toestand het eischen zal, het daarvoor in aanmerking komende gedeelte van het archief kan worden opgestapeld. Om op het fatale oogenblik te weten, wat hieronder te rekenen valt, werden in het depot de planken, waarop deze stukken zich bevinden, met een strook wit papier beplakt. Er zijn maatregelen genomen om er van verzekerd te zijn, de noodige krachten beschikbaar te hebben, om de aldus aangeduide archivalia met bekwamen spoed naar de kelders te brengen. Aan de tuinzijde van het archiefgebouw werden een aantal zakken zand opgestapeld in de onmiddellijke nabijheid van de lichtopeningen en den ingang van de kelders, evenals in den aan de voorzijde gelegen kelder, waar zij bestemd zijn, om de aan de gracht uitkomende deur te baricadeeren. Dat thans deuren en ramen nog niet onder de zakken zand verborgen zijn, vindt zijn oorzaak in de noodzakelijkheid, om door geregelde ventilatie de kelders zoo droog mogelijk te krijgen.
Tilburg. De archivalia zijn opgeborgen in t w e e afzonderlijke, brandvrije, depots, welke gelegen zijn in de benedenverdieping van het PaleisRaadhuis. De buitenmuren dezer depots zijn + 80 cM. dik, terwijl de vensteropeningen met zandzakken kunnen worden dichtgemaakt. Boven de depots bevinden zich t w e e verdiepingen, voorzien van zware betonnen vloeren, zoodat mag worden verondersteld, dat de archivalia e. a. voldoende tegen gevaren uit de lucht beveiligd zijn.
Door de opberging te beperken tot het middeleeuwsche gedeelte en voor het overige gedeelte alleen voorbereidende maatregelen te treffen, kon de archiefdienst zonder bijzondere stoornis doorgaan.
Utrecht.
Vlaardingen.
De voor het gemeentearchief genomen beschermingsmaatregelen tegen luchtgevaar kunnen als volgt worden samengevat. Reeds eenige jaren geleden werd vastgesteld, welke (min of meer bomvrije) kelders onder het gebouwencomplex van Rijks- en Gemeente-archief bestemd zouden zijn voor opberging van de g e meentelijke archivalia. Later zijn in het depot eenige zakken zand geplaatst, terwijl in de ruimte boven Rijks- en G e m e e n t e d e p ô t van rijkswege eenige voorzorgsmaatregelen werden genomen. In de eerste week van September van dit jaar is het grootste gedeelte van het middeleeuwsche archief en van de bij het stadsarchief bewaarde middeleeuwsche archieven opgeborgen in een aantal, voor dat doel vervaardigde en in de kelders geplaatste houten kisten. Deze kisten zijn van binnen met zink bekleed en aan de binnenzijde van het deksel van een rubberrand voorzien. Door t w e e ijzeren staven over het deksel aan te schroeven, wordt deze rubber aangedrukt en toetreding van vocht verhinderd. Bovendien zijn nog eenige kisten bestemd om de kostbaarste
Het gemeente-archief is gevestigd in de beneden-verdieping van het Stadhuis en daar deze verdieping volgens het Hoofd van den Luchtbeschermingsdienst vrij goed is gebouwd, is besloten de archieven er te laten. Er bevinden zich behalve de kamers een drietal kluizen: 1. een, waarin de van het Rijk in bruikleen ontvangen archivalia staan, 2. een klein kluisje in de kamer, waar de bibliotheek staat, 3. een in de werkkamer van den archivaris; behalve deze is er nog een kluis in de daar boven gelegen kamer van den gemeente-secretaris. Daar boven de secretariskamer een lage zolder is, wordt het gedeelte van het oud-archief, dat in die kluis niet erg veilig is, gebracht naar een der vertrekken beneden, waar een stelling er voor gereserveerd werd. Ten deele is dit reeds geschied. In onverhoopt geval van oorlog wordt deze stelling ontruimd en de inhoud overgebracht in kluis 1. Deze archivalia kunnen in het gangpad van deze kluis gemakkelijk een plaats vinden; de steenen vloer is reeds door een vlonder, eenige centimeters van de vloer, gedekt. Er blijft in deze kluis dan nog voldoende ruimte over om het geraamte van het nieuw-archief te plaatsen : de notulen van B. en W., die van den Raad, de Gemeente-
60
61
rekening, de verordeningen, alle van 1 8 1 3 - 1 9 3 9 . In het kluisje 2 worden dan de belangrijkste werken uit de Vlaardingsche en Alg. bibliotheek geplaatst, terwijl in kluis 3 de kistjes met de kaartsysteemklappers worden gezet. Voor een gedeelte der prentverzameling is nog plaats in kluis 1. De vensters aan de straatzijde hebben zware houten luiken; die aan de binnenplaats van het stadhuis hebben geen bescherming, doch naar verluidt wil men die door zandzakken beschermen.
De archivalia en handschriften in het Geschiedkundig Overijsselsch Museum (eigendom van de Vereeniging tot beoefening van Overijsselsch Regt en Geschiedenis) bevinden zich nog in de daarvoor bestemde kasten en zullen bij acuut gevaar naar de onder het gebouw aanwezige kelderruimten worden overgebracht. De ten gemeentearchieve g e d e p o n e e r d e archieven van de Hervormde Kerk zullen alsdan waarschijnlijk gastvrijheid vinden in een daarvoor zeer geschikt in te richten ruimte onder de Consistoriekamer der G r o o t e Kerk.
V I i s s i n g e n. Ingevolge de „Richtlijnen voor de bescherming tegen oorlogsgevaren van kunstschatten, in musea, bibliotheken en archieven" vastgesteld bij beschikking van de Ministers van O., K. en W. en van Binnenlandsche Zaken en van Defensie, zijn alhier, wegens het feit dat deze gemeente in de eerste gevarenklasse is ingedeeld, alle maatregelen getroffen voor het brand- en scherfvrij opbergen van alle stukken behoorende tot het oud archief buiten het archiefgebouw.
Van de archiefbeheerders der hoogheemraadschappen Rijnland en Schieland werden de volgende mededeelingen ontvangen :
Z u t p h e n. Er worden besprekingen gevoerd met de directie van een bank over het afstaan van kluisruimte tegen een geringe vergoeding. Een definitieve afspraak is nog niet gemaakt. Die bank ligt op vijf minuten afstands van het Stadhuis, waar het archief zich bevindt. In tijden van dringend gevaar kunnen de archivalia, die voor opberging in aanmerking komen, met de hulp van scholieren (ook hierover is reeds overlegd gepleegd) in één dag naar de kluis worden overgebracht. Zwolle. De archivaris van deze gemeente heeft gemeend het risico te moeten verdeelen, door een belangrijk gedeelte van het archief over te brengen naar het nieuwe archiefgebouw van de provincie, na daartoe door de Staten te zijn gemachtigd. Dit gebouw mag ril, zooal niet bom-, dan toch zeker wel brandvrij worden geacht. Allereerst dan zijn overgebracht de stukken, waarvan de minuten nog aanwezig zijn; vervolgens de unieke verzameling rekeningen, de resoluties van de verschillende besturen tot op heden, de omvangrijke serie brieven en charters, de doop- en trouwboeken enz. Van het oud archief, dat ongeveer 260 strekkende meter beslaat, is een kleine 80 M. aldus in veiligheid gebracht. Alleen in geval van uitersten nood kan er over gedacht worden de rest van het archief in een van de weliswaar groote en hechte, maar geenszins vochtvrije kelderruimten onder verschillende oude gebouwen in de stad te bergen.
Rij n la n d. Het archiefgebouw van Rijnland bestaat uit drie verdiepingen : a. half-sousterrainverdieping; b. middenverdieping; c. bovenverdieping. De oude archieven van Rijnland van de jaren 1 2 5 5 - 1857, ambachtsen polderarchieven, geschonken en a a n g e k o c h t e archiefstukken, en de kaartenverzameling waren oorspronkelijk geborgen op de verdiepingen b en c, terwijl het nieuwe archief van Rijnland van de jaren 1858—1932 op de verdieping a zijn plaats had. Ter beveiliging tegen luchtaanvallen is op het dak van het geheele archiefgebouw de grindlaag verdubbeld, terwijl de verdieping c geheel is ontruimd door de archiefbescheiden over te brengen in de stalen kasten van verdieping a, nadat het op deze verdieping aanwezig nieuw-archief in de oude brandvrije archiefkluis werd ondergebracht. Voor de kleine en solied vertraliede raampjes aan de straat- en plaatszijde van verdieping a zijn Ferrocal-platen op maat gemaakt, welke in tijd van oorlog of oorlogsgevaar daarvoor worden geplaatst. O p den betonnen grond is een houten vlonder gelegd, waarop de archieven en de kaarten van de verdieping b bij dreigend luchtgevaar zullen worden opgestapeld. Het trapgat naar verdieping a zal dan met zandzakken worden gedicht. Het ligt in de bedoeling alsdan voortdurend controle uit te oefenen op den toestand der archivalia en kaartenverzameling. Alles is evenwel zoo ingericht, dat op het oogenblik nog alle archiefstukken geraadpleegd kunnen worden.
Sch
i ela
nd.
Het archief van Schieland ligt grootendeels onder den grond, welke situatie van belang is bij het treffen van voorzieningen tegen luchtaanvallen.
63
62 De archiefruimte bezit steenen wanden, een betonnen vloer en een plafond van troggewelfjes, gevat in ijzeren binten. De toegang tot de archiefruimte wordt gevormd door een stalen kluisdeur. De ruimte bezit t w e e ramen, welke op een binnenplaats, even boven den grond uitkomen. De raamopeningen zijn van ijzeren tralies voorzien, om inbraak te voorkomen, bovendien zijn deze raamopeningen vanuit de archiefruimte af te sluiten door ijzeren luiken. Deze archiefruimte werd tegen instorting beveiligd in geval van luchtaanvallen, waarbij werd uitgegaan van een belasting van 500 kg/m 2 . Deze beveiliging bestaat uit het plaatsen van houten slooven tegen de ijzeren binten van het plafond, welke slooven worden gesteund door verticale houten binten. Bedoelde binten zijn niet direct op den vloer, doch op houten balken geplaatst, welke op den vloer rusten. De verticale binten zijn opgewigd, zoodanig dat zij de belasting van het plafond op den vloer overbrengen. De verticale houten binten werden in rijen geplaatst, op onderlingen afstand van ruim één meter, zoodanig dat zij overeenstemmen met de indeeling van het archief. Het gebruik van het archief werd door deze draagconstructie niet gestoord. Het. voornemen bestaat de ramen aan de buitenzijde te dichten met behulp van zandzakken, zoodra de kans op luchtaanvallen groot wordt. De zakken werden aangeschaft en de vereischte hoeveelheid zand werd opgeslagen. De zakken werden echter nog niet gevuld om vergaan te voorkomen. Het archief zal tevens worden benut als schuilkelder, waartoe de ruimte en de situatie zich eigent. De maatregelen welke hiervoor extra vereischt zijn kunnen in deze omschrijving buiten beschouwing blijven. Uitdrukkelijk dient hierbij te worden opgemerkt, dat het archief niet bomvrij werd gemaakt, zoodat een voltreffer de ruimte zal verwoesten. Maatregelen in dit opzicht worden veel ingrijpender en kostbaarder terwijl de kans op een voltreffer gering is. De geheele voorziening heeft ongeveer f200.— gekost. Tenslotte kwamen nog eenige berichten binnen van beheerders van kerkelijke archieven : Ned. H e r v o r m d e
Kerk.
Het zeer belangrijke archief van de Synode ligt veilig o p g e borgen in de ruime archiefkluis, even duurzaam als de safe van een bank-instelling, in het gebouw van de Algemeene Synode, Javastraat 100 te 's-Gravenhage. Deze kluis herbergt ook tijdelijk archieven of ge-
deelten van archieven van kerkelijke gemeenten en van besturen uit het geheele land. Provinciaal archief in N e d e r l a n d .
van
de
Minderbroeders
te
kerkelijke
Weert
Het Archief te W e e r t is — in tegenstelling met zijn bibliotheek — niet van zulk een omvang, dat directe maatregelen ter verplaatsing — met alle nadelen en lasten daarvan — onmiddellijk nodig werden geacht. Wel werden die archivalia, die bij een min of meer overhaaste verplaatsing gemakkelijker beschadigd zouden kunnen worden, in dozen ingepakt. Medebeschikking werd ontvangen over een ruime schuilkelder, die volgens de aanwijzingen van den Luchtbeschermingsdienst volkomen brand-, scherf- en gasvrij werd gemaakt. Bovendien staat nog een zeer ruime kelder ten dienste, die tot het bewaren van het archief voldoende waarborgen biedt tegen andere gevaren, dan vocht en afsluiting van luchttoevoer; voor korteren tijd biedt d e z e kelder een uitstekende bevestiging, mede door een haast volkomen afsluiting van de buitenwereld en door haar ligging onder een gebouw met vier vloeren van gewapend beton. Enige particulieren in de omgeving werden bereid gevonden een gedeelte van archieven en boeken in hun kelders op te bergen. Al kunnen deze voorzorgsmaatregelen enigszins voldoende worden geacht voor de beveiliging van de cultuurschatten tegen luchtgevaar, brengt de gevaarlijke ligging van het gebouw zelf een voortdurende zorg, of deze maatregelen in het algemeen genoeg waarborgen bieden tegen elk gevaar. G e v r a a g d e adviezen brachten wegens haar tegenstrijdigheid geen beslissend uitsluitsel voor het volgen van een bepaalde gedragslijn. Archief
der
Nederl.
Augustijnen
Provincie.
Aangezien dit archief er een is van een privaat-rechtelijke instantie, is de archivaris, wat luchtbeschermingsmaatregelen betreft, hoofdzakelijk wel op zich zelf aangewezen. Het archief is op een tamelijk veilige plaats bewaard. Bijzondere maatregelen nu reeds te treffen, is moeilijk uitvoerbaar en ten deele onjuist. De omvang is niet zoo groot, dat het archief niet in betrekkelijk korten tijd vervoerd kan worden. Kelders, gelijk aan die, welke voor schuilkelder zijn aangewezen, zijn aanwezig. De bescheiden nu reeds daarheen te brengen, acht de archivaris onmogelijk, wegens het bezwaar van ontoegankelijk worden, maar vooral wegens de vochtigdheid, enz.
64
65
Overbrenging naar andere meer geschikte conventen is z. i. practisch buitengesloten wegens de mogelijke scheiding van archivaris en archief en de twijfelachtigheid der meerdere veiligheid. In aanmerking zouden komen: Nijmegen, Eindhoven en Culemborg. Geen van drieën ligt z. i. strategisch „voordeelig".
in onze vaste groep medewerkers, het eindresultaat onzer werkzaamheden over dit jaar beneden de aanvankelijk gestelde verwachting bleef. Wij zien hierin echter slechts een aansporing onzen arbeid, welke terwille van de nauwkeurigheid aan een zeker tempo is g e bonden, met volle kracht voort te zetten. Dit te meer, waar wij zeer wel inzien, dat eerst de na ons komende generaties ten volle de vruchten van onzen arbeid zullen plukken, omdat hetgeen wij op ons hebben genomen, een werk van langen duur is, waarvan het einddoel: de volledige aansluiting, in kaartsysteem, van alle in Nederland b e s t a a n d e geboorte- (doop-), trouw- en overlijdens- (begraaf-) registers van vóór het jaar 1811 aan de gegevens van den in laatstgenoemd jaar ingestelden Burgerlijken Stand, nog ver is verwijderd. Het feit evenwel, dat een doel veraf ligt, kan slechts een aansporing zijn, den afstand tot dat doel zonder aarzeling te verkorten. Ook dit jaar mochten wij weer een niet onbelangrijken financieelen steun ontvangen van het N a t i o n a a l F o n d s v o o r B i z o n d e r e N o o d e n te 's-Oravènhage, ten behoeve van enkele onzer vaste medewerkers, zulks in afwachting eener meer definitieve regeling. Wij spreken hiervoor het F o n d s onze groote erkentelijkheid uit. O p 21 September had een bespreking plaats ten Departemente van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, onder voorzitterschap van den Heer P. VISSER, Administrateur, Chef der Afdeeling K. en W „ waarbij de wenschelijkheid en de mogelijkheid werd overwogen van een nauwer contact tusschen het Rijk en ons Bureau. Nader uitgewerkte voorstellen dezerzijds hebben het Departement inmiddels bereikt. Het aantal medewerkenden handhaafde zich dit jaar op twintig, doch daalde aan het einde van het jaar tot 12, doordat voor velen de reeds lang in uitzicht gestelde financieele tegemoetkoming nog niet kon worden verleend en men zich door omstandigheden genoopt zag naar betaalden arbeid uit te zien. O n z e Secretaresse legde dit jaar met goed gevolg het examen voor archiefambtenaar af. Wij hopen, dat het volgend jaar een t w e e d e medewerker dit examen met succes zal afleggen. Tot ultimo December 1938 zijn de volgende trouwregisters bewerkt :
Archief
van
het
bisdom
Haarlem.
Het archief is opgeborgen in een kelder, zooals voorheen. Deze kelder is brandvrij, terwijl de ruiten tegen scherven zijn beschermd door zakken zand.
Het Bureau voor Historische Demografie N V . 's-Gravenhage. Aan het jaarverslag over het veertiende boekjaar 1938 is het volgende ontleend : ') Wij hebben ook dit jaar wederom tot onze groote voldoening kunnen vaststellen, dat de algemeene belangstelling, welke ons werk van den aanvang af heeft mogen ondervinden, met de jaarlijksche uitbreiding van ons feitenmateriaal gelijken tred houdt. Het aantal inlichtingen, dat in het afgeloopen jaar ook aan buitenlanders kon worden verstrekt, heeft wederom dat van het vorige jaar niet onaanzienlijk overtroffen, waardoor onze bekendheid als betrouwbaar genealogisch informatiecentrum, zoowel in eigen land als daarbuiten, regelmatig stijgt. V/ij brengen hier gaarne een woord van dank aan alle Rijksarchivarissen en gemeentearchivarissen en hun personeel, alsmede aan den Archivaris der Nederlandsche-Hervormde Kerk en vele predikanten en voorts aan allen, die door hun prettige medewerking onzen arbeid in zoo belangrijke mate hebben gesteund. De pogingen van den Directeur tot uiteindelijke realiseering van de plannen tot tewerkstelling van werklooze intellectueelen, welke in het begin van dit jaar, dank zij de van verschillende instanties ondervonden medewerking, alle kans van slagen boden, ondervonden wederom vertraging, doordat op 18 Maart de te onzer beschikking gestelde lokaliteiten in de voormalige H. B. S. aan het Bleyenburg aan het Departement van Defensie moesten worden afgestaan voor de legering van troepen. Hierdoor moest de in het vorige jaarverslag in uitzicht gestelde aanzienlijke uitbreiding van het aantal medewerkers worden uitgesteld, zoodat, mede door vrij ingrijpende mutaties ')
Zie voor 1937 Ned. Archievenblad 1937/1938, blz. 133 vg.
Gelderland: Geficheerd : A n d e l s t 1 7 7 2 - 1810 met 152 acten, A v e z a a t h 1619-1681 met 258 acten, A v e z a a t h 1 6 9 9 - 1 7 5 4 met 272 acten, A v e z a a t h 1 7 7 2 - 1 7 9 7 met 141 acten, B e e k 1748-1771 met 74 acten, B e e k U b b e r g e n 1 6 7 8 - 1 7 0 4 met 502 acten, B e e k b e r g e n 1717 met 9 acten, G a r d e r e n 1 7 6 3 - 1 7 9 8 met 293 acten, G o r s s e I 1 6 4 3 - 1 6 8 9 Nederlandsch Archievenblad 1939 1940
66
67
met 255 acten, L o c h e r n 1608—1627 met 538 acten, Ni e u w a a l 1736, 1746, 1765 met 5 acten, O o s t e r b e e k 1 7 1 3 - 1 8 1 0 met 712 acten, O p h e m e r t 1 6 6 2 - 1 7 6 9 met 568 acten, R u m p t 1 6 5 7 - 1 6 9 6 met 16 acten, R u m p t 1718—1810 met 221 acten, Ub b e r g e n 1 7 0 6 - 1 7 7 1 met 76 acten, V a r i k 1761 - 1 8 1 1 met 184 acten, Z e t t e n 1 7 7 2 - 1 8 1 1 met 164 acten, Z u t f e n 1 6 0 0 - 1 6 1 1 met 1113 acten, Z u t f e n 1 6 1 2 - 1 6 2 4 met 927 acten, Z u t f e n 1 6 2 5 - 1 6 3 1 met 1001 acten, Z u t f e n 1 6 3 2 - 1 6 3 9 met 989 acten, Z u t f e n 1 6 4 0 - 1 6 5 1 met 976 acten, Z u t f e n 1 6 5 2 - 1 6 5 8 met 615 acten, Z u t f e n 1 6 5 9 - 1 6 6 8 met 1072 acten, Z u t f e n 1669—1680 met 1103 acten, Z u t f e n 1 6 8 1 1682 met 233 acten. Gecopieerd
en geficheerd
Zuid-Holland. A s p e r e n 1 6 2 2 - 1 6 3 5 met 150 acten, H e n d r i k I d o 1 6 2 5 - 1 7 1 7 met 448 acten, O u d s h o o r n 1 6 6 1 - 1 7 4 2 acten. T o t a a l : 1761 acten.
Gecopieerd : W i n t e r s w i j k 1 7 0 2 - 1 7 7 4 met 948 acten, Z u t f e n 2241 acten. T o t a a l : 18962 acten.
Geficheerd
:
Oost-Vlieland
1 6 6 1 - 1 7 3 2 met 501 acten.
Utrecht. Gecopieerd
1 6 8 3 - 1 7 1 0 met
Ambacht met 1163
Noord-Holland.
:
Wageningen 1 7 3 7 - 1 8 1 1 met 1529 acten, W i n t e r s w i j k 1 6 2 0 - 1 6 8 1 met 1 2 2 0 a c t e n , W i n t e r s w i j k 1 6 9 0 - 1 7 0 1 met 555 acten.
:
Gecopieerd
:
D r i e b e r g e n 1 6 7 4 - 1 8 1 1 met 454 acten, M a a r s s e n 1 6 2 0 1654 met 202 acten. T o t a a l : 656 acten. De vijf provinciën t e z a m e n : 39.734 acten. Aan het kaartregister werden dit jaar: 76.597 nieuwe kaarten toegevoegd.
Friesland. Geficheerd
:
Boekbespreking.
A n j u m 1 7 7 2 - 1 8 1 0 met 337 acten, A r u m 1 7 4 9 - 1 8 1 0 met 535 acten, B e r g u m 1 6 7 9 - 1 7 0 9 met 262 acten, B e r g u m 1 7 7 2 - 1 8 1 1 met 523 acten. Blij a e n H o o g e b e i n t u m 1659—1719 met 512 acten, B r i t s w e r d e n W i e u w e r d 1681—1772 met 230 acten, B u r g w e r d e n H i c h t u r n 1624 - 1728 met 362 acten, D r a c h t e n 1 6 7 4 - 1 7 2 2 met 687 acten, D r a c h t e n 1 7 7 2 - 1 7 9 6 met 674 acten, L e m m e r 1 6 2 0 - 1 7 1 8 met 913 acten, M a r r u m e n N i j k e r k 1 7 2 6 1810 met 745 acten, M e n a i d u m 1 6 6 5 - 1 7 2 3 met 606 acten, M e t s l a w i e r e n N i j a w i e r 1 6 9 3 - 1 7 1 2 met 108 acten, O o s t e r e i n d e n H i j d a a r d 1 6 3 8 - 1 6 6 4 met 162 acten, O u d e g a (Sm.) 1 6 4 0 - 1 7 0 4 met 709 acten, S c h a l z u m e n B o e r 1 6 3 6 - 1 7 5 6 met 280 acten, S l o t e n 1 5 9 4 - 1 7 5 2 met 1209 acten, W e l s r i j p e n B a y urn 1 6 2 2 - 1 7 1 5 met 325 acten, W i n s u m , B a a r d e n H u i n s 1 6 6 2 - 1 7 1 9 met 456 akten, W i n s u m 1 7 2 1 - 1 7 7 1 met 246 acten, W o r k u m 1 6 8 5 - 1 7 2 4 met 1171 acten, W o r k u m 1 7 2 4 - 1 7 3 6 met 419 acten, W i j c k e l 1 6 5 1 - 1 7 7 0 met 447 acten. Gecopieerd
Dokkum 1638 met 353 Leeuwarden met 325 acten.
:
1 6 6 0 - 1 6 9 7 met 1959 acten, H e e r e n v e e n 1614 — acten, L e e u w a r d e n 1 6 4 7 - 1 6 6 2 met 2842 acten, 1662 — 1674 met 457 a c t e n , P a r r e g a 1687—1811 T o t a a l : 17854 acten
zaal,
De oude archieven 1938.
van Qldenzaal,
door DR. W . |. FORMSMA —
Het archief der gemeente Oldenzaal van 1937. B. H. HOMMEN, secretaris van Oldenzaal,
1811-1917,
Olden-
door
In de ervaring van hen, die zich met de inventarisatie van de archieven der kleine gemeenten in de provinciën bezig houden, zal het wel zelden zijn voorgekomen, dat een gemeentesecretaris over voldoende belangstelling en vrijen tijd beschikte om zich met de ordening van het nieuw-archief bezig te houden. De provinciale inspecteurs mogen bij hun inventarisatie al eens een enkele maal om redenen van opportuniteit de wettelijke grens van 1813 overschrijden, over het algemeen houdt men zich aan de afscheiding bij dit jaar. De redenen hiervan komen mij voor tweeledig te zijn, nl. 1° dat het programma nog dermate belast is, dat eene zekere beperking gewenscht blijft, en 2° dat de structuur van het 19e-eeuwsche archief bij de gemeenten zoo eenvoudig is, dat ter wille van het sub 1° genoemde de inventarisatie wel aan anderen kan worden overgelaten. Bij de hier besproken inventarissen valt het op, dat de afscheiding tusschen oud- en nieuw-archief bij het jaar 1811, de invoering van de Fransche administratie dus, is gelegd. Hebben de bewerkers
68
69
voor deze afwijking van wet en gebruik eene bijzondere reden g e h a d ? Uit de inleidingen blijkt het niet. DR. FORMSMA deelt mede, dat in 1811 de moderne gemeente werd ingesteld, waarmede hij vermoedelijk de gemeente als administratief lichaam bedoelt, evenals de heer HOMMEN van „mairieën of moderne g e m e e n t e n " spreekt. Het gericht Oldenzaal nu werd in 1811 in drie gemeenten (lees: mairieën) gesplitst, nl. Oldenzaal, Losser en Weerselo. De gemeente Oldenzaal omvatte behalve het „stadswigbold" (is dit woord begrijpelijk voor hen, die niet met Oost-Nederlandsche rechtstermen vertrouwd zijn?) nog enkele marken, die in 1818 daarvan zijn afgescheiden. Oudtijds hadden deze tot het richterambt Oldenzaal behoord. Wij zouden dus hieruit afleiden, dat zij in 1818 bij de gemeenten Losser en Weerselo zijn gevoegd. De inleiding van den heer HOMMEN bevestigt ons vermoeden althans ten deele : deze marken blijken met Losser te zijn vereenigd. De gang van zaken valt dus met eenige moeite en door het combineeren van de gegevens uit beide inleidingen wel te achterhalen. Het heeft echter den schijn, of de beide bewerkers bij de opstelling van hunne inleidingen geen overleg hebben gepleegd. Ik vraag mij verder af, of het niet beter zou zijn geweest de scheiding bij het jaar 1818 te leggen en de periode 1811 - 1818 ais een onderafdeeling van het oud-archief te behandelen. Voor eene splitsing met het einde van het jaar 1813 was hier geen reden, omdat bij het wegvallen van het Fransche bestuur slechts de namen, maar niet het wezen veranderde. Eene splitsing bij het begin van 1818 had tevens het voordeel gehad, dat het archief tot en met 1817 als oud-archief had kunnen worden aangewezen en dientengevolge openbaar zou zijn geweest. Of waren B. en W. van eene zoo ruime opvatting, dat zij het geheele archief tot en met 1917 voor onderzoek hebben vrij g e g e v e n ? De inleiding van den heer HOMMEN vermeldt niet, of het college een desbetreffend besluit heeft genomen. Dat men overigens het jaar 1917 als terminus ad quem heeft gesteld, wordt door de invoering van het dossierstelsel verklaard.
B. Varia. De eerste rubriek is in 31 onderafdeelingen verdeeld, van welke de eerste 19 of 20 het eigenlijke archief van het gemeentebestuur omvatten (afdeeling XX, archieven der commissiën van bijstand, kan gevoegelijk daarbij worden gerekend). De daarop volgende afdeelingen XXI —XXXI echter omvatten, wat wij g e d e p o n e e r d e archieven plegen te noemen. Deze hadden dus beter in eene zelfstandige hoofdafdeeling kunnen worden samengevat. Het had m.i. op den weg gelegen van den inspecteur, zonder wiens medewerking de ordening en beschrijving van dit archief volgens art. 7 van het K. B. t o t regeling van de archiefinspectie niet mocht plaats vinden, om den bewerker op dit onjuiste systeem opmerkzaam te maken. Erger dan dezen „Schönheitsfehler" acht ik het, dat de oude archiefinventarissen alsmede een proces-verbaal van overdracht van het archief in 1864, opgenomen zijn in de rubriek Volksontwikkeling en -opvoeding onder de nos. 891 - 8 9 4 , aan weerskanten geflankeerd door no. 890: G e gevens betreffende het pro-gymnasium, 1 8 8 0 - 1 8 9 0 , en no. 8 9 5 : Inteekenlijst voor bijdragen ten behoeve van een Nederlandsch waarnemingsstation aan de Noordpool, 1883. Uit dit vreemdsoortige gezelschap blijkt wel, dat de bedoelde nummers beter aan het slot van afdeeling I, Stukken van algemeenen aard, hunne plaats hadden kunnen vinden.
Ik zeide, dat een 19e-eeuwsch gemeente-archief over het algemeen eenvoudig van structuur is, en het blijkt ook uit den inventaris van den heer HOMMEN, welke grosso modo geen aanleiding geeft tot critiek, afgezien van het feit, dat ik het nieuw-archief met 1818 zou hebben willen doen aanvangen. Men zou den inventaris-HoMMEN kunnen aanvoeren als een bewijs te meer, dat de beginselen der Handleiding ook op nieuwe archieven kunnen worden toegepast. Slechts zou ik de indeeling in met hoofdletters en Romeinsche cijfers gemerkte rubrieken liever anders hebben gezien. De inventaris onderscheidt t h a n s : A. Archief van maire en gemeentebestuur van 1811—1917, en
Eindelijk zij hier nog opgemerkt, dat de heer HOMMEN zijn werk van een uitvoerige inleiding heeft voorzien en ook niet karig is geweest met toelichtende noten. Wanneer men dan bovendien in aanmerking neemt, dat archiefwerk niet tot de dagelijksche bezigheden van een gemeentesecretaris behoort, dan is een woord van lof en een gelukwensch hier zeker niet misplaatst. Het werk van den heer HOMMEN kan velen zijner collega's ten voorbeeld strekken. De inventaris van het oud-archief staat in eene zekere tegenstelling tot den hierboven besprokene en ik zal mij tot mijn spijt genoodzaakt zien om enkele aanmerkingen er op te maken en enkele vragen te stellen. Dit geeft mij tevens de gelegenheid om iets nader in te gaan op eene kwestie, die in verschillende besprekingen in dit blad uit den laatsten tijd aan de orde is geweest, nl. de inleiding van een inventaris en wat zij moet bevatten. De Handleiding geeft ons daaromtrent geen enkele aanwijzing. Zij vermeldt slechts in § 61 de toelichtende noten. Dit neemt niet weg, dat in den loop der jaren toch een a.h.w. traditioneele inhoud der inleiding is ontstaan. Men kan zeggen, dat zij in t w e e gedeelten uiteenvalt, nl. eene bespreking van het bestuur, welks archief in den inventaris is beschreven, en verder eene behandeling van de lotgevallen van het archief, waaraan
70 dan eene toelichting tot den inventaris kan worden verbonden. De leidende g e d a c h t e van den opsteller zij steeds, dat hij — ik kan mij met dezen meermalen uitgesproken wensch ten volle vereenigen — niet te veel als bekend moet veronderstellen. De inleiding leide den gebruiker ook werkelijk in de zaak in, maar dat is voor den schrijver niet altijd gemakkelijk te bereiken. Hij kent echter het geheel en als hij schrijft, staat hem het beeld van het bestuur voor oogen. Zijne taak is het daarom zijne kennis op den gebruiker over t e dragen, hem het bestuur voor oogen te tooveren, gelijk hij het zelf tijdens de bewerking van het archief heeft leeren kennen. Daarin nu is DR. FORMSMA, naar ik meen, niet geslaagd. Zijn inleiding geeft een groot getal van op zich zelf misschien wetenswaardige bijzonderheden, zooveel mogelijk aaneengereid, maar een gesloten geheel vormt zij niet. W a t kan men van de inleiding tot een inventaris verlangen? Wij willen ons nu tot den inventaris van een stadsarchief, de soort van archieven, waarvan ik zelf de meeste ervaring heb, beperken. In een dergelijk geval rijst allereerst de vraag, welke de verhouding is tusschen de vroegere stad en de tegenwoordige gemeente. De bewerker van den inventaris is degene, die ons dienaangaande het beste kan inlichten. Hij beschikt over alle gegevens uit het archief en de litteratuur 1 ). De huidige inventaris nu goochelt met het richterambt Oldenzaal, dat een onderverdeeling in kerspelen en eene in marken kende. Verder was er een stadsgebied, waarvan wij althans met zekerheid vernemen, dat het na 1818, behoudens eene kleine uitbreiding in 1876, samenvalt met dat der tegenwoordige gemeente. Hiermede is dus het stedelijk territoir geëlimineerd, maar wij vernemen niet, of dit alleen de eigenlijke stad binnen de wallen dan wel ook een schependom omvatte. Wij weten reeds, dat de auteurs hun archieven hebben afgescheiden bij het jaar 1811, toen de „moderne g e m e e n t e " (sic. Niet die van de Gemeentewet!) werd ingesteld. DR. FORMSMA deelt mede, dat toen het „gericht" Oldenzaal in de drie boven reeds g e n o e m d e gemeenten werd gesplitst (blz. 8). Bij het beheer der kerkelijke goederen (blz. 6) wordt gezegd, dat met „gericht" het kerspel is bedoeld. Geldt dit nu ook voor het jaar 1811, of heeft de schrijver zich wat kort uitgedrukt en werd in dit jaar het richterambt Oldenzaal, ook landgericht genoemd, in drieën v e r d e e l d ? Ik acht dit laatste waarschijnlijk, maar de gebruiker van een inventaris is niet geroepen om raadseltjes op te lossen. Een andere vraag is nog, hoe het eigenlijk ') In het Nederlandsen Archievenblad, jaarg. 46, blz. 171, verlangt Mej. DR. KERSBERGEN bij eiken inventaris een opgave van de litteratuur over de stedelijke g e s c h i e denis. Voor Gelderland zou dit in elk geval overbodig werk zijn, want men beschikt daar over de voortreffelijke bibliografie, die door de vereeniging Gelre is en wordt verzorgd.
71 met het bestuur van het richterambt gesteld was. Het vermoeden ligt voor de hand, dat dit aan eenen richter was opgedragen. Had hij nog eene functie binnen de stad en waar berust zijn archief? Met deze vraag zijn wij bij het stadsbestuur gekomen. Ook hieromtrent zijn de gegevens niet duidelijk. In 1260 komt een schout voor, die langzamerhand zijnen invloed in het stadsbestuur zal hebben verloren. Bestaat deze ambtenaar later nog w e l ? Hoe was zijne verhouding tot den richter? Sinds de 15e eeuw kent het stadsbestuur burgemeesters, schepenen en raden, terwijl soms de meente wordt genoemd. Tijdens de Republiek bestond het uit zes burgemeesters (raden) en twaalf gemeenslieden, Dat de schepenen, ofschoon niet genoemd, toen niet verdwenen waren, blijkt uit verschillende in den inventaris beschreven brieven of a c t e n (o.a. nos. 17, 19,24. 128,247). Men moet hiervoor evenwel den inventaris doorlezen, want de index vermeldt hen om een onverklaarde reden niet. Ten aanzien van de gemeenslieden en hunne functiën, met uitzondering van de burgemeesterskeuze, geeft de schrijver geene t o e lichting. In een soortgelijk geval is aan mijzelf verweten, dat ik te veel op de kennis en het inzicht van den gebruiker had gespeculeerd. Geheel billijk heb ik dit verwijt toen niet kunnen vinden, want men mag toch veronderstellen, dat de lezer althans van de algemeene litteratuur op de hoogte is. Welnu, de gezworen g e m e e n t e is behandeld in eene Utrechtsche dissertatie van 1873: TH. RUYS ]. P.ZN., De gezworene gemeente in Overijsel en Gelderland, naar aanleiding van art. 131 Gemeentewet, historisch toegelicht. Het is begrijpelijk, dat de ambtenaar, die verschillende stadsarchieven in de provincie heeft geïnventariseerd, geen aanleiding vindt om telkens weder naar deze dissertatie te verwijzen. Evenmin kan ik den auteur kwalijk nemen, dat hij de overgangen der verschillende besturen in den revolutietijd niet uitvoerig bespreekt, al zou ik de geschiedenis van het stedelijk bestuur liever in eenen adem en niet op verschillende plaatsen der inleiding hebben behandeld gezien. In het algemeen kan men, althans voor Gelderland, zeggen, en voor Overijsel zal de toestand wel niet veel verschillen, dat bij de overgangen in 1795 en 1798 vrijwel alleen de personen veranderden, maar dat overigens de besturen in wezen bleven. Daarover in bijzonderheden te treden ligt meer op den weg van hem, die de stedelijke geschiedenis wil bestudeeren, dan dat het in het toch altijd korte bestek eener inleiding zou worden behandeld. In de inleiding treft men verder nog mededeelingen aan over de administratie van de kerkelijke goederen in het algemeen en over de lotgevallen van het kapittel en het klooster. Met den term „kerkelijke
72
73
g o e d e r e n " moet de kerkfabriek zijn bedoeld, want het g a a t om goederen, die onder het beheer van kerkmeesters stonden. De rekeningen dezer wereldlijke functionarissen werden afgehoord door de gecommitteerde goedsheeren van het gericht Oldenzaal. Ook hier worden wij voor een raadsel gezet, dat met behulp van de gegevens uit de inleiding en eene toelichtende noot op blz. 43, welke overigens weder naar de inleiding verwijst, niet kan worden opgelost. Volgens de inleiding berustte het beheer der kerkelijke goederen bij de burgemeesters van de stad en de goedsheeren van het gericht, de administratie bij de kerkmeesters, die daarvan rekening aflegden aan de gecommitteerde goedsheeren. Hieruit zou men dus afleiden, dat het beheerscollege telkenmale enkele leden uit zijn midden, niet behoorende tot het stedelijk bestuur, voor de afhooring afvaardigde, maar dat deze laatsten geene zelfstandige functie vervulden en dientengevolge geen archief konden vormen. Of vaardigde het college wellicht uit zijn midden gecommitteerden voor de kerkelijke zaken af? Hoe dit zij, de auteur heeft onder de nos. 391 —420 een „Archief van gecommitteerde goedsheeren van het gericht (kerspel) Oldenzaal" beschreven, welk archief naar zijn opvatting als het oud-archief van de kerkvoogdij zou kunnen worden beschouwd. Dit laatste spreekt de bewerker echter onmiddellijk weder tegen door te zeggen, dat de kerkvoogdij een kerkelijk college is, terwijl de goedsheeren zich ook met wereldlijke zaken bezig hielden. Er heerscht hier eene verwarring van begrippen, die het den armen gebruiker doet duizelen. Allereerst komt de v r a a g : Wie en wat zijn g o e d s h e e r e n ? Een antwoord op deze vraag wordt niet gegeven. De meeste verwarring is echter geschapen door de splitsing in beheer en administratie. De kerkmeesters zijn in zekeren zin als de voorloopers van de huidige kerkvoogdij te beschouwen. Beide colleges houden zich bezig met wat algemeen het beheer wordt genoemd, maar door DR. FORMSMA als administratie wordt betiteld. De verwarring komt nu, doordat de schrijver de functie van het afhoorend college beheer noemt, maar daaronder meer begrijpt dan bemoeiing met het kerkegoed alleen. Men vindt in het archief van de gecommitteerde goedsheeren stukken over predikantsbenoemingen (ging dit niet uitsluitend den magistraat aan?), het patronaat van eene vicarie (wie oefende dit patronaatsrecht uit?), onderhoudswerk aan de pastorie (d.i. dus de predikantswoning), inkomsten van de oudste pastorie (de woning? of moet hier aan pastoriegoed, dat dus buiten het beheer van kerkmeesters viel, worden g e d a c h t ? ) . Al deze vragen betreffen onderwerpen, die de bewerker van den inventaris had behooren te overdenken, alvorens een archief van gecommitteerde goedsheeren te construeeren, gelijk ik vrees, dat is geschied.
De mededeelingen over het kapittel betreffen slechts de jaren 954 en 1085 en gaan verder over zijne functiën met betrekking tot het onderwijs. Aangezien de stukken betreffende de Latijnsche school alle dateeren van na 1626, toen Oldenzaal voor goed in Staatsche handen kwam, blijkt in den inventaris van bemoeiingen van het kapittel niet. Aan dit lichaam had eveneens beter een afzonderlijke studie kunnen zijn gewijd. De stukken in het archief der Oud-Bisschoppelijke Clerezij omtrent dit kapittel en de overbrenging van het kapittel van Deventer naar Oldenzaal dienen daarbij tevens te worden gebruikt. De strijd over de geestelijke goederen zou daarbij uitvoeriger kunnen worden behandeld dan nu in een tweetal alinea's is geschied. Het stadsarchief van Oldenzaal heeft een veelbewogen bestaan gehad, hetgeen voor een stadje in een grensgebied licht valt te verklaren. Het verdwijnen van de middeleeuwsche stukken wijt de schrijver aan den brand van 1492 en de plunderingen der Gelderschen in 1510, maar het blijft voor die feiten bij deze summiere mededeeling. Men zou veronderstellen, dat de gebeurtenissen van den tachtigjarigen oorlog ook wel verlies van archivalia zullen hebben veroorzaakt, doch hieromtrent hooren wij niets. Ongetwijfeld zal het den plaatselijken geschiedvorscher interesseeren te vernemen, waar de Retroacta van den Burgerlijken Stand berusten. Zal hij deze mededeeling dan zoeken in eene noot bij het archief van den Kerkeraad der Nederl. Hervormde g e m e e n t e ? Met de Roomsch-Katholieke registers had dit college toch zeker niet te maken. Na al het bovenstaande moet ik mij in mijne verdere bespreking beperken. Ik wil dus de verdeeling van de archivalia over de verschillende rubrieken van den inventaris buiten beschouwing laten. De taak van den bewerker is hier vermoedelijk extra verzwaard, doordat vele stukken uit het archief waren verloren geraakt en bij de Oudheidkamer terecht gekomen. Vele dezer stukken zijn weer op hun plaats in het archief gelegd, zegt de schrijver. Zijn zij dus niet aan de g e meente teruggegeven en heeft de Oudheidkamer niet de onbekrompenheid gehad om van haar eigendomsrecht afstand t e d o e n ? Overigens zijn vermoedelijk verschillende stukken afzonderlijk beschreven, die gevoegelijk in eene serie of onder één nummer hadden kunnen worden ondergebracht. De inventaris wordt gevolgd door eene regestenlijst van 247 nummers, loopend over de jaren 1296—1624. De inleiding zegt het niet, maar ik veronderstel, dat het einde van het Spaansche bewind hier de terminus ad quern is geweest. Ernstiger dan het ontbreken dezer mededeeling lijkt mij, dat de regesten van oorkonden niet eenvormig zijn, en dat met name de oudere hiervan eene foutieve con-
74
75
structie bevatten. Dit geldt voor eenige eigendomsbewijzen en rentebrieven, waarin de opsteller door partijen laat oorkonden, dat zij ten overstaan van het gericht eene rechtshandeling verricht hebben. Dit nu is de zaak op den kop gezet. Een officieele instantie kan eene rechtshandeling in een oorkonde vastleggen, terwijl partijen dienaangaande eene verklaring kunnen afleggen. Het omgekeerde strijdt met het hierin bestaande woordgebruik. Het merkwaardige is, dat g o e d e en verkeerde redactie door elkander voorkomen, terwijl een enkele maal (b.v. Reg. no. 35) het werkwoord oorkonden gebruikt wordt, wanneer een particulier een eenzijdige verklaring aflegt over eene door hem aangegane verbintenis. In de regestenlijst zijn ook brieven opgenomen (nos. 117, 118, 120 en andere). Waarom deze brieven in den inventaris beschreven zijn onder no. 9, Requesten met bewijsstukken ter zake van het jachtrecht en andere stedelijke rechten, is niet duidelijk. De index bevat evenzeer afwijkingen van het in deze b e s t a a n d e gebruik, dat alleen personen- en plaatsnamen klappert. Ik noteerde terloops: Archidiaken R. 177. Bedoeld is de aartsdiaken van Twente, die echter onder „Twente (aartsdiaken van)" tevergeefs wordt gezocht. Huizen en straten zijn niet vermeld onder den naam der plaats, waar zij gelegen zijn, doch zelfstandig geklapperd, evenzoo kerkelijke instellingen, b.v. Kanunniken, Kapittel. W a a r o m DR. FORMSMA in deze van het bestaande gebruik is afgeweken, wordt niet gemotiveerd. Dit zou te belangrijker zijn geweest, omdat b.v. onder Twente en Utrecht wel een aantal functionarissen worden vermeld. Bij Twente wordt zelfs het zegel afzonderlijk geïndiceerd, ofschoon elders hiervoor het bekende sterretje wordt t o e g e p a s t . Aan het werkje is een kaartje t o e g e v o e g d ter verduidelijking van de verschillende grenzen van gericht, gemeenten, marken en kerspelen. Het is jammer, dat dit zoo nuttige hulpmiddel in de inleiding niet de noodige toelichting heeft verkregen. Het spijt mij uitermate, dat ik in het bovenstaande zoo vele aanmerkingen heb moeten maken, want ik heb de overtuiging, dat vele dezer tekortkomingen bij een nauwkeurige revisie vóór den druk ondervangen hadden kunnen worden. „Polissez-le et le repolissez" heeft eens een Fransche dichter tot raad gegeven. Het is een woord, dat ook op archiefinventarissen kan worden t o e g e p a s t .
Berichten.
A. ). VAN DE VEN.
V e r z o e k v a n d e r e d a c t i e . - Bijdragen voor de volgende van het Archievenblad worden gaarne voor 15 Maart 1940 ingewacht.
aflevering
Algemeen. Algemeen bibliothecaris.
R ij k s a r c h i e f. - Bevorderd tot commies de heer J. A. BETTINK, Examencommissie.
Prof. Dr. H. BRUGMANS, die van den aanvang af tot voor kort van deze commissie deel heeft uitgemaakt, is te Amsterdam op zeventigjarigen leeftijd overleden. Examens
archiefambtenaar.
Voor het diploma van wetenschappelijk archiefambtenaar der eerste klasse zijn geslaagd de heeren M. P. VAN BUVTENEN te Leeuwarden en H. |. A. M. SCHURINK te Venlo. Onze
gezantschapsarchiev
te
W, r s c h a u.
(oen, vrij kort voor de eindphase van den strijd om Warschau intrad, die leden van het diplomatieke corps welke daar op hun post waren gebleven, tegelijk met hen, die deel uitmaakten van de buitenlandsche kolonies, die gelegenheid kregen om de Poolsche hoofdstad te verlaten, was het natuurlijk alleen mogelijk het hoog noodige mede te nemen. Dit gold zoowel voor de diplomaten als voor de ongeveer 1200 overige buitenlanders, waaronder ook de Nederlandsche kolonie. Allicht zullen dus verschillende menschen die tengevolge van de zeer bijzondere omstandigheden, allerlei in hun woningen of op hun kantoren in Warschau moesten achterlaten, zoodra zulks kan, terug willen keeren om orde op hun zaken te stellen. En tevens, voor zoover zij voor goed naar elders zouden vertrekken, om dan voor overbrenging van hun have en goed, althans ten aanzien van wat daarvan nog is overgebleven, zorg t e dragen. Dit geldt uit den aard der zaak insgelijks voor de diplomaten en niet te vergeten ook voor de gezantschapsarchieven, enz. Vandaar dat, naar ons ter oore komt, het voornemen bestaat dat Mr. W. |. G. baron GEVERS, die tot bovenvermeld vertrek toe, in de Poolsche hoofdstad zijn taak bleef vervullen - hij was gezantschapsattaché, doch kreeg, toen hij na het vertrek de leiding van de legatie in de Poolsche hoofdstad had, den persoonlijken titel van gezantschapssecretaris - naar Warschau zal terugkeeren, o.m. om voor het verzenden of overbrengen van de archieven van het gezantschap te zorgen. Omtrent het tijdstip waarop dat zal kunnen gebeuren, zal echter nog met de autoriteiten in Berlijn, waar Mr. GEVERS thans tijdelijk vertoeft, overleg gepleegd moeten worden. Hun medewerking voor een dergelijk bezoek is thans uit den aard der zaak noodig, doch waarschijnlijk zullen zij deze wel verleenen, zoodra zulks in zekere rust en veiligheid zal kunnen geschieden. Ook al, aangezien zich in de archieven mede wel het een en ander zal bevinden, dat voor henzelf van belang is, doordat immers ons gezantschap ook belast was met de tijdelijke behartiging van de in Polen woonachtige Duitschers. (N. R. C , 1 Oct. 1939). Koninklijk H u i s - A r c h i e f . - Met machtiging van Hare Majesteit de Koningin werd de heer |. STEUR, gewezen leeraar in de geschiedenis en daarna volontair bij het Algemeen Rijksarchief, met ingang van 1 September 1934 aangesteld als tijdelijk wetenschappelijk assistent bij het Koninklijk Huis-Archief. In die hoedanigheid ver-
76
77
zamelde en bewerkte hij bouwstoffen voor een door den directeur uit te geven historisch overzicht der bestanddeelen van het K. H. A„ terwijl hij verder nieuwe beschrijvingen maakte van collecties archivalia, die meer in het bizonder betrekking hadden op de banden van het Huis van Oranje-Nassau tot het Stamland Nassau
In zijn rede naar aanleiding van de behandeling van de begrooting voor het Landsarchief (9e vergadering 14 Juli 1939) zeide het lid van den Volksraad, de heer VERBOOM, O. m. : „Ik beschouw een archief als het Landsarchief als een kostbaar goed voor d e z e gemeenschap, niet alleen voor de Europeesche bevolkingsgroep, maar voor de gemeenschap in haar geheel. Dit is dan ook de reden, dat ik er nog eens opnieuw de aandacht voor vraag en dat ik gaarne enkele wenschen in dat opzicht naar voren zou willen brengen.
onzer Dynastie. Nadat met ingang van 1 Augustus 1935 aan zijn assistentschap een einde gekomen was, hervatte de heer Steur in het Staats-archiv van Wiesbaden zijn onderzoekingen naar de bestanddeelen van het K. H. A. (voor de jaren toen het archief van het Huis en Vorstendom Nassau in Dillenburg berustte), welk materiaal hij na zijn terugkomst uitwerkte en ter beschikking van den directeur van het K. H. A. stelde. Tevens voltooide hij toen - onbezoldigd - de beschrijving van enkele collecties, die op het tijdstip van zijn vertrek nog slechts globaal bekend waren. Formeel hervatte hij met ingang van I September 1936 zijn werkzaamheden als wetenschappelijk assistent, waarbij hem werd opgedragen de persoonlijke archieven der Koningen Willem 1 en Willem II o p nieuw te inventariseeren, omdat vooral bij deze archieven bleek, hoezeer de bestaande z.g. „inventarissen" absoluut onvoldoende aan wetenschappelijke behoeften beantwoorden. Toen dit werk van vertrouwelijke aard einde Mei 1939 ongeveer voltooid was - evenwel volgens een systeem antérieur aan dat der Handleiding en volkomen in strijd met de moderne archivistiek - meende men - ten onrechte - dat de archieven van het K. H. A. nu allen behoorlijk geïnventariseerd waren, zoodat er met ingang van 1 |uni j.l. aan de jarenlang tijdelijke werkzaamheden van den heer Steur als wetenschappelijk assistent bij het Koninklijk Huis-Archief een einde gekomen is. Indische
archieven.
V o I k s r a a d. Aan § 8, „Algemeene opmerkingen" der Algemeene beschouwingen is het volgende ontleend: Aangedrongen werd op betere opberging van landsbescheiden in de archieven, niet alleen uit piëteits- of wetenschappelijke overwegingen, doch vooral uit een oogpunt van praktisch administratief beheer en de mogelijkheid van een vlotte beschikking over de bescheiden. Een g o e d e regeling op dit gebied zou voorkomen, dat, gelijk thans bij vele diensten het geval is, zeer veel tijd verloren gaat met het naspeuren van benoodigde stukken, terwijl het ontbreken van indices informatie vaak bijkans onmogelijk maakt. Naar vermeend werd is het archief der Algemeene Secretarie het eenige, dat voldoet aan de te stellen eischen. Gewezen werd op de wenschelijkheid van meerdere wederzijdsche toegankelijkheid der archieven en bovenal op het inrichten der archieven naar een algemeen geldend schema. Een archiefwetgeving, waarin ook aandacht wordt geschonken aan de provinciale archieven, werd noodig geacht. Eenige leden drongen er op aan, dat in meerdere mate dan tot dusverre gevolg zal worden gegeven aan een rondschrijven der Regeering, waarin is voorgeschreven, dat het vernietigen van archiefstukken, niet dan na advies, afkomstig van 's Lands archief, dient te geschieden. A r t i k e l 1.5.2, L a n d s a r c h i e f . Verwezen werd naar de bij de algemeene beschouwingen (§ 8) geuite desiderata op archiefgebied. Met voldoening had men kennis genomen van de verhooging van dezen post, waaruit de cultureele zorg en belangstelling der Regeering duidelijk spreken. U i t d e M e m o r i e v a n A n t w o o r d citeeren wij het volgende: Van de van belangstelling voor het archiefwezen getuigende opmerkingen in het afdeelingsverslag heeft de Regeering niet aandacht kennis genomen. Verbetering op het stuk van het archiefwezen — welke ook de Regeering urgent acht - zal wellicht niet lang meer behoeven uit te blijven, nu de in Haar opdracht door den 1.andsarchivaris ontworpen proeve eener archiefwetgeving is gereedgekomen.
De eerste wensch is, dat er zal komen een behoorlijke outillage van het Landsarchief als centraal archiefdepôt van Nederlandsch-lndië en als wetenschappelijke instelling. Ik bedoel hiermede, dat deze instelling zal beschikken over voldoend personeel en werk- en depotruimte. Dat is van belang voor drie punten : ten eerste, omdat dit archief leidinggevend werk zal kunnen verrichten bij de organisatie en de ontwikkeling van het Indische archiefwezen en wel t. a. v. administratief zoowel als wetenschappelijk archiefbeheer; ten tweede, omdat het Landsarchief voorlichting zal kunnen geven bij de wetenschappelijke verzorging der archivalia en ten derde, omdat het een middelpunt zal kunnen zijn voor de bestudeering en de beschrijving der nieuwere geschiedenis van deze gewesten. Een ander belangrijk punt betreft een archief-wetgeving, die het geheele Indische archiefwezen zal omvatten. Ik heb tot mijn groot genoegen in de Memorie van Antwoord op het algemeen gedeelte gelezen, dat een proeve van een dergelijke wetgeving is gereed gekomen. Ik hoop dat het niet te lang zal duren, voordat deze regeling aan den Volksraad zal worden voorgelegd. Zoolang toch een dergelijke regeling niet bestaat, blijft zich het gevaar voordoen, dat kostbare stukken verloren gaan. En dat valt toch wel zeer t e betreuren, omdat het nu eenmaal onmogelijk is, die stukken later te reproduceeren. Ik weet uit eigen ervaring, hoe dikwijls het voorkomt, dat waardevolle stukken verloren gaan en hoe dat achteraf dikwijls wordt betreurd. Een derde punt dat mij van belang lijkt, is, dat men komt tot de instelling van een inlichtingendienst - zooals die bij vele moderne archieven bestaat - voor historische voorlichting, als betrouwbare, onweerspreekbare objectieve voorlichting van het eigen land en van het buitenland over d e geschiedenis van Nederlandsch-lndië. Dit sluit aan bij het betoog, dat ik gisteren in dit verband heb gehouden en waarbij ik de wenschelijkheid heb bepleit, dat aan uitingen in het buitenland, vooral in dezen veelbewogen tijd, gezette aandacht zal worden gewijd niet alleen, maar tevens, dat men op de plaatsen en op de tijden,' waar dat mogelijk en wenschelijk is, ook' een tegenspraak plaatst, omdat wij toch vooral in deze tijden de waarde hebben leeren kennen van woorden, die steeds en steeds opnieuw herhaald worden, ook al zijn die woorden volkomen onjuist. Wat zich op het oogenblik afspeelt, krijgt dikwijls het karakter van een campagne, ook juist tegen het Nederlandsche bewind in Nederlandschlndië. Ik zou zeggen, dat daar krachtige maatregelen voor noodig zijn. Die inlichtingendienst, waaronder ik ook de historische documentatie reken, is d e noodzakelijke schakel tusschen het archiefbeheer en de historie-beoefening. W a t het binnenland betreft, is deze voorlichting niet alleen van wetenschappelijk-, maar ook van practisch sociaal-economisch en maatschappelijk belang; ook voor het buitenland is deze voorlichting niet slechts van wetenschappelijk belang, want zulk een inlichtingendienst moet niet alleen ijveren voor een richtig begrip en het weergeven van onze koloniale historie en de politieke- en economische geschiedenis van Nederlandsch-lndië. De politieke geschiedenis is vooral van belang omdat de staat, in casu Nederlandsch-lndië, daarvan het object is."
78 A n tw o o r d d e r R e g e e r i n g I e t e r m ij n (Vergadering Volksraad van 31 ]uii 1939.) De Regeering stemt gaarne in met de door den heer VERBOOM aangegeven beteekenis voor de Indische gemeenschap van het landsarchief en met den door hem geschetsten opzet van dit instituut als centraal archiefdepôt van Nederlandsch-lndië en als wetenschappelijke instelling, waarbij het streven er op gericht zal zijn het archief het middelpunt t e doen zijn bij de bewerking van de nieuwere geschiedenis van deze gewesten. De Regeering zal er op toezien, dat de leidinggevende functie van het landsarchief bij de organisatie en ontwikkeling van het archiefwezen hier te lande voldoende tot haar recht komt, niet in het minst bij d e thans in bewerking zijnde archiefwetgeving, welke eerlang aan den Volksraad zal worden ingediend. Voor de problemen van overbrenging van niet meer voor den loopenden dienst benoodigde archivalia en \an vernietiging van waardelooze archiefstukken — die ook de Regeering urgent acht — zal daarbij een afdoende oplossing gezocht worden. Een aan alle redelijke eischen voldoend archiefwezen kan echter slechts langzamerhand worden opgebouwd. Wat de voorziening met personeel betreft, stelt de Regeering zich op het standpunt, dat in verband met de thans bestaande financieele omstandigheden en de budgétaire vooruitzichten de werkzaamheden in de komende jaren tot het strikt noodzakelijke zullen moeten worden beperkt, zoodat slechts volstrekt onafwijsbare personeelsaanvullingen kunnen worden aanvaard. Aangezien voor de materieele verzorging der archivalia inderdaad te weinig personeel aanwezig bleek om deze verzorging behoorlijk gaande te kunnen houden is de post voor boekbinder-restaurateur op de begrooting gebracht, len aanzien van de dringend noodig gebleken uitbreiding van werk- en depotruimte is een begin gemaakt door voor 1940 fondsen op te brengen, teneinde het volgend jaar het eerste gedeelte van een nieuw depot te kunnen bouwen. Hierdoor zal in de bestaande gebouwen van het Landsarchief de noodzakelijk geachte werkruimte vrijkomen terwijl dan tevens een aanvang zal kunnen worden gemaakt met de geleidelijke overbrenging naar het Landsarchief van de daardoor in aanmerking komende oudere archieven. Historische voorlichting met inbegrip van de geschiedkundige documentatie, dus een zoogenaamde inlichtingendienst, acht de Regeering inhaerent aan de taak van het Landsarchief als wetenschappelijke inrichting. Voorloopig is deze inlichtingendienst onder leiding van den landsarchivaris als een tijdelijke opgezet in verband met de tevoren reeds aangegeven noodzaak van uiterste beperking op personeelsgebied. Aangezien meer en meer blijkt, dat door het verstrekken door het Landsarchief van historische inlichtingen in een hier t e lande en in Nederland gevoelde behoefte wordt voorzien, zoowel in wetenschappelijk als in praktisch opzicht, en het voorts ook naar het oordeel van de Regeering van belang moet worden geacht, dat op wetenschappelijk verantwoorde wijze aan daarvoor in aanmerking komende instanties in het buitenland de noodige voorlichting omtrent den gang der nieuwere geschiedenis van Nederlandsch-lndië kan worden verleend, zal de mogelijkheid van organisatie van een meer permanente instantie voor historische voorlichting en documentatie in oogenschouw worden genomen, zoodra de financieele omstandigheden dit toelaten. In d e 23e V o l k s r a a d s v e r g a d e r i n g sprak de heer VERBOOM o.a.: „Ik heb in eersten termijn vrij uitvoerig gesproken over het landsarchief en over verschillende maatregelen, die mij in verband daarmede noodzakelijk lijken. Het doet mij zeer veel genoegen, dat de Regeering hieraan uitgebreide aandacht heeft geschonken en daarin eigenlijk voor een gedeelte tot dezelfde conclusies komt als ik en dus ook de voorstellen, die ik in verband hiermede heb gedaan ondersteunt. De Regeering zegt alleen op twee plaatsen, dat in verband met den financieelen toestand van het land, de grootste voorzichtigheid moet worden gebracht. De Regeering
79 betoont zich dus huiverig voor het doen van verdere uitgaven op dezen post. Ik kan mij dit zeer goed voorstellen, maar ik zou er toch op willen wijzen, dat de voorstellen, die ik op het oog heb, geen groote uitgaven behoeven te vorderen; dat speciaal betere verzorging van de historische voorlichting, voorzoover die tot de taak van het Landsarchief behoort, eenige uitgaven zou vergen, welke echter hierop zouden neerkomen, dat een extra kracht aangesteld zou moeten worden. Bovendien zou kunnen overwegen in hoeverre het mogelijk is, dat bijvoorbeeld jongelui die aanmen d Rechtshoogeschool studeeren en voor wie dit onderdeel van zeer veel belang is, mis-e schien op dat archief zouden kunnen worden tewerk gesteld. Op deze wijze zou het mes aan twee kanten kunnen snijden. Ik beveel d e z e suggestie nog graag in de a a n dacht der Regeering a a n " . A n t w o o r d d e r R e g e e r i n g in 2 e t e r m i j n . De heer VERBOOM, die zijn ingenomenheid betuigde met de door de Regeering voor het archiefwezen betoonde belangstelling, heeft bij die gelegenheid nog de mogelijkheid geopperd, dat wellicht jongelui van de Rechtshoogeschool op het archief te werk zouden worden gesteld waardoor eenerzijds hulp zou kunnen worden verkregen bij den daar t e verrichten arbeid en anderzijds het belang van den student zou kunnen worden gediend. Met deze gedachte zal men wellicht goed doen voor de toekomst rekening t e houden, doch het vermoeden is gewettigd, dat zij in de praktijk voorshands niet dikwijls zal kunnen worden t o e g e p a s t : de studie aan de Rechtshoogeschool is op archiefstudie, althans tot nu toe, nog weinig ingesteld. Buitenlandsche
archieven.
U. S. A. - O n s correspondeerend lid, Dr. A. |. F. VAN LAER, is wegens het bereiken van den 70-jarigen leeftijd als archivaris van den staat New York afgetreden. „The Knickerbockers News", Albany N. |. d.d. 13 October 1939 bevat hierover het volgende bericht : The retirement of Arnold |. F. VAN LAER, for 40 years state archivist and best kwown American authority on Dutch colonization, brought from the Regents today ay a statement of commendation. Dr. VAN LAER retires Nov. 1 at. 70. Bearing the signature of Dr. GRAVES, the statement said : Mr. VAN LAER has all the modesty of a scholar and inconspicuousness of a true gentleman. He is well known throughout the world for his researches and writings and has been honored by membership in learned societies and with decorations from foreign countries. „The outstanding work of Mr. VAN LAER has been the translating and editing of the Dutch manuscript sources of the history of the state of New York. Two years ago he was elected fellow of the New York State Historical Society and he has long held honorary membership in the Schenectady Historical Society and corresponding membership in the Dutch Society of Archivists, Her Majesty, WILHELMINA, Queen of the Netherlands, in 1938 bestowed upon him the rank of officer in the O r a n g e - N a s s a u for his work in the order of history of New Netherland, which forms part of the colonial history of the Netherlands. „A nearly as it can be said of anyone, ARNOLD VAN LAER can have no real successor. In his retiring way he has rendered the state a valuable service and has reflected great credit upon us all."
K
archil
A r c h i e v e n d e r N e d . H e r v. K e r k . - In de Najaarsvergadering van de Algemeene Synodale Commissie werd besloten, na overleg met den Archivaris, in
80
81
het Weekblad een algemeene mededeelincj te plaatsen over hetgeen thans in den oorlogstijd ten aanzien van de archieven te doen staat. Nu dit overleg heeft plaats gehad, brengt de Algemeene Synodale Commissie liet volgende onder de aandacht van de besturen en gemeenten: Bij de archieven zijn uit den aard van de zaak scherp te onderscheiden de gedeelten der archieven die wèl, en de gedeelten die niet meer voor de loopende administratie benoodigd zijn. Van de eerstbedoelde, waartoe wat betreft de Diaconieën (en kerkvoogdijen) ook de geldswaardige papieren behooren, zullen uiteraard allereerst wel deze stukken ook thans alreeds brandvrij, vaak ook, zeker het allerbest, in de safe-inrichting van een bankgebouw, zijn geborgen. Het zal nu in deze buitengewone tijdsomstandigheden aanbeveling verdienen zoo eenigszins mogelijk tijdelijk ook daar ter plaatse de oudste, en historisch meest belangrijke stukken van het niet meer voor de loopende administratie benoodigde oud-archief onder te brengen. De Synode zelf beschikt niet over voldoende ruimte om, behalve hetgeen zij van haar eigen archief brandvrij en scherfvrij heeft kunnen bergen, ook nog aan andere archieven plaats te bieden. Men zal dus - onverminderd het bepaalde in art. 21 al. 6 van het Reglement voor de Diaconieën - goed doen door, zoo de kluis voor de geldswaardige papieren verder geen voldoende ruimte biedt, uit te zien naar tijdelijke berging elders in eigen omgeving. Hetgeen de Archivaris tijdelijk uit eenige gemeenten onder zich heeft, is met goedvinden der Algemeene Synodale Commissie veilig bij het Synodaal archief geborgen. In speciale gevallen kan ook overleg worden gepleegd met Rijks- en Gemeentearchieven. Hier en daar is reeds tijdelijke berging in een in te richten scherfvrijen archiefkelder toegezegd, en in één geval is zulk een berging reeds tot stand gekomen. Men houde in dezen vooral goed in het oog, dat volgens art. 4 van de van Rijkswege uitgegeven Richtlijnen voor de bescherming tegen oorlogsgevaren van kunstschatten in musea, bibliotheken en archieven de archivalia zooveel mogelijk dienen te blijven binnen de gemeenten, waarin zij behooren.
E e n g e b e d v o o r d e A r c h i e v e n . - Ons medelid, de heer C. SLOOTS O.F.M. te Weert, schrijft ons het volgende: Nu in deze tijdsomstandigheden elke Archivaris machteloosheid erkennen moet voor een absolute beveiliging van zijn cultuurschatten tegen elke bedreiging, zal hij deze bijzonder willen toevertrouwen aan Hem, in Wien volgens den Apostel Paulus (Col. II : 3) alle schatten van de wijsheid en van de wetenschap verborgen zijn. In dit verband is het niet van elke nut ontbloot te wijzen op een gebed, dat de H. Congregatie van de Riten 23 |uli 1924 goedkeurde voor de zegening van de Archieven. Het werd opgenomen in het Ritiuale Romanum van de Katholieke Kerk en luidt vertaald aldus:
De Algemeene Synodale Commissie der Nederlandsche Hervormde Kerk. |. W. |. ADDINK, President. D. DEN BREEMS, Secretaris. (Weekblad van de Nederlandsche Hervormde d.d. 30 November 1939).
Kerkt
Varia. E e n n i e u w e t a a k v o o r g e m e e n t e - a r c h i v a r i s s e n ? — Eine Art lebender Chronik sind in den gröszeren Städten die Fremdenführer. Sie sind die volkstümlichsten Vermittler der Entwicklungsgeschichte der Stadt an auswärtigen Besucher. Men kann die Aus- und Fortbildung der Fremdenführer mit mehr innerer Berechtigung kaum einer anderen Stelle zuweisen als dem Archiv. Man könnte an die Verkehrsämter und die Verkehrsvereine denken, aber woher sollen diese sich ihre stadtgeschichtlichen Kentnisse holen? In einzelen Städten wird daher jeder, der als Fremdenführer zugelassen werden will, dem Stadtarchiv zur Prüfung zugewiesen. Besteht er die Prüfung nicht, so kann er als Fremdenführer nicht zugelassen weiden. Dem Archiv obliegt auch die Überwachung der Führer und deren Fortbildung, die im Winterhalbjahr in eigenen Kursen durchgeführt werden kann. Archivalische Zeitschrift 1939, blz. 183-184.
„God, Gij hebt de waarheid en de rechtvaardigheid lief. Stort Uw zegen uit over dit Archief, dat gebouwd werd om de geschiedkundige documenten en de juridische bewijsstukken te bewaren tegen de ongunst van de tijden en het onrecht van de mensen. Moge door Uw zegen dit Archief veilig zijn tegen brand en tegen andere gevaren. Mogen door Uw zegen allen, die hier om studieredenen komen, zich getrouw er op toeleggen de waarheid en de rechtvaardigheid te zoeken en mogen zij in liefde tot U aangroeien. Door Christus, onzen Heer, Amen". C e l l o p h a a n b e s c h e r m t ook a k t e n . Het woord c e l l o p h a a n is een voorbeeld, dat een merk als soortnaam tot den normalen woordenschat is gaan behooren. Het is oorspronkelijk een merk van een fabriek geweest, maar onlangs heeft ook een Amerikaansch rechter de uitspraak gedaan, dat dit woord niet meer als „merknaam" kon worden beschouwd en tot de normale taal is gaan behooren, als aanduiding van de bekende doorzichtige gladde vellen. Deze zijn bijna altijd gemaakt van acetaalcellulose. Dit is een verbinding, verkregen uit zuivere cellulose met behulp van azijnzuuranhydride (een stof uit azijnzuur bereid door onttrekking van water); ze is in bepaalde stoffen oplosbaar en kan dan in oplossing, door uitgieten op draaiende zeer gladde metalen rollen (of \olgens andere methoden) tot de bekende dunne velien en platen worden verwerkt. In tegenstelling met celluloid, dat er uiterlijk veel op kan gelijken, is cellophaan niet gemakkelijk brandbaar en zeker ook niet ontplofbaar. Wel wordt het door verwarming week en gaat het dan feitelijk smelten. Van deze eigenschap, nl. om door verwarming week te worden, maakt men vooral in de Vereenigde Staten meer en meer gebruik, om belangrijke documenten en akten tegen den invloed van het weer en den tijd te beschermen. Zeer dunne vellen cellophaan worden op het betreffende papier gelegd en door verwarming en sterken druk onder een pers in het papier geperst. De oppervlakte kan dan eventueel zelfs met water gereinigd worden, terwijl alles volkomen goed leesbaar blijft, vrijwel onverscheurbaar wordt en ook niet meer aangetast wordt door insecten. Een goede methode voor het toepassen ervan is uitgewerkt door het bekende „Bureau of Standards" in Washington en deze wordt o.a. in practijk gebracht in de nationale Amerikaansche Archieven, die zich geen raad meer wisten met de enorme papiermassa, die moet worden bewaard en door vocht, licht, lucht en insecten werd aangetast. Er is voor de toepassing in het groot een speciaal toestel gemaakt, maar voor iemand, die enkele vellen papier op de aangeduide wijze wil conserveeren, zal vermoedelijk een electrisch strijkijzer ook wel bruikbaar zijn, mits men tevoren enkele proeven neemt op waardeloos papier, teneinde de temperatuur van het strijkijzer op de juiste hoogte te kunnen brengen en ook den noodigen druk te weten te komen. (Algemeen Handelsblad,).
1939-1940
NEDERLANDSCH
NP. 2
ARCHIEVENBLAD ORGAAN VAN DE VEREENIGING VAN ARCHIVARISSEN IN NEDERLAND GOEDGEKEURD BIJ KON. BESLUIT VAN 29 SEPT 1891 (LAATSTELIJK GEWIJZIGD BI) KON. BESLUIT VAN 16 APRIL 1920, No. 54) DE ABONNEMENTSPRIJS VAN HETNEDERLANDSCH A R C H I E V E N B L A D BEDRAAGT PER JAARGANG F 7.50; VOOR HET BUITENLAND F 8.75
DEZE I A A R G A N G LOOPT VAN SEPTEMBER 1939 TOT SEPTEMBER 1940
B I J D R A G E N VOOR DIT TIIDSCHRIFT TE ZENDEN AANMr.H.C.HAZEWINKEL, A R C H I V A R I S DER GEMEENTE R O T T E R D A M , ESSCHENLAAN 79
MEDEDEELINGEN VAN HET BESTUUR. N iï e u w
lid. - Het bestuur heeft als nieuw id aangenomen mej. I. M. J. DOORNBOS (II) te Vlissingen. Bedankt heeft voor het lidmaatschap van on ze Vereeniging de heer M. VAN DER WAERDEN t e Eindhoven.
In memoriam Prof. Dr. E. C. Godée Molsbergen. EVERHARDUS CoRNELis MoLSBERGEN werd 18 September 1875 te Utrecht geboren als zoon van J. R. MOLSBERGEN en W. GODéE. Bij Koninklijk Besluit van 9 O c t . 1902 kreeg hij toestemming om de namen zijner beide ouders samen te voegen. Na het Erasmiaansch Gymnasium t e Rotterdam te hebben doorloopen, liet hij zich in September 1895 te Leiden inschrijven als student in de Letteren. Hij promoveerde aldaar in 1902 op een proefschrift „Frankrijk en de Republiek der Vereenigde Nederlanden 1 6 4 8 - 1 6 6 2 " . Reeds vóór zijn promotie had hij medegewerkt aan de stichting der eerst Christelijke H. B. S. te Rotterdam, waarvan hij bi) opening directeur werd. Van 1903 tot 1910 vervulde hij het hoogl e r a a r s c h a p in de geschiedenis aan het Victoria-college van de Universiteit in Stellenbosch. Daar hield hij zich vooral bezig met Nederlandsch
Archievenblad
1939—1940