Artikel: “Natsobewe Mussertania” Enkele reacties op het succes van de NSB bij de verkiezingen van 1933 Auteur: Jaap-Jan Schavemaker Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 26.2, 55-71 © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Jaap-Jan Schavemaker
'Natsobewe Mussertania' Enkele reacties op het succes van de NSB bij de verlfiezingen van 1935 De op 14 december 1931 door Anton Mussert en Kees van Geelkerken opgerichte Nationaal-Socialistische Beweging groeide uit tot de enige fascistische partij van redelijke omvang die Nederland heeft gekend. De partij vertegenwoordigde een stroming die tot dan toe in het verzuilde Nederlandse politieke landschap geen voet aan de grond had kunnen krijgen: het fascisme. De NSB kreeg al snel de wind in de zeilen door de groeiende onvrede over de door de regering gevoerde crisispolitiek en door de economische successen die de NSDAP in Duitsland boekte. Dit resulteerde in een grote zege bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten die op 17, 18 en 26 april 1935 werden gehouden. De NSB kreeg 7,94% van de stemmen, een unicum in het verzuilde Nederland. We weten inmiddels dat dit resultaat tevens het hoogtepunt voor de NSB betekende, maar in april 1935 zorgde de zege van de NSB voor een schok: waren Hitler en Mussolini immers ook niet klein begonnen? Blijkbaar bestond er ook in Nederland een voedingsbodem voor het fascisme.
Het beeld dat veel Nederlanders tegenwoordig van de NSB hebben is veelal in meer of mindere mate vertroebeld door de Tweede Wereldoorlog. In 1935 was de NSB nog een 'gewone' Neder-landse politieke partij.Dit artikel handelt over de sterke opkomst van de NSB bij de Provinciale Statenverkiezingen van 1935 en de reacties daarop in enkele Nederlandse kranten. Hoe reageerden tijdgenoten in 1935 op de opkomst van de enige werkelijk succesvolle Nederlandse fascistische partij? Eerst worden de politieke cultuur in het Nederland van de jaren dertig, waarin de verzuiling een belangrijke rol speelde, en de opkomst en ideeën van de NSB geschetst. Vervolgens worden de reacties op het succes van de NSB in het socialistische dagblad Het Volk en het katholieke De Tijd besproken en geanalyseerd. De motivatie voor deze keuze is dat de socialistische SDAP in 1935 in de oppositie zat en de katholieke RKSP onderdeel van de op dat moment regerende coalitie was
55
Rust en stabiliteit Tussen 1918 en 1963 groeide Nederland uit van een enigszins gezapig en achtergebleven land van boeren en kooplui tot een moderne, welvarende en dynamische industriestaat en raakte het land gedurende vijf jaren zijn onafhankelijkheid kwijt.^ Eén van de weinige zaken die in deze periode niet veranderden waren de belangrijkste politieke stromingen in Nederland: de politieke stromingen die in 1918 het beeld bepaalden deden dat in 1963 nog steeds. De confessionele partijen verkregen bij alle verkiezingen die tussen 1918 en 1963 werden gehouden samen een meerderheid van de stemmen en vaak werd er dan ook een confessionele regering geformeerd. De socialisten kwamen gedurende deze periode op de tweede plaats, al groeide hun aanhang licht. De oorzaak voor de nogal statische politieke situatie in Nederland moet gezocht worden in de verzuiling. De trouw aan de partij die de eigen zuil politiek vertegenwoordigde heeft in de periode 1918-1967 steeds voor stabiele verkiezingsuitslagen gezorgd.^ Tot 1967 hebben kleine partijen niet al te veel succes gehad wanneer zij deelnamen aan de verkiezingen voor de Tweede Kamer, ondanks het feit dat ze niet veel stemmen nodig hadden om in de Tweede Kamer te komen. De kleine partijen worden wel een 'disfunctioneel element in het Nederlandse partijenstelsel' genoemd. Historicus Koen Vossen en socioloog Arend Lijphart zijn het niet met deze term eens. Volgens Lijphart is het onjuist om de kleine partijen enkel als symptomen van ontevredenheid en potentiële instabiliteit te zien.^ We weten inmiddels dat de kleine partijen nooit werkelijk een voet tussen de deur hebben gekregen. Dat de nieuwe concurrenten en uitdagers van de gevestigde orde altijd 'kleine partijen' zouden blijven was echter nooit een vanzelfsprekendheid en ook zeker niet het doel van de nieuwkomers. Regelmatig werden de gevestigde partijen geconfronteerd met afsplitsingen in eigen kring waarvan de invloed op de eigen partij onduidelijk was. Ook dienden de gevestigde partijen zich regelmatig te verdedigen tegen partijen die niet alleen hun eigen machtspositie aanvielen, maar die feitelijk het hele politieke stelsel ter discussie stelden. De beschrijving van de geschiedenis van de Nederlandse politiek vanuit een overwinnaarsperspectief leidt volgens Vossen tot een geschiedschrijving waarin nauwelijks oog is voor de onzekerheid van tijdgenoten met betrekking tot de (opkomende) kleine partijen en ook geen aandacht wordt geschonken aan zogenoemde 'roads not taken'.'* In 1935 kon men niet weten dat de aanhang van de NSB bij de Kamerverkiezingen van 1937 al een duidelijke teruggang zou vertonen en dat de partij het succes van 1935 nooit meer zou evenaren of zelfs maar benaderen.
26.2
De kleine partijen probeerden vaak gebruik te maken van de ontevredenheid over de gematigdheid, verdraagzaamheid, inschikkelijkheid, kortom: het 'geschipper' van de grote partijen. Volgens Lijphart pasten de kleine partijen goed in de verdeling van het Nederlandse volk naar zuilen en vertegenwoordigden ze de radicale randen daarvan: de uiterst rechtse elementen in de, over het algemeen conservatieve, liberale tak van de algemene zuil, de uiterst linkse groeperingen in de socialistische zuil en de extreme elementen zowel ter linker- als ter rechterzijde van de confessionele zuilen.^ Vossen en Lijphart betogen beiden dat de kleine partijen voor de elites van de grote partijen een belangrijke signalerende functie hadden. De grootte van de aanhang van de kleine partijen vormde een belangrijke graadmeter voor de mate van ontevredenheid die er bij de kiezers heerste. Wanneer het aantal stemmen op de kleine partijen steeg werden de leiders van de grote partijen eraan herinnerd dat niet alleen goede betrekkingen met de elites van de andere zuilen belangrijk waren. Minstens even belangrijk was het om de goede verstandhouding binnen de eigen zuil te behouden. De leiders van de grote partijen hadden belang bij een kalm politiek klimaat en de kleine partijen dienden als een soort 'politieke thermometer'. Wanneer de kleine partijen bij verkiezingen grote winst boekten wisten de grote partijen dat er sprake was van toenemende ontevredenheid en konden ze zich daaraan aanpassen. De grote winst van de kleine partijen bij de provinciale verkiezingen van 1935 (samen behaalden ze 20,3 procent van de stemmen) vormde dan ook een duidelijke waarschuwing voor de grote partijen.^
De kleine crisis der democratie Het systeem van de pacificatiedemocratie kenmerkte zich door een pragmatische samenwerking van de politieke leiders van de verschillende zuilen. Dit heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan de gematigdheid van de Nederlandse politiek. Het belangrijkste doel van deze politiek was het bereiken van zakelijke compromissen.'^ Door de overkoepelende samenwerking tussen de verschillende politieke elites aan de toppen van de zuilen werd het gevaar dat de toenemende verzuildheid tot instabiliteit van het politieke systeem zou kunnen leiden afgewend. Dit hele stelsel van verzuildheid aan de basis en politiek beleid dat gevormd werd door een kartel van elites werd ondersteund door een grote mate van passiviteit, onverschilligheid en trouw aan de leiders van de eigen zuil. De basis voor dit systeem werd in 1917 gelegd door de Pacificatie. Belangrijke kwesties die al langere tijd voor grote meningsverschillen zorgden, zoals de Schoolstrijd en de kiesrechtkwestie, werden toen opgelost.*^
57
De pacificatiedemocratie was een belangrijke oorzaak van de politieke stabiliteit die Nederland kende. Toen de Nederlandse en de wereldeconomie na de beurskrach in New York van 1929 volledig ingestort waren, bleek de pacificatiedemocratie echter niet in staat te zijn om voortvarend beslissingen te nemen om de sociale en economische problemen op te lossen. De invoering van het algemeen kiesrecht en het stelsel van de evenredige vertegenwoordiging hadden geleid tot een duidelijke meerderheid voor de confessionele partijen, iets waaraan voorlopig geen einde leek te komen. Deze partijen waren door hun uiterst gemengde aanhang niet in staat een duidelijk sociaal en economisch beleid te ontwikkelen. Er ontstond in de jaren dertig toenemende kritiek op de kern van de crisispolitiek: het vasthouden aan de gouden standaard en het streven naar een evenwichtige begroting.*^ Nu was kritiek op het democratische systeem in Nederland niets nieuws. Kritiek op het functioneren van de democratie kwam in iedere politieke familie voor. Veel gehoorde punten van kritiek betroffen de moeizame coalitievorming, de enorme versplintering aan partijen, de trage besluitvorming en de toegenomen centralisering en professionalisering van partijorganisaties. Deze kritiek werd in de jaren twintig zo sterk dat A.A. de Jonge voor deze periode de karakterisering 'de kleine crisis der democratie' heeft aangevoerd."^ De beginselen van de grote partijen stonden vaak op gespannen voet met de democratische praktijk. Zo waren de revolutionair marxistische opvattingen nog tot ver in de jaren dertig een belangrijk onderdeel van de beginselen van de SDAP en stond het democratische principe van de volkssoevereiniteit op gespannen voet met de beginselen van de orthodox-protestantse partijen, volgens welke alleen God als soeverein kon worden beschouwd. Alleen de kleinste van de grote partijen, de links-liberale VDB, ondersteunde zowel in theorie als in praktijk de parleitientaire democratie zoals die in 1917 was ingevoerd. Volgens Vossen werd de 'soep van de beginselen' over het algemeen niet zo heet gegeten als zij werd opgediend. Alle partijen zagen in dat men alleen iets zou kunnen bereiken als men tot overleg en het sluiten van compromissen bereid was, een zeker pragmatisme was onontbeerlijk. Het was dit pragmatisme dat ervoor had gezorgd dat de partijen het democratische stelsel van 1917 hadden geaccepteerd en ook bereid waren om het te verdedigen tegen aanvallen.'i In de jaren twintig bestond er geen organisatie die een aanlokkelijk alternatief bood voor de pacificatiedemocratie. In de jaren dertig leek er wat dat betreft aanvankelijk weinig te veranderen. Toch waren de omstandigheden voor een nieuwe partij duidelijk gunstiger geworden. De economische crisis had een enorme invloed op de sociale verhoudingen, de politiek en de cultuur. De regerende confessionele coalitie onder 26.2
leiding van de katholieke premier Ruys de Beerenbrouck had na drie regeerperiodes (1918-1922, 1922-1925, 1929-1933) alle glans verloren.'^ Het parlement toonde zich totaal niet opgewassen tegen de zware taak snel maatregelen te nemen om in de grote noden van het volk te voorzien.13 Aan het begin van de jaren dertig leek de tijd rijp voor een nieuwe groepering die korte metten zou maken met een politiek systeem dat niet in staat leek om een beleid te ontwikkelen waarmee de Nederlandse economie er weer bovenop zou komen.'"* Er werden allerlei verenigingen en bonden opgericht om 'iets' nieuws van de grond te krijgen. Voor de meeste van deze groeperingen stond vast dat er een nieuw politiek bestel gevestigd moest worden dat werd gedragen door een meer uniforme nationale cultuur. Hierin zou de volksinvloed teruggedrongen zijn en werd het gezag belichaamd door de monarchie en een sterke regering met een daadkrachtig leider." Geen van deze groeperingen wist een werkelijk groot publiek te bereiken. Al vanaf het begin van de jaren twintig bestonden er enkele partijtjes die of een volksfascistisch of een rechts autoritair karakter hadden. Pogingen om beide bewegingen bij elkaar te voegen kwamen nooit van de grond. Beide stromingen kwam men later wel tegen in de enige werkelijk succesvolle Nederlandse fascistische partij, de NSB. De ene stroming was luidruchtig en activistisch van aard met sterke demagogische trekken, de andere meer deftig-autoritair met een neiging tot theoretiseren. 16
De NSB De doelstellingen van de NSB werden in de beginjaren nogal vaag geformuleerd. De doelstellingen waren; herstel van orde, welvaart en gezag, een sterker nationaal gemeenschapsgevoel en de vervanging van de neutrale, democratische staat door een nieuwe, op christelijke en nationale waarden gebaseerde staat. De door Mussolini in Italië gevestigde fascistische staat was, meer dan het Duitse nationaalsocialisme, het voorbeeld voor Mussert. Als naam voor zijn groepering koos hij desondanks Nationaal-Socialistische Beweging omdat deze benaming zijn idee van een nationalisme voor de massa mooi weergaf. Bovendien had de term fascisme in Nederland door de overvloed aan kleine schimmige partijtjes die zich van deze term bedienden een behoorlijk negatief imago gekregen.'^ In de eerste jaren na de oprichting van de partij probeerde de NSB zich vooral te profileren als een partij waarin een gematigd fascisme samenging met oer-Hollandse burgerlijke waarden als fatsoen, ordelievendheid 59
en zedelijkheid. De 'wildebrassen uit de vroege fascistische bewegingen', zoals Vossen ze noemt, hield de NSB dan ook zoveel mogelijk buiten de deur. Er was wel een zekere continuïteit met het vroege fascisme: zo werden de strijdmiddelen als het dragen van uniformen, het vlagvertoon en het op straat uitdagen van tegenstanders overgenomen. Deze methoden werden door de NSB wel sterk gekuist zodat ze acceptabel werden voor een groter publiek. Samenwerking met andere fascistische en nationaal-socialistische partijtjes werd van de hand gewezen.'** Het leek er begin 1933 op dat de zoektocht naar een nationaal conservatief front tegen de democratie enkel tot een versplintering van het politieke landschap had geleid. De fascist Wouter Lutkie verzuchtte eind 1932 dat het 'spel' veel op een klucht was gaan lijken: 'eerst gaan ze met tienen allemaal afzonderlijke organisaties oprichten en nu beginnen ze met tienen pogingen tot samenwerking en eenheid'. ^ '^ Lutkie verwees naar de enorme verscheidenheid aan partijtjes en groeperingen met een fascistische achtergrond die was ontstaan, partijtjes die vaak zwak georganiseerd waren en waarvan pogingen tot samenwerking door uiteenlopende visies mislukten.^'' Lutkie kon toen nog niet weten dat in 1933 een fascistische partij op het landelijke politieke toneel zou verschijnen. Aan de Tweede-Kamerverkiezingen die dat jaar op 26 april werden gehouden deden maar liefst 54 partijen mee. Ze leverden verlies op voor alle grote partijen met uitzondering van de Anti-Revolutionaire Partij (ARP), waar Colijn naar voren was gekomen als de man van orde en gezag. De partij die de grootste groei vertoonde, deed niet mee aan de verkiezingen: de NSB. Tussen januari en december 1933 was het ledental van de NSB gegroeid van 1.000 naar 20.000 leden. De NSB groeide niet alleen cijfermatig, maar ook zichtbaar. Vooral in het westen van het land verspreide de NSB grote hoeveelheden propagandamateriaal, marcheerden de leden van de Weer-Afdelingen (WA) met hun uniformen door de straten en werden tal van bijeenkomsten georganiseerd.^' Er zijn verschillende oorzaken voor deze opmerkelijke opkomst aan te wijzen. De Jonge merkt op dat het tekortschieten van het staatsapparaat, het bankroet van het economisch liberalisme en de door de crisis veroorzaakte 'geestelijke en morele gisting' ervoor zorgden dat het fascisme de 'wind in de zeilen' kreeg.-- Vossen zoekt de verklaring in de NSB zelf en noemt drie factoren. Allereerst maakte de partij in vergelijking met de vulgaire en onderling ruziënde fascistische groeperingen een nette en degelijke indruk. Ten tweede was het politieke programma van de partij nog zeer vaag. Vooralsnog was men tegen van alles en nog wat: tegen de marxistische partijen, tegen de te ver doorgevoerde democratie, tegen 'partijgekibbel' en 'politieke spelletjes', tegen 'middelmaat, slapheid en bandeloosheid' tegen een 'laat-maar-waaien-liberalisme' enz. enz. Het was op dat moment minder duidelijk waar de partij nu precies voor was. 26.2
Ten derde was er de duidelijke stijl en strakke organisatievorm van de NSB. Verder zal de machtsovername van Hitler op 30 januari 1933 wellicht ook een gunstig effect op de NSB hebben gehad.^^ Eén ding moet duidelijk gezegd worden; de NSB had vele overeenkomsten met de NSDAP, maar er waren vooral in de beginjaren ook duidelijke verschillen. Het nationaal-socialisme, de radicale vorm van het fascisme,werd nadat het de macht in Duitsland overgenomen had de leidende fascistische beweging, ten koste van het Italiaanse fascisme. Het belangrijkste verschil tussen het nationaal-socialisme en het fascisme was het radicalisme in de rassenleer en het antisemitisme. Vrijwel elke rechts-radicale stroming was in zekere mate antisemitisch. De nationaal-socialistische rassenleer beschouwde de joden echter niet alleen als 'volksvreemd' (zoals de meeste fascistische bewegingen), maar als biologisch 'minderwaardig'.^'^ De NSB identificeerde zich sterk met de economische prestaties van het Derde Rijk en kon zich zo opwerpen als hoeder van de middenstand, beschermer van boeren en bestrijder van werkloosheid. De NSB distantieerde zich echter van de politieke en culturele uitwassen in het Derde Rijk. Het antisemitisme speelde naar buiten toe tot 1935 een ondergeschikte rol. Mussert vreesde dat een te grof antisemitisme het fatsoenlijke imago van de partij teveel zou schaden. Fatsoen en volkse wortels waren de pijlers waarop Musserts nieuwe nationale tehuis was gefundeerd. Deze pijlers waren echter reeds in 1934 door een groeiend verzet vanuit de media en de gevestigde politieke partijen ernstig beschadigd. Dit verzet had één belangrijk kenmerk; de NSB was ondanks haar hameren op de nationale eenheid in wezen een door Duitse en Italiaanse voorbeelden geïnspireerde on-Nederlandse beweging. De identificatie met de economische successen van Hitler leidde ertoe dat de partij ook werd geïdentificeerd met de schaduwzijden van diens bewind: de vervolging van joden en politieke tegenstanders, de ontbinding van politieke partijen en de conflicten van de nazi's met de kerken.^5 Al op 30 januari 1933 verbood de minister van Defensie het militaire kader om lid te zijn van 'groepen op fascistische grondslag'. Eind december 1933 werd de NSB voor ambtenaren verboden. Dit verbod kwam er vooral door druk vanuit het parlement en minder vanuit de overtuiging van de regering.^f" Minister-president Colijn beschouwde de NSB weliswaar als een gevaarlijke concurrent, maar ook als een fatsoenlijke en absoluut ongevaarlijke organisatie. De angst voor een communistische revolutie was vele malen groter. Het verbod leidde er toe dat de uitstraling van de NSB aangetast leek. Deze uitstraling was immers vooral gebaseerd op haar fatsoenlijke en burgerlijke imago. Nu was de NSB buiten de fatsoenlijke, legale politiek geplaatst en in het rijtje van de extremistische partijen terechtgekomen. Een lidmaatschap van zo'n parol
tij kon ernstige gevolgen hebben voor de maatschappelijke status en carrière.^'' Desondanks werden de verkiezingen voor de Provinciale Staten die in april 1935 werden gehouden een enorm succes voor de NSB. De NSB kreeg bij de verkiezingen van 1935 bijna 8% van de stemmen en werd zo de op vier na grootste partij. Dit resultaat werd, ondanks de zichtbaar groeiende invloed van de beweging, door veel Nederlanders als een schok ervaren. Uit verscheidene studies is gebleken dat de partij in elke laag van de bevolking aanhangers had, maar dat de kern bestond uit de deftige burgerij en de stedelijke middenstand in het westen van het land. Dit was op zich niet vreemd omdat de NSB het jachtterrein van de, in 1935 als sneeuw voor de zon verdwenen, conservatief-nationale groepjes en middenstandspartijen grotendeels overnam en het zwaartepunt van de partijactiviteiten in dit deel van het land lag.^*^ De winst van de NSB ging ten koste van alle gevestigde partijen. De gezamenlijke katholieke partijen verloren slechts 1% van hun kiezers, de gezamenlijke arbeiderspartijen verloren 3% van hun aanhang, de protestantse partijen verloren zo'n 6% van de kiezers (overigens vooral de ARP, de CHU en andere protestantse partijen wonnen licht) en de klap was het grootst bij de burgerlijke of liberale partijen, zij verloren ruim 15% van hun aanhang. Volgens G.A. Kooy waren veel kiezers die eerder al op kleine partijen stemden ook voor de 'bekoring' van de NSB bezweken.^'^ Hoe verklaarden twee belangrijke vertegenwoordigers van de Nederlandse schrijvende pers de grote winst van de NSB?
Het Volk: 'Natsobewe Mussertania' Het Volh, Dagblad van de Arbeiderspartij, verscheen voor het eerst op 2 april 1900 als orgaan van de in 1894 opgerichte Sociaal Democratische Arbeiders Partij (SDAP).^o De SDAP zelfwas in 1913 nog gevraagd om toe te treden tot het kabinet en had zich bij het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog duidelijk loyaal aan de nationale gemeenschap getoond. De revolutiepoging van haar partijleider Pieter Jelles Troelstra in de herfst van 1918 veranderde dit vrij positieve beeld van de partij. De partij werd als gevolg van het optreden van Troelstra door de andere politieke partijen nog lang als een onbetrouwbare politieke partner gezien.'^ In 1935 voerden de socialisten al jarenlang oppositie. Ze werden nog steeds geboycot door de burgerlijke partijen. Het Volk gebruikte de winst van de NSB dan ook om af te geven op de coalitie van de burgerlijke partijen. Op 18 april schreef Het Volk dat het verkiezingsresultaat van de sociaal-democraten, oftewel de SDAP, niet ontevreden stemde: 'de achteruitgang van de eerste crisisjaren lijkt tot staan te zijn gekomen en heeft reeds hier en daar voor hernieuwde opgang plaats gemaakt'. Het 26.2
onverwacht hoge aantal stemmen dat het nationaal-socialisme in de grote steden en andere gebieden had behaald was: 'een ernstige vingerwijzing voor de burgerlijke regeringspartijen, die nog voor twee jaren het merendeel van Mussert's kiezers tot haar aanhang mochten rekenen'. De tienduizenden NSB-kiezers vormden het beschamend resultaat van twee jaar politiek van gebrek aan opbouwende kracht, van sociale afbraak, zo luidde de conclusie van Het Volfe . ^ ^ Henri Polak^^ schreef in zijn wekelijkse rubriek 'Kroniek van dr. fienri Polak' in Het Volk van 20 april dat in tijden als deze de winden rechts en links de extremistische kant uit bliezen. In tijden als deze maakten de 'demagogen, de volksverlakkers, de avonturiers, de politieke bandieten de mooiste kansen'. Hij vervolgde: 'de verarmde zakenmensen, de wanhopige winkeliers, de achteruitgaande renteniers, de verbeten boeren, de eeuwig kankerende middenstanders, de jonge burgermensen die geen betrekking kunnen vinden. Zij hebben geen benul van de werkelijke oorzaak van het onheil dat hen treft: de burgerlijke partijen. In een steriele coalitie verenigd openen zij hen geen vooruitzicht'. Deze groep vormde, volgens Polak, dan ook een gemakkelijke prooi voor Mussert. Polak beschreef de NSB als een gifplant die, anders dan andere gifplanten, ook nog zeer lelijk was: 'de "Natsobewe Mussertania" kan slechts tieren in het moeras van de crisis'.^'^ In een ander artikel dat op dezelfde dag in Het Volk verscheen viel te lezen dat slechts weinig persorganen zich waagden aan het trekken van politieke conclusies uit de uitslag van de verkiezingen voor de Provinciale Staten, het zouden immers slechts 'tussentijdse verkiezingen' zijn geweest. Het Volk was het totaal niet eens met deze houding en meende dat het voor 'de politieke ontwikkeling in Nederland, voor het ongerepte behoud van de democratie wel in de eerste plaats noodzakelijk is, dat de zeer duidelijke afkeer voor het beleid der "aanpassers" wordt verstaan'. Men zou met een 'rekenkunstje met de absolute stemmencijfers' vast kunnen stellen dat de coalitiepartijen nog steeds een meerderheid van 50% bezaten, en dat men daarom op dezelfde voet kon doorgaan. 'Woensdag is echter voldoende duidelijk gebleken dat zulk een drijverij niet in overeenstemming zou zijn met de wil van het Nederlandse volk', aldus Het Volk. De redenen hiervoor waren tweeledig. Allereerst zorgden de politieke verhoudingen en het systeem van evenredige vertegenwoordiging nu eenmaal voor een zekere stabiliteit waardoor ingrijpende verschuivingen een uitzondering vormden. Ten tweede was het zaak om meer te letten op: 'de tendenz, op de richting, waarin de stembuscijfers wijzen, dan op de absolute getallen'. Volgens Het Volk stond de Nederlandse politiek voor een keuze: ging men door op dezelfde weg van bezuinigingen en probeerde men de ontevredenheid weg te nemen door 'een beetje minder aanpassing' toe te passen of zou men resoluut breken met het stelsel dat veroordeeld was door de kiezers en door de feiten. De
63
keuze kon volgens Het Volk beslissend zijn voor de toekomst van volkskracht en democratie.35
De Tijd: 'een staatkundige krachtproef' De Tijd was, samen met De Maasbode, in 1935 één van de belangrijkste organen van de regerende Roomsch Katholieke Staatspartij (RKSP). De Tijd beschreef de verkiezingen in een artikel op donderdag 18 april als een 'staatkundige krachtproef: de bewegingen die Duitschland schokken en bij Winschoten niet stilhielden, de wereldcrisis, die ook over onze dijken heen sloeg, de binnenlandsche ontevredenheden vroegen en verwachtten uit deze stembus een politieke opheldering'. Het was volgens De Tijd vooral de 'partij opgekomen uit de na-oorlogsche wanhoop, die schudde aan de vaste staatkundige verhoudingen van dit bedachtzame land'.36 De Tijd verbond aan de verkiezingsuitslag een andere conclusie dan haar socialistische tegenhanger. De uitslag van de verkiezingen in de tien provinciën (de verkiezingen in Gelderland werden op 26 april gehouden) had volgens De Tijd laten zien dat de 'groote partijen zich met eenige veranderingen overeind hielden'. Dit had weer bewezen hoe stevig de constitutie was en hoe moeilijk verplaatsbaar de verhoudingen waren. Volgens het katholieke dagblad hadden de economische omstandigheden en de 'niet altijd onrechtvaardige, maar schromelijk aangeschroefde kritiek op de fouten van het Kabinet-Colijn den propagandisten werfkracht gegeven'.^7 Toch zag De Tijd ook een duidelijk voordeel in de verkiezingswinst van de NSB. Deze 'onverantwoordelijke, minwaardige en ontzaglijk wrede politiek van de vage algemeenheid' zou zich nu eindelijk moeten 'concretiseren'. De veertig nieuwe nationaal-socialistische statenleden zouden zich nu aan moeten passen aan de 'doodnuchtere politiek van de alledaagsche werkelijkheid'. Ze zouden ook scherp moeten omschrijven hoe ze deze werkelijkheid wilden verbeteren. Ze zouden met kritiek van de andere partijen en de gewestelijke pers te maken krijgen en de 'oude humbug' en het 'meetinggebral' zouden niet meer baten.^8 Daarom was het volgens het katholieke dagblad jammer dat de NSB nog geen verantwoording hoefde af te leggen in het parlement en ook nog geen partijprogramma hoefde op te stellen; in feite kon 8% van de kiezers niet worden gevraagd wat hun mening was betreffende het ingrijpende bezuinigingsontwerp. De NSB werd volgens de De Tijd feitelijk twee jaar lang uitgesloten van deelname aan het parlement. De vraag rees dan ook of dit de groei van de 'nieuwe partijen der ontevredenheid' niet ernstig zou bevorderen en of de NSB niet aan 'de volle maat der parlementaire kritiek en verantwoordelijkheid' moest worden gemeten.'*^ Voor De Tijd
26.2
waren de Tweede Kamerverkiezingen duidelijk belangrijker dan de verkiezingen voor de Provinciale Staten, ondanks de gevolgen die deze verkiezingsuitslag voor de zetelverdeling in de Eerste Kamer zou hebben. De leden van de Eerste Kamer werden (en worden) immers indirect, namelijk door de leden van de Provinciale Staten gekozen. Overigens verkreeg de NSB in december 1935 slechts twee vertegen-woordigers in de (toen nog uit vijftig leden bestaande) Eerste Kamer.^o Waarschijnlijk was dit relatief geringe aantal zetels te wijten aan de gehanteerde kiesdeler en het stemgedrag van de overige leden van de Provinciale Staten. In een ander artikel dat op dezelfde dag in De Tijd verscheen werd met voldoening geconstateerd dat de RKSP ondanks de 'afbreuk die katholieke dissidenten - jammer genoeg - aan de partij deden, zonder zelf tot iets positiefs in staat te blijken' een 'vaste burcht' was gebleken. Hiermee refereerde de krant aan de winst die enkele kleine katholieke partijen (bijvoorbeeld de Katholieke Democratische Partij) boekten ten koste van de RKSP. Het resultaat van de NSB overviel De Tijd niet: 'buitenlandsche invloeden hebben hier een mentaliteit geschapen, waartegen geen gezond verstand, geen zakelijke redenering iets vermag; de hevige economische crisis formeerde hier legers van wanhopigen, die zich maar al te graag lieten paaien met beloften van een beweging, welke haar kracht vindt in het beloven van niets!' Het verlies van de regeringspartijen was duidelijk te verklaren; 'in krisistijd vervreemdt een zeker deel van de massa zich van de regeering, die nu eenmaal voor de onmogelijke taak staat, het economisch leven voor de bevolking enigszins draaglijk te maken'."*' In een artikel met de titel 'Genees U zelf NSB en politiek fatsoen' trok De Tijd fel van leer tegen het gebrek aan politiek fatsoen van de NSB: 'Merkwaardig is, dat de NSB, die zich nog altijd de keurtroep waant van politiek fatsoen en die den strijd aanbond tegen de misstanden en misdragingen van het partijwezen, wonderlijk snel de minst fraaie methoden van de minst kieskeurig ageerende partijen heeft over-genomen. In de week voor de verkiezing heeft geen enkele partij zoveel papier wanstaltig op andermans goed geplakt als juist de beweging, die het Nederlandsche volk weer eens tucht en netheid leeren zal'. Mussert moest volgens De Tijd eerst zijn eigen mensen maar een primitief begrip van behoorlijkheid bijbrengen."t^
65
De balans wordt opgemaakt Op 26 april waren in Gelderland, als laatste van de elf Nederlandse provincies, de verkiezingen voor de Provinciale Staten gehouden. Het Volk reageerde hierop met een artikel dat gezien kan worden als een beschouwing waarin de verkiezingsuitslag en de betekenis daarvan nog eens goed op een rijtje werden gezet. In De Tijd verscheen zo'n artikel al op 23 april. De schrijver van het artikel in De Tijd beschreef eerst de belangrijkste politieke verschuivingen: welke partijen hadden stemmen verloren aan de NSB? Daarna ging hij in op de gevolgen van de verkiezingsuitslag. Het eerste gevolg was dat het prestige van de liberalen door het gevoelige verlies, dat voor een groot deel bij de NSB terechtkwam, behoorlijk ondermijnd was. Het zittende kabinet zou zich dan ook minder dan tevoren naar de liberale zijde oriënteren. Een tweede gevolg was dat alle politieke partijen een 'ernstige waarschuwing hebben ontvangen over de mogelijkheden, welke ook in ons land bestaan voor een nationaal-socialistische beweging'. Volgens de schrijver kon men aannemen dat tot de aanhang van de NSB een groot aantal jonge lieden behoorden die nu nog geen kiezer waren. Daarom zou het stemmenaantal van de NSB over twee jaar groter zijn. Daartegenover stond dat een 'deel der ouderen weer wijzer zal worden'. Een derde gevolg zou zijn dat men nog kritischer zou staan tegenover het bezuinigingsontwerp dat binnenkort bij de Tweede Kamer zou worden ingediend. Politieke verrassingen waren dan ook de komende maanden geenszins uitgesloten."•^ In Het Volk was het wederom Polak die dit artikel voor zijn rekening nam. Een aantal lezers had te kennen gegeven beducht voor de toekomst te zijn nu de NSB zoveel stemmen had gekregen. Ze zagen in hun verbeelding 'onze partij en vakbeweging vernietigd, haar voormannen in gevangenis of concentratiekamp, de democratie afgeschaft, de vertegenwoordigende lichamen ontbonden en het Utrechtse ingenieurtje als alleenheerser op de troon zitten', aldus Polak. Hij relativeerde in dit stuk het succes van de NSB en meende dat 'deze beminnelijke man [Mussert] in staat is de dingen in hun ware verhoudingen te zien en hun betekenis te begrijpen'. Zelf had Polak verwacht dat de NSB 10 procent van de stemmen zou halen en Mussert zelf had naar het schijnt op ongeveer 40 procent van de stemmen gerekend. Van deze 'schone dromen' was weinig uitgekomen.+•* Polak meende dat er alle reden was om aan te nemen dat de NSB het bij de volgende verkiezingen minder ver zou brengen, tenzij de 'lelijke politiek die aangeduid wordt met het nog lelijkere germanisme, "aanpassing" gehandhaafd blijft, in welk geval de wanhoop het extremisme van rechts en links zal voortgaan te versterken'. Polak noemde het 26.2
begrijpelijk dat de zege van de NSB sommigen de stuipen op het lijf had gejaagd omdat zij geloofden dat de nuchtere Nederlanders ontoegankelijk zouden zijn voor de 'holle frasen van het fascisme en Mussert's holle woordenkramerij en demagogisch bedrog'. Volgens Polak was een deel van 'ons volk' blijkbaar ontvankelijk voor deze 'uitheemse aperij'. Mussert had zijn aanhang uit de burgerstand gehaald en daarbij vooral de liberale en de vrijzinnig democratische partij aangetast. De arbeiders waren trouw aan de eigen partij gebleven en Mussert zou hen, volgens Polak, ook nooit bereiken. Men zou in Den Haag af moeten wijken van de 'noodlottige koers, die het schip van staal thans volgt'. Maar ook wanneer dat niet gebeurde en werd doorgegaan met de 'ruïneuze "aanpassing", zou de arbeidersbeweging Mussert de weg versperren'. Polak meende dat 17 april 1935 dit duidelijk en overtuigend had aangetoond."^5
Conclusie De Nederlandse politiek tussen de beide wereldoorlogen werd gekenmerkt door rust. De verzuiling zorgde weliswaar voor een toenemende polarisatie onder de bevolking, maar doordat de elites van de verschillende zuilen de belangrijkste politieke kwesties onderling bespraken en vaak tot compromissen konden komen bleven grootschalige spanningen uit. De Pacificatie van 1917 beëindigde enkele langdurige en belangrijke politieke kwesties. De aanhang van de uiteenlopende kleine partijen was gedurende deze periode beperkt. Met het uitbreken van de mondiale economische crisis aan het einde van de jaren twintig veranderde dit beeld. Ook Nederland werd hard getroffen door deze crisis en er ontstond toenemende kritiek op het weinig daadkrachtige economische beleid van de confessionele kabinetten. Kritiek op het Nederlandse politieke systeem was er altijd al geweest, maar deze werd rond 1930 duidelijk sterker. Er werden allerlei kleinschalige groeperingen opgericht die als doel hadden 'iets' te veranderen. Onder deze groeperingen was ook de Nationaal Socialistische Beweging. De oprichters van de NSB waren geïnspireerd door het Italiaanse fascisme en de NSB werd de eerste en enige werkelijk succesvolle Nederlandse fascistische partij. Bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten in april 1935 behaalde de partij bijna 8% van de stemmen. Over het algemeen werd er geschokt gereageerd op deze verkiezingswinst van het fascisme. Vooral het socialistische dagblad Het Volk maakte zich ernstige zorgen over de opkomst van de NSB en gaf de burgerlijke regeringspartijen hiervan de schuld. Ze zouden hun beleid rigoureus moeten veranderen om te voorkomen dat nog meer kiezers zouden overlopen naar de NSB. Feitelijk werd het succes van de NSB 67
door de socialisten te gelde gemaakt en gebruikt om zich nog eens af te zetten tegen de regeringspolitiek: niet de NSB-stemmers zelf zouden de oorzaak van de zege van deze partij zijn, maar het regeringsbeleid. Ook in het katholieke dagblad De Tijd reageerde men in eerste instantie geschokt. De krant concludeerde echter dat de regeringspartijen zich, ondanks het gezamenlijke verlies, goed hadden gehandhaafd. De NSB zou zich na deze verkiezingszege moeten aanpassen aan de alledaagse politiek. Helaas betrof het hier 'slechts' provinciale verkiezingen waardoor de NSB nog niet met een programma hoefde te komen. Bovendien werd feitelijk 8% van de kiezers de komende twee jaar niet in de kamer vertegenwoordigd. Voor het katholieke dagblad waren de verkiezingen voor de Provinciale Staten duidelijk van minder belang dan die voor de Tweede Kamer. De vrees voor de opkomst van de NSB was in Het Volk het sterkst terug te vinden. Misschien hield dit verband met de gebeurtenissen in Duitsland waar de socialisten door Hitler zwaar onder druk werden gezet. Uit de reacties in De Tijd komt meer teleurstelling naar voren en niet zozeer vrees. Deels werd de winst van de NSB zelfs positief uitgelegd: de partij kon nu immers niet enkel meer afgeven op de politieke praktijk en er een vaag programma op na houden, maar moest er nu daadwerkelijk aan gaan deelnemen. Hier sprak de hoop uit dat de NSB zou worden 'ingekapseld' door het democratische systeem. Uit de artikelen die later in de kranten verschenen komt een zekere strijdlust naar voren: de eigen partijen hadden weinig stemmen verloren en de eigen achterban was nauwelijks voor de verleidingen van het fascisme gevallen. Beide kranten concludeerden dat hel regeringsbeleid zou moeten veranderen om de NSB de wind uit de zeilen te nemen. Het Volk was hier veel stelliger in, wat logisch was omdat de socialisten in de oppositiebanken zaten en de katholieken niet. De zege van de NSB en enkele andere kleine partijen functioneerde voor de gevestigde partijen als de door Vossen en Lijphart beschreven 'politieke thermometer': de relatief grote steun voor deze protestpartijen wees de gevestigde partijen op de ontevredenheid die onder een deel van de bevolking heerste over het gevoerde beleid. Het regeringsbeleid zou moeten veranderen om de kiezers weer terug te winnen. De verschillende reacties op het succes van de NSB in Het Volk en De Tijd zijn mooie voorbeelden van dit inzicht. Het gevolg van de zege van de NSB was dat het de partij steeds moeilijker werd gemaakt door allerlei (kerkelijke) verboden. Daarnaast zorgde de toenemende radicalisering van de partij ervoor dat de die steeds meer van de Nederlandse maatschappij vervreemdde. Ook de wat aantrekkende economie en de toenemende excessen in Duitsland zorgden 26.2
ervoor dat de partij in een isolement terechtkwam. De door de NSB gepropageerde nationale eenheid begon zich steeds duidelijker af te tekenen, alleen was deze gebaseerd op een gedeelde afkeer van de NSB. Het succes van de NSB was van korte duur en de Nederlandse politiek viel weer terug in het oude, rustige patroon. Een aantal jaren later bleek dat de 'aanval' van het fascisme weliswaar binnen Nederland was afgeslagen, maar dat het werkelijke gevaar van buiten Nederland kwam. Tijdens de Duitse bezetting konden Mussert en de zijnen nog één keer 'schitteren'.
Noten 1 Paul Lucardie, Nederland, Stromenland. Een geschiedenis van de politieke stromingen (Tweede druk, Amsterdam 1986) 39. 2 Arend Lijpinart, Verzuiling, pacificatie en kentering in de Nederlandse politiek (Derde geheel herziene druk, Amsterdam 1979) 36. 3 Ibidem, 155.
4 Koen Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark. Kleine partijen In Nederland 1918-1940 (Amsterdam 2003) 15. 5 Ibidem, 152.
6 Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering In de Nederlandse politiek, 156.
7 J.T.H. Minderaa, 'Crisis en stembus. De NSB en de gevestigde orde', in: H.W. Von der Dunk, In de schaduw van de depressie. De NSB en de verkiezingen in de jaren dertig (Alphen aan den Rijn 1982) 21-22.
8 Lijphart, Verzuiling, pacificatie en kentering In de Nederlandse politiek, 11.
9 Minderaa, 'Crisis en stembus. De NSB en de gevestigde orde'. 22 en 28-29. 10 Vossen, Vrij vissen In het Vondelpark, 168-169. 11 Ibidem.
12 Ibidem, 170.
13 A.A. de Jonge, Hef Nationaal-Soclallsme in Nederland. Voorgeschiedenis, ontstaan en ontwikkeling (Den Haag 1968)41.
14 Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark, 171..
69
15 Ibidem.
16 Minderaa, 'Crisis en stembus. De NSB en de gevestigde orde', 35. 17 Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark, 174-175 18 Ibidem, 166-167.
19 Ibidem, 172-173. 20 Ibidem, 173. 21 Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark, 173-174.
22 A.A. de Jonge, Hef Nationaal-Socialisme in Nederland, 4 1 . 23 Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark, 175-176. 24 De Jonge, Het Nationaal-Socialisme in Nederland, 41 -42. 25 Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark, 181-184.
26 L. de Jong, Het koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog, deel 1, 266-267. 27 Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark, 180-181. 28 Vossen, Vrij vissen in het Vondelpark. 184-185.
29 G. A. Kooy, Het echec van een 'volkse' beweging. Nazificatie en denazificatie in Nederland 1931-1935 (Assen 1964), 292-294.
30 Maarten Schneider, De Nederlandse krant 1618-1978. Van 'nieuwstydinghe' tot dagblad (vierde, geheel herzien druk, Baarn 1979), 242.
31 J.C.H. Blom en E. Lamberts, Geschiedenis van de Nederlanden (Tweede druk, Baarn 1995), 335. 32 'Coiijn verliest' in: Het Volk. 18 april 1935.
33 Henri Polak (1868-1943) was één van de belangrijkste personen binnen het Nederlandse socialisme. Hij had in 1894 de Algemene Nederlandse Diamantbewerkersbond opgericht en zat van 1913 tot en met 1922 en van 1923 tot en met 1927 voor de SDAP in de Eerste Kamer. Mede omdat hij zelf joods was trok hij in zijn wekelijkse rubriek 'Kroniek van dr. Henri Polak' in Het Volk doorgaans fel van leer tegen het fascisme, het nazisme en de NSB in het bijzonder (zie: Biografisch Woordenboek van het Socialisme en de Arbeidersbeweging in Nederland, http://www.iisg.nl/bwsa/bios/polak-h.html)
34 'Kroniek van dr Henn Polak' in: Hef Volk. 20 april 1935.
26.2
35 'Tweesprong. De les der Statenverkiezingen' in: Het Volk, 20 april 1935.
36 'Onze partij tiandtiaaft zich' in: De Tijd, 18 april 1935. 37 Ibidem. 38 Humbug: bluf, schijnvertoning, boerenbedrog; onzin.
39 'Onze partij handhaaft zich' in: De Tijd, 18 april 1935.
40 http://www.parlement.com/9291000/modulesf/g42fugj2 41 'De Statenverkiezingen. De belangstelling overweldigend' in: De Tijd, 18 april 1935. 42 'Genees U zelf. De N.S.B, en politiek fatsoen' in: De Tijd, 19 april 1935.
43 'Haagsche brieven. Na den slag' in: De Tijd, 23 april 1935. 44 'Kroniek van dr Henri Polak' in: Het Volk, 27 april 1935 Avondblad.
45 'Kroniek van dr. Henri Polak' in: Het Volk. 27 april 1935 Avondblad.
71