Artikel: Vergissing of vervalsing? Een vergelijking tussen de Haarlemse Gravenportretten en de prenten van Hendrick Goltzius Auteur: Rosa Groen Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 26.3, 5-18 © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Rosa Groen
Vergissing of vervalsing? Een vergelijking tussen de Haarlemse gravenportretten en de prenten van Hendrick Goltzius Rond 1425 werd tegen de muur van één van de kloostergangen van het Karmelietenklooster aan de - nu niet meer bestaande Grote Houtstraat in Haarlem een reeks muurschilderingen aangebracht. Het waren afbeeldingen van Hollandse graven, vanaf Dirk I (t 939) tot Jacoba van Beieren (f 1428). Eind vijftiende eeuw werden deze bedekt door kopieën van de gravenportretten, geschilderd op houten panelen, die de originele muurschilderingen bijna een eeuw lang verborgen hielden. Toen de panelen tijdens het beleg van Haarlem in 1572-73 weg werden gehaald en de muurschilderingen weer tevoorschijn kwamen, bleken er opmerkelijke verschillen tussen te bestaan. In de daaropvolgende tijd ontstond er een nieuwe belangstelling voor het afbeelden van de graven en gravinnen van Holland. Men zou denken dat de toenmalige schilders en uitgevers zich zouden laten inspireren door de oude afbeeldingen, maar het is de vraag of dat inderdaad het geval is. Hendrick Goltzius (1558-1617), één van de bekendste schilders uit die tijd, beriep zich op de authenticiteit van de originele muurschilderingen, maar bij een zorgvuldige bestudering van zijn werk blijkt dat hij minder scrupuleus te werk is gegaan dan men van een kunstenaar van zijn formaat zou mogen verwachten.
De Delftse schrijver Michiel Vosmeer (1545-1617) heeft de muurschilderingen in het klooster nauwkeurig beschreven. Volgens hem was de reeks in een aantal fasen tot stand gekomen, wat te zien zou zijn aan de afwisseling van verschillende historische modes en stijlen. Uit zijn Principes Hollandiae et Zelandiae, domini Frisiae (1578) weten we dat de schilderingen zich buiten bevonden, in een kloostergang aan de zuidmuur van de kerk.i Enkele jaren eerder, tijdens het beleg van Haarlem (1572-73), had men de houten panelen verwijderd en waren de originele muurschilderingen weer te voorschijn gekomen. Er bleken subtiele, maar ook heel grote verschillen te bestaan tussen de panelen en de oorspronkelijke afbeeldingen. Met de sloop van het karmelietenklooster in de zeventiende eeuw zijn de muurschilderingen definitief verloren gegaan. We kunnen wel ongeveer achterhalen hoe ze er uit hebben gezien, omdat ze destijds zijn overgetekend door de glazenier 5
Willem Thybaut. Deze tekeningen zijn niet bewaard gebleven, maar hebben waarschijnlijk wel als voorbeeld gediend voor de gebrandschilderde ramen die Thybaut ontwierp voor de Sint-Joris Doelen te Leiden (1587-'88). Bovendien hebben andere kunstenaars zich gebaseerd op Thybauts tekeningen.
Van muurschilderingen tot panelen De grote houten panelen die de oorspronkelijke reeks vervingen werden tussen 1486 en 1491 beschilderd en van tekst voorzien.^ De identiteit van de schilder(s) is nooit aan het licht gekomen, maar waarschijnlijk hebben de monniken van het karmelietenklooster een beroep gedaan op plaatselijke schilders.^ Een aantal veranderingen werd aangebracht. Zo werd de reeks geactualiseerd door de toevoeging van Filips de Goede, Karel de Stoute, Maria van Bourgondië en Maximiliaan, de toenmalige landsheer. Daarnaast werd graaf Jan van Beieren, de voorganger van Jacoba, uit de reeks verwijderd en kwam er een begin- en een sluitstuk: De Heraut opende de reeks. De Dood beëindigde het geheel. In de teksten onder de levensgrote portretten werden de regeringsjaren, de grafplaatsen van de betreffende graaf of gravin en eventuele wapenfeiten of stichtingen van kloosters vermeld.'* Tevens komen er mythische elementen over de ontstaansgeschiedenis van de streek naar voren, zoals de Trojaanse afkomst van de Hollandse graven. Wie het initiatief heeft genomen om de muurschilderingen te laten overschilderen is niet bekend. Wel weten we dat de karmelieten op 10 september 1493 een eenmalige gift van achttien pond ontvingen van Maximiliaan. De reeks kwam dus met zijn toestemming, of misschien zelfs in zijn opdracht, tot stand. Wat echter ook zou kunnen, is dat de Karmelieten zelf de initiatiefnemers waren, ondanks (of juist vanwege) hun verbintenis met de prominente familie Brederode.^ Deze familie had in recente jaren in Haarlem een slechte naam gekregen. In de zogenoemde 'partijstrijd', waarin de Hoeken en de Kabeljauwen langdurig tegenover elkaar stonden, stond ze aan de kant van de Hoeken. Aangezien de Kabeljauwen in Haarlem de dominante partij waren, deed deze keuze de positie van de familie geen goed.* De Brederodes raakten verder in diskrediet doordat zij beweerden af te stammen van het eerste Hollandse gravelijke huis, een claim die een bedreiging vormde voor Maximiliaan. Hoe reëel deze bedreiging was, bleek in de JonkerFransen-Oorlog (1488-1490), waarin de 22-jarige Frans van Brederode Rotterdam bezette. Die stad werd al spoedig heroverd door Jan van Egmond, de door Maximiliaan aangewezen stadhouder van Holland. Ook in Haarlem braken bloedige rellen uit, die hard werden neergeslagen. Vervolgens werd de stad gestraft met geldboetes en het intrekken van al haar privileges. De naam Brederode riep sindsdien bij vele Haar-
26.3
lemmers slechte herinneringen op. Om hier iets tegen te doen gaf Yolande van Lalaing, weduwe van Reinoud van Brederode, aan de karmelieten de opdracht een familiekroniek te schrijven. Deze Brederodekroniek moest verhalen over de op het Hollandse gravenhuis teruggaande afstamming van de familie en hun trouw aan de landsheer, en de familienaam ontdoen van verdenkingen van activiteiten legen de landsheer. De gravenportretten zijn waarschijnlijk geschilderd omstreeks het moment dat de karmeliet en prior van het klooster, Jan Gerbrandsz. van Leiden, de familiekroniek opstelde. De kroniek en de portrettenreeks waren een eerbetoon aan het vorstenhuis, een blijk van trouw aan Maximiliaan en een poging tot eerherstel voor de Brederodes. Van Leiden heeft waarschijnlijk ook de tekst bij de panelen opgesteld. De panelentekst stond al vroeg in de belangstelling: ze werd overgenomen, in verschillende versies uitgegeven en in 1518 zelfs in het Frans vertaald. De oorzaak van de populariteit van de tekst ligt voor een deel besloten in de functie van de portretten. Deze was, net als de Brederodekroniek, in de eerste plaats propagandistisch. De zogenoemde 'stamreeks', een seriële voorstelling van een vorsten- of heersersgeslacht, werd al langere tijd gebruikt door heersende vorsten om hun daden en machtsaanspraken te rechtvaardigen. Het is goed denkbaar dat Maximiliaan uit propagandistische overwegingen een grote rol heeft gespeeld bij het ontstaan van de gravenportretten, en zich niet beperkt heeft tot het geven van een vergoeding. Het blijft hieromtrent een kwestie van gissen.
Traditie, symboliek en transformatie Vanaf de veertiende eeuw werden in de Nederlanden op allerlei gebouwen die een centrumfunctie vervulden (als stadhuizen, kerken, kloosters en kastelen) gravenreeksen afgebeeld. In zeer uiteenlopende kunstvormen kwamen ze voor. Naast schilderingen, wandtapijten, boekillustraties en sculpturen, werden de Hollandse graven ook uitgebeeld tijdens openbare optochten.'' Van de meeste reeksen weten we alleen nog uit overgeleverde bronnen en archieven dat ze ooit hebben bestaan. Dat de Haarlemse reeks heeft overleefd, is te danken aan restaurateurs en tekstschrijvers die de serie eeuw na eeuw onder handen hebben genomen. De portretten hebben hierdoor een transformatie ondergaan en bevatten allerlei aangepaste onderdelen. Deze zijn historisch interessant, maar wijken in sommige opzichten sterk af van de originele panelen. De verschillen met de oorspronkelijke muurschilderingen zijn waarschijnlijk nog veel groter. De belangstelling die kort na het ontstaan van de reeks ontstond, heeft niet alleen te maken met het propagandistische karakter ervan, maar 7
i
CiiffRttSiJ" m n Ihc&i T^niiaJmu JUcfcatoot
l(iH'fnl i^nnnw tut ^gnGoM
E^^wdrto. Il Uti rËgSifirJc
Geertruid t/m Floris II (zie de onhistorische pluim op zijn hoed). Godeveri met den bult' (Godfried van Lotharingen) is hier met een lans afgebeeld.
»nniet
rnrioi ir. «juruwt
J\^ MfèTt-
\TlïétmB riiftn»AuuMi
E
ofddiTdrfA nactin n i n i«
<)!Lmt )*rmtiüïtfi HM
A^^Ml DochiR Ï<6M
lija ïïjiO» A!|ti iTcWihtdiKln»
Km Sdtotliad h; («t ü''h j , r,
Acniviiah;r*ui AjieiPtnifti
V»Tl
Tritbrfc»i;fo: f
Vil i)|jrr!»ndmdn»ïiBdhf «i>,
Mint/n f», b. .'(crtüSIJ*^"!*" bad tirw itfmrüp!»*)!.
LJ B.<.(if.*nbm«l. I VvctdAjiCJtiöfsfkV**vttïlrtf^ f AfndtmirB.dftfK.AVfo I w«oi(n ict8oon, Wrl,.[nfrVi»drr.h:aqii»iakwl!b»
1* E^^, i l V lift Ry II ^3it!acn
1 iriL ettrt A» Adi isCrwtvw S Ului
^B
r«n>idnici tiotien • tntrwB!«(! Tf
Mnh4lp«i i«i ï » , Httfte»'iö» d t c twarf SKttut ^&a
MMIi)» «««on «•iftii«di:"j"*f AM>r iciihi''LtaHi''jiid h*Mt Vod «rih«i • ( n . m t l i hl 4iu[ i
.itoïiiC&Mn.ïiT'itnibiihttni» ,
.Mc«vk \m •oHiita ten CiW*
D'
j Vi ' ttwiaSllal.Uii'C'Jreef.ta
Onder 1. tptkicl,VTdcil«anKi «udC
Sinlcti sidf (un/:P- It!,
tAiiettn\tcttrpttti,mfluïcyf Trffcl ïnoicn »K1
loiiK^m™
WOOpflwNl* '
Dirk VI t/m Willem I. In de (alleen met vergrootglas leesbare) tekst de onjuiste regeerperiode van Dirk VI en begraafplaats van Ada.
26.3
ook met de uitzonderlijke samenhang van woord en beeld. Nog nooit voor zover wij kunnen nagaan - was de tekst onder een rij portretten zo belangrijk geweest. Andersom waren afbeeldingen nog nooit zo overheersend geweest in een geïllustreerde gravenkroniek als in dit geval. Het ging hier om iets nieuws, om een compleet geheel waarvan beide elementen, tekst en afbeelding, van even groot belang waren. Behalve het teruggrijpen op de 'stamreeks' is er nog een traditie waar de gravenreeks uit voortkwam. Er werd, zoals we hebben gezien, eind vijftiende eeuw een begin- en een sluitstuk in het geheel opgenomen; De Heraut en De Dood. Dit was niet normaal voor een stamreeks en deed eerder denken aan een 'dodendans', een verschijnsel dat in de vroege vijftiende eeuw zijn intrede deed. In afbeeldingen van de dodendans werd doorgaans een lange rij personen gecombineerd met een reeks personificaties van de dood. De daden van de getoonde figuren werden hierdoor in het perspectief van de eeuwigheid geplaatst. In die zin is de Haarlemse gravenreeks een combinatie van een visuele kroniek en een dodendans. De manier waarop de graven en gravinnen zijn afgebeeld verdient enige toelichting. Sommigen zijn met opgeheven lans of zwaard afgebeeld, anderen rusten erop. Volgens Cornelis van Alkemade, de historicus die in 1699 als eerste inging op de iconografie van de gravenportretten, wilden de karmelieten hiermee de leef- en sterfwijzen van de graven weergeven. Indien ze leunend op hun zwaard waren afgebeeld, zo stelde hij, waren ze een natuurlijke dood gestorven. Zo waren ze goed te onderscheiden van de gesneuvelden in de strijd, die in het harnas en met uitgetogen en opgeheven slagzwaarden op de panelen stonden. Over de vraag in hoeverre de afbeeldingen ook werkelijk de betreffende graven verbeelden zijn de meningen lang verdeeld geweest. Kunsthistoricus Van Luttervelt beweert dat er meerdere ridderfiguren als voorbeeld voor de graven genomen waren, maar dat slechts één vrouw diende als model voor de portretten van de gravinnen.*^ Nu is er op deze visie wel het één en ander af te dingen, maar wie goed kijkt, ziet in de vorm van de gezichten wel heel duidelijke overeenkomsten. Ook de kleding van de graven en gravinnen heeft weinig met de historische werkelijkheid te maken. Er komen combinaties van kledingonderdelen voor die in werkelijkheid nooit zijn voorgekomen. De combinatie van lange, met bont afgezette mantels en grote hangmouwen van Dirk I, Dirk III, Dirk V en Willem III heeft bijvoorbeeld nooit bestaan. De vorm van Roberts mantel op het vijfde paneel is vrijwel geheel verzonnen, evenals het hoofddeksel van Floris II ('de Vette')- De vorm ervan lijkt op de chapel uit het begin van de vijftiende eeuw, terwijl het pluimpje pas een volle eeuw later gedragen werd. Zo komen bij nadere bestudering van de afbeeldingen allerlei interessante anachronismen aan het licht. 9
Met de tekst onder de panelen werd evenmin zorgvuldig omgesprongen. Uit het onderzoek van de historisch letterkundige Wim van Anrooij blijkt dat de panelentekst drie keer is gerestaureerd; in 1578, 1622 en 1743.9 Tijdens het overschrijven van de tekst zijn niet alleen verouderde tekens aangepast, ook de inhoud van de kroniek verschilt op sommige punten aanzienlijk. In de afzonderlijke uitgaven van de tekst die in de loop van de zestiende en de zeventiende eeuw zijn verschenen komt dit goed tot uitdrukking. Die verwijzen steeds weer naar een andere versie van de panelentekst. De strekking van de kroniek is in elke uitgave aangepast aan de tijd waarin die verscheen. Maximiliaan wordt in de tekst die tussen 1508 en 1516 ontstond bijvoorbeeld niet aangeduid als Rooms Koning, zoals op de panelen staat vermeld, maar als 'Keyserlick gecoren'. In werkelijkheid is hij nooit tot keizer gekroond, maar in deze periode liet Maximiliaan weten dat hij wel 'Römischen Kaiser' genoemd wilde worden.^o Een ander voorbeeld van transformatie van de tekst is het veranderde vertelperspectief. In de Franse vertaling van 1518 is het niet meer de Heraut die de lezer bij de hand neemt en dient als 'ik-persoon', maar heel duidelijk graaf Willem 111. De vervaardiger van de Franse houtsnedenreeks heeft de Haarlemse reeks als voorbeeld genomen, maar heeft daarbij Willem 111, die in Valenciennes had geresideerd, tot hoofdpersoon gemaakt. Het lijkt erop dat iedere nieuwe uitgever van de tekst (met of zonder afbeeldingen) de inhoud ervan naar believen heeft veranderd. Een laatste aspect is het belang van de op de panelen weergegeven familiewapens. ledere graaf of gravin draagt één of meer wapens. Bij de gravinnen hangt het wapen doorgaans in de lucht, behalve bij Geertruid. Aan de wapens kan worden gezien met welk vorstenhuis iedere graaf in verband stond. Een deel van de weergegeven graven en gravinnen hoort echter helemaal niet thuis in de Hollandse gravenrij. Het drietal Geertruid, Robert de Vries en Godfried van Lotharingen is een goed voorbeeld. Geertruid en Robert waren namelijk slechts voogden, geen graaf en gravin. Later werden zij verdreven door Godfried van Lotharingen, die wel even de macht in handen kreeg, maar verder weinig met de erfopvolging te maken had." Dat zij toch worden genoemd en afgebeeld komt door de middeleeuwse gewoonte om hen in de reeks mee te tellen, zonder hen te beschouwen als echte Hollandse graven. Dat is de reden waarom het wapen bij Geertruid ontbreekt. Aan enkele andere details is eveneens te zien dat de vervaardigers van de reeks rekening hielden met de 'onechte' graven. Bij het wapen en in de tekst komen zinnen voor als 'sijns wijfs kinder weghe' (bij Robert) en 'van haer kinder weegen' (bij Geertruid).'^ Het blijkt hier eerder om de geschiedenis van het graafschap Holland te gaan dan om een genealogische reeks Hollandse graven. Denken we nog eens aan het propagandistische oogmerk waarmee de gravenreeks tot stand kwam, dan is dit goed te begrijpen: Maximiliaan regeerde immers zelf als 26.3
voogd, in naam van zijn minderjarige zoon Filips de Schone, en niet als officiële graaf van Holland.
De gravenreeks van Goltzius Ondanks het grote tijdsverschil tussen de vervaardiging van de panelen en de laat zestiende-eeuwse gravures, is het boeiend om te zien op welke manier Hendrick Goltzius de Hollandse graven weergaf en in hoeverre de tekst eronder verschilt van die op de zojuist behandelde panelen. Het is, wat de afbeeldingen betreft, hoofdzakelijk interessant omdat hij de tekeningen gebruikte die Willem Thybaut van de oorspronkelijke muurschilderingen had gemaakt. Hoewel zijn graven en gravinnen bijna een eeuw later waren afgebeeld, zouden ze hierdoor 'levensechter' en 'authentieker' zijn dan de afbeeldingen op de houten panelen. Dat was voor kunstenaars in die tijd een belangrijk criterium. Het was aan begin van zijn veelzijdige carrière dat Goltzius zich wijdde aan de verbeelding van de Hollandse graven en gravinnen. Al snel nadat zijn prenten in 1584-'85 verschenen, werden ze gekopieerd in houtsnede (1585) en opgenomen in Die cronycke van Hollant, Zeeland ende Vrieslant, ook wel de Divisiekroniek (1591). Eveneens kwamen zijn originelen vrijwel meteen voor in I.G. Blyenburghs Affkomst ende korte historie der graven van Hollandt, Zeeland ende Vrieslandt, uitgegeven in Amsterdam bij Harmen Jansz. Muller (1586-'87).'^ Goltzius was niet de enige die na de ontdekking van de muurschilderingen een prentserie uitbracht, maar zijn reeks was wel verreweg de populairste. Vanaf het moment dat de prenten van Goltzius en Filips Galle (1578 te Antwerpen) naar Thybauts tekeningen verschenen, werden ze veelvuldig als uitgangspunt genomen. Goltzius gaf overigens toe dat hij ook naar de panelen had gekeken bij het vervaardigen van zijn kopergravures.
Teruggrijpend op de muurschilderingen? Reconstructies van de muurschilderingen werden voor lange tijd als geloofwaardiger bron beschouwd dan de panelen, al is niet bekend hoe zorgvuldig Thybaut de muurschilderingen overtekende. Het is heel goed denkbaar dat de muurschilderingen in heel slechte staat verkeerden in 1573 en hij dus redelijk wat verzonnen moet hebben. Die gedachte wordt versterkt als we zien hoe groot de verschillen tussen de prenten van Goltzius en Galle zijn, ook al gebruikten ze beiden de tekeningen van Thybaut als voorbeeld. Er heerste blijkbaar enige mate van vrijheid in het overnemen en gebruiken van voorbeelden. Toch werd zowel door Goltzius als door Galle de authenticiteit van hun portretten benadrukt. 11
C
!{.• Biuc«A FWu •!. lubiitrUihli
H«)
imiMral.aofK^ Hu
MJEI J(ci il .K'-i >ca (m »«> uj<«JI
Oitl<^ViiJI<»Mfu(lnZo<MGr*tt i'ann Hfn^atT, ramntiiitvintlliKnbar.lt miDtHlicniiM,
D >' fjlKl ««II M-t^^s iC boute
I itVnr-lirtH-iHatgca^tffiRl'tkJiM Utoaótflt
iiittm HM>k « b t n *h AM »lüuCc* W<(H,
UM IL» <•'-H-kin N boci'«tK cat
A M t o n t I juH M t I • • t-n Inut 1 wnktipcfmh'
Abii'iKt.Jt'aVai^^jrt^cl Mta^, wltn
SIC; tvain (w^kt«'.4Mt^«k4K
Floris IV t/m Jan II (van Henegouwen).
trr
N ui ilimlr.
(U T i hl du C run •
Maitbiiilmijn
(« flKThlpl ren r-T!>• * » ! • %i" "Pit n nlijrft i' f'lïsn bctoifctiïM
« i H
Mtntcin
A * 1 llMd ITHT-^V. SWkt M«qWe|
) D«Km<«iar(t*K;s™kmJtllltUvv
j
•jfjiiijcticfjntr DK li. l.MailiiC HI klikte •'*•-N «nHMcnmxJu UUnm tMCO teiooli, En « . «fcdo» m R>riil« in
rAi.
Mmf« HBIIW kKT2M* lifjm «K. rfnoffnlli Imn Ji,
hlrfiBiion>(ni>i.klrlarrii«M •o}J,itJiB((hoSj!i;.,
Willem III t/m Albrecht I (van Beieren).
26.3
Dat werd algemeen geaccepteerd, gezien de lange rij prentseries die zich in de late zestiende en de zeventiende eeuw weer op hen baseerden. Goltzius actualiseerde de reeks opnieuw. Ditmaal liep de serie door tot Filips II en was de afbeelding van De Dood weggelaten. Graaf Jan van Beieren nam hij opnieuw in de reeks op. De tekst was bijgeschaafd, vaak uitgebreid en verwees steeds naar 'die cronijck'. In het voorwoord onder de tekst van de Heraut liet Goltzius duidelijk maken voor wie hij de prentserie bedoelde en benadrukte hij door vermelding van het karmelietenklooster nog eens de historische waarde ervan. De portretten waren 'nae t leven en haer cleding ghemaect'.i'' Goltzius wilde de 'outheyds beminders' en de 'constliefhebber' ermee een plezier doen. Er was in het laatste kwart van de zestiende eeuw een toegenomen aandacht voor het verleden. Dit kwam voort uit de onzekere politieke situatie in de Nederlanden, maar ook uit de toename van gedrukte boeken over de eigen geschiedenis, zoals de reeds genoemde Divisiekroniek van Cornelius Aurelius (1517) en werken die zich daarop baseerden. Portretreeksen en genealogieën raakten buitengewoon in de belangstelling, helemaal als het ging om de mythologie en historisch betrouwbare voorstellingen. Of de portretten van Goltzius 'naar het leven' van de afgebeelde graven zijn gemaakt, valt echter nog alleszins te bezien. Allereerst zouden de muurschilderingen zelf realistische weergaven van de graven moeten zijn geweest, wat bijna onmogelijk is gezien de meeste graven van Holland in 1425 allang dood waren. Thybauts tekeningen zouden getrouwe kopieën van de muurschilderingen moeten zijn geweest. Goltzius zou die tekeningen dan weer zeer nauwkeurig gevolgd moeten hebben. De genoemde punten zijn onmogelijk te achterhalen: de muurschilderingen en de tekeningen zijn verloren gegaan. Er zijn echter nog andere gronden om Goltzius' mate van realisme en aanspraken op de historische werkelijkheid in twijfel te trekken. Cornelis van Alkemade was in 1699 de eerste die zich hierover uitliet: de portretten van Goltzius bestonden in grote mate uit fantasie-elementen. Om te zien waar hij op doelde, is het handig de prenten door te lopen en enkele aspecten te belichten.
Opmerkelijke onjuistheden Wat het eerst in het oog springt, zijn de lange teksten onder de afbeeldingen. De tekst onder De Heraut is op enkele woorden na exact dezelfde als onder de panelen, maar bij de eerste graaf (Dirk I) verandert het vertelperspectief, wat de indruk wekt dat iedere graaf en gravin vanuit de eigen persoon zal spreken. Dirk II vertelt dat hij 'seventien mael vijf jaar geregeerd heeft, wat niet klopt met de 83 jaar op de 13
panelen, en evenmin met de tekst in de DivisiekroniekA^ Bij Arnulf, de derde graaf, komt het verhaal weer in handen van De Heraut (of de 'alwetende verteller'). Belanden we bij Dirk IV, de vijfde graaf, dan zien we een pijl in zijn hand in plaats van een zwaard. Van Alkemade vond dit bezwaarlijk: op de Haarlemse panelen, die hij als één van de weinigen (en eersten) betrouwbaarder achtte dan de latere prenten, was van een pijl geen sprake.'^ Bij de volgende graaf is er iets zeer merkwaardigs aan de hand: de zesde graaf heet hier Dideric in plaats van Floris. In het begin van de zeventiende eeuw is dit blijkbaar opgemerkt, want in een latere uitgave bij Claes Jansz. Visscher (vermoedelijk tussen 1612 en 1625) is deze fout verbeterd.'^ Het is evenwel vreemd dat er in de literatuur niets over te vinden is, aangezien deze foutieve reeks uit de door veel (kunst-) historici geraadpleegde Illustrated Bartsch komt. Even verderop is 'Govert met den bult' met een lans afgebeeld, in plaats van een opgeheven zwaard als op de panelen. In de onderstaande tekst bestaat eveneens een verschil: er is aan toegevoegd dat de bedoelde Godfried van Lotharingen 'voor een rechte graef noyt gecent' was en dat hij 'op tprivaet sittende' werd doodgestoken. In deze uitbreiding staat de tekst van Goltzius dichter bij de historische feiten dan de panelentekst. Floris II (bij Goltzius de eerste Floris in de reeks) heeft hier niet meer het onhistorische pluimpje op zijn hoed. De rest van de hoeden vertonen echter zoveel variaties en anachronismen, dat ze wel op fantasie moeten berusten. Ook hierop leverde Van Alkemade felle kritiek. De foutieve regeerperiode van Dirk VI en de onjuiste begraafplaats van Ada zijn opmerkelijke afwijkingen, net als de van de panelen afwijkende Margaretha met een speer op de volgende bladzijde. Tot slot valt de weergave van de 'gravin' Johan van Beieren op. Dat deze tot de oorspronkelijke reeks behorende graaf ertussen staat is begrijpelijk, maar het woord 'gravin' achter zijn naam doet sterk vermoeden dat er eigenlijk een afbeelding van Jacoba hoorde te staan en dat Goltzius hem eerder uit esthetische dan 'historische' overwegingen heeft afgebeeld. En zo zijn er nog meer opmerkelijke details die de indruk wekken dat Goltzius op zijn minst niet erg zorgvuldig te werk is gegaan.
26.3
•>m itrti
9$*fÈ.
N'
A*.-.V«»l«.(A*J)jrJ.«ïk'f
lat o w i ^ n i o w n •• CAntl«Htji: •iitiunr mm looJi:
-fTirA-yrfJii* Cinccli k< ina nic>n(|rT C H H (T« , ncnftiJitiarii.aVuliirnbntl^iBf
•IttfckliB
I ' i VTMTP.
0«4
1 D^h""'"!**»!*!*.!*™*»!
Willem VI t/m Karel I. De tweede graaf Jan III heeft 'gravin' achter zijn naam staan.
dci !ii>aJi.npM4n. fit qncttG h m illiiJifir S i x i
Maria t/m Filips II. Zie in de hele reeks de gevarieerde - vaak verzonnen - hoeden en de hangmouwen van Dirk I, III, V en Willem 111 die nooit in combinatie met bont afgezette mantels hebben bestaan.
15
Conclusie Bij een vergelijking tussen de portrettenreeks die in de vijftiende eeuw tot stand is gekomen en de kopergravures die Goltzius naar aanleiding van de ontdekte muurschilderingen vervaardigde, is er sprake van opmerkelijke verschillen. De eerste reeks gravenportretten had vooral een politiek doel: het presenteren van de macht van een grafelijk geslacht. De prenten van Goltzius waren een gevolg van de toegenomen historische belangstelling in de laatste decennia van de zestiende eeuw: ze zijn vermoedelijk niet vrij van commerciële motieven. De kunstenaar Goltzius lijkt nogal nonchalant te zijn oingegaan met de historische feiten. Ondanks dat hij de authenticiteit van zijn werk herhaaldelijke benadrukte, vertoont het grove onjuistheden. Het is de vraag of het hier slechts gaat om 'artistieke vrijheden' of dat de onachtzaamheid van Goltzius ook verband hield met andere bedoelingen. Het is merkwaardig dat Goltzius, in een tijd waarin het realisme in de schilderkunst steeds meer aandacht kreeg, in zijn voorstelling van de geschiedenis zoveel fictieve elementen heeft toegevoegd en zich zo weinig bekommerd heeft om een precieze weergave van de werkelijkheid, zowel in zijn afbeeldingen als in de tekst.
Noten 1 W. van Anrooij, De Haarlemse gravenportretten. Hollandse geschiedenis in woord en beeld (Hilversum 19 9 7) 12. 2 Ibidem, 17. 3 W.G.M. Cerutti, Het stadhuis van Haarlem. Hart van de stad (Haarlem 2001) 258. 4 T. de Nijs en E. Beukers (red.), Geschiedenis van Holland tot 1572 (Hilversum 2002) 232. 5 Van Anrooij, De Haarlemse gravenportretten, 7 1 . 6 De Hoeken en de Kabeljauwen waren in de zogenoemde 'partijstrijd' langdurig felle tegenstanders. 7 '^an Anrooij, De Haarlemse gravenportretten, 9. 8 Ibidem, 35. 9 Van Anrooij, De Haarlemse gravenportretten, 41. 10 Ibidem, 39.
26.3
11 D.E.H, de Boer en E.H.R Cordfunke, Graven van Holland. Portretten in woord en beeld (1880-1580) (Zutphen 1995)33. 12 Van Anrooij, De Haarlemse gravenportretten, 170. 13 F.W.D. Hollstein, Dutch and Flemish etchings, engravings and woodcuts ca. 1450-1700. Deel II (Amsterdam 1953)234. 14 W.L. Strauss, The Illustrated Bartsch (Goltzius) deei 3 (New York 1980) 235.
15 Ook in Blyenburghs Affkomst ende korte historie der graven van Hollandt, Zeeland ende Vrieslandt staat 83 jr. 16 Van Anrooij, De Haarlemse gravenportretten. 54.
17 Met dank aan Huigen Leeflang voor zijn hulpvaardige suggesties.
17