Artikel: Voor het voetlicht. De rijke achttiende eeuw Auteur: Onno La Rivière en Eleá de la Porte Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 32.4, 242-252. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: The Dutch eighteenth century has long been met with disdain by historians. After the Republic’s glorious Golden Age nothing interesting seemed to be happening. Its culture was reduced to ‘absolutely nothing’, as the historian Ph. De Vries put it. Economically and politically the Republic was, so it seemed, merely in demise. Although these views have changed since the 1960s, and scholars from different parts of the field have found that the Dutch eighteenth century has indeed more to offer than this grim image of downfall, few Dutch students seem inclined to pay serious attention to the period. Promoting a change in appreciation among students, this article serves as an introduction to the historiographical developments concerning the eighteenth century, with a special focus on debates of the past decade, which have taken on subjects as broad as the late eighteenth century Revolutions, deurbanization and the development of the Dutch Enlightenment. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Voor het voetlicht
De rijke achttiende eeuw Onno La Rivière en Eleá de la Porte Hoewel het onderzoek naar de achttiende eeuw de laatste decennia een vlucht heeft genomen, is het onder studenten nog altijd een weinig geliefde periode. In het wetenschappelijk onderwijs lijkt de periode als historische eenheid ten prooi te vallen aan de twee grote eeuwen eromheen. Aan de ene kant wordt de eerste helft gezien als triest slotstuk van de Gouden Eeuw. Aan de andere kant wordt de tweede helft vaak beschouwd als opmaat naar de lange negentiende eeuw, waarin het moderne Nederland tot stand komt. Dit artikel is onderdeel van een reeks over historische onderwerpen die volgens de redactie van Skript meer aandacht verdienen: Voor het voetlicht. Deze keer besteden we aandacht aan de Nederlandse achttiende eeuw. We bespreken de dominante trends in de historiografie, één van de opvallendste debatten van het afgelopen decennium, en de manier waarop de achttiende eeuw in het wetenschappelijk onderwijs aan bod komt. In de interviewrubriek spreken we bovendien met twee vooraanstaande kenners: Wijnand Mijnhardt en Niek van Sas. Bij de totstandkoming van dit artikel vormde de gemiddelde student het uitgangspunt: geen specialistische kennis, wel breed onderlegd en geïnteresseerd. Een dergelijk inleidend artikel kent haar noodzakelijke beperkingen, waarbij wij hebben gekozen voor de Nederlandse achttiende eeuw. Deze is namelijk, in tegenstelling tot de Franse en Engelse achttiende eeuw, in de historiografie lange tijd verwaarloosd en ondergewaardeerd. Voortvloeiend uit de meest invloedrijke literatuur met betrekking tot deze Nederlandse achttiende eeuw kent dit artikel een nationale oriëntatie met vooral aandacht voor politieke geschiedenis en de Verlichting. Daarmee is niet gezegd dat andere onderzoeksgebieden en – perspectieven minder interessant zijn: het illustreert juist het scheefgegroeide beeld dat studenten van de achttiende eeuw krijgen.1 Wie de handboeken Nederlandse Geschiedenis aan de Nederlandse universiteiten erop naslaat, krijgt geen positief beeld van de achttiende eeuw voorgeschoteld. Zo schrijven de Universiteit Groningen en de Universiteit van Amsterdam Geschiedenis van de Nederlanden van J.C.H. Blom en E. Lamberts voor. Als slot van het hoofdstuk ‘De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden’, geschreven door A. Th. Van Deursen, lezen we over ‘een grote mogendheid in verval’, met een kenmerkende ‘defensieve heroriëntatie’ en een voortdurende worsteling met schulden.2 Uiteraard lezen we ook over de Verlichting en het zware politieke weer waarin de Republiek midden achttiende Skript Historisch Tijdschrift 32.4
32_4_prepare_proefdruk.indd 242
242 1/12/2011 3:18:01 PM
eeuw terechtkomt, maar de algehele teneur is wel erg bleu. ‘De mensen waren middelmatig en hun producten waren het ook’, schrijft Van Deursen. Ook de Europese Verlichting dringt slechts langzaam door in Nederland.3 Tussen ‘Het goud van de gouden eeuw’ en het ‘revolutietijdvak 1780-1830’ komen vooral de eerste decennia er bekaaid vanaf.
De herwaardering van de achttiende eeuw
Het is typerend voor het gebruikelijke beeld van de achttiende eeuw dat Van Deursen de cultuur zo gemakkelijk wegzet. Deze negatieve waardering is terug te voeren op een lange historiografie, waarin de achttiende eeuw veelvuldig is getypeerd met termen als ‘middelmatigheid’, ‘verval’ en zelfs ‘het absolute niets’.4 Deze negatieve beoordeling, die gepaard ging met het ‘wegkijken en toedekken’ door historici, werd volgens historicus Niek van Sas kort na de Bataafse Omwenteling in 1795 al gemeengoed. Niemand herinnerde zich graag de revolutie, die na enkele jaren omsloeg in een Frans bezettingsregime.5 Bovendien werd de achttiende eeuw overschaduwd door haar briljante voorganger, de Gouden Eeuw, iets waarvan tijdgenoten zich ook pijnlijk bewust waren.6 De laatste veertig jaar is echter een aanzienlijk aantal historici dit vastgeroeste beeld te lijf gegaan. Onderhand is de achttiende eeuw in een ander daglicht gesteld. Het dominante beeld van verval in de achttiende eeuw is inmiddels gerelativeerd. De economische achteruitgang is in perspectief geplaatst door rekening te houden met de verhouding tussen de stad en het platteland: in de agrarische sector was wel degelijk sprake van economische groei. Daarnaast bleek het verval van Nederland in absolute zin mee te vallen. Het is vooral in relatieve zin dat Nederland achterbleef ten opzichte van haar internationale handelsconcurrenten, die in deze periode een snelle economische ontwikkeling doormaakten. Daarnaast is er in de historiografie van de Verlichting ook aandacht gekomen voor de Nederlandse bijdrage, terwijl deze eerst in de schaduw van Groot-Brittannië en Frankrijk stond. Ook op politiek terrein is het negatieve oordeel bijgesteld en dan vooral wat betreft de revolutionaire ontwikkelingen in de tweede helft van de achttiende eeuw. De invloed van de Fransen op de laat-achttiende-eeuwse politieke revoluties staat daarbij ter discussie. Was Nederland een speelbal van de Franse buitenlandse politiek, of viel er een ‘authentieke’ Nederlandse invulling te onderscheiden in de revoluties?
Politiek: de ‘Franse’ revolutie
De bekendste verkondiger van de Franse visie is de historicus H.T. Colenbrander. Volgens hem waren de revoluties van 1795 en 1798 nooit tot stand gekomen zonder de Fransen. De omwenteling van 1795 was volgens Colenbrander weinig verrassend. In zijn openingszin van De Bataafsche Republiek uit 1908 verzuchtte hij: ‘Het wonder is niet, dat de oude Nederlandsche staat in 1795 gevallen
243 32_4_prepare_proefdruk.indd 243
1/12/2011 3:18:01 PM
is, maar dat hij toen nog bestond.’7 Vanwege de Franse invloed beoordeelde Colenbrander de gehele achttiende eeuw negatief. Zijn voorganger G. Groen van Prinsterer veroordeelde de Bataafse acties ook al als ‘ketterijen’.8 De negentiendeeeuwse auteur C. Busken Huet vond het niet de moeite waard zich met dit tijdvak bezig te houden, want ‘de gebeurtenissen waren te nietig, de menschen te onbeduidend, de denkbeelden te afgezaagd’.9 Dit beeld heeft tot de Tweede Wereldoorlog standgehouden, maar geleidelijk is deze opvatting veranderd. Zoals gezegd wordt de invloed van de Fransen minder ingrijpend geschat dan voorheen, overigens zonder het belang van het Franse voorbeeld te ontkennen. Pieter Geyl zag in zijn Geschiedenis van de Nederlandse Stam de Franse ingreep slechts als een katalysator voor Nederlandse gebeurtenissen. Volgens hem hadden de revolutionaire hervormingen een nationaal karakter en met deze invalshoek sprak hij waardering uit voor het ‘authentieke’ karakter van de periode.10 C.H.E. de Wit vroeg vervolgens aandacht voor de samenhang van de periode 1780-1848. Hij plaatste, in navolging van R.R. Palmer, de Nederlandse politieke omwentelingen in de bredere internationale context van democratische revoluties. Hij interpreteerde de ontwikkelingen in de marxistische termen van een klassenstrijd tussen regenten en burgers.11 Deze visie is onderhand verouderd en in 2004 heeft Niek van Sas betoogd dat in deze periode een moderne politieke cultuur ontstond met een specifiek nationale invulling.12 Steeds meer zien politiek historici de periode 1780-1801 als een belangrijk tijdvak met een eigen Nederlands stempel, waarin de fundamenten zijn gelegd voor de huidige staatsinrichting. Het einde van de achttiende eeuw bracht ingrijpende hervormingen, zoals de geboorte van een eenheidsstaat, de proclamatie van de rechten van de mens en burger, de scheiding van kerk en staat en de eerste moderne grondwet.13 Enkele belangrijke onderzoeksthema’s voor de tweede helft van de achttiende eeuw zijn het proces van natievorming en modernisering. Deze ontwikkelingen begonnen zich vanaf ruwweg 1750 te manifesteren. Daarmee wordt de achttiende eeuw vaak beschouwd als opmaat naar de ‘moderne’ negentiende eeuw.14 In de economische geschiedschrijving vormen de laatste decennia van de achttiende eeuw een vergelijkbaar omslagpunt. Zo beschouwen Jan Luiten van Zanden en Arthur van Riel in hun boek Nederland 1780-1914. Staat, instituties en economische ontwikkeling de laatste decennia als het startpunt van de gestage opmars naar economische moderniteit.15
Cultuur: de verlichte eeuw
De historiografie van de Verlichting omvat meer dan de late achttiende eeuw, namelijk de periode 1670-1800. Hier heeft een zelfde herwaardering plaatsgevonden. Het beeld van de Verlichting berustte lange tijd op twee aannames. Het was een universeel fenomeen en had haar wortels in Frankrijk met grote denkers als Diderot, Voltaire en Rousseau.16 Hoewel tijdgenoten in
Skript Historisch Tijdschrift 32.4
32_4_prepare_proefdruk.indd 244
244 1/12/2011 3:18:01 PM
Nederland uiteraard werden beïnvloed door deze ideeën, hadden zij zelf eigenlijk weinig toe te voegen aan deze culturele ontwikkelingen. Het beeld van de Verlichting als internationale eenheid is losgelaten. Het is steeds gebruikelijker om te spreken van Verlichtingen in meervoud, met veel aandacht voor de Verlichting in nationale context.17 Hajo Zwager behandelde in zijn Nederland en de Verlichting uit 1972 als een van de eersten de Nederlandse invulling, maar sprak nog op voorzichtige wijze van Nederland ‘en’ de Verlichting.18 Zowel Van Sas als Wijnand Mijnhardt en Joost Kloek spreken echter op meer expliciete wijze van een nationale invulling, of ‘vernederlandsing’, van de Verlichting na 1750.19 Daarnaast heeft Jonathan Israel het centrum van de Verlichting verschoven van Frankrijk naar Nederland in zijn boek Radical Enlightenment. Philosophy and the making of modernity, 1650-1750. Tevens laat hij de vroege Verlichting al beginnen in de tweede helft van de zeventiende eeuw: Israels werk is uitvoerig bekritiseerd, omdat hij een onderscheid maakt tussen de radicale en moderne Verlichting en eerstegenoemde als ‘spinozistisch’ definieert. Zijn werkwijze is door velen veroordeeld als ‘onhistorisch’ en ook zijn onderscheid tussen radicale en moderate denkers is vaak gekenmerkt als simplistisch. Zijn these en het debat dat hierop volgde, heeft echter de aandacht gevestigd op deze Verlichtingsperiode en heeft een impuls gegeven aan onderzoek naar Nederlandse verlichte denkers. Tot slot signaleert Mijnhardt dat de Verlichting tegenwoordig niet meer alleen wordt geïnterpreteerd als intellectueel, maar ook als een sociaal fenomeen.20 Een belangrijk onderzoeksonderwerp hierin vormen de genootschappen en de pers, waarin de uitwisseling van verlichte ideeën plaatsvond. De hierboven gemaakte scheiding tussen de politieke en culturele geschiedschrijving ligt uiteraard genuanceerder. Zeker de laatste tien jaar zijn politieke en culturele ontwikkelen meer in samenhang onderzocht. Politieke en culturele ontwikkelingen van de achttiende eeuw zijn met elkaar vervlochten geraakt. Van Sas benadrukt de correlatie tussen de politieke ontwikkelingen aan het eind van de achttiende eeuw en de vernederlandsing van de Verlichting vanaf 1750. Volgens hem hebben de nationaliserende culturele ontwikkelingen de weg bereid voor de politieke revoluties.21 Mijnhardt en Kloek menen in 1800: Blauwdrukken voor een samenleving ook dat er van een Nederlandse Verlichting te spreken valt, maar volgens hem zijn de politieke revoluties geen uiting van de Verlichting, maar hebben deze juist een halt toegeroepen aan de blauwdrukken van verlichte makelij.22 De twee dominante visies in de historiografie botsten in een debat tussen Mijnhardt en Van Sas.
Mijnhardt en Van Sas: een historische controverse
Het debat dat na het verschijnen van Blauwdrukken ontstond was onNederlands heftig. In felle bewoordingen bekritiseerde Van Sas het werk van Mijnhardt en Kloek. Bij de bespreking van de Bataafse Revolutie beperkten de
245 32_4_prepare_proefdruk.indd 245
1/12/2011 3:18:01 PM
auteurs zich ‘tot het uitdelen van slechte rapportcijfers.’23 Hij noemde de wijze waarop Mijnhardt en Kloek de achttiende-eeuwse burger omschrijven een ‘product van genetische manipulatie uit hun cultuurhistorische laboratorium. (…) een eunuch: ontmand als politiek dier en onvruchtbaar als historiografisch concept.’24 Wat stond er nu eigenlijk op het spel? In essentie bewoog het debat zich op het terrein van de politieke cultuur. De scheidslijn tussen politieke en culturele geschiedenis stond ter discussie. Waar Mijnhardt en Kloek zich hoofdzakelijk op de culturele verschijningen in deze achttiende eeuw richtten, waren volgens Van Sas vanaf de jaren 1780 cultuur en politiek onmogelijk te scheiden. Andere historici, zoals Frank Ankersmit en Ido de Haan, hadden hier weer een andere visie op. Dit maakte het tot een verwarrend debat. De controverse spoorde de toeschouwer aan zelf na te denken over de grenzen en voorwaarden van the politics of culture of the culture of politics. Mijnhardt en Kloek, en Van Sas begeven zich met hun boeken ook in dit spanningsveld. Maar wat betoogden de auteurs nu eigenlijk?
Verlichting, burgerschap en moderniteit
Blauwdrukken werd geschreven in het kader van het NWO IJkpuntenproject, dat in totaal uit vijf delen bestaat. Het boek is in opzet ambitieus: niet alleen wenst het een cultuurgeschiedenis rond het ‘ijkpunt’ 1800 te geven, het wil dit ook nog eens in Europese context plaatsen. Het is daarmee een breed opgezette studie geworden die, hoewel niet uitputtend, ten minste een breed scala aan achttiende-eeuwse onderwerpen behandelt. Zo komen onder andere religie, cultuurbeleid, de kunsten, onderwijs en vrouwengeschiedenis aan bod. Bovendien is het de eerste poging tot een synthese over de Nederlandse achttiende eeuw. De specifiek culturele benadering van het tijdvak leidt tot een aantal nieuwe visies op bekende thema’s. Zo nemen de auteurs met name stelling tegen historici die in de achttiende-eeuwse burger een modern politiek wezen willen zien. Achttiendeeeuwse burgers moeten volgens Mijnhardt en Kloek vanuit een eigentijds politiek-cultureel kader worden bekeken.25 Ter ondersteuning van een alternatieve, culturele benadering van het tijdvak zetten de auteurs drie thema’s centraal: het stedelijke karakter van de Republiek, de ontwikkeling van een communicatiegemeenschap en de vorming van een nieuw moreel burgerschapsideaal. Deze thema’s zijn niet nieuw in de historiografie, maar Mijnhardt en Kloek verbinden ze met elkaar om een these van de blauwdrukken te introduceren, waarin het begrip burgerschap de spil vormt. Die blauwdrukken zijn voorafspiegelingen van het moderne Nederland. Burgers formuleerden ideeën over nationale saamhorigheid, utopieën, religieuze tolerantie en collectieve zorg: allemaal onderwerpen die in de tweede helft van de negentiende eeuw opnieuw boven zouden komen drijven als belangrijke politieke kwesties in de Nederlandse samenleving.
Skript Historisch Tijdschrift 32.4
32_4_prepare_proefdruk.indd 246
246 1/12/2011 3:18:02 PM
Het burgerschapsbegrip kende sinds de zestiende eeuw primair een juridische betekenis en dat was tot ver in de achttiende eeuw niet anders. Deze stedelijke ingezetenen droegen zorg voor het welzijn van de stad. De opvattingen over het burgerschap wijzigden nadat bleek dat de stedelijke participatiedemocratie, waarvan de regels fluïde waren, niet geschikt waren om de problemen van de moderne samenleving het hoofd te bieden.26 Gesteund door de sociëteiten en pers verdween volgens Mijnhardt en Kloek in de publieke opinie het onderscheid tussen de stedelijke en niet-stedelijke inwoner. Daarvoor in de plaats kwam langzaam een nationale burger, wiens wezen niet door een juridische status, maar door deugdzaamheid werd bepaald. Deze ‘morele burger’ diende zich, in de woorden van Justus van Effen, ‘trouw, gedienstig en Godsvruchtig’ op te stellen.27 Het hoge democratische participatieniveau in de Republiek vormt in combinatie met deze invulling van burgerschap de verklaring voor de relatieve politieke gematigdheid van de Nederlandse achttiende-eeuwer, aldus Mijnhardt en Kloek. Niek van Sas meent in De metamorfose van Nederland dat burgerschap, naast een morele, ook een politieke dimensie had. Met zijn overkoepelende thema ‘de modernisering van Nederland’ neemt Van Sas afstand van de gebruikelijke periodisering van de Nederlandse geschiedenis op basis van Fruins indeling in drie tijdvakken: de landsheerlijke tijd (tot de opstand), de Republiek (tot 1795) en het Koninkrijk (vanaf 1813). Volgens Van Sas kan de periode 1750-1850 beschouwd worden als een zelfstandig tijdvak, waarin verandering – de overgang van oude orde naar moderniteit – centraal staat.28 Van Sas laat de gang naar moderniteit aanvangen in 1750, omdat de Verlichting toen een ‘vernederlandsing’ onderging. De universele ideeën werden geschikt gemaakt voor nationaal gebruik in de civil society, ‘een conglomeraat van genootschappen, gezelschappen en opinievormende publicaties dat de openbare ruimte opnieuw vormgaf’.29 Het was deze nationale Verlichting die de weg vrijmaakte voor de politieke revoluties aan het eind van de achttiende eeuw. Decennia voor de staatsgreep van 1798, het omslagpunt waarmee Nederland officieel een eenheidsstaat werd, was het proces van eenwording en natievorming met de ontwikkeling van een verlichte nationale cultuur al begonnen.30 Verlichting en Revolutie, beide met hoofdletter, gingen hand in hand en zetten Nederland definitief op de weg naar de moderniteit. 1798 kwam volgens Van Sas dan ook niet als ‘een donderslag bij heldere hemel’. Integendeel, hoewel de staatsgreep van 1798 mogelijk werd gemaakt door het Franse revolutieleger, kan deze gebeurtenis alleen worden begrepen in de context van natievorming die al in 1750 begon. ‘1798 (...) was de politieke consequentie van een eenwordingsproces dat cultureel al enkele decennia gaande was, onder de vlag van de Nederlandse Verlichting.’31
De metamorfose van Blauwdrukken
Mijnhardt en Van Sas zitten qua culturele invalshoek op één lijn, maar wat betreft de nauwe samenhang van cultuur en politiek hebben ze een tegengestelde visie. Het belang van politiek in de achttiende eeuw is het centrale thema van
247 32_4_prepare_proefdruk.indd 247
1/12/2011 3:18:02 PM
de discussie die rondom het verschijnen van Blauwdrukken is gevoerd. In zijn kritische De burger als eunuch (2002) hekelde Van Sas de ondergeschikte rol die politiek speelt in het werk van Mijnhardt en Kloek. De scheiding tussen politiek en cultuur is volgens hem dermate ‘gekunsteld’, dat er een onbegrip uit spreekt voor de pragmatische functie van politiek: dromen daadwerkelijk omzetten in beleid.32 ‘Onhistorisch’, noemde Van Sas het, een versimpeling van de historische werkelijkheid van de turbulente jaren 1780-1800. Zo speelt de Nationale Vergadering volgens Van Sas een veel te kleine rol in het verhaal van Blauwdrukken: één van de belangrijkste politieke doorbraken in de Nederlandse geschiedenis krijgt in het gehele werk slechts een paar passages bedeeld. Volgens Van Sas hebben Mijnhardt en Kloek de Nationale Vergadering niet in hun verhaal opgenomen omdat in het narratief van de ‘beschaafde, morele burger’ geen plaats is voor radicaliteit.33 Mijnhardt ging hier niet in detail op in, maar schaarde de kritiek van Van Sas onder geklaag van specialisten. Volgens hem vinden politiek historici als Van Sas ten onrechte dat er in Blauwdrukken weinig aandacht aan politiek wordt besteed, want in zijn boek heeft hij zich met Kloek juist beijverd ‘meer van de politieke cultuur’ te laten zien. De afwijkende interpretaties zijn dan ook vooral te wijten aan tegengestelde interesses: bij Mijnhardt voert cultuur de boventoon, bij Van Sas de politiek.34 Theoretisch historicus Frank Ankersmit gaf een andere duiding aan de discussie. Volgens hem hebben Mijnhardt en Kloek met hun boek een nieuw paradigma gecreëerd, dat het belang van de tweede helft van de achttiende eeuw voor de vorming van onze natie benadrukt. Daarmee heeft het twee bestaande onderzoekstradities verzoend: het onderzoek naar het politieke denken in de achttiende eeuw en de onderzoekstraditie naar het ontstaan van de politieke publieke opinie. Ankersmit uit zijn verbazing over het debat tussen Mijnhardt en Van Sas, omdat volgens hem de overeenkomsten tussen beide benaderingen de verschillen overtreffen. Beide historici houden zich namelijk bezig met het terrein ‘politieke cultuur’. Zo vraagt Ankersmit zich af waarom Mijnhardt en Kloek afstand nemen van de visie van Van Sas, wanneer hij schrijft dat in de periodes 1780-1787 en 1795-1801 de politieke discussiecultuur prominent aanwezig was. Volgens Ankersmit bewijzen ze in hun boek juist zelf dat er in die periode een politieke discussiecultuur bestond. Tegelijkertijd heeft Ankersmit weinig begrip voor de veroordeling van Van Sas. Volgens hem verwaarlozen Mijnhardt en Kloek de politiek helemaal niet in hun betoog. Integendeel, zij tonen een politieke dimensie aan bij aspecten van het achttiende-eeuwse intellectuele debat, die tot nu toe niet onderzocht waren. Kortom, de scherpe scheiding tussen cultuur en politiek die Van Sas aan Mijnhardt en Kloek verwijt, is volgens Ankersmit niet aanwezig.35 Filosoof en politicoloog Ido de Haan is het niet eens met de interpretatie van Ankersmit. Volgens hem is het debat tussen Mijnhardt en Van Sas eigenlijk een voortzetting van de aloude kerndiscussie of de eenheidsstaat van 1798 van Nederlandse of Franse makelij was. Volgens Mijnhardt en Kloek was de eenheidsstaat slechts Franse import. De patriotten en de Bataven, die dit initiatief
Skript Historisch Tijdschrift 32.4
32_4_prepare_proefdruk.indd 248
248 1/12/2011 3:18:02 PM
steunden, dwarsboomden de ontwikkeling van het morele burgerschap. Deze kon pas na de depolitisering onder Willem I voortgezet worden. Volgens Van Sas is de Bataafse Republiek echter het resultaat van een geleidelijk, maar authentiek Nederlands politiseringsproces, waarbij Frankrijk slechts het laatste benodigde zetje in de rug gaf.36 Bovendien meent De Haan, in tegenstelling tot Ankersmit, dat Van Sas en Mijnhardt en Kloek met hun boeken ieder binnen een eigen terrein passen. Blauwdrukken ontleent haar waarde aan de cultuurhistorische inhoud. Van Sas heeft daarentegen meer aandacht voor de politiek-institutionele ontwikkelingen, een context die in Blauwdrukken ontbreekt. Beiden gaan volgens hem echter voorbij aan de sociaal-economische ontwikkelingen, die Van Zanden en Van Riel in het boek Nederland 1780-1914 wel behandelen.37 Het debat lijkt hoofdzakelijk een eenzijdige aanval op Mijnhardt en Kloek, overigens zonder dat critici de waarde van het boek onderschatten. Blauwdrukken biedt wel degelijk belangrijke en vernieuwende inzichten. Mijnhardt en Kloek hebben waardevol onderzoek gedaan, onder andere naar het dagelijks leven. Daarmee heeft het werk, ondanks haar gebreken, in combinatie met de steeds breder wordende stroom aan publicaties over de achttiende eeuw, geleid tot een stevig fundament onder de herwaardering van de achttiende eeuw in de geschiedschrijving. Ook het boek van Van Sas heeft, met name voor de latere achttiende eeuw, hier in belangrijke mate aan bijgedragen. Diens scherpe analyses, in vrij korte, heldere stukken uiteengezet, roepen zonder uitzondering vragen op die het nader bestuderen waard zijn. Het historisch debat heeft zich hiermee ontwikkeld van de vraag naar de periode als ‘tussentijd’ naar geraffineerde vraagstellingen over de achttiende eeuw in haar volle breedte: politiek, cultureel, sociaal en economisch.
Tot slot: het belang van de achttiende eeuw
De wetenschappelijke herwaardering van de achttiende eeuw is een feit. De honderd jaar volgend op de Gouden Eeuw is eindelijk verlost van het stoffige imago van de ‘pruikentijd’.38 In recente publicaties hebben historici aangetoond zich volledig vrij te kunnen maken van het negatieve beeld en met hun eigen originele, prikkelende visies te kunnen komen. In promotieonderzoeken heeft de herwaardering ook voet aan de grond gekregen. Zo wordt de Republiek in het project De eerste Nederlandse democratie: de politieke wereld van de Bataafse Republiek onderzocht als een periode waarin de fundamenten zijn gelegd voor de moderne democratie. Desondanks blijft het aantal promovendi dat zich met de achttiende eeuw bezighoudt laag in verhouding tot andere eeuwen. Zo kent het Huizinga Instituut voor cultuurgeschiedenis momenteel 134 actuele promotieonderzoeken. Daarvan hebben welgeteld zeven onderzoeken betrekking op de achttiende eeuw.39 Met het onderwijsaanbod aan de geschiedenisopleidingen van de Nederlandse universiteiten is het wat betreft de achttiende eeuw ook treurig gesteld. Uiteraard komt de eeuw aan bod in de breed opgezette overzichtsvakken,
249 32_4_prepare_proefdruk.indd 249
1/12/2011 3:18:02 PM
maar specifieke, op die periode gerichte vakken, worden amper aangeboden.40 Misschien maakt onbekend hier onbemind? Het gevolg is in ieder geval dat zowel de algemene student geschiedenis als de geïnteresseerde leek de erfenis van Colenbrander en Busken Huet lastig af kunnen schudden. Dit is betreurenswaardig, want in dit artikel is gebleken dat een periode van economische en wereldpolitieke verschuivingen bijzonder interessant kan zijn. Achttiende-eeuwse burgers waren gedwongen een antwoord te formuleren op de radicale veranderingen die zich in de samenleving voltrokken. De problemen waren acuut en de mogelijkheden om daarmee om te gaan eindeloos. Maar welke keuzes maakten ze en op basis waarvan? En welke gevolgen hadden die keuzes voor de verdere inrichting van de samenleving? Er is nog voldoende onontgonnen terrein, zeker voor de vroege achttiende eeuw. Bovendien is de achttiende eeuw een interessante schakelperiode in de Nederlandse geschiedenis. Het draagt nog kenmerken van de vroegmoderne tijd, maar tegelijkertijd beginnen de contouren van de moderne tijd zich al af te tekenen. Deze eeuw kan daardoor als ontmoetingsveld fungeren voor studenten van de vroegmoderne en moderne tijd. De achttiende-eeuwse burger is een herkenbare medemens met ‘moderne’ karakteristieken, maar tegelijkertijd staat zijn wereld nog ver van de onze.
Skript Historisch Tijdschrift 32.4
32_4_prepare_proefdruk.indd 250
250 1/12/2011 3:18:02 PM
Noten Tijdens het schrijven van dit artikel hebben wij de vriendelijke medewerking gekregen van Joris van Eijnatten en Wyger Velema, waarvoor onze dank. Alle meningen en eventuele fouten in het artikel zijn uiteraard voor rekening van de auteurs. 2 J.C. H. Blom, E. Lamberts ed., Geschiedenis van de Nederlanden (Baarn 2000; vierde herziene druk 2006) 163. 3 Idem 175. 4 Ph. de Vries, ‘De Nederlandse cultuur in de eerste helft van de 18e eeuw’, in: Algemene Geschiedenis der Nederlanden VII (Utrecht 1954) 252. 5 Van Sas, De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit 1750-1900 (Amsterdam 2005) 18-19. 6 Van Sas, De metamorfose, 51. 7 H.T. Colenbrander, De Bataafsche Republiek (Amsterdam 1908) 3. 8 Simon Schama, Patriotten en bevrijders: revolutie in de Noordelijke Nederlanden 1780-1813 (New York 1977) 43-50. 9 C. Busken Huet, ‘Mr. Johan Valckenaer. 1759-1821. Mr. J.A. Sillem. Het leven van Mr. Johan Valckenaer, naar onuitgegeven bronnen bewerkt. Amsterdam, 1876. Twee Deelen.’ in: Litterarische fantasien en kritieken. Deel 18 (1883) 79-123, aldaar 96. 10 P. Geyl, Geschiedenis van de Nederlandse stam (Amsterdam 1958) besproken in: W.W. Mijnhardt en J.J. Kloek, 1800: blauwdrukken voor een samenleving (Den Haag 2001) 19-20. 11 C.H.E. de Wit, De strijd tussen aristocratie en democratie in Nederland, 1780-1848: kritisch onderzoek van een historisch beeld en herwaardering van een periode (Heerlen 1965) besproken in: 1
Kloek en Mijnhardt, 1800: Blauwdrukken, 20. 12 Van Sas, De metamorfose, passim. 13 W.R.E. Velema, ‘1800: Blauwdrukken voor een samenleving’ Historisch Nieuwsblad 6 (2001) 54-55. 14 Van Sas, De metamorfose, passim. 15 Jan Luiten van Zanden en Arthur van Riel, Nederland 1780-1914. Staat, instituties en economische ontwikkeling (Amsterdam 2000). 16 Deze opvatting is vooral bekend door het werk The Enlightenment: an interpretation (1966) van Peter Gay. 17 W.W. Mijnhardt, ‘Urbanization, culture and the Dutch origins of the European Enlightenment’ in: Klaas van Berkel en Leonie de Goei ed., The international relevance of Dutch history (z.p. 2010) 141-177, aldaar 141-143. 18 H.H. Zwager, Nederland en de Verlichting (Bussum 1972). 19 Van Sas, De metamorfose; Kloek en Mijnhardt, 1800: Blauwdrukken. 20 Mijnhardt, ‘Urbanization’, 141-143. 21 Van Sas, De metamorfose, 55. 22 Kloek en Mijnhardt, 1800: Blauwdrukken, 570. 23 Van Sas, De metamorfose, 390. 24 Van Sas, De metamorfose, 398. 25 Kloek en Mijnhardt, 1800: Blauwdrukken, 20. 26 Ibidem, 184-185. 27 Kloek en Mijnhardt, 1800: Blauwdrukken, 167. 28 Van Sas, De metamorfose, 17. 29 Ibidem, 53-54. 30 Ibidem, 27-29, 386. 31 Ibidem, 42. 32 Van Sas, Metamorfose, 390. 33 Ibidem. 34 Mijnhardt, ‘Repliek’, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 117 (2002) 540. 35 Frank Ankersmit, ‘Een blauwdruk van
251 32_4_prepare_proefdruk.indd 251
1/12/2011 3:18:02 PM
Blauwdrukken’, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 117 (2002) 482-494. 36 Ibidem, 57-58. 37 Ido de Haan, ‘Discussie over de metamorfose van Nederland’, Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 121 (2006) 55-60, aldaar 56. 38 Velema, ‘1800’, 54-55. 39 Ter vergelijking: er lopen bij het instituut 24 onderzoeken naar de zeventiende, en achttien onderzoeken naar de negentiende eeuw. Promotieoverzicht digitaal beschikbaar op: http://www.huizingainstituut.nl/ images/promotieboekje_2010.pdf. 40 De masterfase aan de Universiteit van Amsterdam biedt het vak Verlichting, Revolutie, Oudheid: de 18e Eeuw en de Klassieken aan. De Universiteit Utrecht biedt het vak Antiverlichting en contrarevolutie in de westerse cultuur (1750-1850) aan.
Skript Historisch Tijdschrift 32.4
32_4_prepare_proefdruk.indd 252
252 1/12/2011 3:18:02 PM