Artikel: De beelden van Trnopolje. Beeldvorming, internationaal beleid en de collectieve herinnering aan de holocaust Auteur: Annemarie van Sandwijk Verschenen in: Skript Historisch Tijdschrift, jaargang 27.2, 5-26. © 2014 Stichting Skript Historisch Tijdschrift, Amsterdam ISSN 0165-7518 Abstract: Not available. Niets uit deze uitgave mag worden gereproduceerd en/of vermenigvuldigd zonder schriftelijke toestemming van de uitgever.
Skript Historisch Tijdschrift is een onafhankelijk wetenschappelijk blad dat vier maal per jaar verschijnt. De redactie, bestaande uit studenten en pas afgestudeerden, wil bijdragen aan actuele historische debatten, en biedt getalenteerde studenten de kans om hun werk aan een breder publiek te presenteren. Een abonnement op Skript kost 20 euro per jaar. U kunt lid worden door het machtigingsformulier in te vullen op www.skript-ht.nl. Ook kunt u een e-mail sturen naar de redactie, dan krijgt u het machtigingsformulier thuisgestuurd. Losse nummers zijn verkrijgbaar bij de redactie. Artikelen ouder dan een jaar zijn gratis te downloaden op www.skriptht.nl/archief.
Skript Historisch Tijdschrift • Spuistraat 134, kamer 558 • 1012 VB Amsterdam • www.skript-ht.nl •
[email protected]
Annemarie van Sandwijk
De beelden van Trnopolje Beeldvorming, internationaal beleid en de collectieve herinnering aan de holocaust
Op 6 augustus 1992 werden over de hele wereld televisiebeelden uitgezonden van sterk vermagerde Bosnjakken^ achter prikkeldraad. Deze opnamen waren op 5 augustus door een groepje journalisten van de Britse televisiemaatschappij ITN gemaakt in een Bosnisch-Servisch kamp in Trnopolje, Noordwest-Bosnië. Het meest in het oog springend was de aanblik van Fikret Alic, die centraal stond in de 'beelden van Trnopolje' en uitgroeide tot het symbool van de Bosnische oorlog (1992-1995). De uitzending bracht een golf van publieke verontwaardiging teweeg. 'The ribs stand out so far you can almost see the bare bone straining against the emaciated flesh (...) the sunken eyes stare with a mixture of bewilderment and beseeching inquiry from behind strands of barbed wire'-^, schreef de Daily Mai! de ochtend na de uitzending. 'Belsen 92'^ kopte de Daily Mirror; de associaties met de holocaust die de beelden opriepen, vond de redactie van de Britse tabloid blijkbaar vermeldenswaardiger dan de lezer te informeren over waar Alic en zijn lotgenoten zich nu eigenlijk bevonden. Ook politici gaven in krachtige taal blijk van hun morele verontwaardiging.'^ De beelden van Trnopolje hechtten zich aan het netvlies van de toeschouwer en werden een lieu de mémoire van de contemporaine geschiedenis: ze vormden het eerste visuele bewijs voor het bestaan van concentratiekampen vijftig jaar na de Tweede Wereldoorlog. De uitzending verhevigde het debat over een mogelijke militaire interventie in Bosnië-Herzegovina, waar begin jaren negentig praktijken voorkwamen waarover de wereld collectief besloten had dat ze 'nooit meer' mochten voorkomen.
Berichtgeving en beeldvorming De oorlog die begin april 1992 in Bosnië-Herzegovina^ uitbrak, was voor niet-ingewijden buitengewoon moeilijk te begrijpen. Dat kwam in de eerste plaats doordat er veel begripsverwarring bestond over de verschillende identiteiten die een inwoner van Bosnië kon aannemen. Vóór het uitbreken van het conflict kon bijvoorbeeld een Serf in Bosnië zich Joegoslaaf noemen (inwoner van het federale Joegoslavië), Bosniër (inwoner van de republiek Bosnië-Herzegovina) of Serf (de etnische gemeenschap waar hij deel van uitmaakt). Na de eenzijdige onafhankelijkheidsverklaringen van Slovenië en Kroatië in 1991, waardoor de Joegoslavische federatie feitelijk ophield te bestaan, bleven er nog steeds 5
twee mogelijkheden over: Bosniër of Serf. De verhoudingen lagen tijdens de oorlog nog ingewikkelder, omdat binnen de afzonderlijke etnische groeperingen in Bosnië - de Bosnjakken, de Serven en de Kroaten^ - fundamentele tegenstellingen bestonden, tussen bijvoorbeeld de politieke en militaire top en tussen extremistische en meer gematigde elementen. Daarnaast waren er spanningen tussen de politieke leiders van de Serven en Kroaten in Bosnië, respectievelijk Radovan Karadzic en Mate Boban, en de presidenten van hun etnische buurstaten Servië en Kroatië, Slobodan Milosevic en Franjo Tudjman. Tijdens de oorlog was er bovendien geen sprake van duidelijke frontlijnen, maar liepen gebieden van strijdende partijen door elkaar, waardoor enclaves en corridors bestonden waarover strijd werd geleverd door soms wisselende allianties. Westerse politici hebben ook bijgedragen aan het ondoorzichtige beeld dat in het Westen van de oorlog bestond. De meeste politici kwalificeerden het conflict als een burgeroorlog en veronderstelden daarmee dat zowel Serven, Kroaten als Bosnjakken schuld hadden aan het geweld.'' In de perceptie van een burgeroorlog vervaagt het onderscheid tussen daders en slachtoffers, waardoor de beeldvorming problematisch wordt. Politici en beleidsmakers in het Westen hadden bovendien grote moeite de verschillende nationale identiteiten in Bosnië te definiëren. Het NIOD-rapport over Srebrenica vermeldt: 'Volgens zijn naaste medewerkers reageerde de president [Bush] gewoonlijk op informatie over Joegoslavië met de opmerking: "Teil me again what this is all about." Het conflict was te gecompliceerd voor de Amerikaanse president om te onthouden welke partij wat wilde.'^ President Clinton sprak over 'the Bosnians' (Bosniërs) wanneer hij slechts de Bosnjakken bedoelde en haalde de termen 'Serbs' en 'Serbians' en 'Croats' en 'Croatians' door elkaar.' Voor Westerse journalisten viel het allerminst mee om een samenhangend beeld van het conflict te schetsen. De ingewikkelde situatie in Bosnië kon nu eenmaal niet eenvoudig in termen van 'goed' en 'fout' worden uitgelegd. De oorlogscorrespondent Phillip Knightley omschreef dit probleem als 'the pandering to public demand for easily identifiable "goodies and baddies" in complex wars in which all the right is never on only one side'.'" Voor correspondenten was het bovendien moeilijk om door te dringen tot de conflictgebieden in Bosnië, waardoor zij de schaarse berichten niet konden verifiëren en afhankelijk waren van geruchten. Westerse media werden overspoeld met gekleurde berichtgeving uit de diverse hoofdsteden van het voormalig Joegoslavië. Zo kregen zij vaak beeldmateriaal van lijken waarvan de authenticiteit niet kon worden vastgesteld en waarbij in de bijschriften de etniciteit van de daders en slachtoffers naar believen werd aangepast.'i Hoewel de oorlog zonder meer ondoorzichtig was, hebben sommige media onvoldoende 27.2
moeite gedaan om zich te verdiepen in de achtergronden van het conflict en het publiek daarover te informeren. Volgens de Amerikaanse nieuwslezer Peter Jennings begreep aanvankelijk geen journalist wat er gaande was in Joegoslavië: 'you can't get the public to understand if the journalists don't understand'. 1^ Een televisieproducent, die anoniem wensde te blijven, verklaarde: 'Everybody seems to want to go for the blood (...) It's back to "Cut me a minute of bang-bang". But nobody wants to go into the issues behind the bangs.''^
Eerste berichten over kampen in Noordwest-Bosnië De oorlog in Bosnië was een nationalistische oorlog, gericht op het behouden of veroveren van territoria, waarvan gemeend werd dat ze exclusief aan de eigen natie toebehoorden. De strijdende partijen streefden een etnisch homogene nationale staat na. Etnische homogeniteit bestond van oorsprong nergens en werd gerealiseerd door etnische zuiveringen: het vermoorden, verdrijven of wegvoeren van ongewenste bevolkingsgroepen. De etnische zuiveringen in Noordwest-Bosnië begonnen eind april. In dit gebied woonden 700.000 Bosnjakken, van wie een deel vanaf mei werd ondergebracht in kampen. Een onderzoeksteam van de Amerikaanse Senaat heeft later geconcludeerd dat tot de zomer van 1992 ongeveer 170.000 mensen in Bosnisch-Servische kampen werden ondergebracht, in de meeste gevallen Bosnjakken. Slechts in een beperkt aantal gevallen ging het om krijgsgevangenen. Het onderzoeksteam stelde verder vast dat er in de kampen werd verkracht en geslagen en dat de ingezetenen honger leden, i"* De belangrijkste BosnischServische detentiecentra in Noordwest-Bosnië waren de Keratermfabriek voor keramische producten en thermisch isolatiemateriaal bij Prijedor en de kampen Manjaca, Omarska en Trnopolje. De ergste wreedheden werden begaan in de ijzerertsmijn in Omarska, waar tussen de drie- en vijfduizend mensen, voornamelijk mannen van Kroatische en Bosnjakse afkomst, gevangen werden gehouden.^5 Vanaf eind juni probeerde de Bosnische regering aandacht van het Westen te krijgen voor het bestaan van Bosnisch-Servische kampen. Tijdens een bezoek van de Franse president Mitterrand aan Sarajevo op 28 juni overhandigde de Bosnische president Izetbegovic hem een lijst met de namen van 94 Servische kampen in Bosnië, waar zich in totaal 105.348 gevangenen zouden be-vinden.i^ Tijdens een conferentie van de CVSE op 9 juli, waar ook de Amerikaanse president Bush en zijn minister van Buitenlandse Zaken Baker aanwezig waren, bracht Izetbegovic de Servische kampen opnieuw onder de aandacht. Zijn klachten maakten echter weinig indruk. Intus-sen was niet alleen bij de Bosnische regering, maar ook bij internatio-nale hulpverlenende instanties al een en ander bekend over Bosnisch-Servische gevangenkampen. Zo verscheen begin juli bij de UNHCR een geheim rapport over kampen in
7
Bosnië. In het rapport werden de kampen Omarska, Keraterm en Trnopolje als concentratiekamp vermeld. Het is opmerkelijk hoe weinig belangstelling de media hadden voor de eerste berichten over de kampen. Eén journalist vormde een uitzondering op de regel. Roy Gutman, correspondent voor het Amerikaanse Newsday, had zich vastgebeten in de etnische zuiveringen en de kampen in Noordwest-Bosnië. Hij was uitermate gefrustreerd door het gebrek aan belangstelling in de VS voor de Joegoslavische oorlogen. Op 14 juli slaagde Gutman er als eerste Westerse journalist in door te dringen tot het door etnische zuiveringen geteisterde noordwesten van Bosnië. Hoewel Gutman van de Bosnisch-Servische autoriteiten geen toestemming kreeg het kamp in Omarska te bezoeken, mocht hij wel, samen met een delegatie van het Internationale Rode Kruis, een bezoek brengen aan het kamp in Manjaca. Op 19 juli verscheen in Newsday zijn artikel over dit kamp, waarin hij melding maakte van willekeurige mishandelingen die geïnterneerden hadden ondergaan en van incidentele sterfgevallen.'^ Hij typeerde Manjaca als 'another example of the human-rights abuses now exploding to a dimension unseen in Europe since the Nazi Third Reich.'18 Op 2 augustus werden twee nieuwe artikelen van Gutman in Newsday gepubliceerd, ditmaal over de kampen Omarska, Trnopolje en het kamp Luka bij Brcko. In een poging aandacht te trekken, stond er nu een kop met letters van vijf centimeter hoog op de voorpagina: 'The Deathcamps of Bosnia'. Het gewenste effect werd bereikt: Gutmans artikelen van 2 augustus trokken grote belangstelling van andere media, zowel binnen als buiten de VS. Terwijl Gutman in de VS nog eenzaam zijn journalistieke kruistocht voerde, was er in Europa eind juli al meer aandacht voor de kampen. Op 29 juli verscheen in The Guardian een voorpagina-artikel van correspondent Maggie O'Kane over kampen in Noordwest-Bosnië.1*^ O'Kane schreef onder meer over het kamp Trnopolje dat volgens haar, zonder dat ze het overigens had bezocht, het minst erg was van alle kampen. Wel duidde zij Trnopolje in haar artikel meermaals aan als 'concentratiekamp'. Dat woord trok Europese journalisten als een magneet naar Bosnië. Binnen 24 uur na het verschijnen van O' Kanes' artikel waren maar liefst 350 journalisten ter plaatse.^o Eén dag eerder, op 28 juli, was al een groepje Britse journalisten naar Belgrado afgereisd. Zij zouden met hun reportages geschiedenis maken.
De beroemde beelden van Trnopolje De televisiemaatschappij ITN stuurde Penny Marshall, haar cameraman Jeremy Irvin en Ian Williams van Channel 4 op 28 juli naar Belgrado. In hun gezelschap was Ed VuUiamy, correspondent voor The Guardian, die 27.2
de oorlog in Joegoslavië al vanaf de zomer van 1991 versloeg. Op 5 augustus werden de journalisten onder begeleiding van BosnischServische militairen naar Omarska en Trnopolje gebracht. Omarska maakte een onaangename indruk, maar leverde niet het onomstotelijke bewijs dat het hier om een 'death camp' zou gaan. Op de vraag van Marshall hoe de ingezetenen behandeld werden, antwoordde één van hen: 'I don't want to tell lies, I can't speak the truth'.21 De Britse verslaggevers wisten niet dat de Bosnisch-Servische autoriteiten vrijwel onmiddellijk na de verschijning van Gutmans artikelen over Omarska op 2 augustus hadden besloten dit kamp zo snel mogelijk te sluiten. In een poging de gevangenen van Omarska voor de wereld verborgen te houden, waren de meeste gevangenen tijdens het bezoek van de Britse journalisten overgebracht naar de kampen Manjaca en Trnopolje.^^ Het kamp Trnopolje besloeg een groot terrein waarop onder meer een schoolgebouw en een medisch centrum stonden. Het was oorspronkelijk geen gevangenkamp, maar een doorgangskamp voor vrouwen, kinderen en oudere mannen, afkomstig uit het district Prijedor en in het bijzonder uit het voornamelijk door Bosnjakken bewoonde stadje Kozarac. Kort vóór de komst van de ITN-ploeg waren de gevangenen uit Omarska en Keraterm overgebracht naar Trnopolje, waardoor zich daar enkele duizenden mensen bevonden. Een deel van de kampbewoners had een plaats binnen het kamp verkozen omdat de situatie daarbuiten nog gevaarlijker was.23 Het kamp werd voornamelijk door Serven uit de directe omgeving bewaakt. Hoewel de situatie in het kamp in Trnopolje beter was dan in de andere kampen, liet deze veel te wensen over. Het Joegoslavië-tribunaal stelde later vast dat er in Trnopolje meer verkrachtingen plaatsvonden dan elders, omdat zich in het kamp grote aantallen vrouwen en meisjes bevonden.2"* Ook werden er mannen gemarteld en vermoord in het kamp.^^ De ITN-ploeg mocht - anders dan in Omarska - in Trnopolje overal filmen. In het noordelijke gedeelte van het kamp filmde zij het schoolgebouw en het medisch centrum, waar de journalisten met een geïnterneerde arts spraken, die bevestigde dat er martelingen hadden plaatsgevonden. Vervolgens begaf de cameraploeg zich naar het zuidelijke gedeelte van het kamp. Daar was een klein terrein, omgeven door een afzetting van kippengaas en - vanaf borsthoogte - prikkeldraad, waar zich een transformatorhuisje, een schuur en landbouwmachines bevonden. Via een gat in de omheining betraden de journalisten het terrein. Aan de andere kant van het prikkeldraad verzamelde zich vanuit het noordelijke gedeelte van het kamp een menigte nieuwsgierigen, onder wie degenen die kort tevoren waren aangekomen uit Omarska. 'And among them was the young man with the famished torso and xylophone ribcage who that day became the symbol of the war: Fikret Alic',^^ schreef VuUiamy later. Één van de Britten wees op Alic, die met zijn t-shirt in
9
zijn hand en een sterk vermagerd bovenlijf vanuit de achtergrond naar voren kwam, waarop de cameraman op hem inzoomde. Marshall schudde de 22-jarige Bosnjak de hand, zei 'dober dan' ('goedendag') en knoopte een gesprek met hem aan. Op donderdag 6 augustus zond het Britse Channel 4 News om zeven uur 's avonds de beelden van Omarska en Trnopolje uit, drie uur later gevolgd door ITN's News at Ten. In de vertoonde beelden stond de vermagerde Alic centraal. Beide uitzendingen droegen het karakter van een ooggetuigenverslag van respectievelijk Williams en Marshall. Bij de beelden vertelden zij dat het om vluchtelingen ging die huis en haard hadden verloren, maar dat er geen bewijs uit de eerste hand was van wreedheden in het kamp. De tekst was echter suggestief genoeg. Marshall begon de reportage met de zinsnede 'The Bosnian Serbs don't call Omarska a concentration camp'^^, waarmee ze impliceerde dat anderen daar heel goed anders over konden denken. Williams noemde Omarska en Trnopolje geen concentratiekampen, maar liet de kijker duidelijk merken dat de omstandigheden daar misschien wel aanleiding toe konden geven.^^
Beeldvorming De ochtend na de uitzending schreeuwden de krantenkoppen het uit. De Daily Mirror plaatste op haar voorpagina onder de foto van Alic de kop 'Belsen 92' en stelde dat de foto een 'picture that shames the world' en een teken van 'the horror of the new Holocaust' was.^s Ook de Daily Star vond 'Belsen 1992' een geschikte kop bij de foto.3" Voor de Daily Mail waren de beelden 'The Proof' van het bestaan van concentratiekampen en 'the sort of scenes that flicker in black and white images from 50year-old films of Nazi concentration camps'.3i Een Berlijnse krant verklaarde dat in Bosnië een nieuw Auschwitz begon.^2 Het Amerikaanse televisieprogramma ABC News besloot het geplande programma van 7 augustus te vervangen door een uitzending rondom de ITN-beelden met de titel 'The camps: glimpse into genocide?'. De presentator sprak over 'faces and bodies that hint at atrocities of the past' en stelde bovendien: 'we knew these were images that would completely change the way the world responds to what's happening in Bosnia'.^^ Voor Gutmans krant Newsday waren de beelden 'footage reminiscent of scenes from Nazi concentration camps'.3+ De foto van Alic werd in de dagen daarop talloze keren in nieuws- en actualiteitenprogramma's getoond, verscheen tien dagen later op de voorpagina van zowel NewsweeJ? als Time en is later talloze malen afgedrukt en gebruikt door diverse media. De camera's hadden het beeld gevonden waar de Westerse media naar op zoek waren. De televisiebeelden vergemakkelijkten het werk van 27.2
Westerse j o u r n a l i s t e n , die tot dan toe worstelden met het feit dat het grote publiek het spoor van de oorlog bijster was geraakt. In een interview met Nik Gowing, die voor een onderzoeksproject meer dan honderd diplomaten en hoge militairen interviewde over de rol van de media bij de vorming van het Joegoslavië-beleid, zei Graham Allison, voormalig onderminister van Defensie in de regering-Clinton: We [de Verenigde Staten] have to have a black hat and a white hat. The possibiUty that there are three black hats is too confusing for most Americans and has been very hard for this administration.^5 De beelden van Trnopolje losten die wanorde min of meer op. Omdat het beeld van Alic associaties met de holocaust opriep, kon de Tweede Wereldoorlog worden ingezet als referentiekader om een tweedeling tussen boosdoeners en slachtoffers te maken. Met de beelden van Trnopolje werd volgens hoogleraar sociologie Stjepan Mestrovic alles opeens 'crystal clear' in het Westen. 'Metaphorically speaking, the Serbs became the Nazis, and the Muslims became the Jews of World War II'.^^ Volgens sommigen hadden de Serven überhaupt het recht verloren om nog gehoord te worden.37 De belangstelling voor Kroatische of Bosnjakse kampen waarin Serven gevangen werden gehouden en die in wreedheid niet of weinig onderdeden voor die van de Bosnische Serven, ebde weg. Zo had een fotograaf van Reuters kort voor de opnames van Trnopolje een foto gemaakt van Servische krijgsgevangenen, die door Bosnische Kroaten gedwongen werden de Hitlergroet te brengen; dit zou toch zeker ook een beeld moeten zijn dat herinneringen opriep aan de Tweede Wereldoorlog. De foto werd in Westerse media echter nauwelijks afgebeeld.^8 Volgens David Binder, Balkancorrespondent voor The New York Times, was er sprake van een 'tyranny of victimology', gedreven door 'the reporter's "herd-instinct"' en het eeuwenoude journalistieke verlangen naar 'a hot story on the front page'. In een interview met Gowing zei hij: Balanced journaUsm has gone out of the window. One of the reasons is that it is not entertaining. For the masses to be entertained we have to take sides. It is considered politically correct in New York and Washington to bash the Serbs on any and all occasions to the point where it almost becomes racist. Serbs are evilized virtually to the exclusion of any reporting that might balance that.^' Het effect van de ITN-beelden van Trnopolje op de beeldvorming van de oorlog in Bosnië moet echter ook niet overdreven worden. Al vóór de uitzending van de ITN-beelden op 6 augustus werd naar aanleiding van het Bosnische conflict gesproken en geschreven in termen die verwezen naar de Tweede Wereldoorlog. Zo werd Milosevic vergeleken met Hitler, het lot van de Bosnjakken met dat van de j o d e n , het optreden van de Kroatische en Bosnische Serven met dat van de Sudetenduitsers en 11
misdaden als moord, verkrachting, etnische zuivering en deportatie met die in de Tweede Wereldoorlog in het algemeen. De Amerikaanse senator Bob Dole had Milosevic zelfs 'erger dan Hitler' genoemd.•*" Een tweede relativerende opmerking over het effect van de ITN-uitzending betreft het feit dat de verhoudingen in het Westen nu ook weer niet zo zwart-wit lagen, dat er niemand was die de gelijkstelling met naziconcentratiekampen bekritiseerde. Zo wezen de ITN-journalisten en Vulliamy de vergelijking met nazi-concentratiekampen af ."*^ Marshall zei eenjaar na de opnamen dat ze grote moeite had gedaan om het sensationele karakter aan haar berichtgeving over Trnopolje weg te nemen."^^ Vulliamy klaagde dat hij door de berichtgeving in andere media op de dag na de uitzending maar liefst 54 interviews had gegeven, waarin hij meer tijd moest besteden aan verklaringen dat het kamp Omarska géén Auschwitz of Bergen Belsen ,was dan aan de verschrikkingen die hij wél had aangetroffen.'*^ In The New York Times schreven Stephen Engelberg en Chuck Sudetic twee weken na de ITN-uitzending dat de kampen onderdeel waren van het Servische beleid dat gericht was op verwijdering van andere etnische groepen in het door de Serven geclaimde grondgebied. Ze waren niet bedoeld voor uitroeiing. De moorden die in de kampen voorkwamen, hadden niet het systematische karakter van de vernietigingskampen van het Derde Rijk.'*'* Op de opiniepagina van NRC Handelsblad schreef Peter Michielsen dat de vergelijking met de holocaust mank ging en dat er geen sprake was van vernietigingskampen: 'de proporties in Bosnië liggen toch anders (...) het is raadzaam te bedenken dat de verhalen over de misstanden afkomstig zijn van mensen die zijn vrijgelaten, niet van mensen die zijn ontsnapt. Hoeveel joden werden er uit Auschwitz vrijgelaten?"*^ Niettemin bleef de vergelijking met nazi-kampen lang hangen. Begin december 1992 nog raadde de voormalige Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken George Shultz televisiemakers aan de volgende keer dat zij aandacht zouden besteden aan Bosnië films van concentratiekampen uit de Tweede Wereldoorlog te vertonen: 'The message is the same'.'*^
CNN-effect? Over de verhouding tussen media en politieke besluitvorming tijdens de oorlogen in het voormalige Joegoslavië bestaan verschillende visies. Eén daarvan is dat de media het Westerse Joegoslavië-beleid sterk hebben beïnvloed in de richting van interventie. Aanhangers van deze stroming spreken vaak van het zogeheten 'CNN-effect', een begrip dat sinds de Golfoorlog opgang heeft gemaakt. Het CNN-effect zou de beleidsruimte van regeringen inperken door hen te dwingen ten minste 'iets' te doen naar aanleiding van live in beeld gebrachte wreedheden. Diverse Westerse militairen, diplomaten en politici stoorden zich erg aan dit idee. 27.2
Douglas Hurd, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, klaagde in september 1993 over buitenlandcorrespondenten als 'founder members of the "something must be done" school'. Van alle conflicten in de wereld hadden zij Bosnië genomineerd voor een interventie. 'But nothing more clearly separates the commentator from those who carry the responsibility for the decision'47, aldus Hurd. Kan naar aanleiding van de ITN-beelden worden gesproken van een CNN-effect? Om die vraag te beantwoorden, is het van belang na te gaan in hoeverre het feitelijk handelen van Westerse politici na de ITN-uitzending veranderde. Volgens George Kenney, destijds acting desk officer voor Joegoslavië van het State Department, waren de ITN-beelden 'ruinous for the Bush administration's hands off policy and could not but result in significant US actions'.''^^ Onmiddellijk na de reportage drong de Amerikaanse regering aan op een resolutie van de Veiligheidsraad, die het gebruik van geweld zou toestaan om humanitaire konvooien op de plaats van bestemming te krijgen. President Bush zei naar aanleiding van de uitzending: 1 am outraged and horrified at the terrible violence shattering the lives of innocent men, women, and children. The aggressors and extremists pursue a policy, a vile policy of ethnic cleansing, deliberately murdering innocent civilians (...) This is, without a doubt, a true humanitarian nightmare.^9 Bush beloofde dat Amerika 'will not rest until the international community has gained access to all detention camps'.50 In een reactie op de ITN-beelden zei presidentskandidaat Clinton: 'you can't allow the mass extermination of people and just sit by and watch it happen'.^i Democraat Tom Lantos stelde in ITN's News at Jen dat de wereld anno 1992 de 'Churchills' van de 'Chamberlains' moest kunnen onderscheiden.^2 De beelden onderstreepten een gevoel dat al langer leefde, namelijk dat appeasement onaanvaardbaar was. Ditmaal zou de wereld niet kunnen zeggen dat ze geen kennis had van de wreedheden die plaatsvonden. Een woordvoerder van het Britse ministerie van Buitenlandse Zaken verklaarde echter dat de berichtgeving over de 'death camps' overdreven was en dat er geen sprake was van systematische executies van gevangenen. Wel erkende hij dat het geen 'pretty picture' was.53 Welke beleidsinitiatieven werden er nu precies in de dagen na de uitzending genomen? Op 13 en 14 augustus kwam de VN-commissie voor de Rechten van de Mens voor het eerst in haar bestaan in spoedzitting bijeen. Het enige agendapunt was de situatie in voormalig Joegoslavië. De commissie stelde de voormalige premier van Polen, Tadeusz Mazowiecki, aan als speciale rapporteur voor voormalig Joegoslavië. Hij kreeg de opdracht te berichten van mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden in Bosnië. Op 13 augustus aanvaardde de Veiligheidsraad reso13
luties 770 en 771. Resolutie 770 verlangde toegang van hulporganisaties tot de kampen. Bovendien maakte de resolutie - voor het eerst - de inzet van alle middelen ter ondersteuning van humanitaire acties in Bosnië mogelijk. Resolutie 771 stelde bestraffing van oorlogs-misdadigers uit voormalig Joegoslavië in het vooruitzicht. De Franse regering maakte op 14 augustus bekend 1100 militairen beschikbaar te stellen ter bescherming van humanitaire konvooien. De Britse premier Major onderbrak zijn vakantie en riep op 18 augustus in spoedzitting het kabinet bijeen, dat besloot 1800 man lichte infanterie beschikbaar te stellen ter beveiliging van de VN-konvooien. Bondskanselier Kohl zei dat de Duitse grondwet, die uitzending van militairen buiten het NAVO-gebied verbood, moest worden herzien.^4 Hoewel Westerse politici in krachtige taal hun morele verontwaardiging uitten, was de feitelijke invloed van de uitzending - twee VN-resoluties, de beschikbaarheid van 1800 Britse en 1100 Franse troepen - niet bepaald groot te noemen. Op het Amerikaanse beleid leken de beeldfragmenten helemaal geen effect te hebben. Bush bracht op 8 augustus met kracht naar voren dat hij weigerde zijn beleid te laten bepalen door de emoties die de beelden opriepen: '1 don't care what the political pressures are. 1 am not going to get bogged down in some guerrilla warfare'.55 Wei bleef de Amerikaanse regering eisen dat de internationale gemeenschap toegang zou krijgen tot de kampen. In het Verenigd Koninkrijk was de publieke reactie nog lauwer dan in de Verenigde Staten. Na de enorme weergalm die de beelden van Trnopolje op 7 augustus in de Britse ochtendbladen hadden gekregen, ebde het effect snel weg. De Britse regering had zich vanaf het begin van de oorlogen in het voormalig Joegoslavië terughoudend opgesteld ten aanzien van interventie en zou niet van dat standpunt afwijken. De regering-Major had weliswaar troepen beschikbaar gesteld, maar verbond daar strikte voorwaarden aan. De Britse militairen gingen primair ter bescherming van humanitaire konvooien. In Frankrijk oefende een groep intellectuelen via debatten grote druk uit op de regering. Frankrijk verzette zich echter vanaf het begin tegen elke vorm van militaire interventie. In Duitsland was het publiek zeer betrokken bij de ontwikkelingen in voormalig Joegoslavië. Wel bestond een breed gevoel dat Duitse troepen om constitutionele en historische redenen niet zouden mogen worden ingezet. De Amerikaanse, Britse en Franse regeringen bleven zich uiteindelijk, ondanks de kampbeelden, verzetten tegen elke vorm van militaire interventie. Door het accent nog sterker op humanitaire hulpverlening te leggen, wekte het Westen in ieder geval de indruk dat het Iets deed. Brent Scowcroft, nationaal veiligheidsadviseur in de Bush-regering, zei over de wijze waarop Westerse politici omgingen met de mediastorm; 'we just sort of rode it out'.56
27.2
Van een CNN-effect was dus in zoverre geen sprake, dat de beelden van Trnopolje de internationale gemeenschap in augustus 1992 niet bewogen tot meer betrokkenheid. Gowing bevestigt deze visie. Hij concludeert dat de idee dat schokkende televisiebeelden van brandhaarden het buitenlands beleid kunnen bepalen een mythe is.^? 'Real time' televisieberichtgeving is in staat politieke dilemma's naar voren te brengen en op de beleidsagenda te zetten, maar kan geen politieke respons afdwingen. Televisiebeelden van brandhaarden dreigen soms via een publieksreactie de agenda's van beleidsmakers te doorkruisen. Mede daarom zijn zij geneigd zulke beelden als emotioneel en vluchtig af te doen. In een interview met Gowing zei een Britse ambtenaar: 'TV almost derailed policy on several occassions, but the spine held. It had to. The secret was to respond to limit the damage, and be seen to react without undermining the focus [van het beleid].'58 De ITN-beelden hebben Bosnië in de tweede helft van 1992 weliswaar hoog op de politieke agenda gezet en werkten als een katalysator voor humanitaire maatregelen, maar dwongen geen crisispreventie af. In de woorden van Warren Zimmerman, Amerikaans ambassadeur in Belgrado van 1989 tot 1992: 'If we had had no CNN or ITN, 1 do not see how it would have been any different.'^^
Historische vergelijicingen It is not clear whether this Balkan War is being fought in the present or in the past (...) Anytime one attempts to grasp the meaning of this Balkan War, a historical analogy is invoked.^" Naar aanleiding van de oorlog in Bosnië werden op allerlei manieren historische vergelijkingen gemaakt. Zo brachten de media, opiniemakers en politici de slappe manier waarop de internationale gemeenschap zich ten aanzien van de oorlog in Bosnië opstelde in verband met de appeasement-politiek ten opzichte van Nazi-Duitsland in de jaren dertig. In mei 1992 verklaarde de Bosnische minister van Buitenlandse Zaken Haris Silajdzic dat 'the world was standing on the sidelines as it had done in the face of Nazi atrocities in the 1930s'.6' Tom Lantos, de Democratische afgevaardigde in het International Relations European Subcommittee van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, merkte tijdens een zitting naar aanleiding van Gutmans berichten over vernietigingskampen op dat de woorden 'Munich' en 'appeasement' maar in zijn hoofd bleven hameren.^^ Daarnaast werden, zoals al bleek uit de reacties die de ITN-uitzending in de media en de internationale gemeenschap losmaakte, de methoden van etnische zuivering in Bosnië beschreven in termen die verwezen naar de holocaust. De voormalige Britse Labourminister van Buitenlandse Zaken Lord David Owen, die onder de indruk was van het artikel van Maggie O'Kane in The Guardian, vergeleek de volgende dag in een open brief aan premier Major de berichten over de 15
kampen met 'the early stages of the Nazi holocaust'.^^ Tijdens een toespraak op 26 maart 1993 zei voormalig premier Margaret Thatcher, fervent voorstander van een militaire interventie in Bosnië: 'the Serbs use the same methods as the Nazis, which I never expected in my lifetime to see again'.Ö"* Begin 1997 schreef VuUiamy in The Guardian dat de Bosnische Serven hun gebied 'Muslimfrei' hadden gemaakt.^5 Mark Thompson, auteur van A paper house: the ending of Yugoslavia (1992), sprak in zijn boek van 'the "final solution" of Bosnia-Herzegovina'.*^
De collectieve herinnering aan de holocaust De beelden van Trnopolje deden een sterk appèl op de collectieve herinnering aan de holocaust. De Franse socioloog Maurice Halbwachs (1877-1945) deed in de jaren twintig van de vorige eeuw onderzoek naar collectieve herinneringen. Volgens Halbwachs zijn collectieve herinneringen niet simpelweg impressies uit het verleden, maar getuigenissen in het heden, die zich op een breed maatschappelijk terrein manifesteren.6^ Daarbij valt te denken aan persoonlijke 'verhalen van vroeger', historische studies, kunst- en cultuuruitingen, nationale herdenkingen en monumenten. Halbwachs' opvatting impliceert dat collectieve herinneringen niet statisch zijn, maar onder invloed van nieuwe getuigenissen kunnen veranderen. Met andere woorden: het heden bepaalt wat we ons herinneren en geeft vorm aan de wijze waarop we dat doen. Collectieve herinneringen zijn volgens Halbwachs in essentie antihistorisch omdat ze de historiciteit van gebeurtenissen veronachtzamen.^^ Ze simplificeren, verwaarlozen de complexiteit van het verleden en reduceren gebeurtenissen tot mythische archetypen die een eeuwige en essentiële waarheid ventileren. De wijze waarop collectieve herinneringen zich in het heden manifesteren, is volgens Peter Novick, auteur van The Holocaust and collective memory. The American experience, niet eensluidend positief te noemen. Zij kunnen de interpretatie en benadering van het heden problematisch maken.^9 Een centraal thema in de collectieve herinnering aan de holocaust is de idee dat de holocaust een unieke - en daardoor onvergelijkbare - representatie van het kwaad in de wereld is geweest. Novick is sceptisch over de wenselijkheid van de alomtegenwoordige aanwezigheid van de holocaust in het huidige discours. Hij meent dat de manier waarop de holocaust herinnerd wordt de interpretatie en benadering van hedendaagse wreedheden kan bemoeilijken. De vermeende uniciteit en onvergelijkbaarheid van de holocaust noemt hij intellectueel nietszeggende veronderstellingen: 'What else can all of this possibly mean except "your catastrophe, unlike ours, is ordinary; unlike ours is comprehensible; unlike ours is representable"''^o. Geen enkele historische gebeurtenis is volstrekt uniek. Elke gebeurtenis vertoont behalve unieke eigenschappen ook overeenkomsten met andere gebeurtenissen.
27.2
De morele betekenis van de holocaust ligt besloten in de universele notie 'nooit meer': het ultieme gebod voor de moderne samenleving en het morele referentiekader in het politieke discours. De holocaust heeft de wereld gesensibiliseerd, waardoor zij alerter zou zijn geworden op hedendaagse wreedheden. Op het eerste gezicht lijkt dit een plausibel idee, gezien de frequentie waarmee de holocaust in herinnering wordt gebracht om ontsporingen in de samenleving aan de kaak te stellen. Het is echter de vraag hoe bruikbaar de 'nooit meer'-les in de praktijk is. De manier waarop de holocaust in ons geheugen ligt, kan namelijk ook een (onbedoeld) tegengesteld effect hebben: desensibilisatie voor hedendaagse wreedheden.^1 De veronderstelde uniciteit van de holocaust betekent dat elke vergelijking met de holocaust als niet legitiem of zelfs misplaatst kan worden afgedaan. Door de holocaust te bestempelen als de maatstaf voor het kwaad in de wereld, kunnen wreedheden die niet aan de 'holocaustcriteria' voldoen, gemakkelijk gebagatelliseerd worden. Het resultaat is dat de wereld gedesensibiliseerd raakt voor contemporaine wreedheden: 'Compared to the Holocaust, anything else looked not so bad'.72 De collectieve herinnering aan de holocaust manifesteerde zich duidelijk tijdens de oorlog in Bosnië. De voortdurende vergelijking tussen de etnische zuiveringen in Bosnië en de holocaust had zowel een sensibiliserend als een desensibiliserend effect op de opinievorming. Enerzijds raakte de publieke opinie gesensibiliseerd door de schok van herkenning die de nieuwsberichten uit Bosnië teweeg brachten. 'It is happening again; the shock of recognition is overwhelming'^^^ ^ei een rabbi uit Californië. Vaker en met meer overtuiging dan tijdens eerdere crises werd benadrukt dat appeasement onaanvaardbaar was. Die gedachte werd nog eens versterkt doordat de Bosnische oorlog voortdurend in de spotlights stond. In de discussie rondom een mogelijk militair ingrijpen in Bosnië benadrukten voorstanders van interventie dat 'the crime of indifference' niet mocht worden herhaald. 'Is it possible that fifty years after the Holocaust, the nations of the world, including our own, will stand by and do nothing, pretending we are helpless?''^'*, schreven drie invloedrijke Amerikaans-joodse organisaties in The New York Times. Op 22 april 1993 plaatste The New York Times een essay van Zbigniew Brzezinski, 'Never again, except for Bosnia', waarin te lezen viel: '"Never again." The empathie words echo and re-echo this week (...) Yet what are we hearing? Is this truly a proclamation of a moral imperative? Or merely a pompous affirmation of hypocrisy?'''^ Anderzijds raakte de publieke opinie gedesensibiliseerd doordat critici, die vonden dat de etnische zuiveringen in Bosnië niet vergeleken konden worden met de schaal, systematische planning en extremiteit van de holocaust, de gebeurtenissen in Bosnië bagatelliseerden. Zo noemde een columnist van de Washington Post de vergelijking van de gebeurtenissen in Bosnië met de holocaust 'like calling a traffic cop a
17
Nazi for ticketing your cafj^ In het interventiedebat vonden de tegenstanders van militair ingrijpen de vergelijking met de holocaust ongepast. Sommigen vonden de gelijkstelling tussen de holocaust en de etnisch zuiveringen in Bosnië zelfs beledigend, omdat de holocaust hierdoor getrivialiseerd werd. Volgens Warren Christopher, minister van Buitenlandse Zaken onder president Clinton, was Bosnië een 'morass of deep distrust and ancient hatreds; there were atrocities on all sides'. Op de vraag of etnische zuiveringen niet hetzelfde waren als genocide, antwoordde hij: 'I have never heard of any genocide by the Jews against the German people'.'''' Het feit dat de holocaust zich in het Westen heeft ontwikkeld tot criterium op grond waarvan contemporaine misdrijven worden beoordeeld, leidde er volgens Novick toe dat het debat over Bosnië zich verlaagde tot weerzinwekkende vragen of de gebeurtenissen in Bosnië al dan niet '"truly holocaustal or merely genocidal"; "truly genocidal or merely atrocious"' waren.^^
Het effect van 'holocaustachtige' beelden Wat is nu precies het effect van beelden van wreedheden in het algemeen - en in het bijzonder van 'holocaustachtige' beelden van vermagerde mannen achter prikkeldraad? Volgens Susan Sontag, auteur van On Photography (1990), is een beeld op zichzelf niet of nauwelijks in staat om een bepaalde reactie op te wekken. In hoeverre een beeld een morele reactie veroorzaakt, wordt bepaald door de context waarin het beeld wordt geïnterpreteerd. Voordat een beeld van een gebeurtenis een reactie opwekt, moet een zeker bewustwordingsproces rondom die gebeurtenis op gang zijn gebracht.'^' Op de avond van 6 augustus 1992, het moment waarop de ITN-beelden door de ether gingen, was een dergelijk bewustwordingsproces al op gang gebracht. Enkele journalisten hadden het proces al vóór de uitzending in gang gezet door te berichten over wreedheden die zich in Bosnisch-Servische kampen voordeden. Bovendien werd het bewustwordingsproces in bredere zin beïnvloed door de collectieve herinnering aan de holocaust. Willem Breedveld, parlementair journalist bij Trouw, vat het proces helder samen: 'Nieuws is datgene wat een verwachting bevestigt. Liefst op een verrassende manier'.80 Volgens deze 'formule' kunnen de ITN-beelden inderdaad als nieuws worden beschouwd dat een zekere verwachting bevestigde - namelijk het bestaan van kampen - en dat bovendien op een 'verrassende' manier werd overgebracht: ze deden visueel sterk denken aan de holocaust. Hoe valt dan te verklaren dat de internationale gemeenschap allesbehalve adequaat reageerde op de ITN-beelden en de reactie van het publiek aanvankelijk hevig was, maar na verloop van tijd wegebde? De hoogleraar communicatiewetenschappen Barbie Zelizer verklaart dit aan 27.2
de hand van het 'remembering to forget'-mechanisme.^i Holocaustachtige beelden van hedendaagse wreedheden brengen niet simpelweg het verleden in het heden naar voren. Zij hebben een omgekeerd tijdseffect: ze verplaatsen het heden naar het verleden, waardoor eigentijdse wreedheden als het ware getransformeerd worden tot historische artefacten waarop het heden geen invloed kan uitoefenen. We gebruiken het verleden dus om het heden te 'vervangen'. De beelden die de wereld op 6 augustus 1992 te zien kreeg, deden zo'n sterk appèl op de herinnering aan de holocaust, dat de toeschouwer eigenlijk meer zag van de holocaust dan van wat zich in Bosnië afspeelde. De visuele herinnering aan de holocaust heeft zich volgens Zelizer zodanig ontwikkeld dat de mate waarin deze opgeroepen wordt, een potentiële publieke en politieke respons op hedendaagse wreedheden neutraliseert. Ze omschrijft het mechanisme als volgt: 'We may remember earlier atrocities so as to forget the contemporary ones'.^^ De herinnering aan de holocaust wordt dus gebruikt om letterlijk - in termen van tijd - én figuurlijk - in termen van politieke en morele verantwoordelijkheid afstand te nemen van hedendaagse wreedheden. Sontag verklaarde in The Wall Street Journal: 'It's as if the camera crews were inside the Warsaw Ghetto and people said, "Oh, that's just age-old European antiSemitism, what can we do?"'83 Tijdens de Bosnische crisis profiteerden de media van de collectieve herinnering aan de holocaust door hedendaagse wreedheden op iconische 'holocaustachtige' wijze te laten zien en in bekende terminologie te beschrijven. Door op die manier aandacht te trekken, ondermijnden zij de context van hedendaagse wreedheden en hielpen zij de toeschouwer of lezer eigentijdse wreedheden te categoriseren, waardoor de belangstelling sneller verslapte.
Conclusie De beelden van Trnopolje die begin augustus 1992 wereldwijd op televisie werden uitgezonden, veroorzaakten een enorme weergalm in de media, die tot dan toe hadden verzuimd acht te slaan op de beschikbare informatie over kampen in het noordwesten van Bosnië. Toen eenmaal de woorden 'concentrationcamp' (The Guardian, 29 juli) en 'death camps' (Newsday, 2 augustus) in de pers waren gelanceerd en televisiekijkers geconfronteerd werden met beelden van vermagerde mannen achter prikkeldraad, schreeuwden de krantenkoppen het uit en werden de beelden keer op keer herhaald. Alic groeide uit tot hét symbool van de oorlog in Bosnië. De beelden waren de oplossing waar de Westerse publieke opinie naar op zoek was. Tijdens de ingewikkelde oorlog in Bosnië hadden journalisten en lezers grote moeite zich met één van de strijdende partijen te identificeren. Cijfers over vluchtelingenstromen en slachtofferaantallen in Bosnië waren er al in overvloed, maar zeiden de krantenlezers en televisiekijkers in het Westen weinig. Lijden zonder 19
beelden biedt immers weinig mogelijkheden tot identificatie; televisiefragmenten van uitgemergelde mannen achter prikkeldraad des te meer. Met de beelden van Trnopolje, die pas écht lieten zien hoezeer er geleden werd in Bosnië, werd de schuldvraag beantwoord. 'Ineens' had het Westen glashelder voor ogen wie in Bosnië de boosdoeners en wie de slachtoffers waren. Het zwart-wit patroon van misdadige Servische agressors en weerloze Bosnjakse slachtoffers verankerde zich in de Westerse beeldvorming. Van een CNN-effect naar aanleiding van de uitzending was nauwelijks sprake. De beelden brachten de machteloosheid en onwil van het Westen voor het voetlicht, verhevigden het interventiedebat, maar leidden niet tot effectieve maatregelen. Het was duidelijk dat de internationale gemeenschap in augustus 1992 absoluut geen trek had in een militaire interventie; tot meer dan intensivering van humanitaire actie was zij niet bereid. Voor Westerse politici ging het er vooral om hoe zij het ontstane publieke protest het beste het hoofd konden bieden. De collectieve herinnering aan de holocaust heeft de manier waarop de beelden geïnterpreteerd werden, onmiskenbaar beïnvloed. De Tweede Wereldoorlog werd ingeschakeld als middel om een zwart-wit beeld van de oorlog te scheppen. De Bosnische Serven werden geëtiketteerd als de nazi's van de jaren negentig; het lot van de Bosnjakken werd vergeleken met dat van de joden. Op de publieke opinie had de collectieve herinnering aan de holocaust zowel een sensibiliserend als een desensibiliserend effect. Doordat de holocaust in de berichtgeving over de Bosnische oorlog veelvuldig werd gerecycled, verloren de gebeurtenissen in Bosnië hun eigen context en werd het heden als het ware naar het verleden verplaatst. Vijf jaar later veroorzaakte de ITN-uitzending, die al zoveel stof had doen opwaaien, ook nog een journalistieke controverse. In 1997 spande ITN een rechtszaak aan tegen het Britse maandblad LM, dat een omstreden artikel van Thomas Deichmann over de ITN-reportage had gepubliceerd. Deichmann meende dat de beelden misleidend waren, omdat de Britse journalisten in zijn ogen ten onrechte de suggestie hadden gewekt dat Alic achter prikkeldraad gevangen zat. De 'prikkeldraadkwestie' leidde tot een keiharde juridische strijd, waarin ITN, dat door het Britse Hooggerechtshof in 2000 in het gelijk werd gesteld, uiteindelijk aan het langste eind trok. Acht jaar na de veelbesproken ITN-uitzending stond Fikret Alic nog steeds in het middelpunt van de belangstelling.**** Waar één beeld al niet toe kan leiden.
27.2
Noten 1 Een opmerking over een taalkundige kwestie omtrent de benaming van de verschillende nationale identiteiten in Bosnië. In veel journalistieke en wetenschappelijke publicaties wordt de islamitische bevolking in Bosnië aangeduid als '(Bosnische) Moslims' met een hoofdletter m, in tegenstelling tot de term 'moslims' met een kleine letter m, die naar de religie verwijst. Het bezwaar van de term 'Moslims' is dat hij onvoldoende duidelijk maakt dat het bij 'Moslims' in Bosnië gaat om een nationale of etnisch-culturele identiteit. Bovendien spreken we in het geval van Serven en Kroaten die in Bosnië wonen ook niet van 'Orthodoxen' en 'Katholieken'. Van 1968 tot 1994 heetten de Moslims in Bosnië officieel Musiimanen. Sinds 1 maart 1994 (Akkoord van Washington) worden de Bosnische Moslims officieel aangeduid als Bosnjaci. Daarom heb ik ervoor gekozen de term 'Bosnjakken', enkelvoud 'Bosnjak', te gebruiken. De Servische bevolking in Bosnië duid ik aan als 'Serven', enkelvoud 'Serf, in plaats van 'Sen/iërs', enkelvoud 'Serviër'. 'Sen/iër' is afgeleid van het woord voor de staat Servië, terwijl veel Serven buiten Servië leven. Alle Serviërs zijn Serven, maar niet alle Serven zijn Serviërs. De term 'Bosniër' kan venwijzen naar een Serf, een Kroaat of een Bosnjak die in Bosnië woont.
2 'The Proof, Daily Mail, 07-08-1992. 3 'Belsen 92', Daily Mirror, 07-08-1992. 4 Zo sprak de Amerikaanse president George Bush naar aanleiding van de beelden van een 'humanitarian nightmare'; Nik Gowing, Real time television coverage of armed conflicts and diplomatic crises. Does it pressure or distort foreign policy decisions. The Joan Shorenstein Center on the Press, Politics and Public Policy, John F. Kennedy School of Government, Harvard tJniversity, Working Paper Series (1994) 29. 5 Bosnië-Herzegovina is de officiële naam van de republiek; vanaf nu gebruik ik de verkorte versie 'Bosnië'.
6 Voor het uitbreken van het conflict in april 1992 maakten de Bosnjakken in Bosnië 43,7%, de Sen/en 31,4% en de Kroaten 17,3% van de totale bevolking uit; zie Raymond Detrez, De sloop van Joegoslavië, Relaas van een boedelscheiding (Antwerpen 1996) 251.
7 Thomas Cushman en Stjepan G. Mestrovic, 'Introduction' in: Thomas Gushman en Stjepan G. Mestrovic ed.. This time we knew. Western responses to genocide in Bosnia (New York 1996) 1-38, aldaar 26. Dat de oorlog in Bosnië géén burgeroorlog was, maar het geplande en directe resultaat van Servische agressie tegen een door de VN erkende staat, wordt onder meer beschreven in Norman Cigars Genocide in Bosnia. The policy of 'ethnic cleansing' (College Station 1995), een zeer goed gedocumenteerd boek, en in Noel Malcolms veelgeprezen Bosnia. A short history (Londen, herz. ed. 2002), hoofdstuk 16 (The Destruction of Bosnia'; 1992-1993; 234-252) en de epiloog (A short survey of events, 1993-1995'; 253-271).
8 Srebrenica. Een 'veilig' gebied. Reconstructie, achtergronden, gevolgen en analyses van de val van een Safe Area (band 1), Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Amsterdam 2002) 617-618.
9 Riikka Kuusisto, Western definitions of war in the Gulf and in Bosnia. The rhetorical frameworks of the United States, British and French leaders in action (Helsinki 1999) 120. 10 Phillip Knightley, 'Few sections in the media industry provoke such moral and ethical dilemmas as photo journalism'. The Australian Photo Journalist, 09-12-2004, 1-12, aldaar 10.
21
11 Srebrenica, 619. 12 Ibidem, 624.
13 Bill Carter, 'Networks cutting back on foreign coverage', 7776 New Yorl< Times, 10-06-1992; als geciteerd door Srebrenica, 625.
14 Ed Vulllamy, S6asons in hell. Understanding Bosnia's war (Londen 1994) 114. 15 Srebrenica, 615-616.
16 Srebrenica, 617. 17 Roy Gulman,/A witness to genocide. The 1993 Pulitzer Prize-winning dispatches on the 'ethnic cleansing' of Bosnia (New York 1993) 28-33. Het artikel verscheen op 19 juli in Newsday onder de titel 'Prisoners of Serbia's war. Tales of hunger, torture at camp in north Bosnia'.
18 Ibidem, 29.
19 Maggie O'Kane, 'Muslims' nightmare under the long hot Yugoslavian sun', 777e Guardian, 29-07-1992; zie Srebrenica, 630, noot 338.
20 Phillip Knightley, 'Es stellt sich heraus, das der Stacheldraht nur ein Symbol war'. Novo 27 (1997). 21 Penny Marshall, News at Ten, 06-08-1992; beschikbaar op de website Virtual Security.Net: http;//www. virtual-security.net/attrocity/pt1 _vid.htm. 22 Gutman, Witness, xiii, xxxii. 23 Vulllamy, Seasons, 105. 24 Zie bijvoorbeeld de aanklacht van het tribunaal legen Simo Drijaca en Milan Kovacevic, case nr. IT-97-24I; beschikbaar op de website van het International Criminal Tribune for the former Yugoslavia: http://wv™/.un.org/icty/indiclment/english/kov-ii970313be.htm. 25 Gutman, Witness, 85.
26 Vulllamy, Seasons, 104. 27 Penny Marshall, News at Ten, 06-08-1992. 28 lan Williams, Channel 4 News, 06-08-1992; beschikbaar op de website Virtual SecuhtyNet: http://www.virtual-security.net/attrocity/pt1 _vid.htm.
29 'Belsen 92', Daily Mirror 07-08-1992.
27.2
30 'Belsen 1992', Daily Star, 07-08-1992.
31 Tfie Proof, Daily Mail, 07-08-1992. 32 Knigintley, 'Few sections', 8. 33 Tim Ewart, News at Ten, 'Detention Camps; World Media Reactions', 07-08-1992; beschikbaar op de website Virtual Security.Net: http://vTO/w.virtual-security.net/attrocity/pt1_vid.titm.
34 R. Howell, 'Outrage. At UN pressure for armed reply', Newsday, 07-08-1992; als geciteerd door Srebrenica, 640. 35 Interview op 03-05-1994; Cowing, Real time televison coverage, 40.
36 Stjepan G. Mestrovic, Ball
38 Uitzondering is Elsevier, waar de foto in een artil<el van Carolien de Gruyter (In Kroatië is iedereen goed', 08-08-1992) wel werd afgedrukt; zie Srebrenica, 645.
39 Interview op 05-05-1994; Gowing, Real time television coverage, 45.
40 Maarten Huygen, 'Bosnië plaatst VS voor dilemma', NRC Handelsblad, 27-06-1992.
41 Knigtitley 'Few sections', 10-11. 42 Marshall: 'I bent over backwards, I showed guards - Bosnian Serb guards - feeding the prisoners (...) i didn't call them death camps. I was incredibly careful, but again and again we see that image being used', in; 77ie Independent, 05-08-1993; als geciteerd door Srebrenica, 672, 673, 43 Vulliamy, Seasons, xii. 44 Stephen Engelberg en Chuck Sudetic, 'Conflict in the Balkans; in enemy hands'. The New York Times, 1608-1992; als geciteerd door Srebrenica, 694. 45 Peter Michielsen, 'Met geweten spreekt wel wat laat', NRC Handelsblad, 13-08-1992. 46 E. Sciolino, 'Clinton faults Bush over Bosnia policy'. The New York Times News Ser/ice, 11-12-1992; als geciteerd door Srebrenica, 644. 47 William Russell, 'Public debate run by media, not by events'. The Herald, 10-09-1993; ais geciteerd door Srebrenica, 682. 48 George Kenney 'How media misinformation lead to Bosnian Intervention', LM 97 (1997).
23
49 President Bush, 06-08-1992; als geciteerd door Kuusisto, Western definitions, 183. 50 Gowing, Real time television coverage, 29. 51 Don Oberdorfer en Helen Dewar, 'Clinton, senators urge Bush to act on Balkans', The Washington Post, 06-08-1992; als geciteerd door Srebrenica, 640.
52 Srebrenica, 640. 53 Hij zei dit in een telefonisch interview met Nik Gowing op 06-08-1992; Gowing, Real time television coverage, 31.
54 Srebrenica, 647. 55 Tony Smith, 'New reports of atrocities; Bush, U.N. commander counsel caution'. The Associated Press, 07-08-1992; als geciteerd door Srebrenica, 697.
56 Warren P. Strobel, Late-breaking foreign policy. The news media's influence on peace operations (Washington 1997) 148; als geciteerd door Sreören/ca, 699. 57 Nk Gowing, Real time television coverage, 4-9.
58 Interview op 30-11-1993; Gowing, Real time television coverage, 13.
59 Interview op 14-04-1994; Gowing, Real time television coverage, 14.
eOStjepan G. Mestrovic, 'Postemotional politics in the Balkans', Soc/e/y 32 (1995)69-77, aldaar 69, 7 1 . 61 The New York Times, 20-05-1992; als geciteerd door Mestrovic, Balkanization, 43. 62 Srebrenica, 628. 63 Ibidem, 686.
64 Als geciteerd door Mestrovic, Balkanization, 43. 65 Ed Vulliamy, 'I stand by my story'. The Guardian, 02-02-1997.
66 Mark Thompson, A paper house. The ending of Yugoslavia (New York 1992) 314; als geciteerd door Brendan Simms, 'Bosnia: the lessons of history' in: Cushman en Mestrovic ed., This time we knew, 65-78, aldaar 68.
67 Maurice Halbwachs, La mémoire collective (2e herz. ed.; Parijs 1968) 57. 68 Halbwachs, La mémoire collective, 68-69.
27.2
69 Peter Novick, The Holocaust and collective memory. The American experience (Londen 1999) 279: 'Collective memory (...) is characteristically an arena of political contestation in which competing narratives about central symbols in the collective past, and the collectivity's relationship to that past, are disputed and negotiated in the interest of redefining the collective present.' 70 Ibidem, 9. 71 Ibidem, 257: 'By making the Holocaust the emblematic atrocity, have we made resemblance to it the criterion by which we decide what horrors command our attention? Is the (quite unintended) result that horrors which don't meet that criterion seem unsufficiently dramatic, even a bit boring?'
72 Novick, The Holocaust, 255.
73 Harold M. Schulweis geciteerd in Nancy Hill-Holtzmann, 'Images of atrocities in Bosnia stir protest', Los Angeles Times, 08-08-1992; als geciteerd door Novick, The Holocaust, 254. 74 'Stop the deathcamps', 777e New York Times, 05-08-1992; als geciteerd door Novick, The Holocaust, 251. 75 Zbigniew Brzezinski, 'Never again, except for Bosnia', The New York Times, 22-04-1993; als geciteerd door Mestrovic, Balkanization, 32. De publicatie van dit essay viel overigens pijnlijk samen met de opening van het Holocaust Memorial Museum in Wahington op 22 april 1993. 76 Richard Cohen, 'Nothing new here', Washington Post, 22-04-1992; als geciteerd door Novick, The Holocaust, 252. 77 Warren Christopher geciteerd in Elaine Sciolino, 'U.S. goals on Bosnia', The New York Times, 19-05-1993; als geciteerd door Novick, The Holocaust, 253.
78 Ibidem, 14. 79 Susan Sontag, On photography (New York 1990); als geciteerd door Barbie Zelizer, Remembering to forget Holocaust memory through the camera's eye (Chicago 1998) 11. 'A photograph that brings news of some unsuspected zone of misery cannot make a dent in public opinion unless there is an appropriate context of feeling and attitude (..) The contribution of photography always follows the naming of the event.'
80 Dit zei hij in een interview voor het NIOD-rapport op 11-10-2000; Srebrenica, 685.
81 Zelizer, Remembering, 202-210. 82 Zelizer, Remembering, 227.
83 Susan Sontag geciteerd in Carta Anne Robbins, 'Americans' inaction stirs critics to debate and despair'. The Wall Street Journal, 18-03-1994; als geciteerd door Novick, 7?7e Holocaust, 254. 84 Fikrat Alic, die centraal stond in de beelden van Trnopolje, wist de ooriog in 1993 te ontvluchten en woont tegenwoordig met vrouw en kind in Hjorring, Denemarken.
25