Notulen van Provinciale Staten Vergadering
12 november 2014
Index
Paginanummer
Opening van de vergadering
20591
Regeling van de werkzaamheden
20591
Begroting 2015, Meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting (6743)
20591
Tarievenkader OV 2014 (6749)
20634
Begroting Fonds Nazorg gesloten stortplaatsen 2015 (6744)
20639
Inpassings- en exploitatieplan Bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard (6747)
20639
Kaderstelling Europese aanbesteding OV-concessies Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee (6745)
20639
Verzamelwijziging 2014 (6754)
20639
Verordening elektronische regelgeving Zuid-Holland (6750)
20639
Bijstelling begrotingssubsidies en 2de aanvraagperiode subsidieplafonds 2015 (6752)
20639
Zienswijze PS over concept eerste begrotingswijziging 2014 Randstedelijke Rekenkamer (6753)
20639
Notulen van Provinciale Staten van 15 oktober 2014
20639
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20591
Notulen van de vergadering van 12 november 2014 in de Statenzaal van het provinciehuis te ‘s-Gravenhage. (Geopend om 10.00 uur) Voorzitter: de heer J. Smit Griffier: de heer L. van Luijk Volgens de presentielijst zijn aanwezig 53 leden, te weten: Van Aelst, Bal, Blokhuizen, Braam, Branderhorst, Brands, Breitbarth, Brill, Démoed, Van Dieren, Van Dobben de Bruijn, Van Dongen, Van Egmond, Hassan, Heemskerk, Hillebrand, Hoogendam, Jansen, Jarmohamed, Keulen, Kip, Kleijweg, Koning, Kruis, Lionaar, Loose, Ludema, Meurs, Van der Nat, Noordermeer, Overwater, Paymans, Privé, Propstra, Van Santen, Schaapman, Schuringa, Smits, Snellink, Solms, Van der Stoep, Stoop, Struijlaard, Van der Tas, Verkoelen, F. Vermeulen, P.L. Vermeulen, Van Viegen, Van de Vondervoort, De Vree, Weide, Wenneker, De Zoete
Meerjarenbegroting Provinciale Infrastructuur, de openstellingsbesluiten subsidieplafonds SNL 2015 en de Verordening precariobelasting provincie Zuid-Holland 2013 en de bijbehorende tarieventabel 2015. De vaste sprekersvolgorde wordt gehanteerd: eerst de grootste oppositiepartij, dan de grootste coalitiepartij enzovoorts. Wij gaan over tot de eerste termijn van Provinciale Staten. Mag ik het woord geven aan de heer Hillebrand van de PvdA? De heer HILLEBRAND (PvdA): Toen ik dit weekend achter mijn computer kroop met een leeg blad voor mij op het beeldscherm, lukte het maar moeilijk om een verhaal op papier te krijgen. Dat had een paar oorzaken. De PvdA is voorstander van het houden van algemene beschouwingen bij de behandeling van de kadernota en in juli gaf ik daarom al uitgebreid aan wat wij vinden van een begroting voor 2015, bijvoorbeeld van de prioriteit die daarin opnieuw wordt gegeven aan bereikbaarheid over de weg. Het heeft weinig zin om dat verhaal vandaag nog eens dunnetjes over te doen. Ik zal dat ook niet doen.
Afwezig zijn de leden: Erbas, Van den Berg
OPENING De VOORZITTER: Goedemorgen. Welkom. Ik open de vergadering. 1.
REGELING VAN WERKZAAMHEDEN
De VOORZITTER: Er is bericht van verhindering ontvangen van de heer Erbas (Fractie Erbas) en de heer Van den Berg (PVV). Via de postvakken en de e-mail is een vragenlijst verspreid over de evaluatie Statenperiode 2011-2015. Ik vraag u om deze in te vullen en uiterlijk 1 december 2014 in te leveren bij de griffie. Het presidium heeft besloten om de spreektijd voor deze vergadering vast te stellen op zes uur. Het versienummer van de huidige agenda is 3.0. Wenst iemand het woord hierover te voeren? Nee, dan is het aantal spreekuren vastgesteld op zes uur. ALDUS WORDT BESLOTEN. Na afloop van de vergadering zal ik u uitnodigen om gezamenlijk een borrel te drinken of een glaasje limonade of sap op de laatste begroting van deze Statenperiode want daarover gaan wij het vandaag hebben. De besluitvorming over de bij agendapunt 2A ingediende moties en amendementen vindt plaats met behulp van een stemmingslijst. Aan het eind van de beraadslagingen zal de griffie de stemmingslijst ronddelen. Dan zijn wij toe aan punt 2. 2.
BESPREEKSTUKKEN
A.
BEGROTING 2015 (6743), MEERJARENPROGRAMMA’S (6746), SUBSIDIEPLAFONDS 2015 (6748) EN VERORDENING PRECARIOBELASTING (6751)
De VOORZITTER: Aan de orde zijn de voorstellen van GS tot vaststelling van de provinciale Begroting 2015, de
Dit is echter wel de laatste begrotingsbehandeling van deze Statenperiode en alleen wat zeggen over wat wij in de commissievergadering aankaartten is ook zo weinig aantrekkelijk. Dat leidt bovendien tot een herhaling van zetten die, zo vrees ik, uiteindelijk tot helemaal niets zal leiden. Ik geef een karakteristiek voorbeeld uit de commissie Groen en Water om te verduidelijken wat ik bedoel. Mevrouw Hassan stelde een vraag over biodiversiteit. Ik citeer: “Wij vinden nog steeds dat de ambities te laag zijn, plannen worden uitgesteld, ambities die niet worden gerealiseerd, worden simpelweg omlaag bijgesteld, zaken worden telkens doorgeschoven, vooral in het programma Groen. Vrijvallende bedragen komen bovendien niet ten goede aan het programma. Gaan wij nu echt zo veel minder doen dan wij van plan waren?” De gedeputeerde antwoordde daarop als volgt, ik citeer: “U hebt de ambities in deze Staten vastgesteld en daar doen wij niets aan af. Maar het duurt soms langer en dus blijven de prestaties wel achter bij de ambities.” Vervolgens somde de gedeputeerde een aantal oorzaken op die aan het aflagen of verminderen van de prestaties ten grondslag lagen en daarmee was de discussie beëindigd. Ik kan overigens tientallen andere voorbeelden geven van vragen van elke andere fractie, inclusief de collegefracties, aan elke gedeputeerde met vergelijkbare bijbehorende antwoorden. Dit karakteristieke vraag- en antwoordspel, mijnheer de voorzitter, levert de Zuid-Hollandse samenleving uiteindelijk niets op. Begrijp mij niet verkeerd; er is niets mis met de gestelde vraag over de begrotingsindicatoren voor biodiversiteit, noch met de juistheid van het daarop gegeven antwoord. De setting waarin het gesprek plaatsvindt, leidt er kennelijk echter wel toe dat de vraag automatisch een kritische ondertoon krijgt want wij zijn immers ingehuurd om GS te controleren. En GS zien het vervolgens, ook weer volstrekt logisch, als hun taak om zich daartegen te verdedigen. Ik twijfel er niet aan dat de gedeputeerde en de vragensteller zich beiden zorgen maken over de afnemende biodiversiteit in onze provincie en deze, natuurlijk voor zover de beschikbare middelen dat toelaten, zo veel mogelijk wensen te herstellen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20592 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Tot een gesprek over de vraag wat de provincie wellicht zou kunnen doen om dat op de beste manier te bereiken, komt het echter niet. Dat geldt niet alleen voor de biodiversiteit, ik kan ook vragen of wij met elkaar, ondanks de enorme trek van mensen naar de steden, nou echt niet de ambitie hebben om meer te bereiken dan consolidatie van het aantal OV-gebruikers. Ik ken in dit huis geen enkele fractie of gedeputeerde die zegt dat meer gebruik van het OV niet nodig is in Zuid-Holland. En toch staat het wel zo in de indicatoren in de begroting en komen wij niet tot een gesprek over de vraag of en hoe wij het gebruik van het OV wellicht, met de beschikbare middelen, toch zouden kunnen vergroten. En over de toekomst van de melkveehouderij in onze veenweidegebieden lees ik al helemaal weinig. Het loslaten van de melkquota wekt in sommige kringen vrees voor het versneld verdwijnen van het grondgebonden karakter van deze sector. Omgekeerd heeft juist die grondgebondenheid in het veenweidegebied een natuurlijk eindpunt als gevolg van inklinkend veen en bodemdaling. Hoe kijken wij als Provinciale Staten daarnaar vanuit onze kernverantwoordelijkheid voor het landbouwbeleid en het landschap? Ik heb mij afgevraagd waarom wij als Statenleden zo weinig over dit soort fundamentele vragen met elkaar spreken. Ik meen dat het mede voortvloeit uit ons vaste ritueel van de vierjaarlijkse politieke cyclus. Dat ritueel ziet er ongeveer als volgt uit. Na de verkiezingen volgt een soms meer en soms minder voorspelbare stoelendans, waarna zij die een stoeltje weten te bemachtigen, binnen en paar weken tijd een beetje beschikbaar geld over de prioriteiten uit hun verkiezingsprogramma verdelen. Daarna wordt zo snel mogelijk een college als team het veld in gestuurd om het gesloten akkoord uit te voeren. In de vier jaar die volgen vormen de gemaakte afspraken vervolgens de maat der dingen en begint het zo vertrouwde maar weinig bevredigende vraag- en antwoordspel. Echt inhoudelijke discussies over de problemen van de Zuid-Hollandse samenleving komen daarna slechts spaarzaam voor. Begrijp mij goed; ik verwijt dat echt niemand want wij doen er allemaal aan mee, ook mijn fractie. Het is echter wel deze overpeinzing die mij dit weekend enigszins blokkeerde toen ik achter mijn blanco vel papier was gaan zitten. Daarom besloot ik uiteindelijk om vandaag gewoon maar eens de vraag op tafel te leggen of wij dat in de volgende Statenperiode nou niet anders, beter, net iets leuker zouden kunnen organiseren. Ik zie zelf natuurlijk ook de noodzaak van coalitievorming en ik zie ook het nut van het vooraf op hoofdlijnen afspraken maken binnen de coalitie. Ik ben politicoloog. Provinciale Staten zullen als controlerend orgaan ook altijd kritische vragen aan GS blijven stellen en GS zullen zich daartegen blijven verdedigen. Dat is logisch maar is er geen manier om ervoor te zorgen dat het echte denken, de echte dialoog na de vorming van een nieuw college niet stopt maar juist begint. Ik noem graag nog een paar andere voorbeelden. Binnenkort stemmen wij over de ontheffingsaanvraag van Schiedam voor Decathlon. Dat zal, net als het debat over het Factory Outlet Center, vermoedelijk wel een echt inhoudelijk debat worden. Maar wat de uitkomst ook wordt, de grote problemen van de kernwinkelcentra, inclusief die van Schiedam, worden er niet mee opgelost. Waar ligt dan wel de
Hillebrand
oplossing voor het wegvallend draagvlak voor onze binnensteden? En wat kunnen wij daarbij betekenen? Eenvoudige oplossingen zijn er niet. Kunnen wij daar nu niet eens met elkaar naar zoeken? En wat te denken van de werkloosheid die ook in onze provincie nog steeds schrikbarend hoog is, en meer in het bijzonder de kansen op een baan voor mensen met een forse afstand tot de arbeidsmarkt? Wat kunnen wij voor hen betekenen? Lopen wij als werkgever in de pas met het gesloten sociaal akkoord of ligt hier wellicht een kans om als provincie een voorbeeldrol te pakken? Kunnen wij misschien nog meer betekenen voor deze doelgroep? Omdat deze kwestie al op korte termijn speelt, vraag ik vandaag graag aan het college of het ons nog sneller dan reeds werd toegezegd in de commissie Bestuur en Middelen informatie wil verschaffen over zijn inzet en de hierbij spelende kansen en belemmeringen, zodat wij hierover snel met elkaar van gedachten kunnen wisselen. Ik ken de verkiezingsprogramma’s van de partijen in dit huis nog niet maar ik zal er niet ver naast zitten als ik de verwachting uitspreek dat werk, innovatie van de ZuidHollandse economie, ambities rond biodiversiteit en verduurzaming en behoud en verbetering van mobiliteit zaken zijn, waarmee veel partijen in deze zaal successen willen boeken. Door politieke tegenstellingen, of vermeende tegenstellingen, en ons vaste ritueel komen wij in de dagelijkse praktijk echter maar bar weinig toe aan een echt gesprek met elkaar over de zaken, waarvoor wij eigenlijk de politiek in gingen, onze politieke dromen, onze idealen, onze politieke passie. Daarom vandaag van mij geen standaardbijdrage aan de algemene beschouwingen over de begrotingen. Daarom vandaag ook geen oordeel over het college. Daarvoor krijgen wij nog alle gelegenheid in januari bij de evaluatie en in de campagne. Vandaag doe ik aan alle andere fracties in deze zaal een uitnodiging. Ik nodig u uit om, los van het politieke ritueel dat gewoon zijn loop zal krijgen, buiten deze zaal, met ons van gedachten te wisselen over een aantal zaken dat ons echt raakt, waar wij wakker van liggen, of waarvoor wij juist kansen zien. Zaken waarbij de provincie in de komende jaren een rol kan spelen en misschien nog meer kan betekenen dan nu. Zelf raakte ik recent geïnspireerd door het rapport Better Growth, Better Climate van the Global Commission on the Economy and Climate. Deze commissie bestaat uit gerenommeerde wetenschappers en vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven. Uit Nederland zijn oud-minister Maria van der Hoeven en Paul Dolman, CEO van Unilever, lid van deze commissie. Het rapport betoogt dat de komende vijftien jaar essentieel zijn voor onze toekomst. Als wij in deze periode onze economie op een verstandige manier verduurzamen – en de schrijvers van het rapport zien daarvoor tal van kansen – realiseren wij economische groei tegen een fractie van de kosten die wij zullen moeten maken, als wij de kansen voor verduurzaming niet grijpen. Het rapport kiest drie pijlers voor een aanpak in de genoemde periode van vijftien jaar. Dat is dus een periode waarvan een derde na afloop van de volgende collegeperiode verstreken zal zijn. De drie pijlers uit dit rapport zijn onze energievoorziening, landgebruik en de ontwikkeling van onze steden.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20593
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Het gaat te ver om het rapport hier uitgebreid samen te vatten maar ik zou de inhoud graag eens buiten de hectiek van deze politieke arena met jullie bespreken, bijvoorbeeld in een informele bijeenkomst van lijsttrekkers of kandidaten van verschillende partijen in dit huis, om eens in alle rust te bezien waar onze dromen en idealen elkaar overlappen. En dit natuurlijk in de hoop dat het ertoe bijdraagt dat wij in de volgende periode vaker met elkaar spreken over onze politieke passie en hoe wij samen nog meer voor de Zuid-Hollandse samenleving kunnen betekenen. Vandaag dus geen dikke stapel door ons ingebrachte moties of amendementen maar slechts de aankondiging van een uitnodiging die wij u binnenkort zullen doen toekomen. Wij zijn benieuwd of u deze aanneemt. Ik noemde alvast één inhoudelijk gespreksonderwerp maar suggesties zijn natuurlijk van harte welkom. Aan onze Commissaris van de Koning vraag ik bij dezen graag of hij wellicht gespreksleider zou willen zijn bij zo’n informeel gesprek. Mij geeft het vooruitzicht van een echt gesprek over inhoudelijke uitdagingen waarvoor wij komen te staan, met natuurlijk de politieke verschillen die hier zijn en blijven, in ieder geval meer energie dan ik dit weekend had toen ik aan dit verhaal begon. Ik hoop u ook. Dank u voor uw aandacht. De heer WENNEKER (D66): Volgens mij deed de heer Hillebrand een concreet verzoek aan de fracties om te reageren op zijn voorstel, dus dat wil ik dan ook graag doen namens D66. Ik ben gecharmeerd van uw betoog en de vorm die u gekozen hebt. Wij nemen uw uitnodiging om op de wat grotere onderwerpen wat langer en dieper in te gaan, ook al zullen wij even naar de vorm moeten kijken, graag aan. De heer HILLEBRAND (PvdA): Dank u wel. De VOORZITTER: Ik neem de uitnodiging die u in mijn richting doet, ook graag aan. Dank u wel. Ik geef het woord aan de heer F. Vermeulen van de VVD. De heer F. VERMEULEN (VVD): De laatste begroting van deze Statenperiode maakt dat veel partijen vandaag diverse schoten voor de boeg zullen geven in de richting van de verkiezingen. De vraag is natuurlijk wel of na de verkiezingen ook raak geschoten kan worden. Voor de VVD is bij deze begroting vooral van belang dat er weer een stap gezet wordt in op het orde brengen van de provinciale financiën en de organisatie met als doel om voor een volgende periode een stevig fundament te leggen onder de keuzes die door een volgende Staten kunnen worden gemaakt. Met name op het gebied van infrastructuur zijn daar forse stappen gezet met het MPI en het MPO. Een groot compliment voor het college is daarbij op zijn plaats. De provincie bestaat in haar huidige bestuurlijke vorm tweehonderd jaar. De geschiedenis van het middenbestuur gaat nog verder terug maar met de viering van tweehonderd jaar koninkrijk staan wij ook gelijk stil bij tweehonderd jaar provinciaal bestuur in Zuid-Holland. Voor de VVD is het niet de vorm die een feestje waard is maar wel de inhoud. Wat heeft de provincie daadwerkelijk bijgedragen aan de economische ontwikkeling, de veiligheid, leefbaarheid en de bereikbaarheid van dit deel van de Randstad? Dat is niet onaanzienlijk en dat kan inspireren voor heden en toekomst. Als je het boek ‘Behoedzaam bestuur, twee eeuwen provincie Zuid-Holland’ leest, blijkt dat je als provincie best zelfvertrouwen mag
Hillebrand, Wenneker, Voorzitter en F. Vermeulen
hebben of, zoals de Limburgse wetenschapper Van Elmpt zijn boek over de geschiedenis van de provincie Limburg noemde: ‘Een besef van eigen kracht’. Juist in deze tijd waarin besturen in ons land ingewikkelder lijkt dan ooit; landsgrenzen vervagen binnen de Europese context en gemeentegrenzen vervagen door intensievere regionale samenwerking. Een samenwerking die niet alleen afbreuk kan doen aan bestuurskracht en democratische legitimatie van gemeenten maar ook aan die van de provincie. Ik zeg met nadruk ‘kan’ omdat het gaat om de wijze waarop je daarmee omgaat. Het boek Behoedzaam Bestuur laat zien dat de rol van de provincie juist succesvol is geweest als partner van gemeenten om hen te ondersteunen en ontwikkelingen mede mogelijk te maken. Vanuit onze kerntaken kunnen wij naast en met gemeenten helpen om te bouwen aan een beter en sterker Zuid-Holland. De regioconferentie die afgelopen maandag plaatsvond in de Duin- en Bollenstreek is daarvan een voorbeeld maar dat geldt ook voor de detachering van een provinciaal ambtenaar om de economische visie van die streek mede vorm te geven. De afspraak met de Hoeksche Waard dat er binnen een jaar toch een keuze gemaakt moet zijn over de bestuurlijke toekomst van dat gebied, is dat ook. Argumenten en ondersteuning zijn belangrijk maar een deadline is soms ook een heel goede steun in de rug en een doorslaggevend argument tegelijk. De vraag is ook of de gemeenten in de Hoeksche Waard, zoals gisteren in de pers was te lezen, zich hebben gecommitteerd aan die termijn van één jaar en ook dat de uitkomst van het onderzoek dat zij gaan doen door hen zal worden overgenomen. De rol van de provincie in het delen van kennis en ervaring tussen gemeenten moet niet worden onderschat. In september 2014 waren in dit huis op initiatief van de voorzitter meer dan 250 raadsleden bijeen. Dat was een bijeenkomst die leidde tot nieuwe energie en verbinding. Ga zo door! Ik heb hier eerder gesproken over de mogelijkheid om met gemeenten te kijken naar het delen van best practices, bijvoorbeeld op het gebied van dienstverlening. In een aantal gemeenten zijn goede ervaringen opgedaan met het naar de inwoners en bedrijven toegaan in plaats van hen naar een centraal gelegen gemeentehuis te laten komen voor een geboorteaangifte, paspoort over vergunning. Bijvoorbeeld in de gemeente Molenwaard. Ik vroeg in mijn eigen gemeente waarom het daar nog niet gebeurde, waarop een medewerker antwoordde dat hij dan geen werk meer zou hebben. Daar gaat het natuurlijk niet om. Het gaat om de service aan de inwoners en niet om de banen van de ambtenaren, die overigens straks ook nog een baan hebben als zij bij mensen op zoek moeten gaan. De vraag is dus wat het college kan bijdragen aan het met elkaar in contact brengen van verschillende gemeenten om die goede voorbeelden te delen. Het college, ik zei het al eerder, heeft uitstekend werk verricht in de afgelopen periode. De opdracht was om met minder gedeputeerden meer te doen. De twee lege plekken achter de tafel zijn daarvan blijvende getuigen. De VVD kijkt met vertrouwen uit naar de evaluatie die in januari 2015 door deze Staten zal worden besproken. De enkeling die aan het begin van deze periode de hoop, de verwachting uitsprak, dat dit nogal vernieuwende college met een spannende samenstelling van partijen, de eindstreep niet zou halen, komt bedrogen uit.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20594 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Daarbij benadruk ik maar alvast dat de VVD ziet dat veel van de door dit college gedane beloften zijn gerealiseerd. Bezuinigingen die noodzakelijk waren om de provincie een scherper profiel en meer financiële armslag te geven, hebben structureel meer opgeleverd dan gedacht. Het ambtelijk apparaat is geslonken, zowel in vaste formatie als de externe inhuur. Op infrastructuur en groen zijn enorme slagen gemaakt op het gebied van de uitvoering van de beleidsvoornemens. De jeugdzorg kan goed worden overgedragen aan de gemeenten en met de nieuwe VRM biedt het ruimtelijk beleid ook echt ruimte. De provinciale belasting is niet gestegen maar relatief zelfs gedaald. De VVD heeft met betrekking tot deze begroting een duidelijke lijn. Het financieel kader biedt ruimte voor een volgende periode en na de verkiezingen kunnen duidelijke keuzes gemaakt worden ten aanzien van de organisatie, de provinciale belastingen en uitgaven. De VVD heeft er steeds op aangenomen dat alle informatie tijdig beschikbaar is om die keuzes daadwerkelijk te kunnen maken. Provinciale Staten moeten inzicht hebben in mogelijke scenario’s voor de grootte van de organisatie, de kwaliteit en de financiële ruimte, mogelijke bezuinigingen en noodzakelijke investeringen. Daardoor worden college onderhandelingen – zeg ik tegen de heer Hillebrand – ook transparanter. Alle partijen hebben dan immers dezelfde informatie vooraf. Dat zou ook een goed startpunt kunnen zijn om met elkaar het gesprek aan te gaan. De VVD is er daarom ook voorstander van dat het college en de ambtelijke organisatie werk maken van het zo veel mogelijk voor de verkiezingen inzichtelijk maken en delen van noodzakelijke informatie. Zoals gezegd is op het gebied van infrastructuur, zowel investeringen als beheer en onderhoud, een enorme stap gezet. Ook op het gebied van groen wordt nog een verdere slag gemaakt, nu het uitvoeringsprogramma er ligt. Middelen koppelen aan concrete doelen zorgt er ook voor dat we geen investeringen doen waarvan wij het beheer en onderhoud later niet kunnen betalen. Mijn collega, Peter Overwater, noemde als voorbeeld de Ladder van Weber, eerst zorgen dat je de bestaande groengebieden goed kunt onderhouden, voordat je nieuwe aanlegt. Groen en infrastructuur zijn de meest zichtbare uitvoeringstaken van de provincie. Zelfs deze taken lijken soms lastig te monitoren met indicatoren in de begroting. Als er opeens minder mensen met het openbaar vervoer blijken te reizen door een andere manier van tellen, is dan het beleid mislukt? Of als een bepaald plantje in een natuurgebied minder welig tiert dan verwacht, moet je dan het hele beleid omgooien? Bij het economisch, ruimtelijk en cultuurhistorisch beleid van de provincie is meten wellicht nog ingewikkelder. Dan ligt er dus een extra grote bewijslast bij de vraag of het beleid echt effectief is. Of je moet constateren dat beleid niet meetbaar is. Dan moet je dus ook de vraag durven stellen of de provinciale bijdrage een doel dient. De jeugdzorg gaat op 1 januari 2015 over naar de gemeenten. Daarmee komt de uitvoering van deze belangrijke taak te liggen waar die hoort, namelijk zo dicht mogelijk bij de kinderen en jongeren waarom het gaat. De decentralisaties zijn precies daarop gericht en ik denk dat de provincie, met gedeputeerde Janssen voorop, een uitstekende prestatie levert bij een goede overdracht. Daarin wordt het sociaal beleid in de provincie afgebouwd. De autonome subsidies op het gebied van maatschappelijke participatie die nog openstaan, kunnen wat de VVD betreft worden beëindigd. Ik
F. Vermeulen en Braam
vraag het college of de diverse instellingen die deze subsidies ontvangen, een vooraankondiging kunnen krijgen dat voortzetting hiervan onder een volgend college kan worden heroverwogen. De VVD kan zich meer dan vinden in de voorliggende stukken. Wij constateren dat de provincie werkt aan verbetering van zowel de organisatie als de uitvoering. Als wij zien wat er in de afgelopen jaren tot stand is gebracht en welke projecten nog op stapel staan, dan geven wij blijk van ambitie. Volgende maand nemen zij een heel belangrijk besluit, namelijk over de aanleg van de RijnlandRoute, een ontbrekende schakel in het wegennet in de regio Leiden. De A4 Midden-Delfland nadert zijn voltooiing en op 24 november 2014 gaat een andere ontbrekende schakel in de A4 van Amsterdam naar Antwerpen, tussen Steenbergen en Roosendaal open voor het verkeer. Dan missen wij alleen nog de A4 tussen Spijkenisse en Klaaswaal. In het verband van de Vlaams-Nederlandse Delta is het goed om deze en andere ontbrekende schakels in de grensoverschrijdende infrastructuur in dat gebied nog eens goed met elkaar te bespreken. Mag ik u, voorzitter, vragen om dat daar op de agenda te zetten en te houden? Ook grensoverschrijdende openbaarvervoerverbindingen zijn van groot belang. Met de mogelijke introductie van één vervoersautoriteit voor de Metropoolregio in oprichting zouden wij weliswaar van drie naar twee autoriteiten op dat gebied kunnen gaan maar wij zijn nog ver verwijderd van een integraal openbaar vervoer in de Randstad, waarbij bijvoorbeeld ook de verbindingen tussen het zuiden van de provincie en Noord-Brabant, binnen het Groene Hart in de richting van Utrecht of in de regio Schiphol naadloos aansluiten. Ik weet dat de SP daarover een aantal vragen heeft die ook voor mijn fractie relevant zijn. Mag ik Gedeputeerde Staten complimenteren voor de stappen die zijn gezet in de uitbreiding van het R-net, waarvan de eerste lijn in Zuid-Holland tussen Leiden en Zoetermeer recent is gaan rijden? Dit zijn allemaal voorbeelden van zaken waarbij de provincie een rol speelt en waarmee wij tijdens de campagne de boer op kunnen en die kunnen leiden tot nieuwe afspraken voor een volgende periode. Ik hoop van die concrete acties, waaraan onze inwoners daadwerkelijk iets hebben, vandaag nog veel voorbeelden te horen. Dank u wel. De heer BRAAM (PVV): Vandaag spreken wij over de laatste begroting van dit college, een college dat op veel terreinen andere keuzes heeft gemaakt dan de PVV zou doen. Toch hebben wij de afgelopen jaren een aantal constructieve voorstellen gedaan die een meerderheid van deze Staten kon bekoren. Ik noem hier onder andere het meer inzichtelijk maken van subsidies en declaraties door middel van een openbaar register. Ook in de aanloop naar vandaag hebben wij een aantal constructieve voorstellen gedaan. Wellicht zijn die nog niet voor iedereen zichtbaar geweest; u kunt onze website daarvoor benaderen. Wij hebben gepoogd om die via de griffie in te dienen maar dat bleek op een meer officiële manier te moeten. Wij nodigen u daarom uit om, behalve te luisteren naar de voorstellen waarmee ik dadelijk kom, ook even op onze website te kijken. Daar staan twaalf redenen om onderwerpen van de PVV uit te kiezen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20595
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Wij doen deze voorstellen omdat wij denken dat het beter kan in onze provincie. Wij hopen dan ook volgend jaar rond deze tijd, na ongetwijfeld spannende verkiezingen, met een collectief ander verhaal te kunnen komen. Ik wil beginnen met het uitdelen van een compliment. De PVV is tevreden dat er licht aan de horizon is wat betreft de fusiedruk die de provincie uitoefent op gemeenten. Een positief signaal is de installatie van een aantal door de Kroon benoemde burgemeesters in de Bollenstreek. Overigens hebben wij ook de bijeenkomst van het collectief afgelopen week als positief ervaren. De PVV is en blijft van mening dat het initiatief tot herindeling te allen tijden van onderaf moet komen. De zogenaamde hulp van de provincie stellen wij niet op prijs. Wij kijken dan ook met enige zorg naar de huidige ontwikkelingen in onder andere de Alblasserwaard. Onlangs werden de gesprekken over de bestuurlijke toekomst afgebroken. Dit betekent niet dat het sein voor de provincie op groen springt om zich dieper in deze discussie te mengen. Dan enkele woorden over infrastructuur. Het college geeft aan dat de gemiddelde snelheid op provinciale wegen de komende jaren zal stijgen. Uiteindelijk moet dit in 2018 leiden tot een gemiddelde snelheid op provinciale wegen van 53 km/h in de spitsuren en 55 km/h in de daluren. De PVV kijkt gematigd positief naar deze voorspellingen. De ambitie om de gemiddelde snelheid te verhogen ondersteunen wij maar wij houden een slag om de arm want de op het eerste gezicht positieve cijfers mogen voor het college geen reden zijn om op zijn lauweren te gaan rusten. In de afgelopen weken is er veel aandacht besteed aan de veiligheid op provinciale wegen. Maar liefst een kwart van het totale aantal verkeersslachtoffers valt op provinciale wegen en dat terwijl die wegen maar 6% uitmaken van het totale wegennet. Het onderzoek van de ANWB geeft aan dat een ruime meerderheid van de provinciale wegen in Zuid-Holland onvoldoende veilig is. Ik licht er een aantal uit. De N207 die loopt van Bergambacht naar Hillegom is een van de belangrijkste provinciale wegen. Ondanks het feit dat daar in de afgelopen tijd werkzaamheden zijn uitgevoerd, is er nog veel te doen. In het overzicht uit het Meerjarenprogramma Infrastructuur staan nog voldoende opties open, waaraan dit college geen cent wenst uit te geven. Ook de N209 verdient meer aandacht. Zo ook de N215 op Goeree-Overflakkee. De PVV heeft er twee jaar geleden al voor gepleit om meer middelen vrij te maken voor de veiligheid op provinciale wegen. Ook willen wij meer investeren in infrastructuur. Het onderzoek van de ANWB stelt dat voor een bedrag minder dan 17 miljoen euro per jaar nagenoeg alle provinciale wegen veilig zullen zijn. De maatschappelijke baten zijn ruim tweemaal hoger dan de kosten. De PVV heeft daarom de volgende vragen aan de gedeputeerde. Wat houdt u tegen? Waarom worden er niet direct plannen gemaakt om de gevaarlijkste trajecten aan te pakken? De PVV wil daarin investeren, liever vandaag dan morgen. Dan enkele woorden over de economie. De laatste weken verschijnen er berichten dat de economie een voorzichtig herstel zou doormaken. Er worden echter terecht nog vele slagen om de arm gehouden. De economische groei is nog altijd klein en de werkloosheid extreem groot. Volgens cijfers van het CBS is meer dan 10% van de beroepsbevolking werkloos. Dat zijn ruim 160.000 Zuid-Hollanders, veel meer dan de inwoners van steden als Leiden, Zoetermeer of Dordrecht. De provincie heeft echter slechts beperkte middelen om de crisis te lijf te gaan. Op veel terreinen loopt de
Braam
provincie eerder in de weg dan dat zij van nut kan zijn. De PVV wil dat de provincie zich bescheiden opstelt. Faciliteren maar niet regisseren. Er is echter wel een gebied waarop de provincie een wezenlijk verschil kan maken, namelijk op het gebied van belastingheffing. Dat zal u niet verbazen. De ZuidHollandse opcenten zijn al vele jaren de hoogste van alle provincies. In de laatste vergadering van de commissie Bestuur en Middelen namen sommigen alvast een schot voor de boeg maar het is de PVV die vandaag wederom met een concreet voorstel komt. De PVV pleit voor het verlagen van de opcenten in 2015 met 20%. Dit levert de gemiddelde automobilist een jaarlijkse besparing op van 50 euro. Nu kan de SP weer roepen ‘waar praten we over’ en ‘dat is peanuts’ maar het zou mooi zijn als meerdere bestuurlijke lagen in dit land zouden starten met het verlagen van de belastingen. Waarschijnlijk kunnen wij op die manier de crisis wel te lijf gaan. Door alleen maar hoge belastingen te heffen wordt er ook geen geld meer uitgegeven en staan wij met zijn allen stil. Dus wij willen graag in 2015 de opcenten verlagen met 20%. Als dat nodig is, dan komen wij daarvoor in tweede termijn met een amendement. Gezien de discussie in de commissie zijn wij bijzonder benieuwd naar de standpunten van de andere fracties. Uiteraard nemen wij geen schot voor de boeg voor de jaren daarna maar geven het nieuwe college de ruimte om te zoeken naar structurele mogelijkheden om die 20% ook daarna te kunnen doorzetten. Om behalve de Zuid-Hollandse automobilisten ook de ondernemers enigszins tegemoet te komen, willen wij een einde maken aan de provinciale precariobelasting. Er zijn vreselijk veel mensen nodig om deze belasting te innen, terwijl die nauwelijks iets opbrengt. Daarom kan deze wat ons betreft worden afgeschaft. Hiervoor houden wij een motie achter de hand. Natuurlijk hebben wij ook bedacht hoe onze plannen kunnen worden betaald. Het zal geen verrassing zijn dat wij graag willen korten op subsidies. Het college verstrekte nogal wat subsidies. Hoewel er op dit vlak duidelijk een slag is gemaakt, waarvoor onze complimenten, kan het wat de PVV betreft allemaal nog wel wat minder. Wij hebben een overzicht gemaakt van subsidies waarvan wij denken dat de provincie die niet langer zou moeten uitkeren. Het betreft vooral subsidies voor kunst- en cultuurorganisaties en de natuursubsidies. Wij zijn overigens blij met het afbouwen van de subsidie voor de Natuur- en Milieufederatie Zuid-Holland, al hadden we nog liever nooit één cent naar dergelijke clubs overgemaakt. Helaas is het afschaffen van de subsidie voor de natuur en Milieufederatie Zuid-Holland een druppel op de gloeiende plaat. In ons overzicht komen wij uit op een totaalbedrag van 18 miljoen euro. Het leeuwendeel daarvan wordt uitgegeven aan natuurprojecten en dat brengt mij bij mijn tweede punt. De PVV wil flink snijden in die uitgaven. De komende jaren spendeert Zuid-Holland maar liefst 270 miljoen euro aan de EHS. De PVV was, is en blijft geen voorstander van recreatie van grootschalige nepnatuurgebieden. Het provinciale natuurbeleid zou wat ons betreft hoogstens kunnen bestaan uit het op geringe schaal onderhouden van bestaande gebieden. Wij trekken geen geld uit voor de aankoop en inrichting van zogenaamde nieuwe natuurgebieden.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20596 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Daarnaast is er sprake van een flinke algemene reserve; een kleine 40 miljoen euro is vrij besteedbaar. De PVV wil dit bedrag daadwerkelijk uitgeven. Van oppotten wordt niemand beter, zeker niet in tijden van crisis. In de komende jaren neemt tevens de financiële ruimte toe tot een bedrag van meer dan 30 miljoen euro in 2018. Een jaar geleden sprak ik hier over het snijden in eigen vlees. Al het geld wat in dit huis wordt uitgegeven, is belastinggeld. Er bestaat geen geldkraan die lukraak kan worden opengedraaid en er staat ook geen geldboom in de tuin. Helaas legt het gesteggel over de besteding van het fractiebudget wederom de vinger op de zere plek. Die ophef is niet te wijten aan de media maar aan het kennelijk onvermogen om ons aan onze eigen regels te houden. Dit soort zaken straalt af op de gehele politiek, op alle partijen, ook op partijen zoals de PVV die hun zaken wel op orde hebben. Ik hoor mensen al denken ‘het is weer zover’ en geef ze eens ongelijk. De heer DÉMOED (CDA): De Begroting 2015 is de laatste in deze Statenperiode. Dat is wat ons betreft een bijzonder moment, waarin je als fractie op terugkijkt op voornemens en resultaten. Wij willen echter beginnen met onze drijfveren en die zijn kort samen te vatten in de titel ‘Wij zijn er voor u’. Het CDA is een partij van de samenleving. Wij vertrouwen op de kracht van de samenleving, op de inzet van mensen, maatschappelijke organisaties en bedrijven om daaraan zelf vorm te geven. De overheid moet hen daarin ondersteunen door ruimte te scheppen, door duidelijke regels te stellen en ook grenzen, waar dat nodig is of door juist een extra steun in de rug te geven, waar dat kan. In Zuid-Holland is het druk. Er wonen veel mensen, er wordt ruimte gevraagd voor bedrijvigheid, voedselproductie, ontspanning en natuur. De behoeften veranderen omdat de wereld verandert in Zuid-Holland maar ook daaromheen. Wij moeten blijven zoeken naar de goede antwoorden op maatschappelijke ontwikkelingen. Het CDA wil dat doen samen met onze inwoners, maatschappelijke organisaties en bedrijven. Sleutelwoorden zijn voor ons verbinden en dienstbaar zijn. De Begroting 2015-2018 kent een aantal uitgangspunten. Zo is er tot 2050 een groei van het aantal inwoners in Zuid-Holland voorzien van 500.000. Dit is de helft van de totale groei van Nederland. Dit heeft niet alleen grote gevolgen voor de kwaliteit van de leefomgeving maar ook voor de mobiliteit in de provincie waar de ruimte toch al schaars is. Als de economie zoals verwacht, en daar zien wij natuurlijk naar uit, weer aantrekt, leidt dit ook nog eens tot een groei in het goederenvervoer. Automobiliteit speelt met name een rol in het buitengebied. Dat pleit ervoor om investeringen in het openbaar vervoer vooral in het stedelijk gebied te laten plaatsvinden. Wat betekent dat voor de periode die voor ons ligt? Voor het CDA betekent dat een blijvende inzet op mobiliteit, integraal op wandelen, fiets, infrastructuur, openbaar vervoer, logistiek over weg en water. Doorstroming betekent voor ons ‘s avonds samen kunnen eten, op tijd naar vereniging of sportclub en ruimte voor ondernemen. Wij zullen dat vandaag vertalen in een concrete visie en voorstellen. Een groene draad in onze bijdrage is dat het CDA vindt dat Zuid-Holland meer werk moet maken van duurzame ontwikkeling. Duurzaamheid vertalen in de energieopgave. De
Braam en Démoed
initiatieven rond het warmte-koudebureau moeten meer vaart krijgen. Ruimte voor initiatieven op basis van publiek-private samenwerking. Dat gebeurt nu nog veel te fragmentarisch. Wij vragen het college om daarop straks te reageren. Duurzame ontwikkeling moet inhoud krijgen door de beleidsvelden heen, in beheer en onderhoud van wegen, in de richting van de leefomgeving en in de regionale economische impulsen. Duurzaamheid en innovatie als motoren van onze ZuidHollandse economie. U mag van het CDA in de komende tijd een visie en initiatieven verwachten om hieraan in de periode 2015-2018 concreet invulling te geven. Graag openen wij het debat met het college maar vooral met andere partijen over dit thema. Eigenlijk een vergelijkbare uitnodiging als die van de heer Hillebrand maar dat treft; in tijden van verkiezingscampagnes vinden ook veel bijeenkomsten buiten dit gebouw plaats. Ik denk dat uw uitnodiging prima gecombineerd kan worden met allerlei andere initiatieven. Ik vind het in ieder geval een heel waardevol initiatief, zoals u dat vandaag formuleerde. Uiteraard zult u ook het CDA op deze bijeenkomsten aantreffen. Wij zien uit naar het debat om overeenkomsten maar ook de verschillen die er ongetwijfeld zijn, te kunnen aangeven voor de kiezers. Voor het openbaar vervoer moeten nieuwe initiatieven gestimuleerd worden. Zo is het bundelen van provinciale en gemeentelijke vervoersstromen een kans. De gedeputeerde is daar hard mee bezig. Het is jammer dat de Hoeksche Waard pas op de plaats heeft moeten maken maar wij zijn benieuwd naar de resultaten op Goeree-Overflakkee. In de Hoeksche Waard gebeurt wel iets door kleinschalige initiatieven met buurtbussen die met vrijwilligers tal van mensen vervoeren op routes die anders niet bediend zouden worden. Wat willen wij nog meer? Wat schetst onze verbazing en wat wekt vooral onze irritatie, het UWV spreekt deze vrijwilligers erop aan dat hier sprake is van verdringing van regulier werk. Daar gaat de overheid dus op een niet uit te leggen manier de mist in. In het kader van ’wij zijn er voor u’ vinden wij dat ook de provincie een rol moet spelen bij de oplossing van dit probleem. Ik heb in de media gelezen dat minister Asscher daarom initiatieven onderneemt maar daarmee is dit probleem nog niet opgelost. Door alle publiciteit lijkt het UWV pas op de plaats te hebben gemaakt. Extra vrijwilligers hebben zich in dat gebied dan ook al aangemeld. Wij zullen vandaag een motie indienen waarin wij GS oproepen om zich nadrukkelijker in te zetten voor OVinitiatieven van vrijwilligers die in onze concessiegebieden de witte vlekken van de concessie kunnen bedienen, om de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te bewegen om het afgeven van deze beschikkingen te versoepelen en aan de ‘schotten’ in de regelgeving, zoals die er nu nog zijn, direct een einde te maken. In dit verband geldt dan ook ‘geen woorden maar daden’. Op 1 januari 2015 kunnen wij zeggen dat de jeugdzorg een zaak van de gemeenten is. Het provinciale loket is dan dus gesloten. Juridisch is dat ook zo. Voor het CDA is echter veel belangrijker dat er geen pijn ontstaat voor deze kwetsbare groep mensen door de transitie. Wij pleiten er vandaag niet voor om een taak te houden want die hebben we niet maar wellicht is er wel een rol voor de provincie in de sfeer van kennis en afstemming, bijvoorbeeld in een platform met gemeenten. Van ons de vraag aan de gedeputeerde of hij dat wel eens gepeild heeft.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20597
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Dat brengt mij bij een ander kernpunt van deze bijdrage. Als provincie zijn we een onderdeel van een netwerksamenleving, waarin we soms nodig zijn om het doel van een ander te kunnen realiseren. Wordt het daarmee geen kerntaak van de provincie? Het antwoord daarop is nee. Maar het mag evenmin leiden tot een reactie in de zin van ‘het behoort niet tot onze kerntaak, dus wij kunnen daarin geen rol spelen’. De nieuwe Participatiewet wil dat de mensen vooral meedoen. Dat is geen taak van de provincie want daarin werken kennisinstellingen, regionale organisaties en gemeenten samen. Voor het leggen van verbindingen in concrete projecten kan ook de provincie nodig zijn. Draaien wij dan ons hoofd om met de mededeling ‘sorry, dat is niet onze zaak’ of gaan wij samen met eenieder die nodig is ervoor zorgen dat mensen echt kunnen meedoen? Soms heb je in werkelijkheid geen directe taak maar wel een rol in het proces. Het CDA wil de mens centraal stellen bij het ontwikkelen en uitvoeren van taken en vertalen naar leefbaarheid in dorp en wijk. Als wij daarvoor nodig zijn, dan is de discussie over kerntaken wat ons betreft ondergeschikt. ‘Omdenken’ is nodig. Geen onnozele debatten over of wij er wel van zijn. Pak je rol en weet je ervan bewust dat je onderdeel bent van die prachtige netwerk. Het CDA wil in de komende periode invulling geven aan het Right to Challenge, ook in Zuid-Holland. Naar het voorbeeld van Engeland en Denemarken ontstaan meer lokale initiatieven die te maken hebben met dit buurtrecht. Het Right to Challenge heeft in zich dat verantwoordelijkheid wordt gespreid en groepen inwoners nadrukkelijk een rol nemen in de publieke dienstverlening en daarmee het recht krijgen om zelf verantwoordelijkheid te nemen in die publieke dienstverlening. Wij zien vooral toepassingen in beheertaken op het gebied van groen en infrastructuur. Naast kansen op lokaal niveau zijn er ook zeker kansen op provinciaal niveau. Uiteraard moeten we goed nadenken over een praktische vormgeving maar belangrijker is dat wij de gedachte achter het Right to Challenge, het vergroten van de kracht van de samenleving, vandaag onderschrijven. De CDA-fractie wil samen met andere partijen werken aan een initiatiefvoorstel om dit in de komende periode vorm te geven. Er ligt dus ook een vraag voor andere fracties om daarop een reactie geven. Creativiteit en particulier initiatief waren de doelen toen wij vorig jaar een motie indienden voor een pilot met de regelvrije zones. Wij hebben nog niet de indruk dat u daarvan voldoende werk hebt gemaakt. Wij verwachten dat u daarmee vaart maakt en ook daadwerkelijk loslaat en ruimte biedt. Wanneer kunt u ons daarover informeren en, beter nog, resultaten presenteren? Misschien betekent de stilte dat er geen regels meer zijn maar ook dan horen wij dat graag. Wij zijn blij met de visie op Zuid-Holland van de Commissaris van de Koning. Hij pleit voor een zichtbare en herkenbare provincie die haar rol pakt. Wij zijn het ermee eens dat een minimalistische benadering uiteindelijk leidt tot een kleurloos Zuid-Holland zonder meerwaarde. Daarin past de benadering die wij net hebben toegelicht; pak je rol als anderen daarom vragen, loop anderen niet voor de voeten en wees stevig in de positionering van Zuid-Holland. Als ik dat vertaalde maar een voorbeeld, dan is het CDA voorstander van een provinciale rol op onderwijsarbeidsmarkt, simpelweg omdat wij in het leggen van verbindingen nodig zijn om resultaten te kunnen boeken. Er komen prachtige arrangementen tot stand vanuit het bedrijfsleven maar vaak kan de overheid niet ontbreken om
Démoed, F. Vermeulen en Voorzitter
een concreet resultaat te boeken. Een hernieuwde focus op deze relatie dus wat ons betreft. De heer F. VERMEULEN (VVD): Met betrekking tot onderwijs en arbeidsmarkt hebben wij in het verleden discussie gevoerd over de vraag of al die grote cheques aan allerlei initiatieven wel goed zijn of dat de provincie beter een faciliterende rol zou kunnen vervullen door bijvoorbeeld mensen bij elkaar te brengen. Zet een tent op het Malieveld en breng partijen bij elkaar. Dat kost niet heel veel subsidie maar biedt wel mogelijkheden. Hoe ziet u dat? De heer DÉMOED (CDA): Ik ben het voor een deel met u eens. De oplossing ligt niet altijd in een concrete financiële bijdrage. Soms is geld de oplossing maar lang niet altijd. Het feit dat de provincie er is, kan zeker een van de verbindingen zijn waarover wij het moeten hebben. Dat is ook de lijn van onze insteek. Wij zijn niet zozeer de drager van de taak onderwijsarbeidsmarkt maar wij zijn soms onmisbaar omdat er anders niets tot stand komt. Ik heb al eerder het voorbeeld genoemd van de visserij op Goeree-Overflakkee. Visserij behoort niet tot onze taak maar wij zijn wel nodig om bij de EU subsidies aan te vragen. En daarvoor moeten de loketten hier toch gewoon opengaan. De heer F. VERMEULEN (VVD): Ik ben het daarmee eens. U stapt ook niet af van het principe dat maximaal twee overheidslagen zich met een onderwerp bezighouden, zoals onder het kabinet-Balkenende is bedacht? De heer DÉMOED (CDA): Nee want dan krijgen we weer verwarring. Daar pleit ik dus niet voor maar wij zijn soms gewoon nodig en dat is ook prettig want anders zouden wij er niet toe doen. De VOORZITTER: Excuses voor de onderbreking maar ik meende een punt te horen. De heer DÉMOED (CDA): Dat klopt. Ik ga verder. Ik kom op de relatie tussen stad en platteland. Sterk in stad en platteland; het CDA is zoals u weet voorstander van afschaffing van Wgr-plus-status. Tegelijk staat de positie van Den Haag en Rotterdam buiten kijf. Voor ons is helder dat Zuid-Holland geen knip voor de neus waard zou zijn als zij het profiel van deze steden en hun potentie niet aan de stad zelf laat. Tegelijk moet Zuid-Holland vanuit het provincie zijn ook verbinding maken. Er is ruimte voor één provincie wat ons betreft. Een enorme opgave voor de stad en provincie met volop kansen voor samenwerking. Op het terrein van het natuurbeleid is inmiddels veel bereikt. Wij wachten met spanning op de nieuwe Wet natuurbescherming. De consequenties daarvan zijn nog niet bekend. Bij de voorjaarsnota zal hierover duidelijkheid komen maar wij geven nu vast aan dat de gevolgen van deze wet niet ten koste mogen gaan van belangrijke beleidsmaatregelen die op dit moment ingezet worden. Het CDA denkt aan het agrarisch natuurbeheer, de inzet van vrijwilligers en de afronding van het gebiedsprocessen in bijvoorbeeld de Krimpenerwaard en Gouwe Wiericke.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20598 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Bij de beoordeling van deze begroting hebben wij een goede balans gezien tussen investeringen en behoedzaamheid. Het CDA is van mening dat de vrije ruimte die uit deze begroting blijkt ook beschikbaar blijft voor een nieuwe Statenperiode om de komende coalitie in staat te stellen accenten te leggen. Voor ons is nu het Hoofdlijnenakkoord 2011-2015 de basis en met vreugde zien wij dat deze coalitie van VVD, CDA, SP en D66 op koers ligt. Wij zien uit naar de evaluatie door de Randstedelijke Rekenkamer en het debat daarover. De uitgangspunten in de begroting hebben onze instemming. De toevoeging van middelen aan programma 2, Mobiliteit, is in lijn met de afspraken. De ontwikkelingen in het Provinciefonds zijn grillig en onberekenbaar. Het niet verhogen van de motorrijtuigenbelasting heeft onze instemming. Het is in deze tijd van gewenste investeringen van bedrijven en inwoners goed om een lastenverhoging tot een minimum te beperken. Wij hebben wel onze zorgen over de structurele houdbaarheid van de provinciale financiën, vooral door het renterisico vanwege onze hoge kapitaallasten. In de begroting zijn nog twee zaken die wij vandaag concreet willen benoemen. Investeringen in de organisatie zijn soms nodig, zo ook nu. Maar wij vragen u bij de invulling een visie te hebben op hoe de expertise beschikbaar te krijgen. Uitbreiding van de formatie heeft daarbij niet onze voorkeur. Verder is de voorgestelde investering in duurzaamheid, innovatie en behoud van voldoende zoetwater op Goeree-Overflakkee voor de CDA-fractie een mooi gebiedsinitiatief. Wij hebben daartoe bij de kadernota al opgeroepen. Ik rond af met de conclusie dat verbinden alleen kan als je echt iets doet met de initiatieven uit de samenleving. Laten wij als overheid een waardig partner zijn en ruimte geven aan creativiteit en samenwerking. Alleen dan krijgen wij een herkenbare provincie in Zuid-Holland. Alleen dan maken wij het credo ‘wij zijn er voor u’ waar. Bij ons werk aan de samenleving blijven wij altijd voor ogen houden dat wij de grond slechts te leen hebben gekregen om deze door te geven aan onze kinderen en kleinkinderen. Dank u wel. INGEDIEND IS: Motie 529/6743 van de leden Heemskerk en Démoed over stimuleer vrijwilligers in OV “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen op 12 november 2014 ter behandeling van bovenvermeld agendapunt; Constaterende dat: − er problemen ontstaan met beschikkingen van het UWV bij initiatieven van vrijwilligers (met een uitkering) om niet bediende routes binnen onze concessie toch te bedienen, zoals recent met de buurtbussen lijn 711 en 712 in de Hoeksche Waard; − daardoor in afgelegen gebieden geen openbaar vervoer meer zal plaatsvinden. Overwegende dat: − de provincie verantwoordelijk is voor de ontsluiting van alle gebieden binnen de Zuid-Hollandse concessies; − er initiatieven zijn voor de aan te besteden concessie HWGO om gemeentelijke en provinciale vervoersstromen te bundelen, juist om ook afgelegen gebieden goed te kunnen bedienen;
Démoed en Schaapman
− − −
wet- en regelgeving vanuit de rijksoverheid een optimale en betaalbare invulling hiervan met behulp van vrijwilligers belemmert; dit geldt voor gebieden elders in de provincie en elders in het land; de provincie initiatieven van burgers wil ondersteunen en vrijwilligers in hun kracht wil zetten.
Roepen het college op: de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook namens de provincie Zuid-Holland te bewegen het afgeven van beschikkingen voor het inzetten van vrijwilligers op buurtbussen structureel te versoepelen, De heer SCHAAPMAN (ChristenUnie en SGP): Vandaag ligt voor de Begroting 2015 en de fractie van ChristenUnie en SGP wil vandaag niet al te veel vooruitkijken; daarvoor zullen de maanden hierna voldoende gelegenheid bieden. Ik speel wat korter op de bal, de Begroting 2015, waarvan ik reeds eerder namens onze fractie heb gezegd dat er gesproken kan worden van een solide begroting met een meerjarige dekking die goed is met financiële ruimte op het incidentele vlak. Tegelijkertijd echter wel wat dreiging op de lange termijn omdat wij zien dat er echt wat nodig is rond infrastructuur. Over de ruimte en de reserves hebben wij uit en te na gesproken. Reserves zijn altijd een thema. Potten wij geld op, in de woorden van de heer Braam. Dat is wat de fractie van de ChristenUnie en SGP betreft echter niet aan de orde want wij zien dat er vooral veel geld moeten gaan zitten in wat de Egalisatiereserve is gaan heten, omdat er toekomstige financiële opgaven liggen met betrekking tot de infrastructuur, zowel in de aanleg maar zeker in het onderhoud. Ik kan niet vaak genoeg benadrukken dat in de presentatie van alle reserves die de provincie erop nahoudt ik heel graag zou zien dat die Egalisatiereserve apart zichtbaar wordt gemaakt, omdat duidelijk is dat daar toekomstige uitgaven tegenover staan op een andere manier dan in heel veel andere reserves is vastgelegd. Daar is toch altijd met een politiek besluit gemakkelijker aan te komen. Dus ik heb nogmaals in de richting van GS de oproep: als wij in de Staten wederom praten over die reserves, deze apart zichtbaar te maken. Over infrastructuur gesproken; met plezier constateren wij dat de aandacht voor beheer en onderhoud is gegroeid en dat we voor het eerst niet alleen een Meerjarenprogramma Infrastructuur (MPO) maar daarbij ook een Meerjarenprogramma Onderhoud (MPO) voorgelegd krijgen. Daar zijn wij blij mee. Met betrekking tot de motorrijtuigenbelasting sluit ik aan bij het voorstel dat GS ons hebben voorgelegd. Wij zijn zuinig, op onszelf, maar wij proberen ook zuinig te zijn naar buiten toe en de motorrijtuigenbelasting opnieuw niet te verhogen. Dat steunen wij. Ik ga door met het thema ruimtelijke ordening, waarop een belangrijke taak voor de provincie ligt. Wij kunnen zien dat wij in het afgelopen jaar een goede basis hebben gelegd voor een goede ruimtelijke ordening. Ik denk dat wij op die stevige basis volgend jaar verder kunnen. Er ligt wel een opgave op het terrein van natuur en boer.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20599
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
De heer Hillebrand refereerde daar al aan. Wij hebben inmiddels vanuit de Staten een masterclass landbouw organiseert, juist omdat er zoveel beweging is in de grondgebonden landbouw, bijvoorbeeld rond de melkquota. Veel boerenbedrijven stoppen. Er ligt daarom een opgave voor de toekomst, waar wij nog lang niet uit zijn. Die masterclasses hebben ons wat meer inzicht gegeven. Het debat daarover zullen wij in commissies en Staten moeten vervolgen. Wij staan daar open voor, dus wij gaan graag in op een uitnodiging van de heer Hillebrand om over belangrijke thema’s van gedachten te wisselen. Ben ik bij het open landschap. De fractie van de ChristenUnie en SGP heeft aandacht gevraagd voor het thema snel internet in buitengebieden. Wij hebben daarover onlangs van GS een notitie gekregen die wel erg de stap naar voren maakt door niet alleen over 4G maar al over 5G te gaan spreken maar dan spreken we inmiddels ook over het jaar 2020. Vandaag zult u vanuit de ChristenUnie en SGP-fractie op dit thema geen motie of amendement aantreffen; er is meer werk nodig om dat goed voorbereid in deze Staten te brengen maar wij zien de opgave nog steeds liggen in het buitengebied om daar ook geen achterstanden te creëren of in stand te houden ten opzichte van de meer verstedelijkte gebieden wat betreft internet. Ook als je zou werken met een 4G-constructie, dan zijn zowel de kosten als de bereikbaarheid in deze gebieden een probleem. Dat zou een mooier kunnen en moeten. Over mooi gesproken; een mooier Zuid-Holland is wat wij allemaal nastreven. Dat staat vast wel weer in de programma’s en dat ligt ook altijd besloten in onze bijdrage. Vanuit die optiek wil ik nog even kijken naar het jaar 2014 en de vinger leggen op het thema erfgoed. Wij hebben bij de najaarsnota voor erfgoed 300.000 euro extra gereserveerd. Die kwam overigens niet uit de algemene middelen maar uit de reserve die in die portefeuille zat. Na overleg met de gedeputeerde hierover hebben wij geconstateerd dat hier nog een opgave ligt voor 2014. Een elftal projecten, Restauratie van Rijksmonumenten geheten, ligt klaar om ter hand genomen te worden maar het subsidieplafond is bereikt. Gelet op de incidentele financiële ruimte en gelet op een subsidiebijdrage die hier verstrekt zou kunnen worden, zouden wij daarvoor graag een voorstel doen maar dat past niet want wij spreken over de Begroting 2015 en dit gaat over een plafond voor 2014. Ik heb daarom een motie voorbereid die wij bij dezen indienen omdat die bijna de strekking van een amendement heeft. Ik kan echter vandaag niet iets amenderen uit 2014. Daarom willen wij bij uitzondering een motie indienen in eerste termijn die aan GS vraagt om in december 2014 aan Provinciale Staten een besluit voor te leggen ter eenmalige verhoging van het subsidieplafond 2014 Restauratie Rijksmonumenten ter hoogte van 900.000 euro. Het bedrag is gebaseerd op de elf projecten die klaarliggen, die geheel aan alle subsidievoorwaarden voldoen maar alleen door dat glazen plafond heen schieten. Dat kunnen wij hiermee opruimen. Die projecten tellen samen op tot ongeveer 900.000 euro. Dat is veel geld maar ik wijs de fracties erop dat ik dan de eerste ben die vandaag over 10 miljoen euro gaat spreken want daar heeft nog geen enkele andere fractie over gesproken. Het gaat natuurlijk over 10 miljoen voor een maatregelenpakket voor Grevelingen en Volkerak, waarmee wij zouden moeten instemmen. De fractie van de ChristenUnie en SGP begrijpt dat daarover gesproken moet worden met de andere overheden en dat daarvoor een bedrag gereserveerd
Schaapman
moet worden maar we vragen wel aan de gedeputeerde om een concreet uitgewerkt voorstel in het komende jaar, als wij hiermee instemmen, zodat wij er nadrukkelijk apart over kunnen besluiten. Dan rest mij nog een tweetal thema’s. Allereerst het thema jeugd. Ik denk dat de overdracht in 2015 naar de gemeenten door de provincie op een goede wijze is voorbereid. Wij zijn ook blij met de uitwerking die GS hebben gegeven aan het invoeren van een aantal pilots op ons verzoek om in een aantal regio’s alvast te experimenteren. Dat heeft leerervaring opgeleverd en dat heeft geholpen. Wij krijgen begin december nog een slotbijeenkomst, waarin wij met elkaar de balans willen opmaken over de manier waarop gemeenten er in regionaal verband voor staan en hoe wij de jeugdtaken zullen overdragen. Wij zien dat met vertrouwen tegemoet. Dat brengt mij ten slotte bij het onderwerp Groenservice ZuidHolland (GZH). Wij hebben daarvoor eerder aandacht gevraagd omdat wij problematiek besloten zien liggen in de toekomst van de GZH. Wij zien dat er gelijktijdig een discussie plaatsvindt over de reconstructie van de recreatieschappen en dat die twee dingen op een lastige manier door elkaar heen lopen. Wij zijn er niet op uit om eerst het ene en dan het andere te doen; wij zouden liever twee sporen naast elkaar ontwikkeld zien worden, waarin met gemeenten en andere partners wordt gesproken over een nieuwe inrichting van de recreatieschappen en parallel daaraan hoe je met de GZH zou kunnen omgaan in de toekomst. Ik geloof dat het college van Gedeputeerde Staten vooral het zicht heeft op verzelfstandiging. Wij hebben daarover nog niets besloten. Het is goed dat beide worden vastgepakt maar niet met elkaar wordt verweven. Wij horen graag van Gedeputeerde Staten hoe zij dat willen oppakken in de komende periode. De begroting waarmee wij straks zullen instemmen, zal voor Gedeputeerde Staten een groot aantal taken met zich meebrengen die in 2015 uitgevoerd moeten worden. De fractie van de ChristenUnie en SGP wil u bij de uitoefening daarvan Gods zegen toewensen. Dank u. INGEDIEND IS: Motie 530/6743 van de leden Schaapman en Van Dieren over erfgoed. “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen ter behandeling van bovenvermeld onderwerp; Constaterende dat: − er in 2014 elf restauratieprojecten resteren, die alle voldoen aan de criteria voor subsidieverlening; − dit alle rijksmonumenten zijn; − het daarmee gemoeide subsidiebedrag € 0,9 mln. betreft; − het subsidieplafond 2014 voor restauratie Rijksmonumenten is bereikt; − de begroting 2015 het financiële beeld van de Najaarsnota bevestigt c.q. aangeeft dat er incidenteel voldoende incidentele financiële ruimte is: de algemene reserve bedraagt € 69,6 mln. waar een minimum van € 30 mln. is vereist;
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20600 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Overwegende dat: − de provincie Zuid-Holland een aantal stevige voorwaarden aan subsidieverlening verbindt waaraan al de ingediende projecten voldoen; − slechts het subsidieplafond een obstakel vormt om tot subsidieverlening over te gaan; − restauratie van dit erfgoed bijdraagt aan een mooier ZuidHolland; − een subsidie aan de restauratieprojecten eenmalige bijdragen betreffen c.q. de begroting van de provincie niet structureel belasten; − er ruim voldoende incidentele financiële ruimte is om het subsidieplafond eenmalig te verhogen; − door toekenning van de subsidie geen achterstanden ontstaan; Verzoeken het college: Om in december 2014 aan Provinciale Staten een besluit voor te leggen ter eenmalige verhoging van het subsidieplafond 2014 restauratie rijksmonumenten ter hoogte van 0,9 miljoen euro; en gaan over tot de orde van de dag!” De VOORZITTER: De ingediende motie zal worden rondgedeeld en maakt deel uit van de beraadslagingen. Dat geldt ook voor motie 529 van het CDA die zojuist is rondgedeeld. Ik geef graag het woord aan de heer Vermeulen van de SP. De heer P.L. VERMEULEN (SP): In een land waarin je van de ene verbazing in de andere valt, als het gaat om falende bestuurders, slapende en lakse toezichthouders en soms zelfs ronduit schaamteloze zelfverrijking bij financiële instellingen, de zorg, woningbouwcorporaties, het onderwijs en soms zelfs de overheid, is het ook wel eens fijn om te constateren dat onze provincie een baken van degelijkheid en rust is wat dat betreft. Ik geef toe dat er wel eens iets het nieuws haalt als de besteding van fractiegelden maar over het algemeen is er sinds de Ceteco-affaire uit de jaren negentig gelukkig weinig aan de hand. Dat wil ik hier toch maar eens noemen. Vorig jaar keek ik bij de beschouwingen terug op wat er bereikt is gedurende de achttien jaar dat de SP in de Staten zit. Daar ging ik natuurlijk vooral op in vanwege de bijdrage daaraan door deze coalitie. Ik ga dat nu niet herhalen. Het college ligt op koers, ook al gaan sommige zaken misschien wat trager dan wij graag zouden willen. Wij komen daarop terug bij de behandeling van het rapport van de Randstedelijke Rekenkamer. Ik moest vorig jaar ook de woorden van een van mijn voorgangers, Fenna Vergeer, aanhalen die in 1995 stelde dat er een grote en groeiende tweedeling in de maatschappij was tussen arm en rijk. Helaas staan wij nu weer op zo’n punt. Terwijl wij het als Staten hebben over belangrijke zaken als groen, openbaar vervoer en ruimtelijke ordening, maken veel mensen zich in deze tijd zorgen over het behoud van hun baan, hun studieschuld en de zorg voor onze ouderen. Ik ga nu niet uitgebreid het kabinetsbeleid bekritiseren want daar zijn anderen voor, maar de SP maakt zich wel grote zorgen over deze mensen want zij verdienen steun van de overheid. Deze mensen kijken waarschijnlijk om een heel andere reden uit naar de verkiezingen in maart volgend jaar, dan velen in deze zaal.
Voorzitter en P.L. Vermeulen
Dan de begroting. Die is uiteraard beleidsarm maar laat wel een financieel gezonde provincie achter voor een volgende coalitie en college. Er is inmiddels meer en beter inzicht in de kapitaal- en beheerlasten op de lange termijn en de dekking die daarbij hoort maar het college constateert ook terecht dat er helaas nog steeds financiële onzekerheid blijft en dat wij daarom behoedzamer moeten begroten. Toch moet er bij een relatief beleidsarme begroting vooruit gekeken worden en zijn er beperkt extra investeringen en reserveringen nodig. De reservering voor de verbetering van de waterkwaliteit in de Zuidwestelijke Delta steunen wij van harte en wij hopen dan ook dat dit project snel samen met de regio opgepakt kan worden. Wij kijken in het verlengde van dit project ook heel erg uit naar de getijdencentrale want onze energievoorziening en de innovatie kunnen immers wel wat verduurzaming gebruiken. Dat is iets waar het IPPC ons onlangs weer eens even op heeft gewezen. Ook op bestuurlijk gebied is extra inzet nodig. Een aantal gemeenten krijgt het financieel steeds zwaarder en het toezicht op deze gemeente moet op peil blijven. Wij hebben hier vele malen over gesproken in de afgelopen jaren en daarbij is het beeld gerezen dat de provincie permanent de vinger aan de pols houdt en de gemeenten steunt waar mogelijk. Die rol vinden wij erg belangrijk en met deze begroting houden wij die rol op peil. Dat is ook het geval bij de bestuurlijke samenwerking van gemeenten. Het college is zich in de loop van deze periode meer als bestuurlijke partner gaan opstellen en dat is een verstandige lijn die voortgezet moet worden. Een mooi voorbeeld daarvan is de conferentie van afgelopen maandag in de Bollenstreek. Daar zie je dat onder andere de aanpak van de regionale economie verder reikt dan alleen de Bollenstreek zelf. De behoefte aan een bestuurlijke partner die op grotere schaal partijen bij elkaar kan brengen om die aanpak op gang te krijgen is groot en de provincie moet die rol zeker blijven vervullen. Wij willen ook nog even vooruitkijken bij het openbaar vervoer. Daar is van alles over te zeggen maar ik beperk mij nu tot één onderdeel. Openbaar vervoer kan altijd beter. Wij snappen ook wel dat het moeilijk is om met de kleinere bijdrage van het Rijk het vervoer op peil te houden. De heer Démoed stipte ook een belangrijk punt aan, namelijk de inzet van vrijwilligers in de dunbevolkte gebieden. Wij willen echter ook nog eens kijken naar het systeem met drie concessiegebieden. Wij denken dat wij voordelen kunnen behalen als we kunnen komen tot één concessiegebied, waarover de provincie Zuid-Holland gaat. Om de volgende Staten de kans te geven die stap al dan niet te zetten, verzoeken wij het college bij motie om te onderzoeken welke effecten dit zou hebben voor de reiziger en de provincie en op welke termijn dit geregeld zou kunnen worden. Ik zal u daarvoor zo dadelijk een motie overhandigen. Dat brengt mij bij de woorden van de heer Hillebrand. Ik denk dat hij zeker een punt heeft en wij gaan dan ook vanaf deze plek graag in op zijn uitnodiging. Zijn opmerking over de bespreking cultuur hier in ons provinciehuis is opvallend en voor een groot deel terecht. Opvallend want sinds de afgelopen verkiezingen zien wij toch wel een flinke vernieuwing in dit huis met een groot aantal nieuwe Statenleden, maar blijkbaar zijn er toch mechanismen waardoor iedereen uiteindelijk weer in hetzelfde stramien gaat handelen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20601
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Anderzijds is een zeker collectief politiek geheugen ook van belang. Ik weet niet of we daar helemaal uit gaan komen maar laten wij in gesprek gaan en kijken waar dat toe leidt en welke rol Statenleden die al wat langer meelopen kunnen spelen in dat verhaal. In mijn inleiding constateer ik dat er in onze provincie sprake is van een stabiel bestuur, dat wel, met weinig tot geen politieke onrust en incidenten met de verkiezingen op komst spreek ik vanaf deze plek de wens uit dat wij er met zijn allen voor zorgen dat dat zo blijft. In tijden dat veel van onze inwoners zich zorgen maken over hun toekomst, is vertrouwen in de politiek van het grootste belang.
P.L. Vermeulen, Voorzitter en Kleijweg
en gaan over tot de orde van de dag!” De VOORZITTER: Dank voor uw bijdrage en uw laatste woorden. Ik geef het woord aan mevrouw Kleijweg. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): GroenLinks staat een Zuid-Holland voor ogen waar het goed leven is, waar wonen, werken en gezondheid naast elkaar bestaan. GroenLinks wil een verbinding leggen tussen de Zuid-Hollandse dynamiek en een toekomst die gericht is op duurzaamheid en duurzame innovatie. Een toekomst met een schone economie en met kwaliteit van leven. Met schone lucht, schoon water en een schone bodem. En met groene ruimte, bereikbaar voor iedereen.
INGEDIEND IS: Motie 531/6743 van de leden Van Aelst, Wenneker, Démoed, Hillebrand, Brill en De Zoete over onderzoek mogelijkheden één provinciale concessie. “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen op 12 november 2014 ter behandeling van bovenvermeld agendapunt; Constaterende dat: − er regelmatig gesproken wordt over de wenselijkheid van 1 concessiegebied voor provinciaal openbaar vervoer in plaats van 3; − er weinig duidelijk is over de gevolgen van en mogelijkheden voor een dergelijk besluit; Overwegende dat: − de kosten voor drie afzonderlijke aanbestedingen vermoedelijk hoger liggen dan 1 grote aanbesteding; − er verschillen bestaan in kosten en aanbod tussen de verschillende concessiegebieden; − als er verschillende vervoerders zijn er afspraken gemaakt moeten worden over concessiegrensoverschrijdende lijnen; − er aan een dergelijke belangrijke beslissing gedegen onderzoek ten grondslag moet liggen; Verzoeken het college: 1. te onderzoeken welke effecten het samenvoegen van de drie provinciale concessiegebieden voor openbaar vervoer zou hebben; 2. te onderzoeken welke effecten het samenvoegen met andere concessiegebieden, binnen en buiten de provincie, zou hebben; 3. te onderzoeken op welke termijn de 3 provinciale concessiegebieden tot 1 gefuseerd zouden kunnen worden; 4. te onderzoeken welke financiële gevolgen een dergelijke fusie zou hebben voor de provincie en voor het provinciale openbaar vervoer; 5. te inventariseren welke tarifaire verschillen er tussen de verschillende concessiegebieden in de provincie zijn en welk effect een samenvoeging van de concessiegebieden zou hebben voor de kosten voor de reiziger (meerekenend welke (synergie)voordelen er door het hebben van 1 concessiegebied terug zouden kunnen vloeien in het vervoer); 6. de onderzoeksopdracht te zijner tijd te bespreken in de betreffende Commissie;
De voorliggende begroting heb ik door de coalitiepartijen al verschillende keren een beleidsarme begroting horen noemen. Wij zien iets anders. Wij zien dat de energie die de vorige begroting nog uitstraalde, in deze begroting niet meer terugkomt. Het college schreef toen over de economische situatie als een nieuwe periode, die nieuwe kansen biedt, kansen voor de economie, gebaseerd op duurzame energie en bio based grondstoffen. En, zo stond in de Begroting 2014, het zijn dan ook deze veranderingen waarop Zuid-Holland in de tweede helft van deze collegeperiode wil inzetten. Business as usual is geen optie, stond er. Nu is het veranderen van koers geen gemakkelijke opgave. Verandering van de economie naar een duurzame economie kan op flinke weerstand rekenen. Mensen houden nu eenmaal niet van veranderingen. Soms moet de politiek een handje helpen en het voortouw nemen. Wij hebben de samenleving nu eenmaal zo ingericht dat vrijwel iedereen op elk bedrijf of organisatie voor zijn eigenbelang opkomt. De politiek, in ons geval provincie, overziet die verschillende belangen en stuurt op het overkoepelende belang, op een leefbare provincie waar het gezond en plezierig wonen en werken is. In de bestuurlijke inleiding van de begroting wordt een visie op een aantal relevante ontwikkelingen beschreven. Een visie op alleen relevante ontwikkelingen is slechts een beperkte visie. Volgens GroenLinks moeten wij een visie hebben op de samenleving en minimaal op de Zuid-Hollandse samenleving. Maar, zoals ik al zei, de visie van het college gaat alleen over ontwikkelingen die het college ervan vindt. Die relevant geachte ontwikkelingen zijn er ook op drie onderdelen: economie, bestuur en financiën. Laten wij eerlijk zijn, die beperkte visie is natuurlijk ook het gevolg van geschipper van een college in de huidige samenstelling. Voorbeelden van dat geschipper zijn er te over. Ik noem een aantal voorbeelden. Luchtkwaliteit verbeteren en ook de mobiliteit bevorderen boven openbaar vervoer. Te kennen geven dat het milieu belangrijk is en een uitermate zwak en voorlopig standpunt innemen tegen bijvoorbeeld schaliegas of tegen het gebruik van Roundup. Windmolenlocaties aanwijzen en nieuwe kolencentrales toestaan. Doelstellingen over groei en multifunctionele landbouw opnemen in de begroting en uitbreiding van grootschalige eenzijdige vleeskwekerijen verder mogelijk maken. Natuurdoelstellingen afhankelijk maken van het beleid van de centrale overheid en van economische verdienmodellen. Dit zijn voorbeelden van elkaar tegenwerkende acties. Wie het allemaal tegelijk nastreeft, bereikt geen verandering.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20602 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Bovendien heb je geen eigen richting en geen sturing. Geen sturing betekent ook dat alles gaat zoals het al lang gaat. Voor alles groei- en winstmaximalisatie, verdere teruggang van de biodiversiteit en het niet halen van luchtkwaliteitsdoelen en duurzame energie laten gebruiken als extra energie zonder de fossiele energie te verminderen. Het benoemen van relevante ontwikkelingen, zoals het college doet in de Begroting 2015, is ook een volgend beleid, misschien zelfs volgzaam. Er wordt geteld en gevolgd. Nieuwe gegevens zetten niet aan tot extra actie maar tot het bijstellen van doelstellingen. Dat is vandaag al vaker gezegd. Wij hebben in de vorige cyclus letterlijk gehoord van gedeputeerde Weber dat de doelstellingen te hoog bleken en te zijn en op mijn vraag over het naar beneden bijstellen van doelen wilde hij niet zeggen dat wij een tandje bij moeten zetten. In deze coalitie wint economie in zijn smallere vorm het van economie in de bredere uitleg, ofwel groei- en winstmaximalisatie winnen het van een gezonde en plezierige woon- en leefomgeving, voorwaarden waaronder mensen productief kunnen zijn. Die smalle kijk op de economie lijkt op een kamikaze actie. Je weet dat de gevolgen fataal zijn maar toch ga je door. Het tweede onderdeel waarop het college ingaat in de bestuurlijke inleiding is bestuur met daaronder de rol van het provinciale bestuur. Of liever, de andere rol van het provinciale bestuur. Het college spreekt over horizontalisering, samenwerking met partners en inspelen op de maatschappelijke dynamiek. Dat klinkt mooi maar aansluiten bij de maatschappelijke vraag kan ook zomaar betekenen meegaan in wat gevraagd wordt. En dat laatste geldt zeker bij het ontbreken van goede kaders en strakke uitgangspunten. Bovendien is de provincie geen winkel die moet inspelen op de vraag van klanten. En ook is de provincie geen arts die medicijnen verstrekt op grond van de zelfdiagnose van patiënt. In feite hebben wij het hier over een uitholling van de provinciale taken en bevoegdheden. Let wel, GroenLinks is op geen enkele wijze tegen overleg en samenwerking maar wij weten ook dat gemeenten opkomen voor hun eigenbelang, evenals bedrijven. Dat mag, zo hebben wij dat georganiseerd, maar een provincie is er om het algemeen belang veilig te stellen. De provincie heeft overkoepelende taken. Dan kom ik bij het onderwerp financiën. Gedeputeerde Van der Sande zei in de commissie zoiets als ‘als de wereld niet verandert, dan hebben wij op termijn een financieel probleem’. Ik denk dat wij dat inmiddels allemaal wel weten. Waarom handelen wij daar dan niet naar? Omdat er afspraken zijn? Zijn die afspraken dan in beton gegoten? Hoe verstrekt de verantwoordelijkheid van dit college en de coalitie? En overigens, de wereld verandert natuurlijk maar het levert vrijwel nooit financieel voordeel op. Integendeel zelfs. Om een recent voorbeeld te noemen; het gebrek aan veiligheid op een substantieel deel van de provinciale wegen. Daar moet vast extra geld naartoe in de volgende periode. Ik heb een heleboel niet gezegd. Natuurlijk wordt er ook ingezet op goede zaak, zoals het waterdossier en het nieuwe en verbeterde fiets- en wandelpaden en het verstevigde toezicht op gemeenten (wat overigens weer op gespannen voet staat met de zogenoemde horizontalisering). Natuurlijk zijn we blij met de plannen voor de aankoop en inrichting van natuur. Het is alleen zo jammer dat elke vooruitgang zomaar weer tenietgedaan wordt door andere acties. Het is voor Zuid-
Kleijweg en F. Vermeulen
Holland gemakkelijker om doelen te bereiken als de landelijke overheid eisen en regels stelt, of als wij Europese normen krijgen opgelegd of recent, als een bedrijf, de nieuwe eigenaar van Nedstaal, stelt dat de proef met het verbranden van asbest maatschappelijk niet verantwoord is. Ik kom weer terug bij visie en inzet om daadwerkelijk het verschil te willen en kunnen maken. De kring is rond. Wij hebben vijf moties die bedoeld zijn om de schade te beperken die de goede ontwikkelingen worden aangedaan. In toenemende mate wordt het autogebruik goedkoper dan reizen met het openbaar vervoer. Dat is in onze ogen een zeer onwenselijke ontwikkeling die belemmerend is voor het verbeteren van de luchtkwaliteit. Wij hebben een motie die oproept tot het koppelen van de indexatie van de opcenten aan de tarieven van het openbaar vervoer. Het doel is om ervoor te zorgen dat het collectieve vervoer voor de reizigers voldoende aantrekkelijk blijft in relatie tot het individueel vervoer. Gezien de inzet om wensen die op langere termijn niet haalbaar zijn door te zetten en daarmee de toekomstige colleges onverantwoord zwaar te belasten, roepen wij in een motie op om voor de verkiezingen geen nieuwe verplichtingen meer aan te gaan op het gebied van de aanleg van nieuwe wegen. De otter is terug in Zuid-Holland maar hij wordt net zo hard weer doodgereden. Op 4 november 2014 heeft de rechtbank in Den Haag gesteld dat wij verantwoordelijk zijn voor de bescherming van deze bedreigde diersoort. Wij roepen het college op om in actie te komen en knelpunten met betrekking tot oversteekplaatsen te inventariseren en met een plan van aanpak te komen. GroenLinks hecht grote waarde aan het compenseren van door ontwikkelingen verloren gegane landschappelijke en ecologische waarden, zoals ook in de Verordening Ruimte is opgenomen. Door tijdsverloop en andere omstandigheden is het zicht hierop, in elk geval voor Provinciale Staten, niet scherp. Wij vragen om een inventarisatie en een jaarlijkse verantwoording. De Programmatische Aanpak Stikstof en de uitbreiding van de veehouderij zitten elkaar in de weg. Met een motie vragen wij samen met de Partij voor de Dieren om inzicht in de uitbreidingscapaciteit van de veehouderijen, toetsing in de bijdrage van de gevraagde uitbreidingen aan de achtergrondwaarde van stikstof en de criteria voor de maximale uitbreidingscapaciteit. De Partij voor de Dieren dient straks mede namens GroenLinks een motie in over het gebruik van leidingwater in plaats van flessen water in de restaurants en bij de catering in provinciale gebouwen. Ik dien mijn moties nu in maar wij zullen die eventueel weer intrekken als de beantwoording daartoe aanleiding geeft. De heer F. VERMEULEN (VVD): Ik heb een technische vraag. Stel dat iemand water wil met bubbels erin. Hoe gaat u dat regelen?
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20603
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Laten wij beginnen met plat water. Dat is hetzelfde als leidingwater. Misschien doet u dan mee? De heer F. VERMEULEN (VVD): Ik heb ook voorkeur voor plat water maar er zijn mensen die voorkeur geven aan wat anders. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Ik bedoel dat u dan misschien meedoet met deze motie. De heer F. VERMEULEN (VVD): U lost dat probleem dus niet op. Bubbeltjeswater blijft wel op tafel staan maar alleen het platte water wordt vervangen? Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Deze motie gaat in eerste instantie over plat water maar een volgende stap kan natuurlijk altijd genomen worden. De heer F. VERMEULEN (VVD): Misschien kan met de waterleidingbedrijven een overleg gestart worden om ervoor te zorgen dat er ook bubbeltjeswater uit de kraan komt. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Ik begrijp dat u meedoet met de motie. INGEDIEND ZIJN: Motie 532/6743 van de leden Kleijweg en Van Viegen over indexatie opcenten gelijktrekken met indexatie OVtarieven. “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen ter behandeling van bovenvermeld onderwerp. Constaterende dat: − in het Coalitieakkoord is opgenomen dat het college openbaar vervoer stimuleert door te investeren in toegankelijkheid; − in het Coalitieakkoord is opgenomen dat openbaar vervoer in grotere mate moet worden ingezet als alternatief voor woon-werkverkeer; − uit recente metingen blijkt dat minder gebruik wordt gemaakt van het openbaar vervoer dan eerder gedacht; − de prijsontwikkeling van de opcenten en van de reizigerstarieven geen gelijke tred hebben gehouden; Overwegende dat: − het openbaar vervoer een belangrijke maatschappelijke waarde heeft, bijvoorbeeld voor de bereikbaarheid en leefbaarheid van (kleine) kernen en om sociaal isolement van mensen zonder auto te voorkomen; − de OV-tarieven mede bepalend zijn voor de toegankelijkheid van het openbaar vervoer; − de verhouding tussen de autokosten en de OV-kosten een afweging is bij vervoerskeuzen voor woonwerkverkeer; Dragen het college op: De opcenten en de OV-tarieven in 2015 met eenzelfde percentage te indexeren; En gaan over tot de orde van de dag!”
Kleijweg en F. Vermeulen
Motie 533/6743 van de leden Kleijweg en Van Viegen over geen nieuwe verplichtingen aangaan voor wegenbouw. “Provinciale Staten van Zuid-Holland in vergadering bijeen op 12 november 2014 ter bespreking van bovenvermeld onderwerp: Constaterende dat: − uit het MPI 2015-2029 blijkt dat de provincie op termijn ruim 800 miljoen euro tekortkomt om de beschreven ambities uit te voeren; − dit tekort omlaag wordt gebracht door de vrije beleidsruimte op te souperen; − dit vergaande gevolgen heeft voor toekomstige colleges en Staten; − de zittingsperiode van het huidige college nog steeds enkele maanden duurt; Overwegende dat: Het zeer ongewenst is om de beleidsvrije ruimte voor de toekomst zo zwaar in te perken; Het niet nodig is om in de laatste maanden van de college- en Statenperiode nieuwe bindende afspraken te maken over de aanleg van nieuwe wegen; De twijfel omtrent de nieuwe-wegen-ambitie groeit; Dragen het college op: Om in de nog resterende collegeperiode geen nieuwe bindende afspraken te maken over de aanleg van nieuwe wegen; en gaan over tot de orde van de dag!” Motie 534/6743 van de leden Kleijweg en Van Viegen over veilige oversteek voor de otter. Provinciale Staten van Zuid-Holland in vergadering bijeen op 22 november 2014 ter behandeling van bovenvermeld onderwerp; Constaterende dat: − in 2014 de otter ook in Zuid-Holland zich weer op meerdere plaatsen heeft gevestigd; − in 2014 al meerdere otters in het verkeer zijn gesneuveld; − natuurorganisaties een actie zijn gestart om geld bijeen te krijgen voor oversteekvoorzieningen voor otters in de directe omgeving van hun nieuwe vestigingsplaatsen; Overwegende dat: − de otter als bedreigde diersoort onze bescherming verdient; − het gerechtshof van Den Haag die verantwoordelijkheid nog recent heeft bekrachtigd; − het opheffen van de versnippering van leefgebieden de grondgedachte is achter het natuur netwerk; Dragen GS op om: − in overleg met natuurorganisaties de meest risicovolle oversteken voor otters in Zuid-Holland, met de mogelijke oplossingen, te inventariseren;
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20604 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
−
deze inventarisatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk 1 april 2015 aan Provinciale Staten voor te leggen vergezeld van een voorstel van aanpak;
Voorzitter en Wenneker
− −
En gaan over tot de orde van de dag!” Motie 535/6743 van de leden Kleijweg, Van Viegen en Hillebrand over registratie groencompensatie. “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen op 12 november 2014 ter behandeling van bovenvermeld agendapunt; Constaterende dat: − de Verordening Ruimte voorschrijft bij ontwikkelingen van groot algemeen belang binnen de gebieden in categorie 1 en 2, de verloren gegane landschappelijke en ecologische waarde te compenseren; − de gemeenten van GS de ruimte krijgen deze verplichting verder invulling te geven; − het nakomen van afspraken in het kader van de genoemde compensatie soms pas in de toekomst, bijvoorbeeld aan het eind van de werkzaamheden, kan plaatsvinden; Overwegende dat: − Provinciale Staten verantwoordelijk blijven voor de controle op de naleving van de door hen uitgevaardigde verordening; − door tijdsfactor en onvoorziene omstandigheden gemaakte afspraken onbekend en onhelder kunnen worden; Dragen GS op om: − een inventarisatie van de noodzakelijke en uitgevoerde compensaties in het kader van artikel 2.2.1 lid 4 en artikel 2.3.4 lid 5 van de Verordening Ruimte bij te houden; − en Provinciale Staten jaarlijks tegelijkertijd met de jaarlijkse verantwoording een overzicht te sturen van de recente stand van zaken van noodzakelijke, gemaakte en uitgevoerde compensaties afspraken; en gaan over tot de orde van de dag!” Motie 536/6743 van de leden Kleijweg, Van Viegen en Hillebrand over PAS en uitbreiding veehouderijen in Z-H. “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen op 12 november 2014 ter behandeling van bovenvermeld agendapunt; Constaterende dat: − de Visie Ruimte en Mobiliteit meer ruimte geeft voor uitbreiding van extensieve en intensieve veehouderijen; − het opheffen van het melkquotum een impuls geeft aan de melkveehouderijen in Zuid-Holland om uit te breiden; − PAS-afspraken nodig bleken om de verschillende economische sectoren ruimte te bieden voor uitbreiding; − alleen al dit jaar 128 vergunningen ingevolge de Natuurbeschermingswet zijn verleend voor uitbreidingen van Zuid-Hollandse veehouderijen nabij natuurgebieden; Overwegende dat: − het terugdringen van de achtergrondwaarde van stikstof grote inspanningen vereist;
−
− −
Natura 2000-doelen in een aantal aangewezen gebieden vrijwel onbereikbaar lijken te worden door de hoge achtergrondwaarde; ook de biodiversiteit in recreatiegebieden en agrarische sectoren gebaat is bij een lagere achtergrondwaarde; niet in alle gevallen de uitbreidingen van agrarische bedrijven op emissie worden getoetst en in ieder geval niet op hun bijdrage aan de algemene achtergrondwaarde; het daarom van belang is om op korte termijn inzichtelijk te hebben hoeveel uitbreidingsruimte er nog is voor de veehouderijen in Zuid-Holland; hierbij rekening dient te worden gehouden met de door GS verwachten toename in automobiliteit en wegencapaciteit, zoals in het MPI is ingepland;
Dragen GS op om: − zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk voor 1 april 2015 inzichtelijk te maken wat de uitbreidingscapaciteit voor veehouderijen in Zuid-Holland is; − over te gaan tot een structurele toetsing van de bijdrage aan de achtergrondwaarde van stikstof voor elke aangevraagde uitbreiding in de veehouderij; − aan te geven op basis van welke criteria de maximale uitbreidingscapaciteit zal worden toegekend; En gaan over tot de orde van de dag!” De VOORZITTER: Dank u wel. De moties zullen worden rondgedeeld en maken deel uit van de beraadslagingen, evenals de moties die net zijn rondgedeeld. Ik geef het woord aan de heer Wenneker van D66. De heer WENNEKER (D66): Wij leven in een bijzondere provincie; de grootste haven van Europa, het mondiale centrum van recht en vrede, drie grote kenniscentra, enkele belangrijke Greenports, 3,5 miljoen inwoners en duizenden bedrijven die met elkaar 21% van het bruto nationaal product verdienen. En toch kun je urenlang fietsen, varen en wandelen door de fraaie duinstroken, polders, plassengebieden en rivierlandschappen, langs schitterende cultuurhistorische hoogtepunten. Als Zuid-Holland niet bestond, zou je het niet voor mogelijk houden. Onze fractie is trots dat wij de afgelopen jaren als coalitiepartij eraan hebben kunnen bijdragen dat Zuid-Holland nog mooier, leefbaarder, duurzamer en economisch sterker is geworden. De bestuursstijl is in deze periode opener geworden en ook meer gericht op samenwerking. Niet meer top down maar meer samen met de regio’s, zoals in het groenbeleid, en meer gericht op het in dialoog vinden van maatwerkoplossingen. De rol van de provincie kan hierbij vaak bescheiden blijven. D66 hecht veel waarde aan de kracht van mensen zelf en aan de kracht van de markt. Markt en de maatschappelijke initiatief waar dat kan, de overheid waar moet. Wij kijken in deze laatste algemene beschouwingen kort terug op de afgelopen periode maar wij willen vooral aangeven waar wij in de komende maanden de puntjes op de i willen zetten. Daarnaast kijken wij kort vooruit.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20605
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Laten wij voor de verandering eens op het provinciehuis beginnen. De provincie, het is vandaag al eerder gezegd, is immers jarig. De begroting van Zuid-Holland voor 2015 en de verdere jaren is gezond. Wij zijn de crisis doorgekomen zonder de lasten voor de inwoners van Zuid-Holland te hoeven verhogen. De lasten in Zuid-Holland zijn immers nog steeds hoger dan in andere provincies. Ook is de provinciale organisatie afgeslankt. De provincie concentreert zich bijna geheel op haar kerntaken en doet er alles aan om ruimte te scheppen voor economische groei en een aantrekkelijk en gezond leefklimaat. Dat is ons goed bevallen. Deze lijn willen wij dan ook in de volgende periode voortzetten. Het is een goede begroting om over te dragen aan een nieuw college. Niet alleen omdat zij gezond is maar ook omdat zij veel inzichtelijker is dan dat zij was. Veel is op orde gebracht. Overhead en de reserves zijn duidelijk geworden. Er is een subsidieregister en het belangrijkste is dat voor het eerst sinds ons tweehonderd jaar bestaan de kapitaal- en beheerlasten op het gebied van mobiliteit, vastgoed en natuur voor de lange termijn inzichtelijk zijn gemaakt. Wij hebben hierover in 2010 en 2011 moties ingediend en wij konden toen niet bevroeden dat het zoveel kracht zou kosten om helderheid te scheppen maar dat bewijst slechts hoe noodzakelijk het was. Goed dat het gelukt is. Uit de begroting blijkt ook dat de provincie transparanter is geworden. De website Staat van Zuid-Holland (staatvan.zuidholland.nl/) is uitgerold, een goed initiatief dat wij toejuichen en ook eerder bepleit hebben door middel van een motie over open data. Wij zijn benieuwd of er al cijfers bekend zijn over het gebruik ervan. Ook wil de provincie graag leren op andere terreinen. Zo is de provinciale organisatie de laatste tijd met enige vasthoudendheid op zoek naar gegevens en partners om benchmarks mee op te zetten. Het is belangrijk om prestaties, kosten en werkwijzen van provincies met elkaar te kunnen vergelijken, zodat er van geleerd kan worden. Overigens zijn wij ook van mening dat iedere zelfbewuste provincie hiervoor open zou moeten staan. De afgelopen periode heeft in het teken gestaan van de Visie Ruimte en Mobiliteit. Het proces is zorgvuldig verlopen en het resultaat mag er zijn, niet in de laatste plaats vanwege het symbolische nietje dat de onderwerpen ruimte en mobiliteit met elkaar verbindt. Het oude instrumentarium met de rode en groene contouren en weinig ruimte voor lokale afwegingen voldeed niet meer. Nu de Visie Ruimte en Mobiliteit is vastgesteld, gaat onze fractie erop letten of Zuid-Holland dankzij deze visie niet alleen de maximale ruimte schept voor wonen, sporten en recreëren maar dat de toepassing ervan Zuid-Holland concurrerender en duurzamer maakt. Over duurzaamheid en innovatie gesproken. De provincie heeft niet alleen de taak om uiteenlopende nieuwe ontwikkelingen (gebruik van aardwarmte, internet detailhandel) mogelijk te maken en in goede banen te leiden maar om dat ook met haar eigen instrumentarium te stimuleren. Wat ons betreft heeft de provincie echter ook tot taak om de infrastructuur in ruime, nieuwe zin te ontwikkelen. Wat D66 betreft gaat het daarbij om kennis, financiering, warmtenetten, reststromen en de kansen die deze onderwerpen bieden leidend te laten zijn bij de ruimtelijke ordening en de economische agenda. Wij zien hiervoor in de visie goede aanzetten. D66 vindt dat het de komende jaren nog verder ontwikkeld kan worden. We moeten durven investeren in
Wenneker
projecten die het verschil maken, zoals het Innovation Quarter en projecten in Nederland en Zuid-Holland Internationaal op de kaart zetten, zoals de Deltawerken en de Zandmotor. Dit geldt ook voor de gebiedsontwikkeling van de Grevelingen. Wij zijn blij met de 10 miljoen euro die hiervoor gereserveerd is in de Begroting 2015. Door onder andere mijn fractie is bij de kadernota al aangegeven dat we dit zien als een win-winwinproject. Als er weer water stroomt door de Brouwersdam, wordt zowel de waterkwaliteit als de waterveiligheid vergroot. Daarnaast biedt het kansen voor het opwekken van elektriciteit. Wij hebben ons gedurende het afgelopen zomerreces tijdens een werkbezoek laten bijpraten over de plannen en ontwikkelingen op dit gebied en wij zijn enthousiast over deze innovatieve vorm van duurzame energie in deze regio. Nog meer innovatie. Wij zijn van mening dat de luchtkwaliteit in Zuid-Holland nog gezonder moet worden. D66 wil dat ZuidHolland voldoet aan de normen van de WHO. De provincie zou daarvoor de samenwerking moeten opzoeken met onze kennisinstituten om schone technieken te stimuleren. Op het thema van de luchtkwaliteit is de nieuwe Omgevingsraad Schiphol relevant. Deze raad start op 1 januari 2015 en is voortgekomen uit een fusie van de Alderstafel en de Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS). Mijn fractie heeft er altijd voor gepleit dat Zuid-Holland deelneemt aan het bestuurlijk overleg over Schiphol en de omgeving omdat grote delen van Zuid-Holland in het noorden van de provincie deel uitmaken van die omgeving, zodat die niet alleen de lusten maar ook de lasten van Schiphol aan den lijve ondervinden. Ik wil graag weten of en op welke wijze ZuidHolland in de Omgevingsraad Schiphol deelneemt. Graag een reactie van het college. Met betrekking tot de natuur en groen stellen wij vast dat dit college is gestart onder een bijzonder lastig rijksgesternte. Het is dan ook te prijzen dat er ondanks de moeilijke beslissingen in het groenbeleid, veel projecten toch doorgaan en ook het beheer volledig gedekt is. De ladder van Weber, zoals de VVD het net noemde. Het is fantastisch dat na twintig jaar weerstand een nieuw Veenweidepact in de Krimpenerwaard gesloten is. De RodS nadert zijn voltooiing en dat vinden wij uiteraard goed nieuws. Ondanks hevige rijksbezuinigingen en het geheel terugtrekken van het Rijk uit de RodS, lijkt toch 90% van de oorspronkelijke ambitie gerealiseerd te kunnen worden, inclusief het beheer. Het is belangrijk voor het leef- en het vestigingsklimaat. In deze periode is de rol van de provincie op het gebied van natuur behoorlijk veranderd. Er wordt meer ontwikkeld en gerealiseerd door en in samenwerking met de partners van de provincies. Dat proces kost echter tijd maar positief is dat het aandeel van derden in de kosten van recreatie en beheer langzaam maar gestaag omhooggaat. Wij zijn ook tevreden over wat het college in het openbaar vervoer geïnvesteerd heeft in de afgelopen periode. Een aangepaste RijnGouwelijn, zeven buscorridors en de uitrol van R-net. Het is belangrijk omdat wij het openbaar vervoer comfortabel en efficiënt moeten maken om ‘de model split ovauto’ te veranderen ten gunste van het openbaar vervoer.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20606 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Daarom juichen wij ook de proef toe van gemeentelijke voorzieningen, inclusief vraaggestuurd en provinciaal openbaar vervoer, op Goeree-Overflakkee. De vervoersautoriteit. In de Randstad zijn, overigens zonder veel succes, pogingen gedaan om de bestuurlijke samenwerking op het gebied van mobiliteit te verbeteren. Wij zijn blij dat wij als Staten het standpunt hebben uitgedragen dat de vorm de inhoud volgt. D66 is van mening dat het vervoer het beste op het niveau van de Randstad kan worden georganiseerd en suboptimaal op het niveau van Zuid-Holland, maar zeker niet nog verder versnipperd mag worden. Voor een krachtig mobiliteitsbeleid is het bestaan van meerdere vervoersautoriteiten zeer onwenselijk. De inwoners van grote steden, maar ook de Zuid-Hollandse eilanden, het Groene Hart en de Bollenstreek moeten immers optimaal met elkaar verbonden worden. Wij begrijpen echter ook de wens van de grote steden om zeggenschap te hebben over hun eigen mobiliteitsbeleid. Hiervoor moeten wij met elkaar tot een goede oplossing kunnen komen. En dan toch ook nog iets over de Wgr-plus. Tijdens de presentatie van het boek over de geschiedenis van ZuidHolland ter viering van het tweehonderdjarig bestaan van de provincie zei de historicus, Herman Sietsma, over de inrichting van het bestuur: “De samenwerkingsverbanden mogen ingewikkeld zijn, als de achterkant van het rechtsstatelijk model maar klopt.” Daarmee zijn wij het van harte eens en daarom steunen wij het opheffen van de Wgr-plus maar hebben wij wel zorgen over wat daarvoor in de plaats komt. Het is onmenselijk dat het provinciaal bestuurder participeert in een gemeenschappelijke regeling voor verlengd lokaal bestuur. Hier klopt dus de achterkant niet, om met de woorden van de heer Sietsma te spreken. Wij vinden het dan ook goed dat Zuid-Holland bij monde van de Commissaris van de Koning en Gedeputeerde Staten een duidelijke positie inneemt in het debat over de bestuurlijke toekomst van onze regio. Wij ondersteunen die boodschap van harte en spreken dat hier vandaag nogmaals uit. Jeugdzorg. Op 1 januari 2015 is de overdracht van de jeugdzorg aan de gemeenten een feit. D66 heeft het idee van de decentralisatie altijd gesteund omdat wij van mening zijn dat zorg en hulpverlening het beste zo dicht mogelijk bij huis en geïntegreerd georganiseerd moeten worden. Wel maken wij ons zorgen over de bescherming van de privacygevoelige informatie door gemeenten. In september 2014 en zelfs nog gisteren heeft het College Bescherming Persoonsgegevens een brief uitgedaan, waarin het college minister Plasterk waarschuwt omdat het lastig blijkt om de vereiste grondslag te vinden voor iedere verwerking van persoonsgegevens. Het college heeft op ons verzoek eerder al aandacht gevraagd voor dit probleem bij gemeenten en het Rijk. Hebben GS het idee dat privacygevoelige informatie nu goed beschermd is en zo niet, wat kan de provincie hier verder aan doen? De provincie heeft na 1 januari 2015 geen wettelijke taken meer binnen het sociale domein. In de Begroting 2015 staat dat de provinciale rol wordt heroverwogen en dat nadere voorstellen zullen volgen. Wij kijken daarnaar uit en om een schot voor de boeg te geven, wij vinden het logisch als de provinciale rol met betrekking tot maatschappelijke participatie verder wordt afgebouwd.
Wenneker en Voorzitter
Ik had het net al even over de decentralisatie van jeugdzorg. De decentralisaties naar gemeenten vormen een aanzienlijke taakverzwaring voor de gemeenten op het maatschappelijk gebied en de economische opgaven, waarvoor gemeenten zich gesteld zien. Dat stelt stevige eisen aan de gemeenten en hun bestuurskracht. Vaak hebben gemeenten moeite om deze opgave goed aan te pakken omdat gemeenten nu eenmaal niet regeren buiten hun eigen grenzen. Kleine gemeenten zijn wat ons betreft te vaak afhankelijk van samenwerkingsverbanden, waarin zij slechts een beperkte invloed hebben en waarbij de democratische controle te wensen overlaat. Volgende week vinden de herindelingsverkiezingen plaats in de Krimpenerwaard. Wij zijn blij dat wij dat in deze Statenperiode nog meemaken en wensen de nieuwe gemeente Krimpenerwaard en natuurlijk ook de gemeente Nissewaard een mooie toekomst. Hiermee is het aantal gemeenten in Zuid-Holland de afgelopen 5 jaar gedaald van 74 naar 60. Daarnaast is er in deze periode, mede op aandringen van D66, getracht beweging te krijgen in de regio’s waar de noodzakelijke bestuurlijke samenwerking niet van de grond kwam, vastgelopen was of al tijden ritueel onderhouden werd. Wij zijn van mening dat met het vergroten van het gemeentelijke takenpakket de lokale bestuurskracht ook de komende periode nog verder moet worden versterkt. Op het vlak van cultuur is deze periode heel veel veranderd, zoals ook ten doel gesteld was in het Hoofdlijnakkoord. De provincie heeft zich beperkt tot het cultureel erfgoed en cultuurparticipatie en bij een recente hoorzitting met cultuurinstellingen die betrokken zijn bij de basisvoorziening bleek dat het na de nodige pijn en strubbelingen, nu eigenlijk best goed ging, ook bij het Jeugdtheaterhuis. De organisaties zijn er sterker uitgekomen en dat is goed voor de ZuidHollandse kinderen en jongeren. Ook deze koers willen wij graag in een volgende periode voortzetten. Dat geldt ook voor de koers met betrekking tot erfgoed. D66 vindt het belangrijk dat ook toekomstige generaties kennis kunnen nemen van ons erfgoed, zich ermee verbonden voelen en er ook verantwoordelijk voor blijven. De vernieuwende netwerkaanpak van de monumentenzorg, de erfgoedlijnen, heeft geleid tot een veelvoud aan middelen naast de provinciale middelen maar ook tot een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit door monumenten beter in te bedden in hun omgeving. De provincie heeft erfgoed, groen, water en bereikbaarheid goed weten te integreren. Deze aanpak zien wij dan ook als een stimulans voor de noodzakelijke herbestemming van ons erfgoed. Ik kom tot een eind. Ik begon met de constatering dat wij leven in een buitengewoon bijzondere provincie. Alle uitersten landschap, economie en inwoners zijn er te vinden en dat zal over tweehonderd jaar ook nog zo zijn. Over de vraag of de provincie zelf over tweehonderd jaar nog bestaat, kunnen wij nu nog niets zinnigs zeggen maar D66 wil enthousiast blijven bijdragen aan een Zuid-Holland dat nog mooier, duurzamer, leefbaarder en economisch sterker kan worden. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank voor uw bijdrage. Ik merk op dat de publieke tribune te klein dreigt te worden. Dat een goede zaak. Fijn dat u er bent en een deel van dit debat bijwoont. Ik geef het woord aan de heer Struijlaad van 50PLUS.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20607
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Struijlaard en Hillebrand
De heer STRUIJLAARD (50PLUS): De Programmabegroting 2015 van onze mooie provincie ligt vandaag ter vaststelling voor. Mede namens de fractie van 50PLUS bedank ik het college voor deze informatie. Voor 50PLUS wederom een aardige en uitdagende klus om deze begroting te beoordelen dan wel van commentaar te voorzien. De fractie van 50PLUS zou de begroting willen samenvatten met deze krachtige subtitel ‘Kan niet waar zijn!’ (met dankzegging aan Astrid Joosten).
Brusselse begrotingsmethodiek. Keer op keer vraagt 50PLUS wat de echte problemen zijn in Zuid-Holland en wat de maatschappelijke doelen zijn. Om het begrijpelijk en simpel te vertalen: wat is het echte probleem, wat kost het, wat levert het op en wanneer wordt het project opgeleverd? Dat is toch simpel? Wellicht is het voor een toekomstig college zinvol om daar eens aan te denken en structureel in te voeren. Mijnheer Hillebrand, uw uitnodiging om verder van gedachten te wisselen om dit soort zaken beter te doen, neem ik graag aan.
Waarom deze titel? Al jaren pleit 50PLUS, en niet alleen tijdens de jaarlijkse behandeling van de conceptprogrammabegroting, voor heldere en meetbare maatschappelijke doelen, gekoppeld aan herkenbare doelgroepen ter legitimatie van de gevraagde budgetten. Steeds weer werd er minimaal instemmend geknikt door de collega-Statenleden maar helaas is er in de praktijk nog geen steek veranderd. Niet langer lijkt Australië het wolland bij uitstek maar is de provincie Zuid-Holland het nieuwe wollige land. Het is in de ogen van 50PLUS volstrekt onaanvaardbaar om jaarlijks honderden miljoenen euro’s aan gemeenschapsgeld uit te geven zonder ook maar een concreet, dus meetbaar, maatschappelijk doel per doelgroep aan de gevraagde budgetten te koppelen. Jammer genoeg kan 50PLUS het genoemde niet in de digitaal aangeleverde documenten terugvinden. Helaas blijft 50PLUS in deze Statenarena tot op de dag van vandaag een roepende in de woestijn, ondanks breed instemmend gekreun van verschillende andere fracties. Dat gekreun beperkt zich echter tot op heden tot de wandelgangen.
De heer HILLEBRAND (PvdA): Ik wil graag doorpraten over van alles, ook met u natuurlijk. Maar ik snap het toch nog niet helemaal. Ik heb u hier in de afgelopen vier jaar tijdens de begrotingsbehandeling heel gretig uw handtekening onder bijna elke motie zien zetten, waarin het college werd gevraagd om meer te doen, meer beleid te maken en meer uit te geven. Maar nu in de allerlaatste ronde, met de eindstreep en de verkiezingen in zicht, komt u met een verhaal in de zin van: flauwekul al die honderden miljoenen euro’s, stop er toch mee, we krijgen er niets voor terug. Ik hoor dat nu pas, terwijl de wedstrijd zo goed als voorbij is. Kunt u eens toelichten waarom ik dat verhaal van u niet vorig jaar of het jaar daarvoor heb gehoord in plaats van al die handtekeningen die u met graagte onder onze moties en die van andere partijen hebt geplaatst?
Geachte mede-Staten en leden van GS, u kent ongetwijfeld het Nederlandse gezegde ‘de tering naar de nering zetten’. GS hebben hierop, spitsvondig als altijd, een variant bedacht die kortweg luidt ‘de tering naar de virtuele nering zetten’. Als u de voorliggende conceptprogrammabegroting voor 2015 zou goedkeuren, dan gaat de provincie Zuid-Holland in 2015 694 miljoen euro uitgeven, terwijl er slechts 678 miljoen euro aan publieke munten binnenkomt in de provinciale kas. Het verschil wordt feitelijk virtueel gefinancierd in de voorliggende conceptprogrammabegroting voor 2015. 50PLUS wenst haar collega-Statenleden dan ook veel sterkte en overtuigingskracht om dit aan de ruim 3,5 miljoen inwoners van onze provincie uit te leggen. Dat is zeker een lastige klus omdat in de voorliggende conceptprogrammabegroting voor 2015 geen meetbare, maatschappelijke doelen per doelgroep staan om dit nader te verklaren. In ieder geval zal 50PLUS niet aarzelen om de inwoners de waarheid te vertellen. De heer HILLEBRAND (PvdA): Voordat wij GS in de gelegenheid stellen om de inwoners van Zuid-Holland één en ander uit te leggen, zou ik de heer Struijlaard willen vragen om het mij in ieder geval even uit te leggen. Ik snap de cijferopstelling die hij over de bühne probeert te brengen niet. Graag nog wat toelichting. De heer STRUIJLAARD (50PLUS): Als u het goedvindt, zal ik u in de volgende alinea uitleggen wat wij daar precies mee bedoelen. In ieder geval zal 50PLUS dus niet aarzelen om de inwoners de waarheid te vertellen. Het kan niet waar zijn dat 3,5 miljoen Zuid-Hollanders al jaren fors inleveren, de bodemloze Brusselse put 642 miljoen euro extra van Nederland wenst te ontvangen, terwijl GS van Zuid-Holland bijna 700 miljoen euro willen uitgeven in 2015 aan volstrekt onduidelijke maatschappelijke doelen. Het lijkt bijna een
De heer STRUIJLAARD (50PLUS): Zeer zeker. Wij vinden dat er heel goede punten zaten in sommige moties die wij in de afgelopen jaren hebben ondertekend. Maar wij hebben ook elke keer gevraagd wat het probleem precies was. Er was altijd sprake van iets ondernemen, iets bereiken maar wij willen graag weten wat precies het probleem is, alvorens een doel te beschrijven. Dat probeer ik aan te geven. De heer HILLEBRAND (PvdA): Dat is helder. En die vraag gaat u nu beantwoorden? Dan wacht ik nog even. De heer STRUIJLAARD (50PLUS): Zijn er dan geen maatschappelijke problemen op te lossen in Zuid-Holland, waaraan de provincie zou kunnen bijdragen? Natuurlijk wel. Het punt is echter, zeker voor 50PLUS als kleine fractie, dat zij niet geruchten tot probleem wil verheffen of van een incident een politiek maatschappelijke prioriteit maken. Het bewijs van deze vaststelling ligt besloten in de voorliggende conceptprogrammabegroting voor 2015 want nergens in dit bijna driehonderd pagina’s tellende document vinden wij die informatie in welke vorm dan ook terug. Laat staan dat deze informatie in behapbare brokken aan de Staten wordt aangeboden ter ondersteuning van hun bestuurlijke standpuntvorming. Het kan niet waar zijn dat zonder te beschikken over deze informatie, een programmabegroting kan worden samengesteld. Dus moet de conclusie zijn dat deze informatie wel degelijk voorhanden is. Ook binnen 50PLUS leven, net als bij andere fracties, de nodige vragen naar aanleiding van opgevangen maatschappelijke signalen en incidenten. Om te voorkomen dat 50PLUS onterecht aan het generaliseren slaat of ter oren gekomen incidenten opblaast tot monsterlijke proporties, willen wij graag op de volgende drie vragen een antwoord hebben van GS: 1. Welke zijn volgens GS de drie belangrijkste specifieke ouderenproblemen in Zuid-Holland, waaraan GS willen gaan werken in 2015?
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20608 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
2.
3.
Waar vinden wij deze in de voorliggende conceptbegroting terug? Tot nu toe hebben wij deze gegevens niet, zowel tekstueel, kwalitatief als kwantitatief kunnen terugvinden. Welke zijn de overige voorgestelde inspanningen in de voorliggende conceptbegroting die GS voornemens zijn te doen aan ouderenproblemen? In welke mate dragen de geplande inspanningen bij aan het verminderen daarvan?
Daarnaast heeft de fractie van 50PLUS nog een paar generieke vragen met betrekking tot de geagendeerde conceptbegroting: Nadrukkelijk wordt geschreven Begroting 2015 en niet concept-Begroting 2015, laat staan conceptProgrammabegroting 2015. Is daar een aanleiding voor? Welk deel van de totale Begroting 2015 draagt aantoonbaar bij aan het welzijn van de ruim 3,5 miljoen inwoners van ZuidHolland? Hoe is dat per doelgroep uitgesplitst? Volgens de voorliggende conceptbegroting wordt 634 miljoen euro via onze programma’s besteed. Wat is de relatie van de provinciale welzijnsproblemen tot de verschillende doelgroepen? Geachte Statenleden, geacht college van GS, de zojuist door 50PLUS gestelde vragen maken zonneklaar duidelijk welke onrust ons bekruipt na het bestuderen van de voorliggende conceptbegroting. U vraagt ons feitelijk om u toestemming te verlenen om in 2015 bijna 700 miljoen euro uit te geven, terwijl voor ons volstrekt onduidelijk blijft wat nu de echte problemen zijn en wat de Zuid-Hollandse samenleving ervoor terugkrijgt. U neemt dus in feite een loopje met de controletaak van Provinciale Staten. Want hoe kunnen Provinciale Staten controleren, als niet eens geformuleerd kan worden wat de echte problemen zijn en wat er bereikt dient te worden? De fractie van 50PLUS kan alleen dan instemmen met de voorliggende conceptbegroting als wij onszelf, en dus ook de 3,5 miljoen inwoners van Zuid-Holland, helder kunnen uitleggen in welke mate door de provincie Zuid-Holland wordt bijgedragen aan hun welzijn. Want het kan niet waar zijn dat wij elke Zuid-Hollander een jaarcontributie vragen van bijna 200 euro en hun vervolgens niet kunnen uitleggen wat de problemen zijn en wat zij ervoor terugkrijgen. Tot slot houd ik u het breed geaccepteerde en door 50PLUS integraal geadopteerd adagium voor dat luidt als volgt: “Welzijn is leidend, ruimte is volgend en middelen zijn ondersteunend.” Aan dit adagium dient naar de mening van 50PLUS elke provinciale begroting te voldoen. Tot zover mijn bijdrage. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Dit is de laatste begrotingsbespreking van deze Statenperiode. Het is een moment om de behaalde resultaten van de afgelopen periode eens onder de loep te nemen maar ook om vooruit te kijken. De uitnodiging van de PvdA om de volgende Statenperiode te bespreken en op een andere manier te gaan samenwerken, nemen wij dan ook met beide handen aan. Het thema van mijn bijdrage is transformatie. Ik kom hierop nog terug. Wat opvalt in de Begroting 2015 is dat de economische doelstellingen goed op schema liggen en veelal behaald zijn. Dat kan helaas niet gezegd worden van de ecologische doelstellingen. De ecologische crisis is veel groter dan de economische; er is sprake van een economisch tekort
Struijlaard en Van Viegen
van 3% maar van een ecologisch tekort van 35%. Wij vinden dat de provincie veel meer moeten doen om de ecologische crisis aan te pakken. Daarop hebben wij de afgelopen periode dan ook gehamerd. In tegenstelling tot wat de gedeputeerde Weber heeft aangegeven in de commissievergadering, staat in het Hoofdlijnenakkoord wel degelijk dat de 100 miljoen euro voor Recreatie om de Stad beschikbaar is gesteld voor de periode 2011-2015 en niet voor daarna. De Partij voor de Dieren heeft waardering voor de voorstellen voor tijdelijke natuur. Zijn GS bereid om hierover zo veel mogelijk in overleg te treden met gemeenten en regionale gemeentelijke verbanden? Ook zijn wij blij dat de provincie naast de regionale economische overleggen nu ook structurele regionale ecologische overleggen initieert. Dan de bescherming van de Natura 2000-gebieden. Dit jaar alleen al zijn er tot nu toe 135 vergunningen verleend voor uitbreidingen van veehouderijen ingevolge de Natuurbeschermingswet. Er zijn daarnaast veel andere economische ontwikkelingen in onze provincie. Nog steeds is de maximale uitbreidingsmogelijkheid niet bekend en er hangt nog steeds een waas over de PAS. Het Planbureau voor de Leefomgeving heeft recent aangegeven dat, gezien de onzekerheden in de uitvoering van het programma, zij het gevaar reëel geacht dat het vereiste natuurherstel in een aantal gebieden uitblijft. De overheid geeft op voorhand ontwikkelingsruimte vrij die er achteraf gezien niet blijkt te zijn, waardoor de natuur ter plekke verder achteruitgaat. Om dit te voorkomen vindt het planbureau het raadzaam om de voortgang van het programma nauwkeurig te volgen en heel voorzichtig te zijn met het van tevoren uitgeven van ontwikkelingsruimte. Gebeurt dat niet, dan zijn er over enkele jaren nog maar weinig mogelijkheden om de tegenvallers op te vangen. Het planbureau stelt dat de recente discussie over mogelijke oorzaken voor het verschil in de gemeten en de berekende concentraties ammoniak, waarmee de ontwikkeling van de stikstofdeposities samenhangt, de noodzaak verhoogt van tijdige monitoring en bijsturing. Een ander element in de discussie betreft de effectiviteit van de maatregelen in de landbouw vanaf 1990. Hierover hebben de WUR, het RIVM en het Planbureau voor de Leefomgeving een bericht uitgegeven. Mijn vraag is wat GS vinden van de bevindingen van het planbureau. Bent u bereid om zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk voor 1 april 2015, inzichtelijk te maken wat de uitbreidingscapaciteit überhaupt nog is? Samen met GroenLinks hebben wij de motie voorbereid die inmiddels door GroenLinks is ingediend. Verder vragen wij nadrukkelijk aandacht voor de handhaving van de wettelijke bepalingen in de Natura 2000-gebieden en andere natuur- en recreatiegebieden. Gebleken is dat stroperij, met name de visstroperij in deze gebieden, schrikbarend toeneemt. Aan de ene kant worden beschermingsmaatregelen genomen maar aan de andere kant worden die op deze manier werd tenietgedaan, en dat kan toch niet de bedoeling zijn. Maar ook bij andere natuur- en recreatiegebieden is het slecht gesteld met de handhaving omdat deze veelal is wegbezuinigd. Het gevaar is dat dit leidt tot veel extra overlast en belasting voor het milieu, wat nadelige gevolgen heeft voor de natuur en de biodiversiteit.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20609
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Zijn GS bereid om in overleg te treden met diverse handhavende organisaties om een verscherping van de handhaving in deze gebieden te bespreken en te stimuleren en meer samenwerking te laten plaatsvinden en een betere coördinatie? Ik denk dat door het laatste de handhaving zeker kan worden verbeterd. Ik houd hiervoor een motie achter de hand. Het agrarisch natuurbeheer. In 2016 gaat het agrarisch natuurbeheer van start. De meetfrequentie van eenmaal per zes jaar vinden wij echt te laag want op die manier kunnen wij niet tijdig bijsturen. De Partij voor de Dieren vindt de eenzijdige focus op agrarisch natuurbeheer te beperkt, temeer omdat daarin al vele miljoenen euro’s zijn geïnvesteerd en het nog niet heeft geleid tot enige verbetering van de agrarische natuurkwaliteit. Integendeel zelfs. Wij betwijfelen sterk of het agrarisch natuurbeheer zoals het college dat voor zich ziet, gaat werken. Om het beleid echt succesvol te laten zijn, is het heel belangrijk om nadrukkelijk andere partijen dan alleen agrariërs te betrekken bij de natuurcollectieven. Wij zijn van mening dat de terreinbeherende organisaties (tbo’s), natuurorganisaties en natuurvrijwilligers vanwege hun expertise en ervaring nadrukkelijk betrokken moeten worden bij het agrarisch natuurbeheer en het weidevogelbeheer, een belangrijk onderdeel daarvan. Temeer omdat de tbo’s tot nu toe veel betere resultaten hebben geboekt. Is de gedeputeerde bereid om bij de beoordeling van de gebiedsoffertes van de agrarisch natuurbeheercollectieven aan het einde van dit jaar de visie van deze organisaties nadrukkelijk mee te wegen? Ik houd hiervoor een motie achter de hand. Dan de Kaderrichtlijn Water. Ook met betrekking tot de waterkwaliteit worden de doelen bij lange na niet gehaald en zijn deze doelen in de afgelopen jaren steeds weer naar beneden bijgesteld. Wij dringen er bij GS op aan om echt alle zeilen bij te zetten om de doelen alsnog te behalen. Over water gesproken; in het bedrijfsrestaurant wordt nog steeds water uit flessen gereserveerd. Flessenwater is een energieverslindend product. Het is slecht voor het milieu vanwege de plastic verpakking en het productieproces. De CO2-uitstoot van flessenwater is vierhonderd keer hoger dan dat van leidingwater. En daar komt nog bij dat leidingwater goedkoper is. Een liter leidingwater is duizend keer goedkoper dan een fles bron- of mineraalwater. In het kader van een efficiënte interne bedrijfsvoering kunnen veel kosten worden bespaard. Zijn GS bereid om in het provinciehuis en andere bedrijfsgebouwen die in beheer zijn bij de provincie, inclusief het bedrijfsrestaurant dus, voortaan leidingwater te schenken in plaats van flessenwater? Ik houd hiervoor een motie achter de hand, hoewel ik vind dat het eigenlijk niet nodig zou moeten zijn om hiervoor een motie in te dienen. Er is een trend waarneembaar naar meer zelfvoorzienendheid, zoals stadsmoestuinen, buurtmoestuinen, kleinschalige voorzieningen voor energie en kleinschalige collectieve woonvormen voor ouderen. Het zijn allemaal voorbeelden van vernieuwende, soms uit nood geboren, initiatieven. Er is een transformatie gaande in de samenleving. Een kanteling van de centraal geleide, top-downgestuurde, naar een decentrale, bottom-upsamenleving. Delen van onze samenleving hebben een groot financieel belang bij het in stand houden van de bestaande orde en de kortetermijneconomie maar dat is slechts uitstel van executie. Een ongrijpbare, vernieuwende dynamiek van onderop zal langzaam maar onmiskenbaar een
Van Viegen
nieuwe werkelijkheid worden. Nu staat in onze samenleving niet de menselijkheid centraal maar staat die in dienst van structuren en systemen. De Partij voor de Dieren zal zich blijven inzetten voor een transformatie naar een samenleving die gericht is op het welzijn van mens en dier, natuur en een gezonde leefomgeving. Hierbij staan waarden als liefde, oprechte aandacht, vertrouwen, mededogen en duurzaamheid centraal. Er is sprake van decentralisatie van taken en bevoegdheden van Rijk en provincie naar gemeenten maar de essentie is de noodzakelijke cultuuromslag en structuurverandering. Het misverstand is dat de politiek binnen de kaders van een centrale en verticale samenleving bezig is met hervormingen en systeemaanpassingen, terwijl naar schatting enkele honderdduizenden mensen bezig zijn met het vormgeven van een geheel nieuw type samenleving, waarin zelfvoorzienendheid van voedsel, energie en zorg zal toenemen. Dit zal leiden tot spanningen tussen de aanpassers en de vernieuwers die gepaard gaan met chaos, turbulentie en onzekerheid. De Partij voor de Dieren zal blijven vasthouden aan haar idealen en wij zullen ons niet van de wijs laten brengen door de waan van de dag. Er is een transformatie gaande naar een nieuw economisch systeem, waarin seculariteit, eerlijkheid en transparantie, netwerken, eco en aandacht voor wat echt van waarde is, een nieuw waarde- en waardensysteem. Inmiddels zien wij steeds sterker de ontwikkeling dat geld als voornaamste middel, de materiële welvaart als bestemming en groei als voornaamste eisen worden ingehaald door immateriële waarden als liefde, warmte, barmhartigheid en onderlinge verbondenheid tussen mensen, dieren en natuur. Zoals een moment van geluk bij het zien van een vlinder die wordt meegedragen door de speelse wind. Over vlinders gesproken; het voorbestaan van veel vlindersoorten staat sterk onder druk. Steeds meer vlindersoorten krijgen een beschermde status op de rode lijst. Het aantal vlinders dat voorkomt in agrarische graslanden, zoals de Argusvlinder, is sterk afgenomen. Juist de bloemrijke graslanden in het agrarische landschap worden steeds zeldzamer. En deze zijn juist van belang voor insecten, waaronder vlinders. De populatie van de Argusvlinder is in de afgelopen twintig jaar zelfs met 98% afgenomen. Maar een derde van de populatie komt nog in Zuid-Holland voor en daarom is het belang van bescherming erg groot. Op 1 mei 2015 gaat het nieuwe agrarisch natuurbeheer van start maar bescherming van vlinders is daarin niet opgenomen. Vlinders maken deel uit van de biodiversiteit die verbeterd moeten worden. Daarom is het van belang om vlinders op te nemen in de plannen voor het nieuwe agrarisch natuurbeheer. Ik verzoek GS daarom de bedreigde Argusvlinder op te nemen als doelsoort in de leefgebieden ‘open grasland’ en ‘natte doornadering’ en de Argusvlinder op te nemen als provinciale ambitiesoort en de partnerlanden nadrukkelijk te betrekken bij het agrarisch natuurbeheer, wat ook goed is voor de bescherming van akkervogels, en om over de nadere uitwerking in overleg te gaan met de Vlinderstichting en Stichting De Rietgors. Ik houd hiervoor een motie achter de hand. De vlinder is een metafoor voor de veranderingen in onze tijd, in de geld gestuurde wereld, waar wij middenin zitten.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20610 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Wat gebeurt er ook alweer, voordat die prachtige vlinder uit zijn cocon kruipt? Eerst is er het eitje, dan krijg je het rupsje Nooitgenoeg dat zich een slag in de rondte eet, vele malen zijn gewicht per dag, en dan vormt het zich tot een pop. Wat er dan gebeurt, is zo mooi en voor velen nog een geheim vol verwondering. Uit de cocon van de pop kruipt heel moeizaam door een nauwe opening een soort van vlinder. Het lijkt net alsof er een mismaakt schepseltje uitkomt dat het niet gaat redden maar velen weten dat je het niet moet aanraken en niet moet helpen want dan gaat het juist mis. De vlinder in wording heeft zijn geboorte nodig om zichzelf te versterken. En dan, opeens, slaat hij zijn gedroogde vleugels uit en verbaas je je over zijn schoonheid. Hij vliegt weg, zijn nieuwe wereld ontdekkend. Een prachtig scheppingswonder. Wat zo boeiend is, is de verandering die de pop doormaakt in zijn cocon. Wat gebeurt daar van binnen? En hoe kan het dat zo’n rups zo verandert? Ik las ooit een artikel waarin dat heel mooi werd uitgelegd. Wanneer de rups in de cocon een pop wordt, gaat hij de stille fase in. In die fase wordt er een nieuw soort eiwitten gevormd die de aard van de cel definitief kunnen veranderen. In het begin gebeurt dat in kleine aantallen, langzaam, ongestructureerd en chaotisch. Dus maakt het systeem korte metten met deze vreemde andersoortige cellen in wording. Verandering, dat willen wij niet. Maar gedurende het proces van de metamorfose worden steeds meer van die eiwitten gecreëerd. Zij komen steeds sneller en in steeds grotere hoeveelheden en steeds meer gebundeld. Het immuunsysteem kan het niet meer aan en geeft het uiteindelijk op. Op dat punt verandert de rups in een soepachtig hoopje, dat de voedingsbodem is voor de nieuwe celsoort. Deze cellen vormen het lichaam van de vlinder, een volledige gedaantewisseling, een transformatie, maar ook wat een natuurkracht en pracht. Als je het op individueel niveau bekijkt dan zal dat ook verschillen. De ene mens is nog in de fase van de rups; gewoon door eten, ontkenning van en verzet tegen het nieuwe, de verandering. Anderen zitten midden in de verandering. De boodschap van de verandering is letterlijk en figuurlijk binnengekomen en hij of zij heeft misschien rust en tijd nodig om de aanpassingen te verwerken. Weer anderen zitten al in de eindfase van de ontpopping, vlak voor het openbreken van de cocon. Het gaat allemaal nog moeizaam maar de verandering is verwerkt en de weg is duidelijk, naar buiten vliegen vanuit een nieuw perspectief. Niet alle rupsen worden tegelijk pop en niet alle poppen worden tegelijk vlinders. Ieder op zijn eigen tempo. Je kunt de vlinder niet helpen om uit zijn eigen cocon te komen; het is een kwestie van persoonlijke transformatie op te groeien tot een vrij vliegende vlinder. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank. Dan geef ik tot slot in deze termijn het woord aan de heer Brands. De heer BRANDS (FRACTIE JANSEN/BRANDS): Ik begin net als veel collega’s met een compliment. In de periode waarin dit college zetelt, is in ieder geval de leesbaarheid van de begroting er flink op vooruitgegaan. Dat is een compliment waard. De Begroting 2015 is een goed onderbouwd document waarop technisch vrij weinig aan te merken valt. Anders is het helaas gesteld met de inhoud. Mijn fractie verschilt daarover op inhoudelijke gronden significant van mening. Bij mobiliteit hadden wij er bijvoorbeeld niet voor gekozen om het jaarlijkse investeringsbudget voor infrastructuur structureel met 5 miljoen euro te verlagen. Mijn fractie begrijpt dat er meer geld moet gaan naar beheer en onderhoud van bestaande
Van Viegen, Voorzitter en Brands
wegen maar dat mag wat ons betreft niet ten koste gaan van nieuwe investeringen. GS stellen zelf in het MPI dat de infrastructuur in Zuid-Holland nog niet af is. Er staan nog ambities ter waarde van 600 miljoen euro waarvoor dekking gevonden moet worden. Mijn fractie zou heel graag een visie zien van dit college op het gebied van de dekking van deze resterende ambities. Delen GS deze opvatting en delen zij het belang dat een verdere doorkijk nodig is naar die ambities in het MPI en dat er ook nagedacht moet worden over de financiële dekking? De provincie heeft de wettelijke plicht om te zorgen voor veilige infrastructuur. Wij horen verschillende berichten over de veiligheid van onze wegen en zo heeft de ANWB eerder aangegeven dat meer dan de helft van de provinciale wegen in Zuid-Holland onveilig is. Een veelgehoord argument is daarbij dat die wegen veel te smal zijn. Volgens mijn fractie kan de veiligheid om die reden snel en op een simpele wijze verbeterd worden door provinciale wegen te verbreken. Soms is de verbreding moeilijk door ruimtelijke beperkingen, zoals water, maar in de meeste gevallen lijkt het prima te kunnen. Volgens ons komt in het MPO niet duidelijk naar voren welke provinciale wegen voor verbreding in aanmerking komen. Wij zouden hiervan graag een inventarisatie zien. Zijn GS bereid om deze te maken? Dan de taken waarvan wij van mening zijn dat die eigenlijk niet horen bij de overheid. Ik heb het dan specifiek over de aanleg van natuur- en recreatiegebieden. Ik neem aan dat velen hier bekend zijn met de ‘Kuznetscurve’ van Simon Kuznets. Ik zal het toch kort even toelichten. De Kuznetscurve toont aan dat hoe welvarender mensen worden, des te meer zij letten op hun leefomgeving en investeren in het schoonmaken daarvan. Elke actie van de overheid om dat voor hen te doen, neemt af van die stijgende welvaart. Verdient u een modaal salaris, dan betaalt u 75% belasting alles bij elkaar opgeteld. Dat neemt dus af van die stijgende welvaart en daarmee is de overheid een remmende factor en stagneert de verbetering van de leefomgeving. Het lijkt tegenstrijdig maar hoe minder de overheid investeert in de aanleg van natuur, des te sneller zal de samenleving dat zelf doen. Omdat de markt veel sneller en veel efficiënter te werk gaat, zal het dan ook sneller en goedkoper gebeuren. Een ander groot probleem is de zienswijze van de politieke ideologen die de natuur zelfs tegenwerken met hun oppervlakkig gezien groene maar in de kern socialistisch controlemechanismen. Ik hoor mevrouw Van Vliegen van de Partij voor de Dieren bijvoorbeeld gepassioneerd spreken over de individualisering, de trend dat mensen voor zichzelf willen zorgen en bijvoorbeeld kijken naar hun eigen energie- en voedselvoorziening maar tegelijkertijd hoor ik haar hier propageren dat de overheid veel meer moet doen aan bijvoorbeeld diezelfde voedselvoorziening en diezelfde energievoorziening. Dat is strijdig met elkaar. Uiteindelijk gaat het dus niet om het groene, want dat kun je beter aan de mensen zelf overlaten, maar om het socialistische controlemechanisme om mensen te kunnen dwingen dingen te doen, die ik GroenLinks zojuist in het algemeen belang hoorde noemen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20611
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Het algemeen belang is volgens mij voor iedereen anders, dus uw algemeen belang is niet mijn algemeen belang want ik leef liever in vrijheid dan dat u bepaalt wat ik wel of niet mag eten of dat ik een windmolen of een zonnecel op mijn dak moeten hebben staan. De heer HILLEBRAND (PvdA): Ik voelde de windmolen aankomen, dus ik ben niet op tijd. Aangezien ik energievoorziening niet in mijn portefeuille heb, zit ik altijd met licht gekromde tenen te luisteren naar de heer Brands en heb ik nooit de mogelijkheid om naar de interruptiemicrofoon te lopen. Nu krijg ik die kans wel en die laat ik mij niet ontnemen. U hebt het hier altijd, en nu begint u er weer over, over windmolens die zwaar gesubsidieerd worden, over linkse hobby’s en dat wij daar zo snel mogelijk mee moeten ophouden. Weet u dat er wereldwijd jaarlijks ongeveer 100 miljard Amerikaanse dollars wordt geïnvesteerd in duurzame energie in de vorm van subsidies of andere bijdragen? En dat er wereldwijd jaarlijks zo’n 600 miljard dollar wordt uitgegeven aan subsidies voor energievoorziening voor fossiele brandstoffen? Bent u ermee bekend dat het kabinet in ZuidHolland bijvoorbeeld 2 miljard euro aan subsidies geeft voor de nieuwe kolencentrale op de Tweede Maasvlakte? Als u zegt dat dit geen publiek belang is en dat de samenleving dat zelf moet doen, vindt u dan dat wij helemaal moeten stoppen met overheidsbijdragen aan onze energievoorziening, dus ook aan kolencentrales? Ik ga nog een stapje verder. De partij waaruit u afkomstig bent, heeft in het verleden minister Cramer ontzettend zwartgemaakt omdat zij investeerde in en de regels opstelde voor ledverlichting. Die gloeilamp, waaraan de partij waaruit u afkomstig bent zo gehecht is, is inmiddels weg. De Nederlander, de Europeaan geeft inmiddels gemiddeld slechts 14% uit aan verlichting ten opzichte van de uitgave in de periode van de gloeilamp. Dat komt doordat de overheid regels heeft uitgevaardigd en een stip op de horizon heeft gezet. Wie heeft nu het beste voor met de burger, een overheid die streeft naar beter en efficiënter en minder afhankelijkheid van staten die fossiele energie produceren of u die zegt: doe het allemaal maar niet, we blijven lekker met ons gloeilampje en onze kolen zitten? Graag uw antwoord daarop. De heer BRANDS (FRACTIE JANSEN/BRANDS): Dat wordt dan wel een wat langer antwoord, vrees ik, want u had een behoorlijk betoog. Laat ik beginnen met de 100 miljard Amerikaanse dollars die wordt uitgegeven. Ik ben daarmee bekend. Ik hoop dat u bekend bent met Agenda 21, in 1996 door de Verenigde Naties gepresenteerd tijdens een klimaattop waar de klimaathysterie zo’n beetje begon, en de uitwerking daarvan, het Global Biodiversity Assessment rapport. Ik kende die documenten in ieder geval wel en in die documenten wordt een soort inkijk gegeven in wat wij als wereld, als overheden, moeten doen om de vrije mens te dwingen om deze aarde zo duurzaam mogelijk te maken en wij de controlemechanismen van het groene socialisme het beste kunnen implementeren. In het kort staat in dat document dat wij de controle op mensen moeten vergroten en hun beperkingen moeten aansmeren onder het mom van bijvoorbeeld klimaatverandering en daarmee de mens verarmen om de natuur te verrijken. Volgens mij zijn wij echter onderdeel van die natuur, dus laten wij vooral kijken hoe wij onszelf als systeem en als geheel kunnen verrijken. U denkt daar iets anders over. Ik ben bekend met die 100 miljard, ik ben ook bekend met wat u noemt subsidie maar dat feitelijk geen subsidie is maar een korting op belastingen of een
Brands en Hillebrand
vooruitgeschoven lening, omdat er gigantische risico’s zijn bij de bouw van een kerncentrale. De heer HILLEBRAND (PvdA): Die 2 miljard euro voor de kolencentrale op de Tweede Maasvlakte moet wel gewoon opgebracht worden. Dus u en ik als belastingbetalers betalen daar aan mee. Vindt u dan niet dat we daarmee in ieder geval ook op moeten houden en dat wij gewoon de reële kosten voor energie moeten gaan betalen? Dan zou u consequent zijn want dan zegt u ‘burger, regel uw eigen energie’. U meet echter juist met twee maten, als u dat niet wilt voor fossiele brandstof maar wel voor duurzaam, wat de toekomst heeft. De heer BRANDS (FRACTIE JANSEN/BRANDS): Dat is dus een definitiekwestie en een kwestie van waar je de overheid plaatst. In mijn definitie is een lening of een korting op belastingen eigenlijk heel erg goed. Wie wil er nu geen korting op belastingen? Volgens mij wil iedereen in deze zaal wel korting op belastingen. Als wij ergens een kolencentrale neerzetten en wij daar een lening voor geven omdat de markt heel graag wil bouwen maar de overheid zoveel regels aan een centrale vastplakt dat er in de markt geen mensen meer zijn die dat risico willen nemen, dan moeten wij als overheid die lening wel verstrekken. U bent immers degene die die regels oplegt. Een subsidie voor duurzame energie is gewoon een geldkraan die je openzet. Dat wordt nooit minder. Een windmolen is niet rendabel. Als een lening inclusief rente is terugbetaald aan de overheid, dan is een kolencentrale rendabel en kan ik voor € 0,06 per kilowattuur mijn tv aanzetten en mijn gloeilamp gebruiken. Dat gloeilampverbod is het perfecte voorbeeld van waar de overheid haar mandaat overschrijdt en de burger iets oplegt, wat die helemaal niet wil. Als u wilt kiezen voor ledverlichting, dan mag dat van mij. Al wilt u een grote ledlamp maken van uw hele huis, dan vind ik dat geen enkel probleem. Als ik echter een gloeilamp wil gebruiken, dan ontneemt uw politiek mij de keuze om gloeilampen te kopen. Dat is ook de reden waarom ik destijds veertig gloeilampen heb ingekocht, zodat ik nog steeds in mijn huis kan genieten van gloeilampen. De heer HILLEBRAND (PvdA): Het gaat mij niet om ledlampen of gloeilampen; het gaat mij erom dat ik op een doelmatige manier licht in mijn huis heb. Omdat de ledlampen door de Europese regelgeving ontzettend in prijs zijn gedaald, heb ik dat veel goedkoper dan de heer Brands die tot in lengte van dagen zes keer zoveel energiekosten maakt als ik voor de verlichting in zijn huis. Die 2 miljard euro moet wel degelijk betaald worden. U zegt dat een kolencentrale ook rendabel wordt, als je al die eisen eraf haalt. Oké, dan zorgen wij dat de uitstoot niet meer aan vergunningsvoorwaarden enzovoorts hoeft te voldoen, maar dan wil ik graag met u nog eens op een ander moment de vraag bespreken wie dan opdraait voor de kosten van de volksgezondheid die daaruit voortvloeien. Dank u wel. De heer BRANDS (FRACTIE JANSEN/BRANDS): Daarop kan ik nu al een antwoord geven. De kosten van die uitstoot zijn voor de samenleving. Als u die samenleving de vrijheid geeft, stelt ook de Kuznetscurve, om daarop te reageren, en dat zien wij ook in alle landen met veel minder regelgeving, dan zie je dat hoe welvarender een volk wordt, des te schoner het wordt.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20612 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Kijk bijvoorbeeld naar de Verenigde Staten, waar ondanks het feit dat er helaas een socialistische wind waait, tot redelijk kort geleden kolencentrales zelf de mogelijkheid hadden om te kiezen voor een schonere productie. Er zijn kolencentrales die niets anders uitstoten dan waterdamp en CO2. U hebt CO2 verklaard tot aartsvijand nummer één. Kolencentrales die door de voortschrijdende vrije techniek en innovatie niets anders uitstoten, daarvan zegt u dat het niet mag. U wilt een onrendabele windmolen met alle nadelen van dien, waardoor de prijzen enorm stijgen. Ik had mijn huis inderdaad graag nog volgehangen met gloeilampen. Als een kilowattuur € 0,02 kost, dan maakt dat ook helemaal niet uit. Laat mij lekker genieten van mijn gloeilampen maar u ontneemt mij die keuze. Ik wil u echter wel heel graag de keuze geven om te leven zoals u dat wilt. Daarom noemde ik die tegenstrijdigheid van het oppervlakkig gezien groene, maar uiteindelijk diepe verlangen van heel veel mensen om iemand anders te controleren. U wilt een ander controleren voor uw algemeen belang. Wij hebben echter allemaal ons eigen algemeen belang en dat hoeft u niet te dicteren of op te leggen. En nu ga ik verder met mijn tekst. Partijen die hier om het hardst schreeuwen dat de mens een schadelijke invloed heeft op het milieu of het klimaat, pogen zelf om de natuur of de biodiversiteit te controleren door middel van stikstofdeposities, broedparen van diverse vogelsoorten per hectare en maatregelen die miljoenen euro’s kosten maar uiteindelijk zullen falen. Je kunt de natuur en het klimaat niet controleren. Mijn fractie heeft niet het idee dat wij dat zouden moeten willen. Wat ons betreft doen wij dat dus ook niet. Ondanks het feit dat mijn fractie andere politieke keuzes maakt en ideologisch gezien een wat conservatievere en bescheidener rol toedicht aan deze bestuurslaag, denken wij dan ook graag mee en daarom een aantal vragen. Mijn fractie heeft een serieuze signalen ontvangen over doublures van de watertaken die wij hier uitvoeren, voortkomend uit de wisseling van regelgeving en rollen. Dat is niet alleen zonde voor de provincie maar ook voor de waterschappen. Ik wil hiervoor graag een motie indienen die GS oproept deze doublures te inventariseren en de Staten hierover te informeren. Als laatste wil ik naar aanleiding van de discussie in de commissie een motie indienen die het college verzoekt om initiatieven voor de ontwikkeling en exploitatie van een nietconventionele windturbines, positief tegemoet te treden en te onderzoeken of die ruimtelijk mogelijk gemaakt kunnen worden. Ook al geeft mijn fractie liever de vrijheid aan de markt om zelf te bepalen hoe zij energie opwekt, het Rijk heeft ons opgelegd dat wij moeten voorzien in windmolens. Omdat die windmolen niet overal het ideale middel is, zou mijn fractie willen kijken naar alternatieven voor de invulling van die windenergieambities. Tot zover. Dank u wel. INGEDIEND ZIJN: Motie 537/6743 van de leden Brands en Jansen over doublures watertaken. “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen ter behandeling van bovenvermeld onderwerp; Constaterende dat: − doublures zitten in de uitvoering van watertaken gedaan door zowel waterschappen als provincie;
Brands, Voorzitter en Van der Sande
Overwegende dat: − het uitvoeren van dezelfde taak door zowel provincie als waterschappen, beide bestuurslagen veel tijd en geld kost; Verzoeken het college: − deze doublures te inventariseren en de Staten hierover te informeren, en gaan over tot de orde van de dag.” Motie 538/6743 van de leden Brands, Jansen en Meurs over pilot alternatieve invulling windenergie. “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen ter behandeling van bovenvermeld onderwerp; Constaterende dat: − er afspraken zijn gemaakt die de provincie verplichtingen t.a.v. de opwekking van windenergie opleggen; Overwegende dat: − er bezwaren bestaan tegen de uitbreiding van conventionele windturbines; − conventionele windturbines niet overal de meest efficiënte wijze van invulling van windenergiedoelstellingen zijn; − er door diversiteit van invulling meer concurrentie ontstaat; Verzoeken het college: − initiatieven voor de ontwikkeling en exploitatie van niet conventionele turbines positief tegemoet te treden en te onderzoeken of ze ruimtelijk mogelijk gemaakt kunnen worden; en gaan over tot de orde van de dag.” De VOORZITTER: Dank voor uw bijdrage. Ik schors de vergadering voor drie kwartier voor de lunch. Daarna zullen wij luisteren naar de reactie van het college van GS. Ik heropen de vergadering en geef graag het woord aan gedeputeerde Van der Sande voor een reactie in eerste termijn. Gedeputeerde VAN DER SANDE: Toen ik alle bijdragen had gehoord, stond ik enigszins in dubio over hoe ik zou moeten beginnen met mijn beantwoording want de bijdragen varieerden nogal. Het brede verhaal van de Hillebrand die vooral naar de toekomst wil kijken en niet wil stilstaan bij de begroting nu, wat door velen werd herkend en als uitdagend beschouwd, en aan de andere kant de bijdrage van 50PLUS die ik niet anders kan kwalificeren als volstrekt vreemd aan de orde van de dag. Wederom kon ik er geen touw aan vastknopen, het kan aan mijn intelligentie liggen maar ik geloof niet dat ik de enige was. De enige vraag die ik begreep was of de heer Struijlaard een roepende in de woestijn bleef. Alsjeblieft wel want als ik twaalf van dit soort bijdragen zou moeten beantwoorden, zou ik het echt niet meer weten. Het spijt mij zeer. Daar laat ik het verder maar bij.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20613
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Alvorens in te gaan op concrete opmerkingen, wil ik in het algemeen terugkijken aan de hand van de begroting want daar spreken wij vandaag over. Spreken wij alleen over een korte periode van vier jaar en is daarin onvoldoende vergezicht gegeven? Bij de woorden van de heer Hillebrand moest ik denken aan de Griekse filosoof Plato en hoe hij in zijn boek De Republiek de ‘filosoof-koning’ beschrijft die zowel de wijsheid had, doorgrondend wat er moest gebeuren, als de exclusieve macht. In alle eerlijkheid, daar kwam weinig democratie aan te pas, en het is in de praktijk niet gemakkelijk gebleken, maar het zou de ideale situatie zijn als iemand al die wijsheid heeft. Die hebben wij echter niet. En daarom is het verstandig om met elkaar het debat aan te gaan over de toekomst. Wij hebben gelukkig de macht ook niet in één hand en wij kennen een controlerend orgaan. Sterker nog, ik durf te beweren dat juist het verschil van mening een van de wezenskenmerken van democratie is. De kracht daarvan is juist om allerlei verschillende visies op de samenleving met elkaar te confronteren. Als ik de woorden van de heer Hillebrand zo mag interpreteren − ik neem aan dat hij het zo bedoelt − dan is zijn idee zeer inspirerend want dan kan het ons verenigen op het gebied van wat wij werkelijk met zijn allen vinden en een langetermijnvisie creëren, over de periode van vier jaar heen, met als voordeel voor de samenleving consistentie in het overheidsbeleid. Dat laatste is niet onbelangrijk. En dan blijft er ook nog steeds voldoende ruimte over om punten waarover wij van mening verschillen, fundamenteel of tot in detail in deze arena met elkaar te bespreken. Die uitdaging zou ik er graag in willen zien. Daarmee houden wij onze democratie, ook al is die verre van perfect, in stand. De begroting en alle stukken van de afgelopen jaren en de voortgang daarin zijn aan kritiek onderhevig geweest. Ik snap dat wel. Als er één stijlbreuk is geweest, dan is dat inderdaad dat het college de opdracht die het heeft gekregen van de coalitiepartijen naar beste vermogen heeft vertaald, ondersteund door het ambtelijk apparaat, en uitgevoerd heeft en daarbij geprobeerd heeft de koers vast te houden. Soms heeft het college wat moeten bijstellen als gevolg van externe omstandigheden of omdat het beter kon. Zeker de heer Weber heeft het in de waan van de omstandigheden niet gemakkelijk gehad. Daarom zijn ook langlopende afspraken, voorbij deze periode, gemaakt en door u in meerjarige programma’s vastgesteld. Hetzelfde geldt voor infrastructuur maar er zijn meer gebieden waarop wij proberen om langere lijnen vast te leggen, ver over de grens van deze periode heen. Sterker nog, ook het financiële beeld is helderder geworden, zowel bij groen als bij infrastructuur, überhaupt bij mobiliteit, maar ook bij bedrijfsvoering. Dat gaat niet zonder slag of stoot maar geeft wel een beter inzicht in waar wij voor staan. Alle leden van de commissie Bestuur en Middelen hebben een betere inzichtelijkheid gesteund, niet alleen van de stukken (dank voor de complimenten) maar ook informatie die de organisatie, de prestaties en de dienstverlening betreft. Op basis van die informatie kunt u echt sturen en op basis waarvan u uw mening naar voren kunt brengen en een visie op hoe het zou moeten gaan. Ik bedank al degenen die daaraan hebben bijgedragen. Eén heeft de afgelopen jaren ontbroken, zeg ik eerlijk, namelijk het stapelen van ambitie op ambitie. In deze begroting wordt voor de eerste keer een fors bedrag, 10 miljoen euro voor de Grevelingen, als ambitie toegevoegd. Onzes inziens een noodzakelijke reservering. Het definitieve voorstel komt nog. Verder zijn wij heel strak binnen de kaders gebleven, waardoor de financiën nog steeds meer dan toereikend zijn en de reserves op orde, volgens sommigen
Van der Sande
zelfs te ruim. De financiële positie is inzichtelijker en degelijker dan wij vier jaar geleden aantroffen, hoewel die toen ook al degelijk en inzichtelijk was. Wij hebben een verbeterslag kunnen maken. Wat dat betreft vind ik de kritiek dat wij de afgelopen jaren te weinig ambitie hebben getoond niet terecht. Wij hebben juist binnen de gestelde ambities hard gewerkt aan de uitvoering. Ik realiseer me dat het in maart 2015 nog niet allemaal klaar is. Ik ga verder met een aantal concrete opmerkingen van verschillende partijen. De heer Hillebrand vroeg of wij sneller dan in de commissie toegezegd informatie konden geven over de rol rond het sociaal akkoord en de mensen die hier in dienst zouden komen. Ik ga dat proberen. Gisteren had ik nog een bijeenkomst met medewerkers die zeiden dat het ergste wat hen kon overkomen was dat ik iets zou toezeggen wat zij niet konden waarmaken. Ik houd mij dus een slag om de arm maar het is mijn intentie om het zo snel mogelijk te doen. Ik begrijp dat u er in ieder geval nog in deze Statenperiode over wilt spreken omdat het op 1 januari 2015 van start gaat. De PVV heeft in een persbericht een tegenbegroting aangekondigd. Dank voor de mondelinge toelichting. Ik heb al eerder mijn waardering uitgesproken voor de vorige tegenbegroting van de PVV. Dat doe ik nu weer. Destijds hadden wij discussie over de financiële dekking die meerjarig niet helemaal sluitend was. Nu bent u heel eerlijk door te zeggen dat u de door u voorgestelde belastingverlaging slechts incidenteel dekt. Dat kan. Ik ga me niet zomaar uitspreken tegen belastingverlagingen. Het zou niet onze stijl zijn om een belastingverlaging alleen voor een verkiezingsjaar aan te kondigen en te dekken en het verder over te laten aan het nieuwe college. Technisch gezien kan het gedekt worden uit de algemene reserve maar de opcenten met € 0,19 verlagen kost in het eerste jaar ongeveer 65 à 70 miljoen euro. Daarvoor kun je alle reserves plunderen maar volgens mij zijn de automobilisten in Zuid-Holland meer gebaat bij enige consistentie in het beleid, ook op dat gebied. Hoe sympathiek het ook klinkt, ik zou dit voorstel niet willen aanbevelen bij de Staten. U bent ook voorstander van het afschaffen van de precariobelasting. Dat is volgens mij geen concreet voorstel. Wij hebben het er eerder over gehad. Ik laat op dit moment in beeld brengen welk deel van de precario bijvoorbeeld betrekking heeft op benzinestations. Dat zijn niet de inwoners van Zuid-Holland maar bedrijven die van ons een stuk grond in gebruik hebben. Ik breng ook in beeld welk deel betrekking heeft op de Zuid-Hollandse inwoners. Ongeveer 15% (150.000 euro) van de totale inkomsten zou daarop betrekking hebben. Ik laat verder uitzoeken wat wij daarmee zouden kunnen doen. Op dit moment kan ik niet meer beloven dan dat. Ik zou er geen voorstander van zijn om de precario niet vast te stellen want dan zouden wij ook alle reguliere inkomsten die daarbij horen, bijvoorbeeld van de benzinestations, mislopen. Bovendien zou daarmee een oneerlijke concurrentie ontstaan tussen benzinestations. De opmerkingen van het CDA over rollen, taken etc. en dat wij daar anders tegenaan zouden moeten kijken. Mag ik dan die woorden aangrijpen om te zeggen dat wij al wat anders doen, ook al gebeurt het nog niet constant en nog niet altijd in even grote mate? Ik noem als voorbeelden het Impulsprogramma Recreatie en Toerisme en de manier waarop collega Weber werkt aan zijn groenportefeuille.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20614 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Wij hebben ook geprobeerd om de VRM op een andere manier in te steken. Wij hebben steeds geprobeerd om samen te werken, te werken in netwerken. Daarmee doen wij nu al ervaring op. Het is volgens mij veel eerder zaak om onze organisatie daarvoor blijvend toe te rusten en mee te nemen in de veranderingen die dit vraagt. Dat geldt ook voor onszelf als bestuurders, zowel GS als PS. In de commissie zei ik al dat ‘netwerkend werken’ ook betekent ruimte geven en niet van tevoren weten wat precies de grenzen zullen zijn, ook al loop je het risico dat je er soms overheen gaat. Als je geen ruimte wilt geven, dan moet je ook niet kiezen voor netwerkend werken. Gelukkig proef ik dat het CDA ruimte wil geven. Dat vraagt om nieuwe indicatoren of andere vormen om te monitoren maar het kan niet zo gekistkalfd als wij het nu gewend zijn. Dan kijk ik nog even naar de opmerkingen van het CDA over de financiën: degelijk, onzeker naar de toekomst toe. Op het renterisico waarnaar gevraagd is, kom ik terug bij de jaarrekening. De heer Démoed maakt een terechte opmerking (die hoorde ik ook van andere partijen) over de manier waarop wij de expertise in de organisatie behouden en hoe wij ervoor zorgen dat de kennis die wij hebben, wordt overgedragen en versterkt, zodat wij ook in de toekomst met een kleinere organisatie wel kwaliteit kunnen blijven leveren als overheidsorganisatie. Wij hebben daarin al veel geïnvesteerd in de afgelopen jaren maar het proces is nog lang niet ten einde. De VVD heeft nog een keer benadrukt dat zij de juiste informatie nodig heeft om een politiek oordeel te kunnen vellen. In de commissie Bestuur en Middelen is dat uitgebreid aan de orde geweest en ik heb toegezegd dat u rond de jaarwisseling zowel kwalitatief als kwantitatief inzicht krijgt in hoe de organisatie op onderdelen is ingezet en georganiseerd en hoe zich dat verhoudt met vergelijkbare organisaties. Dat verhaal is echter nooit af omdat de omstandigheden veranderen en omdat het ‘a hell of a job’ is om dat boven tafel te krijgen. Bovendien wil je niet dat het een eenmalige actie blijft maar dat het inslijt in de organisatie dat je de relevante zaken, op basis waarvan je jezelf kunt vergelijken en verbeteren, boven tafel houdt. In die zin steun ik uw opmerking dat wij moeten blijven inzetten op een excellerende overheid, zowel op het gebied van visie als uitvoering. De ChristenUnie en SGP vroeg nog een keer om de egalisatiereserves separaat inzichtelijk te maken. Ik heb in de commissie al geantwoord dat ik in het kader van het totaalpakket dat ik in februari 2015 met de commissie zal bespreken, zal meenemen hoe wij de inzichtelijkheid van de financiële stukken nog verder kunnen verbeteren en dat zullen opnemen in een soort overdrachtsdossier voor de nieuwe Provinciale Staten. Dit is daarvan een onderdeel. Ik herhaal hier mijn toezegging. Over de GZH, niet onbelangrijk, hebben wij in de commissie Groen en Water al gesproken. De heer Schaapman pleit voor twee parallelle sporen en geen verwevenheid maar ik heb daar toch een opmerking bij. Bij dat parallelle proces hebben onze partners, met name de gemeenten in het zuidelijk deel van Zuid-Holland, de neiging om beide sporen verschillend in tijd te zien. Dat brengt ons in een moeilijk parket want de verzelfstandiging was niet alleen een politieke keuze van deze coalitie maar ondertussen, dat heb ik ook in de commissie Groen en Water gezegd, zit er een ook
Van der Sande en Schaapman
aanbestedingsproblematiek achter die ook om een oplossing vraagt. Ik merk dat collega-overheden daar nog niet in meedenken. Dit staat nog los van het feit dat de medewerkers werken voor de schappen, dus voor drie kwart voor de gemeenten, en het is wel een zaak van samen de lusten en de lasten, en daar wil ik ze ook aan houden. Ik zet samen met de heer Weber nog steeds zwaar in op de samenwerking met alle partijen en dat proces loopt goed. Ik voel er weinig voor om onze mensen de dupe te laten worden van het getreuzel van de partners. De heer SCHAAPMAN (ChristenUnie en SGP): Die laatste redenering kan ik volgen want die onzekerheid knaagt maar die gaat des te langer knagen, als dit een bottleneck blijkt voor overeenstemming over de herstructurering van de recreatieschappen. Ik constateer, ook op basis van de brief van een aantal gemeenten, waarin zij aangeven dat zij nog wel een jaar gebruik willen maken van de diensten van de GZH maar dat tegelijkertijd de discussie over de recreatieschappen moet kunnen worden afgerond. Als dat wordt vermengd, zie ik die discussie nog een hele tijd verlengd worden en blijft die onzekerheid knagen. Gedeputeerde VAN DER SANDE: Maar door de discussie los te koppelen wordt de onzekerheid voor de medewerkers niet minder want eigenlijk worden dan de risico’s vooruitgeschoven. De brief van de betreffende gemeenten klinkt sympathiek maar de discussie over de aanbesteding speelt al anderhalf jaar en de discussie over de samenvoeging al drie jaar. De provincie heeft de meeste informatie geleverd en de meeste stappen gezet; het zijn met name de gemeenten die er tegenaan hikken en nog steeds proberen om de hele discussie naar achteren te schuiven, ook al hebben zij de intentie uitgesproken dat zij medeverantwoordelijk zijn voor de medewerkers. Ik wil ze daarvoor weinig ruimte geven. Parallel klinkt sympathiek maar zou er toe kunnen leiden dat zij de discussie verder naar achteren schuiven, waardoor de onzekerheid voor onze medewerkers nog langer duurt. De heer SCHAAPMAN (ChristenUnie en SGP): Uit de praktijk blijkt dat bij de huidige verwevenheid de discussie over de afronding, en dus het doorstappen naar een nieuwe vorm van recreatieschappen, veel te lang op zich laat wachten. Uiteindelijk zal dat betekenen dat er niet veel meer of minder medewerkers al dan niet een plek krijgen in de recreatieschappen maar daar wel veel langer op moeten wachten en wij er hier nog heel lang over blijven discussiëren. Daarom blijf ik pleiten voor parallel. Gedeputeerde VAN DER SANDE: Ik deel uw analyse van de huidige situatie niet. De SP benadrukt het belang van de stabiliteit, zowel in financieel als bestuurlijk opzicht, en ziet dat ook terug in de begroting. Daarvoor dank. Dan kom ik bij de opmerking vanuit GroenLinks die mijn woorden in de commissie over langjarige financiële verhoudingen wel heel raar verbasterd heeft. Volgens mij heb ik meer een technische toelichting gegeven over de ontwikkeling van de verschillende budgetten in de richting van 2044 en hoe zich dat verhoudt tot het meerjarenbeeld.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20615
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
In deze begroting zijn de inkomsten uit het Provinciefonds groter dan wij in het voorjaar hadden verwacht. Er zitten dus ups en downs in. Die kunt u wat mij betreft niet vertalen in dat het allemaal zo onzeker is dat wij ons nergens meer op mogen vastleggen. Ik proef bij u een bepaalde angst voor het ruimte geven voor netwerkend werken maar ik kan het niet helemaal plaatsen. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Misschien moet ik dit toch even rechtzetten. Ik heb geen zin verbasterd. Ik heb hen letterlijk opgeschreven. Laten wij de notulen even afwachten. Ik hoop dat het daarin staat. Gedeputeerde VAN DER SANDE: Dan hebt u mijn woorden verkeerd geïnterpreteerd, als ik het letterlijk zo gezegd heb. Ik heb geprobeerd om u de complexiteit uit te leggen van het dertig of veertig jaar vooruitzien, enerzijds met betrekking tot de lasten en anderzijds de onzekerheid die zich aan de inkomstenkant kan voordoen. Volgens mij is dat niet anders dan wij aan het begin van het jaar hebben gedaan en nog steeds doen. Uw conclusie om nu geen verplichtingen meer aan te gaan, kan ik echt niet plaatsen en zou ik ook niet voor mijn rekening willen nemen. Dan de door u bij motie voorgestelde koppeling van de tarieven van de motorrijtuigenbelasting aan de stijging van de OV-tarieven. Ik had van een liefhebber van het OV een warmere ondersteuning van het OV verwacht dan alleen een financieel gedreven voorstel. Het gaat toch ook om kwaliteit en snelheid maar u verengt het tot een financieel instrument, waarbij de beste keuze in uw ogen blijkbaar is om iedereen meer te laten betalen. Die redenering is niet de onze. Dank aan D66 voor het benadrukken van de gezonde financiën en het inzicht dat zowel in het meerjarenprogramma is geboden, zowel op het gebied van infrastructuur als groen. Transparantie is met name om van te leren, heb ik al gezegd. De Partij voor de Dieren; het antwoord is ja. Daar had ik misschien mee moeten beginnen. Er is niets mis met kraanwater. Het is inderdaad onnodig om dat in een motie te gieten. Ik ga geen leiding aanleggen voor bubbelwater maar ik vind dat u gelijk hebt. Misschien lukt het niet voor 100% maar laten wij er wel naar streven. Ik vind dat u een terecht punt aandraagt, dus dat gaan wij organiseren. Dan de Fractie Jansen/Brands; inzichtelijkheid in de begroting leidt er inderdaad toe dat u andere keuzes kunt maken. Ik heb weer wat geleerd over de Kuznetscurve. Het was ooit bedoeld om de ontwikkeling van de inkomstenongelijkheid te zien maar nu is het door Dean Crossman and Allenby Gruber gebruikt voor milieuvervuilingseffecten. Ik vind het interessant, dus ik ga er vast een keer naar kijken. Voor deze begroting doe ik er even niets mee met u welvinden. Ik kom aan het einde van mijn betoog. Ik wil alleen nog een aantal mensen bedanken. Ik begin met de leden van de commissie Bestuur en Middelen omdat ik weet dat sommigen niet terugkomen in de volgende periode, maar het zijn wel die mensen, zowel van de coalitie als de oppositie, die ten aanzien van het inzichtelijk maken van onze financiële stukken en de informatie, op basis waarvan de Staten kunnen sturen, erg veel werk hebben verricht. Zij houden mij scherp, soms wel eens scherper dan ik hoop. Ik beschouw de verbetering echt als een coproductie met deze commissie en ik bedank de
Van der Sande, Kleijweg en Veldhuijzen
leden daar hartelijk voor. Ten tweede bedank ik alle ambtenaren die ervoor hebben gezorgd dat deze en alle andere stukken beschikbaar waren voor u. Dat zijn niet alleen de financiële mensen maar alle ambtenaren. Ik weet dat op de financiële mensen een bijzondere last wordt gelegd, dus laat ik het deze keer maar persoonlijk maken. Via het hoofd Financiën en Juridische Zaken, mevrouw Irma Kenter, wil ik alle ambtenaren bedanken die hier zo hard aan hebben gewerkt. Gedeputeerde VELDHUIJZEN: Ik zal het, geheel tegen mijn gewoonte in, proberen kort te houden. Er is niet zo veel aan de orde gesteld op het terrein van mijn portefeuille. Er is wel een aantal opmerkingen gemaakt over de economie. Dan begin ik maar even met mijn visie op de vraag wat de taak van de overheid, in het bijzonder de provincie, is op het economisch terrein. De overheid maakt natuurlijk de economie niet, dat is duidelijk. De economie wordt door de markt gemaakt. Ik ben er echter ook wel van overtuigd dat de markt per definitie niet in staat is om richting te zoeken. Als wij als samenleving vinden dat er richting gezocht moet worden, dan moet er, zoals de heer Hillebrand het noemde, een stip op de horizon geformuleerd worden. De stip op de horizon moet vervolgens in het beleid worden bereikt, overigens wel met behulp van de markt en marktmechanismen want van een door de overheid geleide economie is nooit veel goeds terechtgekomen. Het bedrijfsleven vraagt in een aantal gevallen ook om die stip op de horizon namens de samenleving te formuleren. Ik denk dus dat de overheid dat moet doen. Het ligt voor de hand dat alle overheden daarin op hun gebied een taak hebben. De overheid is er natuurlijk ook om het speelveld af te bakenen, de marktmeestersfunctie. Die moet ten dienste staan van het bereiken van die stip op de horizon. Ik vond het beeld dat mevrouw Kleijweg schetste over een brede en een smalle economie in dat opzicht ook wel mooi. Ik zal het wat anders uitleggen dan zij maar daar kom ik zo op. Dit geeft een beetje aan hoe wij daarin staan. Wij hebben met betrekking tot waarop wij ons specifiek richten als provincie in ons economisch beleid een vrij goed geformuleerd maar wel beperkte taak onderhanden. Wij proberen vooral de innovatie van het midden- en kleinbedrijf te versterken. Ik denk dat de regionale economie daar vooral om gaat en dat daar goede kansen liggen voor het bevorderen van de economische groei. Met betrekking tot de volledige breedte van de economie hebben wij natuurlijk de taak om het vestigingsklimaat en de duurzaamheid te bevorderen. Ik ben er heel erg van overtuigd dat, als wij die stip op de horizon een klein beetje invullen, dit de twee belangrijkste dingen zijn waaraan wij moeten werken. Bovendien hangen deze samen. Ik ben ervan overtuigd dat een niet-duurzame economie op den duur fataal zal zijn voor het vestigingsklimaat in deze provincie. Aan die twee dingen proberen wij te werken. Verreweg de belangrijkste factor die het vestigingsklimaat bepaalt, is het functioneren van de arbeidsmarkt. De heer Démoed gaf aan dat hij verwacht dat wij daarin een rol spelen. De heer Van der Sande heeft in algemene zin al iets gezegd over rollen en taken. Ik ben het daar uiteraard volledig mee eens. Op het concrete terrein van onderwijs en arbeidsmarkt acteren wij op bescheiden wijze en ik denk dat dat in de toekomst temeer nodig zal zijn, willen wij een gezond vestigingsklimaat in de hele provincie tot stand brengen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20616 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Veldhuijzen en Brands
Als het nodig is, dan zullen wij op dat terrein initiatieven moeten nemen en dingen moeten doen. Dat betekent niet het openen van een subsidieloket − dat ter geruststelling van de heer Vermeulen − want de tijd dat de provincie meende een maatschappelijk probleem te kunnen oplossen door een subsidieloket te openen, is gelukkig voorbij. Maar het zal ook wel iets meer zijn dan alleen koffie schenken.
de provincie daarin. Ik heb de heer Wenneker al iets horen preluderen over de gedachte dat we daarin zouden moeten investeren. Ik doe daar geen uitspraken over; dat zijn typisch dingen waarover in maart of april een stevige discussie gevoerd zal worden in een ander verband. Wij zullen ervoor zorgen dat degenen die daarover moeten praten, van voldoende informatie zullen worden voorzien.
Hoewel niemand van u daarover het woord heeft gevoerd, houden wij ons ook bezig met de vraag hoe wij de herstructurering van bedrijventerreinen en glastuinbouwgebieden kunnen ondersteunen. Wij hebben daarvoor een subsidieregeling die niet zo best functioneerde. Daarom hebben wij bij de kadernota aan u voorgesteld om het subsidieplafond voor de herstructurering van bedrijventerreinen voorlopig op nul te stellen en daarover na te denken. Dat denken vordert. Ik heb in de commissie toegezegd dat wij in januari voorstellen naar u toe zullen sturen om daarmee op een andere manier om te gaan. Tijdens het nadenken, en ook gelet op de effecten van de eerste tender, blijkt dat het verstandig zou zijn om ook de herstructurering van de glastuinbouw nu even op te schorten. Ik heb mij laten uitleggen hedenochtend dat wij dat als Gedeputeerde Staten niet mogen en dat u dat hoort te besluiten. U krijgt daarom zo dadelijk van collega Van der Sande een brief overhandigd, waarin wordt voorgesteld om die wijziging alsnog in de lijst met de subsidieplafonds aan te brengen.
De heer Démoed vroeg ook hoe het zat met de regelvrije zones. Ook daar zijn wij mee bezig. Dat is overigens nog wel ingewikkeld. Als je simpelweg alleen provinciale regels opheft, dan betekent dat niet per definitie dat de wereld opengaat voor lieden die van alles willen zonder dat zij ergens hinder van ondervinden. Wat dat betreft is ons speelveld toch beperkt. Ik geef als voorbeeld de Ladder van duurzame verstedelijking want die staat ook in het rijksbeleid. Wij zijn wel concreet met de gemeente Den Haag in gesprek om te kijken of wij op dat punt in de Binckhorst iets zouden kunnen afspreken. Dat zal dan waarschijnlijk in een grotere ontheffing op de Verordening Ruimte vorm moet krijgen. Er wordt dus aan gewerkt.
Mevrouw Kleijweg heeft een nogal dialectisch betoog gehouden over duurzaamheid. Ik weet niet of dat te maken heeft met de afkomst van uw partij. U stelde bijvoorbeeld windenergie en kolencentrales tegenover elkaar. Nog afgezien van het feit dat wij niet gaan over de kolencentrales op de Maasvlakte − wij hebben daaraan een vergunning moeten verlenen omdat zij voldoen aan de gestelde eisen − is het ook een oneigenlijke tegenstelling. Juist om windenergie goed te kunnen accommoderen, zullen wij als achtervang, omdat windmolens onregelmatig elektriciteit aan het net leveren, altijd nog conventionele energie nodig hebben, afgezien van de vraag of de kolencentrales op de Maasvlakte daarvoor echt nodig zijn. De tegenstelling die u schetst is in ieder geval een valse tegenstelling, een wat ongenuanceerd betoog vind ik. In die lijn kan ik ook alleen maar begrijpen dat u onze notitie over schaliegas als een zwak verhaal betitelt maar ik vind het eerder een genuanceerd verhaal, wat overigens wel in een duidelijke uitspraak eindigt die u toch zou moeten aanspreken. U was er blijkbaar van tevoren al van overtuigd dat onze opvatting over schaliegas per definitie niet gelijk zou kunnen zijn aan die van u. De heer Démoed dringt erop aan dat wij steviger aan de slag gaan met het warmte-koudeprogramma. Daar zijn wij stevig mee aan de slag. Wij hebben een programmabureau gevormd met 24 organisaties. Dat zou u natuurlijk als een soort ‘Poolse landdag’ kunnen beschouwen waar toch niets uitkomt, maar naar mijn gevoel zal dat niet het geval zijn. Het komt er inderdaad nu op aan om actie te ondernemen. Wij hebben recent dan ook met Westland, Rotterdam, Den Haag en Delft besloten om concreet te kijken of wij een warmtebedrijf kunnen opzetten dat ook het Westland, Delft en Den Haag van restwarmte en aardwarmte gaat voorzien. De eerste activiteiten in het kader van de totstandkoming van de warmterotonde zullen concreter worden gemaakt. Daarbij zullen ongetwijfeld vragen aan de orde komen over de rol van
Ten slotte de moties. De motie over niet-conventionele windturbines van de fractie Janssen/Brands; volgens mij hebben wij het hierover in de commissie ook gehad. Ik vind de ontwikkeling van alternatieve windenergie-installaties ten opzichte van de traditionele turbines zoals wij die nu in het landschap zien, interessant, dus wij staan daar absoluut positief tegenover. Ik denk niet dat er veel ruimtelijke belemmeringen zijn voor de plaatsing van dat soort installaties. Wij hebben eigenlijk alleen discussie over de hoogte van windmolens in de Verordening Ruimte. Als de installaties lager zijn dan 40 m dan kunnen zij in een groot deel van de provincie worden gerealiseerd. Alleen als ze hoger zijn dan mag het alleen op de bestaande windenergielocaties. Als er ruimtelijke belemmeringen zouden zijn, dan is altijd nog het instrument van de ontheffing mogelijk. In dat opzicht staan wij er positief tegenover. De motie levert voor mij wel het probleem op dat u het ziet als een alternatief voor de wat meer traditionele windturbines die wij nu mogelijk maken om de taakstelling voor de hoeveelheid megawatt windenergie te realiseren. Ik verwacht niet dat deze alternatieve windenergieinstallaties binnen de voor de opgave gestelde termijn van eind 2020, een substantiële bijdrage zullen leveren. Met alle positieve dingen die ik erover heb gezegd, zou ik de motie als zodanig toch willen ontraden omdat in de overwegingen staat dat wij moeten stoppen met windturbines en alles moeten inzetten op alternatieven. Het is een illusie dat wij daarmee onze taakstelling halen. Daarom ontraad ik de motie. De heer BRANDS (FRACTIE JANSEN/BRANDS): Volgens mij staat noch in de constateringen, noch in de overwegingen dat wij moeten stoppen met conventionele windturbines. Het enige wat mijn fractie (de motie is overigens medeondertekend door D66) vraagt is dat u partijen of producenten die bezig zijn met een andere vorm van windenergie opwekken, positief tegemoet ziet, een kans geeft en waar nodig ruimtelijke aanpassingen mogelijk maakt. Volgens mij staat in de motie niet dat wij moeten stoppen maar alleen dat er bezwaren zijn. Volgens mij is iedereen het in dit huis, voor- en tegenstanders van windenergie, het met mij eens dat windenergie op bezwaren stuit.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20617
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Als wij die kunnen wegnemen of er een alternatief voor bieden, dan lijkt me dat de moeite waard, zeker omdat deze motie nou ook niet bepaald loodzwaar is. De heer F. VERMEULEN (VVD): In aanvulling op deze discussie; ik lees de motie zo dat er wordt uitgegaan van de bestaande afspraken. Het is eigenlijk een vraag aan de heer Brands, dat is een beetje gevaarlijk in deze interruptie. Ik lees dat het doel van de motie is om boven de gemaakte afspraken uit tot extra realisatiemogelijkheden te komen. Dan heeft de motie een heel andere lading en zou mijn fractie deze ook sympathiek vinden. Misschien kan de heer Brands nog een toelichting geven. De VOORZITTER: U kijkt mij aan? De heer BRANDS (FRACTIE JANSEN/BRANDS): Ja want het is natuurlijk niet gebruikelijk om onderling vragen te stellen. Gedeputeerde VELDHUIJZEN: Ik geef graag gelegenheid, voorzitter, want het is een interessante vraag. De VOORZITTER: Voor deze ene keer dan. De heer BRANDS (FRACTIE JANSEN/BRANDS): Als je de motie zo interpreteert, dan gaat het volgens mij om het realiseren van extra windenergie bovenop de gemaakte afspraken en dat vindt mijn fractie wat lastig. Het is de intentie van mijn fractie en D66 dat onze provincie waar mogelijk kansen geeft en ruimtelijke mogelijkheden biedt, als iemand een alternatief idee heeft voor de productie van windenergie. Dat respecteert de afspraken die wij hebben gemaakt met het Rijk maar geeft de mogelijkheid om die alternatief in te vullen maar niet uitstijgend boven de gemaakte afspraken. De heer HILLEBRAND (PvdA): Dan toch nog een vraag, of die nu aan de gedeputeerde of aan de heer Brands is. De heer F. Vermeulen rekte de interpretatie van de motie wel erg ver op, waardoor wij zelfs laaiend enthousiast werden want wij dachten aan nog meer windenergie, maar dat is kennelijk voor de heer Brands net een tandje te veel. Als wij de motie zo mogen interpreteren dat de afspraken die wij met het Rijk hebben gemaakt niet ter discussie staan en ook het tempo van de realisatie daarvan niet, maar dat wij met elkaar gaan kijken of het niet toch op een betere manier kan, dan zou dat haaks staan op het verhaal dat ik eerder vandaag heb gehouden en waarin ik gezegd heb dat wij daarin niet meegaan. Dan kunnen wij de motie dus ook steunen. Gedeputeerde VELDHUIJZEN: Ik tel mijn zegeningen. De Fractie Jansen/Brands aanvaart de opgave die wij onszelf hebben gesteld om windenergie te realiseren. Nu de PVV nog, zou ik zeggen. Ik wijzig mijn advies. Met de gecombineerde uitleg van interrumpanten vind ik de motie aanvaardbaar. Ter geruststelling van de heer Brands zeg ik erbij dat het aantal megawatt dat met alternatieve windenergie-installaties wordt opgewekt gewoon meetelt voor onze opgave want er staat nergens in de afspraken met het Rijk dat het van die wiekenwaaiende dingen moeten zijn. Dan ten slotte de motie van GroenLinks, de Partij voor de Dieren en de PvdA die vraagt om te registreren welke compensatieafspraken er zijn gemaakt en of die worden gerealiseerd. Ik zou daar het volgende over willen zeggen. Ik vind deze motie principieel verkeerd. De hele totstandkoming
Brands, F. Vermeulen, Voorzitter, Veldhuijzen, Hillebrand en Kleijweg
van de Visie Ruimte en Mobiliteit is erop gericht geweest om zo veel mogelijk van dit soort processen in het kader van bestemmingsplanprocedures tot stand te laten komen. Ik vind dus dat de gemeenten primair verantwoordelijk zijn om dat soort zaken in de gaten te houden. Ik vind het ook niet nodig om twee redenen. Ten eerste vragen wij aan gemeenten om planologisch te borgen dat, als er een aanpassing in het buitengebied plaatsvindt, de ruimtelijke kwaliteit per saldo niet vermindert. Dat is de regel in de verordening. Daarbij heeft het de voorkeur om dat fysiek te regelen in het bestemmingsplan waarmee die aanpassing plaatsvindt, bij voorkeur in het plangebied zelf en desnoods in een in de buurt liggend plangebied. Daarover hebben wij bij de behandeling van de VRM nog hele discussies gehad. Het wordt dus in het bestemmingsplan zelf geregeld. Wij steken dan ook gelijk over. Een voorwaarde voor de realisatie van de aanpassing is dan ook op dat moment die andere activiteit die er borg voor moet staan dat de ruimtelijke kwaliteit niet vermindert, klaarligt. Daar is één uitzondering op. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Betekent dat dan dat wij wel kaders stellen en dat wij wel de regels meegeven maar dat Provinciale Staten geen mogelijkheid meer hebben om te controleren? Gedeputeerde VELDHUIJZEN: Ik kom daarop terug als ik mijn betoog heb afgerond. Bij hoge uitzondering is de tweede mogelijkheid een financiële compensatieregeling. Die is er om een soort uitgestelde aanpak vorm te geven. Dan moet het dus wel gegarandeerd zijn dat het gebeurt. Volgens mij komen de kaders die wij stellen voor die financiële compensatieregeling volgende week in de commissie aan de orde. Ik denk dat wij dan kunnen kijken of we voldoende zekerheid hebben dat het ook echt gebeurt. Daar moet die regeling natuurlijk wel in voorzien. De vraag of wij als provincie als wij de kaders stellen, altijd moeten kunnen controleren of het gebeurt, dat zou ik u bij de Verordening Ruimte in den brede niet willen aanbevelen. Wij stellen in de Verordening Ruimte heel veel kaders voor het gemeentelijk planologisch beleid. Ik denk niet dat het verstandig is dat wij proberen vast te stellen of alle gemeenten bij alle bestemmingsplannen en de uitvoering daarvan onverkort aan al onze kaders voldoen en daarover gaan rapporteren. Alles is natuurlijk mogelijk maar om dat soort taken te kunnen vervullen, zou ik ettelijke miljoenen euro’s extra nodig hebben. Bovendien lijkt het mij ook niet het goede signaal na het vaststellen van de VRM in de richting van onze bestuurlijke partners op gemeentelijk niveau. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Volgens mij vragen wij het helemaal niet in den brede. Wij vragen het op dit moment alleen op het gebied van groencompensatie. Daarover zijn duidelijke afspraken gemaakt en de vraag is hoe de Staten daarop enige controle kunnen uitoefenen. De VOORZITTER: De heer Hillebrand over hetzelfde punt? De heer HILLEBRAND (PvdA): Ja, want ik ben ook verbaasd. Tot voor kort werd elk bestemmingsplan hier in huis getoetst. Nu wij dat niet meer doen, leverde dat geloof ik een halve arbeidsplaats op.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20618 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Maar als wij op een onderdeeltje van de verordening vragen of u dat voor ons kunt bijhouden, dan krijgen wij meteen te horen dat het extra formatie gaat kosten. Dat is een beetje gek. Mijn vraag is gericht op het punt dat u ten principale aanvoert, namelijk dat u helemaal niet van plan bent om regels die wij in de verordening stellen, ook nog te gaan controleren, laat staan te handhaven en dat u dat neerlegt bij de gemeenten. Komen wij dan niet in een heel raar spel, waarbij het Rijk de provincie oplegt ruimtelijke regels te stellen en dat de gemeenten vervolgens bij de uitvoering van het bestemmingsplannen maar moeten kijken of het allemaal wordt nageleefd? Juist op zoiets principieels als groencompensatie wat de provincie als eis stelt, zou het toch niet gek zijn om met de hulp van de gemeenten aan een wens van de Staten tegemoet te komen. Zoveel vragen wij toch niet? Gedeputeerde VELDHUIJZEN: Nee, maar het is wel een principieel punt. De verordening richt zich op de inhoud van bestemmingsplannen en op niet meer dan dat. Die handhaven wij. Dat wil zeggen, gemeenten moeten bestemmingsplannen die daarvoor gevoelig zijn, bij ons voorleggen. Daar geven wij reacties op en eventueel een reactieve aanwijzing. Op die manier zorgen wij ervoor dat die bestemmingsplannen voldoen aan onze verordening. In die zin regelen wij dus ook in het bestemmingsplan dat er sprake is van gelijk oversteken want de compensatie moet in hetzelfde bestemmingsplan geregeld zijn. De uitvoering van bestemmingsplannen is echt een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De gemeenteraad moet die bewaken en daar hebben wij hooguit een taak in het kader van het interbestuurlijk toezicht, ook al is dat niet onbelangrijk. Dat betekent dat wij op een gepaste manier toezicht houden, volgens de afspraken die wij over interbestuurlijk toezicht met de gemeente hebben gemaakt en die volgens het nieuwe beleid terughoudend zijn. Vaak overigens naar aanleiding van het piepsysteem. Die twee dingen moeten wij wel goed uit elkaar houden. U kunt mij aanspreken op de inhoud van bestemmingsplannen. Discussie over de uitvoering van bestemmingsplannen hoort primair thuis in de gemeenteraad. Daarom heb ik er principieel moeite mee om de uitvoering van bestemmingsplannen te gaan toetsen. De heer HILLEBRAND (PvdA): Volgens mij hebben wij geen groot verschil van mening. De gedeputeerde geeft een keurige weergave van het systeem dat wij hebben opgebouwd. De motie vraagt niet veel meer dan of u bereid bent voor ons die gegevens te verzamelen of de groencompensatie die wij in een proces van gelijk oversteken overeenkomen met de gemeenten, uiteindelijk ook gerealiseerd wordt. Dat is voor ons weer van belang voor onze controlerende rol. Mocht daar een groot deficit ontstaan, om welke rede dan ook, dan moeten wij misschien nog eens kijken of wij dat wel goed georganiseerd hebben. De vraag is niet of u op de stoel van de gemeenten wilt gaan zitten maar of u bereid bent om ons wat informatie te verschaffen, waardoor wij onze rol als medewetgever voor die provinciale verordening goed kunnen invullen. Dat is toch niet zo veel gevraagd? Gedeputeerde VELDHUIJZEN: Nee, ik begrijp die behoefte wel. Ik zou willen voorstellen om die discussie uit te stellen tot de wat bredere discussie over monitoring in het kader van de Visie Ruimte en Mobiliteit. Ik zie de heer Van Dieren al instemmend knikken. Dan kunnen wij het ook afwegen tegen de hoeveelheid werk die het met zich meebrengt en de vraag hoe wij er principieel mee om zouden moeten gaan.
Hillebrand, Veldhuijzen, Janssen en F. Vermeulen
Gedeputeerde JANSSEN: Na deze korte beantwoording van de heer Veldhuijzen een paar opmerkingen op mijn beleidsterreinen in antwoord op een beperkt aantal vragen over jeugdzorg en bestuur. De heer F. Vermeulen stelde een vraag over de Hoeksche Waard. Hij wil weten of de raadsleden nu gecommitteerd zijn. Ik kijk naar het proces en zie dat de raadsleden zich eigenaar gemaakt hebben van wat in het komende jaar gaat gebeuren. Ik denk dat daar volledig uit spreekt dat zij zich gecommitteerd voelen aan het proces dat zij nu gaan doorlopen. Ik heb gehoord over de raadsledenbijeenkomst dat de raadsleden beseffen dat het nu een kwestie van kiezen uit twee is en dat zij dat voor eind volgend jaar moeten doen. Na de zomer van 2015 zal dus besluitvorming plaatsvinden. Dat lijkt mij een goed committment. De heer F. VERMEULEN (VVD): Goed om te horen. In de pers las ik over een gesprek tussen het college van GS en de colleges van de gemeenten. Daar ging mijn vraag eigenlijk over. Gedeputeerde JANSSEN: De raden hebben zich eigenaar gemaakt van het proces dat nu gaat lopen. Er wordt nog gesproken over de rol die de burgemeesters in dit proces krijgen. Wij hebben een goed gesprek gehad met de burgemeesters, waarin wij hetzelfde met elkaar gedeeld hebben, namelijk dat de Hoeksche Waard één en ondeelbaar is, zoals de streek zelf ook zegt. Daaruit zal de oplossing moeten komen en men beseft heel goed dat er iets moet gebeuren. De raden zijn nu aan zet voor het proces in het komend jaar om tot een uitkomst te komen. De heer F. VERMEULEN (VVD): Goed om te weten maar met de colleges is niet gesproken over een datum of om binnen een jaar met een oplossing te komen en zich daaraan te committeren? Voor zover de colleges dat natuurlijk kunnen zeggen want de raden zijn uiteindelijk verantwoordelijk. Gedeputeerde JANSSEN: Uiteindelijk zijn de raden er verantwoordelijk voor. Volgens het huidige procesvoorstel zal er na de zomer van 2015 besluitvorming plaatsvinden die beëindigd moet zijn voor eind 2015. Dan is er dus een uitkomst. Het lijkt mij heel verstandig dat de raden dan zelf met die uitkomst komen omdat zij uiteindelijk het besluit moeten nemen. Dat is dus zo mogelijk nog waardevoller dan de uitspraak van de colleges. Dan heeft de heer F. Vermeulen ook nog gevraagd om het in te vullen door naar mensen toe te gaan, het model Molenwaard. Er zijn natuurlijk heel veel best practices die alle aandacht krijgen. Gemeenten kijken daar steeds meer naar. Wij blijven er natuurlijk op aandringen dat die best practices en ervaringen gedeeld worden met elkaar. Mevrouw Kleijweg zei over de horizontalisering dat dat een uitholling is van de provinciale taken. Wij zien dat absoluut niet zo. Wij zien het eerder als een verrijking van de provinciale taak. Dat er sprake is van horizontalisering wil niet zeggen dat wij onze toezichthoudende rollen etc. niet meer verticaal zouden vervullen. Waar wij die hebben, houden wij ze heel scherp.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20619
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Wij gaan niet op zoek naar de weg van de minste weerstand of de grootste gemene deler. Waar gemeenten een autonome taak hebben en wij kunnen hen daarbij ondersteunen, zoals ik maandagavond in Noordwijkerhout gezegd heb, en van de optelsom 1+1 een totaal van 3 kunnen maken, dan moeten wij dat vooral niet laten. De provincie is er zeker voor het algemeen belang en in principe niet voor het individueel belang maar ik hoop dat ook daarbij geldt dat de optelsom van alle individuele belangen meer is en het algemeen belang dient. Waar wij elkaar kunnen ondersteunen, zullen wij dat zeker doen. Dan de vragen over de jeugdzorg. Wij kregen een aantal complimenten voor de manier waarop wij daar nu vier jaar mee bezig geweest zijn met het doel de gemeenten in staat te stellen om dat op een goede manier te gaan doen omdat zij straks de bulk van het werk zelf moeten gaan doen. De heer Schaapman sprak over de pilots. Ook wij zijn daar blij mee. Er is veel inhoudelijke informatie uitgekomen, zodat wij aan de voorkant al weten dat wij het net iets anders moeten doen dan wat op papier bedacht is. De slotbijeenkomst op 3 december 2014, waarvoor u allemaal ook van harte bent uitgenodigd, zal vooral in het teken staan van vooruitblikken naar wat de gemeenten nu allemaal op de rit hebben staan en hoe het vanaf 1 januari 2015 in de regio’s zal gaan gebeuren. De heer Wenneker vroeg naar de privacy. Ik heb het persbericht van het College Bescherming Persoonsgegevens gezien. Het CBP zegt niets anders dan wij steeds zeggen en waarvoor wij ook aandacht gevraagd hebben, zowel bij het Rijk als de gemeenten. Let op dat er regels zijn waaraan je je moet houden. Je kunt niet alles zomaar onderling overdragen. Het Rijk is zich daar terdege van bewust. Ik kan niet anders dan erop vertrouwen dat Rijk en gemeenten samen tot de oplossing komen die recht doet aan wet- en regelgeving, waaraan zij zich te houden hebben. Aan ons ligt het niet. Wij blijven het ook steeds op de agenda zetten in de gesprekken die wij met de jeugdzorgaanbieders hebben met het verzoek om het ons te laten weten als er signalen zijn dat het niet goed loopt. Als gemeenten maar steeds blijven vragen om gegevens die zorgaanbieders niet mogen geven, dan vinden zij bij ons steun om dat dan ook niet te doen. Wij zullen dan de gemeente erop wijzen dat het echt niet kan wat gevraagd wordt, mocht dat voorkomen. Vanuit die rol zitten wij er nog bovenop. De heer Démoed vroeg of er na 1 januari 2015 niet iets van een platform zou moeten komen, waar iedereen elkaar kan treffen. Ik denk dat dat op gemeentelijk niveau sowieso gebeurt. Wij moeten ons echter ook realiseren dat onze mensen wegvallen als de taak wegvalt, gezien de manier waarop wij ons apparaat hebben ingericht. Er zullen alleen nog heel beperkt mensen bezig zijn met de afwikkeling van subsidies etc. Verder zal iedereen het liefst per 1 januari 2015 al een andere functie moeten krijgen. Zij zijn dan ook niet meer beschikbaar als een soort backoffice voor een hulpvraag. Ik zie al dat de gemeenten ons eigenlijk niet meer nodig hebben. Tijdens het laatste transitieplatform zei een aantal mensen al er geen tijd meer voor te hebben omdat zij het al heel druk hadden met allerlei overleggen. Men weet elkaar blijkbaar te vinden. Tot die tijd zijn wij met hart en ziel bereid om alle informatie, kennis en kunde die wij hebben, aan de gemeenten over te dragen. De heren Vermeulen en Wenneker hebben nog een vraag gesteld over de maatschappelijke participatie. Heel concreet kan ik in de richting van de heer Vermeulen zeggen dat wij eind 2013, dus voor 1 januari 2014, al de vooraankondiging
Janssen, Weber en Van Viegen
gedaan hebben. In de jaarlijkse gesprekken die wij met de drie betreffende organisaties hebben gevoerd, hebben wij hen erop gewezen dat het wegvallen van de wettelijke taken betekent dat een volgend college daarover een autonome afweging moet maken. Die vooraankondiging zullen wij in de gesprekken van dit jaar herhalen, zodat dat voldoende duidelijk is en er geen enkel misverstand over kan bestaan. Er zijn geen moties waarop ik moet ingaan. Daarmee heb ik de opmerkingen en vragen beantwoord. Gedeputeerde WEBER: Allereerst in de richting van de PvdA. Het betoog van de heer Hillebrand raakte me wel, vooral zijn vraag of wij hier wel vaak genoeg fundamentele, haast strategische gesprekken voeren over de koers die wij willen voeren. Als voorbeeld daarbij noemde hij een heel actueel onderwerp, namelijk de toekomst van onze veenweide en de melkveehouderij. Ik kan u in elk geval melden dat het college dat gevoel ook had en dat wij het gesprek daarover met uw Staten, maar niet alleen met uw Staten maar ook met samenleving, faciliteren. Wij hebben onlangs de Strategische Verkenning Landbouw uitgebracht en ik hoop dat wij op basis daarvan het goede gesprek kunnen voeren over welke kant het op gaat, wat daarbij de rol van de provincie is en welke politieke keuzes het vraagt. GroenLinks en de Partij voor de Dieren hebben gevraagd welke uitbreidingscapaciteit er eigenlijk nog is voor de melkveehouderij. Dat is een vraag die niet eenvoudig te beantwoorden is. We kunnen het ook niet inventariseren want de capaciteit wordt mede bepaald door de afstand van de melkveehouder die wil uitbreiden tot de natuurdoelen. Het hangt sterk af van de mate waarin diezelfde natuurdoelen gevoelig zijn voor stikstof. Het enige doel is wat minder dan het andere. En het hangt ook sterk af van de mate waarin wij gezamenlijk, inclusief de agrarische sector, in staat zijn om de stikstofproductie terug te dringen en de mate waarin wij in staat zijn om nieuwe technieken, innovaties te ontwikkelen, zodat je economische ontwikkelingen kunt toestaan zonder dat het een negatief effect heeft op de natuur. Eigenlijk is dat de essentie van de Programmatische Aanpak Stikstof die nationaal ontwikkeld wordt. Ik heb al eerder gezegd dat het een ingewikkelde discussie is die nog niet voltooid is maar wij hebben wel afgesproken de uitkomsten met de Staten te delen, zodra het tot een afronding komt. Ik denk dat GroenLinks en de Partij voor de Dieren dan in hoge mate het door hen gevraagde inzicht in de beschikbare ruimte krijgen. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Hebt u enig zicht op wanneer dat gaat plaatsvinden? Zoals ik al eerder heb aangegeven, heeft het Planbureau voor de Leefomgeving gezegd dat er sprake is van urgentie en dat er voorzichtig omgegaan moet worden met de vergunningen om te voorkomen dat de grenzen overschreden worden, zodat er straks helemaal geen uitbreidingscapaciteit meer is. Ik heb dat risico geprobeerd schetsen. Daarom is het van belang dit zo snel mogelijk op de agenda te krijgen. Gedeputeerde WEBER: Wij delen landelijk gezien het belang om nu snel het ei over de PAS te leggen maar ik zeg er wel bij dat het een buitengewoon complexe discussie is. De praktijk heeft geleerd dat iedere datum die wij daarover noemen niet gehaald wordt.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20620 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Vandaar mijn voorzichtigheid. Wij delen het belang om zo snel mogelijk tot helderheid te komen en dat zal vervolgens met uw Staten gedeeld worden. In de tussentijd hebben wij wel het systeem van de huidige Natuurbeschermingswetvergunning. Daarmee wordt buitengewoon streng beoordeeld, is het niet door de provincie dan is het wel door de rechter. De natuurbeschermingswetvergunningverlening heeft ons inmiddels wel geleerd dat als er een uitbreiding plaatsvindt, heel scherp gekeken wordt of die van negatief effect kan zijn op de natuurdoelen die erin zitten. De ervaring is dat je op dit moment bijna alleen kunt uitbreiden, als je je eigen stikstofruimte meeneemt en er dus geen sprake is van een feitelijke toename van stikstof. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Deze motie kan natuurlijk geen verrassing zijn want zo’n driekwart jaar geleden hebben wij een uitgebreide discussie gehad over de PAS en over het feit dat het eigenlijk dringend nodig is om een keer een grote integrale afweging te maken over de commissies breed over zowel de achtergrondwaarde als de stikstofruimte die de verschillende bedrijven innemen. Die discussie komt echter niet, maar ondertussen zien we wel vergunningen voor van alles en nog wat, terwijl wij helemaal niet weten hoeveel ruimte er opgesoupeerd wordt. Gedeputeerde WEBER: Ik leg u net uit dat op dit moment ook Natuurbeschermingswetvergunningen verleend moeten worden en dat dat alleen kan als er geen significant nadelige effecten optreden voor de natuur. De natuur is dus altijd geborgd en altijd de winnaar. Ik heb zojuist in antwoord op vragen van mevrouw Van Viegen al aangegeven dat de discussie over de PAS inderdaad langer duurt en ingewikkelder is, op het nationale toneel, dan wij een half jaar geleden nog dachten en hoopten. Ik zeg u dus alleen opnieuw toe dat dat gesprek gevoerd wordt, zodra wij u er echt iets zinnigs over kunnen vertellen. Dat moment is echter nog niet aangebroken. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Welke druk zet u daar dan op? Gedeputeerde WEBER: Er wordt hier buitengewoon hard gewerkt. Zuid-Holland is de eerste provincie die alle natuurherstelmaatregelen goed geborgd heeft. Dat is een van de noodzakelijke brokstukken in de PAS. Wij lopen daarin absoluut voorop. Dat vind ik heel belangrijk want dat ligt echt op ons bordje. Er ligt echter ook een vraag op het nationale bordje, namelijk hoe borg je de stikstofdaling, het generiek bronbeleid. En op het nationale bordje ligt ook het rekensysteem waarmee uitgerekend moet worden hoe het werkt, AERIUS. Het is echt een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de nationale overheid, de provincies en voor een deel de waterschappen. Zuid-Holland is daarin zeker geen achterblijver. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Wat gaat u doen met de aanbevelingen van het planbureau? Het planbureau heeft niet voor niets aan de bel getrokken en gezegd dat urgentie geboden is. Deelt u die zorg? Het planbureau heeft een aantal aanbevelingen gedaan naar aanleiding van de huidige problematiek. Het planbureau geeft aan dat urgentie hoog is. Gedeputeerde WEBER: De staatssecretaris heeft laatst een brief aan de Tweede Kamer gestuurd over in welke mate
Weber, Kleijweg en Van Viegen
ingegaan wordt op de aanbevelingen van het planbureau, maar ook het RIVM is er nauw bij betrokken. Die aanbevelingen zijn dus onderdeel van het totaal van de PAS. De Partij voor de Dieren had nog een aantal vragen met betrekking tot groen. Zij vraagt of wij bereid zijn in overleg te gaan met de gemeenten over tijdelijke natuur. Ik wil dat onderwerp zeker meenemen in de overleggen die wij voeren op de Regionale Groentafels die u al memoreerde, om duidelijk te maken welke mogelijkheden en kansen er zijn voor tijdelijke natuur en de gemeenten in ieder geval bekend zijn met de regeling, als die er komt want ik heb al eerder gezegd dat hij wel afhangt van de inwerkingtreding van de nieuwe Wet natuur. Mevrouw Van Viegen stelde ook nog het probleem van het bij tijd en wijle gebrekkige toezicht in onze drukbezochte natuur aan de orde. Het is positief dat de natuur druk bezocht wordt maar dat vraagt inderdaad om toezicht. Wij kennen de problematiek. Wij proberen die als provincie op te lossen maar het is wel woekeren met de beperkte middelen die wij hebben. Er ligt op dit moment al een voorstel bij uw Staten dat in de komende commissievergadering wordt besproken, om in het kader van de evaluatie van de Subsidieregeling SNL buiten de EHS te kijken of wij dit probleem voor een belangrijk deel kunnen tackelen. De recreatietoeslag is vooral bedoeld om onze terreinbeheerders in staat te stellen om juist in de wat drukker bezochte natuurgebieden toch het juiste niveau van toezicht te kunnen uitoefenen. Ik ken het probleem, wij blijven er aan werken. Een deel kunnen wij wellicht binnenkort oplossen en voor een deel zullen wij in de komende periode op zoek moeten naar dekking voor het restant. Ik heb al eerder aan de PvdA toegezegd dat wij inzicht zullen bieden in de totale beheeropgave voor de komende periode en dit is daar een onderdeel van. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Het gaat ook om het toezicht in Natura 2000-gebieden. Ik heb daarover eerder al schriftelijke vragen gesteld naar aanleiding van het feit dat verschillende handhavingsdiensten aangaven dat er een knelpunt zit in het toezicht en handhaving in die gebieden. Aan de ene kant willen wij de natuur beschermen en worden er maatregelen genomen die veel geld kosten en aan de andere kant zou dat tenietgedaan kunnen worden door een gebrek aan handhaving. Bent u bereid om de samenwerking met de verschillende handhavingsorganisaties te zoeken en te zorgen voor een betere coördinatie? Gedeputeerde WEBER: Ja. Wij gaan dat gesprek vanzelfsprekend ook aan met onze toezichthouders maar het belangrijkste deel van het toezicht in die gebieden wordt gedaan door de terreinbeheerders zelf. Daarom is het noodzakelijk om die goed aan elkaar te koppelen en te kijken waar die elkaar kunnen versterken. Ik ken de noden van de terreinbeheerders op dit punt. Door die recreatietoeslag willen wij onze terrein- en natuurbeheerders meer in staat stellen iets van het toezicht te herstellen, uiteraard binnen de budgettaire kaders die ik heb. Agrarisch natuurbeheer. De Partij voor de Dieren vraagt of wij de terreinbeherende organisaties en de weidevogelvrijwilligers willen betrekken bij de gebiedsoffertes die de collectieve agrarische natuurverenigingen moeten gaan maken.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20621
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Ja, dat zeg ik u volmondig toe. Dat is ook afgesproken met Veelzijdig Boerenland, onze terreinbeheerders en de weidevogelvrijwilligers want die zijn alle drie cruciaal voor de vraag of wij de nieuwe agrarisch natuurbeheerperiode succesvol in kunnen gaan. En voor de agrarisch natuurbeheerperiode die wij ingaan zetten wij primair in op de weidevogels; dat heb ik u al eerder in de commissie gemeld. Wij zullen echter doelen die daar goed op mee kunnen liften, en dan denk ik bijvoorbeeld aan de argusvlinder, zeker meenemen. Die hangt samen met de natte dooradering maar ook met de akkerranden. Ook al zijn de akkerranden niet het primaire doel van deze provincie omdat wij die schoonheidswedstrijd nog moeten winnen, ben ik wel van harte bereid om te kijken hoe wij ook de akkerranden vanaf 2016 structureel geregeld kunnen krijgen. Ik ben ook bereid om samen met het waterschap en de betrokken gemeenten een overgangsregeling voor 2015 te organiseren, zodat wij ook de tijd hebben om die akkerranden te regelen. En dan nog het bijna traditionele misverstand bij de Partij voor de Dieren. Bij iedere begroting en jaarrekening komt die weer terug. De doelen voor de Kaderrichtlijn Water hebben wij niet verlaagd, ook al is het pad naar het behalen van die doelen in 2027 grillig. Het pad wordt echter niet verlaten, de doelen staan. We hebben hier veel geleerd in de eerste stroomgebiedbeheerplanperiode met de waterschappen en alle andere betrokken partijen, zodat wij vooraanstaande periode wat beter weten wat de juiste en meest effectieve maatregelen zijn. Wij hebben de doelen dus zeker niet verlaagd. De Fractie Jansen/Brands had de stelling dat natuur geen taak voor de overheid is. U kunt zich natuurlijk wel voorstellen dat ik dat niet met u deel omdat ik de natuur, zowel de biodiversiteit als de ruimtelijke kwaliteit, ook een onderdeel vind van infrastructuur. In dit geval onze leefbaarheidsinfrastructuur. Zoals infrastructuur een taak en opdracht voor de overheid is, acht ik dat ook voor de natuur en is de natuur, net als onderwijs, een belangrijk collectief goed dat de individuele burger niet even kan regelen. Een verzameling voor- en achtertuinen is niet voldoende om te spreken van natuur. Daarover zullen wij waarschijnlijk van mening blijven verschillen. U is ter ore gekomen dat er dubbelingen zitten in de watertaken bij provincie en waterschappen. Nee, wij hebben juist in deze periode veel strikter aangebracht waarover waterschappen, het Rijk en de provincie gaan. Het is wel zo dat zowel provincie als waterschappen een taak en rol hebben op het gebied van de regionale keringen maar ieder op zijn eigen manier. Wij zijn voor de normering van de keringen en het waterschap is de club die de waterkeringen vervolgens op die norm moet brengen. Dat brengt wel met zich mee dat je zowel hier als daar kennis over waterveiligheid en de regionale keringen moet hebben. Dat is voor ons belangrijk om de juiste norm te kunnen stellen en toezicht daarop te kunnen houden en voor het waterschap vanzelfsprekend belangrijk om de keringen op dat veiligheidsniveau te brengen. Er zitten geen dubbelingen in. De heer BRANDS (FRACTIE JANSEN/BRANDS): Ik snap helemaal dat wij er niet uitkomen als het gaat over de vraag of natuur een taak voor de overheid is. En ik snap ook dat er in dit huis behoefte is aan kennis op het gebied van water. Ik ben ook niet tegen die kennis in dit huis maar wij hebben
Weber, Brands, Voorzitter en Schaapman
inderdaad een soort van reorganisatie, een herschikking van de watertaken achter de rug en ik heb toch serieuze signalen ontvangen van waterschappen die zeggen dat zij en de provincie dezelfde taken uitvoeren. Het overleg daarover gaat gepaard met irritatie en geldverspilling. De motie van de Fractie Jansen/Brands is niet bedoeld om een taak elders neer te leggen maar om eens in gesprek met de waterschappen te onderzoeken of zij dat inderdaad zo ervaren en zo ja, dan is het wellicht handig dat Provinciale Staten zich in ieder geval uitspreken over de taken die wellicht dubbel gedaan worden en waarvoor wij in ieder geval serieuze indicaties hebben. Gedeputeerde WEBER: Ik verbaas mij daar een beetje over, juist omdat wij als eerste provincie in de uitvoering van het Nationaal Bestuursakkoord Water, dat juist de ontvlechting van het wat complex georganiseerde waterveld tot doel had, de Wateragenda hebben geïntroduceerd. De Wateragenda is in zeer nauwe samenspraak met onze zeven waterschappen tot stand gekomen. Ik ben graag bereid om uw bevindingen in mijn periodiek overleg met de Vereniging van Zuid-Hollandse Waterschappen aan de orde te stellen en te vragen of dit een bekend geluid is. Eén ding mag helder zijn, we delen het doel met de waterschappen dat onnodige dubbelingen voorkomen moeten worden. Het gaat uiteindelijk allemaal om publiek geld. De heer BRANDS (FRACTIE JANSEN/BRANDS): Als ik dat als een toezegging mag zien, dan zal ik bij dezen mijn motie intrekken. Gedeputeerde WEBER: U mag dat als een toezegging zien. Ik neem het mee in de agenda voor de Vereniging van ZuidHollandse Waterschappen. De VOORZITTER: Daarmee wordt de motie 537 ingetrokken. Gedeputeerde WEBER: Dan de motie van de ChristenUnie en SGP om het plafond voor onze rijksmonumenten in 2014 nog te verhogen om al die monumenten die wij in 2014 hebben moeten afwijzen, alsnog te kunnen toestaan. Ik worstel ermee maar ik wil deze motie uiteindelijk toch ontraden. Dat heeft de volgende achtergrond. Wij hebben nog een hele discussie te gaan, ook voor de volgende periode, over de manier waarop wij verdergaan met het beschikbaar stellen van autonome provinciale middelen voor het erfgoed. Zoals u weet is een groot deel van de middelen die wij voor deze periode voor het erfgoed hebben ingezet, incidenteel van aard. Die middelen zijn alleen voor deze collegeperiode bedoeld. Voor een volgende periode zullen uw Staten daar weer iets van moeten gaan vinden. Met uw vraag om het plafond voor 2014 alsnog met 900.000 euro op te hogen, neemt u eigenlijk een voorschot op die discussie maar ook op de middelen die daar eventueel voor beschikbaar zou zijn. Ik zou de ChristenUnie en SGP daarom willen vragen om het gesprek daarover in de volgende periode, voor de volgende periode te willen voeren. Dat er een tekort is op onze rijksmonumenten is een vraagstuk dat ieder jaar terugkeert. De heer SCHAAPMAN (ChristenUnie en SGP): Ik ben verbijsterd. Ik zie wel een pittige worsteling bij deze gedeputeerde. Hij zegt dat het hartstikke noodzakelijk is, de aanvragen zijn er maar vervolgens bouwt hij een of ander tijdsgewricht in en wil hij er pas in 2015 over praten.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20622 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Het gaat over 2014, dat is glashelder. Aan het einde van 2014 zou natuurlijk heel goed geconstateerd kunnen worden dat wij eenmalig geld over hebben en dan spreken wij diep in 2015 over wat wij in 2014 hebben overgehouden. Dat lijkt mij wat laat. De aanvragen liggen er. De aanvragen zouden ook positief beschikt zijn, als de reserve van deze gedeputeerde op dit punt wat hoger was geweest. Bij de najaarsnota bleek in die reserve nog 300.000 euro te zitten. Wij gaan over de inzet van reserves, dus hebben wij die 300.000 euro beschikbaar gesteld om nog wat van die projecten te kunnen subsidiëren. Vervolgens zien wij dat er nog voor 900.000 euro in dit jaar aan projecten ligt. Nu is het verzoek: kunnen wij eenmalig uit de algemene reserve waarin voldoende incidentele middelen zitten, deze panklare restauratieprojecten waarvan de noodzaak is aangetoond en die voldoen aan de voorwaarden van de benodigde subsidie voorzien. Natuurlijk gaan wij na de volgende verkiezingen praten over welk budget structureel beschikbaar moet zijn voor erfgoed in de volgende periode. Dat is zonneklaar. Gedeputeerde WEBER: Nogmaals, ik heb veel sympathie voor deze motie en het doel maar ik zou deze motie toch willen ontraden. Zoals de heer Schaapman zelf stelt, wij hebben dit jaar al 300.000 euro extra beschikbaar kunnen stellen omdat er nog wat in de reserve zat. Ik ben daar buitengewoon blij mee maar laten wij nu geen voorschot nemen op een discussie die in maart 2015 zeker gevoerd zal worden in deze arena. De heer SCHAAPMAN (ChristenUnie en SGP): Ik wil daarop geen voorschot nemen. Dat doe ik ook niet door deze motie, waarin wij aan het college vragen om nog dit jaar met een voorstel te komen, zodat deze elf projecten ook niet opnieuw in 2015 op de mat liggen en opnieuw gerangschikt worden met een aantal andere projecten. Gedeputeerde WEBER: Het enige wat ik nog kan zeggen, is dat wij ieder jaar meer aanvragen hebben dan wij kunnen honoreren. Dat is in 2014 niet anders geweest dan in voorgaande jaren en ik heb zo het vermoeden dat het in 2015 ook niet anders zal zijn. Ik zie dus niet direct de noodzaak om het voor 2014 wel te regelen. Het is aan uw Staten. Ik proef bij de ChristenUnie en SGP enige sympathie voor het voorstel, waarbij het college 10 miljoen euro gereserveerd heeft voor het verbeteren van de waterkwaliteit van de Grevelingen. De ChristenUnie en SGP vraagt terecht een nader uitgewerkt voorstel om dat geld beschikbaar te krijgen. Dat zeg ik u toe. Dat heb ik ook in de commissie al toegezegd aan de VVD. Ik constateer gelukkig bij diverse partijen in deze Staten enthousiasme voor het nut en de noodzaak en de urgentie om die waterkwaliteit te gaan versterken want het is een schitterend investeringsproject voor het verbeteren van zowel de ecologie als het scheppen van kansen voor de economie. Daar ben ik alleen maar dankbaar voor. De heer SCHAAPMAN (ChristenUnie en SGP): Anders dan bij het thema erfgoed, waarbij concrete projecten optellen tot iets minder dan 0,9 miljoen euro, gaat het hierbij om 10 miljoen euro, waarbij ik heel weinig houvast heb. Als u met een voorstel voor 8 miljoen euro was gekomen, dan had ik hier gestaan met dezelfde sympathieke gevoelens. Kunt u onze enige indicatie geven waarom wij heel precies 10 miljoen euro reserveren?
Schaapman, Weber en De Bondt
Gedeputeerde WEBER: Ja, dat kan ik. De minister heeft rond de rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak Zoommeer moeten constateren dat de financiën nog niet rond waren. Er is in nauw overleg met alle betrokken decentrale overheden en gebiedspartijen een businesscase gemaakt, waarmee zicht komt op de financiering van de Grevelingen en het Volkerak Zoommeer. Onderdeel daarvan is de vraag aan de provincies Zeeland en Zuid-Holland om een bijdrage te leveren. Die zou voor Zuid-Holland, en dat is gewoon een bestuurlijke afspraak, op 10 miljoen euro uitkomen. Wij komen er nader op terug in uw gremium. Dan ligt er alleen nog de motie van GroenLinks over de inventarisatie en een plan van aanpak voor de otters. De otter is ons ook zeer lief; wij hebben er al twee mogelijk zelfs drie en het is ons wat waard om te voorkomen dat het daarmee misgaat. Ik heb vorig jaar ook goede hoop gehad heel snel werk met werk te kunnen maken samen met de gemeente Nieuwkoop en Natuurmonumenten Maar ook daarbij bleek dat de wereld net weer wat complexer in elkaar zit en dat daar ingewikkelde situaties zijn met waterscheidingen en pijpen die wel of niet onder water mochten komen. Kortom, het lukte niet. Ik wil ondertussen wel kijken naar maatregelen voor de korte termijn om te voorkomen dat het misgaat. Denk daarbij aan de rasters. Daar willen wij nu echt werk van maken. Die inventarisatie loopt want we hebben ook gezegd dat we breder moeten kijken dan die ene enkele weg. Die inventarisatie loopt dus. Het plan van aanpak voor de datum die u noemt, gaan we zeker niet redden want ook hier blijkt dat het verhaal ingewikkelder is. Weet dat wij inventariseren en dat wij er werk van maken en dat er een plan van aanpak gaat komen, wat ongetwijfeld geld gaat kosten, waarover hier dan weer de nadere afweging gemaakt moet worden of het binnen het bestaande budget besteed moet worden aan de otter of een ander belangrijk natuurdoel. Voorzitter, ik heb hiermee alle vragen beantwoord. Gedeputeerde DE BONDT: Er zijn mij enkele vragen gesteld en er is een aantal moties op het terrein van verkeer en vervoer ingediend die ik van commentaar zal voorzien. Allereerst had de PVV een opmerking over de veiligheid op de wegen en zei dat wij op een aantal trajecten geen geld zouden uitgeven en vroeg waarom wij daarvoor geen plannen maakten. Ik kan u een beetje geruststellen. U noemde bijvoorbeeld de N215 op Goeree; daar gaan wij binnenkort een uitvoeringsbesluit over nemen. Ik weet nu niet of dat onder de bevoegdheidsgrens van GS (10 miljoen euro) blijft of naar PS zal moeten. Ik verwacht echter nog wel dat GS zich daarover in deze collegeperiode kunnen uitspreken. Dat geldt ook voor de N207; ik wijs u op de planstudie die voor de N207-zuid loopt op dit moment. Nog een stukje zuidelijker bij Bergambacht hebben wij net een stuk gemeentelijke weg gefinancierd, zodat er een parallelstructuurachtig iets ontstaat. En bij de N207-noord komt er een busbaan naast. Ik wil dus zeker niet zeggen dat er niet geïnvesteerd wordt in deze projecten of dat er nog geen plannen voor worden gemaakt. Dat misschien ter geruststelling. Wij zijn hard aan het werk om ervoor te zorgen dat er ook in de volgende periode allerlei mooie infrastructuurprojecten gerealiseerd kunnen worden.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20623
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Helaas is de realiteit bij infrastructuur dat je soms heel hard aan iets werkt maar pas in de volgende collegeperiode daarvan de vruchten kunt plukken omdat de doorlooptijd van procedures en alle onderzoeken die daarbij horen, meer tijd in beslag nemen dan soms wenselijk is. Dan heeft D66 een vraag gesteld over de Alderstafel en de Omgevingsraad Schiphol. Wij zitten daar inderdaad in. Ik zit daarin namens GS. Ik heb wel eens verstek moeten laten gaan omdat de neiging bestond om die bijeenkomsten op woensdag te plannen, waardoor deze soms samenviel met een commissievergadering of een Statenvergadering. Een groot voordeel van de omgevingsraad, en daarop heb ik ook sterk ingezet, is dat gedeputeerde van de provincie ZuidHolland bij afwezigheid vervangen kan worden door een andere bestuurder uit Zuid-Holland. Ik vind dat we dat goed geregeld hebben. Wij zitten daar dus wel degelijk aan tafel. Het is echter vaak een overleggremium om dichter tot elkaar te komen maar u hoort daar niet zoveel over omdat er geen heel grote besluiten zijn genomen in de afgelopen tijd. De Fractie Janssen/Brands had nog een aantal opmerkingen over de rest van het MPI. Ik kan toezeggen dat ik inzicht zal geven in hoe wij de rest in de toekomst zullen we gaan financieren. Ik heb in de commissie gezegd dat ik daarop terugkom, als we doorlichting van het MPI hebben afgerond. Ik noem het een doorlichting en geen herijking maar er is wel één project waarbij je je kunt afvragen of we dat nog wel willen. Het is er jaren geleden op verschenen en er is geen projectleider, dus hoe gaan we daar dan mee om? Wij zijn het MPI aan het opschonen en aan de hand van de doorlichting zal ik terugkomen op de resterende ambities en of daar nu of later financiering bij gezocht moet worden. Als alles goed gaat, dan zal dat naar verwachting in december zijn want dat hebt u besloten. Dan had u nog een opmerking over het MPO. U vroeg specifiek welke wegen nog kunnen worden verbreed, zodat deze ook veiliger worden. Ik heb al aangegeven dat je op verschillende manieren naar de conclusies van de ANWB kunt kijken. Wij werken altijd, als het enigszins ruimtelijk inpasbaar is, met duurzaam veilig, behalve op het punt van de heggetjes bij de N228, waarover u anders besloot. Over het algemeen is zo veilig mogelijk bij ons de richtlijn. Op dit moment worden er nog wel wat gesprekken gevoerd met de ANWB over de duiding van sommige dingen omdat wij bijvoorbeeld de indruk hadden dat een weg zonder fietspad voor de ANWB per definitie onveiliger is dan een weg met een aparte fietsstrook ernaast. Op een 80 km-weg zijn echter geen fietsers toegestaan en in dat geval is een weg zonder fietsers misschien veiliger dan een met een fietsstrook. Die nuancering wil ik plaatsen bij het rapport van de ANWB maar wij zijn nog in gesprek met de ANWB en als er goede aanbevelingen zijn, nemen wij die mee. Als ik in antwoord op uw concrete vraag over welke wegen verbreed kunnen worden nu zou toezeggen daarvan een inventarisatie te maken dan zou ik de hele meerjarencyclus van wegen tenietdoen. Wij hebben in principe afgesproken iedere zes jaar maar dat verandert intussen omdat we weten dat sommige wegen sneller aan onderhoud toe zijn, bijvoorbeeld omdat er veel vrachtverkeer overheen rijdt zoals in het Westland. In Nieuwkoop daarentegen ligt een weg die alleen maar als ontsluitingsweg dient voor een woonwijk. Ik wil die planmatige aanpak echter wel vasthouden. Ik begrijp uw behoefte om te weten waar je wegen met quick wins veiliger kunt maken. Daarom stel ik voor dat wij in het
De Bondt, Voorzitter en Hillebrand
volgende MPO niet alleen opnemen welke weg wanneer aan bod komt maar ook welke restopgaven er liggen op het gebied van veiligheid. Dan de moties. Allereerst de motie van het CDA om vrijwilligers in het OV te stimuleren. Ik vind haar sympathiek en ik wil het doen, maar ik maak daarbij een klein voorbehoud. Ik weet dat er ontwikkelingen gaande zijn, dus als het al mogelijk is gemaakt, zal ik dat kenbaar maken en ga ik geen actie ondernemen in de richting van Sociale Zaken maar anders ben ik daartoe bereid. Dan de motie over één provinciale concessie voor het OV. Ik begrijp de gedachte erachter en ik wil deze ook wel uitvoeren maar ik geef alvast een winstwaarschuwing mee. We weten dat wij nu niet overal dezelfde prijs per kilometer hebben. Als wij het gelijk gaan trekken, dan krijgen wij dus tariefsverschuivingen. Wij hebben nu één vervoerder rijden in drie concessiegebieden. Dat betekent winst voor de reizigers. Ik zie ook dat de organisatie wel erg gewend is aan het werken met Arriva, terwijl het werken met verschillende vervoerders de organisatie scherp houdt. Met één hele grote concessie loop je bovendien weer andere risico’s dan met drie kleinere. Het heeft positieve kanten en ik weet dat je niet moet weglopen voor efficiëntievoordeel maar ik wil ook aan verwachtingsmanagement doen. Wij maken het inzichtelijk en als het kan, dan is het winst, maar ik acht het niet heel kansrijk vandaag de dag. Ik sta echter altijd open voor nieuwe inzichten. Ik wil de motie overnemen, als ik daarmee een stemronde kan voorkomen. Dan de motie van GroenLinks die in de resterende collegeperiode geen nieuwe bindende afspraken meer wil maken over de aanleg van nieuwe wegen. Die staat haaks op uitvoeringsbesluiten die de Staten hier hebben genomen en daarom ontraden wij die vanzelfsprekend. De VOORZITTER: Dan mag ik tot slot nog een vraag beantwoorden over de A4-zuid in het kader van de VlaamsNederlandse Delta, waarvan ik dit jaar voorzitter ben. Wij hebben vorige week vrijdag nog een boeiend jaarcongres gehad dat met name ging over verbindingen tussen Rotterdam, Antwerpen en het ‘Hinterland’. Ik zeg u toe dat ik dit deel van het tracé van de A4 ook daar onder de aandacht zal brengen. De heer HILLEBRAND (PvdA): Kunnen wij een korte schorsing krijgen? Dat bespaart ons misschien een derde termijn met stemverklaringen enzovoorts. Als we nu schorsen, beloof ik dat wij het in de tweede termijn zullen afdoen. De VOORZITTER: U krijgt van mij een schorsing van tien minuten. Ik schors de vergadering. Ik heropen de vergadering en ga over tot de tweede termijn en geef het woord aan de heer Hillebrand. De heer HILLEBRAND (PvdA): Allereerst wil ik mijn dank uitspreken voor de enthousiaste reacties op het voorstel dat ik in eerste termijn deed.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20624 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
In de richting van de heer Van der Sande zou ik willen zeggen dat wij natuurlijk ook beseffen dat wij in een politieke omgeving zitten en dat je zo’n gesprek altijd voert vanuit de verschillen die er nu eenmaal tussen politieke partijen zijn, anders zou je geen politiek nodig hebben. Er kan echter een meerwaarde komen uit echt naar elkaar luisteren en elkaar confronteren met die verschillen op zoek naar betere oplossingen. Ik probeerde in eerste termijn duidelijk te maken dat die verschillen in de praktijk heel vaak omslaan in ofwel een afrekencultuur ofwel een uitsluitingscultuur. Het begint in elk geval met niet meer naar elkaar luisteren. In de betogen van mijn collega-fractievoorzitters beluister ik heel veel thema’s, waarover ook wij graag nog eens zouden willen doorpraten. Ik denk bijvoorbeeld aan het betoog van de heer Démoed die vraagt wat wij kunnen doen om de arbeidsmarkt in beweging te krijgen. Ik heb ook al vaker gesproken over hoe wij een bijdrage kunnen leveren aan het creëren van werk. Ik heb het ook in mijn betoog van vandaag genoemd. Het zou wat ons betreft een prima idee zijn om daarover een keer met elkaar een avond te praten. Wij hebben dat intern gedaan, en u zult dat ongetwijfeld ook gedaan hebben, bij de opstelling van ons verkiezingsprogramma. Dan rijst toch de vraag wat je vanuit je eigen rol kunt betekenen zonder dat je op de stoel van een ander gaat zitten. In de richting van de heer Vermeulen zou ik wat dat betreft willen zeggen dat het adagium van maximaal twee overheden, geïntroduceerd onder het kabinet-Rutte I, niet iets is waar wij ons heel erg bij thuis voelen. Wij huldigen meer het standpunt dat je aanschuift als je wat hebt toe te voegen. Wij denken dat de provincie in dit dossier wel degelijk iets kan toevoegen. Ook dat kan een manier zijn om onnodige bestuurlijke drukte te helpen vermijden. De heer Démoed deed ook een uitnodiging, namelijk om mee te doen aan een voorstel over Right to Challenge. Ook dat vinden wij sympathiek en wij zullen daar heel graag over meepraten. De uitvoering van taken door de provincie gaat vooral over wegen en natuur. U weet dat wij in het verleden wel eens kritisch zijn geweest over het natuurbeheer, met name het agrarisch natuurbeheer, en niet omdat wij die taak niet aan de agrariërs zouden willen overlaten maar omdat het daarbij gaat om de vraag hoe je voor hetzelfde geld de meest effectieve dienstverlening krijgt. Onderzoeken hebben laten zien dat daar problemen waren. Laten wij daar gewoon maar eens over praten. Misschien kun je taken overdragen en toch borgen dat de provincie het maximale rendement haalt uit haar inspanningen. D66 sprak de wens uit om te praten over het realiseren van infrastructuur die nodig is voor verduurzaming, bijvoorbeeld een warmtenetwerk. Dat is ook een thema waarmee wij volgens mij een avond zouden kunnen vullen. Ook zijn pleidooi voor zuivere bestuurlijke verhoudingen en wat hij zei over de Metropoolregio sprak mij zeer aan. Vorige week heb ik nog uitgebreid met de heer Langenberg, wethouder Verkeer van uw partij in Rotterdam, gesproken maar ik had niet het idee dat het kwartje van bestuurlijke verhoudingen daar op dezelfde manier was gevallen. Misschien een pleidooi in uw richting om samen met de heer Langenberg en de heer Van Boxtel uit de Eerste Kamer te kijken of u daarin nog iets kunt bereiken. Dank voor de toezegging van de heer Van der Sande om zo snel als mogelijk is te komen met extra informatie over het
Hillebrand en F. Vermeulen
plaatsen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in de provinciale organisatie. Wij hebben net tijdens de schorsing de moties doorgenomen. De meeste vinden wij, soms na de discussie hier in huis, sympathiek en kunnen wij dan ook steunen. Ik maak alleen een opmerking over de moties die wij niet kunnen steunen of waarbij wij een kanttekening plaatsen. Deze zijn alle drie van GroenLinks, het is niet anders. De eerste gaat over de indexatie van OV-tarieven en opcenten. Ik wil daarbij aantekenen dat wij ons altijd verzet hebben tegen het idee de opcenten te plaatsen in het hokje van mobiliteit over de weg. Nee, de opcenten zijn het algemene dekkingsmiddel van de provincie dat wij voor verschillende taken inzetten. De tegenstelling die hier in zit vinden wij wat kunstmatig. Wij hebben de motie zo uitgelegd dat deze vraagt om ook de openbaarvervoertarieven het komende jaar op de nulgrens te zetten. De ChristenUnie en SGP vraagt wat extra geld voor het cultureel erfgoed. Wij vinden dat een goede bestemming. Als we dan toch redelijk ruim in de reserves zitten en mensen het nog steeds moeilijk hebben, dan vinden wij zo’n nulgrens voor de OV-tarieven ook heel wenselijk. Dus vanuit dat perspectief steun voor deze motie. Motie 533 over het niet meer aangaan van verplichtingen voor het bouwen van nieuwe wegen. Wij vinden wel dat er heel veel geld en heel veel prioriteit voor wegenaanleg in deze begroting is gegeven maar om nu te zeggen helemaal geen nieuwe verplichtingen meer. Wij kunnen de consequenties daarvan niet overzien. Als wij ergens de consequenties niet van kunnen overzien, dan stemmen wij er niet voor. Ten slot de motie over de veilige oversteek voor de otter. Dat is een actueel onderwerp en het is ook een sympathieke motie. Ik wil daar echter bij aantekenen dat mijn fractie, gelet op allerlei onderzoeken die gedaan zijn naar realisatie van natuur, in het algemeen van mening is dat je je geld beter kan inzetten op het realiseren van grotere aaneengesloten gebieden dan op allerlei ecoducten of andere constructies, omdat die in de praktijk vaak niet erg doelmatig blijken te zijn. Met die kanttekening vinden wij een onderzoek naar de positie van de otter in deze provincie wel degelijk wenselijk en wij zullen de motie dan ook steunen, als die in stemming gebracht wordt. Dank u wel. De heer F. VERMEULEN (VVD): Allereerst namens mijn fractie dank voor de beantwoording door GS, zeker ook ten aanzien van wat de heer Van der Sande zei over het beter inzichtelijk maken van onder andere de kwaliteit en kwantiteit van de provinciale organisatie. Ook goed dat er nog even gewisseld is hoe om te gaan met de reservering voor de investeringen in de Grevelingen. Dat was ook een vraag van mijn fractie in de commissie; er moet een goed plan aan ten grondslag liggen, voordat wij daarmee aan de slag kunnen. Er ligt in dat gebied echter wel een opgave, daarover zijn wij het met zijn allen eens. Er is een discussie geweest over de tarieven. GroenLinks zegt dat OV en infrastructuur (de auto) gelijk op moeten gaan.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20625
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Aan de andere kant doet de PVV voorstellen om de tarieven te verlagen. Ik zou in de richting van de PVV willen zeggen: wacht even op het verkiezingsprogramma van de VVD. Ik heb uw tegenbegroting, die overigens een compliment waard is, gelezen als een voorschot op de verkiezingen. Het lijkt mij daarom goed om die dan ook te wegen naast het VVDprogramma. Er is aandacht gevraagd voor veiligheid op de N-wegen. Daar zijn wij ook blij mee omdat gedeputeerde De Bondt nog eens heeft uitgelegd wat er momenteel gebeurt aan de N209, de N207 en aan de voorbereidingen voor de N215. Dan de discussie over de precariobelasting. Het is goed om daar nog eens naar te kijken want het is natuurlijk niet de bedoeling dat de provincie dingen gratis in gebruik geeft. De meeste inwoners van Zuid-Holland zullen ook niet ‘om niet’ een stuk grond aanbieden aan een commerciële partij, dus die precario moet eigenlijk ook een soort huurmechanisme zijn. Laat het dan daarover ook gaan. Het lijkt ons een goede zaak om daar onderzoek naar te doen. Dan de discussie over de cultuurgelden. De ChristenUnie en SGP heeft daarvoor een motie ingediend. Mijn fractie vindt die motie sympathiek maar wij vinden dat daaruit onvoldoende naar voren komt om welke projecten het gaat, langs de welke meetlat die gelegd worden en hoe wij ervoor kunnen zorgen dat er ook wordt gekeken naar de transitie van functies van die gebouwen. De heer SCHAAPMAN (ChristenUnie en SGP): Ik heb mij laten informeren over de procedure want ik ben geen woordvoerder op dit onderwerp. Die restauratieprojecten worden gescoord volgens de bestaande criteria. Op basis daarvan is een volgorde aangebracht. In een aantal gevallen is subsidie toegekend. Een aantal gevallen ligt panklaar en daaraan zou subsidie kunnen worden toegekend. Een elftal projecten die op dat lijstje staat, neem ik gewoon voor waar aan. Het gaat daarbij om een aantal molens, landhuizen en kerken. Die projecten liggen klaar en die neem ik mee in het voorstel. Het voorstel behelst een optelsom van elf projecten voor verschillende bedragen, in totaal bijna 900.000 euro. De heer F. VERMEULEN (VVD): Ik heb in de wandelgangen de grap gemaakt dat deze motie alleen om een voorstel van GS vraagt. Mijn fractie wil zeker niet vooruitlopen op een ja of nee tegen dat uiteindelijke voorstel. Een andere mogelijkheid zou zijn om een initiatiefvoorstel in te dienen en met de woordvoerders in de commissie nog eens goed te kijken naar de finesses want ik ben zelf ook geen woordvoerder op dit terrein. Het lijkt mij goed om daar zorgvuldig naar te kijken, voordat wij automatisch het subsidieplafond gaan aanpassen aan de hoogte van de aanvragen die daarvoor in aanmerking komen. De heer SCHAAPMAN (ChristenUnie en SGP): Normaal gesproken praten wij ook niet over bedragen. De bedragen die door GS worden voorgesteld, zijn al afgewogen en vervolgens stemmen de Staten al dan niet in met zo’n voorstel. Gesteld dat het zou leiden tot een initiatiefvoorstel in plaats van dat ik de bal netjes bij GS neerleg, zoals te doen gebruikelijk, suggereert u dat u het lijstje beïnvloedt door ernaar te kijken. Dat is echter niet de reguliere gang van zaken.
F. Vermeulen, Schaapman en Hillebrand
De heer F. VERMEULEN (VVD): Nee maar wij willen wel weten over welke objecten het gaat en welke criteria daarvoor gelden. Dat kunnen GS dan aangeven. Op die manier krijgen wij een wat duidelijker beeld bij uw voorstel. De heer HILLEBRAND (PvdA): Ik had eigenlijk dezelfde vraag als u over het cultureel erfgoed. Dus ik ben net even naar de heer Schaapman gelopen en heb hem gevraagd of hij mij het lijstje even kon opsturen. Het blijkt dat het gaat om een begraafplaats, vijf kerken, twee molens, twee gemeenlandhuizen en een museum. Belangrijker is echter dat hij mij aangaf dat de toetsing, dezelfde toetsing is die ook geldt voor de projecten die wel gehonoreerd zijn. De toetsing blijft dus hetzelfde maar omdat de subsidieregeling gelimiteerd is, zijn de projecten waarvoor geen geld meer was, afgevallen. Nu hebben wij wat geld over, daarom het voorstel om er 900.000 euro bij te zetten en GS te vragen om volgens precies dezelfde systematiek de rest van de objecten te beoordelen. We kunnen daar vandaag ja of nee tegen zeggen, dat laat ik aan u over, maar wij zeggen er ja tegen. Als wij het nu willen omzetten in een initiatiefvoorstel, dan vragen wij de heer Schaapman om een heel grote inspanning te leveren om dat voor december rond te krijgen. Wij hebben dat vorige keer voor de Milieufederatie geprobeerd; ik kan u zeggen dat dat heel veel energie kost, terwijl we volgens mij nu voor de keuze staan of wij het belangrijk vinden of niet. De heer F. VERMEULEN (VVD): Er zijn eigenlijk twee mogelijkheden. Wij beslissen er sowieso vandaag niet over want er moet hoe dan ook een voorstel komen. Ik heb echter ook goed naar GS geluisterd die deze motie ontraden met een aantal argumenten. Mijn fractie voegt er nog een aantal argumenten aan toe. Wij willen het toch hebben over de noodzaak van die 900.000 euro. Die discussie kunnen wij vandaag niet voeren aan de hand van de motie. Dat willen wij graag aan de hand van een voorstel doen. Als we een motie aannemen, dan zijn we ook bijna verplicht om met het uiteindelijke voorstel akkoord te gaan. Vandaar mijn suggestie om er een initiatiefvoorstel van te maken. Ik denk overigens dat GS gaarne bereid zijn om daarbij ondersteuning te verlenen. Dan kom je uiteindelijk op hetzelfde punt uit volgende maand dan als je de motie aanneemt en GS aan het werk zet. De heer SCHAAPMAN (ChristenUnie en SGP): Ik heb de gedeputeerde inderdaad horen zeggen dat hij de motie ontraadt maar naarmate het gesprek tussen de gedeputeerde en mij vorderde, werd het niet anders dan ‘ik leg het maar neer bij uw Staten’. Het enige argument tegen is dat het geld op is. Wij stellen voor om het budget te verhogen. Dat kan misschien niet binnen de kaders van de GS-coalitie en daarom is het juist aan de Staten. Er is dus slechts één argument tegen. De heer F. VERMEULEN (VVD): Ik heb ook gehoord dat het gaat over een discussie over de toekomst, over hoewel geld we daadwerkelijk nodig hebben om een goed cultuurbeleid in Zuid-Holland te voeren. Dat is volgens mij ook de boodschap die u vandaag bracht. Los van deze bestaande casus, zou deze discussie dus nog verder gevoerd moeten worden. Nogmaals, wij vinden het een sympathiek voorstel, we kunnen inhoudelijk ver met elkaar komen maar wij willen eerst alle voors en tegens goed op een rijtje kunnen zetten.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20626 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Ten aanzien van cultuurhistorie is overigens door collega Van Dobben de Bruijn in het kader van de erfgoedlijnen in de commissie ook aandacht gevraagd voor het zichtbaar maken van provinciaal erfgoed. Dat is misschien ook goed om te noemen. Zij heeft bijvoorbeeld voorgesteld om de trekvaarten meer zichtbaar te maken door belichting. Ik vraag aan de gedeputeerde of dat een goed voorstel zou kunnen zijn. De PvdA heeft het aanbod gedaan om het gesprek met elkaar aan te gaan. Nu weten wij allemaal dat ook de CdK dat voorstel in eerdere instantie heeft gedaan. Ik denk dat het inderdaad goed is om met lijsttrekkers, fractievoorzitters maar misschien ook wel in een ander verband, met elkaar te spreken over maatschappelijke opgaven. Ik was zelf recent in het Schotse parlement. Daar beginnen ze iedere sessie met een voordracht van vijf minuten van iemand uit de samenleving over een thema. Daarover gaan zij niet discussiëren op dat moment maar het is wel een reflectie op waar de overheid mee bezig is. Ik kan mij voorstellen dat een sessie zoals door de heer Hillebrand en de CdK is voorgesteld op een dergelijke manier wordt opgepakt. Er is het een en ander gezegd over onderwijs en arbeidsmarkt. Of er nu wel of geen koffie wordt geschonken, inmiddels uitgebreid met kraanwater, ik denk dat de provincie inderdaad op dat terrein maar ook op andere terreinen een rol zou kunnen spelen door partijen bij elkaar te brengen. Ik weet bijvoorbeeld dat dat in de Greenports echt een probleem is, niet alleen ten aanzien van onderwijs maar ook ten aanzien van onderzoek. Dat is in het verleden allemaal weggegaan en dan verdwijnt ook langzaam de basis onder het cluster. Dan kun je niet meer spreken van een kenniscluster. Dat is echt een probleem. De provincie moet niet betalen om daar scholen te krijgen maar zou wel kunnen stimuleren dat andere partijen daarin verantwoordelijkheid nemen. Dat kan ook een positieve bijwerking hebben op de noodzakelijke herstructurering in die gebieden. De CdK heeft daarover ook het een en ander gezegd tijdens de conferentie in de Bollenstreek afgelopen maandag. Dank voor de vooraankondiging van gedeputeerde Janssen dat er mogelijk verandering komt in de subsidies en zeker dank aan u, voorzitter, voor de toezegging over de A4-zuid en de hele infrastructuur in de Zuidwestelijke Delta die van groot belang is voor het gebied. De heer BRAAM (PVV): Zoals te doen gebruikelijk dank voor de beantwoording van onze vragen in eerste termijn. Wij zijn zeer tevreden te mogen vernemen dat er toch behoorlijk wat geïnvesteerd gaat worden in het wegennet. Dat is bijzonder belangrijk, gelet op het aantal ongevallen dat zich in de afgelopen jaren heeft voorgedaan. Het lijkt ons een slecht teken voor de toekomst als juist op die wegen niets of weinig gebeurt. Wij zijn een partij die niet alleen graag voor de vrijheid gaat maar ook voor de veiligheid. Super dat daarop wordt ingestoken. Dan de uitnodiging van de PvdA. Dat is op zich natuurlijk bijzonder want een paar maanden geleden hebt u hier hard gevochten om vooral niet te praten met de PVV. De uitnodiging verbaast ons dan ook enigszins. Ik ga in ieder geval heel sterk mee in de lijn van de VVD om vooral via de CdK breed het gesprek aan te gaan. Dat doen wij heel graag. Op zich praten wij heel graag met alle partijen maar wij hebben er wel wat moeite mee om uitgerekend van de PvdA
F. Vermeulen en Braam
een uitnodiging te krijgen, terwijl die partij ons op andere momenten buitensluit. Blijkbaar wil de PvdA met leuke plannetjes het wegvallen van vele zetels op termijn opvangen. Dat proef ik eruit. Dan de nepnatuur van de ChristenUnie en SGP. Als de nepnatuur niet doorgaat, dan houden wij verrekte veel geld over in de toekomst want dan hoeven wij ook geen onderhoud meer te doen op die gronden, zoals u zult begrijpen. In die zin valt er wel wat voor te zeggen om daar wat minder aan te besteden, zodat de problemen voor de toekomst als sneeuw voor de zon verdwijnen. Wij hebben voor de precariobelasting een motie opgesteld maar ik twijfel of wij die wel gaan indienen. Ik voel veel van wat de gedeputeerde heeft aangegeven en voor wat uit de hoek van de VVD kwam. Als je grond beschikbaar stelt voor ondernemen is het gebruikelijk om daarvoor erfpacht of huur te vragen of om die grond eventueel te verkopen. In ieder geval staat er een tegenprestatie tegenover. Ik beluister in het antwoord van de gedeputeerde een toezegging. Ik hoop dat hij straks nog even wil bevestigen dat hij bereid is om de precariobelasting onder de loep te nemen en te bezien op welke wijze wij daarmee op termijn kunnen omgaan. Wij pleiten ervoor om zaken die kunnen vervallen, te laten vervallen maar ik heb er begrip voor dat er gezocht wordt naar een goed werkend alternatief voor zaken waarvoor echt tegenprestatie gegeven moet worden, zoals het beschikbaar stellen van grond voor bedrijfsactiviteiten. Als de gedeputeerde die toezegging geeft, dan laten we dat voorstel liggen. Met betrekking tot de opcenten willen wij nog steeds die 20% teruggeven aan de burgers. Wij willen daarmee niet wachten tot de volgende verkiezingen. Er is een ontzettende grote bak met centen beschikbaar om terug te geven aan de inwoners van Zuid-Holland. Het bijt niet omdat het gaat om een eenmalige teruggave om vervolgens − en dat kan dan wel worden overgelaten aan de diverse lijsttrekkers bij de onderhandelingen over een nieuw college − te bezien in hoeverre de opcenten omlaag kunnen ten opzichte van het huidige tarief op de langere termijn. De teruggave van 20% houden wij graag in stand en daarvoor dienen wij een amendement in die als tekst heeft: “Besluiten: Het bij het voornoemde voorstel behorende ontwerpbesluit als volgt te wijzigen: Het besluit nummer 2, luidende als volgt: ‘Het opcententarief op de motorrijtuigenbelasting voor 2015 niet te verhogen en te handhaven op 95,0 opcenten’. Te wijzigen in: ‘Het opcententarief op de motorrijtuigenbelasting voor 2015 te verlagen naar 76,0 opcenten’.” Over de moties die zijn ingediend door andere partijen zullen wij waar nodig een stemverklaring afleggen. Er zijn een aantal interessante moties bij die wij zeker zullen steunen maar ook enkele die wij niet zullen steunen en waarover wij een stemverklaring zullen afleggen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20627
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
INGEDIEND IS: Amendement 494/6743 van de leden Braam en De Vree over verlagen opcenten met 20%. “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen ter behandeling van bovenvermeld agendapunt; Besluiten: Het bij het voornoemde voorstel behorende ontwerpbesluit als volgt te wijzigen: Het besluit nummer 2, luidende als volgt: ‘Het opcententarief op de motorrijtuigenbelasting voor 2015 niet te verhogen en te handhaven op 95,0 opcenten’. Te wijzigen in: ‘Het opcententarief op de motorrijtuigenbelasting voor 2015 te verlagen naar 76,0 opcenten’.” Toelichting: De PVV stelt voor de opcenten op de motorrijtuigenbelasting met twintig procent te verlagen. We nodigen het volgende college van Gedeputeerde Staten uit om te onderzoeken of een structurele verlaging haalbaar is. De VOORZITTER: Dank u wel. Uw amendement zal worden meegenomen in de beraadslagingen en in stemming worden gebracht. Ik geef het woord aan de heer Démoed van het CDA. De heer DÉMOED (CDA): Ik heb nog een paar punten voor de tweede termijn. Ik heb in eerste termijn al iets gezegd naar aanleiding van de uitnodiging van de heer Hillebrand. Tegen de heer Braam zou ik willen zeggen dat het ons echt niet uitmaakt wie ons uitnodigt. Volgens mij is iedere uitnodiging evenveel waard. Of de CdK ons uitnodigt of de heer Hillebrand maakt uiteraard wel verschil maar op beide uitnodigingen gaan wij in. Wij denken ook dat het initiatief van een debat over de maatschappelijke opgaven waarvoor deze provincie staat, een nuttig debat is. Het helpt niet altijd om dat hier in deze politieke arena aan de hand van stukken te doen. Het lijkt ons daarom goed om dat eens in alle vrijheid op een mooie locatie elders in deze provincie te doen. Ik vind die suggestie waardevol. Dank aan gedeputeerde Van de Sande die uitgebreid is ingegaan op ons betoog over de rol van de provincie. Goed om te horen dat er stappen genomen worden. Voor de goede orde; wij hebben ook niet willen zeggen dat wij die niet herkennen. U spreekt zelf over een begin en een weerbarstig proces. Dat vraagt dus ook iets van ons. Ik heb vandaag geaarzeld om een interruptie te doen. Soms zijn wij zelf ook niet zo goed in loslaten en vragen wij om allerlei boekhoudingen. Wij niet hoor, dus in die zin voel ik mij vrij om dat nu te zeggen. Dan weet u meteen wat wij met moties doen die over boekhoudingen gaan. Daar doen wij niet aan mee. Dank aan gedeputeerde Veldhuijzen die in zijn betoog ook aandacht heeft besteed aan zijn voortvarendheid met betrekking tot het warmte-koudebureau en de initiatieven daartoe en de pilot voor de regelvrije zones. Dat is interessant en wij zullen u blijven volgen. Ten aanzien van het initiatief dat wij vandaag hebben aangekondigd, Right to Challenge. De heer Hillebrand is daarop al ingegaan. Het is een gedachte die wij vandaag in uw
Braam, Voorzitter, Démoed en Schaapman
midden hebben willen leggen en die inderdaad nog verdere uitwerking behoeft. Er zijn inderdaad voor de beheerstaken van de provincie beperktere mogelijkheden dan lokaal maar in aanvulling daarop kunnen deze wel heel interessant zijn. Vooral de gedachte erachter spreekt ons aan. Ik ben het met de heer Hillebrand eens dat je de resultaten moet kunnen monitoren, om te zien of er vergelijkbare resultaten behaald worden. Het kan niet zo zijn dat niet gemonitord wordt wat het oplevert voor de samenleving, als je het een door een ander laat doen. Ik ben het er dus mee eens dat we dat soort dingen goed moeten uitwerken, voordat het kan. Het was ook niet meer dan het u laten weten dat de gedachte erachter ons aanspreekt. Dank aan de gedeputeerde De Bondt voor haar initiatief om waar nodig bij het Rijk onnodige belemmeringen weg te nemen om goedwillende vrijwilligers in delen van deze provincie te helpen. En dan kom ik tot slot op een onderwerp dat door iedereen is aangeroerd, namelijk het erfgoed. Ik zou daar het volgende over willen zeggen. De motie van de heren Schaapman en Van Dieren van de ChristenUnie en SGP vinden wij sympathiek. Wij staan ook achter de gedachte die daaruit spreekt. Maar tegelijkertijd zie ik een dilemma opdoemen. Iedereen spreekt dat soort woorden uit maar er zijn wel verschillen van mening over de lijst. Ik roep op om die gezamenlijke sympathie in een effectief besluit om te zetten. Ik doe daarom niet alleen op mijzelf maar ook op anderen een beroep om nog eens even te kijken of dit de goede formulering is om uiteindelijk het gewenste resultaat te boeken. Ik heb begrip voor het feit dat anderen wijzen op een scoringslijst die het resultaat is van de criteria die wij zelf hebben vastgesteld en vragen of er nog even gekeken kan worden naar welke projecten het zijn. Er moet sowieso een voorstel komen, wie dat ook doet, en dat moet in december gebeuren. Ik zou het jammer vinden als het voorstel het niet haalt omdat sommige fracties het niet eens zijn met kleinigheden. Ik vraag dus om creativiteit bij u en mijzelf. Wij hebben nog even tijd. Bij de andere moties zult u ons stemgedrag wel merken. De heer SCHAAPMAN (ChristenUnie en SGP): Laat ik maar meteen aansluiten bij de bijdrage van de heer Démoed over erfgoed. Volgens mij volg ik mijn motie juist de koninklijke weg door GS te vragen om met een voorstel te komen. Daarin komen al die projecten te staan en langs welke lat die zijn gelegd. De indicatie die ik meegeef in de motie is de gebruikelijke optelsom. De heer Hillebrand heeft dat in veel mooiere woorden gezegd. Ik zeg alleen maar dat het opgeteld een kleine 0,9 miljoen euro is. Dat is de enige reden waarom het bedrag in de motie wordt genoemd. Dank voor de beantwoording in de volle breedte. Ik wil kort terugkomen op twee punten van de heer Van der Sande. Hij heeft mijn punt over de egalisatiereserve volstrekt niet begrepen. Ik ben blijkbaar heel onduidelijk geweest. Ik vind die reserve namelijk heel erg inzichtelijk, dus die hoeft van mij niet nog inzichtelijker te worden. Wij hebben echter al vaker gezegd dat het beeld ontstaat dat de provincie heel veel oppot als je alle reserves naast elkaar zet en ziet hoeveel dat bij elkaar opgeteld is.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20628 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Een groot deel hebben wij echter keihard nodig voor beheer en onderhoud van onze wegen. Dat zou ik graag apart inzichtelijk willen hebben. Alle andere dingen kun je politiekbestuurlijk gemakkelijk aankomen. Dat onderscheid zou ik scherp willen maken. Nogmaals, het komt terug in januari 2015. Nu ik toch bij januari volgend jaar ben, kom ik ook bij mijn andere punt. Ik zou heel graag van gedeputeerde Van der Sande willen horen dat wij op een logisch moment in januari 2015 nog een keer terugkomen op het dossier GZH in relatie tot de herstructurering van de recreatieschappen in het verlengde van het gesprek dat wij in de eerste termijn daarover voerden. Als de gedeputeerde dat wil toezeggen, dan komen wij daarover in januari 2015 verder te spreken. Gedeputeerde Veldhuijzen kondigde aan dat wij een brief uitgereikt zouden krijgen van gedeputeerde Van der Sande. Die hebben wij gekregen. Het is een wijziging ten opzichte van de eerdere voorstellen. In die wijziging wordt gevraagd om een subsidieplafond te verlagen. Wij vragen ons af wat de wijze van besteding is van die gelden, als wij het plafond verlagen naar 0 euro. Als het goed is, blijven de middelen wel binnen het programma beschikbaar. Het oude bedrag staat er niet en het nieuwe bedrag is 0 euro. Wat is het verschil, waar gaat dat heen en hoe krijgen wij dat weer terug te zien? Die vragen zou ik graag nog beantwoord krijgen. Dan nog even de moties. Allereerst de motie van het CDA over vrijwilligers in het OV. Wij vinden het een sympathieke motie die wij ook zouden willen steunen maar eigenlijk is de problematiek veel breder. U pikt de buurtbussen eruit maar de problematiek is vele malen breder, dus ik vraag aan GS om deze motie breder op te pakken. Dat neemt onze steun niet weg. Motie 530 is van onszelf. Motie 531 zullen wij ook steunen. Motie 532 over de verhouding tussen OV- en autokosten vinden wij een situatie waar wij op termijn wel graag naartoe zouden willen maar wij vinden dat deze nu een te harde inbreuk doet op de bestaande afspraken. Als u deze zo indient, zijn wij er niet voor, terwijl het idee het wel waard is om te verkennen voor de langere termijn. Wij hebben geen behoefte om motie 533 over de precario te volgen. Over motie 536 is in eerste termijn veel gesproken tussen de indieners en de gedeputeerde. Wij constateren dat de toekomst van de landbouw hoe dan ook terugkomt in het eerste kwartaal 2015 volgens de langetermijnagenda. Datzelfde geldt op kortere termijn voor motie 535. Ook dat willen wij graag in een breder kader zien. Daarbij zullen wij ook echt moet spreken over wat wij allemaal intensief zouden willen volgen en wat niet. Daar zitten wij met een enigszins dubbel gevoel in. Motie 534 over de otters; er volgt een plan van aanpak en dan zouden wij er graag over willen spreken. Als laatste motie 538 over alternatieve windenergie. De overwegingen zijn wat negatief maar, gelet op het prachtige gesprek in eerste termijn, zullen wij deze steunen. Dank u wel. De heer P.L. VERMEULEN (SP): Dank aan het college voor de beantwoording. Ik houd het kort en ga vooral even in op de moties en amendementen, voor zover ik daar nu al iets over kan zeggen. Allereerst dank voor de beantwoording van mevrouw De Bondt op onze motie over één concessie. Wij snappen haar winstwaarschuwing want er zouden inderdaad onvoorziene negatieve kanten aan het voorstel kunnen zitten.
Schaapman, P.L. Vermeulen, Braam en Kleijweg
Die kunnen wij dan mooi meenemen als wij het onderzoek bespreken. Het net binnengekomen amendement van de PVV over de verlaging van de opcenten met 20% is interessant want dat kan niet alleen gefinancierd worden uit de algemene reserve, het moet uit de programmareserves komen. Die zijn echter voor een groot deel juridisch beklemd. Dus wij horen heel graag concreet van de PVV waar zij het geld vandaan wil halen. Wij denken dat het onmogelijk is en wij kunnen hiermee dan ook niet instemmen. De heer BRAAM (PVV): Dat is nou jammer. Misschien hebt u niet goed geluisterd. De heer Snellink heeft ons uitgedaagd om met een tegenbegroting te komen. In een tegenbegroting hebben wij twaalf punten genoemd, waarvan een aantal uitgaven die geschrapt kunnen worden om dit te kunnen dekken. Wij hebben het bewust vrijgelaten om de Staten de gelegenheid te geven om dat gat te vullen. Aan u de vraag welke onderwerpen u zou laten vervallen om dit mogelijk te maken. De heer P.L. VERMEULEN (SP): U komt met dit voorstel, dus dan moet u ook echt zelf met een dekking komen. U noemt alleen een tegenbegroting; ik heb inderdaad twaalf slogans gezien op uw site en dat is het dan. Dat is niet wat wij ervan hadden verwacht. De heer BRAAM (PVV): Ik vind dat een zwaktebod van de SP. Juist van de SP had ik verwacht … De heer P.L. VERMEULEN (SP): U levert zelf geen dekking en nu verwijt u mij een zwaktebod? Dat is op zijn minst interessant. De heer BRAAM (PVV): Juist van de SP had ik verwacht dat zij een keuze zou maken uit de onderwerpen die wij genoemd hebben. Wij vinden het jammer dat u dat niet doet. U kent de punten die wij hebben genoemd. Daarin staat de dekking aangegeven. Dat hoef ik niet hier nog eens te herhalen. De heer P.L. VERMEULEN (SP): Volgens mij klopt er geen fluit van wat u zegt. Ik denk dat ik het hier maar bij laat want discussies met een tafelpoot leveren denk ik meer op. Een aantal moties is zeer sympathiek en daarmee gaan wij instemmen. Met betrekking tot motie 532 volgen wij de lijn van de ChristenUnie en SGP; binnen het huidige systeem lijkt het ons niet verstandig maar voor de toekomst is het zeker iets om naar te kijken. Met die motie zullen wij nu dus niet instemmen en dat geldt ook voor motie 533. Motie 534 klinkt erg sympathiek, dus neigen wij erg naar voorstemmen. Over motie 535 hebben wij gehoord dat dit ook meegenomen kan worden bij de monitoring. Dat lijkt ons inderdaad een goed moment om het daarbij te betrekken. Daarom willen wij daar niet mee instemmen. Op de rest kom ik wellicht nog terug bij de stemverklaringen. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Dank aan het college voor de beantwoording van de vragen. Toen de heer Van der Sande begon met zijn beantwoording flitste even door mij heen dat de verkiezingen kennelijk ook in het college een rol spelen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20629
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Of ik moet een volstrekt onduidelijk gesproken hebben of op een ander abstractieniveau of er is behoorlijk selectief geshopt in mijn tekst. Daarom wil ik toch een paar dingen rechtzetten. Wij hebben nadrukkelijk gesteld dat wij niet tegen samenwerken en ook niet tegen netwerken zijn maar dat de keerzijde daarvan is dat het gevaar bestaat zelf geen richting te kunnen geven. Gelukkig begrijpt de heer Janssen het beter en heeft hij mij gerustgesteld. Met betrekking tot het OV spreekt de heer Van der Sande uit dat hij hoopt dat het OV-gebruik een betere motivatie kent dan alleen een financiële. Uiteraard, daar ben ik blij om, en GroenLinks natuurlijk ook. Maar het financiële verschil tussen het collectieve vervoer en het individuele vervoer wordt steeds kleiner en dat vinden wij, ook met het oog op de luchtkwaliteit, een slechte zaak. Aangezien dit huis erg financieel gericht is, zijn de financiën het eerste punt om met een motie op in te gaan. Nogmaals, het is een deelaspect. De heer Veldhuijzen is het met mij eens dat de markt niet in staat is om richting te zoeken en dat de overheid dit moet doen en het speelveld moet afbakenen. Ook stelt hij dat duurzaamheid nodig is om een goed vestigingsklimaat te hebben en te houden. Gelukkig, die opmerkingen stellen ons enigszins gerust. Windenergie en kolencentrales hebben wij tegenover elkaar gesteld, niet zondermeer, maar als een tegengestelde ontwikkeling in het kader van de luchtkwaliteit. Ik heb betoogd dat een stijgend aanbod aan de duurzame energie wat GroenLinks betreft gepaard moet gaan met het verminderen van het aanbod van energie die opgewekt is door middel van fossiele brandstoffen. Wij willen heel graag meedoen aan een breder politiek debat. Ik ga eerst in op onze eigen moties. Allereerst op die over de registratie van de groencompensatie. De Agenda Ruimte en het monitoringssysteem stonden aanvankelijk voor januari 2015 op de agenda maar lijken nu in het niets verdwenen. Wij vinden het belangrijk dat de Staten zicht hebben op die groencompensatie. Kunt u duidelijkheid geven over de planning en of wij dat nog voor de verkiezingen gaan meemaken? Daarna zullen wij bepalen wat te doen met die motie. De veilige oversteek voor de otter; in de wandelgangen hebben wij inmiddels van gedeputeerde Weber de toezegging gekregen dat het plan van aanpak er in elk geval voor de zomer 2015 zal zijn. Ik vraag hem om dat hier in de zaal te herhalen, zodat dat geregistreerd wordt. Dan wordt deze motie overbodig. De andere drie moties van onszelf zullen wij indienen. Motie 529 over het stimuleren van vrijwilligers in het openbaar vervoer levert voor ons een dilemma op. Wij komen er in de fractie niet uit. Aan de ene kant hebben wij de principiële opvatting dat betaald werk niet steeds meer overgenomen mag worden door vrijwilligers. Eigenlijk gaat het hierbij om iets dat gewoon als werk uitgevoerd moet worden. Aan de andere kant vinden wij toch ook wel dat fijnmazig openbaar vervoer beschikbaar moet blijven. Ons dilemma zal in ons stemgedrag tot uiting komen. De heer DÉMOED (CDA): Ik kan dat dilemma wel opheffen want een buurtbus wordt per definitie met vrijwilligerswerk in stand gehouden. Een buurtbus zou er niet zijn, als er geen vrijwilligers waren.
Kleijweg, Démoed en Wenneker
Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Het gaat toch over aanvullend openbaar vervoer? De heer DÉMOED (CDA): Het specifieke voorbeeld dat hier wordt genoemd, gaat over buurtbussen in de Hoeksche Waard. Daar zitten nooit betaalde krachten op. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Wij hebben het er nog even over. De motie over het cultureel erfgoed zullen wij steunen, evenals de motie over het onderzoek naar de mogelijkheden van één provinciale concessie. Niet dat wij daar per definitie voor zijn maar onderzoek is altijd goed. Verder zullen wij later met een stemverklaring komen over de begroting. De heer WENNEKER (D66): Ik begon mijn eerste termijn met ons uitgangspunt dat Zuid-Holland in alle opzichten een bijzondere provincie is, zowel qua werk, natuur, stedelijk gebied maar ook qua inwoners. Deze begroting en het verhaal van het college daarbij bevestigt dat. Dat bevestigt ook ons uitgangspunt dat je af en toe moet durven investeren in uitdagingen en kansen. In deze begroting gaat het bijvoorbeeld over de reservering van 10 miljoen euro voor de Grevelingen maar ook, zoals de heer Veldhuijzen zei: “Een niet-duurzame economie zal op termijn fataal zijn voor onze economie.” Wij onderschrijven dat van harte, zeker als wij dat koppelen aan een concreet initiatief als een warmtenet in ZuidHolland tussen Westland, Den Haag, Rotterdam en Delft. Dat is precies wat wij bedoelen met durven zo nu en dan. Die koppeling zou je ook kunnen maken tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Wij hebben daarover al eens eerder discussie gevoerd, ook in deze Staten. Wel koffie en water, geen subsidie; wat het precies moet zijn, dat is niet helemaal helder en ik verwacht ook niet dat dat vandaag helder wordt. Wij staan echter open voor discussie maar wij vinden onderwijs wel zo belangrijk dat de provincie zich daarmee eigenlijk niet te veel moet bemoeien, tenzij het echt concreet gaat om versterking van de economische ontwikkeling van deze provincie. Tot zover mijn bespiegelingen in tweede termijn op de beantwoording van het college. Ik ga in op twee moties en een amendement. Motie 538 gaat over de pilot alternatieve invulling windenergie. De heer Brands heeft daaraan al heel veel mooie woorden gewijd. Wij zijn medeondertekenaar van die motie. Wij pleiten zeker niet voor minder ambities op het gebied van windenergie, integendeel, maar wij zijn ook niet blind voor de ontwikkelingen op het gebied van turbines. Wij onderkennen ook dat er soms nadelen zitten aan turbines op zich. Dit ter verheldering van de reden waarom wij deze motie steunen. Over motie 530 over het erfgoed is al het nodige gezegd. Wij vinden die motie sympathiek. Dat woord is hier al vaker gevallen. Ik wil u echter ook deelgenoot maken van de worsteling van mijn fractie bij deze motie. U koppelt het bedrag van 900.000 euro, wat wij een hoop geld vinden, aan die elf restauratieprojecten die zijn afgevallen. U zegt daar ook bij dat die projecten er al lagen maar dat die nu helaas van de plank vallen. Dat zegt echter niets over wat er in 2015 zou kunnen gebeuren.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20630 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Deze 900.000 euro is wat ons betreft wel degelijk een greep uit de kas nog voor de discussie in 2015. Je kunt geld immers maar één keer uitgeven. U haalt die 900.000 euro uit de algemene reserve en die kan dus niet meer aan iets anders besteed worden. Vandaar dat wij de suggestie van de VVD wel aardig vonden: kom in december met een nader uitgewerkt initiatiefvoorstel. Dat hoeft dan niet per se gekoppeld te zijn aan deze elf restauratieprojecten en dan bent u ook het momentum niet kwijt. Dat is de achterliggende gedachte bij onze worsteling. De heer SCHAAPMAN (ChristenUnie en SGP): Mijn motie behelst juist om dat uitgewerkte voorstel van GS te krijgen en daarover in december te spreken. Die elf projecten zijn de elf projecten; er zijn geen andere projecten die klaarliggen en aan alle voorwaarden voldoen. Dat lijstje met elf projecten en die 900.000 euro is dus niet van mij, dat is gewoon wat er nu ligt. Het mooie is dat we dat dan ook volgende maand zien. Dan kunt u een afweging maken. Ten tweede doe ik geen greep in de kas van volgend jaar; het gaat gewoon over het lopende jaar. Het gebeurt ook wel eens bij najaarsnota of de jaarrekening maar de jaarrekening is wat laat. Als u, in uw eigen woorden, ook op dit onderwerp die durf toont, dan komt het volgende maand heel goed. De heer WENNEKER (D66): Dank voor de uitleg. De algemene reserve is natuurlijk beschikbaar voor het daaropvolgende jaar maar dat zou in dit geval dan niet meer beschikbaar zijn. We komen daarover vast zo dadelijk nog verder te spreken. Ten slotte het amendement van de PVV over het verlagen van de opcenten met 20%. Wij hadden eigenlijk dezelfde opmerking als de SP. Volgens mij zit er geen dekking bij. Ik vind het wel uitermate zwak dat u dan tegen de partij aan de andere kant van het spreekgestoelte zegt dat die dat dan maar moet invullen. Dat noem ik het paard achter de wagen spannen. Ik hoop dat u met een betere invulling kan komen dan dat. De heer BRAAM (PVV): Er is ons om een tegenbegroting gevraagd; wij zijn daar zelfs toe uitgedaagd. Wij hebben die uitdaging aangenomen. Het zou u sieren als u dat sportief had gevonden. Als u toch een dekking wilt hebben, dan kunt u die van ons krijgen. Wij vinden het alleen jammer dat andere partijen niet meedenken met de ideeën die wij hebben aangedragen en die gewoon zijn terug te vinden op www.pvvzuidholland.nl. Punt 1 is het benutten van de vrije ruimte van de algemene reserve van 39,6 miljoen euro. Punt 2 is de financiële ruimte die beschikbaar is tot en met mei 2018. Daarbij gaat het om 33,8 miljoen euro. Daarmee hebt u ruimschoots de dekking die nodig is voor de 66 miljoen euro om de opcenten met 20% te verlagen. Ik zie geen enkel probleem want daarmee blijven feitelijk alle zaken in de begroting overeind en verandert er niets. Alleen de spaarpotjes gaan terug naar de burgers. De heer WENNEKER (D66): Ik ben blij met uw toelichting. U stelt voor om nu alvast alle ruimte op te souperen en geen enkele ruimte meer over te laten voor een volgend college om nog maar iets te kunnen investeren in deze provincie. Als u mijn verhaal goed hebt beluisterd, dan is dat dus juist niet wat D66 bepleit.
Wenneker, Schaapman, Braam, Voorzitter en Van Viegen
De VOORZITTER: De heer Struijlaard ziet af woordvoering in tweede termijn. Mevrouw Van Viegen.
van
Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Allereerst dank aan het college voor de beantwoording van mijn vragen. Dank ook voor de toezegging van de heer Van der Sande om voortaan kraanwater te gaan schenken in plaats van flessenwater waar dat kan. Daar ben ik heel blij mee. Ik ben blij dat ik daarvoor geen motie hoef in te dienen. Ook dank voor de toezegging in gesprek te gaan en te blijven met de gemeenten over de realisatie van tijdelijke natuur omdat met name die gemeenten daarin een belangrijke rol gaan vervullen. Het college wil zelf ook iets gaan doen met tijdelijke natuur, dus beide partijen hebben elkaar daarbij nodig. Dan de uitbreiding van de veehouderij. U geeft aan dat het een complexe discussie is. Wij dringen er bij u op aan om de druk erop te houden om zo snel mogelijk, zoals ook bepleit wordt door het Planbureau voor de Leefomgeving, duidelijkheid krijgen in deze complexe materie. Dan de handhaving in natuurgebieden. Ik heb gevraagd om in overleg te gaan met andere handhavingsorganisaties en een betere samenwerking te realiseren door daar een goede coördinatie op te zetten. Ik weet dat het moeilijk is om bij handhavingsinstanties geld vrij te krijgen vanwege de enorme bezuinigingen. Daarom zijn wij ook blij met de toezegging van de gedeputeerde dat volgende maand de recreatietoeslag aan de orde zal komen, waardoor de handhaving in recreatiegebieden zal kunnen toenemen. Ook dank voor de toezegging om in gesprek te gaan met de diverse handhavingsorganisaties om ook in de Natura 2000gebieden de handhaving te verbeteren. Ook zijn wij blij met de toezegging om de tbo’s en natuurvrijwilligers te betrekken bij het agrarisch natuurbeheer dat aan het eind van dit jaar van start gaat. Hun kennis en expertise kunnen inderdaad een belangrijke aanvulling vormen voor het agrarisch natuurbeheer. Wij hebben ook waardering voor de inzet voor het structureel borgen van de akkerranden voor 2016. De gedeputeerde heeft aangegeven zich te willen inzetten om vanaf 2016 de akkerranden structureel geborgd te hebben maar toch willen wij de motie indienen om de argusvlinder beter te beschermen. Wij willen dat deze wordt opgenomen in leefgebieden als open grasland en natte dooradering als doelsoort. Wij vinden de bedreiging zo groot dat wij daarop de aandacht willen vestigen door middel van deze motie. Dan nog even kort iets over de doelen van de Kaderrichtlijn Water. De gedeputeerde heeft aangegeven dat wij onterecht steeds zeggen dat de doelen naar beneden bijgesteld worden. Dat is een misverstand. De einddoelen blijven inderdaad gewoon staan want die zijn internationaal afgesproken. Vanaf 2000 is de Kaderrichtlijn Water al van kracht. In 2015 moet het afgerond zijn. Op dit moment hebben wij 8% gerealiseerd, wat betekent dat wij 92% in één jaar moeten realiseren. Dat is toch wel heel triest. Er wordt constant verwezen naar 2027 maar dat is de alleruiterste datum; 2015 is de einddatum met een mogelijkheid van verlenging met zes jaar en desnoods een uiterste verlenging tot 2027. De tussentijdse doelen zijn steeds bijgesteld omdat wij die niet haalden.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20631
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
De heer F. VERMEULEN (VVD): Even over die vlinder. Wij hebben hier een discussie gehad over de dekking van de voorstellen, zoals bij het voorstel van de PVV. Hebt u enig idee wat het kost om steeds maar doelsoorten toe te voegen aan de bestaande regelingen? Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Ik heb al vaker aangegeven dat wij geen voorstander zijn van de aanleg van nieuwe wegen. De RijnlandRoute zou er wat ons betreft helemaal niet hoeven te komen. Daarmee zou meer dan genoeg geld vrijgemaakt kunnen worden voor natuurontwikkeling en natuurbeheer. De heer F. VERMEULEN (VVD): U dient een motie in, geen amendement en ook geen voorstel om gelden over te hevelen. Dat zou u dan dus eigenlijk wel moeten doen. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): De gedeputeerde heeft terecht aangegeven dat je met de akkerranden ook al het een en ander bereikt. Ik heb goede hoop dat met die inzet ook al het een en ander bereikt wordt. Maar toch willen wij de argusvlinder opgenomen hebben als doelsoort. Wij vinden dat daarvoor gewoon financiële prioriteit gesteld moet worden. Daarover verschillen wij van mening. Dan als laatste nog een paar moties. Wij kunnen instemmen met de motie over de vrijwilligers in het openbaar vervoer omdat wij ook vinden dat het vrijwilligerswerk, ook al heb je een uitkering, gestimuleerd zou moeten worden. Met de motie over het erfgoed kunnen wij helaas niet instemmen. Wij sluiten ons aan bij de argumenten van D66; je kunt de reserves maar één keer uitgeven. Wat ons betreft wordt het aan natuur uitgegeven, als het uitgegeven wordt. De overige moties hebben wij ofwel zelf ingediend of u ziet vanzelf wel hoe wij stemmen. Dank u wel. INGEDIEND IS: Motie 539/6743 van de leden Van Viegen en Kleijweg over de bescherming vlinders opnemen in agrarisch natuurbeheer. “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen op 12 november 2014 ter behandeling van bovenvermeld agendapunt; Constaterende dat: − het voorbestaan van veel vlindersoorten sterk onder druk staat en dat er steeds meer vlindersoorten een beschermde status krijgen op de rode Iijst; − akkerranden een belangrijke biotoop is voor zowel vlinders als akkervogels, en ook andere insecten; Overwegende dat: − het aantal vlinders dat voorkomt in agrarische graslanden, zoals de argusvlinder. sterk is afgenomen; − bloemrijke graslanden in het agrarische landschap steeds zeldzamer worden en deze juist van belang zijn voor insecten; − de populatie van de argusvlinder zelf in de afgelopen 20 jaar met 98% is afgenomen; − één derde van de populatie argusvlinders nog in ZuidHolland voorkomt en daarom het belang van bescherming hoog is;
F. Vermeulen, Van Viegen, Brands en Van der Sande
− − −
−
op 1 januari 2016 het nieuwe agrarische natuurbeheer van start gaat; de bescherming van vlinders hierbij niet is opgenomen; de bescherming van vlinders en daarmee de verbetering van de biodiversiteit kan worden verbeterd door deze bescherming op te nemen in de plannen voor het nieuwe agrarische natuurbeheer, dat per 1 januari 2016 van start gaat; met eenvoudige maatregelen en geringe financiële middelen al verbetering kan worden geboekt;
Dragen GS op om: − de bedreigde argusvlinder op te nemen als doelsoort in de Ieefgebieden ‘open grasland' en ‘natte dooradering’; − de argusvlinder op te nemen als provinciale ambitiesoort; − akkerranden nadrukkelijk te betrekken bij het agrarisch natuurbeheer; − over de nadere uitwerking in overleg te gaan met De Vlinderstichting en de Stichting Rietgors; en gaan over tot de orde van de dag!” De heer BRANDS (FRACTIE JANSEN/BRANDS): Ik wil de gedeputeerden graag bedanken voor de beantwoording van de vragen. Dank ook aan gedeputeerde Veldhuijzen voor het positief oordeel ten aanzien van de ingediende motie. Daarbij spreek ik ook mijn dank uit aan D66 voor het mede ondertekenen en andere partijen wellicht voor hun steun. Ik denk dat dit een voorzet kan zijn om wat verlichting aan te brengen in de bezwaren tegen het inpassen van conventionele windmolens, waardoor het draagvlak voor windenergie vergroot zou worden. Ten aanzien van de vragen die ik gesteld heb aan gedeputeerde De Bondt het volgende. Wat ons betreft zouden de middelen en ambities in balans moeten komen in het MPI. De door gedeputeerde De Bondt toegezegde doorlichting van de resterende ambities is iets anders dan wij eigenlijk zouden willen. Wij zouden graag een visie willen krijgen op de dekking van deze ambities maar wij begrijpen dat het voor GS erg moeilijk is om vijftien jaar vooruit te kijken. Dank voor de toezegging om bij het volgende MPO meer inzichtelijk te maken welke provinciale wegen eventueel kunnen worden verbreed om de veiligheid te vergroten. Wij begrijpen en waarderen dat er een planmatige aanpak is ten aanzien daarvan. Nogmaals dank voor de toezegging. Dank u wel. Gedeputeerde VAN DER SANDE: Nog een beperkt aantal opmerkingen. Ik had de heer Schaapman inderdaad niet goed begrepen ten aanzien van de egalisatiereserve. Wij hebben ooit op verzoek van de commissie Bestuur en Middelen een indeling gemaakt van juridisch verplicht, bestuurlijk verplicht en niet verplicht. Hiermee zou er nog een variant bij kunnen komen maar dat maakt het wel rommelig. Ik ga kijken of en hoe dat kan. Ik snap de portee van het verhaal. Ik zal erop terugkomen. Ten aanzien van de GZH; in de maanden november en december worden de algemeenbestuursvergaderingen van de schappen gehouden. In januari 2015 zullen GS erover spreken, wat betekent dat de commissie er waarschijnlijk in februari 2015 over kan spreken.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20632 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Dat had ik ook toegezegd in de commissie Groen en Water. Ik benadruk dat bijvoorbeeld het Groene Hart-gebied, waarin Krimpenerwaard en Reeuwijkse Plassen gefuseerd zijn, zich al bereid heeft verklaard mede verantwoordelijkheid te nemen in de GZH, evenals de Zuidwestelijke Delta, waar de opschaling tussen Haringvliet en Grevelingen gelukt is en ook die bereidheid heeft uitgesproken. Eigenlijk zitten zij te wachten op de bereidheid van de overige schappen en deelnemers. Er zijn dus wel degelijk mensen die positief in dezelfde pas hebben meegelopen. Dat even vooruitlopend op februari 2015. Dan de motie van mevrouw Kleijweg. Het college brengt de verbinding die u legt tussen de OV-tarieven en de autotarieven niet aan. Wij hebben drieënhalf jaar geleden al op voorstel van de coalitiepartijen gezegd dat wij proberen om het op nul te houden. Dat doen wij om de lasten laag te houden. Dus ik ga niet mee met de portee van uw motie. Ik zou deze om die reden ook willen ontraden. Het is overigens een motie die geen nadere dekking behoeft maar dat terzijde. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): U mag de koppeling tussen OV-tarieven en indexering van de opcenten ook andersom uitleggen. De kosten zijn maximaal 700.000 euro, als de OV-tarieven niet verhoogd worden in 2015. Gedeputeerde VAN DER SANDE: Wij gaan over onze tarieven, de OV-bedrijven gaan mede op basis van de gemaakte afspraken over hun tarieven en dan krijgen wij een heel andere discussie. Nu ligt het voorstel voor om onze motorrijtuigenbelasting te laten stijgen, terwijl de afspraak is om de nullijn van de motorrijtuigenbelasting te handhaven. Daar wil ik het bij laten. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): U legt het een kant op uit maar ik zeg dat mijn voorstel ook de andere kant op uitgelegd kan worden. Gedeputeerde VAN DER SANDE: Dat kan maar de motorrijtuigenbelasting gaan wij niet verhogen. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Maar de motie gaat niet alleen over de motorrijtuigenbelasting. Gedeputeerde VAN DER SANDE: Oké maar wij gaan de motorrijtuigenbelasting in ieder geval niet verhogen. U kunt iedere inhoudelijke discussie voeren maar er zitten ook verplichtingen en rechten van anderen aan vast. Dan ga ik verder met het amendement van de PVV. Daarvoor heb ik de eerste ronde mijn sympathie uitgesproken maar het is natuurlijk een beetje halfslachtig. Het amendement is tekstueel misschien wel juist maar ontbeert iedere dekking. U verwijst dan naar een pamflet dat ergens op uw site staat, dan vind ik niet alleen de lastenverlichting maar ook tolheffingbeëindiging en allerlei andere zaken die geld kosten. U komt daar nog met een aantal andere ideeën die ongeveer 70 à 80 miljoen euro kosten op jaarbasis. Die zouden niet eens gedekt kunnen worden door de complete algemene reserve, laat staan dat de reserve op het minimumniveau zou kunnen blijven. Ik vind de dekking die u levert op de pagina daarna karig. Los van zaken die niets opleveren zoals het schrappen van duurzame maatregelen (want dat is een beperking van de ruimtelijke ordening), zie ik als enige concrete dekking het schrappen van de reizen naar China van 14.000 euro op jaarbasis. De rest zit verplichting aan vast of
Van der Sande, Kleijweg, Veldhuijzen en Weber
zou afgebouwd moeten worden. Dat was mijn kritische noot ten aanzien van uw tegenbegroting, ook al waardeer ik de poging. U moet volgend jaar nog maar wat werken aan de dekking. Dank u wel. Gedeputeerde VELDHUIJZEN: Ik heb nog twee punten. Ten eerste hoe het precies zit met die 250.000 euro. Er staat 1 miljoen euro in de begroting voor bedrijventerreinen en glas. Wij hebben bij de kadernota het subsidieplafond voor de bedrijventerreinen op nul gezet. Wij zetten nu het subsidieplafond voor het glas van 500.000 euro op 250.000 euro. Dat betekent dat er 750.000 euro te besteden is aan de nieuwe opzet maar die gaan wij natuurlijk niet uitgeven voordat wij daarover met u hebben gesproken. Ik verwacht dat wij dat in februari 2015 zullen kunnen doen. Dan zal de financiële implementatie daarvan wellicht bij de voorjaarsnota moet plaatsvinden, als er een subsidieplafond uit voortvloeit. Het tweede onderwerp is de opmerking van mevrouw Kleijweg over de monitoring. Ik denk dat het verstandig is – en volgens mij is het ook zo afgesproken – dat over het hele traject van monitoring uiteindelijk door de nieuwe Staten wordt beslist. ik ben graag bereid om dat te faciliteren. Ik denk dat het handig zou zijn als wij daarover voor de verkiezingen een eerste gesprek zouden hebben. Misschien in een wat andere werkvorm, zodat alle wensen van de fracties bijeengebracht kunnen worden en wij kunnen bekijken of het mogelijk is om die om te zetten in monitors en wat het zou kosten. De finale besluitvorming zou dan in de nieuwe Staten, waarschijnlijk halverwege volgend jaar, kunnen plaatsvinden. Ik ben graag bereid om een eerste gesprek daarover voor de verkiezingen te faciliteren. Gedeputeerde WEBER: Ik heb nog een enkel puntje. Met betrekking tot de motie van GroenLinks over het plan van aanpak voor de otter wil ik ook achter deze microfoon mijn toezegging herhalen dat ik dat plan hier uiterlijk voor de zomer van 2015 wil hebben. Mocht het anders lopen, dan moet ik u uitleggen waarom het er nog niet is. En ga er echt van uit dat wij het zo snel mogelijk hebben. In de richting van de PvdA zeg ik dat de stelling die de PvdA even huldigde, natuurlijk terecht is. Als dat plan van aanpak er is dan zullen wij moeten afwegen of de inzet van de middelen voor ecotunnels of welke voorzieningen dan ook, opweegt tegen investeringen in robuuste natuurgebieden. Dat gesprek zal dan in de Staten gevoerd moeten worden. De Partij voor de Dieren heeft een motie ingediend met betrekking tot de argusvlinder. Ik heb in mijn eerste termijn al gezegd hoe belangrijk ik ook de akkerranden vind en daarmee eigenlijk de argusvlinder want die heeft baat bij de akkerranden maar overigens ook bij de natte dooradering die wij willen aanleggen. Ik wil de argusvlinder wel als belangrijke soort laten meeliften maar als doelsoort moet hij helemaal beschreven worden, inclusief een apart plan van aanpak, en meedingen binnen de beperkte middelen voor het agrarisch natuurbeheer. Ik heb al eerder in de commissie aangegeven dat wij nog in een soort schoonheidswedstrijd zitten met alle andere provincies. Zuid-Holland is nu eenmaal de provincie bij uitstek voor de weidevogels. Als ik dat verwater met nieuwe doelsoorten dan bestaat het risico dat wij per saldo minder agrarisch natuurbeheergeld voor Zuid-Holland krijgen.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20633
Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting
Het is namelijk een gesloten financieel systeem. Daarom moet ik deze motie ontraden maar de gedachte om de argusvlinder niet te vergeten, deel ik. Tot slot de motie over het erfgoed. Ik heb daarover in tweede termijn wat geluiden gehoord. Het is misschien goed om de zaak van mijn kant even helder neer te zetten. Deze motie vraagt extra geld voor een bestaande subsidieregeling van de provincie. Als het plafond voor die regeling verhoogd wordt, dan volgt daar automatisch een lijstje monumenten uit want die zijn inderdaad beoordeeld, gescoord en gerankt. Naarmate wij meer geld krijgen, kunnen wij de trap aflopen. Is er 900.000 euro voor beschikbaar dan kunnen alle aanvragen die al in 2014 al beoordeeld zijn, gehonoreerd worden. Krijgen wij minder geld, dan lopen wij automatisch het trapje af want ze staan in een prioriteitsvolgorde. Zo is het systeem. Mochten de Staten besluiten om nog iets te doen met 2014, dan maak ik daarbij een voorbehoud. Wij praten dan inmiddels over een besluit in december, dus ik moet van de medewerkers horen of het mogelijk is om alles netjes op tijd beschikt te krijgen en wij niet in de malle situatie komen dat ik u in januari moet melden dat het niet gelukt is omdat de proceduretijd voor de beschikkingen te lang was. Dat voorbehoud maak ik. Ik ontraad de motie, mede vanwege deze overweging en dat wij voor de volgende periode een bredere afweging kunnen maken omdat je het met deze subsidieregeling in elk geval niet gericht doet. De VOORZITTER: Dan zijn wij aan het einde van de tweede termijn. Is er behoefte aan een derde termijn? Die is er niet. Worden er nog moties of amendementen ingetrokken? Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Wij hebben op het gebied van de veilige oversteek van de otter voldoende toezegging gekregen, dus die motie is overbodig geworden. De VOORZITTER: Motie 534 is hiermee ingetrokken. Ik schors de vergadering voor enkele minuten, zodat een stemmingslijst gemaakt kan worden. Ik heropen de vergadering. Wij gaan stemmen over de voorliggende moties en amendementen. Allereerst het woord aan mevrouw Van Viegen. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Ik wil nog even aangeven dat ik mijn motie over de argusvlinder aanhoud tot na de bespreking van het Agrarisch Natuurbeheer. De VOORZITTER: Motie 539 wordt aangehouden. Wij gaan het als eerste hebben over de voordracht van GS tot vaststelling van de meerjarenprogramma’s Provinciale Infrastructuur tot en met 2029 en Onderhoud Infrastructuur 2015 tot en met 2044. Wie wil een stemverklaring afleggen over dit voorstel? De heer F. VERMEULEN (VVD): Volgens mij zou het het beste zijn om alle stemverklaringen in één keer te doen en daarna de stemmingslijst af te werken. De VOORZITTER: Als dat beter is, dan gaan wij het zo doen. U krijgt gelegenheid om een verklaring af te leggen over de stemming die nu plaatsvindt. Wie mag ik het woord geven? De heer F. Vermeulen van de VVD.
Weber, Voorzitter, Kleijweg, F. Vermeulen en Van Viegen
De heer F. VERMEULEN (VVD): Ik heb een stemverklaring, buiten het feit dat wij natuurlijk met veel genoegen alle voorstellen zullen steunen, ten aanzien van motie 530 van de heer Schaapman. Linksom of rechtsom komt er waarschijnlijk toch een voorstel, of hij dat nu zelf maakt of GS, en mijn fractie hecht eraan om daarbij aan te tekenen dat wij niet per definitie akkoord zullen gaan met het voorstel dat in december gedaan wordt, om die integrale afweging nog te kunnen maken. Het geld zou immers ook aan andere zaken uitgegeven kunnen worden. Wij zullen wel instemmen met de motie die oproept tot een voorstel. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Wij kunnen instemmen met de Begroting 2015 met uitzondering van het MPI omdat wij vinden dat er te veel geld naar nieuwe wegen gaat, met uitzondering van de ROM Zuidvleugel omdat wij daar altijd tegen zijn geweest en met uitzondering van het subsidieplafond voor de Milieufederatie die nu op nul is gezet. Mevrouw KLEIJWEG (GROENLINKS): Ik ben nog niet ingegaan op de motie 538 van de heer Brands over de pilot alternatieve windenergie. Wij zullen daarvoor stemmen onder de nadrukkelijke afspraak die zojuist gemaakt is, dat het niets betekent voor de bestaande afspraken. Over het totale pakket wil ik zeggen dat GroenLinks waardering heeft voor de boekhoudkundige kant van de begroting. Ook hebben wij waardering voor het ambtelijk apparaat en voor de manier waarop de begroting helder en inzichtelijk is gemaakt. Wij houden er helemaal niet van om de begroting af te keuren maar toch … De Begroting 2015 is netjes sluitend maar er staan met name in de meerjarenprogramma’s voorstellen die een zodanig beslag leggen op de toekomstige begrotingen dat wij het niet verantwoord vinden om het goed te keuren. En bovendien is het in onze ogen te lage ambitieniveau op natuur- en landschapsdoelen voor ons een struikelblok. Wij zullen daarom niet instemmen met de Begroting 2015 en aanpalende stukken. De VOORZITTER: Dan gaan wij nu over tot stemming over de voordracht van GS tot vaststelling van de meerjarenprogramma’s Provinciale Infrastructuur 2015 tot en met 2029 en Onderhoud Infrastructuur 2015 tot en met 2044. Wie stemt daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van de SP, D66, PvdA, Partij voor de Dieren, VVD, CDA, ChristenUnie en SGP. Het voorstel is aangenomen. HET VOORSTEL WORDT STEMMING AANGENOMEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
Dan het tweede voorstel: de gewijzigde voordracht van GS tot vaststelling openstellingsbesluit en subsidieplafonds SNL 2015. Wie is daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van de SP, D66, PvdA, Partij voor de Dieren, VVD, CDA en ChristenUnie en SGP. Het voorstel is aangenomen. HET VOORSTEL WORDT STEMMING AANGENOMEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
Dan het derde voorstel: de voordracht van GS tot vaststelling van de Verordening precariobelasting 2013 en bijbehorende tarieventabel vanaf 2015. Wie is daarvoor?
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20634 Begroting 2015, meerjarenprogramma’s, subsidieplafonds 2015 en Verordening precariobelasting; Tarievenkader OV 2014
Voor stemmen de leden van de fracties van de SP, D66, PvdA, Partij voor de Dieren, VVD, CDA, ChristenUnie en SGP en de Fractie Jansen/Brands. Het voorstel is aangenomen. HET VOORSTEL WORDT STEMMING AANGENOMEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
Dan zijn wij bij de stemmingslijst over de Begroting 2015. Amendement 494 van de heer Braam over het verlagen van de opcenten met 20%. Wie is daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van de PVV en 50PLUS. Het amendement is verworpen. AMENDEMENT 494/6743 WORDT ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING VERWORPEN. Dan het voorstel van GS tot vaststelling van de Begroting 2015 en productraming 2015. Wie is daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van de SP, D66, PvdA, Partij voor de Dieren, VVD, CDA, ChristenUnie en SGP. De Begroting 2015 is aangenomen. HET VOORSTEL WORDT STEMMING AANGENOMEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
Dan zijn wij toe aan de moties. Motie 529 van de heer Heemskerk over het stimuleren van vrijwilligers in het OV. Wie is daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van GroenLinks (behalve de heer Blokhuizen), SP, D66, Partij voor de Dieren, PvdA, VVD, CDA, PVV, 50PLUS en ChristenUnie en SGP. De motie is aangenomen. MOTIE 529/6743 WORDT STEMMING AANGENOMEN.
ZONDER
ZONDER
HOOFDELIJKE
Motie 531 van mevrouw Van Aelst over onderzoek mogelijkheden één provinciale concessie. Wie is daarvoor? De motie wordt met algemene stemmen aangenomen. MOTIE 531/6743 WORDT STEMMING AANGENOMEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
Motie 532 van mevrouw Kleijweg over indexatie opcenten gelijktrekken met indexatie OV-tarieven. Wie is daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van GroenLinks, PvdA, Partij voor de Dieren. Die motie is verworpen. MOTIE 532/6743 WORDT STEMMING VERWORPEN.
ZONDER
MOTIE 533/6743 WORDT STEMMING VERWORPEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
Motie 535 van mevrouw Kleijweg over registratie groencompensatie. Wie is daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van GroenLinks, Partij voor de Dieren, PvdA. De motie is verworpen. MOTIE 535/6743 WORDT STEMMING VERWORPEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
Motie 536 van mevrouw Kleijweg over PAS en uitbreiding veehouderij in Zuid-Holland. Wie is daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van GroenLinks, PvdA, Partij voor de Dieren. De motie is verworpen. MOTIE 536/6743 WORDT STEMMING VERWORPEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
Motie 538 van de heer Brands over een pilot alternatieve invulling windenergie. Wie is daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van GroenLinks, SP, D66, PvdA, VVD, CDA, 50PLUS, de Fractie Jansen/Brands, ChristenUnie en SGP. De motie is aangenomen. MOTIE 538/6743 WORDT STEMMING AANGENOMEN. B.
ZONDER
HOOFDELIJKE
TARIEVENKADER OV 2014 (6749)
De VOORZITTER: Aan de orde is het voorstel van GS ter vaststelling van het Tarievenkader OV 2014. Voor de eerste termijn geef ik het woord aan mevrouw Smits van de PvdA.
HOOFDELIJKE
Motie 530 van de heer Schaapman over erfgoed. Wie is daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van GroenLinks, D66, SP, PvdA, VVD, CDA, 50PLUS, PVV, ChristenUnie en SGP. De motie is aangenomen. MOTIE 530/6743 WORDT STEMMING AANGENOMEN.
Voorzitter en Smits
HOOFDELIJKE
Motie 533 van mevrouw Kleijweg over geen nieuwe verplichtingen aangaan voor wegenbouw. Wie is daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van GroenLinks en de Partij voor de Dieren. De motie is verworpen.
Mevrouw SMITS (PvdA): Het tariefkader 2014 voor het openbaar vervoer. Wat mijn partij betreft moet de inzet van de provincie zijn geen prijsstijgingen in Zuid-Holland. Dat zou ook het beleid moeten zijn voor het college want het college zegt dat de reiziger centraal staat. Toch wordt er in dit kader eventueel ruimte geboden om twee soorten prijsverhogingen. Aan de ene kant de maximale prijsverhoging bij reguliere buslijnen en aan de andere kant de maximale prijsverhoging van 30% op de HOV-lijnen. Voor beide geeft het college gelukkig ook aan dat dit geen standaard is, waaraan de vervoerder rechten kan ontlenen. Tot zover kan ik het volgen. Elke tariefsverhoging kost de reiziger geld en reizen met het openbaar vervoer is zeker voor het dagelijkse woonwerkverkeer eerder noodzaak dan luxe. Uitzonderingen daargelaten. Het college geeft tegelijkertijd ook aan bij alle discussies die wij hebben gevoerd over concessies, dat de vervoerder verantwoordelijk is voor het stimuleren van het reizigersaantal. Hij krijgt daar ook ontwikkelgeld voor mee. Wij hebben in die discussies altijd gezegd dat wij vinden dat die verantwoordelijkheid ook bij de provincie zelf ligt omdat het OV een middel is om beleidsdoelen te realiseren. Maar dat terzijde. De vervoerder krijgt dus ontwikkelgeld en dan mogen wij er hier in Provinciale Staten ook van uitgaan, wij mogen dat zelfs eisen, dat de vervoerder uitgedaagd wordt om alles op alles te zetten om aan die taak gehoor te geven en dat als er reizigersaantallen dreigen tegen te vallen en daarmee ook de inkomsten, de vervoerder hierop anticipeert en reageert.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20635
Tarievenkader OV 2014
Het bedrijfsrisico ligt aldaar. Ook hiermee zeg ik niets nieuws; het college hamert hier ook altijd op. Als je die lijn doortrekt dan betekent dat dat eventuele prijsstijgingen alleen te rechtvaardigen zouden zijn als er sprake is van een aanzienlijke verhoging van het kwaliteitsniveau of de dienstverlening en dat er alternatieven zijn voor de vervoerder. In de commissie Verkeer en Milieu heeft gedeputeerde De Bondt zelf aangegeven dat zij: “zich niet kan voorstellen dat de vervoerder een voorstel doet voor 10% kilometerprijsverhoging maar als dat toch gebeurt, GS procedureel degenen zijn die dat moeten goedkeuren, maar de vervoerder er geen rechten aan kan ontlenen”. Vervolgens zegt de gedeputeerde dat zij bereid is om nog eens naar de concessie kijken omdat ook zij vindt dat 10% best veel is voor een reguliere kilometerprijsverhoging, als er niets in de concessie verandert. De brief die is nagezonden, is een verbijzondering van mevrouw De Bondt ten aanzien van eventuele prijsstijgingen. Zij zegt dat alleen de prijsindex een reden kan zijn en onvoorziene omstandigheden. De vraag die ik daarbij heb is: wat blijft er dan nog over wat zich onder die noemer zou kunnen scharen? In mijn ogen vrij weinig. Bedrijfseconomische risico’s zijn voor rekening van de vervoerder en ook de concessie geeft er geen aanleiding toe. Als je al onvoorziene omstandigheden hebt, dan is mijn standpunt dat je die niet moet afwentelen op de OV-reiziger want dan kan er alleen maar sprake zijn van een calamiteit en dan zou misschien de provincie haar verantwoordelijkheid moeten nemen. Het college geeft ook altijd aan dat de vervoerder zijn markt kent en weet waaraan hij begint. Vanuit diezelfde redenering wil ik graag het reizigersvervoer volgen door ook aan te geven dat het HOV qua 30% tariefsverhoging niet voor de hand ligt en ook alleen maar zou mogen als er een alternatief beschikbaar is. Verder zou ik willen aangeven dat het concept van maximaal 30% verhoging misschien ook wel eens aan herbezinning toe is want het gaat vaak om dikke lijnen met veel reizigers en dat is tegenwoordig eerder standaard dan uitzondering. De reiziger ziet de afgelopen tijd echter alleen maar dat het openbaar vervoer duurder wordt, dat er minder openbaar vervoer is en dat als het tegenzit, er ook nog steeds extra overstapkosten van de ene vervoerder naar de andere betaald moeten worden. Is dat de invulling van de spreuk van het college dat de reiziger centraal staat? En zijn wij in ZuidHolland nu wel of niet voor meer reizigers in het openbaar vervoer? Ik kan het zo langzamerhand niet meer volgen. Uit de discussie vandaag in het kader van de Begroting 2015 lijkt in ieder geval dat de ambitie hiertoe heel laag is. Dat vind ik een vreemde zaak, zeker in een provincie met een college dat zegt voor de leefbaarheid, de ruimtelijke kwaliteit en het welzijn van haar inwoners te gaan. Als dat echt het geval is, dan laat je een belangrijk middel als het openbaar vervoer niet over aan de vervoerder en zorg je ervoor dat die zijn maximale best doet om reizigers te werven en dan ga je geen tarieven verhogen. Ik roep het college dan ook op om dat niet te doen. Dank u wel. De heer PRIVÉ (PVV): Een zeer korte bijdrage van de PVV in dezen. De PVV is altijd tegenstander geweest van de OVchipkaart. Wij vinden het belangrijk dat het papieren kaartje gehandhaafd blijft om de incidentele reiziger en reizigers uit kwetsbare groepen, zoals gehandicapten en ouderen, de
Smits, Privé en Blokhuizen
mogelijkheid te blijven bieden met het openbaar vervoer te reizen. Het college geeft aan dat de vervoerder verplicht is om losse ritkaarten in de bus en buurtbus aan te bieden. Prima. De gemiddelde prijs van een losse ritkaart moet naar onze mening gelijk worden aan die van de OV-chipkaart. De PVV zal tevreden zijn met het behoud van het papieren kaartje voor een acceptabele prijs. Dank u wel. De heer BLOKHUIZEN (GROENLINKS): U kent onze fractie als zeer kritisch maar vandaag willen wij toch ook wat complimenten geven. Wij hebben net de kritische noten gehoord van de Partij van de Arbeid, waarin wij ons ook wel kunnen vinden, maar er zijn ook goede dingen te melden. Wij zijn blij met een tarievenkader. Wij hebben veel meegemaakt in het verleden met de invoering van de OV-abonnementen. Daar werd niemand vrolijk van. Wij hopen dat we dat hiermee achter ons kunnen laten en dat dat niet meer gaat voorkomen. Wij zijn blij dat de invoering van nieuwe abonnementen niet meer dan 10% duurder kan worden. Dat is veel naar onze mening maar het is in ieder geval beter dan dat het was, de stijgingen waren in het verleden veel groter. Daar vragen wij ook aandacht voor. Het is een verbetering en wij zijn altijd voor verbeteringen, dus er is blijkbaar geleerd van de invoering van de OV-chipabonnementen in de Hoeksche Waard waar de reiziger destijds zo ongeveer de bus uit werden gejaagd. Ook zijn wij blij dat de losse kaartjes betaalbaar moeten worden en dat het college ervoor moet zorgen dat de reizigers ‘omrijkilometers’ niet meer hoeven te betalen. Het is een nationale aangelegenheid maar het college heeft toegezegd om daarvoor te gaan knokken. Wij vertrouwen erop dat dit college dat ook gaat doen en dat het ook gaat lukken. Dat de buurtbussen niet duurder worden dan het reguliere openbaar vervoer is een goede zaak, waarvoor wij ons stevig hebben ingezet. Maar dat kan ook niet anders als die bussen gereden worden door vrijwilligers, zou je zeggen. Dat is allemaal goed nieuws, hoewel wij met spanning uitkijken naar de effectieve uitwerking van de tarieven van de losse kaartjes door de concessiehouder. Wij weten heel goed dat te hoge tarieven een verlies aan reizigers tot gevolg heeft. Daar gaan wij natuurlijk opletten. Wij zullen zeker letten op het tarief voor de korte ritten. Eigenlijk missen wij nog het kader voor de OV-tarieven in dit tarievenkader. Daarom hebben wij twee amendementen om dit gemis op te vullen. Een positieve bijdrage, denken wij. De ene biedt een kader voor de prijsontwikkeling van de OV-tarieven, een koppeling van de tariefstijgingen aan de opcenten. De andere biedt een kader voor het HOV-tarief. Dit kader is in lijn met het advies van het Reizigersoverleg en het streven van het college maar het ontbrak nog in het beleidskader, namelijk dat de reiziger altijd tegen regulier tarief kan reizen. Geen hoger tarief dus zonder alternatief. Met dit amendement willen wij dat formaliseren. INGEDIEND ZIJN: Amendement 495/6749 van het lid Blokhuizen over gelijke behandeling OV- en autoreizigers.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20636 Tarievenkader OV 2014
De Zoete, Brill, Van Dongen en Van Aelst
“Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen ter behandeling van bovenvermeld agendapunt;
sterabonnementen, terwijl dat in andere provincies wel het geval is. Mensen willen die sterabonnementen graag.
Besluiten: Onder het bij het voornoemde voorstel behorende ontwerpbesluit een tweede besluit toe te voegen dat luidt:
Er is wel een begin gemaakt met het wegnemen van hindernissen bij overstappen maar het is nog lang niet zo goed als zou kunnen. Het is heel mooi als wij het ene concessiegebied buiten de Metropoolregio voor elkaar zouden kunnen krijgen maar het is natuurlijk ultiem in het belang van de reiziger als de hele provincie een concessiegebied zou zijn. Daar blijven wij voor strijden. Dank u wel.
‘ll. Dat prijsontwikkeling van de OV tarieven niet ongunstiger is dan de prijsontwikkeling van de opcenten’.” Toelichting: Jaarlijks worden de mobiliteitskosten die de provincie in rekening kan brengen bij de reizigers geïndexeerd. De provincie is vrij in welke mate zij die indexatie toepast. Dit geldt zowel voor de opcenten op de motorrijtuigenbelasting (voor de auto-reiziger) als voor de reizigerstarieven (voor de OV reiziger). Dit amendement beoogt te voorkomen dat het provinciale deel van de reizigerskosten voor de OV reiziger nadeliger uitpakt dan voor de automobilist. De financiële consequenties van het besluit zijn beperkt. De dekking voor 2015 kan gevonden worden in de overlopende passiva van de BDU. Amendement 496/6749 van het lid Blokhuizen over geen hoger tarief zonder alternatief. “Provinciale Staten van Zuid-Holland, in vergadering bijeen ter behandeling van bovenvermeld agendapunt; Besluiten: Onder het bij het voornoemde voorstel behorende ontwerpbesluit aan het besluit toe te voegen die luidt: ‘Met dien verstande dat de laatste zin van beleidsregel 3 op pagina 13 van het OV tarievenkader luidende Onder meer de afwezigheid van alternatieve busverbindingen kan een rol spelen bij het al dan niet afwijzen van een verzoek tot een hoger kilometertarief Wordt vervangen door Bij afwezigheid van alternatieve busverbindingen zal de provincie niet instemmen met een verzoek tot een hoger kilometertarief’.” Toelichting: Beleidsregel 3 biedt de ruimte om voor hoogwaardig OV 30% hoger tarief te hanteren. In reactie hierop heeft het reizigersoverleg (ROCOV) aangegeven dat zij alleen instemt met een hoger HOV tarief als er een alternatief tegen regulier tarief aanwezig is. Het College heeft aangegeven het haar streven is om alleen een HOV tarief toe te passen als er een regulier alternatief is, met deze wijziging wordt dat streven ook formeel vastgelegd in beleid. Mevrouw DE ZOETE (ChristenUnie en SGP): Het is al eerder gezegd in dit verband; het uitgangspunt voor het tarievenkader is het belang van de reiziger. Dat staat centraal. Dat is geen lege opmerking, er zijn al voorbeelden genoemd, zoals het betaalbare papieren kaartje en maximaal 10% stijging. Maar het kan nog beter. Dat het HOV 30% duurder is, is natuurlijk niet in het belang van de reiziger. Het zorgt er bovendien voor dat de concurrentiepositie van het openbaar vervoer echt slechter wordt. Bovendien wordt er geen gebruikgemaakt van de mogelijkheid voor het opnieuw instellen van
De heer BRILL (VVD): Mijn fractie steunt het voorliggende voorstel. Wij hebben in de commissie aangegeven dat het wat ons betreft als hamerstuk zou kunnen worden afgedaan maar nu iedereen het woord voert, kan ik niet achterblijven. Er wordt een aantal mogelijkheden voor verhogingen ingebouwd en mijn fractie is het met het voorstel eens, ook al begrijp ik natuurlijk dat het aantal passagiers daarmee misschien beperkt wordt. Laten wij wel goed in ogenschouw nemen dat recente cijfers hebben aangegeven dat op het platteland slechts een derde deel van de kosten voor het vervoer wordt betaald door de klant en tweederde door de overheid. Dat is een situatie die wij voor de toekomst niet kunnen accepteren; wij zullen eens onder ogen moeten zien dat er hier en daar wat verhogingen aan de orde zijn, hoewel ik daar ook niet gelukkig mee ben. Ik zou daarmee wil afsluiten. Er is voor de rest voldoende over gezegd. De heer VAN DONGEN (D66): Comfortabel, betaalbaar en efficiënt OV is voor D66 een belangrijk item. Onlangs hebben wij nog met het college een debatje gehad in de commissie over het ambitieniveau dat daarbij hoort. Wij zijn blij met dit voorstel. Ik denk dat het een goed en werkbaar voorstel is, dat de reiziger bovendien beschermt tegen al te grote schommelingen in de prijs van het openbaar vervoer. Ik denk zelf dat de concessiehouder wel drie keer zal nadenken voordat hij zijn prijzen met 10% verhoogt, wat natuurlijk veel is. Ik zie uit naar het gesprek dat Gedeputeerde Staten gaan voeren met het ministerie over de dubbele opstaptarieven bij de overgang van bus naar NS. Kortom, we steunen dit voorstel. Mevrouw VAN AELST (SP): Het meeste is inderdaad al gezegd tijdens de commissievergadering, maar een aantal dingen wil ik graag herhalen. Het belang van de reiziger staat inderdaad voorop, dat hebben meerdere mensen al gezegd. Daarom zijn wij er ook ontzettend blij mee dat na herhaaldelijk aandringen van de SP nu eindelijk de tarieven van papieren kaartjes gelijkgetrokken zullen worden met het gemiddelde OV-chiptarief. Daarmee zal dat ontmoedigingsbeleid voor de incidentele reiziger of voor mensen die hun OV-chipkaart verloren zijn of iets dergelijks eindelijk aangepakt worden. Daarnaast zijn wij er heel erg blij mee dat er gekeken zal worden naar eenduidige kaartsoorten, iets wat ook al langer punt van discussie is en wat meer reizigers naar het OV zou kunnen trekken. Er is wel een aantal punten met betrekking tot de prijsstijgingen, waarover wij ons nog steeds zorgen maken. Om te beginnen moet er natuurlijk met prijsstijgingen heel zorgvuldig en heel terughoudend worden omgegaan.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20637
Tarievenkader OV 2014
Met name die maximale prijsstijging van 10%, die wij ontzettend groot vinden, is iets wat wij echt in de gaten zullen houden. Wij zullen de vinger aan de pols houden om te voorkomen dat dit zomaar en heel regelmatig zal gebeuren. Openbaar vervoer is al heel erg duur en nog duurder zal mensen zeker niet de bus in lokken. Dan over de 30% voor het HOV-tarief. Misschien een kleine miscommunicatie met de PvdA; het HOV mag maximaal 30% duurder zijn dan het gewone openbaar vervoer. Het mag niet met 30% stijgen maar het mag 30% duurder zijn dan de rest van het OV. Ook dat vinden wij ontzettend duur en ontzettend veel bovenop het reguliere tarief. Wij zullen dan ook in de gaten blijven houden of het dat wel waard is, of het wel zo goed is, of er wel een alternatief is en of het daarmee wel duurder kan zijn. Het laatste punt waarover wij ons zorgen blijven maken en dat wij ook in de gaten zullen blijven houden, is het buurtbustarief. Er wordt gezegd dat het niet duurder mag zijn dan het reguliere openbaar vervoer. Dat is op zich mooi maar op dit moment is het vaak significant goedkoper dan het reguliere openbaar vervoer. Wij gaan dan ook in de gaten houden dat dit voorstel er niet voor gaat zorgen dat het tarief verhoogd gaat worden naar het huidige OV-chiptarief want dat lijkt mij niet de bedoeling. Dank u wel. De heer BAL (CDA): Ik wil kort stilstaan bij het tarievenkader. Wat ons betreft waren er geen besprekingen meer maar nu het toch aan de orde is, wil ik toch een aantal punten aanstippen. In het algemeen is de CDA-fractie zeer tevreden met de uitgangspunten zoals geformuleerd in het tarievenkader. Mijn fractie vindt de inzet van de provincie voor de goedkopere losse ritkaarten een goed uitgangspunt omdat op die manier de losse ritkaartjes een serieus alternatief kan vormen voor het reizen met de OV-chipkaart voor de incidentele reiziger. En uiteraard ook voor groepen. Wij onderschrijven het uitgangspunt dat veranderingen in het productassortiment bij de introductie gemiddeld kostenneutraal of goedkoper dienen te zijn op concessieniveau en voor de individuele reiziger geen grotere prijsstijging dan 10% met zich mee zouden mogen brengen. Gezien het feit dat de opbrengstverantwoordelijkheid bij de vervoerder ligt, begrijpt mijn fractie dat de vervoerder ontwikkelruimte moet hebben maar daarbij wil ik wel benadrukken dat een verhoging van 10% wel aan de hoge kant is. Ik hoor graag van GS hoe geborgd is en hoe vaak een vervoerder gedurende een lopende concessie hiervan gebruik kan maken. Mijn fractie vindt het jammer dat het Zuidvleugelproduct niet op voldoende steun kan rekenen in het land, waardoor het nu afwachten is op een landelijk tarievenkader. Mijn fractie is tevreden met de toezegging van GS dat de compensatieregeling, ondanks het uitblijven van het Zuidvleugelproduct, na 1 januari 2015 doorgezet wordt. Hebben GS enig idee wanneer het landelijke tarievenkader gereed zal zijn en uiteraard worden we graag op de hoogte gehouden? Er ligt een goed en werkbaar kader voor dat op onze instemming kan rekenen. Dank u wel. Gedeputeerde DE BONDT: Een nieuw tarievenkader en om heel eerlijk te zijn, misschien wel het eerste echte kader. Tot nu toe was het van vrij globaal karakter en hadden GS eigenlijk heel veel vrijheid. GS stelden de tarieven vast en die waren niet aan grote limiteringen onderhevig. Ik ben toch blij met het tarievenkader, terwijl GS daarmee veel minder mogelijkheden krijgen en bewust heel veel marges, ruimte en
Van Aelst, Bal en De Bondt
kaders door u laten opstellen. Ik vind dat terecht. Ik vind dat u als volksvertegenwoordigers primair over grote schommelingen in het tarievenbeleid moet gaan. Het is dus een principiële dag vandaag, waarbij GS hun vrijheden voor een deel opgeven ten gunste van Provinciale Staten. Ik vind het terecht dat wij dat doen. Gezien de discussies, ook al waren die naar aanleiding van een foutieve berekening van een vervoerder, over de tarieven en wat wij allemaal aan het doen waren in de provincie, denk ik inderdaad dat de kaders bij u thuishoren. En als er dan veranderingen nodig zijn, dan moet u die accorderen. Dit tarievenbeleid bindt geen enkele vervoerder. Dit tarievenbeleid bindt het college aan u. Wij hebben echter nog wel wat marge nodig. Daarom die 10%. Ik heb al gezegd dat de indexering vrij veel schommelt. In de afgelopen vijftien jaar is het één keer 5,5%, ook wel eens 0,8%. Bij 5,5% in een jaar hebben GS nog wat extra ruimte nodig om afspraken te kunnen maken met vervoerders. Dan is 10% dus redelijk. Daarom vragen wij u om het college die ruimte te geven om met de vervoerders goede afspraken te kunnen maken want in een jaar kan er wat veranderen en soms moeten wij snel kunnen acteren. Een voorbeeld uit het afgelopen jaar is de buurtbus. De reizigersorganisaties wilden de OV-chipkaart in de buurtbus. Als ik niet wat ruimte had gehad in de tarieven, dan had dat niet gekund. Pragmatisch hebben wij ervoor gekozen om de strippenkaart ook te behouden, zodat mensen kunnen kiezen. Als ik daar geen ruimte voor had gehad, dan hadden wij eerst hier weer de procedures moeten doorlopen, terwijl wij soms de reizigersorganisaties ter wille willen en kunnen zijn. Die ruimte is ook nodig om bijvoorbeeld bezuinigingen van het Rijk op te vangen. Niet dat ik ervan uitga of hoop dat dat gebeurt maar GS moeten dan wel iets aan onderhandelingsruimte hebben om de juiste beslissingen te kunnen nemen. Daarom dus 10%. De vervoerder mag voorstellen doen en GS hebben dan een marge om met de vervoerder te onderhandelen. De SP constateerde terecht dat er bij de PvdA een misvatting is over het HOV-tarief. Het HOV-tarief mag niet 30% worden verhoogd. Als dat gebeurt, beslist u daarover. Het HOV-tarief mag 30% hoger zijn dan het reguliere tarief en dat is het in een aantal huidige concessies ook. Daarmee kom ik op het amendement van GroenLinks dat hierop betrekking heeft. Ik snap het ongelooflijk goed dat de tarieven niet hoger mogen zijn als er geen alternatief is. Ik heb ook gezegd dat dat op dit moment bijvoorbeeld het geval zal zijn bij de lijn Zuidas naar Middelharnis. Daarvoor zal het reguliere tarief gelden omdat er geen alternatief is. Ik kan op dit moment echter niet helemaal overzien wat dat voor andere concessies betekent. Ik denk dat hij zonder dekking is. Ik durf niet te zeggen dat er voor alle HOV-lijnen, soms met oude rechten uit de tijd voor dit college, altijd een alternatieve route is. Als ik dit amendement letterlijk neem, dan betekent dat dat ik met de vervoerders in onderhandeling moet gaan om de huidige tarieven te verlagen in die gevallen. Daarvoor heb ik op dit moment geen dekking. Als ik het amendement als opdracht mag meenemen voor nieuwe concessies en voor onderhandelingen in voorkomende situaties in de provincie, dan kan ik de gedachte overnemen maar als amendement gaat het net een stapje te ver omdat er grote financiële consequenties aan verbonden zouden kunnen zijn.
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014
20638 Tarievenkader OV 2014
De heer BLOKHUIZEN (GROENLINKS): Als ik aan het amendement toevoeg dat u om een uitzondering mag vragen aan de Staten, als u er tegenaan loopt. Gedeputeerde DE BONDT: Het gaat gewoon een stap te ver. Wellicht hebben wij nu lijnen, waarvoor wel 30% meer gevraagd wordt, terwijl er geen alternatief is. Dit amendement zegt dat dat tarief per direct omlaag moet. Dat kost de provincie geld. Als u mij vraagt om met de vervoerders te kijken wat haalbaar is, u daarvan op de hoogte te stellen, zodat u het daarna eventueel kan regelen, dat zou ik kunnen toezeggen. Ik weet nu niet over hoeveel geld het zou gaan. Misschien gaat het op jaarbasis wel om miljoenen euro’s. Ik heb geen dekking om dat als kader op te nemen. De heer BLOKHUIZEN (GROENLINKS): Op welke termijn kunt u dat overzicht wel bieden? Dan kan ik met u afspreken dat wij dit amendement tot dat moment aanhouden, als het tenminste een redelijke termijn is. Gedeputeerde DE BONDT: Binnen nu en een aantal maanden moeten wij wel helderheid kunnen geven over de vraag om hoeveel lijnen het gaat en of er voor iedere lijn een alternatief is. En om hoeveel exploitatie het bij die lijnen gaat, zodat ik indicatief kan aangeven om hoeveel geld het gaat. Dan heb ik het nog niet uitonderhandeld maar dan weet ik wel om hoeveel geld het gaat. Dat is volgens mij het juiste moment om over dit amendement te beslissen. De heer BLOKHUIZEN (GROENLINKS): Wat is voor u een aantal maanden? Gedeputeerde DE BONDT: Deze collegeperiode nog. De heer BLOKHUIZEN (GROENLINKS): Dan stel ik voor om het amendement aan te houden. De VOORZITTER: Ik hoor net dat een amendement niet aangehouden kan worden. De heer BLOKHUIZEN (GROENLINKS): Dan gaat het amendement bij ons in de kast en halen wij deze bij de eerstvolgende gelegenheid weer tevoorschijn. De VOORZITTER: Het amendement wordt dus nu ingetrokken maar u hebt het alvast klaarliggen voor de volgende keer. Gedeputeerde DE BONDT: Ik onderschrijf het principe en ik vind dat ook logisch maar de praktische uitvoerbaarheid en de financiële consequenties wil ik eerst kennen, voordat dat het kader wordt. Daarover komen wij dus binnenkort te spreken. Dan de opmerking over de koppeling met de opcenten. Ik heb net de discussie daarover in de Staten gehoord en gezien hoe daarover gestemd is en het principiële argument van de PvdA. Ik ontraad dit amendement dan ook. Dat lijkt mij logisch gezien de discussie die u daarover bij het vorige agendapunt heeft gevoerd. De SP gaf een aantal dingen mee, zoals de buurtbus niet duurder. Dit college is er altijd heel pragmatisch mee omgegaan; dan maar beide tarieven naast elkaar. Ik begrijp het en monitor het.
Blokhuizen, De Bondt, Voorzitter, Van Viegen en Brill
Het CDA vroeg nog expliciet hoe vaak een vervoerder hiervan gebruik mag maken. Mijn eerste is reactie daarop is dat dit geen recht is van de vervoerder. Hoe vaak mogen GS er gebruik van maken? Niet meerdere jaren achter elkaar. Dat hebben wij opgeschreven. We moeten echter wel enige ruimte hebben om fatsoenlijk te kunnen onderhandelen om discussie over tarieven vanuit het Rijk te kunnen opvangen of om een landelijk tarievenkader te kunnen afwikkelen. De vervoerder heeft geen enkel recht en kan niet ieder jaar of eens in de vijf jaar hiervan gebruikmaken. Het blijft altijd een afweging van GS. Dan vroeg u nog expliciet wanneer het landelijk tarievenkader komt. Ik ga niet zeggen dat het er komt want dat is aan de landelijke partijen maar de wens is groot. Volgens mij zouden wij in januari de vervolgstappen bestuurlijk bespreken. Dan weten wij over welke termijn het zou gaan. Er wordt op dit moment gesproken over een jaar of twee maar het is taaie materie en ik weet dat ten minste één vervoerder huiverig is geworden voor grote tariefsomslagen. Kan dat allemaal wel vooraf goed in kaart gebracht worden of moet je een dichtgetimmerd verhaal vooraf hebben met een vereveningssysteem achteraf voor tegenvallende resultaten? We koersen aan op ongeveer twee jaar maar binnen enkele maanden weten wij of het echt haalbaar is. De VOORZITTER: Dank voor uw antwoord. Is er behoefte aan een tweede termijn? Ik zie dat dat niet het geval is. Dan sluit ik de beraadslagingen. Wenst iemand een stemverklaring af te leggen? Mevrouw Van Viegen. Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): In het tarievenkader wordt mogelijk gemaakt dat de tarieven voor openbaar vervoer maximaal 10% stijgen. Tegelijkertijd is in de Begroting 2015 vastgesteld dat de opcenten niet verhoogd worden, ook niet met de inflatie. Wij zijn als fractie voorstander van een maximale prijsstijging voor het OV gelijk aan de inflatie van de prijsontwikkeling, waarbij het OV ten opzichte van het autovervoer goedkoper wordt in plaats van duurder. Daarom stemmen wij tegen dit voorstel. De heer BRILL (VVD): Mijn fractie zal amendement 495 niet steunen. Wij vinden dat daarbij twee elementen met elkaar worden vergeleken die niets met elkaar te maken hebben. Gezien de vorige discussie lijkt het ons helder daar niet mee akkoord te kunnen gaan. De VOORZITTER: Verder geen stemverklaringen? Dan breng ik eerst het amendement in stemming. Amendement 495 van de heer Blokhuizen van GroenLinks. Wie is daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van GroenLinks, PvdA, 50PLUS en de Partij voor de Dieren. Het amendement is verworpen. AMENDEMENT 495/6749 WORDT ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING VERWORPEN. Dan gaan wij over tot stemming over het voorstel. Wie is daarvoor? Voor stemmen de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, D66, PvdA, VVD, CDA, 50PLUS, PVV, ChristenUnie en SGP en de Fractie Jansen/Brands. Het voorstel is aangenomen. HET VOORSTEL WORDT STEMMING AANGENOMEN.
ZONDER
HOOFDELIJKE
Notulen Provinciale Staten
Vergadering van 12 november 2014 20639
Hamerstukken; Inpassings- en exploitatieplan bedrijventerrein Nieuw Reijerwaard; Kaderstelling Europese aanbesteding OVconcessie Hoeksche Waard en Goeree-Overflakkee; Bijstelling begrotingssubsidie en 2de aanvraagperiode subsidieplafonds 2015
3.
Voorzitter, Kruis, Kip, Van Viegen, Van Egmond, Van Dieren, Blokhuizen en De Vree
HAMERSTUKKEN C.
A.
BEGROTING FONDS NAZORG STORTPLAATSEN 2015 (6744)
GESLOTEN
De heer BLOKHUIZEN (GROENLINKS): Met alle kritiek die wij altijd hebben op het OV, de tariefstelling en de frequentie van het OV zijn wij toch voor dit voorstel, omdat het voorstel sterk verbeterd is. Er stond eerst alleen een uurdienst in voor de dikke lijnen naar de grote dorpen en steden. Nu komt er een uurdienst op 500 m afstand, al dan niet op afroep beschikbaar vervoer. Daarom stemmen wij voor.
DIT VOORSTEL WORDT ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. B.
INPASSINGSEN EXPLOITATIEPLAN BEDRIJVENTERREIN NIEUW REIJERWAARD (6747) De heer KRUIS (PVV): De PVV wordt geacht tegen dit voorstel te hebben gestemd omdat werkelijk helemaal niemand op dit plan zit te wachten. Derhalve zijn wij tegen. Mevrouw KIP (CDA): Wij zijn voor dit inpassingsplan. De reden dat ik hier sta, is dat vorige keer op initiatief van mijn partij een motie is ingediend om ervoor te zorgen dat er een gesprek zou plaatsvinden met de bewoners van de Rijksstraatweg over hun woningen. Die motie is uitgevoerd maar er resteert nog een niet helemaal bevredigend gevoel omdat de gemeenschappelijke regeling de motie nogal minimalistisch heeft uitgevoerd. Mijn fractie spreekt hier dan ook de wens uit dat de gemeente dan wel de gemeenschappelijke regeling alsnog met de bewoners in gesprek gaat over de nadere uitwerking van het plan in relatie tot hun leefomgeving. Het zijn heel betrokken bewoners die dat graag zouden willen. Een constructieve dialoog lijkt ons daarbij dienstig.
De VOORZITTER: Dan kan ik concluderen dat dit voorstel met algemene stemmen is aangenomen. DIT VOORSTEL WORDT ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. D.
VERZAMELWIJZIGING 2014 (6754)
E.
VERORDENING ELEKTRONISCHE REGELGEVING ZUID-HOLLAND (6750) DEZE VOORSTELLEN WORDEN ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN.
F.
De VOORZITTER: U bent dus voor, mits er een gesprek plaatsvindt.
De heer VAN DIEREN (ChristenUnie en SGP): De fractie van ChristenUnie en SGP stemt in met dit inpassingsplan. Wij vinden het een correcte uitwerking van de opmerkingen van de Raad van State. Maar ik sluit mij aan bij de stemverklaring van mevrouw Kip van het CDA (wij waren medeondertekenaar van die motie) om met de bewoners van de Rijksstraatweg een gesprek aan te gaan om te proberen de gevoeligheden op te lossen. De VOORZITTER: U stemt ermee in, mits … Ik stel vast dat dit voorstel is aangenomen met de stemmen tegen van de PVV, de Partij voor de Dieren en GroenLinks. DIT VOORSTEL WORDT ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN.
BIJSTELLING BEGROTINGSSUBSIDIES EN 2DE AANVRAAGPERIODE SUBSIDIEPLAFONDS 2015 (6752) De VOORZITTER: Het gaat hierbij om het gewijzigde voorstel van GS tot bijstelling van de begrotingssubsidies en de 2de aanvraagperiode subsidieplafonds 2015.
Mevrouw VAN VIEGEN (Partij voor de Dieren): Wij zijn tegen dit voorstel want wij hebben altijd aangegeven niet nog meer bedrijventerreinen te willen en zeker geen nieuwe in groen gebied. Maak gebruik van de bestaande bedrijventerreinen. Mevrouw VAN EGMOND (GROENLINKS): Dit inpassingsplan gaat over de capaciteit van het verkeer en de exploitatie. Op beide punten moesten wij aanpassen en op beide punten is de aanpassing eigenlijk op drijfzand gefundeerd. Dat betekent voor ons dat wij geen steun kunnen verlenen aan dit inpassingsplan.
KADERSTELLING EUROPESE AANBESTEDING OVCONCESSIES HOEKSCHE WAARD EN GOEREEOVERFLAKKEE (6745)
De heer DE VREE (PVV): Zoals wij in de commissie hebben aangegeven, zijn wij tegen. De VOORZITTER: Dank. Dat betekent dat het voorstel is aangenomen met alleen de stem van de PVV tegen. DIT VOORSTEL WORDT ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. G.
ZIENSWIJZE PS OVER CONCEPT EERSTE BEGROTINGSWIJZIGING 2014 RANDSTEDELIJKE REKENKAMER (6753) DIT VOORSTEL WORDT ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN.
4.
NOTULEN VAN PROVINCIALE 15 OKTOBER 2014
STATEN
VAN
DIT VOORSTEL WORDT ZONDER OVERLEG EN ZONDER HOOFDELIJKE STEMMING AANGENOMEN. De volgende vergadering vindt plaats op 10 december 2014, aanvang 10.00 uur. Ik sluit de vergadering (17.00 uur) en dank u voor uw aanwezigheid.