Personeelsblad Openbaar Onderwijs aan de Amstel
januari 2010
Nieuws aan de Amstel
7
Inhoud
Nieuws aan de Amstel is het personeelsblad van Stichting Openbaar Onderwijs a/d Amstel Het blad verschijnt vier maal per jaar Eindredactie: Stafbureau OOadA Redactie en opmaak: Kees van Veen Redactieadres: Postbus 51356 1007 EJ Amsterdam E-mail:
[email protected] Het blad is ook digitaal beschikbaar www.openbaaronderwijsaandeamstel.nl
Coverfoto: 12e Montessorischool De Stern
4/5
Politiek scoren of maatschappelijk betrokken? Herbert de Bruijne
6/7
Opleiden in School bij Openbaar Onderwijs aan de Amstel OPLIS in de praktijk
8
Claire Obsure en Blue-screen effecten Over BEVO op de Oscar Carré
9
Op herhaling BHV’ers volgen EHBO-nascholing
10/11
Doe je dat dan ook zo, met kiezen? Marije Schuitemaker over gymnastiek
12/13 Maarten en Caroline, de beleidsmedewerkers van onze stichting 14/16 Met hart voor de school Onderwijs Ondersteunend Personeel in het zonnetje 18/19 Een-Twee-Een combinatie Combinatiefunctionarissen sporten op de Merkelbach
Volgende nummer: april 2010
2
3 17 18 20
en verder 12e Montessorischool De Stern Boek? Ik heb al een boek De Jordaan kreeg er een etage bovenop Rubriek Aangeklikt
12 Montessori De Stern e
33
Politiek scoren of maatschappelijk betrokken? In de afgelopen weken is er veel discussie ontstaan over de zogenaamde Asscher-normen in het Amsterdamse primair onderwijs. De kwaliteitsnormen die door de gemeente aan scholen worden gesteld in Amsterdam, wijken af van de normen die de onderwijsinspectie landelijk stelt aan het basisonderwijs. Hogere ambities stellen kan nooit kwaad, maar andere normen hanteren is niet wenselijk. Door bij je beoordeling met verschillende maten te meten zou een groter aantal scholen in Amsterdam als zwak of matig betiteld kunnen worden en dat heeft nogal wat gevolgen. Scholen zijn verbaasd dat zij door de gemeente Amsterdam negatief beoordeeld worden, terwijl de inspectie hen een positief oordeel gaf. Leerkrachten worden daar onzeker van en ouders raken bezorgd over de kwaliteit van hun school. De gezamenlijke schoolbesturen voor primair onderwijs in Amsterdam waren vooral verontwaardigd over het feit dat onderwijswethouder Asscher allerlei leerlinggegevens uit een database heeft laten halen en deze vervolgens zonder zorgvuldige toelichting aan de gemeenteraad heeft gepresenteerd. Veel van deze gegevens staan ook op internet, dus zijn openbaar, maar bij de beoordeling van die gegevens werd een normering gehanteerd die afweek van de inspectienorm. Men ging ook volledig voorbij aan het feit dat scholen soms totaal verschillende uitgangsposities hebben. Deze actie heeft de relatie tussen de Amsterdamse besturen en wethouder Asscher behoorlijk bekoeld. Dat is in de media niet onopgemerkt gebleven. In dit artikel wil ik de achtergrond en mijn visie op het nieuws van de afgelopen weken belichten.
4
Betrokkenheid van de gemeente bij het onderwijs Al decennia lang is de betrokkenheid bij het onderwijs van de gemeente Amsterdam groot. Dat uit zich in diverse grote projecten waarbij schoolbesturen en gemeente samen proberen het onderwijs te verbeteren. Voor mensen die al langer in het onderwijs werken zijn begrippen als ‘De School Centraal’ en ‘Onderwijs Voorrangsbeleid’ niet onbekend. Maar ook bij zaken zoals de overstap van basisonderwijs naar voortgezet onderwijs is de gemeente al jaren actief betrokken. Daarnaast dragen gemeente (stadsdelen) actief bij op gebied van kunst-, cultuur- en natuureducatie. Zo kent Amsterdam een lange traditie van vakleerkrachten die voor een aanzienlijk deel gefinancierd worden door de gemeente. Amsterdam investeert in het basis- en voortgezet onderwijs. Je zou dan ook mogen verwachten dat de relatie tussen schoolbesturen en zo´n actieve gemeente altijd goed is. Veranderingen in de afgelopen jaren De afgelopen jaren is er binnen de gemeente en het onderwijsveld veel veranderd. Eerst gingen veel taken van de centrale stad naar de stadsdelen. Stadsdelen werden de gesprekspartners van de schoolbesturen voor primair onderwijs. Zij waren verantwoordelijk voor het lokale onderwijsbeleid en de huisvesting. Daarnaast vormden de stadsdeelraden ook nog eens het bestuur van alle openbare basisscholen. Daarmee werd de rol van de centrale stad en dus ook de wethouder onderwijs beperkt. De gemeente die van oudsher zeer betrokken was bij het onderwijs en veel te zeggen had kwam op afstand te staan. Dat werd nog sterker toen de stadsdelen het open-
baar onderwijs overdroegen aan zelfstandige stichtingen zoals ook onze Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel. Er ontstonden schoolbesturen die dichterbij de scholen konden staan, beter zouden kunnen sturen en niet belast waren met allerlei andere gemeentelijke taken.
toenemende mate naar omliggende gemeenten was vertrokken. Het verschil tussen de groep achtergebleven sociaal-economisch zwakkeren en de groter wordende groep hoger opgeleiden was groeiende en vertaalde zich ook steeds meer in zwart-wit verdelingen binnen de stad.
Het is zeker niet toevallig dat juist in de tijd van die verzelfstandigingen toenmalig onderwijswethouder Aboutaleb zijn verontwaardiging uitsprak dat hij op gebied van onderwijs nagenoeg niks meer te zeggen had. Hij ging nog slechts over de gebouwen van het voortgezet onderwijs. Over onderwijsinhoudelijke zaken voerden de schoolbesturen weinig overleg met de gemeente. Dat deden zij onderling of met de stadsdelen. Kwaliteitsbewaking lag in handen van de schoolbesturen en de onderwijsinspectie.
Om te komen tot meer gelijke kansen voor alle leerlingen in Amsterdam en vooral betere afstemming op gebied van onderwijs- en jeugdbeleid in de stad werd door schoolbesturen, gemeente en stadsdelen een gezamenlijk ambitieplan opgesteld. Het plan heette JONG Amsterdam. Gezamenlijk werden er doelen gesteld voor de periode 2006 – 2010 op het gebied van onder andere: Nederlandse taal, burgerschap, maatschappelijke ondersteuning, voor- en vroegschoolse educatie, en onderwijshuisvesting. Scholen, stadsdelen en gemeente zouden samenwerken aan de uitvoering van deze plannen en de wethouder stond daarboven als een soort regisseur. De gemeente stelde ook extra middelen ter beschikking om de doelen van JONG Amsterdam te realiseren.
Op zich was alles daarmee goed geregeld, maar wethouder Aboutaleb vroeg ook aandacht voor de grote verschillen tussen de ruim 200 basisscholen in Amsterdam. Waren de kansen op goed onderwijs wel gelijk voor alle Amsterdamse leerlingen? Hoe om te gaan met zwakkere scholen? En in hoeverre zouden gemeente en besturen samen op kunnen trekken in de ondersteuning aan zwakke scholen? JONG Amsterdam De net aangetreden openbare schoolbestuurders, maar ook onze collega´s in het bijzonder onderwijs vonden deze laatste vraag van wethouder Aboutaleb en later zijn opvolger Asscher niet onterecht. Ook diverse inspectierapporten gaven aan dat er grotere verschillen ontstonden tussen Amsterdamse leerlingen. Daar zijn allerlei verklaringen voor, maar zeker demografisch gezien niet vreemd als je weet dat het aantal hoger opgeleiden met gezinnen in de stad sterk is toegenomen in de laatste 20 jaar. Daarentegen zag je al eerder dat het middenkader in
Spiegel Primair Onderwijs Het stellen van hogere ambities was en blijft een collectief uitgangspunt bij JONG Amsterdam. Daarin wijken wethouder en schoolbesturen niet van elkaar af, maar discussie is ontstaan over de resultaten en vooral de beoordeling die daarop volgde. In het voorjaar van 2009 is een eerste tussenstand per stadsdeel gegeven over de doelen die in JONG Amsterdam waren gesteld. Het totaalbeeld was echter te algemeen en gaf onvoldoende zicht op de ontwikkeling per individuele school. De besturen hadden er geen moeite mee resultaten per school te presenteren, want de meeste van deze gegevens waren al langer zichtbaar in jaarverslagen en inspectierapporten. Dat immers zijn openbaar toegankelijke documenten. Wel wilden de besturen afspraken over de manier waarop deze resultaten zouden wor-
den gepresenteerd. Slechts een overzicht met sterke en zwakke scholen, zonder toelichting en analyse, werd niet wenselijk geacht. Er zou een zogenaamde spiegel van het Primair Onderwijs worden gemaakt met daarin gegevens per school zoals: Citotoetsresultaten over meerdere jaren, instroom en uitstroom leerlingaantallen, leerlingpopulatie, beoordeling inspectie, kwaliteit van de zorg en aanwezigheid van een voorziening van voor- en vroegschoolse educatie. In zo´n spiegel worden ook de verschillen per school zichtbaar zoals de buurt waarin een school staat, de leerlingpopulatie en het percentage tussentijdse schoolwisselaars. Als je dat soort gegevens achterwege laat ben je appels met peren aan het vergelijken. Het streven was om op basis van die spiegel per school ook een beperkt aantal gezamenlijke ambities voor 2010 – 2014 vast te stellen. Elke school heeft natuurlijk eigen ambities geformuleerd in het huidige schoolplan, maar soms is het goed om die ook tussentijds bij te stellen. Op basis van dat document zouden er tussen scholen, gemeente en stadsdelen afspraken gemaakt kunnen worden voor de periode 2010 – 2014. Binnenkort zal deze spiegel alsnog worden uitgegeven, maar hij is overschaduwd door de voortijdige uitgave van een aantal cijferlijsten met onderwijsresultaten en uitstroomgegevens per school door wethouder Asscher. Hij presenteerde deze cijfers aan de gemeenteraad zonder al teveel toelichting. Hij gaf ook in de aanloop naar de presentaties van deze cijfers meerdere interviews in de media waarbij hij duidelijk liet weten zich ernstiger zorgen te maken over een aantal scholen dan de inspectie. In sommige kranten stond zelfs dat de helft van het aantal scholen te zwak was en dat er wellicht ook een aantal scholen gesloten zou moeten worden. De stadsdelen waarin de scholen van Openbaar Onderwijs aan de Amstel staan werden als het minst risicovol beschouwd. Op de lijst met
zwakke scholen stond van ons bestuur alleen Kunstmagneetschool De Parel. Ook De Parel is inmiddels volgens de inspectie geen zeer zwakke school meer, maar zoals bekend zullen wij deze school toch sluiten als gevolg van een sterke leerling-afname. Natuurlijk moeten wij reëel zijn en kunnen we de wethouder niet verwijten wat er in de media allemaal wordt geschreven over de kwaliteit van het Amsterdamse onderwijs. Wel heb ik gemerkt dat de manier waarop hij gegevens genormeerd naar buiten heeft gebracht veel commotie heeft veroorzaakt in het Amsterdamse onderwijsveld. Dat hij in de aanloop naar de verkiezingen in maart 2010 aan het publiek duidelijk wil maken dat hij nog steeds grote ambities heeft met het onderwijs lijkt mij geen probleem, maar hij moet bij de beoordeling van de kwaliteit niet op de stoel van de onderwijsinspectie gaan zitten. Ik ga er vanuit dat een ambitieuze wethouder zoals Asscher en ambitieuze schoolbesturen elkaar binnen afzienbare tijd wel weer zullen vinden, want het gezamenlijke uitgangspunt blijft dat elk Amsterdams kind kwalitatief goed en passend onderwijs moet krijgen. Om dat te bereiken zal het ook in de komende jaren van groot belang zijn dat de gemeente blijft investeren in het primair onderwijs en de samenwerking met de schoolbesturen. Wel zullen er heldere afspraken gemaakt moeten worden over de rolverdeling en de manier waarop scholen publiekelijk worden beoordeeld. Herbert de Bruijne Algemeen directeur Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel
5
Opleiden in School bij Openbaar Onderwijs aan de Amstel “Dat het juist om Montessorischolen gaat, is eigenlijk toeval,” vertelt Inge de Boer. “De Montessorischolen zetten extra in op het werven van gespecialiseerde leerkrachten. Dat moeten ze ook wel: de PABO biedt in het tweede jaar een Montessori-specialisatie aan, maar daar maken te weinig studenten gebruik van. Ik begrijp dat wel, want het betekent voor hen een woensdagmiddag extra les. Omdat er veel contact is tussen de Montessorischolen, was het gemakkelijk om daar dit project te laten uitvoeren. Het kan de Montessori-aanwas versterken maar zorgt ook voor een verbeterde, praktijkgerichte stageperiode van de studenten van de PABO.” Vier Montessorischolen van OOadA begeleiden elk semester 10 tot 15 studenten van de PABO. Het is een speciaal project met de naam ‘Opleiden in School’ (OPLIS). Inge de Boer, leerkracht aan de Anne Frankschool, wordt daar wekelijks een dag voor vrijgeroosterd en zij vult die tijd voornamelijk met observaties en het begeleiden van de studenten, die ze twee keer per semester bezoekt.
6
Stage Aankomende leerkrachten moeten het hebben van de praktijk. Dat betekent dat ze via hun opleiding een stageplaats krijgen op een van de basisscholen. De meeste leerkrachten kijken met plezier terug naar hun stages, maar kennen ook de discrepantie tussen het aanbod van de PABO, de ontwikkeling van zichzelf en de actualiteit van de werkplek. Opdrachten pasten vaak totaal niet in de actualiteit van
school, sloten daardoor niet aan en leverden vragende kindergezichten en onzekere studenten op. Daarbij is elke school anders, heeft een eigen curriculum en eigen schoolbevolking en het curriculum van het opleidingsinstituut was daar vaak niet op aangepast. Zowel de scholen als de opleidingsinstituten hebben de afgelopen jaren de handen ineen geslagen en creëerden een opleidingsproject dat beter aansluit op de praktijk. OPLIS is zo een verlengstuk van de PABO.
Iris van Meeteren: “Als tweedejaars studente van de PABO (aan de Hogeschool van Amsterdam) heb ik kennis gemaakt met OPLIS-stagescholen en met gewone stagescholen. Beide hebben voor- en nadelen. Maar ik vind een OPLIS-stageschool beter, omdat de opleider/stagedocent op de hoogte is van wat er op de PABO gebeurt en welke opdrachten je krijgt, maar ook van alles wat op de stageschool afspeelt. Ik heb vorig jaar een semesterstage gelopen op een gewone stageschool en de docent die langs kwam kende de school wel, maar van jaren geleden. De begeleiding die ik van hem kreeg was alleen feedback op de les die ik had gegeven.
Nu ik op een OPLIS-school stage loop, kent de stagedocent de school en ook mijn stagementor. Ik kan met haar problemen van de PABO maar ook van mijn stage bespreken. Zij kan er dan ook over praten met mijn stagementor en een oplossing zoeken. De begeleiding die ik van haar krijg gaat verder dan alleen het voor de klas staan. Een ander voordeel van OPLIS is dat ik de stagedocent regelmatig op stage zie en haar ook met allerlei vragen kan aanspreken. Van medestudenten hoor ik vaak klachten dat de docent niet reageert op mail of niet komt opdagen bij een afspraak. Dat probleem heb je bij OPLIS dus niet. Bij een OPLIS school kan de stagedocent dus beter de student begeleiden.”
Inge: “De studenten worden binnen dit project echt begeleid als toekomstige collega’s. De opdrachten komen voort uit de vraag van de school, met andere woorden: je geeft een les die nodig is. De studenten worden gecoacht door mentoren (leerkrachten) die daarvoor zelf ook geschoold worden en de studenten krijgen ook aparte intervisie. Daar worden vragen besproken over wat ze in de praktijk tegenkomen en welke moeilijkheden daarbij optreden.” Samenwerkingsproject De samenwerking tussen de PABO en de coördinatoren van het project verloopt inmiddels uitstekend. “Gelukkig zal de PABO de accreditatie van opleidingsschool wel binnen krijgen, dus hoeven we niet bang te zijn dat de opleiding wegvalt en de hele opbouw voor niets is geweest. De coördinatiegroep wil de lijnen met de PABO nog korter maken. We hebben de afgelopen tijd veel afspraken gemaakt over hoe we een efficiënte evaluatie doen en hoe we de gegevens aan elkaar doorgeven. Ook de school moet zijn wensen kenbaar kunnen maken. Als de school bijvoorbeeld een onderzoekje wil uitvoeren, dan kan dat binnen ons project tot een leertaak gemaakt worden. Dat soort dingen. Zo worden de opleiding en de scholen steeds minder twee werelden. Daar geloof ik in.”
77
Clair Obscure en Blue Screeneffecten [Redactie] Ik zie mijn handwerkjuf nog zitten. Over het algemeen genomen was ze aan het breien, keek zo nu en dan op en corrigeerde dan vanaf haar plaats. Ze was zoals je je een handwerkjuf voorstelt. Vriendelijk doch gedecideerd en niet geïnteresseerd in andere dan textiele werkvormen. Alleen het knotje ontbrak. Hoe anders als je bij Femmie Duiven binnenkomt. Zij is nu tien jaar BEVO-leerkracht op de Oscar Carréschool. Ik ontmoet haar in haar atelier achter het theater Carré. Ook hier textiele werkvormen. Maar echt heel anders. De kerstkaart die Openbaar Onderwijs aan de Amstel dit jaar rondzond ontstond in 2006 tijdens een project in het Rembrandtjaar. Op de Oscar Carré werd een Rembrandtatelier ingericht, waar kinderen leerden etsen, tekenen en schilderen met olieverf. Een van de onderwerpen waarop de schilderijen van Rembrandt werden onderzocht was ‘clair obscure’, de versterkte licht-donker contrasten waar zijn doeken om geroemd worden. Omdat de Oscar Carré een kunstmagneetschool is en ook podiumkunsten op het programma heeft staan, was er veel verkleedmateriaal en zo onstond het plan om ‘tableaus vivants’ te maken van bekende doeken. De kinderen beeldden handelaren, staalmeesters, bedelaars en kooplui uit. De belichting bestond uit zaklantaarns en schijnwerpers. Marije van der Hoeven maakte in drie middagen foto’s van de kinderopstellingen in het atelier. De resultaten werden vergroot en geëxposeerd in de bibliotheek aan het Roelof Hartplein en hangen sinds dit jaar in de vergaderzaal van het bestuursbureau aan de Ruysdaelkade.
8
BEVO kan dus anders dan mijn juf van toen dacht. Vorig jaar reisde Femmie naar India en dat leidde tot een videoproject op de Oscar Carré, waarbij kinderen maquettes maakten en met behulp van Blue Screen-effecten in die maquettes een verhaal speelden in India. Ze verdwaalden in de sloppenwijken die ze van karton, klei en hout in miniatuur ontwierpen. Kinderen uit de groepen 3 en 4 werden in die sloppen gevangen gehouden en hielden zich bezig met het maken van weefwerkjes in gevangenschap... Femmie heeft een aanstelling van twee dagen per week, maar is voor haar projecten er veel langer mee in de weer. Daarvoor zoekt ze zelf subsidie, zodat ze als zelfstandige extra ingezet kan worden binnen de school. Aan ideeën ontbreekt het haar niet, de uitdagingen om met kinderen nietgebaande paden te lopen zijn groot. Nu is ze bezig met beeldhouwen in piepschuim. Maar ook het ‘gewone’ timmeren, zagen en werken met een naaimachine staan op haar wensenlijstje. Ze vindt dat elk kind dat ook gedaan moet hebben.
Op herhaling [Rianne van Ham, leerkracht basisschool De Parel] Als BHV’er moet je je EHBO op peil houden en van tijd tot tijd krijg je nascholing. Onlangs is een EHBO-dag georganiseerd in 12e Montessorischool De Stern. Wat een leerzame dag! We hebben het voornamelijk over de ‘bewustzijnslijn’ gehad. Het reanimeren van een slachtoffer, terwijl omstanders je hulpverlening belemmeren, is ontzettend vervelend, zo hebben we vandaag ervaren. Je wilt namelijk op dat moment maar één ding en dat is dat het slachtoffer weer gaat ademen. We speelden een situatie na waarbij een paar mensen uit onze groep de opdracht kregen om zoveel mogelijk te storen: de een omdat het een zogenaamd familielid was, de ander omdat die dacht mogelijk te kunnen helpen. We weten nu dat er verschillende tactieken zijn om omstanders op afstand te houden. Het lukte ons zelfs om de verslaggever van ons personeelsblad op afstand te houden… Daarnaast hebben we kennisgemaakt met de AED, de Automatische Externe Defilibrator. Dat apparaat reanimeert en instrueert volautomatisch met behulp van een geluidsspoor. Een aantal cursisten kreeg nepwonden en de anderen moesten natuurlijk op de juiste wijze (be)handelen. Kortom: er was voldoende variatie tussen zitten, luisteren en actief bezig zijn. Voor sommigen was het opfrissen van reeds aanwezige, maar weggezakte kennis en vaardigheden, voor anderen grotendeels onbekend terrein. Op zo’n moment besef je weer hoe belangrijk het is dat je een EHBO-diploma hebt en dus eerste hulp kunt verlenen waar nodig. Tegelijkertijd besef je hoe weinig mensen, die werkzaam zijn op een school, een EHBO-diploma bezitten en dat dit nodig moet veranderen. We hebben wel te maken met mensen en mensenlevens. Hopelijk krijgt deze dag nog een staartje zodat alle betrokkenen de kans krijgen hun EHBO-diploma te behalen, dan wel te verlengen.
9
Doe je dat dan ook zo? Met kiezen? [Marije Schuijtemaker] Als mensen horen dat je gymdocent bent, is dit meestal de eerste vraag die ze stellen. Blijkbaar hebben mensen er traumatische ervaringen aan over gehouden dat ze als laatste gekozen werden in de gymles. Afgelopen maandag gaf mijn stagiaire Marieke daar een mooi voorbeeld van. De speldocent van de Academie voor Lichamelijke Opvoeding (de ALO) had dit onderwerp bewust als inleiding gekozen van zijn hockeyles en Marieke werd als laatste gekozen. Hij vroeg haar hoe ze zich daarbij voelde en zij antwoordde direct: “Ik voel me ellendig.” Kiezen, dat kan niet meer. Dat doen we helemaal anders. Bewegingsonderwijs Voordat ik meer op mijn vak in ga, zal ik me eerst voorstellen. Ik ben Marije Schuijtemaker en geef sinds januari 2009 bewegingsonderwijs op basisschool De Witte Olifant. Bewegingsonderwijs is een ontzettend leuk vak omdat je heel veel vrijheid hebt, je creativiteit erin kwijt kunt en bijna alle kinderen enthousiast zijn over gym. Ik werk tijdens mijn lessen bijna altijd in drie ‘vakken’ en probeer ieder kind veel te laten bewegen (zonder wachtrijen dus) en oefeningen aan te bieden op zijn eigen niveau.
10
Mijn hart ligt vooral bij de motorisch zwakkere leerling. Op een andere basisschool geef ik om de week 40 minuten Motorische Remedial Teaching aan een geselecteerd groepje en dat is erg leuk en leerzaam. Ik hoop dat vooral de motorische, ‘mindere goden’ tijdens de gymles plezier krijgen in bewegen en daardoor na schooltijd meer gaan sporten. Tijdens mijn ALO-stage op een school voor Zeer Moeilijk Lerende Kinderen had ik een inspirerende leerkracht die mij veel geleerd heeft over differentiëren. Hij liet me veel nadenken en zelf uitzoeken en creatief zijn met materiaal. Zuid-Afrika Mijn eindstage heb ik gedaan als vrijwilliger voor de organisatie SCORE in Zuid-Afrika. Opeens woonde ik in een dorpje zonder elektriciteit bij de Chief en zijn familie, heette ik Khanyisa en gaf ik gymles aan de leerkrachten en kinderen van de basisscholen in het dorpje. In mijn eerste e-mail, geschreven vanuit de grote stad, aan het thuisfront schreef ik: Ik heb de afgelopen weken meer meegemaakt dan in mijn hele leven bij elkaar. Lesgeven zonder materiaal aan zestig kinderen was toch andere koek. De leerkrachten spraken Engels, maar de kinderen niet. Met handen en voeten, een paar lokale woorden: gooien, vangen, rennen en stilstaan kwam ik wel een heel eind. De kinderen waren heel leergierig. Gymles in een ander werelddeel levert een enorme hoeveelheid cultuurverschillen en onuitwisbare ervaringen op. De eerste keer dat ik ’s middags met de kinderen ging sporten, bijvoorbeeld. Er waren zoveel kinderen gekomen en ik wilde een
kring maken voor het liedje Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen dat had ik in de lokale taal geleerd. Maar een kring maken bleek onmogelijk, want ze wilde me de hele tijd aanraken. Veel kinderen hadden nog nooit een blank persoon gezien, laat staan aangeraakt... Een andere, vermeldenswaardige ervaring was dat tijdens een tikspel door de plaatselijke leerkracht twee kinderen aan de kant werden gezet. Ik vroeg waarom ze niet mee mochten doen, waarop de leerkracht antwoordde: “Because they are stupid.” Ik vertelde de leerkracht dat in de gymles altijd iedereen mee mocht doen en samen verzonnen we een manier om het spel makkelijker voor hen te maken. Andere bijzondere herinneringen? • Een chagrijnige juf die eigenlijk geen zin had om gym te geven in de zon die aan het einde van de les vrolijk stond te lachen en meedeed met de kinderen. • Kinderen op blote voeten of verschillende schoenen. • Naar een handbalwedstrijd in de achterbak van de auto van de leerkracht. Alle leerlingen hadden hun netste kleren aan. Het was echt een uitje. • Kinderen slaan is verboden in het onderwijs van Zuid-Afrika. Maar het gebeurt wel. Leerkrachten vroegen mij wel eens om advies: tja, waar te beginnen... Na mijn ervaring in Zuid-Afrika kreeg ik mijn vuurdoop bij mijn eerste baan als gymdocent op een basisschool in AmsterdamNoord. Mijn ‘Afrikaanse aanpak’ bleek daar niet echt te werken en ik heb daar enorm veel geleerd over structuur, consequent zijn, afstand nemen en mijn verwachtingen bijstellen.
Werken in Afrika bleef toch kriebelen en samen met mijn vriend, die ook gymdocent is, besloten we opnieuw naar Afrika te gaan. Dat bleek niet zo gemakkelijk als we dachten en op het laatste moment kreeg ik een baan in Singapore op een internationale school. We besloten er te gaan werken als een opstap naar Afrika. ‘Hightech and rich’ Singapore was even wennen voor ons, echt het tegenovergestelde van Afrika. Maar Sjors kreeg ook al gauw een baan en de school was heel leuk en leerzaam. Op internationale scholen is gym een veel belangrijker onderdeel van het curriculum dan in Nederland. Veel zweten in de zon, hoed en zonnebrand waren verplicht. Kortere gymlessen dan in Nederland en veel ‘waterbreaks.’ Een school waar kinderen naar de schoolverpleegkundige gaan als ze een klein sneetje hebben. Mensen, die door de hoge hygiëne in Singapore geen immuunsysteem hebben opgebouwd en dus na ieder regenbuitje ziek zijn. Na twee jaar Singapore kregen we via via een baan aangeboden in Botswana. We hadden hoge verwachtingen van Botswana en waren van plan om daar een aantal jaren te blijven. Helaas viel Botswana voor ons enorm tegen en besloten we na een jaar ons contract op te zeggen. Desalniettemin hebben we daar ook ontzettend veel geleerd. Ik gaf daar naschoolse buitensportactiviteiten op de internationale school en gaf ‘s ochtends gymles aan weeskinderen. Inmiddels ben ik alweer een jaar terug in Amsterdam. ik merk dat ik het fijn vind om hier te werken en te wonen, vooral om de etnische diversiteit. Samen met andere vakleerkrachten komen we af en toe samen om over ons vak te praten en dat is erg gezellig.
11
Een negen tot vier-baan is het niet. Ze rennen met A4-tjes door de gang, springen op de fiets en als je ze zoekt kun je ze niet vinden. Beleidsmedewerkers komen altijd tijd te kort. Enkele vragen aan de twee beleidsmedewerkers van Stichting Openbaar Onderwijs aan de Amstel: Caroline Bink en Maarten Teunissen
Maarten en Caroline: de beleidsmedewerkers 12
Hoe komt dat gebrek aan tijd? Maarten: “Er is zo ontzettend veel te doen. Er is steeds meer stedelijk beleid dat opgepakt moet worden. En dan hebben wij ook nog met drie stadsdelen te maken én 23 scholen is natuurlijk een heleboel.” Caroline: “We willen nu eenmaal snel reageren op vragen uit scholen. Daarnaast heb je veel overleggen en wil je de afspraken ook graag op papier zetten.” Hebben de scholen van OOadA een eigen problematiek of lijkt die op scholen in de rest van de stad? Maarten: “Het is natuurlijk niet op elke school hetzelfde. Maar ook bij ons zijn er scholen die directiewisselingen achter de rug hebben, of behoefte hebben aan verbeterimpulsen.”
Van een paar van die taakgroepen maak ik ook deel uit. Daarnaast moet in deze fase op een aantal onderwerpen het beleid vanuit de voormalige bestuurscommissies geharmoniseerd worden. Daar spelen wij dan ook een rol bij.”
Als de stichting een persoon zou zijn, hoe zou je die dan beschrijven? Maarten: “Als een open iemand, maar wel iemand die soms iets te veel wil in korte tijd.” Caroline: “Iemand die behulpzaam is. En humor heeft. De sfeer in het stafbureau is goed, er wordt hard gewerkt, maar ook gelachen.”
Waar zijn jullie op het moment mee bezig? Maarten: “De ‘Day-a-week-school’, dan zijn er de schoolbezoeken. Ik ben vandaag bezig met subsidieverantwoording voor het project Kwaliteitsaanpak.” Caroline: “Ik inventariseer hoever de scholen zijn met dagarrangementen en combinatiefuncties, verder werk ik dus aan het stuk over het aannamebeleid en dan is er de communicatie: we werken aan de volgende personeelskrant en willen de website aanpassen.”
Op een dag sta je op en je denkt: ik word beleidsmedewerker! Maarten: “Nee, zo werkt dat inderdaad niet. Er is ook geen opleiding voor. Ik heb bijna dertien jaar voor de klas gestaan, ben daarna vijftien jaar directeur geweest en ben toen voor het bestuur gaan werken. De praktijkervaring die je hebt opgedaan kun je goed gebruiken bij het beleidswerk; je weet wel waar je het over hebt. Het is heel afwisselend werk. Ik ben niet zo van de ‘ambtelijke blik’, maar er is ook ruimte om dingen op te pakken die je graag doet. Het liefst houd ik me bezig met concrete zaken die op scholen spelen en ondersteun ik de directeuren. Ik ben trouwens via de kapper binnengekomen. Ik raakte daar aan de praat met een beleidsmedewerker van ZuiderAmstel en die vertelde dat er een plaats vrijkwam.” Caroline: “Onderwijs heeft me altijd geboeid. Ik heb voor de klas gestaan en heb later een bedrijfje opgericht dat zich richtte op pr, identiteit en communicatie. Ik hielp scholen bij het verbeteren van hun imago. Het alleen werken viel me echter tegen, ik wilde collega’s. Toen ik de vacature bij OOadA zag ben ik daar gelijk op ingesprongen. Er werd gevraagd om mee te helpen projecten vorm te geven, onderzoek te doen en communicatie zat ook in het pakket.” Maak je beleid? Caroline: “Ik ben nog maar korte tijd op het bureau dus groei er langzaam in. Op dit moment stel ik een stuk samen over het aannamebeleid. Je leest, probeert een lijn uit te zetten, verbindt kaders. Dat leidt tot een voorstel en dat gaat daarna het stafbureau in. Dan wordt er vanzelf wel op geschoten. Het is dus werk dat gezamenlijk ontstaat.” Maarten: “Binnen dit bestuur is het gelukkig zo dat in de meeste gevallen samen beleid gemaakt wordt. Nieuw beleid wordt voorbereid in de taakgroepen van directeuren.
Wat is voor jullie een voorbeeld van een lastige klus? Maarten: “Ik vond het dagarrangementenproject leuk, maar lastig omdat er zoveel eisen gesteld werden die scholen op een lijn moesten brengen. Als je de ontwikkelingen per school kunt benaderen wordt het opeens weer leuk. De ene school is nu eenmaal verder dan de ander. Op den duur ontkomen we er niet aan dat we toch kaders zullen moeten vaststellen.”
Een glansmoment? Caroline: “Ik ben niet snel tevreden, maar, vorige week had ik een goed overleg waarbij de mensen van de naschoolse opvang goed bij elkaar werden gebracht. Zoiets zou ik elke week wel willen meemaken.” Maarten: “Een aantal jaren geleden heb ik een school voor asielzoekers opgezet. Dat vond ik mooi en het is goed gelukt. Dat soort dingen geeft echt voldoening.” Wat vind je zorgelijk? Caroline: “Het welzijnsverhaal. Er is daar nog zoveel te doen en er is weinig geld. IJsterk maakt een doorstart mee en ik hoop maar dat dat allemaal goed gaat.” Maarten: “De subsidie voor de Day-a-week-school werd afgeblazen. En ik vind het toch een goed project.” Wat wordt je volgende baan? Caroline: “Geen idee, ik heb het hier naar mijn zin. Of zou schoolinspecteur nog leuker zijn? Nee toch?” Maarten: “Als je je openstelt voor andere zaken dan onderwijs dan blijkt dat je je ervaring kunt inzetten op heel andere plekken. Tegen die tijd denk ik daar dan wel over na. Leidinggevende zou ik in elk geval niet meer willen zijn. Dat is een gevalletje ‘Ken U zelve’.”
13
Mail aan de directeuren: ‘Zijn er mensen van het onderwijsondersteunend personeel die we in het blad kunnen voorstellen?’ Reacties van directieleden: • Ja, ik heb wel iemand die ik in het zonnetje wil zetten. • Hij is de enige man in ons team en wordt op handen gedragen. • Ze is de ogen en de oren van de school. • Het is iemand die zichzelf altijd wegcijfert. Met hart voor de school. We hadden het haast bij de toelichting van de directieleden kunnen laten: waardering alom.
Clea
Clea is net terug uit Suriname (“Lekker, ik heb mijn eigen kleur weer!”). Ze werkt als klassenassistente in de onderbouw. De directeur: “Ik kan altijd een beroep op haar doen. Ze doet dat eigenlijk zonder mopperen. Het is een speciale kwaliteit van Clea, die ook graag kinderen opvangt van ouders die geen opvang hebben tijdens bijvoorbeeld een informatieavond en die daar dan wel heen kunnen.” Behulpzaam zijn. Bescheiden als ze is, zegt Clea dat van haar moeder te hebben meegekregen. Ze is dan ook niet te beroerd om lijmpotjes te vullen of de klas op te ruimen. Of op zoek te gaan naar luizen: “Ik heb zelfs de naam dat ik er meer vind dan anderen, ha ha, ik heb daar misschien een neus voor!” Clea is iemand waarbij mensen hun ei kwijt kunnen. Ze heeft veel luisterkanten ontwikkeld als juf, moeder, oma, groottante, op-
14
pasmoeder, overblijfmoeder en Piccolojuf. En dat is? “Een spelletje waarmee ik met de kinderen aan hun taalontwikkeling werk. Ik doe dat graag, het gaat me eigenlijk nooit vervelen. Alleen is het lastig dat in ons gebouw weinig plaats is om even apart te kunnen zitten. Gek eigenlijk, want in het aangrenzende gebouw is plek zat. Enfin. Ik zal je het spel even laten zien. Kijk. Er gaan kaarten in en dan schuif je deze kleuren bij het woord dat er bij hoort…”
Jan
Jan van der Smit. Beter bekend als Super Jan. Hij is conciërge, muzikant, schrijft toneelstukken èn de musical voor groep 8, studeert aan de universiteit van Utrecht en kookt regelmatig voor het hele team lekkere dingen bij de lunch. Net als in de samenstelling van dit artikeltje
is hij de enige man op school. “Tja, er komt wel eens een man voorbij, maar ik ben de enige die is gebleven. Het gaat goed hoor. Het enige is dat je soms moet weten wanneer je je mond moet houden…” Jan studeert geschiedenis. Nog twee jaar en dan mag hij zich Master of Arts noemen. “Ik heb me gespecialiseerd in de Pruisen. Dat heb ik al van jongs af aan interessant gevonden. Geen idee wat ik er dan mee wil. Ik studeer, heb een bandje en mijn werk.” En muziek? “Ik zit in in een bandje. Speel... Voor de school kan ik dat ook gebruiken, dus ik schrijf, componeer en regisseer de afscheidsmusical van groep acht. De laatste musical ging over een vakantiemachine, de holidayprocessor. In dat apparaat kon je in 10 seconden de hele vakantie meemaken. Ik heb niet veel met reizen en ik begreep van een achtste groeper dat ik daar niet alleen in stond. Hij werd dan ook de uitvinder van de machine. Er werden ook ‘Jan-weetjes’ gemeld… “Ach. Ik maak soms pannenkoeken voor het team en na zo’n lunch maken we wel eens een wandeling. Dan vertel ik wat over de wijkjes waar we doorheen lopen. Er zijn hier straatnamen die met Rotterdam te maken hebben, bijvoorbeeld. Dat komt omdat hier een weg naar Rotterdam gepland was. Die is er nooit gekomen overigens.” Profiteren de kinderen ook van die weetjes? “Nee, dat houd ik meer onder ons. Je kunt er belerend van worden.”
Amina
t har
Met hart voor de school
Toen Siebe Hentzepeter acht jaar geleden aantrad als directeur van basisschool De Burght vond hij binnen enkele weken twee nieuwe medewerkers. Amina Amraoui was
juist naar het Arbeidsbureau gegaan om te zoeken naar werk. Ze werd uitgenodigd op De Burght en de volgende dag begon ze als klassenassistent. Ze kopieert, bestelt, repareert, belt ouders, neemt absenten op. Ze verzorgde de afscheidslunch van Siebe. Vorige week heeft ze met net zo veel plezier de bladeren van het schoolplein geveegd. “Het werk hier op school bevalt me prima. Het is een grote school, er zijn nu bijna 540 kinderen. Dat maakt feesten zoals de aankomende kerst behoorlijk zwaar. Bijzonder is dat er zoveel ouders meehelpen om al die activiteiten tot een succes te maken. Iedereen werkt hier zo hard, iedereen doet mee.”
Priscilla
Priscilla Lijkwan dacht erover om de opleiding SPW4 te gaan doen, maar toen haar een baan als administratief medewerker op De Burght werd aangeboden sprong ze daar op in. “Tenslotte ging het me om de baan,” verduidelijkte ze. “Ik doe de leerlingadministratie, de bestellin-
gen en verzorg een deel van de financiën. Wel apart hoor, dan ben je na jaren eindelijk thuis in het programma ESIS, gaan we nu over naar ParnasSys. Maar ik moet zeggen dat ik het wel een veel gebruiksvriendelijker programma vind. Naast de administratie zijn er zat klusjes waarmee we elkaar helpen. Ik zet samen met Amina de vuilniszakken buiten, dan hebben we evengoed plezier. Je kunt aan het team merken dat het bevlogen is. Ik heb dat woord hier geleerd. Leerkrachten willen echt alles uit kinderen halen, ze pushen meer dan ik hiervoor heb meegemaakt in Zuidoost. Bevlogenheid en begaan zijn met kinderen. Mooi hè?”
Gabi
Gabi Jonker is een schoolvoorbeeld van een betrokken medewerker. Ze werd penningmeester van de oudercommissie van de Notenkraker en ging later in één moeite door met de financiële administratie van de school. Nu werkt ze ook op de administratie van de school. De directeur mailt dat Gabi ‘directie-ondersteunende taken uitvoert en de ogen en oren van de school is’. Dat klopt want tijdens een gesprekje kloppen er een jongen met een bloedende hand, een juf die een groepsoverzicht uit ESIS vraagt en twee jarigen op de deur en beantwoordt ze telefoontjes, doet de buitendeur open en rekent met een ouder de tussenschoolse opvang af.
“Ik ben kleine zelfstandige en doe ondermeer financiële werkzaamheden voor kleine bedrijven. Werken voor het onderwijs is prettig. Het gaat om kinderen en niet om financiële winst. Ik kom al dertien jaar op deze school en vind alles leuk om te doen. Ik voel me hier thuis en in dit team werken is heel fijn!” De Notenkraker is een ‘Vreedzame School’, merk je het verschil? “Het is een verschil van dag en nacht. De combinatie met ‘Kunstmagneet’ zorgt dat kinderen veel respect voor elkaar hebben. Dat merk je aan een kind dat net nieuw is op school, die is het niet gewend zichzelf te presenteren. Kinderen voelen zich veilig hier en laten zich zien hoe ze zijn. Ik hoop dat we dat kunnen behouden als we straks naar het nieuwe gebouw toegaan. Voor mij vallen daar taken weg, maar daar verheug ik me op, dan krijg ik eindelijk de rust om het werk te doen waarvoor ik aangesteld ben. Werken op de administratie van een school is heel veelzijdig en op elke school wordt dit anders ingevuld. Ik werk 20 uur per week en word als kleine zelfstandige ingehuurd door de school. Dat komt denk ik niet veel voor.”
Jeannette
Jeannette is het type van ‘Doe maar gewoon dat is al gek genoeg’. Als ze de ‘spil’ van het team genoemd wordt, vindt ze dat sterk overdreven. Desalniettemin behandelt ze mail, te laat-briefjes, telefoontjes, post, maakt het wekelijks journaal dat naar de ouders gaat, beheert de bieb en notuleert vergaderingen. In 1993 begon ze als vrijwilliger op de Olympiaschool. Vier jaar later werd ze gevraagd een meisje met het syndroom van Down te begeleiden. “Ik heb Myrte zes jaar lang begeleid. Daarnaast
15
Conny
“Ze doet alles, weet alles, kent alle kinderen en ouders en kent vrijwel alle geheimen.” Ze is dan ook al 13 jaar administratief medewerkster op De Witte Olifant. Over de geheimen wil ze niet veel kwijt, behalve dat ze nu de geheimen van ParnasSys aan het ontdekken is. “Door de verschillende directiewisselingen, heb ik erg veel geleerd. In het begin is de directeur ook een beetje afhankelijk van me, dus heb ik altijd een voorsprong... Naast alle administratieve werkzaamheden,
16
Sita
Sita Laigsingh werkt via de IDregeling bij De Witte Olifant. “Ik heb het hier erg naar mijn zin, maar helaas moet ik weg omdat deze banen worden opgeheven” Ze heeft tot 1 mei 2010 de gelegenheid een andere baan te vinden. “Ik
vind het vreselijk, ik zou zo graag hetzelfde willen doen. Maar er is nergens een vacature te vinden als onderwijsassistent, en dat is wat ik al acht jaar ben. Ik wil niet naar een kinderdagverblijf, want dat vind ik zonde van de kennis die ik hier heb opgedaan, die zou ik het liefst op een basisschool willen overdragen. Als je, zoals laatst, een kind helpt met aardrijkskunde en het resultaat bij een toets is goed, dan ben ik best trots.” Sita heeft de PABO geprobeerd maar het lukte niet om die af te maken. Toch is ze goed op de hoogte van de huidige methodes. “Ik heb het nieuwe rekenen eigenlijk samen met mijn eigen kinderen geleerd. Ik vervang nu leerkrachten bij ADV of ziekte, hoe moet dat als ik hier straks niet meer werk? Ik vind het jammer dat er geen mogelijkheden zijn om mij een reguliere baan aan te bieden op deze school.”
Boek? Ik heb al een boek!
notuleer ik ook de personeelsverga d ering en en om dat goed te kunnen doen is het handig om goed op de hoogte te zijn van alles en lees ik me goed in”. Gemiddeld werkt ze zo’n 50 uur per week. In het weekend doet ze de boekhouding van Stichting De Witte Parel die de overblijf (TSO) verzorgt. Deze ‘bijbaan’ is noodzakelijk omdat de salariëring teleurstellend laag is. “Je bent in feite directieassistente, maar deze functie bestaat niet in het onderwijs en de nieuwe ‘functiemix’ geldt helaas niet voor OOP’ers. Dat is erg frustrerend. Buiten het onderwijs verdien je véél meer, maar ik heb het plezier in mijn werk laten prevaleren. Ik hoop alleen dat er in de toekomst geen continurooster komt waardoor de TSO overbodig wordt. Dan moet ik echt uitkijken naar een andere baan.”
scho
kreeg ik steeds meer kinderen waarmee ik extra werk deed. Als een kind een probleem had, oefende je een paar weken extra en dan waren ze weer bij. Nu zijn er handelingsplannen en overleggen en dat kost voor kleine dingen volgens mij te veel tijd. Maar ik snap het wel, er zijn veel meer materialen beschikbaar en tegenwoordig moet hulp gericht en beargumenteerd gegeven worden. AVI-lezen doe ik nu nog, maar ik ben weg uit de zorghoek. Ik zorg alleen nog voor pleisters en masseer buikjes na het kerstdiner.” Jeannette werkte aanvankelijk als vrijwilliger en kwam later in een Melkertbaan terecht. Toen werd het een ID-baan en op 1 januari 2010 wordt haar baan ‘gewit’. De waardering wordt meer in woorden dan in geld uitgedrukt, merkt ze op. Maar ze legt zich er maar bij neer. “Dingen gaan zoals ze gaan, ik ben toch wel gelukkig.”
Onderstaande advertentie maakt deel uit van een interne procedure Ober er zwemt een kwal door mijn soep
B. Westera De Fontein Jeugd Smaken verschillen, eetgewoonten ook. In Japan kun je sommige mensen s’nachts wakker maken voor een bordje giftige kogelvis. In China eten ze rauwe eieren die honderd dagen onder de grond hebben gelegen. In Afrika is het heel gewoon om sprinkhanen en rupsen te eten en ben je in de weken voor kerst in Noorwegen, dan heb je kans dat er een heel schapenhoofd op tafel komt. Dit boek gaat over eetgewoonten wereldwijd. Best leuk.
Handelings Gericht Werken: een handreiking voor het schoolteam
N. Pameijer, T. van Beukering en S. de Lange Acco 2009 Wat is HGW precies? Hoe doen we dat? Wat betekent HGW gaat over omgaan met verschillen. Het is een werkwijze die de kwaliteit van het onderwijs en de begeleiding voor alle leerlingen beoogt te verbeteren. Het derde boek in deze serie. Interessant voor ambulant begeleiders, remedial teachers en andere leer- en Handelingsgericht werken: gedragsspecialiseen handreiking ten, maar ook voor voor het schoolteam leerkrachten die zich interesseren voor dit acco onderwerp. Noëlle Pameijer, Tanja van Beukering en Sonja de Lange
Samen met collega’s, leerlingen en ouders aan de slag
17
Een-Twee-Een combinatie
[Ronald Blikman, Merkelbachschool] Op de Merkelbachschool zijn sinds april 2009 twee combinatiefunctionarissen actief. Lieve Kramer en Wilfred den Breejen werken respectievelijk zes en twaalf uur per week op deze school. De rest van hun weekuren vullen zij in bij Sportclub Buitenveldert. In januari 2009 werd ik benaderd door het bestuur van SC Buitenveldert om eens te praten over nauwere samenwerking tussen beide partijen. De voetbalclub, één van de grootste van Amsterdam, bood al een aantal jaren een naschoolse activiteit aan (inderdaad, voetballen) waaraan ook altijd wel een klein handjevol ‘Merkelbachkinderen’ aan deelnamen. De gesprekken gingen al snel over de mogelijkheid van het inzetten van ‘combinatiefunctionarissen’, om zo een directere verbinding te leggen tussen school en de sportclub. Uiteindelijk heeft dit geresulteerd in het aannemen van Lieve en Wilfred. Beiden zijn in dienst bij DMO (Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling) die hen ook betaalt. Hun uren vervullen zij echter bij twee opdrachtgevers, de Merkelbachschool en SC Buitenveldert. Lieve en Wilfred zijn ‘sport-combinatie-functionarissen’, met als doel het sport- en beweegaanbod zowel onder als na schooltijd kwalitatief en kwantitatief te verbeteren. Zo is Wilfred sinds zijn komst actief betrokken bij de tussenschoolse opvang (‘de overblijf’) op de Merkelbach. Hij organiseert gedurende dit uur meer gerichte bewegingsactiviteiten voor de overblijfkinderen. Dit kan gaan van een
18
voetbaltoernooitje in de gymzaal tot een kleine basketbaltraining op het speelplein. Op deze manier wordt er meer inhoud gegeven aan de overblijf. Verder helpen Lieve en Wilfred mee met het organiseren van andere sportactiviteiten onder schooltijd. Samen met de vakleerkracht bewegingsonderwijs verzorgen zij bijvoorbeeld de sportdag, die - hoe kan het anders - wordt gehouden op de velden van SC Buitenveldert. Na schooltijd organiseren de beide combinatiefunctionarissen het naschoolse sportaanbod op de velden van Buitenveldert. Iedere maandag, dinsdag en donderdag kunnen kinderen in de basisschoolleeftijd hier terecht. Kinderen worden met een taxibusje van school naar de club gebracht. Groot voordeel voor de kinderen is dat zij de mensen die zij overdag op school zien, na schooltijd weer tegenkomen bij de sportclub. Dit geeft een hele directe lijn die kinderen en ouders erg waarderen. Dit valt ook te zien aan het groeiend aantal kinderen van de Merkelbach dat meedoet aan de ‘sport-na-schooltijd-activiteiten’ van SC Buitenveldert. Waren dat er vorig jaar nog maar enkele, dit jaar zijn er al bijna 20 kinderen die deelnemen.
Op 25 november werd de nieuwe optop-etage van de 14e Montessori feestelijk in gebruik genomen. Naast die nieuwe etage komt in een tweede fase nog een gebouw waarin twee klaslokalen, een gymzaal en ruimtes voor de speeltuinvereniging en BSO-activiteiten hun plaats krijgen. Op de foto’s Herbert de Bruijne, directeur Ronald Steen en Wil Codrington (toenmalig DB-lid Stadsdeel Centrum) Kunststukje evengoed, zo’n verdieping erop. Iedereen blij.
De verdere professionalisering van de naschoolse sportactiviteiten is in volle gang. Dit is goed te volgen op de door Wilfred zelf ontworpen website: www.sportnaschooltijd.nl Zowel school als sportclub hopen nog jaren vruchten te kunnen blijven plukken van de inzet van deze combinatiefunctionarissen!
19
Wat vind je het leukst tijdens je werk? Het werken met ‘levend materiaal ‘zoals mijn oudcollega Paul Stapel altijd de kinderen beschreef, zorgt ervoor dat geen dag hetzelfde is. Je maakt op een dag zoveel mee dat het nooit saai is en ook al heb je aan het begin van de dag soms geen zin, een lieve opmerking van een kind maakt alles weer goed.
Mireille Otten is leerkracht op de Boekmanschool. Waarom de Boekmanschool? Ik werk nu 19 jaar op de Dr. E. Boekman. Ik ben er na de PABO begonnen en niet meer weggegaan. Het is een fijne school met leuke leerlingen, ouders en collega’s. Ik heb het er prima naar mijn zin. Kun je Jenaplan leren, of moet je dat zijn? De Boekman was toen ik er kwam werken een Jena-van-plan-school. Ik begon in de middenbouwgroep met weinig methodes. In de loop der jaren heeft de school het Jenaplan voor een deel losgelaten en is er ook ruimte gekomen voor andere soorten onderwijs. Ik heb
Wat stoort je in het onderwijs? Het stoort mij dat er in de loop van de jaren steeds meer op papier gezet moet worden over wat je doet en hoe je dat moet doen. Dit kost steeds meer tijd en dit gaat ten koste van mijn plezier in het onderwijs. Welk vak zou dringend moeten worden ingevoerd op de basisschool? Ik weet niet of er nog wel een plek vrij is in het toch al drukke rooster, maar een taal lijkt me wel heel leuk. Kinderen leren snel en kunnen hier veel mee in de toekomst. Wie zou je graag nog een keer willen spreken? Mijn opa Joop Renes. Hij is helaas alweer 10 jaar geleden overleden maar ik mis hem nog dagelijks. Hij was een echte Amsterdammer en kon prachtige smartlappen zingen en geweldig over vroeger vertellen. Het lied ‘Mijn Opa’ van Annie. M.G. Schmidt past helemaal bij hem.
Waar heb je nog altijd moeite mee? Slecht nieuws-gesprekken. Sinds ik zelf ouder ben, weet ik hoe het is om op het 10-minuten gesprek te komen. Gelukkig heb ik zelf nog geen slecht nieuws te horen gekregen, maar ik begrijp de gevoelens van ouders nu veel beter dan toen ik nog geen kinderen had. Wat heeft verandering in je leven gebracht? De grootste verandering in mijn leven is toch dat ik moeder ben geworden van twee hele lieve meiden. Ze zijn inmiddels alweer 10 en 6 jaar. Maar de eerste jaren vond ik echt tropenjaren. Van alles kunnen doen waar je zin in hebt, naar lieve zorgzame moeder is toch een hele overgang al zeg ik het zelf. In welk restaurant kom je graag terug? Ik heb laatst gegeten in restaurant Bordewijk op de Noordermarkt. Ik had er nog nooit gegeten maar wilde het wel heel graag. Samen met mijn duo Marja hebben we er heerlijk gegeten. Je wordt er nog echt verwend. Wie klikken we volgende keer aan en waarom? Jochem van De Kleine Reus ken ik nog toen we met deze school gefuseerd waren en een aantal dingen gezamenlijk deden (studiedagen maar ook personeeluitjes) Ik sprak hem laatst weer even op de studiedag voor onze scholen in de RAI en hij is inmiddels ook vader. Ik ben benieuwd hoe zijn leven er nu uit ziet. Ik hoop maar dat hij niet boos wordt als hij dit leest.
Aangeklikt
jarenlang groep 3/4 gedraaid en samen met mijn lieve duo Marja Koning heb ik nu een groep 5.