MINDER HINDER
BESTEKBEPALINGEN EN COMMUNICATIETIPS VOOR STEDEN EN GEMEENTEN
Uitgave van VVSG i.s.m. Aquafin NV Studiedag 11 december 2007
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
1/60
INHOUD
pagina
Voorwoord Minder Hinder als besteksbepaling: een overtuigend argument
5
Communicatietips bij infrastructuurwerken Communiceren Planning en voorbereiding Tijdens de werken 1. De 10-minutenregel 2. De 2-dagenregel 3. De 14-dagenregel 4. De 72-urenregel Na de werken Hoe communiceren?
6 6 6 7 7 7 7 8 8 8
II.
Minder Hinderclausules voor opmaak van typebestekken voor infrastructuurwerken
9
1.
Bepalingen in het bestek ten aanzien van de toegankelijkheid van de zwakke weggebruiker en mensen met een handicap en doorstroom van het verkeer in de kruisstraten van de werfzone
10
Gedragscode bij uitvoering van infrastructuurwerken voor het draaglijk maken van de hinder 1. Inleiding 2. Werkmethode 3. Materieel 4. Werknemers 5. Klachten 6. Informatieverstrekking 7. Onderaannemers 8. Coördinatievergadering
10 10 10 11 11 11 11 11 11
Expliciete beschrijving van de toegankelijkheidsbepalingen met afmetingen en minimumvereisten 1. Toegankelijkheid 2. Riolering in de rijweg 3. Riolering buiten de rijweg
13 13 13 13
3.
Plaatsing van voetgangers- en fietsbruggen
14
4.
Acties en sancties van de opdrachtgever bij schade aan werkzone of milieu 1. Straffen schade werkzone 2. Straffen schade aan milieu
15 15 15
Algemene maatregelen, wegverkeer en signalisatie 1. Algemeen 2. Aankondigingborden langs invalswegen en aanpalende wegen 3. Specifieke vergunningen 4. Wekelijkse afhaling huisvuil
16 16 16 17 17
I. 1.
2.
2.
5.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
2/60
5. 6.
Opruimen van de werf Reinigen en onderhoud van het wegennet
17 17
6.
Opname van fasering in bestek 1. Werkmethode: 1 fase 2. Werkmethode: meerdere fasen
19 19 19
7.
Opmaak van een signalisatieplan 1. Signalisatie van wegomleggingen 2. Specifieke bepalingen in verband met verkeersafwikkeling 3. Wegverkeer en verkeersomleggingen indien wordt afgeweken van het aanbestedingsplan
20 20 21
Milieuzorgmaatregelen 1. Algemene bepalingen 2. Afvalstoffen 2.1. Selectieve gescheiden inzameling van afvalstoffen en bouwafval op de werf 2.2. Selectieve sloop 2.3. Afvoer van afvalstoffen en puin 2.4. Gebruik (hergebruik) van puingranulaten 3. Opbraak asbestcementbuizen
22 22 22 22 22 23 23 23
Ter beschikking stellen van gronden van de bouwheer 1. Bezetting van de werkstrook 2. Afpaling van de werkzone met houten palen 3. Plaatsherstel na de werken 4. Goedkeuring terreinafwerking
24 24 25 25 26
8.
9.
21
10. Plaatsing van Minder Hindersteenslag of een ander voorlopig materiaal 1. Steenslagfundering 2. Beschrijving: Minder Hindersteenslag 3. Dikte van de lagen 4. Minder Hindersteenslag 4.1. Onderlaag 4.2. Tijdelijke steenslaglaag 4.3. Verzekeringen toegangen ter hoogte van opritten 4.4. Afwerklaag 4.5. Werfwegen
27 27 27 27 28 28 28 28 28 28
11. Verhardingen Bestrating en betonstraatstenen
29
12. Rioleringen en afvoer van water Verzekering waterafvoer bij kruising van of uitvoering van werken langs waterlopen, regenwaterafvoerleidingen e.d.
30
13. Rioleringen en afvoer van water aangelegd in een sleuf Voorafgraving
31
14. Instandhouding bestaande waterafvoer
32
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
3/60
III.
Andere specifieke clausules
33
1.
Werken waarbij in de stedenbouwkundige vergunning archeologische onderzoek is voorgeschreven
34
2.
Mogelijke informatietaken van de aannemer
35
3.
Specifieke bepalingen fasering
38
4.
Specifieke bepalingen in verband met signalisatievoorschriften
39
5.
Algemene maatregelen, werken in de omgeving van het NMBS-domein
42
6.
Specifieke voorschriften bij gebruik van metalen afsluitingen
45
IV.
Bijlagen Bijlage 1 – Art. 4 § 2 Bijlage 2 – Hoofdstuk V – Onderfunderingen en funderingen Bijlage 3 – Minder Hindersteenslag Bijlage 4 – Aangepaste verzekeringsstructuur Aquafin Bijlage 5 – Knelpuntennota i.v.m. Tijdelijke Opslagplaatsen
47 48 50 53 57 59
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
4/60
Voorwoord Minder Hinder als besteksbepaling: een overtuigend argument? De wetgeving voorziet vandaag geen uitgewerkt systeem als regelgeving om hinder te voorkomen. De weinige regels zijn er enkel op gericht de aangerichte schade (deels) te vergoeden of de gevolgen van werken financieel te milderen. Voorlopig zal de individuele bouwheer dus zelf een afdwingbaar systeem moeten opzetten. De meest voor de hand liggende methode hiervoor, zijn specifieke besteksbepalingen. Wanneer hij zijn offerte indient, is de aannemer in de meetstaat verplicht reeds een budget te voorzien voor hinderbeperkende maatregelen. Door deel te nemen aan een procedure in het kader van de wetgeving overheidsopdrachten, verklaart hij zich immers akkoord met de bepalingen in het bestek. Wanneer blijkt dat de aannemer zich niet houdt aan deze voorschriften, kan de bouwheer hem hiervoor in gebreke stellen. Dat geldt voor o.m. technische gebreken, maar ook voor nalatigheden op het vlak van Minder Hinder. Indien hij hieraan geen positief gevolg geeft, kan de bouwheer maatregelen treffen, zoals het uitschrijven van boetes. De ervaring leert dat het sensibiliseren en aansporen van bouwpartners om Minder Hindermaatregelen te treffen, beter werkt dan bestraffing. Zo hanteert Aquafin bijvoorbeeld een verzekeringssysteem dat hier nauw bij aansluit. Het zet aannemers aan om kleinere schadegevallen zelf op te lossen. Zij staan in beperkte mate in voor de financiële gevolgen van aangegeven, m.a.w. niet door hen opgeloste, schadegevallen. Meer informatie over deze verzekeringsstructuur vindt u in bijlage 4. Een typebestek kan voorschriften inhouden die specifiek voor een bepaalde opdracht van toepassing zijn, zoals bijvoorbeeld de communicatie over de werken. Infrastructuur- en nutswerken hebben een rechtstreekse invloed op het dagelijkse leven van buurtbewoners, handelaars en bedrijven en zijn daardoor zeer gevoelig. De betrokkenheid van deze actoren en de maatschappelijke relevantie is dan ook niet te onderschatten. In dit bundel werd een luik rond communicatie voorzien. Zo vindt u ondermeer belangrijke regels om alle betrokkenen op een correcte en open manier te informeren en zo de kans op maatschappelijke aanvaarding van de werken te vergroten. Verder vindt u aandachtspunten bij de organisatie van informatievergaderingen en hoorzittingen en nog een aantal specifieke aanbevelingen over communicatie bij infrastructuurwerken. Een groot deel van de bestekvoorschriften voor wat betreft de te nemen technische maatregelen rond Minder Hinder die aan bod komen, zijn terug te vinden in de typeaanvullingen van Aquafin aan het Standaardbestek 250. Deze aanvullingen hebben inmiddels hun deugdelijkheid bewezen. Een aantal ervan is reeds van midden de jaren ’90 in voege. De recentste versie van de ‘Algemene Wijzigingen en Aanvullingen van Aquafin aan het Standaardbestek 250’ dateert van februari 2007. Voorliggend bundel biedt meer dan alleen een antwoord op de vraag van de Stuurgroep Minder Hinder van VVSG naar specifieke clausules om de hinder voor de handelaars en buurtbewoners te verminderen. Naast de typische Minder Hinderclausules werden bepalingen opgenomen rond o.a. infrastructuurwerken waaraan archeologisch onderzoek moet voorafgaan; werken aan of in de buurt van een NMBS-domein; specifieke voorschriften bij gebruik van metalen afsluitingen, gebruik van Minder Hindersteenslag, mogelijke maatregelen bij gebruik van tijdelijke opslagplaatsen, … Zowel bij de samenstelling van de Minder Hinderclausules als bij deze van de andere specifieke clausules werd de volgorde van het Standaardbestek 250 gerespecteerd zodat in de typebestekken de gepaste artikels op een gemakkelijke manier kunnen ingevoerd worden. Er wordt tevens bij elke clausule aangegeven op welke plaats de artikelen in het typebestek kunnen toegevoegd worden. In opdracht voor de Stuurgroep Minder Hinder van VVSG Gaby Rappoort verantwoordelijke Minder Hinder - Aquafin NV
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
5/60
I. Communicatietips bij infrastructuurwerken 1. Communiceren Infrastructuur- en nutswerken hebben een rechtstreekse invloed op het dagelijkse leven van buurtbewoners, handelaars en bedrijven en liggen daardoor zeer gevoelig. De betrokkenheid van deze actoren en de maatschappelijke relevantie is dan ook niet te onderschatten. Een correcte en open communicatie vanaf het vroegste stadium bezorgt de omwonenden een gevoel van betrokkenheid en creëert op die manier het nodige maatschappelijke draagvlak.
Planning en voorbereiding Informeer de bewoners al vanaf de eerste terreinmetingen. Zij merken echt wel dat er iets op til is. Leg in een infobrief uit welke werken er op komst zijn, zelfs al laat de uitvoering nog enkele jaren op zich wachten en ligt het traject nog niet helemaal vast. Op dit moment kan reeds een eerste infovergadering georganiseerd worden. Zonder in te gaan op details kan het algemene concept worden besproken. De nadruk ligt op het maatschappelijke belang van de werken. Tegelijk kan in duidelijke taal worden uitgelegd welke stappen nog gezet moeten worden vooraleer het project in uitvoering gaat. In deze fase kan ook aandacht worden besteed aan de relevante tussenkomsten van de aanwezige buurtbewoners of wijkcomités. Opmerkingen en suggesties ter verbetering kunnen immers in het detailontwerp nog worden verwerkt. Mogelijk komen er bruikbare creatieve oplossingen uit het publiek, die het Minder Hindergevoel zullen versterken en het draagvlak voor de uit te voeren werken vergroten. Ondernemersverenigingen of buurtbewoners krijgen de mogelijkheid een afgevaardigde aan te stellen, die het project kan opvolgen namens de buurt en/of de lokale handelaars en ondernemingen. Vlak voor de start van de werken wordt best nog een tweede informatievergadering georganiseerd voor de buurtbewoners en lokale handelaars. Op dat moment is de aannemer gekend en kan het project in detail worden toegelicht. De timing en fasering van de werken kunnen uitvoerig besproken worden, samen met de maatregelen die de aannemer zal nemen om de hinder voor de buurt te beperken. Om verkeershinder en overlast voor omwonenden tot het minimum te beperken, kunnen de werken best gefaseerd worden uitgevoerd. Een nieuwe fase start pas als de voorgaande fase (grotendeels) is afgewerkt. Verwittig de omwonenden telkens een fase is afgerond en een nieuwe start. Op deze manier hebben zij een goed zicht op de vordering van de werken. Niet enkel de omwonenden hechten belang aan een goede communicatie, ook wie dagelijks de weg in kwestie gebruikt, wil op de hoogte zijn. Zo kunnen al een maand vooraf aankondigingen geplaatst worden langs de weg. Op die manier wordt de automobilist tijdig geïnformeerd en is hij voorbereid op de werken en de omleidingroutes. Timing is cruciaal, zeker als er in naburige gemeenten ook gewerkt wordt. Kijk dus over de gemeentegrenzen heen. Stem uw werken en de omleidingen af op eventuele werken in andere gemeenten en zorg ervoor dat de omleidingen aanvaardbaar blijven (denk aan de schoolkinderen – traject huis-werk – bus- en tramverkeer - ….) Een goede signalisatie is bepalend voor het succes van een omleidingroute. Signalisatie wordt ontwikkeld volgens het geldende ministeriële besluit. Werken worden pas aangevat na goedkeuring van verkeersregeling en signalisatie. Bij belangrijke omleidingen moeten de signalisatieborden en omleidingroutes vooraf worden voorgelegd aan een afvaardiging van lokale handelaars, bewoners en weggebruikers om hun efficiëntie en effectiviteit te testen.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
6/60
Op de werf zelf tenslotte worden informatiepanelen geplaatst om te informeren over het project. Wat niet mag ontbreken is het doel van het project, de timing en contactinformatie voor eventuele vragen. Simulatiebeelden van hoe de straat/werf er in de toekomst gaat uitzien zijn een aardige extra.
Tijdens de werken Maar ook tijdens de werken valt de communicatie niet stil. Organiseer wekelijks een werfvergadering, waarop de projectleider de vordering van de werken kan bespreken. De afgevaardigde van de buurtbewoners en/of handelaars kan deze vergadering deels bijwonen. Wanneer kleine of grotere ongemakken rechtstreeks kunnen besproken en opgelost worden, verhoogt het wederzijdse begrip tussen de omwonenden en de aannemer. Een goede communicatie over het verloop van de werken en eventuele moeilijkheden die de aannemer bij de uitvoering ervan ondervindt, zorgt in elk geval voor meer begrip en geduld van de betrokkenen. Naast de mondelinge informatie die op de werf kan bekomen worden, worden best op regelmatige basis infobrieven onder de buurtbewoners verdeeld. Via deze brieven kan je de bewoners inlichten over de planning van de werken op korte en lange termijn en de huidige stand van zaken. Alle vragen (van burgers, journalisten, verenigingen) worden best doorverwezen naar een vooraf vastgelegde contactpersoon. Dit kan een projectleider, verantwoordelijke werfcommunicatie of specifieke woordvoerder zijn. Zo kom je als organisatie naar buiten met een ‘gezicht van de werf’. Deze contactpersoon kan de burger actief betrekken bij het project, wat een draagvlak creëert en zorgt voor acceptatie van de werken. Het is belangrijk een contactfiche op te stellen met alle nodige contactgegevens om de vragen door te verwijzen. Deze fiche wordt beschikbaar gesteld aan alle medewerkers. Tijdens de uitvoering van de werken is het belangrijk enkele tijdsregels in acht te nemen: 1. De 10-minutenregel Bij incidenten met grote gevolgen (waterlek, brand, stroompanne, …) moeten alle verantwoordelijken binnen de 10 minuten gecontacteerd zijn. Een degelijk uitgewerkt noodplan is een eerste vereiste, doch dit kan slechts zijn vruchten afwerpen als alle betrokken partijen hiervan op de hoogte zijn. Voorzie een papieren versie van het noodplan in de werfkeet. Echter niet alle incidenten hebben betrekking op gevaar en/of veiligheid. Het plaatsen van zwarte vlaggen in de tuinen van woningen die onteigend zullen worden, is evenzeer een incident dat binnen de 10 minuten gemeld moet worden aan de bevoegde crisisexpert. 2. De 2-dagenregel Handelaars of bewoners die individuele hinder gaan ondervinden (zoals een afgesloten oprit of abnormale geluids-, trillings- of stofhinder) moeten minstens 2 dagen vooraf per brief op de hoogte worden gebracht. 3. De 14-dagenregel Periodes met grote hinder (afsluiten toegang garage, werken aan het elektriciteitsnet, …) voor handelaars, omwonenden of weggebruikers moeten minstens 2 weken op voorhand per brief worden aangekondigd in de betrokken straten. In dit geval wordt best een informatieactie uitgewerkt: bewonersbrief in de bus, persartikel in de krant, informatiebord langs de weg, enz. Bij grote hinder worden alle mogelijke doelgroepen in kaart gebracht en rond de tafel gevraagd. Oplossingen kunnen uitgewerkt worden om de hinder en de schade tot een minimum te beperken. Zo breng je de betrokkenen ook op de hoogte dat de werken tijdelijk, beperkt en ter verbetering van de oude situatie worden uitgevoerd. Om dit goed voor te bereiden zijn 14 dagen de vereiste minimum voorbereidingstermijn.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
7/60
4. De 72-urenregel Men kan veel plannen, maar niet alles. Soms moeten er buiten de vooropgestelde planning werken worden uitgevoerd. 72 uren geldt hier als de minimum voorbereidingstijd om de noodzakelijke informatieactie te organiseren. Voor individuele hinder mag er echter niet afgeweken worden van de 14-dagenregel.
Na de werken Door de organisatie van een tevredenheidonderzoek na afloop van de werken, kunnen zowel particulieren als handelaars aangeven hoe zij de infrastructuurwerken in hun buurt ervaren hebben. Het is een drempelverlagende manier om resterende klachten te weten te komen, ze op te lossen en zo de gepaste structurele maatregelen te kunnen treffen. Het tevredenheidonderzoek gebeurt enkele weken voor de voorlopige oplevering, zodat de aannemer nog ter plaatse is voor eventuele herstellingen of aanpassingen. Tot slot: Niet communiceren bestaat niet. De boodschap is dan immers: u, bewoner/klant interesseert mij niet. Informeren op zich neemt de hinder niet weg, maar maakt deze wel meer aanvaardbaar.
2. Hoe communiceren? Niet alleen het tijdstip van de communicatie is belangrijk, maar zeker ook de manier waarop dit gebeurt. Enkele vuistregels kunnen hierbij alvast helpen: Hou de informatie begrijpelijk en op persoonlijk niveau. Door uzelf in te leven in de leefwereld van het publiek (en hun verzuchtingen) legt u makkelijker persoonlijke contacten. Door te focussen op de positieve gevolgen die de werken zullen hebben, zal het publiek sneller begrip tonen voor de situatie. Zorg ervoor dat u eerst zelf alle nodige én juiste informatie hebt, voor u het publiek inlicht. Dit geeft u de mogelijkheid om lastige vragen voor te bereiden. Denk eraan dat de behoefte aan (de soort) informatie verschilt van werkfase tot werkfase. Laat de werf voor zich spreken. Door informatiepanelen te plaatsen met vermelding van het doel van het project, de timing en contactinformatie, zijn al veel vragen opgelost. U kan eventueel ook een spreekuur organiseren om de omwonenden de kans te geven hun individuele problemen te bespreken. Een nette werf en werfomgeving draagt eveneens bij tot meer goodwill van de omwonenden. Minimaliseer de hinder voor de burgers niet. Hou hierbij de tijdsregels in acht (10-minutenregel, 2dagenregel, 14-dagenregel, 72-urenregel) Wees op uw hoede bij hoorzittingen en let op wat u toont. Mensen maken geen verschil tussen een ontwerp en een definitief plan. Een hoorzitting mag geen klaagzang van één persoon worden. Voorzie tijd achteraf voor individuele vragen en maak dat kenbaar. Plaats de signalisatie doordacht en zorgvuldig, zodat borden elkaar niet tegenspreken. Test de signalisatie indien mogelijk zelf uit. Duid aan hoe handelaars en bedrijven bereikbaar blijven. Maak je informatie toegankelijk voor een breed, niet-technisch publiek. Toon vanaf het begin hoe het eindresultaat er zal uit zien. Toon plaatsjes, geen plannen. Hang tijdens infovergaderingen plannen uit in de zaal zodat ieder individu kan nagaan wat de werken aan en nabij hun woonst juist inhouden. Geef een realistische planning en maak ze niet te nipt. Maak een onderscheid tussen projectduur en hinderduur.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
8/60
II. Minder Hinderclausules voor opmaak van typebestekken voor infrastructuurwerken
Inhoud 1. Bepalingen in het bestek ten aanzien van de toegankelijkheid van de zwakke weggebruiker en mensen met een handicap en doorstroom van het verkeer in de kruisstraten van de werfzone 2. Expliciete beschrijving van de toegankelijkheidsbepalingen met afmetingen en minimumvereisten 3. Plaatsen van voetgangers- en fietsbruggen 4. Acties en sancties van de opdrachtgever bij schade aan werkzone of milieu 5. Algemene maatregelen, wegverkeer en signalisatie 6. Opname van fasering in bestek 7. Opmaak van een signalisatieplan 8. Milieuzorgmaatregelen 9. Ter beschikking stellen van gronden van de bouwheer 10. Plaatsing van Minder Hindersteenslag of een ander voorlopig materiaal 11. Verhardingen – Bestrating en betonstraatstenen 12. Rioleringen en afvoer van water 13. Rioleringen en afvoer van water aangelegd in een sleuf 14. Instandhouding bestaande waterafvoer
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
9/60
Aan Hoofdstuk I .1. van het SB 250 worden volgende voorschriften toegevoegd: 1. Bepalingen in het bestek ten aanzien van de toegankelijkheid van de zwakke weggebruiker en mensen met een handicap en doorstroom van het verkeer in de kruisstraten van de werfzone Gedragscode bij uitvoering van infrastructuurwerken voor het draaglijk maken van de hinder 1. Inleiding Grote en kleine infrastructuurprojecten brengen hinder met zich mee en zijn in vele gevallen niet populair omwille van de negatieve effecten zoals onteigeningen en ruimtelijke beperkingen. Omwille van de hinder die de burgers moeten ervaren in dienst van het openbaar nut, is het heel belangrijk dat de overheden en nutsmaatschappijen op het terrein begrip tonen voor de belangen en de bezorgdheden van de omwonenden. Het gaat meestal immers niet om plannen die uitsluitend ambtelijk worden voorbereid en uitgevoerd, maar tevens om projecten met een grote onderlinge samenhang en maatschappelijke relevantie. Daarom hebben wij als overheid/gemeente een prioritair actieprogramma "Zorg voor omwonenden" opgesteld. De klemtonen van dit programma liggen op een zorgvuldige voorbereiding en een adequate communicatie van het project. Zo zal project voortaan worden beoordeeld op zijn maatschappelijke impact, in samenhang met ecologische, hydraulische en economische factoren. Anderzijds wordt reeds vóór de aanvang van de werken een communicatielijn uitgetekend om misverstanden te voorkomen. Heel belangrijk is ook de houding van de uitvoerders op de werf. Omdat het veel gemakkelijker is zijn gedrag te bepalen als de normen zijn vastgelegd, werd een "Gedragscode bij uitvoering van infrastructuurwerken voor het draaglijk maken van de hinder" opgesteld. Deze gedragscode is meer dan een intentieverklaring. Het is de beleving van een nieuwe cultuur die de omwonende centraal stelt. Door het toevoegen aan het lastenboek van een aantal bepalingen omtrent werkorganisatie, bereikbaarheid en signalisatie moet de hinder bij infrastructuurwerken tenslotte een stuk draaglijker worden. 2. Werkmethode De aannemer dient zijn werf dusdanig te organiseren dat de hinder voor aangelanden en verkeer tot een minimum beperkt blijft. Hierbij wordt onder meer rekening gehouden met omleidingen en toegankelijkheid. De werkfases dienen in elk geval zo opgevat te worden dat opbraak, aanleg van riolering, uitvoering van huisaansluitingen en herstel van wegenis als één aaneengesloten geheel vorderen. Eens de werken aangevangen, moet non-activiteit op de werven vermeden worden, vooral wanneer wegen moeten worden afgesloten, of verkeersbelemmeringen kunnen optreden. De opslag van materialen op de openbare weg of op openbare terreinen moet beperkt worden tot de hoogst noodzakelijke termijn. Opgegraven materiaal op de openbare weg of op openbare terreinen is slechts toegelaten voor een korte termijn. Toegangswegen voor voetgangers en fietsers dienen te allen tijde op een veilige manier gegarandeerd te worden. Toegangswegen voor voertuigen moeten zo lang en zoveel mogelijk gevrijwaard blijven gedurende de werken. ’s avonds, ‘s ochtends en tijdens de weekends zijn de toegangen tot de woningen, bedrijven, winkels e.d. te verzekeren.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
10/60
Enkel duidelijke, onbesmeurde en onbeschadigde signalisatie, barelen, schuttingen en verkeersborden mogen worden gebruikt. De werken dienen inzonderheid langs of in woonstraten een ordelijk verloop te hebben, o.a. stapeling van materialen, opstelling van machines, beperking van stofvorming of modder, goede planning en opeenvolging van de diverse activiteiten e.d. De aannemer is ertoe gehouden de aanbestedende overheid onmiddellijk in te lichten wanneer er zich problemen met de nutsleidingen voordoen. 3. Materieel De aannemer zal er aandacht aan besteden enkel materieel te gebruiken dat aangepast is aan de lokale omgeving en de grootte van de opdracht. Hierbij gaat de aandacht vooral uit naar: - grootte van het materieel - geluidshinder en trillingen - uitscheiding van uitlaatgassen - stofhinder, plasvorming of modderige toestanden - wendbaarheid (o.a. van de voertuigen) - mogelijk risico voor de bevolking - mogelijk risico voor schade aan eigendommen 4. Werknemers Het personeel van de aannemer moet in het bezit zijn van een identificatie. Alle werknemers moeten een identificatie op hun bovenkledij of hoofddeksel dragen. Het aannemerspersoneel moet tegenover iedereen op en langs de werken en onder alle omstandigheden, handelen met beleefdheid en het grootste respect. De leidende ambtenaar / verantwoordelijke van de bouwheer, kan verzoeken om de verwijdering van de werf van elke werknemer die zich niet houdt aan de opgelegde gedragscode. Het aannemerspersoneel moet rekening houden met elk redelijk verzoek van de bevolking. Verzoeken waarvan geoordeeld wordt dat zij niet tot de normale taken van de aannemer behoren, zullen onmiddellijk worden doorverwezen naar de leidend ingenieur / bevoegde ambtenaar. De aannemer duidt een verantwoordelijke aan tot wie de omwonenden zich kunnen richten voor eventuele vragen of opmerkingen. 5. Klachten Personen met klachten worden aangeraden rechtstreeks contact op te nemen met de werfleiding. Elke klacht, mondeling of schriftelijk, moet binnen 24 uur worden doorgegeven aan de leidende ambtenaar. 6. Informatieverstrekking De aannemer zal zich, conform het bestek, strikt houden aan de goedgekeurde planning. De gemeente/stad zal op diverse wijzen de bevolking inlichten omtrent de vooruitgang der werken. De aannemer zal hieraan zijn medewerking verlenen en zal ondermeer schriftelijke informatie voorzien voor de leidende ambtenaar aangaande de gedetailleerde timing van de verschillende bouwfases. De aannemer dient volgende verwittigingtermijnen te respecteren (hierdoor heeft de leidende ambtenaar één week de tijd om diegenen die erbij betrokken zijn te informeren). Indien enkel woonhuizen betrokken zijn: 3 weken Indien handelszaken betrokken zijn: 4 weken
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
11/60
7. Onderaannemers De aannemer zal alle onderaannemers opdracht geven zich te houden aan de instructies van de gedragscode. De aannemer wordt verantwoordelijk gesteld voor het al dan niet naleven van de gestelde eisen door de onderaannemers. 8. Coördinatievergadering De gemeente/stad belegt in deze fase zo spoedig mogelijk een coördinatievergadering, na kennisgeving van de gunning aan de aannemer. Op deze coördinatievergadering worden uitgenodigd: de leidende ambtenaar, de aannemer, de exploitanten van de nutsinstallaties en andere betrokken technische partners. De aannemer of zijn afgevaardigde dienen aanwezig te zijn op deze vergadering. Op deze vergadering wordt door de aannemer een planning voorgelegd die de andere aanwezigen toelaat de voorziene vooruitgang van het werk te kennen. De aannemer wordt er uitdrukkelijk op gewezen dat hij persoonlijk en schriftelijk de concessiehoudende diensten (De Lijn, NMBS, ……), tijdig moet verwittigen nopens de aanvang en het verloop van zijn uitvoering.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
12/60
Aan Hoofdstuk I .- Art. 30 §1 van het SB 250 worden volgende voorschriften toegevoegd: 2. Expliciete beschrijving van de toegankelijkheidsbepalingen met afmetingen en minimumvereisten 1. Toegankelijkheid In alle omstandigheden dient de aannemer tijdens de aanleg van een riolering in de rijweg een goed berijdbare verharding te behouden of nieuw te voorzien en dit zowel voor, achter als zijdelings van de graafwerken. De rijweg is zuiver en vrij van grote plassen te houden. 2. Riolering in de rijweg In geval de riolering voorzien is in de rijweg is het slechts toegestaan de verharding maximum 50m vóór de sleuf op te breken behoudens technische noodwendigheden in samenspraak met de leidend ingenieur. Enkel indien onmiddellijk na de opbraak een tijdelijke steenslag wordt aangebracht, mag de verharding over een grotere afstand worden opgebroken. De leidende ambtenaar / ingenieur neemt de beslissing omtrent de grootte van deze opbraak. Deze tijdelijke steenslag wordt dermate aangebracht en onderhouden dat ze tegen een beperkte snelheid kan worden bereden.
Indien tengevolge van de aanleg van de riolering, hetzij één weghelft moet worden opgebroken en hersteld, hetzij de volledige weg moet worden opgebroken, dan wordt onmiddellijk na het plaatsen van de riolering de onderlaag van de fundering aangebracht, volgens de beschrijving van hfst. V § 4.2. van de Aanvullingen van Aquafin aan SB250 (zie bijlage 2).
De aannemer zorgt er voor dat het hoogteverschil tussen de onderlaag van de fundering en de bestaande verharding wordt uitgevlakt ter hoogte van de inritten. Het uitvlakken van de toegang ter hoogte van elke oprit met steenslag wordt per stuk in de meetstaat in rekening gebracht. In de eenheidsprijs zijn per oprit alle kosten te begrijpen voor het leveren van de steenslag, het aanbrengen, het tussentijds even wegnemen en terugaanbrengen van de steenslag en tenslotte het verwijderen en afvoeren van de steenslag bij het aanbrengen van de definitieve verharding.
Voet- en vrij liggende fietspaden worden zolang mogelijk behouden en worden slechts dan opgebroken als de heraanleg onmiddellijk volgt.
3. Riolering buiten de rijweg In geval de werken zich buiten de rijweg bevinden (weiland, akkerland, bouwgronden, bossen of onverharde bermen) geldt voor weilanden, akkerlanden en tuinen dat alles wordt aangevuld en teruggeplaatst tot 30 cm onder het maaiveld. De afgegraven teelaarde blijft dus gestapeld binnen de werkzone. Na uitvoering van de diverse proeven en van zodra de werkzone niet meer als werfweg dienstig is, moet de aannemer de terreinen volledig afwerken inclusief het inzaaien (indien voorzien), het terugplaatsen van omheiningen, drinkbakken en andere plaatselijke elementen. Ook de onverharde bermen worden op dezelfde manier benaderd. De aandacht wordt wel gevestigd op de inritten en andere toegangswegen die hierbij gekruist worden. Hier wordt ofwel de definitieve verharding teruggeplaatst of een tijdelijke steenslagverharding aangebracht, die in de post voor tijdelijke steenslagverharding van het voorgaande wordt vergoed.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
13/60
Aan Hoofdstuk I .- Art. 30 §1 van het SB 250 worden volgende voorschriften toegevoegd:
3. Plaatsing van voetgangers- en fietsbruggen De nodige maatregelen moeten genomen worden opdat de toegang/bruikbaarheid van aangelande eigendommen steeds verzekerd blijft. Daartoe dienen bij het opbreken van gemeentelijk openbaar domein personenbruggetjes, voorzien van zijdelingse steunen, behoeve van de voetgangers, respectievelijk aangepaste platen in staal, ten behoeve van andere verkeer, te worden geplaatst.
de het ten het
Technische voorschriften Een voetgangersbrug is een niet-vervormbaar (onder normale gebruiksomstandigheden) paneel, voorzien van anti-slip-bodem (bijv. aluminium traanplaat) en tenminste 1m breed. Het paneel is langs weerszijden voorzien van leuningen.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
14/60
Aan Hoofdstuk I.1 van het SB 250 worden volgende voorschriften toegevoegd:
4. Acties en sancties van de opdrachtgever bij schade aan werkzone of milieu Straffen 1. Straffen schade werkzone Vaststelling van inbreuken op de voorschriften betreffende bezetting en herstelling van werkzone worden beboet met minimum 125 euro per inbreuk of 25 euro per kalenderdag dat de inbreuk niet is opgegeven of hersteld. 2. Straffen schade aan milieu Vaststelling van inbreuken met schade aan het milieu voor gevolg – zoals het verpompen en/of lozen van afvalwater in het oppervlaktewater, ingraven van rest- of afvalstoffen, verontreiniging van grond door lekkende brandstof of olie e.d. – worden beboet met een éénmalige boete van minimum 500 euro of 250 euro/dag aan dagelijkse boete zolang dat de inbreuk niet is opgeheven.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
15/60
Aan Hoofdstuk I .- Art. 30 §1 van het SB 250 worden volgende voorschriften toegevoegd:
5. Algemene maatregelen, wegverkeer en signalisatie 1. Algemeen Het voetgangersverkeer moet steeds in behoorlijke omstandigheden kunnen gebeuren. De aannemer wordt er in dit verband op gewezen dat alle bouwsleuven en bouwputten voor riolering, collectoren, persleidingen, toegangs- of verbindingsputten en andere kunstwerken, grenzend aan of gelegen in de rijweg, dienen afgesloten te worden met een verticale afsluiting van 2 m hoogte, zodanig dat de veiligheid van voetgangers, fietsers en andere weggebruikers is verzekerd. De aannemer dient er steeds zorg voor te dragen dat de rijwegen en fietspaden zuiver zijn en vrij van grondresten e.d. In de straten waar het doorgaand verkeer mag onderbroken worden, dient de aannemer er steeds zorg voor te dragen dat de toegang tot de aanpalende eigendommen en gebouwen steeds verzekerd is voor de brandweer, ziekenwagens, ophaaldiensten, politie e.d. behalve ter hoogte van bouwputten en sleuven ingevolge technische noodwendigheid.
(*) Mogelijke toevoeging => De aannemer brengt dagelijks bij het einde van de werkdag de brandweer op de hoogte van de plaats waar het zwaar materiaal, zoals voertuigen en machines, werden achtergelaten op het openbaar terrein zodat dit geen belemmering kan vormen voor de interventies van de brandweer of andere noodinterventieteams.
In de straten waar doorgaand verkeer mag worden onderbroken, dient de aannemer er bij de opmaak van zijn planning, rekening mee te houden dat de duur van de verkeersonderbreking tot het strikte minimum wordt beperkt. De bouwheer zal in die zin niet toestaan dat hinderende of toegankelijkheid beperkende werken :
worden gestart kort voor een lange verlofperiode van de aannemer (langer dan 1 week); onvoltooid, tijdelijk worden verlaten voor een periode langer dan twee werkdagen.
De aannemer zal tijdig (ten laatste 14 dagen vóór de aanvang van de verkeershinder) contact opnemen met de betreffende maatschappijen en besturen van het openbaar vervoer en schoolbusvervoer. De bebakening van de tijdelijke constructies, de signalisatie van de werken binnen de “werkzone”, de afsluitingen e.d. inbegrepen, het leveren en onderhouden van de materialen zijn een last van de aanneming. 2. Aankondigingborden langs invalswegen en aanpalende wegen Definitie aankondigingborden: aankondigingborden zijn verkeersborden die de start van de werken of een bepaalde werfactie tijdig aankondigen. Bijvoorbeeld: aankondigingborden worden geplaatst op de invalswegen naar een straat waar er gewerkt zal worden en worden minimum 14 dagen vooraf of zo mogelijk 1 maand voor de start van de werken in gebruik gesteld. Op deze manier wordt de burger tijdig geïnformeerd en is hij voorbereid op de werken en de omleidingwegen.
De aannemer staat in voor de opmaak, onderhoud en plaatsing van infoborden langs de wegen.
De aannemer zorgt voor de nodige borden per werf (te bepalen op basis van grootte van het werk).
De grootte van ieder bord is 2,5*3 meter (te bepalen op basis van de grootte van het werk en/of de buurt en/of /ligging van de werken).
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
16/60
De borden dienen uit degelijk materiaal te bestaan zodat zij de volledige werfperiode kunnen gebruikt worden.
De inhoud (de boodschap) wordt bepaald door de opdrachtgever. De inhoud kan veranderen naargelang de fasering en werfsituatie.
De kleur, het lettertype en de lettergrootte wordt bepaald door de opdrachtgever => zie bijvoorbeeld richtlijnen van AWW.
De locatie van de infoborden wordt bepaald door de opdrachtgever in samenwerking met de verkeerspolitie.
De opdrachtgever bepaalt wanneer de borden moeten geplaatst worden door de aannemer en wanneer zij dienen verwijderd te worden.
De bepalingen in deze paragraaf gelden niet voor omleidingborden.
Expliciet aan derden toe te wijzen vernielingen kunnen niet ten laste van de aannemer gelegd worden. De opdrachtgever zal de aannemer vergoeden voor zulke herstellingen op basis van reële prestaties.
3. Specifieke vergunningen De aannemer staat in voor het bekomen van noodzakelijke andere vergunningen, zoals verkeersomleidingen en –signalisatie, toelating tot tijdelijke ingebruikname van delen openbaar domein, milieu- of exploitatievergunning, enz., en dit als aannemingslast. 4. Wekelijkse afhaling huisvuil Voor zones die niet bereikbaar zijn door de ophaaldiensten (dit wordt enkel bepaald door de leidende ambtenaar): tijdens de werken wordt bij elke ophaalbeurt het huisvuil (gewoon en groot), het papier of karton, GFT-zakken en PMD-zakken vóóraf door de aannemer naar groeperingplaatsen gebracht naast de rijstrook waar het door de ophaaldienst, zonder het verkeer te hinderen, kan opgeladen worden, zonder telkens de werfzone te moeten kruisen. Containers worden eveneens naar de rand van de werfzone gebracht (zodat ze door de ophaaldienst gemakkelijk kunnen geledigd worden); ze worden daarna terug naar de oorspronkelijke plaats gebracht. Door de aannemer te begrijpen in zijn eenheidsprijzen. 5. Opruimen van de werf De aannemer is verplicht om regelmatig, minimaal 1x/week op vrijdagavond en bij het begin van elke vakantieperiode de werfzone op te ruimen (vooral her en der verspreide materialen, hoopjes, e.d.) zodat de werf ordelijk en net wordt achtergelaten. De instructies van de leidende ambtenaar hieromtrent zullen strikt opgevolgd worden. 6. Reinigen en onderhoud van het wegennet De aannemer is verantwoordelijk voor alle schade die berokkend wordt aan het wegennet door de uitvoering van de werken. Vóór het begin der werken, en op zijn kosten, moet de aannemer een staat van bevinding opmaken in akkoord met de beheerder van het wegennet. In geen geval kan de aanbestedende overheid ter verantwoording geroepen worden om de gebeurlijke schade te dekken, de aannemer blijft hier uitsluitend verantwoordelijk. Gedurende de volledige duur der werken worden de rijbanen, fietspaden en trottoirs in de onmiddellijke nabijheid van de bouwplaats behoorlijk gereinigd, onderhouden en in volmaakte staat en werking gehandhaafd op kosten van de aannemer. Hij is verantwoordelijk voor de ongevallen die zouden voortspruiten uit een gebrek van onderhoud. Hij treft tevens de nodige maatregelen om alle stofvorming op de werf tegen te gaan. De aanbestedende overheid herinnert de aannemer aan de voorschriften van artikel 9 van de Wegcode. Het nodigt hem ertoe uit, in geval de voertuigen van de onderneming schade aan de wegenis dreigen te veroorzaken, ten gepaste tijde met de beheerders der wegen de nodige
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
17/60
schikkingen te treffen wat het herstel der wegen betreft die gebeurlijk door het voertuigenverkeer der aanneming of door de werken zouden beschadigd worden. Na voltooiing van de werken is de aannemer verplicht om, op zijn kosten, de bouwplaats en de omgeving der werken grondig te reinigen, en dit overeenkomstig de aanduidingen van de leidende ambtenaar, in overleg met het Gemeente-/Stadsbestuur en de Administratie Wegen en Verkeer. Indien, na aanmaning genoteerd in het dagboek, binnen de 24 uren hieraan geen gevolg wordt gegeven, is de aanbestedende overheid gemachtigd op kosten van de aannemer de in de aanmaning opgelegde maatregelen te treffen.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
18/60
Aan Hoofdstuk I .- Art. 30 §1 van het SB 250 worden volgende voorschriften toegevoegd:
6. Opname van fasering in bestek 1. Werkmethode bij 1 fase Tenzij anders vermeld in het bijzonder bestek wordt een één-fasige werkmethode toegepast. D.w.z. dat : 1.1.
de opbreekwerken maximaal 50 m (bij aansluitingen is 100m toegelaten) voorlopen op de rioleringswerken, behoudens technische noodwendigheden in samenspraak met de leidende ambtenaar;
1.2.
na het plaatsen van de buizen, de sleuf onmiddellijk wordt aangevuld en een steenslagfundering, overeenkomstig art. V - 4.2 van de Aanvullingen van Aquafin aan het SB 250 (zie bijlage 2), onmiddellijk wordt aangebracht.
De aannemer schenkt hierbij de nodige aandacht aan de toegankelijkheid, die in een hierna volgend punt wordt besproken. 2. Werkmethode bij meerdere fasen Indien het totale project in meerdere afzonderlijke fases wordt opgesplitst (bijv. straat per straat, als gevolg van mogelijke omleidingen) dan zal dit in het bijzonder bestek vermeld worden. Binnen elke afzonderlijke fase zijn de bepalingen van de één-fasige werkmethode van toepassing. Het staat de aannemer vrij suggesties te doen om:
de werken in meerdere fases uit te voeren
verschillende fases gelijktijdig uit te voeren
indien hierdoor de hinder voor de omwonenden kan worden beperkt en dit zonder prijsconsequenties voor de bouwheer. Hij heeft hiervoor de goedkeuring nodig van de bouwheer en van de leidende ingenieur (studiebureau) en dient uiteraard zelf in te staan voor het verkrijgen van een door de gemeente/stad goedgekeurd omleiding- en signalisatieplan. Wanneer meerdere fases van toepassing zijn, gelden uiteraard ook de regels voor een vlotte toegankelijkheid, die hierna aan bod komen.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
19/60
Aan Hoofdstuk I .- Art. 30 §1 van het SB 250 worden volgende voorschriften toegevoegd:
7. Opmaak van een signalisatieplan 1. Signalisatie van wegomleggingen De onderstaande richtlijnen zijn enkel van toepassing op de uitvoering van de signalisatiewerken van wegomleggingen voor het doorgaand verkeer langs de werf zelf of in de omleggingwegen. De aan te brengen en in rekening te brengen signalisatie is overeenkomstig deze welke voorkomt op het gedetailleerd signalisatieplan voor elke fase van de werken. De signalisatie met betrekking tot de eigenlijke beveiliging van de “werkzone(s)”, bouwputten e.d. is een last van de aanneming. De signalisatie-uitrusting welke de werfzone afsluiten op de kop, maken deel uit van de wegomlegging. Alle signalisatie behorende bij welke zich binnen nieuw vermelde afsluitingen bevinden, zijn een last van de aannemer. Bij de aanbestedingsdocumenten is een (voorlopig) omleidingplan gevoegd, opgemaakt volgens de verkeersafwikkeling op datum van aanbesteding. Deze plannen dragen de goedkeuring van de bevoegde instanties (gemeente, politie, bestuur der wegen, ...). Het door de aannemer opmaken van het (definitief) signalisatieplan per fase en het laten goedkeuren, is een last van de aanneming. Voor het aanbrengen van de signalisatie geldt het ministerieel besluit alsook de bijgevoegde bepalingen in verband met signalisatie die hieronder staan vermeld. De wegbebakening moet worden aangepast en de niet noodzakelijke verkeerstekens moeten degelijk worden afgedekt of weggenomen in de volgende gevallen: 1. bepaalde vakken van de aanneming voor het verkeer worden opengesteld; 2. telkens als de werken gedurende een langere periode onderbroken worden. De signalisatie van de wegomlegging wordt in de opmetingsstaat weergegeven per fase. Ze dient door de aannemer aan de hand van het goedgekeurde signalisatieplan te worden in rekening gebracht. De betaling van de signalisatie gebeurt eveneens per fase. Elke post omvat het leveren, huren, plaatsen, onderhouden, instandhouding, afdekken en verwijderen van de signalisatie. De eenheidsprijzen voor deze posten zijn van toepassing voor de volledige duur van de omleiding. De bouwheer kan in geen geval aansprakelijk worden gesteld voor beschadigde of gestolen borden. Beschadigde of gestolen borden dienen binnen de 12 uur na kennisname te worden vervangen. Met het oog op het vastleggen van de bestaande toestand van de wegenis waarover de wegomlegging van het verkeer moet verlopen, wordt voor wegomleggingen over secundaire wegen, lokale wegen en landbouwwegen in de meetstaat een afzonderlijke post voorzien (VHD, m) voor het opstellen van een tegensprekelijke plaatsbeschrijving met videobandopname. Het tegensprekelijk opstellen van een plaatsbeschrijving van de gebruikte wegen dient te gebeuren vóór de aanvang en op het einde van de doorgevoerde wegomlegging. Aan elk van de betrokken partijen wordt hiervan een exemplaar overgemaakt.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
20/60
Voor onderhavige opdracht zijn aanvullend volgende voorschriften van toepassing
2. Specifieke bepalingen in verband met verkeersafwikkeling Verkeersafwikkeling gedurende de uitvoering der werken, fasering en deeltermijnen Samenvatting basisprincipes: o
constant bestaande verhardingen
o
woonstraten: enkel plaatselijk verkeer buiten de werkuren
o
afwisselend verkeer met gekleurde lichten, deeltermijn
o
fietsers afstappen ter plaatse van de werkzone
o
werkzone op openbaar domein (50 m)
o
definitieve onderlaag steenslag ter plaatse van opgebroken verhardingen en ter plaatse van opritten voor toegankelijkheid met voertuigen.
3. Wegverkeer en verkeersomleggingen indien wordt afgeweken van het aanbestedingsplan De betaling van de borden, de wegenverf en de plaatsbeschrijving voor dit gewijzigd signalisatieplan zal gebeuren volgens de inschrijvingsprijs. Deze prijzen gelden eveneens voor de ganse duur van de omleiding. De werken mogen slechts aanvatten na goedkeuring van de verkeersregeling en de verkeerssignalisatie. De wegsignalisatie moet in overeenstemming zijn met de geldende ministeriële besluiten, omzendbrieven en latere aanvullingen ervan. De aannemer neemt dan te zijnen lasten: - het verkrijgen van de toestemming van de beheerders van de wegen waarover de omleiding loopt - het verkrijgen van de toestemming van de gemeentebesturen die binnen de uitgestrektheid van de werf vallen om het mogen signaleren van de werken.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
21/60
Aan Hoofdstuk I .- Art. 30 §1 van het SB 250 worden volgende voorschriften toegevoegd 8. Milieuzorgmaatregelen 1. Algemene bepalingen Gedurende de werken houdt de aannemer zich aan de voorschriften zoals deze bepaald zijn in VLAREM I en II. Het is de aannemer ten strengste verboden afvalstoffen te laten rondslingeren, te sluikstorten, te verbranden, te begraven e.d. op de werf en in de nabijheid van de werf, zelfs wanneer de eigenaar van het perceel hiervoor gebeurlijk de goedkeuring zou geven. Het is de aannemer gedurende de werken ten strengste verboden om nieuwe lozingspunten te creëren (ook niet kortstondig!) van DWA - afvoer naar grachten, beken en/of rivieren. De aannemer zal op de werf alle voorzorgsmaatregelen nemen ter voorkoming van grondverontreiniging door oliën of brandstoffen. In het veld opgestelde machines (o.a. bemalingspompen, groepen e.d.) en voorraadtanks zijn met passende lek-beveiligingconstructies uit te rusten (conform de VLAREM voorschriften). Geluid- en trillingshinder moet op de werf worden beperkt. Hiervoor wordt verwezen naar de richtlijnen “Bouwmateriaal en Bouwmachines” van de Europese Gemeenschap en overgenomen door het Besluit Vlaamse Executieven van 30/7/92. Inbreuken hierop kunnen aanleiding geven tot het onmiddellijk stilleggen van de werf en onmiddellijke verwijdering van de werf van de verontreinigende toestellen en machines. 2. Afvalstoffen 2.1. Selectieve gescheiden inzameling van afvalstoffen en bouwafval op de werf De aannemer is verplicht op een selectieve wijze bouw- en wegenisonderdelen te slopen en op een gescheiden wijze te verzamelen en af te voeren, inclusief het op selectieve wijze inzamelen van afvalstoffen. De selectieve inzameling is minstens op elke werf te voorzien voor de volgende fracties: • gevaarlijk afval • schoon puin (niet verontreinigd) • metaal • restfractie De selectieve inzameling geschiedt in hiervoor geschikte containers en/of andere zakverpakkingen. Elke container of zakverpakking dient voorzien te worden van een duidelijk en blijvend opschrift. Gevaarlijk afval moet op wettelijke wijze worden opgeslagen en afgevoerd. 2.2. Selectieve sloop Er moet door de aannemer naar gestreefd worden de deelfracties van het puin en afval met volgende rangorde van prioriteiten te behandelen en/of te verwerken: 1. rechtstreeks herbruik op de werf 2. recyclagebedrijf 3. sorteerbedrijf 4. storten of verbranden Door de aannemer is voor elk van de afvalstoffen en puin vóór de aanvang van de werken een planvoorstel inzake afvoer- en behandeling aan de bouwheer ter goedkeuring voor te leggen.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
22/60
2.3. Afvoer van afvalstoffen en puin De aannemer staat in voor de selectieve afvoer van alle afvalstoffen naar een erkend sorteeren recyclagebedrijf of stortplaats. Alle puin is door de aannemer rechtstreeks af te voeren naar een puinbreekinstallatie. De aannemer dient ter bewijsvoering een kopie van elke vervoerbon of stortbon aan de bouwheer over te maken. 2.4. Gebruik (hergebruik) van puingranulaten De aannemer dient prioritair voorrang te geven aan de toepassing van puingranulaten ter vervanging van primaire granulaten, voor zover deze beantwoorden aan de voorschriften van hoofdstuk III van het Standaardbestek 250. Elke levering van puingranulaten dient gecertificeerd te worden door een keuringsattest afgeleverd door COPRO. 3. Opbraak asbestcementbuizen De aannemer is verplicht bij opbraak van asbestcementbuizen een selectieve opbraak en afvoer met een afzonderlijke container te voorzien, ongeacht de grootte van de diameter van de leiding (ook indien di < 300 mm). In de meetstaat is een afzonderlijke post voorzien voor deze selectieve afvoer.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
23/60
Aan Hoofdstuk I van het SB 250 wordt artikel 32 toegevoegd 9. Ter beschikking stellen van gronden van de bouwheer Voor de uitvoering van de werken op privaatgronden beschikt de aannemer over een werkstrookbreedte, zoals aangegeven op de plans. Binnen deze werkzone wordt alle schade, zoals cultuuren structuurschade en vergoedingen vergoed door de bouwheer. De aannemer dient voor de uitvoering van zijn werken zich zodanig te schikken en te organiseren dat alle werkzaamheden strikt en uitsluitend binnen deze voorziene werkzone hun verloop kunnen hebben (zie modelprofiel afpaling en inrichting werkzone onder bijlage). Het is de aannemer op generlei wijze toegelaten buiten deze werkzone te treden, zelfs niet voor de stapeling van materialen of gronden. Indien het voor de aannemer niet mogelijk is om de werken binnen de voorziene werkzone uit te voeren, is het de aannemer toegelaten om op eigen verantwoordelijkheid zelf te onderhandelen met de eigenaars/gebruikers om over een bredere werkzone te beschikken mits voldaan aan volgende cumulatieve voorwaarden: De leidend ingenieur voorafgaandelijk zijn schriftelijke goedkeuring geeft Voor de bijkomende onderhandelingen wordt het standaarddocument ‘Overeenkomst bijkomende werkzone – met inbegrip van terreinbeschrijving – tussen aannemer en eigenaar/gebruiker’ gebruikt. Voor de onderhandelingen starten wordt dit document ter goedkeuring voorgelegd aan de projectleider. (zie bijlage) De aannemer beschikt over de nodige vergunningen, machtigingen overeenkomstig het gebruik van de bredere werkzone De werkzone mag pas betreden worden van zodra de bijkomende onderhandelingen succesvol zijn afgerond en het ondertekend standaarddocument wordt overhandigd aan het bestuur. 1. Bezetting van de werkstrook Van de in te nemen gronden en werkzones wordt door de bouwheer een "plaatsbeschrijving vóór de aanvang van de werken" opgesteld inbegrepen de beschrijving van aanwezige drainleidingen, en ter ondertekening aan de aannemer voorgelegd. Bij betwisting van de gegevens dient de aannemer een tegensprekelijk plaatsbezoek te organiseren en een aanvullende plaatsbeschrijving, ondertekend door alle partijen, op te stellen. Ten minste 15 dagen vóór de effectieve bezetting van de bouwplaatsen en werkzones, dient de aannemer de Openbare Besturen en Diensten, eigenaars, huurders en/of gebruikers van de gronden schriftelijk te verwittigen. De aannemer dient rekening te houden met alle werkzaamheden die verband houden met het gebruik van deze gronden, zoals o.a.:
Het voorafgaandelijk afpalen van de werkzone met houten palen.
Alle nodige maatregelen treffen teneinde ongevallen te voorkomen aan eigenaars/gebruikers en hun eigendom. Wanneer weiden gedeeltelijk in gebruik worden genomen, dienen voorlopige afsluitingen van weideafsluitingspalen met prikkeldraad of andere bedrading (afhankelijk van de bestaande situatie) te worden geplaatst en dient de aannemer in te staan voor de bevoorrading van het vee met drinkwater. De aannemer dient er in het bijzonder de nodige zorg en aandacht te schenken aan het steeds afsluiten van de afsluitingen en toegangshekken van weiden tijdens de uitvoering van de werken. De afgegraven teelaarde en de dieper gelegen uitgegraven gronden zijn verplichtend binnen de voorziene werkzone op het perceel zelf gescheiden te stapelen. De afvoer van teelaarde en de daaronder gelegen eerste meter uitgraving van elk der percelen is niet
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
24/60
toegelaten. Enkel bij bouwputten van grote kunstwerken mag de overtollige teelaarde en bovenste eerste meter worden afgevoerd.
Aan de eigenaar en huurder de mogelijkheid verlenen het vee te verplaatsen, de oogst op te halen en alle doorgangsmogelijkheden verstrekken die redelijkerwijs aanvaardbaar zijn.
Het aantal doorgangen in de afsluitingen tot een minimum beperken en deze zo vlug mogelijk in de oorspronkelijke staat herstellen.
Naargelang van de vooruitgang van de werken, de terreinen met inbegrip van de afsluitingen, muren, afwatering enz, evenals de openbare wegen die gebruikt werden als toegang tot de werf in hun oorspronkelijke staat herstellen.
De aanwezigheid van draineerbuizen tegensprekelijk laten vaststellen en laten ondertekenen door de eigenaar of uitbater van het perceel of door de beheerder van het openbaar domein en door de leidende ingenieur / ambtenaar. Deze plaatsbeschrijving dient alle gegevens te bevatten over de draineerbuizen, zoals diameter, materiaal, diepte, tussenafstanden, ligging t.o.v. vaste merktekens enz.
2. Afpaling van de werkzone met houten palen In weiland dient een tijdelijke weideafsluiting – gelijkwaardig aan de bestaande afsluiting – te worden voorzien. Deze tijdelijke afsluiting blijft ter beschikking van de eigenaar/gebruiker. In de meetstaat wordt een post voorzien voor ‘Plaatsen en laten staan van tijdelijke weideafsluiting’. Enkel indien de eigenaar/gebruiker dit wenst moet de ‘tijdelijke’ weideafsluiting afgebroken worden. Hiertoe wordt een post voorzien ‘Meerkost voor de opbraak van tijdelijke weideafsluiting’. Voor de afpaling van de werkzone in akkerlanden worden houten palen met gladde draad geplaatst. Na de uitvoering van de werken wordt deze afsluiting steeds verwijderd. Er wordt een post voorzien ‘Plaatsen en na de werken opbreken van afsluiting met gladde draad’. De aannemer dient bijzonder oplettend te zijn wat betreft de sluiting van de afsluitingen die toegang geven tot het werkterrein. Beschadigde omheiningen moeten onmiddellijk hersteld of vervangen worden door een voorlopige afsluiting om te verhinderen dat het vee ontsnapt. Herstelde of nieuwe afsluitingen moeten van dezelfde aard en tenminste van dezelfde kwaliteit zijn als de oorspronkelijke afsluiting. 3. Plaatsherstel na de werken De aannemer herstelt de bouwplaatsen, de werkzones en alle andere plaatsen die schade geleden hebben als gevolg van de werken, in hun oorspronkelijke staat en dit tot algehele voldoening van de betrokken Openbare Besturen en Diensten, eigenaars, huurders en/of gebruikers. Deze werken moeten binnen de kortst mogelijke tijd worden uitgevoerd. De herstelling van de aangebrachte schade binnen de door de bouwheer voorziene werkzone aan de aanplantingen van struiken, bomen en gewassen wordt door de bouwheer rechtstreeks met de eigenaars, huurders en/of gebruikers geregeld. De aannemer dient in zijn prijzen o.a. rekening te houden met volgende werken:
verwijdering van alle vreemde voorwerpen van om het even welke aard, evenals stenen of brokstukken die de bewerking van de grond zouden kunnen hinderen;
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
25/60
bewerken door nivelleren, omspitten, ploegen, grondbreken, loswoelen, frezen, enz., tot op 50 à 60 cm diepte, van de grond die verzakt of verhard is door het verkeer van werktuigen. De gebruikte toestellen moeten worden aangepast aan de aard van de grond. De bewerking van de grond moet resulteren in een grondstructuur die vergelijkbare eigenschappen op gebied van textuur, doorlaatbaarheid, vruchtbaarheid, ... vertoont met deze van vóór de werkzaamheden;
het diepwoelen moet gebeuren vóór het terugplaatsen van de teelaarde en tot een diepte van minstens 60 cm;
het opvullen van gaten, rijsporen, erosiegeulen en dergelijke met een aangepaste vulmassa.
Bewerkingen met betrekking tot teelaarde worden in aparte posten voorzien: ‘Afgraven van teelaarde’ (m²), ‘Diepwoelen van aarde’ (m²), ‘Terugplaatsen van teelaarde’ (m²), ‘Nivelleren, frezen en zaaiklaar maken van teelaarde’ (m²). Het diepwoelen van aarde en het nivelleren, frezen en zaaiklaar maken van de teelaarde dient bij voorkeur door een loonwerker te worden uitgevoerd. De terreinen dienen afgewerkt te worden in functie van de vooruitgang der werken. In het geval van onmogelijkheid tot goede afwerking door de aanwezigheid van stenen in de bestaande toestand dient afhankelijk van de situatie plaatselijk de teelaarde gezeefd te worden in weiland en in akkerland de bovenste laag grond (tot halve meter diep boven de sleuf) gezeefd te worden. Hiervoor wordt een post voorzien ‘Zeven van aarde (m³)’. Deze post kan enkel aangesproken worden om de bestaande toestand te herstellen en mits goedkeuring van de leidend ingenieur. 4. Goedkeuring terreinafwerking De aannemer dient aan het bestuur te melden wanneer de afwerking van een perceel klaar is voor een rondgang. Deze rondgang gebeurt met aannemer, leidende ingenieur / ambtenaar, projectleider, onderhandelaar en/of adviseur grondverwerving en werftoezichter na de afwerking van de betreffende percelen. Tijdens deze rondgang wordt beoordeeld of de percelen naar ieders voldoening zijn afgewerkt. De leidende ambtenaar / ingenieur maakt een verslag op van deze rondgang. Als de bouwheer oordeelt dat het terug in staat stellen van de terreinen niet bestekconform zijn uitgevoerd door de aannemer, kan de voorlopige oplevering worden geweigerd.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
26/60
Aan Hoofdstuk I .- Art. 30 §1 van het SB 250 worden volgende voorschriften toegevoegd:
10. Plaatsing van Minder Hindersteenslag of een ander voorlopig materiaal Technische bepalingen m.b.t. funderingen en onderfunderingen 1. Steenslagfundering Voorafgaande noot: Aanbrengen van ‘Minder Hindersteenslagfundering’ Onmiddellijk na het aanleggen van de riolering in de openbare weg wordt de onderlaag van de fundering aangelegd, zodat zij de basis vormt van de steenslagfundering conform art. I.B2-30 van het Ministerieel Besluit van 26.09.96. Deze dient zodanig aangelegd dat ze tegen een beperkte snelheid kan worden bereden. Het aanbrengen van deze laag dient de rioleringswerken op maximum 50 m te volgen. Ingeval huisafvoeren of straatkolken aangesloten worden, wordt deze afstand op 100 m gebracht. Het in goede staat onderhouden van deze laag is een aannemingslast. De nominale dikte van deze Minder Hindersteenslag bedraagt als onderlaag standaard 25 cm. Op plaatsen waar de wegverharding slechts over de breedte van de rioolsleuf wordt opgebroken is bijkomend tot gelijk met het wegdek een tijdelijke steenslaglaag aan te brengen, welke te verwijderen is voor het herstellen van de verharding. In ‘bijlage 3 – Minder Hindersteenslag’ zijn de uitvoeringswijzen voor de verschillende toepassingen gedetailleerd. 2. Beschrijving De aan te brengen Minder Hindersteenslag is: • •
Voor de onderlaag het type 20/63 of 31,5/63 Voor de afwerklaag van het type 6,3/31,5
De voorkeur gaat uit naar het gebruik van COPRO-gecertificeerde gebroken betonpuinsteenslag. Enkel wanneer er geen of onvoldoende gebroken betonpuinsteenslag voorradig is, mag nieuwe steenslag geleverd worden. Tenzij anders vermeld in de aanbestedingsdocumenten mag de aannemer de steenslagfundering met niet-continue korrelverdeling NIET vervangen door een steenslagfundering met continue verdeling volgens 4.3 of 4.4. 3. Dikte van de lagen De Minder Hindersteenslag heeft als onderlaag een dikte van 25 cm. Deze mag op volledige dikte in één laag worden geplaatst. De tijdelijke Minder Hindersteenslag voor aanvulling van de onderlaag tot rijweg heeft een veranderlijke dikte afhankelijk van de opbouw van de wegverharding. De afwerklaag heeft een dikte van 8 cm.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
27/60
Wijze van uitvoering 4. Minder Hindersteenslag 4.1. Onderlaag De onderlaag is op een zo vlak mogelijk afgewerkte aardenbaan aan te leggen. In de prijs van de onderlaag dient vervat: • • •
het wegwerken (uitvullen) van putten telkens deze hinderlijk zijn vanwege plasvorming; het wegwerken van oneffenheden; het verwijderen van grond, modder of slijk;
De aannemer dient tijdens de uitvoering van de werken de rijweg zuiver te houden. 4.2. Tijdelijke steenslaglaag Ter plaatse waar de verharding slechts over de breedte van de bouwsleuf wordt opgebroken is de onderlaag tot gelijk met de rijweg met steenslag tijdelijk uit te vlakken. Deze tijdelijke steenslag is vóór het aanbrengen van de nieuwe verharding te verwijderen en af te voeren. 4.3. Verzekeringen toegangen ter hoogte van opritten Ter hoogte van elke oprit is op de plaatsen waar de verharding is opgebroken de toegang tot garages en bedrijven te verzekeren door het aanbrengen van tijdelijke steenslag onder helling voor het overbruggen van het hoogteverschil met de oprit. In de prijs van onderhavige steenslag is de verwijdering (eventueel meerdere keren) en afvoer te begrijpen, de waterafvoer te verzekeren e.d. 4.4. Afwerklaag Zodra de werkzaamheden het toelaten dient de afwerklaag op de onderlaag te worden aangebracht en afgewerkt. Voorafgaandelijk aan het aanbrengen van de afwerklaag zijn de putten en oneffenheden weg te werken, grond, modder en slijk te verwijderen e.d. 4.5. Werfwegen Bij de aanleg van werfwegen dienen alle voorzorgsmaatregelen genomen te worden om bijkomende vervuiling van het terrein te voorkomen.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
28/60
Aan Hoofdstuk VI.3.3 van het SB 250 worden volgende bepalingen toegevoegd:
11. Verhardingen Bestrating en betonstraatstenen De afwerking van de bestrating langsheen de gevellijn, putranden, kantstroken, merktekens van ondergrondse leidingen, het verlagen van het trottoir ter hoogte van opritten en opritten voor minder-validen, dient te zijn begrepen in de eenheidsprijzen voor het aanleggen van de bestrating. De op de plannen aangegeven ontworpen hoogtes zijn indicatief. Tijdens de uitvoering der werken zullen ter plaatse de nodige onderrichtingen gegeven worden waarvoor de te verwezenlijken hoogtes kunnen afwijken van de opgegeven hoogtes. Tevens zullen in samenspraak met opdrachtgever, ontwerper en aannemer de nodige detailhoogtes worden bepaald. Hieromtrent dient de aannemer de ontwerper te informeren wanneer deze gegevens ten laatste in zijn bezit dienen te zijn om de vooruitgang van het werk in het gedrang te brengen, alle wijzigingen t.o.v. de plannen zijn een last van de aanneming. Keldergaten, putranden, controleluiken, rijwielblokken, merktekens van ondergrondse leidingen e.d. worden niet afgetrokken, de afwerking rondom, de nodige aanpassingen en het op hoogte brengen ervan, dienen inbegrepen te zijn in de post bestratingen.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
29/60
Aan Hoofdstuk VII. van het SB 250 worden volgende bepalingen toegevoegd:
12.
Rioleringen en afvoer van water Verzekering waterafvoer bij kruising van of uitvoering van werken langs waterlopen, regenwaterafvoerleidingen e.d. De aannemer dient te allen tijde de waterafvoer van waterlopen e.d. te verzekeren, derwijze dat de veroorzaakte opstuwing bij de minimum te verzekeren afvoerdebieten geen aanleiding tot wateroverlast mag geven. Tijdelijke inbuizingen van waterlopen (bijv. in het kader van werfwegen) zijn niet toegelaten, wanneer aan bovenstaande voorwaarde niet is voldaan. Instandhouding van de waterlopen d.m.v. pompen is slechts aanvaardbaar, wanneer de pompgroep voorzien wordt van een noodgroep of verloopbeveiliging en de installatie voorzien is van een alarminrichting. Alle hieraan verbonden kosten zijn een last van de aanneming.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
30/60
Aan Hoofdstuk VII. – 1.1.2.7. van het SB 250 worden volgende bepalingen toegevoegd:
13. Rioleringen en afvoer van water aangelegd in een sleuf Belangrijke opmerking i.v.m. voorafgraving In de rijweg is het de aannemer niet toegestaan om voor de uitvoering van de bouwsleuf de grond vooraf af te graven. In de gevallen waar de aannemer in de rijweg de bemaling (= filterlijn) verlaagd in een langse bouwsleuf wenst op te stellen, is deze bouwsleuf over de volledige lengte aan te vullen en van Minder Hindersteenslag te voorzien. De meerkosten i.v.m. opbraak en herstel van wegenis, verplaatsen LON e.d. zijn hierbij een last van aanneming.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
31/60
Aan Hoofdstuk VII. – 1.1.2.8. van het SB 250 worden volgende bepalingen toegevoegd:
14. Instandhouding bestaande waterafvoer De aannemer zorgt tijdens de hele duur van de werkzaamheden steeds voor het instandhouden van de bestaande ontwatering en afwatering. Hier is een aparte post voor voorzien in de meetstaat. In deze post zijn eveneens begrepen: 1. eventuele tijdelijke omlegging van de bestaande rioleringen, zonder sectievernauwing 2. overpompen 3. alle andere acties die nodig zijn om de bestaande ontwatering en afwatering in stand te houden.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
32/60
III. ANDERE SPECIFIEKE CLAUSULES
Inhoud 1. Werken waarbij in de stedenbouwkundige vergunning archeologisch onderzoek is voorgeschreven 2. Mogelijke informatietaken van de aannemer 3. Specifieke bepalingen fasering 4. Specifieke bepalingen signalisatievoorschriften 5. Algemene maatregelen, werken in de omgeving van het NMBS-domein 6. Specifieke voorschriften bij gebruik van metalen afsluitingen
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
33/60
Aan Hoofdstuk I. – Art. 28. van het SB 250 worden volgende bepalingen toegevoegd:
1. Werken waarbij in de stedenbouwkundige vergunning archeologisch onderzoek is voorgeschreven 1. Bevel van aanvang, fasering, termijn en deeltermijnen: voor de opdracht wordt één bevel van aanvang gegeven dat meteen ook de start is van het archeologisch onderzoek dat maximum 5 maanden kan duren (Fase 1 en Fase 2 samen). De eigenlijke infrastructuurwerken worden pas aangevat na vrijgave van het ganse terrein door het begeleidende bestuur (Agentschap R.O.-Vlaanderen), en 14 dagen na postdatum van een afzonderlijk aangetekend schrijven vanwege de Opdrachtgever, aan de aannemer, waarin de start van deze werken wordt bevolen. De uitvoeringstermijn van 90 werkdagen loopt vanaf de start van de infrastructuurwerken. De werken dienen te worden uitgevoerd binnen de termijn zoals vermeld in … De voorziene uitvoeringtermijn is inclusief alle voorziene deeltermijnen De hoofdtermijn en de deeltermijnen zijn dwingend (KB art. 48) De bouwkundige werken van de pompstations moeten binnen het eerste driekwart van de totale uitvoeringtermijn worden voltooid. 2. Binnen de grenzen van onderhavige opdracht bevinden zich tal van nutsleidingen die de uitvoering van de opdracht kunnen bemoeilijken (bijv. dwarsing van nutsleidingen bij uitvoeren van huisaansluitingen). In dit verband wordt verwezen naar het art. 30 § 1 dat o.a. zegt dat uitvoeringsmoeilijkheden, veroorzaakt door de aanwezige kabels, leidingen of andere installaties, in geen geval door de aannemer kunnen ingeroepen worden om prijsherziening of termijnverlening te bedingen. 3. Alle werken worden uitgevoerd, uitsluitend van op de voorziene werkzone, tenzij anders vermeld. 4. Voor het opmeten van de as-builttoestand van de rioleringswerken en het afleveren van het asbuiltdossier volgens Hoofdstuk I – art. 4§2.C van de Aanvullingen van Aquafin aan SB250 (zie bijlage 1) is één of meerdere afzonderlijke posten voorzien in de meetstaat, waarvoor prijs dient te worden opgegeven door de aannemer der werken. De weergave van de huisaansluitingen op de uitvoeringsplannen (nauwkeurige ligging in grondplan vanaf de rooilijn tot aan de hoofdriolering), alsook van herstelde drainage en eventueel opgevulde riolering, dienen hiertoe door de uitvoerende aannemer aan het studiebureau te worden overgemaakt als last van de aanneming. Voor wat betreft de huisaansluitingen wordt tevens verwezen naar andere punten van art. 28§1. 5. Ingebuisde beken en ondiepe bestaande rioleringen: de aannemer dient afdoende maatregelen te treffen ter bescherming van ingebuisde beken en ondiepe rioleringen, bij overrijden, zodanig dat de bestaande leiding niet in het minst beschadigd wordt, en dat deze noch in lengteprofiel, noch in tracé van plaats verandert. Hiervoor is geen afzonderlijke post voorzien. Deze werken vormen een last van de aannemer. 6. Alle werken nodig ter vrijwaring van gedeeltes van de bestaande toestand (constructies, bomen, leidingen, …), vermeld op de plannen als zijnde “te vrijwaren”, vormen een last van de aanneming, tenzij anders vermeld in de opmeting. 7. Agentschap Ruimtelijke Ordening – Onroerend Erfgoed (archeologie) Er wordt geen werfverkeer toegelaten in de afgegraven werkzone zolang het onderzoek niet uitgevoerd is door Agentschap R.O.-Vlaanderen.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
34/60
8.
De dekplaten van ter plaatse gestorte constructies, inzonderheid pompstations, dienen onder lichte helling te worden uitgevoerd teneinde waterstagnatie bovenop de dekplaat te vermijden. Helling naar groenzones, niet naar schakelkast.
9.
De te vrijwaren bomen in de werkzone worden voorafgaandelijk aan de werken ingesnoeid door een deskundig snoeier.
10. De groenaanleg is uit te voeren door een erkende aannemer beplantingen (ondercategorie G3). Erkenning voor te leggen aan de leidende ambtenaar. Groenzones dienen heraangelegd en ingezaaid te worden volgens de regels der kunst. Hiervoor wordt speciale aandacht gevraagd. 11. De noodzakelijk te treffen maatregelen ter instandhouding van de bestaande waterhuishouding, ook ter plaatste van fasegrenzen en in voorlopige toestanden zoals bijvoorbeeld het voorlopig afdichten en achteraf terug openmaken van nieuwe en/of bestaande rioleringen, voorlopige verbindingen en dergelijke vormen een last van de aanneming. 12. Breken (kloppen) en opbreken van wegenisbeton of KWS: indien er zich tegenaan de rooilijn huizen of voortuinmuurtjes bevinden, en tussen de rijwegverharding en de rooilijn is er geen groenstrook, dan dient voorafgaandelijk aan bovenvermelde werken een strook die bestaat uit een ander materiaal, inclusief fundering, te worden opgebroken teneinde de overdracht van trillingen te reduceren. De vermelde strook kan zijn, bijv. voetpad in tegels, parkeerstrook of uitwijkstrook in KWS of betonstraatstenen, strook kasseien. De eventuele meerwerken hieraan verbonden, worden niet afzonderlijk vergoed. 13. Elementen die in de prijzen zijn inbegrepen: in dit verband wordt de aandacht gevestigd op art. 25. §1 van het SB 250 versie 2.0, die o.a. zegt dat de aannemer verplicht is op zijn kosten alle werken, leveringen en bijkomende werkzaamheden uit te voeren die niet expliciet vermeld zijn in een post van de opmetingsstaat, maar die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de aanneming zoals ze bepaald is in de aanbestedingsdocumenten en/of voor uitvoering van die post. 14. Na elke fase wordt een rondgang georganiseerd. Er wordt pas gestart aan de volgende fase na voldaan te hebben aan alle opmerkingen van de rondgang van de voorgaande fase.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
35/60
Aan Hoofdstuk I. – Art. 30 van het SB 250 worden volgende bepalingen toegevoegd:
2. Mogelijke informatietaken van de aannemer 1. Algemeen De aannemer levert de nodige detailinformatie over het verloop van de werken, mogelijke hinder en mogelijke overlast aan de opdrachtgever en de werfcommunicator, uitgaande van een goedgekeurde planning (zie ook art. 4§2 – bijlage 1). Daarnaast dient de aannemer alle participerende partners van het project te informeren tijdens de wekelijkse werfvergadering. De aannemer zal de werfcommunicator, de werfleider en de participerende partners (het bestuur, De Lijn, Vlaams Gewest, ...) betrekken en uitnodigen voor alle vergaderingen die de aannemer belegt en waar elementen besproken worden met een belangrijke impact op de werken. Er is minimaal 1x per week (al of niet gecombineerd met de werfvergadering) een overleg tussen de aannemer, de werfcommunicator, de werfleider en de participerende partners (Vlaams Gewest, De Lijn, stad/gemeente, …). De uit te nodigen partijen worden bepaald door de opdrachtgever. Op vraag van de opdrachtgever zal de aannemer bovendien maximum 15x/jaar deelnemen aan een overlegvergadering met de opdrachtgever, de participerende partners en met andere externe partijen (handelaars, bewoners, …). De opdrachtgever bepaalt wie wordt uitgenodigd voor dit overleg. Externe communicatie is de volledige verantwoordelijkheid van de opdrachtgever. De aannemer mag in geen geval op eigen initiatief extern communiceren over de werken. Deze richtlijnen zijn verder uitgewerkt in een protocol ‘Externe Communicatie’. De aannemer verbindt zich ertoe om het ‘Protocol Externe Communicatie’ na te leven en te doen naleven bij al zijn werknemers. (Protocol op te stellen)
2. Informatiepanelen aan de werf Definitie Informatiepanelen: Informatiepanelen zijn borden-panelen die aan de werf worden geplaatst om te informeren over het project. Op deze borden worden bijvoorbeeld simulatiebeelden getoond van hoe de straat/werf er in de toekomst gaat uitzien; de informatiekanalen van de opdrachtgever; algemene informatie over de opdrachtgever, enzovoort. Op deze manier worden burgers geïnformeerd die toevallig passeren aan de werf of die de werf willen komen bezichtigen.
De aannemer voorziet rond de werfzone de nodige informatiepanelen. De locatie en de inhoud van de panelen worden bepaald door de opdrachtgever.
De aannemer staat in voor de plaatsing, het normale onderhoud en het verwijderen van de panelen.
Te allen tijde zijn er drie infopanelen per werf.
De gemeente/stad levert de (geplastificeerde) kaarten die door de aannemer in de panelen worden bevestigd.
De panelen moeten te allen tijde leesbaar blijven.
De infopanelen dienen uit degelijk materiaal te bestaan zodat zij de volledige werfperiode kunnen gebruikt worden.
De panelen beschikken over plexiglas zodat de informatie die op de panelen komt te staan niet aangetast kan worden door weersomstandigheden en niemand de mogelijkheid kan krijgen om de informatie van de panelen weg te nemen.
De grootte van ieder paneel is beschreven in bijlage ……. => toe te voegen
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
36/60
De panelen moeten door de aannemer verplaatst worden bij iedere nieuwe fasering. De opdrachtgever bepaalt exact wanneer en waar.
Expliciet aan derden toe te wijzen vernielingen kunnen niet ten laste van de aannemer gelegd worden. De opdrachtgever zal de aannemer vergoeden voor zulke herstellingen op basis van reële prestaties.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
37/60
Aan Hoofdstuk I. – Art. 30 § 1 van het SB 250 worden volgende bepalingen toegevoegd:
3. Specifieke bepalingen fasering 1.
Specifieke bepalingen faseringsvoorschriften
De leidende ambtenaar kan autonoom toelaten om voortijdig (met een maximum van 30 kalenderdagen) met een aansluitende fase te starten, zonder dat dit invloed heeft op de termijn van de af te werken fase. De deeltermijn van de voortijdig aangevatte fase begint pas te lopen na het verstrijken van de termijn van de afgewerkte fase. Om evenwel de nodige continuïteit in de werkuitvoering te handhaven en te trachten de volledige uitvoeringstermijn (en dus ook de hinder voor de aangelanden) in te korten, kan het de aannemer worden toegestaan een volgende dwarsfase aan te vatten als op de vorige dwarsfase: (de leidende ambtenaar zal hierover soeverein oordelen):
verkeer toegelaten wordt op de rijweg met minstens de tweede bitumineuze funderingslaag;
de voetpaden en fietspaden volledig zijn gerealiseerd;
de verdere uitvoering van alle op die fase nog uit te voeren werken continu blijft doorgaan; het tijdschema van de aannemer, horende bij zijn geïntegreerd en gecoördineerd faseringsplan, wordt voor die fase aangepast met vastlegging van een nieuwe einddatum;
geen nadelige invloed op de exploitatie van het tramnet heeft;
een rijwegstrook welke reeds opengesteld was voor het verkeer, mag niet meer voor geruime tijd worden gehinderd, bijv. voor boomaanplantingen, .. ., tenzij het verkeer lokaal via de trambusbaan kan omgeleid worden; de aanbestedende overheid beslist hierin;
de vereiste werf- en/of omleidingsignalisatie dient door de aannemer te worden aangepast; indien door het samenvoegen van twee fasen bijkomende signalisatie noodzakelijk is, zullen de kosten daarvoor door de aannemer worden gedragen;
deze verdere werken mogen ook geen extra hinder betekenen voor de zachte weggebruikers en voor lokaal verkeer (d.w.z. de rijstrook voor lokaal verkeer, de parkeerstroken, de stoepen en fietspaden mogen niet als werkruimte worden ingenomen);
het door de aannemer ingediend en door de leidend ambtenaar goedgekeurd globaal geïntegreerd en gecoördineerd faseringsplan, mag uiteraard niet in het gedrang komen; integendeel moet er door samenvoeging van fases meerwaarde ontstaan voor aanbestedende overheid, aangelanden, …
2. Detail fasering en specifieke bepalingen De werken worden verplicht gefaseerd uitgevoerd, en zodanig dat de uitvoering kadert binnen de opgelegde randvoorwaarden en basisprincipes en met toepassing van begeleidende maatregelen derwijze dat de hinder voor het openbaar vervoer, de bedrijven, de bewoners en de weggebruikers, minimaal is. De voorgestelde fasering is voornamelijk opgebouwd volgens onderstaande principes:
fase-indeling van de straat volgens de te bouwen riolering;
exploitatie-eis VVM De Lijn: het in dienst houden van de bestaande verbinding, en zo snel bruikbaar en bereikbaar zijn van de stelplaats;
zo min mogelijk hinder naar omwonenden, weggebruikers, … ;
fietsers en voetgangers moeten gedurende de volledige tijd van de werken comfortabel hun traject langs …….. straat, laan, …… kunnen verder zetten.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
38/60
Aan Hoofdstuk I. – Art. 30 § 1 van het SB 250 worden volgende bepalingen toegevoegd:
4. Specifieke bepalingen signalisatievoorschriften Voor het aanbrengen van de signalisatie geldt het ministerieel besluit dd. 07/05/1999 alsook de bijgevoegde bepalingen in verband met signalisatie die hieronder staan vermeld.
De snelheidsbeperking wordt gebracht op 30 en 50 km/uur.
De wegbebakening moet worden aangepast en de niet noodzakelijk verkeerstekens moeten degelijk worden afgedekt of weggenomen in de volgende gevallen: 1)
bepaalde vakken van de aanneming voor het verkeer worden opengesteld;
2)
telkens als de werken gedurende langer dan één dag onderbroken worden.
Beschadigde of gestolen borden dienen binnen de 12 uur na kennisname te worden vervangen.
Bijkomende voorschriften voor de langse bebakening van de bouwplaats gedurende de grondwerken en uitvoering van het afwateringsstelsel e.d.: o
Indien op minder dan 0,50 m van de rand van de rijweg voor autovoertuigen en fietsers een dwarshelling is van meer dan 20 %, of een trap van meer dan 15 cm dan wordt dit hoogteverschil gesignaleerd met een dubbele doorlopende rij rood-wit geschilderde planken, respectievelijk op 45 à 50 cm en op 90 à 100 cm van de grond. Deze bebakening wordt behoorlijk verlicht.
o
Indien op meer dan 0,50 m, maar op minder dan 0,75 m van de rand van de rijweg voor autovoertuigen en fietsers een dwarshelling van meer dan 20 % of een trap van meer dan 15 cm is, of indien op minder dan 0,50 m van deze rand van de rijweg een hoogteverschil is van meer dan 5 cm, maar minder dan 15 cm, worden deze hoogteverschillen gesignaleerd met staanders van minstens 1 m hoogte en 0,15 m breedte (afwisselend wit en rood geschilderd in strepen van maximum 0,20 m hoogte) hetzij met verkeerskegels van minstens 0,75 m hoogte. Deze bebakeningelementen staan ten hoogste 30 m uit elkaar en zijn voorzien van witte of geelachtige lampen.
o
Indien op meer dan 0,75 m maar op minder dan 1,25 m van de rand van de rijweg voor autovoertuigen en fietsers een dwarshelling van meer dan 20 % of een trap van meer dan 15 cm is, wordt dit gesignaleerd door reflectoren volgens de algemene omzendbrief nopens de wegsignalisatie.
o
Deze staan op onderlinge afstanden van hoogstens 50 m.
o
In bochten met een straal R van minder dan 900 m is de onderlinge afstand ten hoogste gelijk aan (R/20 + 5 ) m.
Art. 27 § 3 uit het SB 250 is integraal van toepassing.
Art. 27 § 5 wordt verwezen naar het globale pakket van de nodige signalisatie (diepsignalisatie en voorsignalisatie, kop en staart van de signalisatie, langse en dwarse afbakening van de werf, langse afbakening van verkeersstromen) voor werken van 3e categorie die het verkeer sterk hinderen en waarbij de werkzone ligt over een breedte van één rijstrook op een weg met twee rijstroken, het verkeer blijft in beide richtingen.
Er worden 4 subposten voorzien in de opmetingsstaat: installatie, instandhouding, verplaatsing en verwijdering.
De signalisatie dient ten allen tijde aangepast te worden aan de werkelijke toestand. Dit omvat het aanpassen van de werfsignalisatie alsook het actualiseren van het uitgebreid signalisatieplan. Alle kosten hieromtrent zijn vervat in het globale signalisatiepakket.
Buiten de werkuren, zowel ‘s avonds als tijdens de weekeinden en telkens als de werken gedurende een bepaalde tijd onderbroken worden, en ook als bepaalde vakken van de
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
39/60
aanneming voor het verkeer opengesteld worden, moet de wegsignalisatie (m.i.v. de markering) worden aangepast en moeten de niet volstrekt noodzakelijke verkeerstekens degelijk afgedekt of weggenomen worden.
Het afdekken gebeurt met zwarte plastiekfolie, welke de borden volledig bedekt. Gescheurd plastiek wordt binnen de 24 u vervangen. De aannemer blijft in elk geval aansprakelijk voor de gehele wegsignalisatie (met inbegrip van de markering).
De aannemer stelt een verantwoordelijke aan die minimaal dagelijks met de leidende ambtenaar, of een persoon aangesteld door de leidende ambtenaar, een rondgang doet om de staat van de signalisatie te controleren. Alle gebreken die vastgesteld worden, dienen binnen de 12 uur te worden hersteld. De bouwheer beschouwt signalisatie als een kerntaak van de aannemer.
Indien de aanbestedende overheid van oordeel is dat de signalisatie geheel of gedeeltelijk niet voldoet, kan de aanbestedende overheid de werken die gebrekkig gesignaleerd zijn onmiddellijk geheel of gedeeltelijk stopzetten zelfs indien de aannemer hierdoor schade ondervindt, zonder dat de aannemer hiervoor schadevergoeding kan eisen.
Gedurende de werken wordt de signalisatie voortdurend in goede staat gehouden en zo vaak gereinigd of vernieuwd, als de aanbestedende overheid dit nodig oordeelt. De borden zijn van het retro-reflecterend type met omranding overeenkomstig X-1.
De zijdelingse afbakening der werken gebeurt door middel van afbakeningsborden met betonnen sokkel - type I, II of I II. Deze borden worden aangebracht om de 5 m i.p.v. om de 30 m.
Alle signalisatiemateriaal blijft eigendom van de aannemer.
Binnen de 24 uren na de openstelling der werken, zal de aannemer alle signalisatie van de bouwplaats, van alle eventuele wegomleggingen, en alle voorsignalisatieborden en – installaties, de borden van de bouwheer, enz., verwijderen van het openbaar domein. Indien hieraan niet wordt voldaan, zullen deze worden verwijderd door toedoen van de aanbestedende overheid. De kostprijs hiervan wordt doorgerekend aan de aannemer en afgehouden bij de eindafrekening van de werken, en wordt forfaitair vastgesteld op € 500,- per bord en € 25,- per baken.
Bord verantwoordelijke aannemer: o
Bij het begin en einde van de werf wordt een bord aangebracht, waarop duidelijk (gele letters, hoogte 15 cm, op zwarte achtergrond) naam en telefoonnummer van deze verantwoordelijke voor de signalisatie is aangebracht.
o
Er dient steeds een bekwaam technieker bereikbaar te zijn om de nodige herstellingen aan de elektrische verlichting en de signalisatie uit te voeren binnen de 4 uur.
o
Deze verantwoordelijke dient op de werf aanwezig te zijn ten laatste 30 minuten na de telefonische oproep door de aanbestedende overheid, rijkswacht of politie. Hiertoe beschikt hij over een volledig stel hulp- en vervangsignalisatie, verlichting op onafhankelijke hekkens, enz...
o
Al zijn tussenkomsten zijn een last van de aanneming.
De voetgangersoversteken dienen voorzien van de nodige verlichting.
Door de bevoegde overheid opgelegde verkeerssignalisatie inzake het gewone (voertuigen) verkeer (o.a. MB 7 mei 1999/BS 21 mei 1999). o
Werken ingeplant op wegen waar de toegelaten snelheid < = 90 km/h.
o
Bijkomend bij de wettelijk voorziene signalisatie zal de aannemer voor alle werken waar de toegelaten snelheid < = 90 km/h en in het bijzonder voor werken van 5de categorie, een bijkomende signalisatie ter hoogte van de werken plaatsen, bestaande uit een signalisatiepaneel met min. 200 cm x 100 cm. Het paneel is voorzien van 25 halogeenlampen met een diameter van min. 150 mm en een vermogen van elk min. 20 W.
o
De lichtintensiteit dient regelbaar te zijn. De mogelijke regelingen van het signalisatiepaneel zijn drie pijlpunten links wijzend of drie pijlpunten rechts wijzend,
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
40/60
naargelang het verkeer links of rechts dient afgeleid. De pijlpunt, bestaande uit vijf lampen, die het dichtst geplaatst is bij de zijde waarlangs niet mag voorbijgereden worden, zal eerst ontstoken worden, dan de tweede pijlpunt terwijl de eerste blijft branden, enz.... totdat de derde en laatste pijlpunt ontstoken wordt terwijl de voorgaande pijlpunten nog branden. o
Al de lampen die branden, zullen snel gedoofd worden om terug de hiervoor vermelde cyclus te herbeginnen. Deze cyclus wordt 30 à 40 maal per minuut herhaald.
o
Het signalisatiepaneel dient geplaatst te worden op min. 2,00 m boven het grondoppervlak en dient foutloos herkenbaar te zijn op min. 500 m.
o
Het ontbreken of slecht functioneren van het signalisatiepaneel geeft aanleiding tot het onmiddellijk opschorten van elke activiteit.
o
Verwijderen van signalisatie van de bouwplaatsen, na beëindiging van de werken.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
41/60
Aan Hoofdstuk I. – Art. 30 § 1 van het SB 250 worden volgende bepalingen toegevoegd:
5. Algemene maatregelen, werken in de omgeving van het NMBS-domein 1. Veiligheidsmaatregelen De aandacht van de aannemer wordt in het bijzonder gevestigd op het gevaar van het uitvoeren van de werken in de nabijheid van druk bereden elektrische sporen. Hij moet alle maatregelen nemen om de veiligheid van het treinverkeer te verzekeren tijdens de uitvoering van de werken. Er wordt de inschrijvers uitdrukkelijk op gewezen dat de aannemer en al zijn personeel zelf moeten waken over hun eigen veiligheid wanneer ze zich op het domein van de spoorweg bevinden, wanneer ze langs de sporen gaan, wanneer ze deze moeten oversteken of wanneer ze werken uitvoeren langs de sporen, zelfs als deze buiten dienst zijn, of in de nabijheid van sporen in dienst. De NMBS neemt geen enkele verantwoordelijkheid op zich wat betreft de ongevallen die zich uit dien hoofde mochten voordoen. De aannemer moet dus te dien einde onder zijn gehele en uitsluitende verantwoordelijkheid alle nodige maatregelen treffen. Hij moet formeel bevelen geven opdat zijn personeel niet zonder zijn toezicht langs de sporen zou gaan en moet erover waken dat zijn bevelen strikt in acht worden genomen. Bij toepassing van wat voorafgaat en zonder dat de volgende opsomming als beperkend mag worden beschouwd, moet de aannemer: a) zijn personeel verbieden de sporen over te steken of langs de sporen te gaan. Indien, nodig voor de uitvoering van bepaalde werkzaamheden, de aannemer en zijn personeel het spoorwegdomein moeten betreden, dient voorafgaandelijk de toelating hiertoe te worden aangevraagd aan het Beheer van de NMBS; b) zijn personeel verbieden zich te plaatsen in een spoor naast dat waarop een trein rijdt. De aannemer zal minstens 10 weken vóór de start der werken onder of op het spoorwegdomein zich in verbinding stellen met de Technische Inspecteur van de Baan, teneinde in gemeen overleg de nodige veiligheidsmaatregelen vast te leggen en de na te leven voorschriften op te stellen. De aannemer wordt er tevens van in kennis gesteld, dat, in het kader van de voorkoming van de arbeidsongevallen, de NMBS. een boekje gepubliceerd heeft getiteld "Veiligheidsboekje voor de bedienden van Dienst E3", dat onder andere in zijn Hoofdstukken II en III de maatregelen aanduidt welke moeten getroffen worden om de veiligheid van het personeel dat in de sporen en in de nabijheid der instellingen van elektrische tractie werkt, te waarborgen. De aannemer wordt ertoe uitgenodigd zich dit boekje aan te schaffen en de richtlijnen ervan te doen naleven door zijn personeel. Dat boekje is te koop in het Kantoor voor Inlichtingen over de Aanbestedingen van de NMBS, Leuvenseweg 21, 1000 Brussel, tel. 02/513.18.70. 2. Verantwoordelijkheid van de aannemer Tenzij bij een opzettelijke fout te wijten aan de organen van de NMBS draagt alleen de aannemer, tot volle ontlasting van de NMBS die hij tegen elk eventueel verhaal vrijwaart, alle om het even welke schadelijke gevolgen voortvloeiend uit de ongevallen of bij elke andere oorzaak die naar aanleiding van de aanneming mochten voorkomen : -
hetzij aan de aannemer zelf;
-
hetzij aan zijn aangestelden;
-
hetzij aan derden, daaronder begrepen de personeelsleden van de NMBS;
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
42/60
-
hetzij aan de NMBS, zowel inzake de goederen die haar toebehoren als die waarvan zij het genot heeft.
De aandacht van de aannemer wordt bijzonder gevestigd op het feit dat het normaal verkeer der treinen behouden wordt gedurende de werken. De aannemer moet door eigen middelen en uitsluitend onder eigen verantwoordelijkheid zijn eigen veiligheid, deze van zijn personeel en van zijn werken waarborgen. Geen enkele indringing in het vrije ruimteprofiel wordt toegelaten. Het in acht te nemen vrije ruimteprofiel is zijdelings begrensd door verticale vlakken op 1,60 m van de buitenste spoorstaaf van ieder spoor. Het oversteken van in dienst zijnde sporen is alleen toegelaten ter plaatse van de in dienst zijnde overwegen. Voor elke belemmering van het spoorverkeer te wijten aan de aannemer zullen door de NMBS hiervoor boetes worden aangerekend. Alle kosten aan de bouwheer en/of aannemer door de NMBS opgelegd wegens beschadigingen aan de spoorweginstallaties of belemmeringen van het treinverkeer, vallen volledig ten laste van de aannemer. In geval van inleggen van vervangingstreinen en voor omlegging van treinen worden de bij de NMBS gebruikelijke tarieven in functie van de bruto gesleepte ton per km toegepast. De NMBS. is te allen tijde gerechtigd, zonder voorafgaande kennisgeving aan de aannemer, maatregelen te treffen voor het goed behoud van het spoor en van het reizigersverkeer. Alle onkosten en schadelijke gevolgen, met inbegrip van exploitatiekosten, hieruit voortvloeiend, zijn volledig ten laste van de aannemer. 3. Verkeer op het spoorwegdomein De aannemer en zijn bedienden of werklieden zullen voor de uitvoering der werken het geëxploiteerd spoorwegdomein mogen betreden binnen de perken en volgens de door de afgevaardigde ir. van de NMBS bepaalde weg. Dit verkeer zal plaats hebben onder de verantwoordelijkheid van de aannemer. Een bewijs tot vrij verkeer op naam van de aannemer zal hem te dien einde, door de tussenkomst van de NMBS, overhandigd worden. De aannemer zal van zijn kant, onder zijn eigen verantwoordelijkheid aan ieder van zijn op de werf benuttigde bedienden of werklieden, een attest afleveren waarin vermeld wordt dat belanghebbende voor zijn rekening werkt aan de aanneming en dat hij dientengevolge verplicht is op het spoordomein te gaan (binnen bepaalde perken - of op zekere plaats, te vermelden). Dit attest moet getoond worden op vraag van de spoorwegtoezichters of van de politie; bij gebrek aan dit attest zal een rechtsgeding worden ingespannen. Dit attest dient naam en voorna(a)m(en) van de titularis alsook het nummer van de eenzelvigheidskaart en het adres te vermelden. 4. Uitvoering van de werken op het spoorwegdomein De aannemer moet minstens 5 weken vóór de aanvang der werken op het spoorwegdomein een algemene planning van de werken ter goedkeuring voorleggen aan de NMBS; Deze planning moet rekening houden met de uitvoeringsmogelijkheden hierna aangeduid. De aannemer moet zolang de werken duren er op letten dat geen enkel voorwerp indringt in het vrije ruimteprofiel dat dient vrijgehouden voor de doorrit van de treinen. De afstand tussen alle materieel en materiaal nodig voor de uitvoering der werken, mag ten opzichte van het spoor in geen geval minder bedragen dan 5,40 m boven de bovenkant der hoogst gelegen spoorstaaf en 1,60 m van elke buitenste spoorstaaf. De vrije doorgang voor het spoorwegpersoneel langsheen de sporen zal steeds ongehinderd moeten verzekerd worden.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
43/60
Komt een steiger of een stapel materialen of elke andere installatie, hoe tijdelijk ook, binnen de grenzen van het vrije ruimteprofiel der kunstwerken of binnen de grenzen zoals hierna vermeld, dan ondergaat de aannemer een boete van 12,50 EURO voor elke vastgestelde inbreuk. De aannemer is ertoe gehouden op zijn kosten, zijn bouwplaats af te sluiten en zijn werf voldoende te verlichten volgens vraag van de NMBS; De aannemer moet al de schikkingen welke hij wenst te nemen aan de afgevaardigde ingenieur van de NMBS ter goedkeuring voorleggen. Hij moet tevens alle eventuele wijzigingen aanbrengen welke de afgevaardigde ingenieur van de NMBS nodig acht met het oog op de veiligheid. De aannemer zal hiertegen geen bezwaren mogen inbrengen noch eisen tot schadevergoeding stellen. De aannemer zal tevens instaan voor het reinigen van het spoorwegdomein dat tijdens de uitvoering der werken door zijn toedoen werd bevuild. Indien de aannemer, om eender welke reden, een onderbreking in de exploitatie veroorzaakt, moet hij zijn werklieden kosteloos ter beschikking stellen van de bedienden van de NMBS, hetzij om de installatie in goede staat te herstellen, hetzij om mede te helpen aan de overlading. De bijzondere aandacht van de aannemer wordt gevestigd op het feit dat alle uitvoeringen, welke betrekking hebben op de instellingen van de NMBS, het reizigers- en treinverkeer, per nota, desgevallend met verklarend plan, aan de afgevaardigde ingenieur van de NMBS, dienen gericht tenminste één maand voor de aanvang van dit werk. 5. Veiligheidsvoorschriften Aquafin hecht uiterst veel belang aan de veiligheidsmaatregelen die de aannemer treft op zijn bouwwerf. Gedurende de werken draagt de aannemer met zijn personeel ertoe bij dat de veiligheidsvoorschriften op alle werfactiviteiten worden nageleefd volgens:
de “Wet op het Welzijn “ van 4/8/1996 inzonderheid : Hfst. V – Bijzondere bepalingen tijdelijke of mobiele bouwplaatsen (art. 14 t.e.m 32) het koninklijk besluit van 25/01/01 betreffende de Tijdelijke of Mobiele Bouwplaatsen en haar bijlagen; de Europese bouwrichtlijn 92/57/EEG van 24 juni 1992 (van de Raad van de Europese Gemeenschappen); de "Codex over het welzijn op het werk", opgesteld in 1993; het ARAB (waarin het AREI is opgenomen) inzonderheid; de omzendbrief OW 2001/1 dd. 10/04/01 uitgeschreven door de Minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie mbt de verplichting van het gebruik van zichtverbeterende systemen (zgn. anti-dode-hoek) voor bedrijfsauto’s op tijdelijke en mobiele bouwplaatsen; de aannemer beveelt dezelfde houding aan zijn onderaannemer(s) en leverancier(s).
Wanneer de bepalingen van het ARAB of de buitenwettelijke bepalingen minder streng zijn dan of tegenstrijdig met deze opgenomen in de overige aangehaalde veiligheidsvoorschriften, hebben deze laatste voorrang. Met de aanbevelingen van de veiligheidscoördinator(en) zal strikt rekening gehouden worden indien de leidende ingenieur / ambtenaar beslist deze op te leggen, zonder dat dit echter kan leiden tot vergoedingen in meer voor de aannemer ingeval deze aanbevelingen voortvloeien uit wettelijke verplichtingen.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
44/60
Aan Hoofdstuk IX. § 32 van het SB 250 worden volgende bepalingen toegevoegd:
6. Specifieke voorschriften bij gebruik van metalen afsluitingen met draadgaas 1. Beschrijving De metalen afsluiting van draadgaas TYPE 1 omvat: grondwerk voor bouwput; het plaatsen van tussenpalen, steunpalen, hoek- en eindpalen in funderingsvoet van beton; het plaatsen van spandraden en spanbeugels; het plaatsen van draadgaas. De metalen afsluiting van draadgaas TYPE 2 omvat : grondwerk voor bouwput; het plaatsen van tussenpalen, steunpalen, hoek- en eindpalen in funderingsvoet van beton; het plaatsen van spandraden en spanbeugels; het plaatsen van draadgaas; plaatsen van de bovenregel; plaatsen van de puntdraad 2. Materiaal De materialen zijn : metalen afsluiting van draadgaas volgens III-105; funderingsvoet van beton. 3. Uitvoering Vooraleer de aannemer met de plaatsing van de afsluiting mag starten is het terrein door een landmeterexpert af te palen overeenkomstig de bepalingen van art. I-B.2.-30.§2.2. van onderhavige aanvullingen. 3.1. Type 1 A. Tussenpalen, steunpalen, hoek- en eindpalen De tussenpalen dienen geplaatst op een afstand hart to hart van 3,00m en worden geplaatst in een funderingsvoet van beton met afmetingen 30x30x50 cm. De steunpaal wordt bevestigd aan de hoekpaal door middel van een speciaal tussenstuk en bout. De hoek- en eindpalen worden geplaatst in een funderingsvoet van beton met afmetingen 30x30x60 cm. De steunpalen worden eveneens geplaatst in een voet van beton 50x30x50 cm. B. Spandraden en spanbeugels De spandraden worden aangebracht onderaan, bovenaan en tussenin op onderling gelijke afstanden van 0,50m. De spandraden worden aan de tussenpalen bevestigd door middel van de warteltechniek en aan de eind- of hoekpalen door middel van speciale spanbeugels. Het aanspannen van de draden geschiedt door middel van stalen spanbeugels bevestigd aan de spanpalen. C. Draadgaas Het draadgaas wordt aan de hoek- en eindpalen bevestigd door middel van spanstaven en geplastificeerde binddraad en aan de spandraden d.m.v. geplastificeerde binddraad. 3.2. Type 2 A. Tussenpalen, steunpalen, bovenregel, hoek- en eindpalen
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
45/60
De tussenpalen dienen geplaatst op een afstand ‘hart tot hart’ van 3,00m en worden geplaatst in een funderingsvoet van beton met afmetingen 30x30x50 cm. De steunpaal wordt bevestigd aan de hoekpaal door middel van een speciaal tussenstuk en bout. De hoek- en eindpalen worden geplaatst in een funderingsvoet van beton met afmetingen 30x30x60 cm. De steunpalen worden eveneens geplaatst in een voet van beton van 50x30x50 cm. De bovenregel wordt in de daarvoor voorziene geleidingen geplaatst en onderling verbonden door een kunststof koppeling. Deze geleidingen kunnen deel uitmaken van de puntdraad-houder die bovenop de tussenpalen, hoek- en eindpalen wordt geplaatst. B. Spandraden en spanbeugels De spandraden worden aangebracht onderaan en tussenin met een afstand van 1,00m. De spandraden worden aan de tussenpaal bevestigd door middel van de warteltechniek en aan de eind- of hoekpalen door middel van speciale spanbeugels. Het aanspannen van de draden geschiedt door middel van stalen spanbeugels bevestigd aan de spanpalen. C. Draadgaas Het draadgaas wordt aan de hoek- en eindpalen bevestigd door middel van spanstaven en geplastificeerde binddraad, aan de spandraden en de bovenregel d.m.v. geplastificeerde binddraad. D. Puntdraden De puntdraden worden geklemd in de puntdraadhouder of bevestigd in de daarvoor voorziene uitsparingen in de overlengte van de buis. Er worden drie rijen puntdraden voorzien, de puntdraadhouder wordt verticaal opgesteld.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
46/60
Bijlagen
Bijlage 1 – Art. 4 § 2 Bijlage 2 – Hoofdstuk V – Onderfunderingen en funderingen Bijlage 3 – Minder Hindersteenslag Bijlage 4 – Aangepaste verzekeringsstructuur Aquafin Bijlage 5 – Knelpuntennota i.v.m. Tijdelijke Opslagplaatsen
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
47/60
Bijlage 1 (Art. 4 § 2.)
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
48/60
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
49/60
Bijlage 2 – Hoofdstuk V – Onderfunderingen en funderingen
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
50/60
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
51/60
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
52/60
Bijlage 3: Minder Hindersteenslag
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
53/60
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
54/60
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
55/60
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
56/60
Bijlage 4
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
57/60
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
58/60
Bijlage 5 - Knelpuntennota i.v.m. Tijdelijke Opslagplaatsen 1. Minder Hinder
Probleem
Minder Hindermaatregel
Modder op de rijweg
Voortdurend gebruik veegwagen bij regenweer
Stofhinder installatie
Sproei-installatie tijdens droge periodes
Stofhinder bij vegen
Sproei-installatie op veegwagen
Lawaaihinder installatie
Geluidsarme installatie
Lawaaihinder installatie en aan- en afvoer
Arbeidstijden afspreken
Klachten
Contactgegevens op infobord
Visuele hinder
Afscherming
Ongerustheid bij omwonenden
Duidelijke communicatie vooraf en tijdens de werken
Klachten (algemeen) van directe buren
Minimumafstanden tot bebouwing opleggen
Tijdsduur
Afspraken met aannemer betreffende stopzetting van de activiteiten (bvb. vòòr voorlopige oplevering)
Bijkomende klachten bij gebruik mobiele breekinstallatie
Melding vooraf aan omwonenden en frequentie beperken
2. Administratieve problemen
Probleem
Mogelijke oplossing
Rechtsonzekerheid
Duidelijk wettelijk kader (momenteel grijze zone)
Geen éénvormig standpunt diverse gemeentediensten (Leefmilieu – OW – RO)
Overleg tussen diverse stadsdiensten Lijst opstellen van toegestane activiteiten
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
59/60
Controlemogelijkheden aanvoer
Registratiesysteem
Herstel werkzone
Overeenkomst aannemer / eigenaar / opdrachtgever
Schade aan omliggende wegenis
Plaatsbeschrijving binnen bepaalde straal rond installatie opleggen + rondgang na de werken
Zoeken naar geschikt terrein
Bestuur kan zelf terrein aanbieden
Bepaalde gemeentebesturen zijn van mening dat dergelijke installatie een bouwvergunning vereist. Gezien de korte tijdsduur tussen toewijzing en effectieve aanvang der werken is dit voor de meeste werken onmogelijk. Een oplossing zou erin kunnen bestaan dat het opdrachtgevend bestuur instaat voor deze vergunning, en zelf huurovereenkomsten afsluit met eigenaars van naburige percelen, om dit dan op zijn buurt door te verhuren aan de aannemer. Niet iedereen is voorstander van zo’n procedure, doch indien men voor dergelijke TOP’s een bouwvergunning eist, lijkt dit de enige haalbare oplossing.
Richtlijnen Minder Hinder - december 2007- VVSG-AQF
60/60