Lestip 'De grote konijnenreddingsactie' Over het boek Anna en haar vriendin Suzanne spelen vaak met Job, die bij hen in de straat woont. Maar nu is Job bij zijn vader gaan wonen en hij heeft zijn konijn niet mogen meenemen. Daarom vinden Anna en Suzanne dat het hun taak is om op het konijn te passen. Omdat Jobs moeder het konijn alleen maar droge brokken geeft, brengen de twee vriendinnen allerlei lekkers naar het konijn. Maar dan wordt het konijn ziek. Wat nu? Auteur(s) Katie Davies, Hannah Shaw (illustrator) Uitgeverij Gottmer / 2012 Aantal pagina's 196 p. ISBN 9789025752859 Genre Prentenboek Doelgroep Makkelijk lezen Trefwoorden vriendschap met dieren, konijnen, humor, detectives Auteur lestip Joke Gevaert
Aan de slag Aanzet Vertel dat er iets vreselijks is gebeurd. De klaspop (of een andere knuffel die je klas dierbaar is), is ‘s nachts verdwenen. Er lag wel een zoektip op jouw bureau. Kunnen de kinderen helpen om de klaspop terug te vinden? Maak een plan van de school of van de buurt zoals op de eerste pagina’s in De grote konijnenreddingsactie. Duid met een kruisje aan waar de verloren klaspop ligt, en ga met de kinderen op speurtocht. Bij de verstopplaats ligt niet alleen de verdwenen klaspop, maar ook een exemplaar van De grote konijnenreddingsactie. Ga met de klasgroep bij de verstopplaats zitten en vertel over Anna, Job en Suzanne – hoofdrolspelers uit het boek die samen een boel avonturen beleven. Om Anna, Job en Suzanne voor te stellen lees je het fragment voor van pagina 35 (“Wat we ook met Job-van-een-paar-huizen-verderop speelden was Reddingsbrigade”) tot pagina 39 (“Soms waren we er de hele dag mee bezig”). Daarin lees je hoe ze zich met hun drietjes inbeelden dat ze iemand van een bergtop bevrijden, en hoe ze met hun gepimpte fiets wereldrecords proberen te breken. Met die wilde binnen- en buitenspelletjes is het drietal gelukkiger dan hun ouders dat zijn. Laat de kinderen vrij vertellen over de spelletjes die ze binnen en buiten spelen. Herkennen ze zich in Anna?
Reageert hun moeder ook zo als het er te wild aan toe gaat? Lees tot slot de achterflaptekst. EINDTERMEN ● ● ● ●
Lager - Nederlands - Luisteren 1.6 Lager - Nederlands - Luisteren 1.9 Lager - Nederlands - Lezen 3.1 Lager - Nederlands - Lezen 3.5
Voorlezen Lees elke ochtend een hoofdstuk van het boek voor, en ’s avonds het daaropvolgende hoofdstuk – er zijn er 17 in totaal. Probeer het in twee of drie weken uit te lezen. Peil na elk hoofdstuk met gerichte vragen of ze mee zijn met het verhaal. Na het laatste hoofdstuk laat je hen vrij fantaseren over de afloop. Geef het boek nadien een mooie plaats in de klasbibliotheek. EINDTERMEN ● ● ●
Lager - Nederlands - Lezen 3.5 Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (overkoepelende attitudes) 6.1 Lager - Muzische vorming - Drama 3.1
Verwerkingsactiviteiten Geheime club Geef een kopie van pagina 43 en 44 over de geheime clubjes van Anna en Suzanne, o.a. de ‘wormclub’ en de ‘schuurclub’. Laat de kinderen het fragment zelfstandig lezen. Laat ze een top drie maken van het clubje waar ze het liefste bij zouden aansluiten. Laat de kinderen verwoorden waarom ze al dan niet lid zouden willen zijn van deze clubs. Verdeel de klas in groepjes. Laat ze zelf een club oprichten. Om bij het Jeugdboekenweek-thema ‘Gevaar’ in de schijnwerpers te stellen, beperk je de clubjes tot ‘gevaarlijke clubjes’. Laat de kinderen eerst verwoorden wat voor soort gevaren er bestaan – schenk aandacht aan grote, maar ook kleinere gevaren. Zo kunnen ze een club oprichten van kinderen die in zoveel mogelijk dakgoten willen klimmen, maar ook een club van lezers die enkel boeken met gevaarlijke thema’s lezen behoort tot de mogelijkheden. Voorzie grote flappen waarop ze zichzelf kunnen voorstellen met de clubnaam en bijbehorend logo of een passende tekening of foto van de club, het doel en de doelen van de club. Geef de groepjes voldoende tijd. Nadien stellen de clubjes zich aan elkaar voor, of aan de kinderen die een leerjaar lager of hoger zijn. Zijn er kinderen die zouden willen aansluiten? Voorzie ruimte en materiaal om het clubje echt tot leven te brengen. EINDTERMEN ● ● ●
Lager - Wereldoriëntatie - Mens (ik en mezelf) 3.5 Lager - Sociale vaardigheden - domein samenwerking 3 Lager - Sociale vaardigheden - domein relatiewijzen 1.1
Speurneuzen
Organiseer zelf een speurneuzentocht. Werk met een doorschuifsysteem. Inspiratie vind je in de boeken vermeld in de bibliografie.
>Codetekens Geef de kinderen een blad met een bericht in codetaal. Onderaan plaats je een legende. ● ●
●
Materiaal: codeblad, schrijfmateriaal Opdracht: Kan je dit geheime bericht ontcijferen? Dan ben je een echte speurneus! Bekijk de legende onderaan goed. Op de achterkant vind je de oplossing. Alternatief: Laat de kinderen zelf een code bedenken en een bericht in codetaal maken voor elkaar.
>Parcours Een echte detective is behendig. Voorzie in de turnzaal of op de speelplaats een speurneuzenparcours waarbij de kinderen veel moeten klimmen en klauteren. ● ●
Materiaal: Sluipparcours in de turnzaal of op de speelplaats. Opdracht: Leg het parcours af als een echte spionerende speurneus. Kan je het ook achterwaarts of zijwaarts?
>Reukdoosjes Maak reukdoosjes met sterke geuren zoals koffie, muntthee, peper, waspoeder of cacaopoeder. ● ●
Materiaal: reukdoosjes, blinddoek, invulblad Opdracht: Een echte speurneus heeft een goede neus. Raad jij – geblinddoekt – wat er in deze reukdoosjes zit? Op de achterkant van dit invulblad kan je nadien de oplossing bekijken.
>Walkietalkies Maak een kopie van het fragment vanaf pagina 11 tot pagina 13 (“Wat zijn in godsnaam al die cirkels op de muur?”). Anna beschrijft er hoe zij en Suzanne communiceren met walkietalkies. En ze heeft het over een alternatief communicatiemiddel: met glazen, elk aan een kant van de muur. ●
●
Materiaal: twee aan elkaar grenzende lokalen (bij voorkeur met dunne muren), walkietalkies, glazen, opdrachtkaartjes met woorden en zinnen Opdracht: Lees het fragment per twee. Neem daarna twee walkietalkies of glazen en ga elk in een andere kamer staan. Spreek af wie gaat beginnen. Lees een woord of zin van op het opdrachtenkaartje voor. De ontvanger noteert wat gezegd wordt. Na vijf keer wordt de zender ontvanger en vice versa. Wie heeft ze alle vijf woorden en/of zinnen correct verstaan?
>Op uitkijk! Maak een kopie van het fragment vanaf pagina 62 (“Suzanne rende naar haar huis om de verrekijker en een blocnote te halen, en we deden de walkietalkies uit.”) tot pagina 63 (“Gespleten punten. Wordt grijs.”) Daarin bespioneren Suzanne en Anna Jobs vader met een verrekijker. ● ●
●
Materiaal: 2 blocnotes, 2 verrekijkers, schrijfmateriaal, uitkijkpost Opdracht (per twee): Lees het fragment. Neem twee verrekijkers en ga op de uitkijkpost staan. Noteer in vijf mooie zinnen wat je voor boeiends door je verrekijker zag. Alternatief: Hang enkele afbeeldingen op in de schooltuin of aan een gevel die je met het blote oog niet goed kan zien. Laat de kinderen per twee met de verrekijker kijken en noteren wat op de
afbeeldingen staat. Hebben de kinderen alle hoeken uitgeprobeerd? Beloon hen met een speurneuzendiploma! EINDTERMEN ● ●
Lager - Nederlands - Strategieën 5.1 Lager - Nederlands - Lezen 3.5
Speurneuzen met Technopolis Geen tijd om zelf een speurneuzentocht te organiseren? Technopolis, een Mechels doe-centrum vol wetenschap en technologie, heeft een reizende workshop ‘Geheim agent’ voor kinderen van het tweede en derde leerjaar. “Zijn je kinderen topspionnen? Deze workshop onthult de waarheid! Samen hebben ze één doel voor ogen: de geheime code van een kluis breken. Eerst wordt onderzocht of de kinderen goede geheime agenten zijn. Ze voeren een aantal proeven uit zoals geheimschrift ontleden en vingerafdrukken nemen. Brengen ze het tot een goed einde, dan ontvangen de dappere speurneuzen een verrassing!” Je kan Technopolis uitnodigen voor de workshop op jouw school. Laat de kinderen zelf initiatief nemen: ze bedenken een motivatie, vragen toelating aan de directie, bedenken een goed tijdstip, denken na over een mogelijke financiering, en nemen contact op met de organisatie. Wacht samen in spanning het antwoord af! EINDTERMEN ● ●
Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (taalgebruik) 6.3 Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (taalsysteem) 6.5
Woordenboeklemma’s Kopieer enkele fragmenten uit het boek waarin woordenboeklemma’s zijn opgenomen uit Suzannes en Anna’s woordenboek – ze worden telkens in een kadertje opgenomen. ● ● ● ● ● ●
pagina 8: ‘redden’ pagina 103 en 104: ‘scheurbuik’ pagina 123 en 124: ‘ontvreemden’ pagina 135: ‘toeval’ en ‘verband’ pagina 143: ‘amandel’ pagina 193: ‘leporidae’
Zorg er wel voor dat je de betekenis weglaat. De kinderen zoeken de woorden op. Dat doen ze per twee. Op de achterkant noteer jij vooraf de juiste oplossing. Kenden ze de betekenis van het woord al voor ze het woord opzochten? Komt hun betekenis overeen met de betekenis die ze in het woordenboek terugvonden? Komt de betekenis uit het woordenboek dat ze gebruikten overeen met de betekenis die ze vinden in De grote konijnenreddingsactie? Waarom (niet)? Kan je elk Nederlands woord in het woordenboek terugvinden? Voorzie een blad met de woorden ‘amandel’, ‘toeval’, ‘verband’, ‘ontvreemden’ en ‘redden’. Laat de kinderen een mooie zin maken met elk van deze woorden. Leg enkele blanco kadertjes op elke bank. Tijdens jouw voorleesmomenten mogen de kinderen woorden noteren die ze graag willen opzoeken in het woordenboek – woorden waarvan ze de betekenis nog niet zo goed begrijpen.
Tijdens hoeken- of contractwerk zoeken ze de woorden op in het papieren woordenboek of via een online woordenboek als www.vandale.be. De nieuwe woorden én hun betekenisomschrijving hang je aan een groot prikbord. EINDTERMEN ● ●
Lager - Nederlands - Lezen 3.5 Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (overkoepelende attitudes) 6.1
En verder (Niet) waar? Heb je het hele boek voorgelezen? Vraag de kinderen dan of dit verhaal in het echt zou kunnen gebeuren of niet. Laat ze hun antwoorden toelichten. Lees de achterflaptekst: “Het is een Waargebeurd Reddingsverhaal.” Laat de kinderen reageren. Wat uit dit verhaal kan er in werkelijkheid gebeuren? Wat heeft de auteur toch verzonnen om het verhaal zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor de lezer? Wat zijn de kinderen meer te weten gekomen over konijnen na dit boek? Ook al zit er informatie over konijnen verweven in dit boek, dat maakt er nog geen informatief boek van. Laat de kinderen zoveel mogelijk boeken – alle soorten en genres – over konijnen verzamelen. Daarna delen ze de boeken op verschillende manieren in: Welke boeken bevatten een verhaal dat werkelijk kan gebeuren? Welke boeken bevatten een verhaal dat in het echt niet kan gebeuren? ● In welk boek kom je het meeste te weten over konijnen? ● Welk boek zou je kiezen als je zelf een konijn hebt en je wil het goed verzorgen? ● Welk boek kies je als je je wil ontspannen? EINDTERMEN ● ●
● ●
Lager - Nederlands - Strategieën 5.3 Lager - Nederlands - Taalbeschouwing (overkoepelende attitudes) 6.1
Zeepkistenrace ‘De Supersnelle Fietsmachine’ is één van de benodigdheden die Anna, Suzanne en Tom nodig hebben “om Jobvan-een-paar-huizen-verderop te redden” (p. 171). Nodig de kinderen – samen met hun ouders en enkele collegaleerkrachten – uit om zelf een Supersnelle Fietsmachine te maken. Twee fijne voorbeelden van zeepkisten vind je hier: http://www.youtube.com/watch?v=sUho8n8cr7A http://www.youtube.com/watch?v=JEc3S8mJybM
Bibliografie ● ●
Het spionnenhandboek - Herbie Brennan en Wouter Tulp (illustrator) (Van Goor, 2004) Speur je mee? – Pronto (Davidsfonds /Infodok, 2010)
● ●
● ●
Topgeheim: niet openen - Jan Paul Schutten en Sieger Zuidersma (ill.) (Kluitman, 2006) Wees blij dat je geen geheim agent in W.O. II bent! - John Malam, Mark Bergin (ill.), Karin Beneken Kolmer (vert.) (NBD Biblion, 2013) Wie is de dader? – Pronto (Davidsfonds /Infodok, 2012) Zoek de dader! – Pronto (Davidsfonds /Infodok, 2013)