Jaarverslag
2005 2006 ●
Verbond van Ondernemingen te Brussel
Met de steun van :
Jaarverslag vob
2005 2006 ●
3
B
« russel moet durven» Een beleid durven voeren dat resoluut op de economie is gericht ……. een werkgelegenheidsbeleid durven voeren dat minder op overheidsinstellingen of op “pararegionale instellingen” en meer op ondernemingen berust …… een werkelijk contractueel beleid durven voeren ……. In die termen sprak het VOB zich uit in de herfst van 2005, op het ogenblik dat het tripartiet overleg regering/sociale partners over het Contract voor Economie en Tewerkstelling werd hernomen. Het contract was in het begin van het jaar getekend maar werd - het moet erkend - zeer onregelmatig opgevolgd. De regering had de sociale gesprekspartners een actieprogramma aangekondigd. Het leek er echter op dat dit regeringswerk in eindeloze polemieken dreigde verstrikt te raken, zoals bijvoorbeeld het spreidingsplan van de vluchten boven Brussel, een thema dat nu niet precies in het verlengde van dit overleg ligt. Bovendien heeft de sociale onrust, die rond dezelfde periode ontstond over de opties van de federale regering over de eindeloopbaan problematiek en de sociale zekerheid, de dialoog op Brussels vlak ook niet vergemakkelijkt. De moeilijke herfst heeft waarschijnlijk zijn stempel gedrukt op het ganse lopende jaar. Toen de vakbonden tot tweemaal toe de toegang tot Brussel en de bedrijfsterreinen dreigden te blokkeren, werd het VOB in het defensief gedrongen. Toen de communautaire twisten over de vluchten boven Brussel oplaaiden, hebben het VOB en de KHNB gewezen op het strategisch belang van de luchthaven voor de ontwikkeling van de ondernemingen. De luchthaven verdient een betere rol dan die van twistappel tussen gewesten. Tenslotte komen we in een context, die op dit ogenblik nog vrij diffuus lijkt maar die in de komende maanden sterk op de voorgrond zal treden en dat zijn de gemeenteraadsverkiezingen van Oktober. Het VOB vraagt zich in dit verband het economische gehalte van de voorstellen die de Brusselse regering aan het Brusselse Economische en Sociaal Overlegcomité (BESOC) heeft voorgelegd, niet wat magertjes uitvallen. Het actieplan ter bevordering van de werkgelegenheid, dat door de regering werd voorgesteld, had meer oog voor de herstructurering van openbare of parapublieke tewerkstellingsoperatoren of schoof nieuwe opdrachten en belangrijke bijkomende middelen door naar regionale instanties belast met begeleiding van het economische beleid. Het VOB gaat ervan uit dat leitmotiv bij de ondertekening van het Contract voor Economie en Tewerkstelling, namelijk dat de onderneming de motor van de relance van de tewerkstelling in het gewest moet zijn, op zijn minst impliceert dat meer rekening wordt gehouden met de thema’s, die dicht aanleunen bij de reële inzet van de economische ontwikkeling of bij de dagdagelijkse omgeving waarin de bedrijfsactiviteiten zich afspelen. Er ontbrak bovendien een essentiële partner in de contractuele aanpak, namelijk de gemeenten. Het risico is niet denkbeeldig dat de gemeenten op stuk van fiscaliteit of van ruimtelijke ordening en mobiliteit, zelfs van lokale economie en handel, de geloofwaardigheid en de efficiëntie van het gewestelijk beleid ondergraven. Op al die domeinen kan namelijk geen sprake zijn van doeltreffende aanpak zonder een gecoördineerde visie van het geheel van de beleidsniveaus.
5
Het VOB wijdt daarom het thematisch dossier van het rapport aan dit voor Brussel fundamenteel probleem. Ons ietwat fade tussentijdse bilan van de regeringsactiviteiten maakt ons niet blind voor die reeds genomen en de aangekondigde initiatieven, die in de goede richting gaan. Dit is bijvoorbeeld duidelijk het geval voor het kritische onderzoek van de gemeentelijke fiscaliteit en het invoeren op gewestelijk vlak een solidariteitsmechanisme, dat de gemeenten moet toelaten de fiscale druk naar de ondernemingen toe wat de verminderen. Ook de nieuwe reglementering voor hulp aan investeringen, waarbij de procedures voortaan binnen strikt afgebakende termijnen moeten gebeuren, gaat in de goede richting. De regering blijkt ook concrete plannen te hebben voor de administratieve vereenvoudiging op vlak van milieuvergunningen en stedenbouwkundige vergunningen. De komende maanden zullen bepalend zijn voor de geloofwaardigheid van het economisch beleid van de regering. Prioritair staan innovatie, opleiding, fiscaliteit en administratieve vereenvoudiging. Deze elementen moeten aan de benchmarking voldoen die de aantrekkelijkheid van Brussel evalueert in een context van concurrentie tussen andere steden, in binnenland maar vooral in het buitenland. * Het activiteitenverslag bevat, gewoontegetrouw, een overzicht van de belangrijkste dossiers, die het VOB- team en de VOB-commissies in de loop van het jaar hebben behandeld. Die dossiers weerspiegelen eveneens de bijzonder drukke activiteiten in alle overlegcommissies en de beheerscomités, waar het VOB de economische belangen vertegenwoordigt.
Christian Franzen, Afgevaardigd Beheerder
6
Claude Desseille, Voorzitter
Brussel en zijn gemeenten, op zoek naar complementariteit en efficiëntie
I
n 2006 vinden de gemeenteverkiezingen plaats. Dit is voor het VOB een gelegenheid om wat dieper in te gaan op de relaties tussen de bedrijven en de gemeenten.
H
eel wat ondernemingen, vooral zij die gevestigd zijn in zonings of die gebouwen of kantoren huren, komen weinig in contact met de lokale overheid, afgezien van het betalen van eventuele gemeentebelastingen.
A
ndere bedrijven moeten vaker “naar de gemeente gaan” We denken daarbij aan bedrijven die grote oppervlakten bestrijken of in zeer gemengde wijken gevestigd zijn. Ook bedrijven die actief zijn in vastgoed, productiebedrijven die een belangrijke impact hebben op hun omgeving, grootwarenhuizen of hotels die veel volk aantrekken hebben belang bij goede contacten met de lokale administratie. Zij verwachten van de gemeente een efficiëntie dienstverlening en een bedrijfsvriendelijke houding.
D
e bedrijven komen echter meteen ook in contact met veel andere overheden : gewestelijke, gemeenschaps- en federale overheden, elk met hun bijkomende reglementeringen en belastingen. Het lijkt erop alsof de overheid in Brussel een soort Russische matroesjka is; achter elk bestuursniveau bevindt zich een ander. Bedrijven vragen zich af waarom het niet transparanter kan, of er niet meer complementariteit en efficiëntie tot stand kan komen.
8
De lof van de gemeenten……. De 19 Brusselse gemeenten zijn in veel opzichten te vergelijken met alle andere gemeenten in het land. De inwoners voelen zich er thuis en identificeren zich met de mooie plekken, de speciale gebouwen, de winkels en restaurants van hun gemeente. Meerdere Brusselse gemeenten kunnen ook bogen op een lange geschiedenis. Alle mandatarissen, die politieke verantwoordelijkheid opnemen, zijn het over één punt roerend eens: in de gemeenten staan ze dicht bij de bevolking en kunnen ze snel en ad rem ingrijpen. Zijn hebben allen een duidelijke wens en een sterke motivatie om een zo groot mogelijk pakket aan diensten en
individuele hulp aan de inwoners aan te bieden: de gemeente wil op zoveel mogelijk vragen en verzoeken van de bevolking kunnen ingaan. En in het huidige Brussels gewest met zijn 19 gemeenten is dat mogelijk. Velen zijn er van overtuigd dat zware rellen en explosieve situaties, zoals die vb Frankrijk hebben plaatsgevonden, in Brussel zijn uitgebleven door de nabijheid van de overheid en het fijnmazig gemeentelijk netwerk van opvangmogelijkheden. Politieke mandatarissen hechten ook unaniem groot belang aan de lokale handel en aan de lokale werkgelegen-
heid. Ze vinden dat in het algemeen de lokale administratie goed functioneert en verwijzen naar andere bevoegdheidsniveaus als er iets mis gaat met reglementeringen of vergunningen: de fout ligt nogal eens bij het gewest of het federale gezag en meer en meer bij “Europa”. Wel zijn er geen Brusselse gemeenten meer die een expliciet promotiebeleid voeren om ondernemingen aan te trekken. Besluit : de gemeenten in Brussel en hun mandatarissen tonen zich zeer voluntaristisch en attent voor alles wat in de gemeente gebeurt. Zij wensen die rol ook in de toekomst te kunnen blijven spelen.
……. en de keerzijde van de medaille De vraag is of het imago van de Brusselse gemeenten binnen het bedrijfsleven overeenstemt met die optimistische visie ? Tevredenheidsenquêtes over de gemeenten bestaan er niet, of tenminste niet systematisch. Er bestaan enquêtes over deelaspecten: over veiligheid in de wijken en het optreden van de politie, over de tevredenheid met de leefomgeving in het algemeen van de Brusselaars, over voet- en fietspaden, etc. Het oordeel van de bedrijven is veelal gebaseerd op hun ervaringen met de lokale overheid en dan hoort men grosso modo de vier volgende vragen en bedenkingen:
* Zijn de gemeenten niet onnodig uitgebreid en ingewikkeld in Brussel ? Bedrijven vragen zich nogal eens af of 19 gemeenten, met 19 burgemeesters, 142 schepenen, 482 raadsleden, plus de 19 OCMW voorzitters en OCMW-raadsleden, niet een voorbijgestreefde en te logge structuur vormen. Ze verwijzen naar voorbeelden in het buitenland zoals vb Washington - waarmee het Brussels gewest een
samenwerkingsakkoord heeft ondertekend - met zijn ongeveer 560.000 inwoners, 13 verkozenen en 1 burgemeester. Brussel heeft ook een zeer uitgebreide gemeenteadministratie: die stelt 13.000 personen te werk. Telt men daarbij de personeelsleden in het gemeentelijk onderwijs, de ziekenhuizen en de vzw, dan komt men aan een totaal van iets meer dan 30.000 personeelsleden.
* De gemeentetaksen zijn hoog, vergeleken met andere gemeenten buiten Brussel; is dat wel nodig? dat heeft toch een negatief effect op de economie ? De enige verhoging van de inkomsten van de Brusselse gemeenten in 2005 komt, volgens berekeningen van Dexia, uitsluitend van de 8,8 % verhoging van de lokale belastingen; alle andere inkomsten zijn gelijk gebleven. Uit vergelijkingen met de omliggende gemeenten blijkt dat zowel de opcentiemen als de uitgebreide gamma gemeentebelastingen hoger liggen binnen Brussel dan buiten het gewest. Binnen het gewest zijn er ook aanzienlijke verschillen: de gemeentebelastingen in de centrumgemeenten liggen ook aanzienlijk hoger dan in de perifere gemeenten.
* Zijn die gemeentegrenzen nog relevant ? Alles loopt in mekaar in Brussel Inderdaad.; in een aaneengesloten urbaan geheel zijn de gemeentegrenzen niet altijd relevant. Denk maar aan de organisatie van de mobiliteit, aan de inplanting van economische investeringen, aan de ganse zone met de te revitaliseren wijken, maar ook aan de promotie van de internationale functie van Brussel. Al die zaken kan men niet aanpakken alleen op het niveau van de gemeente.
* Is de gemeente niet in veel gevallen een overbodige etappe in de administratieve afhandeling van een dossier ? Heel wat andere overheden zijn te Brussel actief op vlak van economie tewerkstelling, ruimtelijke ordening en stedenbouw, milieu en bodemsanering, nutsvoorzieningen etc. De gemeenten worden in veel gevallen gezien als een nodeloze etappe, zeker nu informatica alomtegenwoordig is en de investeringen in e-governement de nodige documenten en attesten on-line zullen kunnen afleveren.
9
Andere interesses ? Andere behoeften ? Gemeenten en ondernemingen zitten blijkbaar niet in dezelfde boot. Er is een verschil tussen de opvatting van de gemeenteverantwoordelijken over hun taak en het imago van de gemeenten in bedrijfskringen. Ze kennen mekaar vagelijk maar ze hebben andere interesses, andere behoeften. Ze hebben de neiging om mekaar te zien in het verlengde van hun eigen problematiek, en dat kleurt de perceptie aan beide kanten.
aangepaste en redelijke uitbatingvergunningen, oplossingen voor de toegankelijkheid van hun bedrijf, stabiliteit op vlak van taksen, etc. Vanuit hun “business” omgeving zien ze het gewest en de gemeenten als één geheel en niet als twee autonoom werkende systemen. Voor de ondernemingen is de gemeente slechts een van de overheden waarmee ze in contact zijn.
* De onderneming wenst een goed investerings- en werkklimaat,
* De gemeente zoekt een goede leefomgeving te garanderen, goe-
de infrastructuren en activiteitsmogelijkheden voor alle bevolkingsgroepen aan te bieden, antwoorden te vinden op de vele vragen die de bevolking aan de gemeentelijke overheid stelt. Voor de gemeenten zijn de ondernemingen een mogelijke partner, die, direct of indirect, kan bijdragen aan de goede werking van de gemeente. Maar, goed. Zijn die opmerkingen van dan ondernemingen terecht ?
Lijden de Brusselse gemeenten aan overgewicht ? De bevoegdheden van de gemeente zijn niet wezenlijk verschillend met die van alle andere gemeenten in het land.
ratie), zijn in de ogen van het publiek recht automatisch niet langer van gemeentelijk belang. Het domein van het ‘gemeentelijk belang’ wordt du steeds kleiner.
Volgens artikel 41 van de Grondwet zijn de gemeenten bevoegd “voor de aangelegenheden van gemeentelijk belang voor de verwezenlijking waarvan ze alle initiatieven kunnen nemen”. In de praktijk zijn er dat echter van langs om minder. Zaken die door een wetgever geregeld werden, dus die aangelegenheden die toegewezen zijn aan andere bestuurlijke niveaus (federaal, gemeenschappen en gewesten, provincie, agglome-
* De gemeente organiseren een aantal klassieke administratieve taken uit samen met de federale overheid: het bijhouden van de van de akten van de burgerlijke stand (geboorten, huwelijken, overlijdens), vreemdelingenregistratie, de organisatie van kiesverrichtingen, etc Tenslotte zijn er de taken als toezichthoudende overheid t.a.v. de vb het O.C.M.W. en de gemeentelijke VZW’s
Naar Belgische normen zijn de Brusselse gemeenten niet te log. Vergeleken met andere Belgische gemeenten is het aantal gemeenten in Brussel niet overdreven en het aantal verkozenen net hetzelfde. Inderdaad :
* Wat betreft het aantal gemeenten: de Brusselse gemeenten zijn geen kleine entiteiten. Een gemeente in België heeft gemiddeld ongeveer 17.000 inwoners en alle 19 gemeenten liggen boven het gemiddelde. In de lijst van de 15 grootste gemeenten van België bevinden zich 5 Brusselse gemeenten. Schaarbeek is, qua aantal inwoners, groter dan Bergen; Ukkel is groter dan Oostende.
* Wat betreft het aantal verkozenen, is hun aantal, proportioneel gezien, hetzelfde als in andere gemeenten. Het aantal te verkiezen gemeenteraadsleden is namelijk gebaseerd op de tekst van artikel 8 van de gemeentewet en is nog steeds voor alle gemeenten gelijk. Er zijn dus proportioneel niet meer verkozenen in Brussel dan in andere gemeenten.
10
* Ook het aantal gemeenteambtenaren is niet beduidend hoger. Wel is het zo dat, in het Brussels gewest, een aantal gemeenten een lange traditie hebben op vlak van organiseren van onderwijs en ziekenhuizen, waarin heel wat personeel is tewerkgesteld.
* Ook de verplichtingen inzake de veiligheid en de openbare orde (‘politie’) worden nu uitgebouwd in het kader van politiezones * Er een reeks ruimtegebonden taken bij de gemeente: verkeersregeling, zorg voor wegen en groene ruimten, riolering en openbare verlichting, zorgen voor nutsvoorzieningen (productie en distributie van elektriciteit, water, gas, T.V.-distributie, slachthuizen, huisvuilomhaling en - verwerking, …), taken in verband met de planning en afhandeling van vergunningen op vlak van stedenbouw en milieu. * Ook de zgn. welzijnstaken, staan op de lijst : onderwijs (vooral basisonderwijs), culturele taken en vrije tijdsbesteding, jeugdzorg, gezinszorg, bejaardenzorg, sociale voorzieningen, sociale woningen, sportvoorzieningen, emancipatie, gelijke kansen, Europese en internationale werking… Brusselse gemeenten hebeen een zeer lange traditie op vlak van onderwijs en gezondheidszorg, wat resulteert in zeer belangrijke engagementen. * Er zijn ook beheerstaken die belangrijker worden: het financiële beheer, de informatisering, het personeelsbeheer, de technische dienst.
De drie verschillen Er zijn echter ook 3 duidelijke verschillen tussen de Brusselse gemeenten en de andere gemeenten in het land Verschil 1 : De Brusselse gemeenten staan midden een pantheon van”bovenlokale” overheden. Grotere steden zijn in veel gevallen georganiseerd rond twee niveaus: een centraal niveau (stadsbestuur) en een lokaal niveau. Men vindt daarin alle mogelijke variaties. Dennken we aan enkele welgekende voorbeelden van steden in het buitenland: het stadsbestuur van Parijs heeft 20 “arrondissementen”; Londen heeft 14 “boroughs”, Berlijn heeft 12 “Bezirke” en Wenen heeft er 23; Washington heeft 8 “wards”, Beijing heeft 10 “districten” en 8 “counties”. Locale gedecentraliseerde bestuurlijke entiteiten binnen een stadsgewest zijn blijkbaar de regel. De uitzonderlijke positie van het Brussels gewest is dus niet zozeer het bestaan van gemeenten. Speciaal aan Brussel is het groot aantal bovenlokale overheden. Men zou het kunnen stellen dat Brussel, als gewest, geen typisch overkoepelend “stadsbestuur” heeft, maar dat er “veel besturen in
de stad” zijn. Op bestuurlijk vlak is er geen globaal stadssysteem maar een aantal subsystemen die interageren. Dat is duidelijk te zien in onderstaande tabel. Die geeft een overzicht van het de overheden die actief zijn of bevoegd zijn voor een brede waaier van domeinen.
overheden onderling (vb voor tewerkstelling en opleiding) maar ook tussen die overheden en de gemeenten (vb voor bedrijvencentra). Daardoor wordt de verhouding tussen het bovenlokale en het lokale niveau erg complex: voor elk initiatief moeten de bevoegdheden worden afgelijnd en moeten afspraken worden gemaakt, dikwijls gemeente per gemeente.
De federale overheid en vooral het gewest zijn de belangrijkste bovenlokale overheden voor de Brusselse gemeenten. Maar het zijn niet de enige, en al deze overheden opereren in functie van de hun toegewezen bevoegdheden. Er zijn ook nog andere instanties die belangrijk zijn binnen de gemeenten en het gewest, met name de 6 politiezones, 9 gewestelijke intercommunales en 6 transregionale intercommunales, waarvan Brusselse gemeenten lid zijn, de organisatie van dringende medische hulp, brandbestrijding, ophalen van huisvuil en de taxibedrijven binnen de agglomeratietaken. Elk bestuursniveau wenst dat het zijn opdrachten in alle klaarheid kan uitvoeren.
Verschil 2. De Brusselse gemeenten hebben een sterke traditie en vormen het omvangrijkste beleidsniveau in het gewest. Er is een traditie in België van goed uitgebouwde lokale overheden, Deze traditie is nog sterker in Brussel, vooral omwille van een reeks zeer belangrijke en prestigieuze gemeenten binnen het gewest, niet in het minst de stad Brussel zelf. Vergeleken met de andere beleidsniveaus, is het lokale niveau te Brussel het omvangrijkste en meest uitgebouwde. De gemeenten hebben voeling met de concrete wereld van de inwoners en nemen voortdurend initiatieven om in te gaan op de vragen van de mensen.
Maar dit complex geheel van overheden vraagt heel wat overleg en afstemming. Niet alleen tussen die
Federale Overheid Gewest GGC Franse Gemeenschap COCOF Vlaamse Gemeenschap VGC Gemeenten
✓ ✓ ✓ ✓✓
✓ ✓
✓ ✓
✓ ✓✓
✓ ✓✓✓ ✓
✓
are we rken Steden bouw
Openb
Vervoe r
Sport
Toerism e
id
dhavin
g
✓
Sociale
rdehan
✓✓✓ ✓✓✓
zekerh e
gen Gezon
dheid Veiligh eid en o
rzoek k onde
etrekkin
happelij
tionale b Interna
Weten sc
sting
aliteit Nation
Huisve
eu Burgerl ijke sta nd Immigra tie Justitie
Leefmili
✓✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓ ✓✓ ✓ ✓✓ ✓ ✓✓ ✓ ✓✓✓ ✓ ✓ ✓ ✓✓✓
Gouverneur Vicegouverneur
Onderw ijs
Econom ie en H andel Arbeid en tew erkstelli ng Gebruik der tale n Energie
Defens ie
ersone n n en be grafenis sen Comm unicati e Ontwik kelings samen werkin g Eredie nsten Cultuu r Kerkho ve
d aan p Bijstan
Landbo
uw
■ Overzichtstabel
✓ ✓ ✓✓ ✓ ✓✓ ✓✓
✓ ✓
✓ ✓
✓✓
Bron: Crisp
11
Om die initiatieven te kunnen uitwerken gaan ze bij de andere bevoegde beleidsniveaus aankloppen voor medewerking en eventueel (co-)financiering, vb voor investeringen in probleemwijken. Die andere beleidsniveaus lanceren zelf ook projecten met de gemeenten : bv het gewestelijk project voor fietspaden of het recente idee in elke gemeente een antenne van de BGDA uit te bouwen. Hierdoor krijgen de gemeenten mogelijkheden, die ze anders niet zouden hebben. Elke gemeente meet zich een duidelijke profiel aan; elke gemeente lanceert zijn “eigen” projecten. Zo creëert elke gemeente een eigen gemeentelijke “bedrijfscultuur” en dat maakt 19 in het totaal. Die lokale aanpak benadrukt eerder de verschillen tussen de gemeenten en het eigen karakter van elk. Het autonome gemeentebestuur zal die aparte bedrijfscultuur maar al te graag in stand houden. Verschil 3 : De gemeenten vormen in feite één urbaan geheel. * Dit is de evidentie zelf. Trouwens, zolang alles wat over de gemeentegrenzen heen gebeurt op het niveau van het gewest wordt behandeld, hoeven die grenzen geen
enkel probleem te vormen. Mobiliteit is hier het voorbeeld bij uitstek: hier zijn de gemeentegrenzen irrelevant. Het is dus evident dat deze materie op gewestvlak moet gecoördineerd worden. Het besef dat in Brussel heel wat materies beter op gewestelijk vlak geregeld worden, bestaat al heel lang en is in de praktijk gebracht door de verschuiving van veel bevoegdheden naar het gewestniveau (of naar een van de andere niveaus) in de opeenvolgende staatshervormingen. Het gaat niet alleen over dienstverlening zoals brandweer en eerste hulp, maar ook voor omzeggens alles wat de ruimtegebonden taken betreft: denken we aan - openbare werken, ruimtelijke ordening, veiligheid, verkeer, leefmilieu en afvalbeleid. Dat is eveneens het geval voor economie en tewerkstelling. * Maar daarmee is de kous niet af. Ook al is het gewest bevoegd en de coördinerende instantie, toch blijven de gemeenten een mogelijke partner voor elke gewestelijke of andere maatregel een impact heeft op hun territorium.
geen plan in de strikte zin van het woord. Het had geen operationeel programma en slechts enkele gekwantificeerde doelstellingen. Het Gewop bestond in feite uit een lange reeks intentieverklaringen rond 12 thema’s, die iedereen verwacht werd te onderschrijven. En die “iedereen” waren in de eerste plaats de gemeenten. Het Gewop bestempelde uitdrukkelijk de gemeenten als bevoorrechte partners in het gewestelijk plan; niet alleen waar het wettelijk of administratief was vereist, maar ook voor veel andere prioriteiten van het stadsproject. Men mag gerust stellen dat stadsproject de ambitie had om een basis te vormen voor betere samenwerking tussen het gewest en de gemeenten. De gemeenten communiceren trouwens duidelijk - in hun publicaties of hun websites - over hun standpunt en hun acties in verband met die algemeen urbane problemen. Maar in alle domeinen voeren zij een soort “à la carte” politiek De gemeenten beslissen zelf of en hoe ze ingaan op allerlei initiatieven.
Dit kwam zeer goed tot uiting in het tweede gewestelijk ontwikkelingsplan (GewOP) van 2001. Het Gewop was
Het glazen plafond van de gemeenten De gemeenten zien veel mogelijkheden en actieterreinen maar ze stoten tegen een glazen plafond : de gemeentefinanciën. De speelruimte van de gemeenten kan niet voorbij de limiet van de marges in de begroting. En de vooruitzichten zijn slecht.. Hoe zit het met de gemeentefinanciën ?
- het overwerkt verleden: De druk op de Brusselse financiële ketel is verre van nieuw. Heel wat Brusselse politici hebben, bijna 20 jaar na datum, de spectaculaire daling van het aandeel van Brussel in het vroegere federale gemeentefonds nog altijd niet verteerd. (NB. : op het
12
ogenblik van de regionalisering van het gemeentefonds, was het Brusselse aandeel gezakt van 20,5 % in 1974 tot 7, 38 % in 1988). Ze blijven hameren op het feit dat, zonder die daling, de Brusselse gemeenten niet de problemen zouden kennen, die zich nu stellen.
van de legislatuur (2000) optimistisch. De opeenvolgende tekorten voor het dienstjaar tussen 2003 en 2005, onder meer omwille van het opstarten van de politiezones en de verminderde inkomsten door de liberalisering van de energiemarkt, resulteerden in 2005 in een tekort.
- het negatief groeipad
Globaal gezien zitten de gemeenten op een negatief groeipad voor wat betreft hun financiële vooruitzichten. De cijfers uit hun enquête voor de begrotingen 2005 (laatst gekende cijfers) wijzen op een nieuwe verslechtering van de begrotingssaldi, zowel voor het dienstjaar als voor het algemeen totaal. Er zijn nu zes Brusselse gemeenten die een deficitaire begroting hebben (met een samengevoegd tekort van -
Maar het is niet alleen dat. Uit de opeenvolgende analyses van Dexia, die de evolutie van de inkomsten en uitgaven van de Belgische gemeenten evalueert, blijkt zeer duidelijk dat de Brusselse gemeentefinanciën, in tegenstelling met die van de twee andere gewesten, in het rood gaan. Nochtans waren de vooruitzichten in het begin
78,3 miljoen euro). De dertien overige gemeenten hadden een globaal overschot (+73,3 miljoen euro).
- de meerkosten Vergeleken de twee andere gewesten, hebben in Brussel een belangrijker aandeel van de overdrachten te maken met onderwijs en de OCMW’s met hun ziekenhuizen. Daarnaast brengen ook de samenstelling van de bevolking en de rol van federale en internationale hoofdstad aanzienlijke kosten mee.
- het gebrek aan een veiligheidsnet De gemeenten hebben geen extern solidariteitsmechanisme dat hun dalende inkomsten compenseert. Er zijn
geen veiligheidsnetten of parachutes, zoals die bijvoorbeeld wel bestaan voor de gewestbegroting, omwille van het solidariteitsmechanisme tussen de gewesten
- de bijkomende occasionele financieringsbronnen Gemeenten kunnen een aantal beperkte financieringsbronnen aanspreken voor nieuwe initiatieven. Die budgetten laten toe de kwaliteit van de gemeentediensten en van het leven in de gemeente te verbeteren. We denken hier aan : - gesubsidieerde tewerkstelkling (door middel van gewestelijke geco-financiering) - Beliris, voor allerlei infrastructuurwerken
- De veiligheids- en preventiecontracten - De wijkcontracten - Het europees sociaal fonds - Het europees fonds voor regionale ontwikkeling Let wel, die bijkomende financieringskanalen gaan niet in hun geheel naar gemeentelijke initiatieven. Bovendien zijn ze niet allemaal recurrent over verschillende jaren. Maar die bijkomende middelen zijn meer dan welkom. Ze zijn echter gebonden aan specifieke projecten en de uitgaven in verband met die projecten. Als zodanig helpen ze niet het budget in evenwicht te brengen.
Alles kan beter Wat bedrijven vragen : 1. Een beheersbare gemeentelijke fiscaliteit Bedrijven hebben er belang bij dat de gemeenten financieel gezond zijn en hun begrotingen in evenwicht krijgen, omdat het gevaar reëel is dat de gemeenten naar de bedrijven stappen
Iedereen kan het vaststellen : de Brusselse economie is vooral nationaal en internationaal gericht en veel bedrijven komen slechts sporadisch in contact met de lokale besturen. Maar de Brusselse gemeenten zijn constant, zij het direct of indirect, aanwezig in de economisch reilen en zeilen van Brussel. Vandaar dat de Brusselse economie er belang bij heeft dat de gemeenten efficiënt functioneren, want het Brussels gewest kan maar groeien als ook het lokale niveau naar behoren functioneert.. Concreet hebben de bedrijven er belang bij dat de gemeenten: - financieel gezond zijn en hun begrotingen in evenwicht krijgen
om bijkomende middelen te zoeken. Dat is in verleden gebeurd en dat heeft geen oplossing gecreëerd voor de financieringsproblematiek van de gemeenten. Er zijn pistes mogelijk : * De regering en de gemeenten moeten afspraken kunnen ma-
- een doorzichtige organisatie hebben die goed samenwerkt met het gewest en de andere overheden - hun planningen en beslissingen afstemmen met de andere overheden - de nieuwste informatica technieken kunnen toepassen in hun organisatie en hun contacten met de klanten. - een datamanagement opstellen, om hunbeleid te kunnen baseren op reële gegevens - over bekwaam en gemotiveerd personeel kunnen beschikken. - aandacht hebben voor de bedrijven in hun gemeente die nationaal en internationaal zijn georiënteerd.
ken over het harmoniseren en onder controle houden van de gemeentelijke belastingen. Er bestaat reeds een schema voor die harmonisatie met zowat 17 categoriën van belastingen. Na de verkiezingen moet dit ter sprake komen. * De Brusselse gemeenten zullen er financieel voordeel halen als ze hun kasmiddelen laten beheren door het financiële coördinatiecentrum van het gewest. De pa raregionale instellingen zijn er wel bij gevaren. De gemeenten moeten ook kunnen beroep doen op die know-how, en eventueel een gewestelijke bonus krijgen wanneer ze daartoe overgaan. * De nieuwe gemeenteboekhouding (NGB) die in 1995 werd ingevoerd had als doel de gemeenten een rationeler en transparanter beheersinstrument te bezorgen, en de mandatarissen completere en objectievere informatie te verschaffen. Het moet nu mogelijk zijn om de gemeenten onderling te vergelijken en sneller middelen te vinden om meerjarenplanning voor het globale financieel even wicht uit te werken. Een transver-
13
sale doorlichting van de gemeentebegrotingen, maar ook van de investeringen en het patrimonium kan helpen bij een efficiënter beleid van de gemeentefinanciën.
2. Meer samenwerking Bedrijven hebben er belang bij dat de gemeenten een doorzichtige organisatie hebben die goed samenwerkt met het gewest en andere overheden. Op vlak van economie en tewerkstelling en mobiliteit worden een aantal initiatieven met lokale dimensie vanuit het gewest aangestuurd en begeleid. * Een voorbeeld is de organisatie van de town center managers in het kader van het project Atrium. Het gewestelijk niveau geeft impulsen, verspreidt ook informatie en helpt zo de lokale initiatieven vooruit. * Hetzelfde kan gebeuren op vlak van jobaanbiedingen en tewerkstellingsconsulenten, dienstencheques en jobs voor lokale KMO’s . De efficiëntie en de resultaten van de jobhuizen, mission locales , PWA’s en andere operatoren zullen verbeteren als men erin slaagt een gewestelijke hulp en aansturing te organiseren die de link maakt tussen de gewestelijke structuren en de gemeentelijke
In heel wat investeringsprojecten of wegenwerken zijn verschillende beleidscycli gelijktijdig aanwezig. Die volgen dan een bepaald ritme van fasering, opmaak van plannen, formele vastlegging, openbaar onderzoek etc Dat maakt dat projecten kunnen aanslepen bv omdat vergunningen of voorbereidings-werkzaamheden niet op tijd zijn gebeurt. Maar ook begrotings- en besparingsdiscussies kunnen planningen de mist doen ingaan.
3. Verder uitwerken van de gemeente websites, e-governement en data management Bedrijven hebben er belang bij dat de gemeenten de nieuwste informatica technieken kunnen toepassen in hun contacten met de klanten. E-governement is aantrekkelijk, kost minder kost, gaat sneller en om die redenen is de belangrijkste doorbraak in de zoektocht naar grotere efficiëntie.
* Hetzelfde geldt tenslotte voor de aanduiding van routes naar parkeergelegenheden en de aanduiding van het aantal vrije pa-r kingplaatsen in die parkings. Dat is een prioriteit in verband met mobiliteit.
* Voor de gemeenten heeft het gewestelijk informaticacentrum CIBG het Iris-box project uitgewerkt.. Behalve Sint Joost, hebben alle gemeenten een website. De meeste hebben een zeer verzorgde lay-out maar 9 onder hen hebben nu reeds, dank zij het de “Irisbox”, een elektronisch loket geïntegreerd in hun websites. Het gaat om Watermaal-Bosvoorde, Jette, Ganshoren, Elsene, Koekelberg, Molenbeek, Sint-Gillis, Schaarbeek, Ukkel en Sint-PietersWoluwe De burger kan, dank zij de irisbox, uittreksels en documenten aanvragen, alsook formulieren downloaden en invullen. Voor de bedrijven staan in de meeste gevallen de nodige documenten voor het aangeven van de gemeentebelastingen reeds op het systeem.
Bedrijven hebben er ook belang bij dat gemeenten en de andere overheden
* ICT is geen magische formule: informatica moet hand in hand gaan met reorganisatie van de
* Op vlak van mobiliteit is het zeer belangrijk dat het gewestelijk niveau de coördinatie op zich neemt zodat de gemeenten oog hebben voor mobiliteitsplannen bij de “buren”.
14
hun beslissings- en uitvoeringstermijnen meer op mekaar afstemmen.
diensten. Websites opstellen is maar een facet. Er moet een veranderde organisatie achter schuilgaan. Ook op dat vlak heeft Brussel een zeer goede uitvalsbasis, met het Nova project., dat toelaat bouwdossiers te beheren, en dit over verschillende beleidsniveaus heen. Zo kunnen gemeenten het dossier indienen, waarna het via de toepassing ook door het Gewest beheerd en opgevolgd zal kunnen worden. Dit voorbeeld toont de richting aan, ook voor de afhandeling van milieudossiers, die op stapel staat. * Datamanagement ligt blijkbaar zeer moeilijk – en niet alleen in Brussel. Datamanagement lijkt makkelijker te kunnen op deelniveaus zoals vb de kantoren- en woningmarkt, tewerkstelling, lawaaihinder etc) . Het is niet altijd eenvoudig om het nut te bewijzen van het opslaan, beheren, actualiseren en actief gebruiken van gegevens. Ook bestaat de vrees (en weerom niet alleen in Brussel) dat de buitenwacht niet de gegevens zal vergelijken maar het beleid zal beoordelen op de resultaten. Nochtans bestaat hier ook een dubbele basis : de digitale Urbiskaart die toelaat talloze gegevens letterlijk in kaart te brengen. Er is eveneens de mogelijkheid om de financiële gegevens van de gemeenten te poolen en te gebruiken.
Hier is een domein, waarop het gewest ervaring heeft opgedaan en een reeks resultaten heeft geboekt. Het is ook een domein die voor de gemeenten van nut zijn geweest en die nu resulteren in een snellere, goedkopere en betere dienstverlening. Dit moet nog meer een prioriteit worden in de toekomst. Het gaat hier niet alleen om informatica. De reorganisatie van de diensten en het organiseren van de informatiedoorstroming is zoniet nog belangrijker. De competenties daarvoor kunnen niet in elke gemeente worden opgebouwd; die moeten gepoold worden.
4. Competente ambtenaren Bedrijven hebben er belang bij dat de gemeenten over bekwaam en gemotiveerd personeel kunnen beschikken. Dat geeft zekerheid en duidelijkheid. De Brusselse gemeenten beschikken over een zeer groot aantal medewerkers. Dit is op zich geen probleem indien, waar nodig, het personeel zich kan aanpassen aan voortdurende reorganisaties en daar de kans en de middelen toe krijgt.. Dat vraagt een modern personeels- en competentiebeheer. De Gewestelijke School voor de openbare besturen – GSOB, biedt basisopleidingen in verband met de bestuurscompetenties van de gemeenten: Openbare aanbestedingen, organisatie van personeel, overheidsfinanciën, publiek recht, overheidsmanagement, informatica en statistieken, stedenbouw en ruimtelijke ordening.
Dit alles is goed maar zal niet voldoende zijn. De inspanningen voor reorganisatie moeten natuurlijk gepaard gaan met opleidingsprogramma’s.
5. Aandacht voor alle ondernemingen in de gemeente Bedrijven, ook internationale en industriële bedrijven, hebben er belang bij dat gemeenten hen kennen, hun problemen en verwachtingen begrijpen en hun bekommernissen delen. Dat is de beste garantie voor het opbouwen van een bedrijfsvriendelijke klimaat en het vermijden van anti-economische maatregelen. Brussel is over de hele wereld gekend en dat trekt bedrijven en activiteiten aan. Brussel scoort daarom zeer hoog op verschillende ratings en monitors.
De vierde plaats in de European Cities Monitor van Cushman en Wakefield, na Londen Parijs en Frankfurt, is daarvan het bekendste voorbeeld. Jarenlang is men er daarom van uitgegaan dat de bedrijven toch naar Brussel komen en dat er geen speciale actie moet worden ondernomen naar deze bedrijven toe, ook niet op gemeentelijk vlak. Intussen is de concurrentie van Barcelona, Madrid, Praag en Berlijn een realiteit geworden. Grotere bedrijven of bedrijven die niet of weinig in contact zijn met de gemeenten zijn ook belangrijk voor Brussel. Ook industriële activiteiten zijn dat. Betere contacten tussen alle bedrijven en de gemeentelijke overheden moeten de vrij ambigue relatie tussen de gemeenten en de grotere bedrijven op hun grondgebeid, die de laatste decennia heeft bestaan, verbeteren.
*** ** *
-
De Overheden in Brussel, Crisp http://www.rbc.irisnet.be/crisp/
-
Locale Financiën, Dexia, juni 2005
-
De Brusselse negentien gemeenten en het Brussels model. Redactie : Els Witte, André Alen, Hugues Dumont, Pierre Vandernoot, Roel De Groof Uitgeverij Larcier
-
Brusselse Thema’s nr. 10 : Tussen Interactie en autonomie. Joost Vaesen, VUBPress
15
Geen efficiënt gewest zonder efficiënte gemeenten
D
e gemeenten, in hun huidige vorm zijn, ongetwijfeld zeer actief en ze passen zich aan binnen de ingewikkelde stadsomgeving waarin ze opereren. Maar ze zitten op hun limiet. Een verhoging van hun middelen zal nodig zijn om dit alles op peil te houden.
M
aar eerst moeten de gemeenten uitzoeken hoe ze beter kunnen doen met de middelen die ze hebben. En dat kan. Dit zijn natuurlijk in de eerste plaats besparingen. Maar de lokale besturen beschikken nog over geweldige mogelijkheden om in onderling overleg en in samenwerking met het gewest, consequent schaalvoordelen op te sporen en te benutten.
A
lles kan beter. Maar dit soort aanpak vraagt heel wat “re-engineering” en dat vereist dan weer een coherent plan, financiële middelen en specifieke competenties. Bovendien zullen die stappen naar grotere efficiëntie moeten gebeuren binnen de gemeenten zelf en binnen het bestaande budget.
D
at is de uitdaging, en terzelfder tijd een enorm project. Zoiets vraagt tijd, veel tijd, maar ook continuiteit. Maar de gemeenten hebben geen keuze; het is een must. Die reorganisatie is niet alleen determinerend voor de toekomst van de Brusselse gemeenten, ze is ook determinerend voor de toekomst van het ganse gewest.
G
rotere efficiëntie en grotere complementariteit is geen verre droom. Dat is een dwingende noodzaak.
16
Jaarverslag vob
2005 2006 ●
1. Economie – Werkgelegenheid 1.1. Het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling – CET De aankondiging van een partnerschap met de socio-economische milieus vormde duidelijk de originele strategische pijler van het beleid van de Regering geïnstalleerd sinds het begin van het vorige verslagjaar. De onderhandeling van een «Contract voor de Economie en de Tewerkstelling» met de vertegenwoordigers van de sociale partners moest het begin betekenen van een beleid dat van de onderneming de essentiële hefboom maakte van het sociaal beleid. In een eerste fase zijn de sociale partners het eens geworden over de onderwerpen die het voorwerp zullen zijn van een contractuele verbintenis met de Regering. Dit kaderakkoord dat op 21 januari 2005 werd ondertekend, nam een aantal door het VOB in zijn memoranda geformuleerde prioriteiten op, onder meer de toepassing van het gemengd beheer van de arbeidsmarkt, een sterkere samenhang tussen opleiding en werkgelegenheid, de beperking van de directe of administratieve lasten, en tot slot de valorisatie van het multiplicatoreffect van de internationale rol van Brussel. Dit principeakkoord liep uiteraard niet vooruit op de positie van de sociale partners ten opzichte van de uitvoeringsmaatregelen waarvoor in de zomer 2005 een tweede onderhandelingsronde werd aangevat. Deze
uitvoeringsmaatregelen zijn in 27 prioritaire werkterreinen opgesplitst en in 5 pijlers gegroepeerd: de hefbomen voor de werkgelegenheid van de Brusselaars, de herstelmaatregelen van de arbeidsmarkt, de interface werkgelegenheid/opleiding, de hervorming van de economische beleidsinstrumenten, en tot slot de sectorale strategieën. In het kader van deze werkgroepen werden de sociale partners verzocht een geheel van thematische initiatiefvoorstellen te onderzoeken die de diverse ministeriële kabinetten hadden opgesteld betreffende wijd uiteenlopende thema’s zoals het vergemakkelijken van bedrijfsoverdrachten, de organisatie van incubators voor buitenlandse investeringen, de oprichting van een begeleidingsstructuur voor innovatie in kleine en middelgrote ondernemingen (Mistral-plan), of nog een geheel van actieplannen in sleutelsectoren voor innovatie (gezondheid, milieu, nieuwe informatie- en communicatietechnologieën) of werkgelegenheid (handel, horeca, bouw). Men heeft evenwel moeten vaststellen dat het door de Regering ritme van het tripartiet overleg ongelijkmatig verliep en dat een aantal door het CET beoogde acties door sommige leden van de Regering, parallel aan de lopende onderhandelingen met de sociale partners, reeds werden uitgevoerd.
1.2. Het Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars Tijdens de zitting van 20 maart van het Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité hebben de Regering en de sociale partners een Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars ondertekend. Dit nieuwe Plan werd in januari tijdens een zitting van het Overlegcomité voor
18
de eerste keer aan de sociale partners voorgesteld. Op de vraag over zijn samenhang met het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling, had de Regering toen geantwoord dat dit Plan er een operationeel actieplan van was dat rond
Ondanks een voluntaristisch discours en de invoering van een programma van de CET-doelstellingen voor de periode 2005-2009, lijkt de Regering moeilijk tot overeenstemming te kunnen komen betreffende de tenuitvoerlegging van een samenhangend geheel van initiatieven die overeenkomstig de essentie zelf van de contractuele aanpak aan de concrete behoeften van de ondernemingen tegemoet komen, te weten de heropleving van de werkgelegenheid door de economie. De behandelde thema’s en de stand van zaken van het overleg met de sociale partners werden in een synthesenota samengevat waarin voor elk thema de door het VOB ingenomen standpunten duidelijk worden weergegeven. Deze nota, opgesteld in overleg met de Economische en Sociale Commissies van het VOB en de KHNB, wijst op de prioriteiten van beide organisaties, onder meer op het gebied van innovatie, fiscaliteit, opleiding, mobiliteit en administratieve vereenvoudiging. In dit stadium van het tripartiet overleg dringt zich duidelijk de noodzaak op om de regeringsactie, die thans veeleer gericht lijkt te zijn op de uitvoering van eerder besliste maatregelen of op de herstructurering van publiekrechtelijke en parapubliekrechtelijke instellingen, in functie van deze economische en sociale prioriteiten te heroriënteren. Dit «opnieuw toespitsen op de prioriteiten» blijkt dus de belangrijkste inzet te zijn voor de voortzetting van het tripartiet overleg.
4 pijlers was opgebouwd: mobilisatie van de, openbare en privé operatoren ten gunste van de werkgelegenheid voor de Brusselaars; een betere begeleiding en responsabilisering van de werkzoekenden; uitbreiding en diversificatie van het opleidingsaanbod en met name van de opleidingen in de onderneming; een beter gebruik door het Gewest van federale instrumenten (vermindering van de sociale lasten op de lage lonen, bedrijfsfiscaliteit, te-
werkstelling van jongeren). De tenuitvoerlegging van deze pijlers vertegenwoordigt 76 concrete voorstellen. Afgezien van de gegrondheid van de regeringsvoorstellen, hadden de sociale partners voor dit nieuw initiatief van de Regering een voorafgaand overleg gewenst. De coördinatie tussen de maatregelen die in het kader van de 27 werkterreinen ter uitvoering van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling werden onderhandeld, en de 76 actievoorstellen van het nieuw Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars, lijkt op het eerste gezicht niet voor de hand liggend. De toelichting van de Regering dat het
nieuwe Plan de verlenging is van de 15 prioritaire werkterreinen van het «Contract» op het gebied van werkgelegenheid en opleiding, vermindert nauwelijks de complexiteit of de moeilijke leesbaarheid van dit geheel van plannen en maatregelen. Productiviteit blijft de ware inzet van dit overleg. De Economische en Sociale Commissies van het VOB en de KHNB hebben dit nieuw Tewerkstellingsplan diepgaand bestudeerd en hebben het detail van hun bevindingen in een document samengevat. Dat werd aan de Raad van bestuur voorgelegd en aan het Brussels Economisch en Sociaal Overlegcomité werd overgemaakt.
1.3. Beheercontract van de BGDA De herstructurering van de BGDA en de verbetering van zijn werking vertegenwoordigen van twee pijlers van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling, te weten een nauwere samenwerking tussen de overheidsen particuliere partners en een betere begeleiding van de werkzoekenden. De opstelling van een beheercontract tussen het Gewest en de BGDA zal dus het kader vormen voor de priori-
taire opdrachten van deze instelling waarbij zij kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen zal toegewezen krijgen met opgave van de nodige middelen om deze doelstellingen te bereiken. De grote principes van dit beheerkader berusten op voorbereidende documenten opgesteld door een privé-consultant en waaraan het Beheercomité talrijke werkvergaderingen heeft ge-
1.4. Mobiliteit in werkgelegenheid en samenwerking tussen de Gewesten Het VOB heeft met veel voldoening vastgesteld dat het Vlaams en het Brussels Gewest een samenwerkingsakkoord hebben gesloten ter bevordering van de mobiliteit van de werkzoekenden in beide gewesten.
Dit akkoord zal voor de werkzoekenden van elk Gewest effectief de mogelijkheden moeten scheppen om hun zoeken naar werk uit te breiden tot het Brusselse Hinterland dat het grondgebied van de 19 gemeenten
1.5. Het Charter voor diversiteit in de onderneming De Raad van bestuur van het VOB erkent de opportuniteit voor de ondernemingen om het «beginsel van non-discriminatie» in het beheer van hun human resources vrijwillig te onderschrijven.
Het tot stand komen van deze resolutie houdt ongetwijfeld verband met de huidige politieke intensiteit rond de problematiek. Bij gebrek aan een voluntaristische boodschap van de werkgevers, kunnen parlementaire of
Het Tewerkstellingsplan is ondertekend en heeft in dit opzicht de waarde van een afgesloten akkoord. Wanneer het Plan concreet zal worden uitgevoerd, zullen de mandatarissen van het VOB zich naar de aanwijzingen van hun Raad van bestuur schikken: zij zullen erop toezien dat deze diverse beleidsdocumenten georiënteerd blijven in overeenstemming met de doelstellingen die direct aan het werkgelegenheidsprobleem en de activiteit van de ondernemingen verbonden zijn. Binnen dit erg complex geheel moet dan worden bepaald welke voorstellen en maatregelen op korte termijn kunnen worden uitgevoerd.
wijd. Het VOB vertegenwoordigt de gesprekspartners van de werkgeversorganisaties in dit Beheercomité. Op de datum van redactie van dit document zal het Beheercontract door de Regering zijn goedgekeurd. Dit Beheercontract getuigt duidelijk van een vernieuwende evolutie in de geschiedenis van deze instelling.
ruim overschrijdt. Doorheen zijn memoranda wijst het VOB op deze vanzelfsprekendheid en oordeelt dat de intergewestelijke mobiliteit van de arbeidskrachten een noodzakelijke voorwaarde is om het hoge werkloosheidscijfer van het Gewest terug te dringen.
regeringsinitiatieven het licht zien die volgens ons niet zijn aangepast aan de economische context. Maar zij houdt vooral verband met de preoccupatie van een overeenstemming tussen enerzijds de internationale context van de economische activiteit in Brussel die heel specifieke technische, commerciële en linguïsti-
19
sche vaardigheden veronderstelt, en anderzijds de sociaaldemografische specificiteit van de gewestelijke bevolking. In dit opzicht is het charter een geschikt instrument dat het mogelijk maakt om de bedrijfswereld en de demografische realiteit in een verband van nauwe complementariteit te valoriseren. Voor het VOB beperkt diversiteit zich niet tot de non-discriminatie van allochtone werknemers maar moet alle vormen van discriminatie beogen.
de ondernemingen hij de regering zou voorstellen enige andere dwingende maatregel achterwege te laten. Het «Charter voor Diversiteit in de Onderneming» werd dus op 19 december 2005 in aanwezigheid van de Minister van Tewerkstelling door vrijwel 60 ondernemingen ondertekend. De integrale tekst van het Charter en de lijst van de ondertekenende ondernemingen werden in de januari- en februarinummers 2006 van het magazine «Dynamiek» gepubliceerd. Deze documenten zijn op het secretariaat van het VOB beschikbaar.
De Gewestminister van Tewerkstelling heeft aan dit initiatief zijn steun verleend en heeft erop gewezen dat tegenover de morele verbintenis van
1.6. De Gewestbegroting voor 2006 Het VOB heeft gewoontegetrouw de hoofdlijnen van de begroting 2006, en meer in het bijzonder deze die een weerslag hebben op de economische activiteiten, aan zijn Raad van bestuur voorgelegd. Dit jaar beantwoordt de, grotendeels evenwichtige, begroting opnieuw aan de normen van de Hoge Raad van Financiën. Het Gewest zal overigens de eerste zijn die specifieke boekhoudkundige regels zal toepassen bepaald in een ordonnantie die voortaan de oude wet op de Rijkscomptabiliteit vervangt. De relatie tussen de inkomsten en de uitgaven wordt transparanter, maar deze nieuwigheden bemoeilijken de vergelijkingen met de voorgaande jaren. Globaal zijn de inkomsten ten opzichte van 2005 met 12,7% gestegen. Dit cijfer moet evenwel tot 5,3% worden teruggebracht indien men een aantal uitzonderlijke uitgaven in aanmerking neemt. Het aandeel van deze inkomsten dat rechtstreeks door de ondernemingen wordt ondersteund is moeilijk te schatten, rekening houdend met de uitermate uiteenlopende aard van hun bijdragen. Ten opzichte van de begroting 2005 vertegenwoordigen de uitgaven in ter-
20
men van «liquidatie» een nettostijging van ongeveer 4,6%. Wij moeten vaststellen dat een groot deel van de uitgaven bestemd voor de economie aan de financiering van overheidsinstellingen wordt besteed voor opdrachten die hun in het kader van de tenuitvoerlegging van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling worden toevertrouwd. Het VOB had een meer voluntaristisch accent gewenst in termen van administratieve vereenvoudiging en vermindering van de fiscaliteit. Anderzijds werden aanzienlijke middelen toegewezen aan de bevordering van wetenschappelijk onderzoek en technologische ontwikkeling, aan de investeringssteun en ten slotte aan de bijdrage van een solidariteitsfonds dat het gewestelijk fiscaal beleid ten opzichte van de gemeenten ondersteunt en de weerslag van de gemeentefiscaliteit op de economische activiteit verhoudingsgewijs vermindert. Het commentaar van het VOB werd aan de bevoegde Gewestminister meegedeeld en werd overigens in het magazine « Dynamiek » gepubliceerd.
Lijst van de ondertekenaars van het Charter van de Diversiteit
Abatan n.v. Archi + I n.v. Art & Build n.v. Assubel n.v. AutoVision n.v. AXA Belgium n.v. BASE n.v. Belgacom n.v. Besix n.v. Carrefour Belgium n.v. CCIB KHNB vzwx CFE n.v. Club Med n.v. Cofinimmo n.v Colruyt n.v. Conrad Hotel n.v. Daoust Interim n.v. Decitime n.v. Dexia n.v. Euroclean n.v. Fortis n.v., Grains Noirs n.v. Getronics n.v. Hotel Métropole n.v., Hôtel Vendôme n.v. Ikea n.v. ING n.v. Inno n.v. Jacques Delens n.v. KBC n.v. Manpower Belgium n.v. Manufast n.v. Marcq & Roba n.v., PARTENA -Assurances sociales pour Travailleurs indépendants s.a. PARTENA - Caisse d’Allocations familiales asbl PARTENA - Mutualité Libre s.a. PARTENA - Secrétariat Social d’Employeurs vzw PARTENA - Sociaal Secretariaat voor Werkgevers vzw, PARTENA - Sociale Verzekeringen voor Zelfstandigen vzw Paty n.v. Proximus n.v. Quick n.v. Randstad n.v., Schindler n.v., Securex n.v., Siemens n.v. Smith & Nephew n.v. Sodexho n.v. Sud Construct n.v. Touring Club Belgique n.v UEB VOB vzw Vissers & Co n.v. Vrije Universiteit Brussel Winterthur n.v.
1.7. Het vertrouwen van de ondernemingen in het gewestbeleid: opiniepeiling VOB/KHNB In de maand mei hebben het VOB en de KHNB samen met l’Union Wallonne des Entreprises en de Waalse Kamers van Koophandel de resultaten van een opiniepeiling bekendgemaakt die zij bij de ondernemingen hebben uitgevoerd en die betrekking had op hun mogelijke delokalisatie/herlokalisatie, op hun beoordeling van de inzetten van het gewestbeleid en ten slotte op het vertrouwen dat zij in de politieke gesprekspartners stellen. Ongeacht hun lokalisatie, zijn de economische milieus niet noodzakelijk
gevoelig voor de gewestelijke realiteit. Zij ervaren vooral de complexiteit ervan en schatten slecht de werkelijke invloed van het gewestbeleid op het dagelijkse bedrijfsleven in. Uit de opiniepeiling blijkt duidelijk dat het contact van de onderneming met het lokaal beleid zich vaak in de dwingende maatregelen van dit beleid concretiseert. In Brussel verwijzen de ondernemingen meestal naar de gewestelijke en gemeentelijke fiscaliteit, de administratieve vereenvoudiging en de mobiliteit als prioritaire thema’s.
1.8. De druk van de lokale fiscaliteit Het VOB wijst er herhaaldelijk op, en het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling bevestigt het: de gemeentefiscaliteit in het Brussels Gewest is complex en valt op door zijn “hoog niveau” of een zekere “reglementaire wispelturigheid” , wat voor de ondernemingen een klimaat van onzekerheid aanscherpt. Het Contract wijst er zelfs op dat bepaalde heffingen, door hun structuur of hun tarief, de economische ontwikkeling van Brussel kunnen belemmeren.
De conclusies die het universitair consortium uit deze bevindingen heeft getrokken, en die door de MinisterVoorzitter werden overgenomen, zijn daarentegen verbazend: het onderzoek benadrukt dat deze afwijkingen in fiscale druk ten opzichte van de «andere lokaliseerbare lasten» marginale bedragen vertegenwoordigen, en dat de fiscaliteit, hoewel inderdaad ongunstig in Brussel, nooit een beslissende factor is in de keuze van lokalisatie of delokalisatie van de ondernemingen.
Als logisch gevolg van deze bevindingen heeft de gewestregering een universitair consortium belast met de uitvoering van een econometrische analyse gebaseerd op 10 jaar observatie van de bedrijfsfiscaliteit binnen een ruimte die ongeveer met de oude provincie Brabant overeenstemt. Het resultaat van deze analyse was voorspelbaar en bevestigt wat de beroepsverenigingen, en meer in het bijzonder het VOB, steeds opnieuw benadrukken: in verhouding tot zijn rand lijdt Brussel aan een grote fiscale ongelijkheid. Deze ongelijkheid wordt gemiddeld op 50% geschat, en kan zelfs 80% bereiken wanneer men Zaventem met de Leopoldswijk vergelijkt. En tussen de Brusselse gemeenten kan de fiscale druk in een verhouding van 1 tot 7 variëren.
Het VOB vindt deze boodschap verontrustend en duidelijk tegenstrijdig met de verklaringen van de ondernemingen die vandaag de redenen van hun keuze kenbaar maken om zich buiten het Brussels Gewest te vestigen. Bovendien distantieert men zich door die boodschap van het succes van het fiscaal beleid van de andere gewesten, dat erop gericht is investeerders aan te trekken en de concurrentie tussen de steden en gewesten te laten spelen. Tot slot is de lokale fiscaliteit verre van de enige bron van de kosten waarmee de ondernemingen van het gewest moeten rekenen. Om er maar enkele te noemen: de stedenbouwkundige
Deze onderwerpen getuigen, weinig verwonderlijk, van het gebrek aan een gezamenlijke aanpak door de gewestelijke en gemeentelijke partners voor de tenuitvoerlegging op gemeentelijk niveau van de ontwikkelingsdoelstellingen die de overheid zich op gewestelijk niveau heeft gesteld. De gevolgen van deze wanverhouding zijn niet uit te vlakken. Deze opiniepeiling wijst namelijk uit dat meer dan 36% van de Brusselse ondernemingen bereid zijn om zich, op termijn, te herlokaliseren, en in voorkomend geval zelfs buiten België. Dit leek ons reden te meer om het themadossier van dit jaarverslag eraan te wijden.
lasten die enkel in Brussel worden geheven voor de bouw van gebouwen bestemd voor kantoren of voor activiteiten van immateriële productie; dan is er ook de prijs van het water dat in Brussel duurder is dan in de andere gewesten voor specifieke distributieverplichtingen en lokale heffingen die in de productiegemeenten worden geheven. Ten slotte zijn er nog tal van andere factoren die bijzonder nadelig zijn voor de uitoefening van een economische activiteit in het Gewest. Bijvoorbeeld de toegankelijkheid met de auto en de belemmeringen waarop de ondernemingen botsen wanneer zij de bouw van parkings aanvragen, of de vergunning voor het gebruik van deze parkings. Het VOB heeft daarom in de pers uitbenadrukt dat het niet begrijpt waarom de Regering, nadat zij de belangrijkste hindernissen die op het economisch parcours zo duidelijk had geïdentificeerd, er geen groter belang aan hecht . Het VOB wijst erop dat het discours van de regering, waarin de hindernissen in kaart gebracht worden en tegelijkertijd de weerslag ervan gebagatelliseerd wordt, niet strookt met de «contractuele» tripartiete aanpak waartoe de Regering zich heeft verbonden om de aantrekkelijkheid van Brussel voor de ondernemingen en de werknemers te bevorderen.
21
Op niveau van de opbouwende conclusies van dit onderzoek heeft het VOB evenwel de beslissing van de Regering genoteerd om de huidige meer dan 800 gemeenteheffingen aan een kritische studie te onderwerpen en een
gewestelijke solidariteit te organiseren om de ongelijkheid met de rand uit te vlakken zonder het evenwicht van de gemeentelijke financiën in het gedrang te brengen. Het debat over de lokale fiscaliteit
1.9. Gewestelijke investeringssteun De Economische en Sociale Raad heeft zich uitgesproken over een voorontwerp van een uitvoeringsbesluit van de ordonnantie die de Gewestregering in april 2004 heeft aangenomen en die de wet van 4/8/1978 betreffende de gewestelijke economische expansie van de KMO’s moderniseert. Het doel van de nieuwe ordonnantie en haar uitvoeringsbesluit, zoals aangekondigd in de regeringsverklaring en benadrukt in het «Contract voor de Economie en de Tewerkstelling», bestaat in een verbetering van de selectie voor de toekenning van de steun, en van zijn beslissend karakter in de investeringsbeslissingen van de ondernemingen.
De Raad heeft in juli 2005 een in het algemeen gunstig advies uitgebracht, onder meer betreffende de invoering van dwingende termijnen voor het onderzoek en de afsluiting van de dossiers. Deze procedurevernieuwing zou in feite tegemoet moeten komen aan één van de oorzaken van de relatieve afkeer van de ondernemingen van dit soort stimuli, te weten de overdreven termijn tussen de uitvoering van de investering en de vereffening van de steun. Voor wat de verplichte raadpleging van de BGDA voor de werving van extra personeel betreft was het VOB evenwel meer gereserveerd. Het VOB heeft erop aangedrongen dat deze
1.10. «Brussel Internationaal» Het VOB heeft het accent willen leggen op de troeven van Brussel als hoofdstad van Europa en internationaal handelscentrum die zowel voor de twee andere gewesten als voor Brussel de economische en sociale drijfkracht zijn. Naast de vaststelling van deze troeven vereist hun valorisatie de invoering van een promotionele strategie waarvan de Economische Commissie van het VOB
voor de Regering een samenvattende nota van de belangrijkste elementen heeft opgesteld. Een samenvatting van deze nota werd in het magazine «Dynamiek» gepubliceerd. Hiervoor is een transversale aanpak vereist en betreft de betrekkingen met de Europese overheid in Brussel, de internationale promotie van Brussel bij de multinationale ondernemingen maar eveneens de promotie van de
1.11. Pleiten ten gunste van de luchthaven Brussel-Nationaal Vanuit dit perspectief dat Brussel over de infrastructuren moet beschikken om zijn internationale positie te valoriseren, heeft de «Economische» Commissie van het VOB zich als doel gesteld het strategisch belang van de
22
luchthaven Brussel-Nationaal voor de ontwikkeling van de ondernemingen op de voorgrond te stellen. De argumentatie die thans wordt opgesteld moet zorgen dat het verder
wordt in het kader van de Economische en Sociale Raad voortgezet.
raadpleging zich moet beperken tot een middelenverbintenis waarvan de tenuitvoerlegging de onderneming die de BGDA heeft geraadpleegd niet van de aanvullende steun uitsluit als er geen bevredigende oplossing werd gevonden. Het besluit dat de Regering op 1/12/2005 heeft aangenomen handhaaft de samenwerking met de BGDA als een hoeksteen van een instrument dat de tewerkstelling van Brusselse werkzoekenden wenst te bevorderen. Het percentage van de overheidstegemoetkoming werd verhoogd en de dwingende administratieve proceduretermijnen werden gehandhaafd wat het verband tussen de subsidiebeslissing en de uitvoering van de investering zou moeten versterken.
congres- en horeca-infrastructuren, investeringen in opleidingen en onderwijs gericht op meertaligheid, een doeltreffend mobiliteitsbeleid en vervoers- en onthaalinfrastructuren voor de industriële activiteiten. Overigens veronderstelt de tenuitvoerlegging van deze internationale strategie een actieve medewerking van de twee andere gewesten en van de federale overheid.
ontwikkelen van deze voor Brussel vitale functie - trouwens ook voor de andere gewesten - de bovenhand krijgt op de politieke commotie omwille van milieurisico’s inherent aan luchthavenactiviteiten.
2. Stedenbouw – Ruimtelijke ordening 2.1. De vereenvoudiging van de procedures De vereenvoudiging van de procedures inzake ruimtelijke ordening is een leidmotif waar het VOB doorheen zijn memoranda telkens opnieuw als een bezwering blijft op aandringen. Rationalisatie en vereenvoudiging zijn namelijk krachtige hefbomen van economische ontwikkeling. Daarentegen kan het gebrek eraan de meest nefaste gevolgen hebben. De regeringsverklaring en het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling drukken deze bezorgdheid uit. In de praktijk laat de concrete vorm van
deze aanpak nochtans op zich wachten. De strategie die een aantal regeringsleden beogen om de procedures te bespoedigen lijkt veeleer te berusten op de werving van extra personeel eerder dan op een daadwerkelijke inzet tot vereenvoudiging. Meer nog, in de loop van dit jaar heeft het VOB op het gebied van ruimtelijke ordening evenals op andere gebieden (milieu, mobiliteit) kennis gehad van regeringsprojecten die in tegengestelde richting gingen. De hierna volgende hoofdstukken getuigen hiervan, zij het de wijziging van de Gewestelijke Ste-
2.2. Wijziging van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening Ingevolge diverse procedurefouten bij de aanneming van de GSV op 13/3/1999 die trouwens door de Raad van State werden gesanctioneerd, heeft de Regering de GSV thans opnieuw op stapel gezet, voorafgegaan door een openbaar onderzoek dat op 7 oktober afliep en waaraan het VOB actief heeft meegewerkt door een bezwaar in te dienen waarvan de tekst in het magazine «Dynamiek» werd gepubliceerd. Het nieuw ontwerp van de stedenbouwkundige verordening dat sterk op de voorgaande geïnspireerd is, bevat namelijk een aantal wijzigingen waarvan de inhoud niet met de betrokken beroepsmilieus werd overlegd, in tegenstelling tot de oorspronkelijke versie van de verordening die het resultaat was van een uitgebreid door de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie georganiseerd raadplegingsproces. Het ontwerp bevat onder meer een nieuwe «Titel VIII» die evenmin vooraf werd overlegd en nieuwe parkeernormen buiten de openbare weg bepaalt. Ter herinnering, deze kwestie is thans het voorwerp van een ministeriële om-
zendbrief (omzendbrief 18) waarvoor het VOB samen met andere beroepsverenigingen een beroep tot nietigverklaring voor de Raad van State heeft ingesteld. De toevoeging van deze nieuwe titel bevestigt de beperking van het toegestaan aantal parkeerplaatsen in de ondernemingen en blijft uitermate streng voor de kantoorgebouwen. Zijn bijzonder beperkend stelsel ten opzichte van gebouwen bestemd voor «activiteiten voor de vervaardiging van immateriële en hoogtechnologische goederen» lijkt overigens onbegrijpelijk in de huidige context van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling dat deze activiteitensector in het kader van het werkgelegenheidsbeleid van de Regering als prioritair beschouwt. Het VOB heeft dus benadrukt dat het ontwerp in zijn huidige vorm tegenstrijdig is met de voorschriften inzake rechtszekerheid en met de doelstelling van de administratieve vereenvoudiging die de basis vormt van het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling dat de sociale partners en de Regering thans ten uitvoer trachten te leggen.
denbouwkundige Verordening of de afwezigheid van een follow-up van onze voorstellen inzake de reorganisatie van het beschermingssysteem voor monumenten en landschappen. De kritische studie van het globaal regelsysteem voor de aflevering van bouw- en exploitatievergunningen zal voor de sociale partners, en in elk geval voor het VOB, in de komende maanden een duidelijke prioriteit zijn. Het VOB en de KHNB hebben binnen hun Commissie «Ruimtelijke ordening» een diepgaande reflectie over dit thema aangevat.
Naar aanleiding van het openbaar onderzoek werd het ontwerp van de verordening overeenkomstig de wettelijke procedure aan de adviesorganen en in het bijzonder aan de Raad voor het Leefmilieu en aan de Economische en Sociale Raad voor advies voorgelegd. Deze adviezen en alle tijdens het openbaar onderzoek geformuleerde bezwaren en opmerkingen werden uiteindelijk aan de Gewestelijke Ontwikkelingscommissie voorgelegd. Het VOB heeft aan deze hele procedure actief deelgenomen. De door het VOB ingediende opmerkingen werden overigens door de voor het VOB en de KHNB gemeenschappelijke Commissie «Stedenbouw» voorbereid. De gesprekken met de Adviescommissies waren over het algemeen moeilijk. Het door de GOC uitgebracht advies was niet unaniem. Een aantal voorstellen van het VOB, onder meer op het gebied van parkeren, werden niettemin in aanmerking genomen. Het advies van de GOC en de verantwoording van de afwijkende beslissingen van de Regering zullen in het Belgisch Staatsblad in bijlage aan de tekst van de nieuwe verordening integraal worden opgenomen.
23
2.3. De bescherming van het erfgoed In de loop van het voorgaande jaar werd het VOB op een hoorzitting van de Commissie voor Ruimtelijke ordening, Stedenbouw en Grondbeleid van het Brussels Gewestparlement uitgenodigd om uiting te geven aan de preoccupaties van de bedrijfswereld betreffende de rol en de werking van de Koninklijke Commissie voor Monumenten en Landschappen. De boodschap van het VOB was ondubbelzinnig. De procedure van het «eensluidend advies» dat voor de overheid waarbij de aanvraag voor een vergunning werd ingediend, een dwingend karakter verleent aan de adviezen van de Koninklijke Commissie, moet worden opgeheven. De ervaring leert ons dat het niet geschikt is om aan een commissie van deskundigen, hoe bevoegd zij ook mogen zijn, een verantwoordelijkheid te delegeren die op zich aan de overheid toebehoort. Deze hoorzitting in het Gewestparlement is lang zonder gevolg gebleven.
24
Het VOB heeft evenwel kennis gekregen van een voorontwerp van ordonnantie, op initiatief van de bevoegde Staatssecretaris, dat gedeeltelijk aan deze preoccupatie tegemoetkomt. Dit voorontwerp maakt namelijk een onderscheid tussen enerzijds de gebouwen die, in beperkt aantal, een bijzondere bescherming verdienen en waarvoor het advies van de Commissie voor Monumenten en Landschappen dus dwingend blijft, en anderzijds de andere gebouwen waarvoor het advies zijn dwingend karakter verliest. De innovatie gaf in de politieke en verenigingsmilieus evenwel aanleiding tot talrijk uiteenlopend commentaar. Op de datum van redactie van dit document is het ontwerp nog steeds in studie. Dit voorstel tot amendement kan op zich evenwel de onzekerheden opheffen die op vele, huidige of toekomstige, projecten wegen waarvan het lot
afhankelijk is van het louter subjectief oordeel van erfgoeddeskundigen die soms de instandhouding van het verleden bevoordelen boven enige noodzaak van economische doeltreffendheid en zelfs van veiligheid. Dit dossier wordt gevolgd door de Commissie «Stedenbouw» van het VOB en de KHNB.
3. Mobiliteit 3.1. De toegankelijkheid van Brussel gegijzeld Op 7 oktober ll. beslisten de vakbonden hun protest te uiten tegen de opties van de federale Regering inzake eindeloopbaan en sociale zekerheid. Deze protestacties hadden de toegangen tot het Gewest en bedrijfsterreinen als doelwit. Toen de vakbonden voor 28 oktober een herhaling van deze betogingen aankondigden, hebben het VOB en de KHNB zich tot de Burgemeesters van de 19 gemeenten en de Gouverneur
van Brussel gericht om op de ernstige gevolgen te wijzen, voor de bedrijfsbevoorrading en de bedrijfsactiviteiten, van deze acties die de toegankelijkheid en de mobiliteit van de werknemers belermmeren. Het VOB en de KHNB hebben de gemeentelijke overheden verzocht alle preventieve maatregelen te treffen, met inbegrip van een beroep op de diensten van de openbare macht, teneinde de toegang tot de bedrijfster-
3.2. Lokale projecten voor de heraanleg van het wegennet De Commissie «Mobiliteit» van de KHNB en het VOB heeft besloten toezicht te houden op de lokale verkeersplannen waarvan de uitgestrektheid en strategische positie vanuit gewestelijk mobiliteitsoogpunt een aanzienlijke impact op de bedrijfsactiviteiten kunnen hebben. De ontwikkelingen van de twee projecten die tijdens het vorig verslagjaar met deze definitie overeenstemden, hebben de Commissie «Mobiliteit» gemobiliseerd.
3.2.1. Terkamerenbos Eind juni vernamen het VOB en de KHNB via de pers dat de Stad Brussel beslist had om de Melkerijlaan in het Terkamerenbos tijdens de maanden juli en augustus voor het verkeer te sluiten. Beide organisaties hebben zich daarom tot de Burgemeester van de Stad gewend om op de negatieve impact te wijzen van dergelijke maatregel op de handelsactiviteiten van het stadscentrum. Door het verkeer via de Waterloosesteenweg om te leiden die op dit punt op dagen van intense handelsac-
tiviteit en vooral op zaterdag en zelfs tijdens de zomer reeds verzadigd is, kon de toegankelijkheid via het zuiden van het Gewest er alleen maar moeilijker door worden. Toch werd de maatregel doorgevoerd en daarom hebben het VOB en de KHNB besloten om in eerste instantie de populariteit van de maatregel te testen bij hen die er het meeste baat bij moesten vinden. Het belang van deze eerste opiniepeiling die bij de wandelaars werd uitgevoerd, wees er in elk geval op dat dit soort wijziging van de verkeersomstandigheden in en rond het Bos verre van een unanieme goedkeuring genoot. Zelfs voor een grote meerderheid van de wandelaars is de auto het meest aangewezen vervoersmiddel om naar het Bos te komen. En hoewel zij de sluiting van het Bos tijdens het weekend best kunnen begrijpen, is dat wel op de enige voorwaarde van een betere toegang met het openbaar vervoer en van meer alternatieve parkeerplaatsen rond het Bos. Een duidelijke meerderheid van de «ondervraagden» was absoluut gekant tegen de sluiting van het Bos tijdens de week.
reinen en bedrijven te waarborgen en situaties te vermijden waarbij opzettelijk verkeersopstoppingen worden veroorzaakt. Beide verenigingen, door zich solidair te verklaren met het Verbond van Belgische Ondernemingen, hebben de bedrijven aangespoord hun rechten te laten gelden en hebben verklaard elk gerechtelijke procedure te steunen die de bedrijven eventueel zouden inleiden om schade te voorkomen of als schadevergoeding die zij door deze onaanvaardbare acties mochten lijden.
Ook ditmaal hebben het VOB en de KHNB op de verantwoordelijkheidszin van de stedelijke en gewestelijke overheden een beroep gedaan door erop aan te dringen dat de mobiliteit via het Terkamerenbos een zaak is van gewestbelang en een globale aanpak vergt die parkings en het openbaar vervoer integreert. Dit standpunt kreeg veel gehoor in de pers.
3.2.2. Heraanleg van de Centrumlanen In de loop van het vorig jaar hebben het VOB en de KHNB zich zorgen gemaakt over de weerslag van dit project in termen van mobiliteit en toegankelijkheid van de economische buurtactiviteiten en van de activiteiten die in de Vijfhoek gevestigd zijn. Ter herinnering, de doelstelling van het project beoogde de herkwalificatie van de openbare ruimte van de Anspach- en Adolphe Maxlaan, van het Zuidstation tot aan het Rogierplein. De doelstelling in termen van mobiliteit bestond erin het transitverkeer van de Centrumlanen om te leiden. De Centrumlanen zouden dus in beide richtingen tot één rijstrook worden beperkt wat het VOB en de KHNB beschouwden als onverenigbaar met de toegankelijkheid van de buurt en van de Vijfhoek. Beide verenigingen hebben dus aan de overheden van de Stad en het Gewest hun bezorgdheid geuit en ook aan de
25
federale overheid die in het kader van de financiering van dit project via het samenwerkingsakkoord bevoegdheid heeft. Bij het uitblijven van enige reactie op deze pogingen die tot 2004 teruggaan, en met het oog op het op hand zijnde openbaar onderzoek dat blijkbaar in de loop van 2006 zou moeten plaatsvinden, hebben het VOB en de KHNB besloten hun kennis van het dossier te actualiseren en de ontwerpers van het project, de groep «Planning», binnen hun gemeenschappelijke Commissie «Mobiliteit» te horen. Deze ontwerpers hebben bevestigd dat het project thans in het stadium van het «master plan» blijft. Zij hebben er evenwel op gewezen dat het project niet los van zijn be-
geleidingsmaatregelen kon worden beschouwd, en meer in het bijzonder de heraanleg van de «westelijke kleine ring», waarvan de grotere capaciteit het transitverkeer dat van de Anspachen Adolphe Maxlaan wordt omgeleid, zou moeten kunnen opvangen. Het betreft eveneens de aanleg van comfortabele en vlotte verbindingen tussen de kleine ring, de bestaande openbare parkings, en tussen deze parkings en de Centrumlanen. Zonder deze begeleidingsmaatregelen bestaat er geen twijfel over dat de geplande beperking van de rijstroken verkeersopstoppingen zal veroorzaken. Uit simulaties uitgevoerd door het gewestbestuur is eveneens gebleken dat het minste verkeersincident het verkeer onmiddellijk zou platleggen en situaties uit de praktijk leren ons dat deze niet uitzonderlijk zijn.
3.3. Het probleem van de parkeerplaatsen Het probleem van de parkeerplaatsen, dat de lokale of gewestelijke overheid meestal beschouwt als een bron van verkeer dat congestie veroorzaakt, is een terugkerend thema van het beleid mobiliteit en ruimtelijke ordening. Volgens een concept dat thans de overhand op het beleidsplan lijkt te hebben, veronderstelt het beheer van de congestie automatisch de beheersing van het aantal beschikbare parkeerplaatsen, zowel op de weg als in de gebouwen bestemd voor economische activiteiten. Wat deze laatste betreft legt een nog steeds van kracht zijnde omzendbrief (omzendbrief nr. 18) het aantal parkeerplaatsen vast op basis van ingewikkelde criteria, gelinkt aan de vloeroppervlakte voor kantoorgebouwen, en aan het gebruik voor industriële gebouwen. In beide gevallen wordt rekening gehouden met het «aanbod» van het openbaar vervoer. De beperkende gevolgen van de toepassing van deze omzendbrief voor nieuwe gebouwen hebben het VOB ertoe aangezet zich met andere verenigingen te associëren om er de nie-
26
tigverklaring voor de Raad van State van te vorderen. Een van de middelen tot nietigverklaring was afhankelijk van de reglementaire aard van de voorschriften terwijl zij in dit geval het voorwerp zijn van een omzendbrief met een niet-reglementair karakter. Het is wel zo dat de omzendbrief het voordeel biedt van soepelheid, maar vooral het nadeel van het gebrek aan rechtszekerheid, rekening houdend met de weerslag van zijn toepassingsgebied dat op de structuren zelf van het gebouw betrekking heeft. Op dit moment wachten wij nog steeds op de beslissing van de Raad van State. De Regering heeft evenwel op het argument van de onwettigheid van de omzendbrief geantwoord en deze laatste vervangen door de toevoeging van een nieuwe Titel in het ontwerp van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening waarvan de aannemingsprocedure eerder in dit document werd vermeld. De GSV is wel degelijk van reglementaire aard. De vereiste procedure om de GSV aan te nemen of te wijzigen is evenwel lang en ingewikkeld. Hoewel zij dus aan de vereiste van rechtszekerheid beantwoordt, vertegenwoor-
De Commissie «Mobiliteit» van het VOB en de KHNB heeft dus besloten dat beide verenigingen zich in het kader van het openbaar onderzoek opnieuw zouden uitspreken. Overigens heeft het VOB er bij de betrokken overheden van de Stad en het Gewest op gewezen dat indien de begeleidingsmaatregelen niet vooraf worden uitgevoerd, er redelijkerwijs geen sprake kon zijn om de capaciteit van de Centrumlanen te beperken. Overigens hebben zij aangedrongen op de noodzakelijke soepelheid van de structurele aanleg die aan de wijzigingen in de verkeersomstandigheden moet kunnen worden aangepast, en op de omkeerbaarheid van deze aanleg indien mocht blijken dat ontwikkelingen in de gewestelijke mobiliteit zouden rechtvaardigen dat de aanleg in twijfel wordt getrokken.
digt zij daarentegen het nadeel van een totaal gebrek aan soepelheid terwijl haar bepalingen, omwille van hun strategisch karakter voor de uitrusting van de ondernemingen, in functie van de evolutie van de algemene mobiliteitscontext zouden moeten kunnen worden aangepast. De toevoeging van deze nieuwe Titel VIII in het ontwerp van de GSV heeft de meest hevige debatten veroorzaakt, zowel in het kader van het openbaar onderzoek als binnen de diverse adviesorganen die zich over het ontwerp moeten uitspreken. Het VOB verdedigt dat de onderneming haar parkeercontingent zelf moet kunnen bepalen in functie van de aard van haar activiteiten en niet in functie van lineaire criteria die er onafhankelijk van zijn (de vloeroppervlakte), of variëren (de prestaties van het openbaar vervoer). Aan deze stelling van het VOB wordt tegemoet gekomen voor de industriële gebouwen maar niet voor de kantoorgebouwen waarvoor de vloeroppervlakte het beperkingscriterium blijft. De GOC heeft deze stelling van het VOB evenwel gedeeltelijk gevolgd door zich hoofdzakelijk af te stemmen op de aansluiting bij het stelsel indu-
striële gebouwen van de gebouwen bestemd voor «activiteiten voor de vervaardiging van immateriële goederen». In het ontwerp vallen deze laatste namelijk onder de kantoorgebouwen.
De beslissing is thans in handen van de Regering die zich over de voorstellen van de GOC zal moeten uitspreken.
3.4. Goederenvervoer – «Vrachtwagenparkings» voor langdurig parkeren In het kader van een begeleidingscomité heeft het VOB meegewerkt aan de uitvoering van een haalbaarheidsstudie voor de aanleg in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van «vrachtwagenparkings» voor langdurig parkeren. Deze studie die door een consultant voor rekening van het gewestelijke Bestuur Uitrusting en Vervoer werd uitgevoerd, is thans voltooid. De conclusies betreffen de opstelling van een rangschikking tussen diverse geselecteerde sites op basis van criteria zoals tegemoetkoming aan de parkeerbe-
hoeften, de toegankelijkheid van de sites, de reglementaire «haalbaarheid», hun integratie in het stadsweefsel, de adequatie tussen de vraag naar en het aanbod van parkeerplaatsen, en tot slot de kost van de aanleg. Het algemeen doel van de studie bestaat er namelijk in de residentiële wijken te ontlasten van geparkeerde vrachtwagens die vaak als storend worden beschouwd en de chauffeurs tezelfdertijd een dienst aan te bieden die aan hun behoeften is aangepast.
3.5. Studiedagen 3.5.1. MIVB: De toekomst van de Brusselse bussen Op 17/11/2005 organiseerde de MIVB een originele manifestatie om de belangrijkste hindernissen te identificeren die het vlot verkeer van de bussen belemmeren. Het concept van de «Bus Academy» bestond er in kleine groepen van persoonlijkheden samen te stellen die werden uitgenodigd diverse trajecten van drie testlijnen (de lijnen 38, 54 en 49) te doorkruisen. Het VOB werd uitgenodigd om aan dit experiment deel te nemen en zijn afgevaardigde was onder meer belast met de controle van de overeenstemming tussen de verkeerstijden en de theoretische tijden. Er werd inderdaad vastgesteld dat tijdens de spitsuren de werkelijke tijden en de theoretische tijden op verre na niet met elkaar overeenstemden, zo zeer zelfs dat voor een van de geteste lijnen (bus 38) het experiment moest
worden ingekort omdat het gestelde uurschema onmogelijk kon worden nageleefd. Uiteraard bevestigt dit zeer gedurfde en opbouwende experiment van de MIVB dat de bus met dezelfde verkeersproblemen wordt geconfronteerd als het autoverkeer en dus niet echt een aantrekkelijk alternatief biedt ter bevordering van de «modale transfer» ten voordele van het openbaar vervoer. Uit dit experiment bleek eveneens dat de aanleg van bepaalde kruispunten of een inspanning tot synchronisatie van de verkeerslichten, heel wat zou kunnen bijdragen tot een vlot verkeer op de grote assen, zowel voor het openbaar vervoer als voor de personenwagens. Dit experiment werd in het Gewestparlement afgerond met een zitting waar de diverse groepen deelnemers hun bevindingen met elkaar hebben uitgewisseld.
Het is de bedoeling dat deze infrastructuur op korte termijn 40% van de vrachtwagens kan opvangen die thans op de weg geparkeerd zijn, ofwel 300 vrachtwagens. Het eindverslag bevat een lijst van 6 sites die globaal het best met de gestelde criteria lijken overeen te stemmen. Het is thans aan de Regering om over de organisatie van deze parkings te beslissen. Het volledig studieverslag is bij het VOB beschikbaar.
3.5.2. Brussel het onderwerp van de derde editie van «Rail Meets Road» De 3e editie van de voortaan traditionele manifestatie van «Rail Meets Road», het resultaat van de samenwerking tussen het VBO, Febiac en de NMBS, was dit jaar gewijd aan het thema van mobiliteit in en rond Brussel. De initiatiefnemers van deze manifestatie wensten op die manier het algemeen belang te benadrukken, voor het land en voor de gewesten, van de problematiek van de toegankelijkheid en de bediening van het Brussels Hoofdstedelijke Gewest. Het was trouwens een van de te zeldzame gelegenheden om andere milieus dan de Brusselaars zelf te horen praten over de problematiek van de Brusselse mobiliteit. Het VOB heeft aan deze manifestaties en aan diverse deskundigenpanels deelgenomen.
27
4. Milieu 4.1. Beheer van verontreinigde bodems Zoals zij aan het begin van haar ambtsperiode had aangekondigd, heeft de Minister van Leefmilieu de balans opgemaakt van de eerste maanden van de toepassing van de ordonnantie van 13 mei 2004 betreffende het beheer van verontreinigde bodems. Deze ordonnantie werd door de vorige Regering uitgevaardigd maar in januari 2005 door de huidige Regering uitgevoerd.
donnantie de inspanning tot sanering te bepalen in functie van aard van de activiteiten die op de site worden uitgevoerd, waarbij rekening gehouden wordt met het doel de ernstige risico’s van de verontreiniging voor de gezondheid en het leefmilieu te verwijderen.
De werkgroep ad hoc, samengesteld uit vertegenwoordigers van het VOB, de KHNB en de Havengemeenschap van Brussel, die aan de parlementaire voorbereiding van deze wetgeving hebben meegewerkt, is in oktober 2005 samengekomen en heeft een aantal reflecties en amendementvoorstellen uitgebracht die uit de eerste ervaringen rond de toepassing van de ordonnantie voortvloeien.
Wat betreft de inhoudelijke opmerkingen is het vooral de afwezigheid van een overgangsmaatregel die voor belangrijke vastgoedtransacties - aangevat vóór de inwerkingtreding van de ordonnantie maar waarvan de voltooiing vanuit juridisch oogpunt onder het stelsel van de nieuwe bepalingen valt - als nadelig wordt ervaren. Indien men in dergelijke hypothese de wet naar de letter toepast, waartoe de notarissen trouwens verplicht zijn, zou de verkoop wel eens nietig kunnen worden verklaard voor zover het verplicht verkennend bodemonderzoek in de meeste gevallen materieel niet meer mogelijk is. Het is dus absoluut noodzakelijk om in de ordonnantie een bepaling op te nemen die dit type van nietigheid kan dekken.
Voor het VOB was deze eerste balans positief wat betreft de optie van de or-
Het nieuwe rechtsstelsel was het voorwerp van twee andere inhoudelijke
Het VOB dat bij de opstelling van de van kracht zijnde teksten nauw betrokken was, werd door de Minister uitgenodigd om aan deze eerste evaluatie deel te nemen.
4.2. Herziening van het Intergewestelijk Samenwerkingsakkoord inzake verpakkingen Een Europese richtlijn van 1994 legde de ondernemingen die verpakkingsafval op de markt brengen een terugnameplicht op. In die tijd werd de vereniging Fost Plus opgericht om deze terugnameplicht van de lidondernemingen uit te voeren. De oprichting en de prestaties van Fost Plus werden in de jaarverslagen van de voorgaande jaren uitgebreid toegelicht. De wijziging van de richtlijn in 2004 vereist nu ook de wijziging van het Intergewestelijk Samenwerkingsakkoord dat de omzetting van de oor-
28
spronkelijke richtlijn in Belgisch recht vertegenwoordigt. De besprekingen van de oriëntaties van deze aanpassing zijn op niveau van de drie gewesten aan de gang. Op verzoek van de vereniging Fost Plus en van twee federaties van haar belangrijkste sectoren, de Fedis en de Fevia, heeft het VOB een aantal gesprekken gecoördineerd bedoeld om de betrokken leden van de Brusselse Regering te sensibiliseren voor bepaalde strekkingen van de huidige besprekingen die de werking en het
opmerkingen. De procedure die talrijke fasen bevat waaraan verplicht moet worden voldaan, benadeelt vooral de kleine bouwplaatsen wanneer de verontreiniging duidelijk is vastgesteld en dringende saneringsmaatregelen vereist. Ten slotte zal in het geval van oude verontreinigingen waarbij geen enkele solvabele verantwoordelijke werd geïdentificeerd, de eigenaar van de site in het ontbreken van een financieel solidariteitsmechanisme moeten voorzien terwijl hij per hypothese vreemd is aan de vastgestelde verontreiniging. Billijkheid en doeltreffendheid gebieden de invoering van een dergelijk mechanisme, alleen al om de kost te compenseren voor de sanering van sites waarvoor een economisch project is gepland. Deze opmerkingen werden samen met andere meer specifieke amendementvoorstellen aan de Minister gericht. Een voorontwerp van ordonnantie zou nog vóór de zomer in eerste lezing kunnen worden aangenomen en vervolgens aan het advies van de gebruikelijke adviesorganen worden voorgelegd (Raad voor het Leefmilieu, Economische en Sociale Raad).
financieel evenwicht van Fost Plus in het gedrang kunnen brengen. De meningsverschillen hebben meer in het bijzonder betrekking op de vaststelling van de percentages van recyclage en nuttige toepassing, op de financieringstarieven van de inzamelings- en verwijderingskosten, en ten slotte op het onaanvaardbaar idee van een bijdrage ter financiering van de activiteiten van het Instituut belast met het toezicht op de toepassing van het samenwerkingsakkoord. Tijdens de gesprekken met de Minister-Voorzitter en de Ministers belast met het leefmilieu en de openbare netheid, werden de bezorgdheden uitgedrukt door de delegatie van de privésector vertegenwoordigd door het
VOB, algemeen in een opbouwende geest onthaald.
In het Waals en het Vlaams Gewest zullen onder de respectieve coördina-
4.3. Milieuaansprakelijkheid Het VBO, de UWE, het VOKA en het VOB hebben in het kader van de omzetting in Belgisch recht van de Europese Richtlijn (2004/35/CE) betreffende milieuaansprakelijkheid, een gemeenschappelijk standpunt ingenomen. Deze richtlijn waarvan de omzetting van 21 april 2004 dateert, beoogt een kader voor milieuaansprakelijkheid te bepalen dat berust op het beginsel van de «vervuiler betaalt» met het doel milieuschade te voorkomen en te herstellen. 30 april 2007 is de uiterste datum waarop de lidstaten de omzetting moeten hebben uitgevoerd. De Federale Staat en de Gewesten wijden zich thans aan deze taak maar naar het lijkt in verspreide orde. Rekening houdend met de bevoegdheidsstructuur op deze verschillende institutionele niveaus, hebben de vier werkgeversorganisaties het nodig geacht een gemeenschappelijk standpunt in te nemen. Op die manier
wensen zij de betrokken overheden te verzoeken overleg te plegen en, in een samenwerkingsakkoord, het algemeen kader te bepalen. Overigens wensen zij aan te dringen op de noodzaak dat elke overheid zich op haar institutioneel niveau aan de Europese richtlijn houdt en geen enkele andere dwingender maatregel aanneemt die op internationaal of intergewestelijk niveau het concurrentievermogen en de concurrentievoorwaarden van de bedrijven zou kunnen verstoren. De vier werkgeversorganisaties hebben eveneens hun standpunt bepaald betreffende de diverse opties die de richtlijn de lidstaten toekent. Deze opties betreffen onder meer de invoering van de «Permit defence» (vrijstelling van aansprakelijkheid wanneer de exploitant de voorwaarden van een vergunning naleeft), en van de «State of the art defence» (vrijstelling voor producten en processen waarvan de ex-
4.4. De vereenvoudiging van de procedures Op milieugebied, evenals op dat van ruimtelijke ordening is de vereenvoudiging van de procedures voor de aflevering van milieuvergunningen een noodzaak. Dat geldt des te meer op milieugebied waar het wetgevend arsenaal veel omzettingen bevat van Europese richtlijnen die op hun beurt zelden samenhangend zijn.
Deze complexiteit van de milieuwetgeving geeft vaak aanleiding tot een gevoel van rechtsonzekerheid in hoofde van hen die ze moeten toepassen. Het VOB heeft bijgevolg de Minister van Leefmilieu en het BIM kunnen overhalen voor het idee van een informeel tripartiet overleg voor de kriti-
4.5. Het VOB-BIM partnerschap Tijdens dit jaar heeft het VOB zijn partnerschap met het BIM opnieuw opgenomen met het doel informatie-debatontbijten te organiseren gewijd aan
bepaalde strategische thema’s van het gewestelijk milieubeleid. Een reeks van drie «ontbijtvergaderin-
tie van de UWE en het VOKA vergelijkbare stappen worden ondernomen.
ploitant kan bewijzen dat die op grond van de stand van de wetenschappelijke en technologische kennis op het tijdstip dat zij werden gebruikt, niet als schadelijk werden beschouwd). De richtlijn laat eveneens toe om bij de omzetting het beginsel van «meervoudige causaliteit» (toepassing van het evenredigheidsbeginsel eerder dan van het hoofdelijkheidsbeginsel) in aanmerking te nemen en de «Dubbele schadevergoeding» (wanneer een bevoegde instantie uit hoofde van de richtlijn en een persoon die milieuschade heeft opgelopen, tegelijk een actie instellen) uit te sluiten. Bij de omzetting kunnen de gewesten eveneens het begrip exploitant definiëren, de voorwaarden bepalen om een rechtsvordering tot vergoeding in te stellen (begrip voldoende belang tot vordering), of de mogelijkheid voorzien om het herstel van de schade door een betaling te vervangen. Het VOB heeft zijn bevindingen aan de Minister van Leefmilieu overgemaakt.
sche studie van de toepassing van de milieuwetgeving en de opstelling van voorstellen tot verbetering die de Regering zou kunnen overnemen. Het VOB stelt momenteel een groep van deskundigen samen die met de vertegenwoordigers van de Administratie en van het ministerieel kabinet zullen vergaderen en waarvan het VOB de coördinatie van de werkzaamheden zal verzorgen.
gen» werden respectievelijk gewijd aan de procedure voor milieuvergunningen (op 19/9/2005), aan vrijwillige acties en het eco-label (op 17/10/2005), en ten slotte aan de evolutie van het Europees beleid inzake natuurlijke rijkdommen, producten en afval en zijn
29
impact op het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (op 21/11/2005). Het BIM, het VOB en de KHNB over-
wegen mogelijke verlengingen van deze gedachtewisselingen en meer in het bijzonder op het gebied van de
4.6. Label «ecodynamische onderneming» Ook dit jaar heeft het VOB deelgenomen aan de officiële uitreiking van de labels «ecodynamische onderneming» aan ondernemingen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die zich door het dynamisme van hun milieubeheer hebben onderscheiden. Het VOB en de KHNB ondersteunen in het bijzonder dit initiatief dat berust op
de proactiviteit van de ondernemingen op het gebied van duurzame ontwikkeling.
Deze tweejarige prijs bekroont Belgische ondernemingen en instellingen die zich door hun engagement en/of bijzondere acties op het gebied van duurzame ontwikkeling en in het bijzonder op milieugebied hebben onderscheiden. Voor deze tiende editie heeft het VBO op Professor Alfons Buekens
(VUB) en de Heer Gabriel Torres (BIM) als Brusselse juryleden een beroep gedaan. Dit jaar werd de Heer Christian Franzen, gedelegeerd bestuurder van het VOB, belast de officiële ceremonie in naam van het VBO en van de drie gewestelijke werkgeversorganisaties te openen. In zijn toespraak heeft de Heer Franzen erop gewezen dat de organisa-
4.8. Overleg tussen de werkgeversorganisaties Net als tijdens de voorgaande jaren heeft het VOB deelgenomen aan de werkzaamheden van de gemeenschappelijke platforms VOB-werkgeversorganisaties. Deze platforms werden georganiseerd met het oog op de coördinatie van het standpunt van de vier organisaties op niveau van het internationaal Europees milieubeleid of van bepaalde themadossiers zoals de verpakkingsproblematiek, het Belgisch klimaatbeleid in internationale context, of nog het voorstel voor een verordening inzake
30
aanwezigheid van Z.M. prins Laurent. De lijst van de gelabelde ondernemingen is op de site van het BIM of op het secretariaat van het VOB beschikbaar.
Voor de organisatie van de officiële uitreiking van de labels die in 2005 werden toegekend, heeft de onderneming Solvay haar maatschappelijke zetel gastvrij ter beschikking gesteld. De ceremonie werd opgeluisterd door de
4.7. De Belgische milieuprijs 2005/2006 Het VOB heeft samen met het VBO, de UWE en het VOKA de tiende editie van de Belgische milieuprijs georganiseerd.
administratieve vereenvoudiging en verbeteringen van de Europese wetgeving.
de registratie, beoordeling en vergunningverlening ten aanzien van chemische stoffen (REACH). Overigens neemt het VOB in dit kader, binnen een beperkte delegatie van werkgeversorganisaties, deel aan de «stakeholders dialogen» tijdens welke de overheids-, gewestelijke en federale gesprekspartners de werksgevers-en vakbondsorganisaties en de milieuverenigingen inlichten over de ontwikkeling van de door de Belgische overheid op Europees en internationaal niveau behandelde milieudossiers.
tie van de Belgische milieuprijs aan een informatieplicht tegemoetkomt die vooral op de beroepsorganisaties neerkomt. Hij heeft de bedrijven gehuldigd die, door zich kandidaat te stellen, hun de mogelijkheid hebben geboden deze informatieplicht na te komen. De volgende editie van de Belgische milieuprijs zal in 2006 plaatsvinden. Het VOB twijfelt er niet aan dat deze editie de mogelijkheid zal bieden om meer Brusselse ondernemingen te onderscheiden.
5. Internationale betrekkingen 5.1. Internationale Commissie KHNB-VOB Het VOB en de KHNB delen een gemeenschappelijk internationaal departement. Hier wordt de aan beide verenigingengemeenschappelijkewerkcommissie voorgezeten door Bernard Fierens Gevaert en groepeert een vijftigtal lidbedrijven van beide verenigingen met activiteiten in het buitenland. Deze werkcommissie beoogt het advies van de leden over internationale thema’s in te winnen, onder meer over het beleid gevoerd door de minister van Buitenlandse Handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, over de acties van de Directie Buitenlandse Handel in het kader van Brus-
sel export, en over de activiteiten van het Internationaal departement van de KHNB en het VOB. In 2005 heeft de commissie driemaal vergaderd. Het advies van de leden betrof de volgende onderwerpen: * Het opstellen van een mission statement van de economische en han delsattachés van het Brussels Gewest die in het buitenland werken en de omschrijving van de prioritaire taken van de handelsattachés in verhouding tot de behoeften van de bedrijven.
5.2. Overeenkomst met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Evenals de vorige jaren heeft het VOB met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een overeenkomst gesloten voor het uitvoeren van gedelegeerde opdrachten in het kader van Brussel export. De hierna beschreven acties werden in het kader van deze overeenkomst uitgevoerd.
5.2.1. Bedrijvendag-handelsattachés tijdens het seminarie van de handelsattachés Op 22 juni heeft het Verbond van Ondernemingen te Brussel in het kader van de seminarieweek van alle Brusselse handelsattachés te Brussel, de bedrijvendag-handelsattachés georganiseerd. 130 bedrijven hebben aan deze dag deelgenomen. Op het programma stonden individuele ontmoetingen tussen de bedrijven en de handelsattachés, geografische rondetafelgesprekken tijdens welke de bedrijven veldinfor-
matie kregen over de mogelijkheden, projecten of nog de economische situatie in de diverse landen, en tot slot een ontmoeting met de parels van de Brusselse export geselecteerd uit de 175 Belgische bedrijven die in het kader van 175 jaar België in de bloemetjes werden gezet. Deze ontmoetingen hebben de handelsattachés in de gelegenheid gesteld de strategie van deze bedrijven en wat zij van hen verwachten beter te begrijpen.
5.2.2. Informatievergaderingen “Rechtstreeks van de buitenlandse markten” In het tweede semester heeft het Verbond van Ondernemingen te Brussel samen met de handelsattachés bij hun terugkeer naar België thematische seminaries georganiseerd voor ontmoetingen met de Brusselse bedrijven (zittingen). Dergelijke vergaderingen werden georganiseerd met de handelsattachés die in Koeweit, Libanon, China, Italië,
* Het actieprogramma van het Internationaal departement KHNB-VOB in het kader van Brussel export, na raadpleging van de bedrijven. * Gedachtewisselingen over de voorstellen van een actieprogramma van Brussel export voor de volgende drie jaar en van een actieplan voor 2006. * Het activiteitenprogramma van de Internationale Commissie. * Advies van de commissie over de voorstellen tot wijziging van de financiële exportstimuli voor de Brusselse KMO’s.
Zweden en de Democratische Republiek Congo werken. Deze vergaderingen beoogden veldinformatie over specifieke sectoren te verstrekken aan de bedrijven die interesse hadden voor de markt waar de handelsattaché werkzaam is.
5.2.3. Middagen van de export Zeven middagen van de export werden over de volgende landen georganiseerd: India, Japan, Polen, Rusland, Quebec, Roemenië en Brazilië. Deze middagen telden vrijwel 140 deelnemers. Aan een lunch met Minister Picqué namen vrijwel 70 exporteurs deel die de prioriteiten van zijn beleid buitenlandse handel voor 2007 wensten te kennen. De middagen van de export beogen de exporteurs volledige informatie over een bepaalde markt te verstrekken en doen hiervoor een beroep op deskundigen om de diverse aspecten voor de toegang tot deze markt toe te lichten: economische informatie, wettelijke, bancaire, financiële aspecten, getuigenissen van bedrijven. De bevordering van de uitwisseling van ervaringen tussen de exporteurs gebeurt tijdens de lunch die de vergadering afrondt.
31
5.2.4. De Handelsclub Parijs-Brussel Eind 2002 werd op initiatief van het Verbond van Ondernemingen te Brussel en zijn ambtgenoot Medef Paris de Handelsclub Parijs-Brussel opgericht om de handelsbetrekkingen tussen Brusselse en Parijse bedrijven te bevorderen. In mei vergaderde de Club in Brussel. De vergadering in Parijs vond plaats op 6 en 7 december. 30 Brusselse bedrijven hebben eraan deelgenomen. Op het programma stonden een ontmoeting met de clubleden en een ontbijtdebat met de voorzitster van de RATP die een toespraak heeft gehouden over de prioriteiten van haar bedrijf op korte en middellange termijn. De Brusselse bedrijven die dit wensten, mochten haar vragen stellen en konden zelfs een kort individueel onderhoud met haar hebben. Twee lidbedrijven van de Club hebben een partnerschap gesloten om de officiële website van de Handelsclub Parijs-Brussel te ontwerpen. Tot op heden telt de ledenlijst op de website van de Club vrijwel 125 Brusselse bedrijven. Het adres van de website: www.evos. be/club/Bxl_Paris. Sinds het bestaan van de officiële website van de Handelsclub Parijs-Brussel heeft het aantal bedrijven dat geïnteresseerd is in dit platform dat de handelscontacten tussen zijn leden wenst te bevorderen, zich verdubbeld. De combinatie van een vergadering van de Club met de organisatie van een evenement door het gastland, verleent de vergadering bovendien een extra dimensie en biedt een opening voor nieuwe handelsen networkingcontacten met bedrijven die geen lid zijn van de Handelsclub.
5.2.5. Acties met bedrijfsverenigingen in het kader van economische missies 5.2.5.1. Polen In juni organiseerde de Directie Buitenlandse Handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een economische missie naar Wroclaw, hoofdstad van Neder-Silezië in Polen. Ter gele-
32
genheid heeft het VOB voor de lidbedrijven van de delegatie een ontmoeting met de Federatie van werkgevers van Neder-Silezië en haar leden georganiseerd. 10 jaar geleden voerde het VOB in het kader van het Phare-programma van de EU met deze federatie een samenwerkingsproject uit en het heeft sindsdien met haar leiders contacten onderhouden. Deze ontmoeting heeft de tiental lidbedrijven van de delegatie in de gelegenheid gesteld om met de twintigtal Poolse lidbedrijven van deze federatie extra handelsbetrekkingen aan te knopen.
5.2.5.2. Bulgarije Begin december organiseerde de Directie Buitenlandse Handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest in samenwerking met Flanders Investment and Trade een economische missie naar Sofia, hoofdstad van Bulgarije. Ter gelegenheid daarvan heeft het VOB in samenwerking met de Bulgaarse Werkgeversfederatie een forum in de vorm van een seminarie georganiseerd, gevolgd door individuele contacten met de Bulgaarse lidbedrijven van deze federatie. Tijdens dit seminarie hebben prominente sprekers thema’s behandeld betreffende de economische ontwikkeling van Bulgarije, problemen verbonden aan juridische aspecten en hebben ze diverse sectoren voorgesteld. Een dertigtal Bulgaarse bedrijven heeft aan dit forum deelgenomen en de deelnemers van deze economische missie ontmoet. Deze Bulgaarse werkgeversfederatie behoort net als het VOB tot de Association des organisations patronales des capitales européennes (OPCE).
5.2.6. Economische missie naar Brazilië Organisatie van het seminarie Brussel export In november werd een economische missie naar Brazilië onder voorzitterschap van Prins Filip georganiseerd. Het VOB werd belast met de organi-
satie van het seminarie van Brussel export dat op 21 november in Sao Paulo plaatsvond met als thema “Brazilië - België: een performant partnerschap in milieu en engineering”. 120 personen, waaronder besluitvormers, Braziliaanse bedrijven en vertegenwoordigers van officiële milieu-instellingen, namen aan dit seminarie deel. Er waren eveneens een twaalftal journalisten aanwezig. Z.K.H. Prins Filip heeft de opening van het seminarie bijgewoond dat werd ingeleid door Bernard Fierens Gevaert, voorzitter van de Internationale Commissie van de KHNB en het VOB Een aantal specifieke thema’s stonden op het programma van dit seminarie: * De Belgische ervaring inzake algemeen milieubeheer: water, afval en bos, door Jean Dubois, Dr. Ing. voorzitter van Rebraf * Een performant partnerschap voor het milieu (Kyoto) en grote infrastructuurwerken (Privaat-Publiek Partnerschap), door Jean-Marie De Backer, Senior Partner – CMS De Backer * Succeservaringen van Belgische bedrijven: o Engineering en milieuoplossingen in de industrie: ervaring van de Suez-Groep (Suez Energy International, Suez Tractebel Engineering, Leme Engenharia) o Technologische oplossing voor milieueisen: de ervaring van Umicore. Het seminarie werd afgerond met een voorstelling van bedrijven die actief zijn in milieu en/of engineering en die deel uitmaakten van de delegatie van Belgische bedrijven (ACMG Project Management, Mercomet, Applitek, Hansen Transmissions, Waterleau). Deze voorstelling werd met de hulp van een Brussels bedrijf op een originele wijze in de vorm van vooraf opgenomen video-interviews met de directies van deze bedrijven opgesteld. Op die manier behielden de voorstellingen een zekere uniformiteit. Op de achter-
grond werden beelden van het bedrijf en zijn producten ingevoegd. En ten slotte werd voor de bedrijfsleiders die geen Portugees kenden een simultane vertaling in voice-off ingevoegd zodat de Brazilianen de voorstelling zo goed mogelijk konden begrijpen.
5.2.7. Brussels Export Manager Brussels Quality Foods Begin van het jaar werd het economisch samenwerkingsverband Brussels Quality Foods door 4 Brusselse
KMO’s opgericht die in de sector van de voedselproductie actief zijn en hun exportactiviteiten wensten uit te breiden. De 4 bedrijven zijn Allmasse, General Waffel Manufactory, The Royal Salmon en Vialux. In maart werd een export manager aangesteld om de exportactiviteiten van deze bedrijven te ontwikkelen op de markten waar zij niet of bijna niet aanwezig zijn, onder meer op de Zwitserse markt. Eind september trok het bedrijf The Royal Salmon zich terug uit het samenwerkingsverband vanwege zijn overname door Salm Invest en de herstructurering van onder meer zijn internationale activiteiten.
5.3. Vertegenwoordiging van het VOB bij instellingen en commissies die op de buitenlandse handel betrekking hebben Het VOB is in de volgende instellingen of commissies vertegenwoordigd: * Raad van bestuur van Delcredere waar het VOB de privé-sector voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertegenwoordigt. Hier bestaat de prioriteit in de belangenbehartiging van de Brusselse bedrijven door hun dossiers kredietverzekering te ondersteunen
die de bedrijven bij Delcredere indienen en die in de Raad van bestuur worden onderzocht. * Raad van bestuur van het Agentschap voor Buitenlandse Handel waar het VOB de privé-sector voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertegenwoordigt. Een van de twee VOB-vertegenwoordigers is eveneens vice-voor-
5.4. De Association des Organisations Patronales de Capitales Européennes – OPCE Wij herinneren eraan dat de OPCE thans als vaste leden de werkgeversorganisaties van 16 lidstaten van de Raad van Europa telt: Athene, Berlijn, Brussel, Boedapest, La Valette, Lissabon, Londen, Madrid, Moskou, Parijs, Rome, Sofia, Stockholm, Warschau, Wenen en Cyprus. De OPCE is in de loop der jaren een uitgebreid representatief en geografisch gediversifieerd netwerk gewor-
Het VOB heeft het samenwerkingsverband in alle fasen van zijn oprichting, van de aanwerving van een export manager en van het opstarten van zijn activiteiten begeleid.
den van de economische milieus die in de hoofdsteden actief zijn. Dit jaar vond het congres van de OPCE op uitnodiging van de Moscow International Business Association (MIBA) in Moskou plaats en was voorgezeten door de heer Youri Luzhkov die overigens Burgemeester van Moskou is. Het thema dit jaar betrof het ondernemingsklimaat in de hoofdsteden en de rol van de werkgeversorganisaties in
zitter van dit Agentschap voor Buitenlandse Handel. * Adviescommissie voor Buitenlandse Handel van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, met 4 gewone leden en 4 plaatsvervangende leden. * Raad van bestuur van de Belgisch Luxemburgse Kamer van Koophandel voor de Arabische landen. * Raad van bestuur van Bepolux, de Belgisch Luxemburgse Kamer van Koophandel voor Polen.
de ontwikkeling van dit klimaat. De Secretaris-generaal van het VOB heeft er een uiteenzetting gegeven over de organisatie van de maatschappelijke betrekkingen en de adviesstructuren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De OPCE heeft meer in het bijzonder drie werkgroepen opgericht die zich respectievelijk toespitsen op jonge Europese ondernemers, op de verkeers- en vervoersproblematiek en op lobbyactiviteiten ten opzichte van de Europese instellingen. In dit kader onderhoudt de OPCE informele betrekkingen met de UNICE.
33
6. Institutionele betrekkingen 6.1. De synergie VOB-KHNB De samenwerkingsstructuren en meer in het bijzonder de VOB/KHNB werkgroepen en werkcommissies hebben de vruchtbare samenwerking van beide verenigingen voortgezet die tot doeltreffende gemeenschappelijke initiatieven hebben geleid. De Commissie «Ruimtelijke ordening» heeft haar werkzaamheden meer in het bijzonder gewijd aan de follow-up van de hoorzitting van het Brussels gewestparlement over de problematiek van de reorganisatie van de Commissie voor Monumenten en Landschappen. Overigens heeft zij zich toegelegd op de studie van het ontwerp van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening en heeft een nota met opmerkingen en bezwaren opgesteld die beide verenigingen in het kader van het openbaar onderzoek betreffende dit ontwerp hebben ingediend. De Commissie werd eveneens op de hoogte gehouden en heeft de werkzaamheden van de adviesorganen begeleid die tijdens de eindfasen van de wijzigingsprocedure van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening zijn tussengekomen. De Commissie «Stedenbouw» heeft zich aangesloten bij andere specifieke commissies voor milieuzaken (evaluatie van de eerste maanden van de toepassing van de ordonnantie betreffende het beheer van verontreinigde bodems) en mobiliteitskwesties (stand van zaken van het project voor de heraanleg van de Centrumlanen). De Commissie «Mobiliteit» heeft zich in het bijzonder toegelegd op de actualisering van dit laatste project en op de voorbereiding van een deelname van het VOB en de KHNB aan een eventueel openbaar onderzoek. Haar samenstelling werd bijgevolg uitgebreid tot vertegenwoordigers van de handelswijken en van de grote hotels. In het kader van de voorbereiding en follow-up van de diverse werkterreinen van het Contract voor de Econo-
34
mie en de Tewerkstelling, werd in het bijzonder op de «Economische» en «Sociale» Commissies een beroep gedaan. Beide commissies hebben onder meer het standpunt van het VOB en de KHNB inzake het ontwerp van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening voorbereid en het eerste beheercontract van de BGDA opgesteld. Overigens hebben zij een Charter voor Diversiteit in de Onderneming opgesteld en in aanwezigheid van de Minister van Economie en Tewerkstelling de aansluiting van een vijftigtal ondernemingen bij dit charter georganiseerd. Anderzijds heeft de «Economische» Commissie zich gewijd aan de promotie van Brussel als hoofdstad van Europa en internationaal handelscentrum. Daarnaast houdt zij zich thans bezig met het opstellen van een argumentatie om het strategisch belang te benadrukken van de luchthaven Brussel-Nationaal voor de ontwikkeling van de ondernemingen die in het Gewest gevestigd zijn. Voor het detail van al deze dossiers verwijzen wij naar de respectieve punten eerder in dit document. Op structureel niveau vervolgen beide verenigingen de consolidatie van hun synergie. Zij zijn overeengekomen om in het kader van drie prioritaire doelstellingen hun reflecties op te tekenen en nieuwe maatregelen op te stellen. De eerste doelstelling beoogt aan dit innoverend synergieproces het karakter «van een evolutie en niet van een revolutie» te verlenen. De tweede doelstelling betreft de beoogde maatregelen die moeten leiden tot de versterking van de werkgeversvertegenwoordiging in het Gewest. De geselecteerde structuren zullen dus gericht zijn op het kwalitatief en kwantitatief behoud van de vertegenwoordiging die elke vereniging uitoefent ten opzichte van haar traditionele gesprekspartners en bij de gewestelijke
instellingen en adviesraden in functie van de sectoren waarvan zij specifiek de woordvoerder is. De derde doelstelling vloeit voort uit de hypothese die unaniem wordt ondersteund, namelijk het behoud van twee statutair zelfstandige verenigingen. De inzet van de toekomstige gesprekken bestaat er bijgevolg in de oprichting voort te zetten van een aan beide verenigingen gemeenschappelijk dienstencorps, en de samenwerkingsprocessen nauwer te structureren die hen in staat zullen stellen gemeenschappelijke werkgeversstrategieën op te stellen. Momenteel is binnen de Raden van bestuur van beide verenigingen over de diverse structurele opties een debat aan de gang dat wordt gevoed door een werkgroep samengesteld uit de Voorzitters en Gedelegeerd bestuurders van beide verenigingen en bijgestaan door een onafhankelijke consultant.
6.2. Intersectorale Commissie Deze Commissie die de werkgeversorganisaties verenigt die lid zijn van het VOB en deze die met het VOB een samenwerkingsakkoord hebben, heeft in de loop van dit verslagjaar
haar maandelijkse werkvergaderingen voortgezet.
siers werd besloten om vanaf 2006 de deskundigen van deze intersectorale Commissie te verzoeken om samen in de gemeenschappelijke VOB/KHNB werkgroepen te vergaderen.
Met het oog op de verbetering van het adviesproces voor de technische dos-
6.3. Coördinatieen contactcomité VBO-VOB-VOKA-UWE Het Contactcomité dat tot doel heeft de coherentie van de werkgeversstandpunten op federaal en gewestelijk niveau te bevorderen, is zoals gewoonlijk regelmatig samengekomen.
*** ** *
35
Brussel moet durven
5.
Dossier:
Brussel en zijn gemeenten, op zoek naar complementariteit en efficiëntie
7.
De lof van de gemeenten……. ……. en de keerzijde van de medaille Andere interesses ? Andere behoeften ? Lijden de Brusselse gemeenten aan overgewicht ? De drie verschillen Het glazen plafond van de gemeenten Alles kan beter
Jaarverslag VOB 2005-2006 1. 1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 1.7. 1.8. 1.9. 1.10. 1.11.
2. 2.1. 2.2. 2.3.
3. 3.1. 3.2. 3.2.1. 3.2.2.
36
ECONOMIE – WERKGELEGENHEID
18.
Het Contract voor de Economie en de Tewerkstelling – CET Het Tewerkstellingsplan voor de Brusselaars Beheercontract van de BGDA Mobiliteit in werkgelegenheid en samenwerking tussen de Gewesten Het Charter voor diversiteit in de onderneming De Gewestbegroting voor 2006 Het vertrouwen van de ondernemingen in het gewestbeleid: opiniepeiling VOB/KHNB De druk van de lokale fiscaliteit Gewestelijke investeringssteun «Brussel Internationaal» Pleiten ten gunste van de luchthaven Brussel-Nationaal
STEDENBOUW - RUIMTELIJKE ORDENING
23.
De vereenvoudiging van de procedures Wijziging van de Gewestelijke Stedenbouwkundige Verordening De bescherming van het erfgoed
MOBILITEIT De toegankelijkheid van Brussel gegijzeld Lokale projecten voor de heraanleg van het wegennet Terkamerenbos Heraanleg van de Centrumlanen
25.
3.3. 3.4. 3.5. 3.5.1. 3.5.2.
4. 4.1. 4.2. 4.3. 4.4. 4.5. 4.6. 4.7. 4.8.
5. 5.1. 5.2. 5.2.1. 5.2.2. 5.2.3. 5.2.4. 5.2.5. 5.2.5.1. 5.2.5.2. 5.2.6. 5.2.7. 5.3. 5.4.
6. 6.1. 6.2. 6.3.
Het probleem van de parkeerplaatsen Goederenvervoer – «Vrachtwagenparkings» voor langdurig parkeren Studiedagen MIVB: De toekomst van de Brusselse bussen Brussel het onderwerp van de derde editie van «Rail Meets Road»
MILIEU
28.
Beheer van verontreinigde bodems Herziening van het Intergewestelijk Samenwerkingsakkoord inzake verpakkingen Milieuaansprakelijkheid De vereenvoudiging van de procedures Het VOB-BIM partnerschap Label «ecodynamische onderneming» De Belgische milieuprijs 2005/2006 Overleg tussen de werkgeversorganisaties
INTERNATIONALE BETREKKINGEN
31.
Internationale Commissie KHNB-VOB Overeenkomst met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest Bedrijvendag-handelsattachés tijdens het seminarie van de handelsattachés Informatievergaderingen “Rechtstreeks van de buitenlandse markten” Middagen van de export De Handelsclub Parijs-Brussel Acties met bedrijfsverenigingen in het kader van economische missies Polen Bulgarije Economische missie naar Brazilië Brussels Export Manager Vertegenwoordiging van het VOB bij instellingen en commissies die op de buitenlandse handel betrekking hebben De Association des Organisations Patronales de Capitales Européennes – OPCE
INSTITUTIONELE BETREKKINGEN
34.
De synergie VOB-KHNB Intersectorale Commissie Coördinatie- en contactcomité VBO-VOB-VOKA-UWE
37
Nota’s ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. .................................................................................................................................
Nota’s ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. ................................................................................................................................. Lay-out en druk: Douriez-Bataille Belgium
Verbond van Ondernemingen te Brussel v.z.w.
Louizalaan, 500 1050 Brussel
tel: 32-2-210 01 70 fax: 32-2-218 56 06 e-mail:
[email protected] www.vob.be