Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006 Verbond van Verzekeraars
7 4 9 0 0
Voorwoord Voor u ligt het financieel jaarverslag met de belangrijkste resultaten van de verzekeringsbranche over 2006. Een verslag dat niet alleen cijfers bevat, maar vooral ook achtergronden en verklaringen bij die cijfers. Dat laatste is van belang om ontwikkelingen te kunnen duiden en op die manier een beeld te schetsen van hoe het gaat in de branche. Dit jaarverslag is opgesteld door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek en Onderzoek (CVS), onder leiding van prof. dr. J.L.A van Rijckevorsel. Het CVS voert elk jaar de Voorjaarsenquêtes Leven, Schade en Zorg bij zijn leden uit. In dit verslag zijn alle cijfers en trends uit die enquêtes weergegeven en geanalyseerd, en wel op zo’n manier dat beleidsverantwoordelijken in de branche er ook wat mee kunnen. Dat laatste is belangrijk, omdat de verzekeringsbranche een uniek kenmerk heeft: ze is gebaseerd op een omgekeerde productiecyclus. Pas aan het eind ‘van de rit’ weet een verzekeraar of zijn kostprijsberekening correct was. Vooraf beschikt hij alleen over retrospectieve statistieken. In de poging het ‘wat’ van een ‘waarom’ te voorzien, slaat dit jaarverslag een brug tussen de ‘droge’ statistieken en de beleidsbepalers bij de leden van het Verbond. Dat is echter niet het enige doel. Het Verbond vindt het daarnaast belangrijk dat ook andere geïnteresseerden uit bijvoorbeeld kabinet, parlement, overheid, toezichthouders, pers en maatschappelijke organisaties, kennis kunnen nemen van de ontwikkelingen in de verzekeringsbedrijfstak. Omdat de verzekeringbranche een belangrijke rol heeft bij het organiseren van solidariteit en het beschermen van klanten tegen onvoorziene omstandigheden, is de publieke belangstelling voor de bedrijftak traditioneel groot. Deze belangstelling wordt versterkt door actuele discussies over arbeidsongeschiktheid, ziektekosten, verzekerbaarheid van overstromingen, pensioenen, levensloop, etc., waarin verzekeraars een belangrijke rol hebben. Het jaar 2006 stond uiteraard in het teken van de invoering van het nieuwe zorgstelsel, wat vooral ingrijpende gevolgen heeft gehad op het gebied van ziektekostenverzekeringen. Een ander belangrijk thema was transparantie, mede naar aanleiding van discussie over beleggingverzekeringen. De verzekeringssector streeft naar optimale transparantie en geeft hier onder andere door een financieel jaarverslag invulling aan. De leden, vertegenwoordigd in de commissie CVS van het Verbond van Verzekeraars, hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het tot stand brengen van dit verslag. De commissie CVS bestaat uit de volgende leden: - drs. G. van Olphen RA, voorzitter (Achmea) - drs. R.B. Boekhout (ING) - mr. J. Boven (REAAL) - mr. P.J.W.G. Kok (Delta Lloyd) - drs. T. Pluijter (Fortis ASR) Ik hoop dat deze uitgave u in uw werk als verzekeraar of anderszins van dienst is, en dat u de tijd wilt nemen om kennis te nemen van de inhoud die zeker de moeite waard is.
drs. H.J. Herbert adjunct-directeur
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
1
Inhoud Voorwoord
1
Samenvatting Summary Zusammenfassung Resumé
3 5 6 7
1. 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Verantwoording Representativiteit Het belang van goede data Leeswijzer
9 9 9 9 10
2.1 2.2 2.3 2.4
Economische ontwikkelingen De wereldeconomie De Nederlandse economie Beleggingen De verzekeringsmarkt
11 11 12 13 14
3.1 3.2 3.3 3.4
Levensverzekeringen Overzicht levenmarkt Individueel Nieuwe productie Collectief
16 16 16 18 21
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Schadeverzekeringen Overzicht schademarkt Herverzekering Motorrijtuigen Brand Transport Aansprakelijkheid Rechtsbijstand Reis
22 22 23 23 26 27 28 29 29
2.
3.
4.
5.
Zorgverzekeringen 5.1 Marktomvang 5.2 Ziektekosten 5.3 Inkomen
Verklaring begrippen
2
30 30 31 31 34
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Samenvatting Het premievolume van de verzekeringsbranche is in 2006 door veel veranderingen aanzienlijk gegroeid ten opzichte van 2005. Deze groei vond vooral plaats in de sector Zorg. De verklaring daarvoor ligt voor de hand: door de invoering van het nieuwe zorgstelsel, waarmee het onderscheid tussen ziekenfondsen en particuliere zorgverzekeraars is vervallen, zijn alle zorgverzekeraars particuliere verzekeraars geworden. Het premievolume van de zorgbranche is daardoor in één klap flink gestegen. Gezien het grote volume van deze markt hebben de resultaten in Zorg een bijzonder grote invloed op het totaal van de verzekeringsbranche. Net als de schadeverzekeringen laten levensverzekeringen een zeer geringe stijging zien, ondanks de introductie van de levensloopregeling, die tot een nieuw aanbod van producten heeft geleid. Hoewel het premievolume in z’n totaliteit dus een stijging laat zien, is het resultaat in de verzekeringsbranche in vergelijking met 2005 fors gedaald. Wederom wordt dit grotendeels veroorzaakt door de zorgsector, waar het resultaat voor de branche Ziektekosten zelfs negatief is. Schade en Leven hebben juist een iets beter resultaat geboekt.
Levensverzekeringen Mede door de introductie van de levensloopverzekeringen is het premievolume van individuele levensverzekeringen toegenomen. Er zijn echter wel minder deelnemers aan de levensloopverzekeringen dan van tevoren was verwacht. Het premievolume van
collectieve levensverzekeringen is in 2005 fors gedaald en in 2006 onveranderd gebleven. De daling wordt vooral veroorzaakt door een verschuiving van eindloon- naar middelloonregelingen. Het resultaat is vooral gestegen door een daling van overige technische voorzieningen eigen rekening.
Schadeverzekeringen Het premievolume bij schadeverzekeringen is licht gegroeid ten opzichte van 2005. De groei is echter al enkele jaren zeer laag en komt nauwelijks boven het niveau van een inflatiecorrectie uit. De redenen hiervoor zijn het positieve resultaat op schadeverzekeringen in de afgelopen twee jaren en de stevige (prijs)concurrentie in vaak verzadigde markten (wat zich in de praktijk vertaalt in een lagere premie). Het resultaat na rente en na herverzekering van de schadebranches is bijna over de hele lijn gedaald (alleen Motorrijtuigen laat een stijging van het resultaat zien), hoewel dat wel een ietwat vertekend beeld geeft. Het jaar 2005 was namelijk een erg goed jaar vanwege minder grote (brand)schaden en minder diefstal; 2006 was minder gunstig, zodat het resultaat in feite weer op het niveau van vóór 2005 zit. Ondanks de daling is het resultaat nog altijd positief, omdat verzekeraars een steeds efficiëntere bedrijfsvoering hanteren, waardoor ze kosten kunnen verminderen. Dit doen ze bijvoorbeeld door minder risico te herverzekeren en meer in eigen beheer te houden, een ontwikkeling die vooral in 2004 en 2005
Resultaat verzekeringsbranche 2006 Premievolume1 2006 € mrd Totaal Leven
24,9
% groei t.o.v. 20053 0
Totaal Schade - Motorrijtuigen - Brand - Transport - Overige
11,5 4,5 3,2 0,7 3,1
Totaal Zorg Totaal
Netto Resultaat2 combined ratio 2006 2005 % verdiende premie
2004
2003
2002
n.v.t.
12
11
8
7
3
2 0 1 4 7
93 93 89 97 95
11 13 11 7 10
11 9 13 15 11
7 6 12 11 2
3 1 5 4 1
0 -1 -2 5 1
34,4
200*
99
2
12
10
7
7
70,8
46
n.v.t.
7
12
8
6
3
* Dit hoge stijgingspercentage wordt veroorzaakt door de invoering van het nieuwe zorgstelsel. 1
Premievolume van de directe binnenlandse tekening. Technisch resultaat, uitgedrukt in een percentage van de bruto verdiende premie, behaald in het binnenlands bedrijf, na rente en na herverzekering, maar voor afdracht van vennootschapsbelasting. 3 De volumegroei is het product van de groei van de portefeuille door nieuwe productie en de verhogingen van de premies. 2
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
3
speelde wegens de toenmalig mondiaal gestegen herverzekeringspremies. Dit beleid heeft voor- en nadelen: het heeft een gunstig effect op het resultaat in jaren met relatief weinig en lage schaden, maar het verhoogt wel het risico en kan er daardoor in relatief slechte jaren toe leiden dat verzekeraars eerder in de problemen komen.
Zorgverzekeringen De premieomzet van zorgverzekeringen groeide in 2006 spectaculair door de invoering van het nieuwe zorgstelsel. Omdat alle ziektekostenverzekeraars
4
sinds de invoering van het nieuwe zorgverzekeringsstelsel particuliere zorgverzekeraars zijn geworden, is het premievolume in één klap zo goed als verdubbeld. Zowel voor Ziektekosten als voor Inkomen zijn nieuwe producten geïntroduceerd, wat vooral bij Ziektekosten tot een veel hoger premievolume heeft geleid. Niettemin was de concurrentie op de nieuwe markt zo hevig dat het resultaat voor Ziektekosten negatief is, naar schatting zo’n 600 miljoen euro.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Summary Premium turnover in the Dutch insurance industry grew considerably in 2006 from 2005, due to numerous changes. Most of this growth was in the health care sector. There is an obvious explanation for this: with the implementation of the new health care system, which does away with the differentiation between national health insurance funds and private health care insurers, all health care insurers have become private insurers. This instantly boosted premium turnover in the accident and health insurance sectors. Because of the large volumes in this market, results from accident and health insurance have a particularly great impact on overall results for the entire insurance sector. Life insurance echoed non-life insurance in experiencing a very slight increase, in spite of the introduction of the life-course savings scheme that resulted in a new range of products. Although premium turnover thus rose as a whole, results in the insurance sector dropped sharply compared to 2005. This was once again largely attributable to the health care sector, where results for Health insurance were even negative. Life and Non-life actually performed somewhat better.
Life insurance Premium income from individual insurances increased, due in part to the introduction of the life-course
savings scheme. Fewer people are participating in this scheme, however, than originally anticipated. Premium income from group business had dropped sharply in 2005 and remained unchanged in 2006. The drop is being caused primarily by a shift from final salary schemes to average salary schemes. Results increased primarily as the result of a drop in other technical premium net.
Non-life insurance Premium income for non-life insurance grew slightly compared to 2005. For years, though, growth here has been very sluggish and it barely tops the inflation adjustment level. The reasons for this are the positive operating results from non-life insurance in the past two years and the strong competition in markets that are often already saturated (which translates, in practice, into lower premiums). Net results of interest and reinsurance decreased almost across the line in non-life sectors (motor vehicle insurance was the only area in which results increased). This presents a somewhat distorted picture, however, since 2005 had been such a good year, with fewer large claims (e.g., for fire damage) and less theft; 2006 was less propitious in this sense, so that the results are actually back on par with the level prior to 2005. Despite the dip, results were still positive because insurers are conducting business ever more efficiently,
Results in the insurance industry in 2006 Premiums1
Net combined ratio
2006 € billion
Results2 2006
2005
2004
2003
2002
Total Life
24.9
% growth over 20053 0
Total Non-life - Car - Fire - Transport - Other
11.5 4.6 3.2 0.7 3.1
2 0 1 4 7
93 93 89 97 95
11 13 11 7 10
11 9 13 15 11
7 6 12 11 2
3 1 5 4 1
0 -1 -2 5 1
Total Accident & Health
34.4
200*
99
2
12
10
7
7
Total
70.8
46
n.a.
7
12
8
6
3
% earned premiums n.a.
12
11
8
7
3
* This high percentage rise was caused by the implementation of the new health care system. 1
Premium income from direct insurances completed in the Netherlands. Technical profit, expressed as a percentage of the gross earned premiums on Dutch business, net of interest and reinsurance but before tax. 3 The growth in volume is the product of the growth in the portfolio through new business and the increase in the premiums. 2
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
5
thereby cutting costs. They do this, for instance, by decreasing the amount of risk they reinsure and keeping more business under their control, a development that particularly took off in 2004 and 2005 as reinsurance premiums increased around the world. This policy has both advantages and disadvantages: it plays out favourably in years with relatively few and low - claims, but it does increase overall risk and can therefore lead insurers more readily into difficulty in relatively bad years.
Accident and Health insurance
grew dramatically in 2006 with the implementation of the new health care system. Since under the new health care insurance system all sickness insurers became private health care insurers, premium income practically doubled in one fell swoop. New products were introduced for both Health and Disability Income insurance, which resulted in much higher premium turnover, especially in Health insurance. Despite all this, competition on the new market was so stiff that Health insurance booked negative results, by an estimated 600 million euros.
Premium income under accident and health insurance
Zusammenfassung Das Prämienvolumen der Versicherungsbranche hat im Vergleich zu 2005 im Jahr 2006 durch allerhand Veränderungen beträchtlich zugenommen. Dieses Wachstum fand vor allem im Bereich des Gesundheitswesens statt. Die Erklärung dafür liegt auf der Hand: durch die Einführung des neuen Versorgungssystems, mit dem der Unterschied zwischen gesetzlichen Krankenkassen und privaten Krankenversicherungen verschwand, sind alle Krankenversicherer private Versicherer geworden. Das Prämienvolumen der Krankenversicherungsbranche ist dadurch auf einen Schlag kräftig gewachsen. Angesichts des großen Volumens dieses Marktes haben die Ergeb-
nisse im Bereich der Krankenversicherungen einen besonders großen Einfluss auf das Gesamtergebnis der Versicherungsbranche. Genau wie die Sachversicherungen zeigen die Lebensversicherungen nur eine äußerst geringe Zunahme, trotz der Einführung der “Lebenslaufregelung” [Lebenslaufbezogene Regelungen in den Niederlanden seit 2006 = Recht auf langfristiges Ansparen von Zeitguthaben.], die zu einem neuen Angebot von Produkten geführt hat. Obwohl das Prämienvolumen insgesamt gestiegen ist, ist das Ergebnis in der Versicherungsbranche ver-
Ergebnis Versicherungsbranche 2006 Prämienvolumen1 2006
Leben
Ergebnis2
Netto Kosten/ Schaden Satz
€ Mrd. % Wachstum i.V.z. 20053 24,9 0
2006
2005
2004
2003
2002
% der verdienten Prämien nicht zutreff.
12
11
8
7
3
Sach - Kraft - Feuer - Transport - Übrige
11,5 4,6 3,2 0,7 3,1
2 0 1 4 7
93 93 89 97 95
11 13 11 7 10
11 9 13 15 11
7 6 12 11 2
3 1 5 4 1
0 -1 -2 5 1
Kranken
34,4
200*
99
2
12
10
7
7
Gesamt
70,8
46
nicht zutreff.
7
12
8
6
3
* Diese hohe Steigerungsrate wird durch die Einführung des neuen Versorgungssystems verursacht. 1
Prämienvolumen direktes Inlandsgeschäft. Technisches Ergebnis, ausgedrückt in Prozent der verdienten Bruttoprämie, erreicht im Inlandsgeschäft, nach Zinsabgaben und Rückversicherung, aber vor Unternehmenssteuern. 3 Das Volumenwachstum ist das Produkt vom Wachstum des Portfolios und der Erhöhungen der Prämien. 2
6
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Auch durch die Einführung der Lebenslaufversicherungen hat das Prämienvolumen der individuellen Lebensversicherungen zugenommen. Die Teilnehmerzahl an den Lebenslaufversicherungen ist jedoch geringer als zunächst angenommen. Das Prämienvolumen der kollektiven Lebensversicherungen ist im Jahr 2005 stark gesunken und im Jahr 2006 unverändert geblieben. Der Rückgang wird vor allem verursacht durch eine Verschiebung von Endlohn- zu Durchschnittslohnregelungen. Das Ergebnis ist vor allem durch einen Rückgang der übrigen technischen Reserven gestiegen.
grund von weniger Großschäden (bei Brand) und weniger Diebstählen ein sehr gutes Jahr gewesen; 2006 war weniger günstig, so dass sich das Ergebnis praktisch wieder auf dem Niveau von vor 2005 befindet. Trotz des Rückgangs ist das Ergebnis immer noch positiv, weil die Versicherer immer mehr auf eine effizientere Betriebsführung übergehen, wodurch eine Kostensenkung erreicht wird. Das tun sie beispielsweise, indem sie weniger Risiko rückversichern und mehr in eigener Regie halten, eine Entwicklung, die sich vor allem in den Jahren 2004 und 2005 vollzog, wegen der damals weltweit gestiegenen Rückversicherungsprämien. Diese Politik hat Vorund Nachteile: Der Effekt wirkt sich auf das Ergebnis günstig aus in Jahren mit relativ wenig Schäden und geringen Schadenssummen, er bringt ein erhöhtes Risiko mit sich und kann dadurch in relativ schlechten Jahren dazu führen, dass Versicherer schneller in Schwierigkeiten geraten.
Sachversicherungen
Krankenversicherungen
Das Prämienvolumen ist bei den Sachversicherungen im Vergleich zu 2005 leicht gestiegen. Der Anstieg ist aber schon eine Reihe von Jahren sehr gering und übersteigt kaum das Niveau eines Inflationsausgleichs. Die Gründe dafür sind das positive Ergebnis der Sachversicherungen in den beiden zurückliegenden Jahren und ein harter Konkurrenzkampf (bei den Tarifen) in oft gesättigten Märkten (was sich als ein niedrigerer Versicherungsbeitrag darstellt, der sich in der Praxis als geringere Prämie erweist).
Das Prämienvolumen der Krankenversicherungen ist im Jahr 2006 durch die Einführung des neuen Versicherungssystems spektakulär gestiegen. Weil alle Krankenversicherer seit der Einführung des neuen Systems Privatversicherer geworden sind, hat sich das Prämienaufkommen auf einen Schlag so gut wie verdoppelt.
glichen mit dem des Jahres 2005 massiv zurückgegangen. Das wiederum wird größtenteils durch den Sektor Gesundheitswesen verursacht, dessen Resultat für die Krankenversicherungsbranche sogar negativ ist. Gerade die Sach- und Lebensversicherungen konnten ein etwas besseres Ergebnis verzeichnen.
Lebensversicherungen
Das Ergebnis nach Zinsabgaben und Rückversicherung der Sachversicherungsbranche ist fast überall gesunken (nur die Kraftfahrzeugversicherungen zeigen eine Ergebnissteigerung), obwohl das ein etwas verzerrtes Bild gibt. Das Jahr 2005 ist nämlich auf-
Sowohl für die Krankenversicherung als auch für die Einkommensversicherung entstanden neue Produkte, was vor allem bei den Krankenversicherungen zu einem viel höheren Prämienvolumen geführt hat. Dennoch war der Konkurrenzkampf auf dem neuen Markt so heftig, dass das Ergebnis für die Krankenversicherung negativ ist und sich schätzungsweise auf rund 600 Millionen Euro beläuft.
Resumé En raison de nombreux changements, le volume des primes dans la branche de l´assurance a considérablement augmenté en 2006 par rapport à 2005. Cette hausse concerne principalement le secteur de la santé et l’explication s´impose d´elle-même : suite à l’introduction aux Pays-Bas d’un nouveau système d’assurance des soins de santé, qui ne connaît plus de différences entre les assurances à titre obligatoire et les assurances à titre privé, toutes les sociétés d’assurance sont devenues des sociétés d’assurances à titre privé. Le volume des primes a donc subi une brusque augmentation. En raison de l’important volume de ce marché, les résultats dans le secteur maladie ont une influence particulièrement importante sur le total du secteur des assurances.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Tout comme les assurances dommages, les assurances vie ont enregistré une augmentation très faible et ce, en dépit de l’introduction du régime d’épargne volontaire tout au long du parcours de vie qui a généré une nouvelle offre de produits. En dépit de la progression totale du volume des primes, le résultat dans le secteur des assurances a nettement baissé par rapport à 2005. Ceci est dû en grande partie, de nouveau, au secteur de la santé au sein duquel le résultat de la branche Frais médicaux est même négatif. Les secteurs dommages et assurance vie ont quant à eux enregistré un résultat légèrement meilleur.
7
Assurances vie En partie avec l’introduction d’un régime d’épargne volontaire tout au long du parcours de vie («levensloopverzekering»), le volume des primes des assurances vie individuelles a augmenté. Le nombre de souscripteurs de ce régime d’épargne volontaire est toutefois plus faible que prévu. Le volume des primes des assurances vie collectives, qui avait fortement reculé en 2005, est demeuré inchangé en 2006. La baisse est avant tout provoquée par le passage aux régimes basés sur le salaire moyen qui remplacent les régimes basés sur le dernier salaire. Le résultat est en hausse, en particulier en raison d’une diminution des autres réserves techniques pour compte popre.
En dépit de la baisse, le résultat reste cependant positif car les sociétés d’assurance mènent une gestion de plus en plus efficace leur permettant d’économiser des coûts. Elles réassurent par exemple moins de risques et gardent davantage d’affaires en mains propres, une évolution qui a surtout joué un rôle en 2004 et 2005 en raison des hausses mondiales des primes de réassurance à l’époque. Cette politique présente des avantages et des inconvénients : elle a un impact favorable sur le résultat pour les années avec relativement peu de dommages et de faible importance mais en revanche, elle augmente le risque et peut, pour les années relativement mauvaises, créer plutôt des problèmes pour les sociétés d’assurance.
Assurances dommages Le volume des primes des assurances dommages a légèrement augmenté par rapport à 2005. Cette croissance est toutefois très faible depuis quelques années et dépasse à peine le niveau de correction de l’inflation. Ceci est dû au résultat positif obtenu sur les assurances dommages au cours des deux dernières années et à la forte concurrence (des prix) sur des marchés souvent arrivés à saturation (ce qui se traduit en pratique par un niveau plus bas des primes). Le résultat de la branche dommages après intérêt et après réassurance a baissé sur presque toute la ligne (seule la branche des véhicules motorisés affiche une hausse du résultat), bien que ceci donne une image un peu faussée. L’année 2005 a été en effet une très bonne année en raison de la diminution des dommages importants (incendies) et des vols. L’année 2006 a été moins favorable, le résultat est en fait revenu au même niveau qu’avant 2005.
Assurances maladie Le volume des primes pour les assurances maladie a subi une croissance spectaculaire en 2006 avec l’introduction d’un nouveau système d’assurance des soins de santé aux Pays-Bas. Toutes les sociétés d’assurance maladie étant devenues des sociétés d’assurance à titre privé, le volume des primes a quasiment doublé en une fois. Aussi bien pour les frais des soins de santé que pour les revenus, de nouveaux produits ont été introduits ce qui a conduit à un volume de primes bien plus élevé, surtout pour les assurances maladie. Néanmoins, la concurrence sur ce nouveau marché a été si acharnée que la branche des frais de soins de santé enregistre un résultat négatif d’environ 600 millions d’euros, selon les prévisions.
Résultat du secteur des assurances 2006 Volume des primes1 2006 € mrd
Résultat2
Ratio combiné Net
2006
2005
2004
2003
2002
% prime acquise % croissance par rapport à 20053 0 ne s’appl. pas 12 11
8
7
3
Total Vie
24,9
Total Dommages - Véhicules motorisés - Incendie - Transport - Autres
11,5 4,6 3,2 0,7 3,1
2 0 1 4 7
93 93 89 97 95
11 13 11 7 10
11 9 13 15 11
7 6 12 11 2
3 1 5 4 1
0 -1 -2 5 1
Total Maladie
34,4
200*
99
2
12
10
7
7
Total
70,8
46
ne s’appl. pas
7
12
8
6
3
* Ce taux d´augmentation élevé est dû à l’introduction d’un nouveau système d’assurance de soins de santé aux Pays-Bas 1
Volume des primes des souscriptions nationales directes. Résultat technique, exprimé en pourcentage de la prime acquise brute atteint dans la société nationale, après intérêt et après réassurance mais avant paiement de l’impôt sur les sociétés. 3 La croissance du volume est le produit de la croissance du portefeuille grâce aux nouveaux produits et de l´augmentation des primes. 2
8
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
1 Inleiding 1.1
Verantwoording
Dit financieel jaarverslag bevat een terugblik op de financiële ontwikkelingen in de Nederlandse verzekeringsbranche over het jaar 2006. Het jaarverslag is opgesteld door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek en Onderzoek (CVS), het statistisch onderzoeksbureau van het Verbond van Verzekeraars. Vrijwel alle hier gepresenteerde gegevens over de verzekeringsbranche zijn ontleend aan comptabele enquêtes, die het CVS in het voorjaar van 2007 heeft gehouden onder verzekeraars. Aan deze enquêtes doen verzekeraars mee die werkzaam zijn op de Nederlandse markt en die een vergunning hebben van De Nederlandsche Bank (DNB). Resultaten die Nederlandse verzekeraars in het buitenland behalen, zijn buiten beschouwing gelaten. De resultaten worden uitgedrukt in een percentage van de verdiende premie. De hier gepresenteerde resultaten zijn de zogenaamde technische resultaten inclusief herverzekering, maar exclusief vennootschapsbelasting. Deze resultaten zijn opgehoogd naar de gehele Nederlandse binnenlandse verzekeringsbranche. De genoemde bedragen en aantallen in dit jaarverslag over voorgaande jaren kunnen op bepaalde punten licht afwijken van de bedragen en aantallen zoals vermeld in eerdere jaarverslagen. De belangrijkste redenen hiervoor zijn bijstellingen op oude jaren en veranderingen in panelsamenstelling. Alle resultaten en groeipercentages zijn afgerond op hele procentpunten. De in de kaders gepresenteerde resultaten zijn afkomstig van het CVS, tenzij anders vermeld.
1.2
Representativiteit
De cijfers in dit verslag zijn vanwege de hoge deelnamegraad representatief voor de hele Nederlandse verzekeringsbranche. De financiële gegevens over levensverzekeraars zijn gebaseerd op ruim 75% van de Nederlandse verzekeringsmarkt, gemeten naar premievolume. De resultaten zijn afkomstig van de Voorjaarsenquête Leven, die het CVS jaarlijks houdt onder levensverzekeraars die in Nederland werkzaam zijn. De enquête vraagt de verlies- en winstrekening, de technische en niet-technische rekening en de balans uit. De financiële gegevens van schadeverzekeraars zijn gebaseerd op bijna 75% van de Nederlandse verzekeringsmarkt, gemeten naar premievolume. De resultaten zijn afkomstig van de Voorjaarsenquête Schade & Zorg, die het CVS jaarlijks houdt onder schadeverzekeraars die in Nederland werkzaam zijn. De in het
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
hoofdstuk Schadeverzekeringen gepresenteerde resultaten hebben betrekking op alle schadeverzekeringen exclusief Zorg, namelijk verzekeringen voor motorrijtuigen, brand, transport, aansprakelijkheid, rechtsbijstand en reis. De financiële gegevens van ziektekostenverzekeraars zijn gebaseerd op kwartaalcijfers van DNB over de gehele markt van Nederlandse ziektekostenverzekeraars en cijfers uit de Voorjaarsenquête Schade & Zorg van het CVS met daarin ongeveer 60% van het premievolume van de inkomensverzekeraars. De sector Zorg bestaat uit ziektekosten- en inkomensverzekeringen, die weer zijn opgebouwd uit productgroepen. Hierbij wordt rekening gehouden met nieuwe producten, zoals de WIA en de nieuwe ziektekostenverzekeringen, alsmede met oude producten, zoals WAO-gatverzekeringen. Voor 2005 bevat dit verslag uitsluitend de cijfers van de toenmalige particuliere ziektekostenverzekeraars. Voor 2006 zitten uiteraard ook de voormalige ziekenfondsen in de cijfers.
1.3
Het belang van goede data
Bij de optelling van de resultaten van productgroepen tot branchetotalen wordt impliciet verondersteld dat alle informatie van de productgroepen bekend is. Helaas is dat in de praktijk niet het geval. Verzekeraars kunnen geaggregeerde cijfers vaak beter aanleveren dan de onderliggende opsplitsingen, waardoor de productgroepen minder marktdekking hebben dan de branches en de optellingen niet helemaal kloppen. Zo zijn er veel verzekeraars die cijfers kunnen leveren voor de branche als totaal, maar de cijfers uitgesplitst naar bijvoorbeeld de productgroepen ‘Eigen tekening’ en ‘Volmacht’ zijn veel lastiger voor een verzekeraar in te vullen en worden dan ook door minder verzekeraars aangeleverd. Dit betekent dat met de toename van het detail, het marktvolume waarop de cijfers zijn gebaseerd afneemt. Dit kan ertoe leiden dat op een gegeven moment de cijfers inconsistent worden. We zouden bijvoorbeeld als uitkomst kunnen krijgen dat het premievolume van ‘Eigen tekening’ afneemt met 2%, ‘Volmachten’ met 0% gelijk blijft, maar dat het totaal met 1% stijgt. Dit lijkt inconsistent, omdat het totaal een gewogen gemiddelde dient te zijn van ‘Eigen tekening’ en ‘Volmachten’, maar is te verklaren omdat we voor alle drie cijfers een andere representativiteit kennen. Niet alle maatschappijen kunnen de cijfers uitsplitsen naar ‘Eigen tekening’ en ‘Volmacht’. Kennelijk hebben de maatschappijen, die de cijfers niet uit kunnen splitsen, in dit voorbeeld een beter resultaat dan gemiddeld.
9
1.4
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt kort ingegaan op algemene economische ontwikkelingen die van invloed zijn op de resultaten van de verzekeringssector. In hoofdstuk 3 wordt verslag gedaan van de financiële ontwikkelingen op de markt voor levensverzekeringen, met aandacht voor de ontwikkeling van het premie-
10
volume, de nieuwe productie en het resultaat. In hoofdstuk 4 wordt het resultaat van de diverse schadeverzekeringen toegelicht. Ook wordt stilgestaan bij de impact van herverzekering. In hoofdstuk 5 wordt de markt van zorgverzekeringen toegelicht. Het verslag sluit met een verklarende lijst van begrippen.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
2 Economische ontwikkelingen4 2.1
De wereldeconomie
Conform de verwachtingen is de wereldeconomie in 2006 fors gegroeid. De uitzonderlijk hoge groei van 2004 werd zelfs bijna geëvenaard. Ook voor de komende jaren zijn de vooruitzichten goed, al zal de groei naar verwachting wel iets lager zijn dan in de topjaren 2004 en 2006. Dat de inflatie ondanks de groei gematigd is gebleven, maakt het des te waarschijnlijker dat de economische groei bestendig is. Natuurlijk blijven de bekende bedreigingen bestaan, zoals de hoge grondstoffenprijzen en het tekort op de betalingsbalans van de Verenigde Staten, maar voorlopig zijn er nog voldoende factoren om die ontwikkelingen te compenseren. Dat de groei wereldwijd gezien zo groot is, komt grotendeels door succesvolle economische integratie. Dit speelt onder meer een rol bij de gunstige economische ontwikkeling in China en de nieuwe EU-lidstaten. Verder wordt het negatieve effect van een hoge olieprijs gecompenseerd door lage kapitaalkosten, effectief monetair beleid en een stijging van de arbeidsproductiviteit. Dat de olieprijs alweer aan het dalen is, heeft vanzelfsprekend ook een positief effect.
Verenigde Staten Als naar de verschillende wereldeconomieën wordt gekeken, was in de Verenigde Staten de huizenmarkt een belangrijke aanjager van de economie. De stijgende huizenprijzen verruimden de bestedingsmogelijkheden van de consument. In 2006 kwam de reeds verwachte correctie, maar omdat dit pas in de loop van het jaar kwam, droeg deze factor toch nog bij aan een relatief hoge economische groei aan het begin van het jaar. De schade van de correctie is niet al te groot, omdat de particuliere consumptie onverminderd hoog blijft. Daardoor houdt de relatief sterke economische groei aan. Naast de huizenmarkt leverden ook de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt een positieve bijdrage aan de Amerikaanse economie. De vraag naar arbeid is groot, waardoor de lonen stijgen en de werkloosheid afneemt. Dit alles heeft weer een gunstig effect op het bestedingsgedrag. Al met al bedroeg de economische groei in de VS vorig jaar 3,3%, tegenover 3,2% in 2005 en 3,9% in 2004. Hoewel de groei daarmee structureel hoger is dan in Japan en het eurogebied, is de verwachting dat de Amerikaanse groei in de komende jaren zal
4
afnemen en op ongeveer hetzelfde niveau als in deze gebieden belandt. Overigens was de groei in 2006 wel minder groot dan in voorgaande jaren, maar deskundigen gaan ervan uit dat er sprake blijft van een behoorlijke economische groei en dat de periode van economische voorspoed nog lang niet voorbij is.
Azië Net als in de Verenigde Staten zet de economische groei ook in Azië flink door. Vooral China laat een hoog groeicijfer zien, van bijna 11% in 2006. Deze uitzonderlijk hoge groei is vooral een gevolg van de toenemende integratie, die op haar beurt weer wordt veroorzaakt door de export en investeringen. Hoewel het beleid van diverse overheden in Azië erop is gericht de groei af te remmen (om oververhitting te voorkomen) en een verschuiving gedreven door binnenlandse bestedingen te bewerkstelligen, wordt ook de komende jaren een aanhoudend hoge groei verwacht. Belangrijkste oorzaak daarvoor is een toename van de export en investeringen. De binnenlandse bestedingen blijven daarentegen achter vanwege het ontbreken van een goed sociaal vangnet en een gedegen pensioenstelsel. De consument zal daardoor een groot deel van zijn inkomen willen sparen. Naast China heeft ook India een hoge economische groei (meer dan 8%), maar in tegenstelling tot China gaat de groei in India gepaard met hoge inflatie en een overheidstekort. Een positieve factor is dat de bijdragen van de verschillende componenten in India evenwichtiger zijn verdeeld. Zo wordt een groot deel van de economische groei gedreven door particuliere consumptie. In Japan is de economische groei gematigd positief, al gaat deze gepaard met forse schommelingen op kwartaalbasis. Na afronding van de saneringen en herstructureringen wordt ook hier de groei gedragen door export en investeringen. De Japanse export wordt gestimuleerd door de sterke groei in andere Aziatische economieën en een verbetering van de concurrentiepositie door de depreciatie van de yen. Hierdoor neemt de productie en daarmee ook de bezettingsgraad (dit is de mate waarin kapitaalgoederen, zoals machines, worden bemand) toe, wat tot meer investeringen leidt. De economische groei gaat gepaard met een stijging van de werkgelegenheid,
De tekst in dit hoofdstuk is gebaseerd op het Centraal Economisch Plan 2007 van het CPB, het jaarverslag 2006 van DNB en publicaties van de OECD en de Wereldbank.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
11
maar vanwege demografische factoren blijft de loonstijging hierbij achter, waardoor de particuliere consumptie minder stijgt. Niettemin is ook hier een stevige basis voor aanhoudende economische groei.
Eurogebied Het eurogebied laat de laatste jaren een positieve economische groei zien, die lager is dan de groei in de Verenigde Staten en Japan. De groei was in 2005 met 1,4% zelfs een onverwachte tegenvaller, maar is in 2006 aangetrokken tot 2,6%, waarmee de 2,2% van Japan voorbij werd gestreefd. Ook in het eurogebied werd vooral winst geboekt door een toenemende export als gevolg van een gestegen vraag uit de opkomende economieën. Omdat de bezettingsgraad daardoor steeg, zijn ook de investeringen toegenomen. De economische groei had positieve effecten op de arbeidsmarkt, wat ertoe heeft geleid dat ook de particuliere consumptie is gestegen en heeft bijgedragen aan nog meer groei.
Al met al heeft de economische groei in het eurogebied inmiddels een breed draagvlak, wat haar solide maakt. In de komende jaren zal de groei naar verwachting aanhouden, ondanks de verslechterende concurrentiepositie als gevolg van de gestegen eurokoers. Verder blijft het restrictieve begrotingsbeleid in Duitsland, en nu ook in Italië, een negatieve factor, waardoor de groei in het eurogebied niet het niveau heeft gehaald van de economie van de Verenigde Staten.
2.2
De Nederlandse economie
Sinds 2004 is in Nederland duidelijk sprake van conjunctuurherstel. Doorgaans begint dit met het aantrekken van de uitvoer, gevolgd door toenemende investeringen. Als die opleving doorzet, neemt de bestedingsruimte van de consumenten toe, waardoor ook de particuliere consumptie aantrekt en uit-
De euro-dollarwisselkoers Bij de introductie in 2002 lag de waarde van de euro iets boven een dollar. Alhoewel iedereen hoopte op een harde munt, zakte de euro bijna meteen weg en niet lang na de introductie werd de psychologische grens van 1 dollar per euro overschreden. De reden hiervoor lag natuurlijk vooral in de slechte economische ontwikkeling in het eurogebied ten opzichte van de Verenigde Staten. Bovendien was de dollar redelijk algemeen geaccepteerd als internationaal betalingsmiddel, terwijl de euro zich nog moest bewijzen. Toch maakte de euro haar belofte waar en werd vooral de inflatie getemperd. Inmiddels is de koers dan ook helemaal bijgetrokken en is de euro meer waard dan de dollar. Of dit gunstig is of juist niet, is moeilijk te zeggen. Landen willen graag een harde munt die veel waard is, omdat dat prijsstabiliteit geeft en importgoederen en vakanties in andere landen goedkoop maken. Voor de concurrentiepositie is het echter ongunstig en ook de verdiensten die in het buitenland worden gemaakt, zijn ineens minder waard. Deze ongunstige effecten zijn in Nederland overigens minder groot, doordat de Nederlandse handel vaak met andere landen uit het eurogebied plaatsvindt. Waarschijnlijk is de meest belangrijke en gunstige ontwikkeling de relatieve stabiliteit van de eurodollarwisselkoers in de afgelopen drie jaar. Figuur 1
12
Aantal dollars voor 1 euro, jaargemiddelden
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Figuur 2 Mutaties BBP ten opzichte van het vorige jaar (%) en de gemiddelde werkloze beroepsbevolking tussen 1998 en 2006 (bron: CBS). Voor 2007 en 2008 betreft het prognoses op basis van cijfers van het CPB
eindelijk bijdraagt aan economische groei. Dit effect liet zich in 2006 ook in Nederland zien. Terwijl in 2004 en 2005 vooral de uitvoer en de investeringen de trekkers waren van de economische groei, zorgde in 2006 de particuliere consumptie voor een voortzetting daarvan. Daardoor werd na een relatief zwakke groei van 1,4% in 2005 weer een hogere groei van ongeveer 3% gehaald in 2006. Toch is de particuliere consumptie minder gestegen dan in voorgaande herstelperioden vanwege achterblijvende vermogenseffecten. Ook de stijgingen in huizenprijzen en beurskoersen waren minder uitbundig dan in voorgaande vergelijkbare perioden. Dat de groei niettemin hoog was, is mede te danken aan de uitvoer. De groei hiervan is weliswaar gestabiliseerd, maar omdat dit op een hoog niveau gebeurde, heeft deze aanzienlijk bijgedragen aan de economische groei. De economische groei ging gepaard met een aantrekkende arbeidsmarkt. Voor het eerst sinds 2001 is het aantal banen weer toegenomen. Ook het aantal openstaande vacatures liet een groei zien. Niettemin bleef de werkloosheid nog relatief hoog, doordat meer mensen tot de arbeidsmarkt zijn toegetreden en door een mismatch tussen de gevraagde en de aangeboden arbeid. Bijzonder aan de economische groei is dat de inflatie laag bleef. In 2006 was deze slechts 1,1%, en daarmee op het laagste niveau sinds 1989. Een deel hiervan laat zich verklaren door het afschaffen van het gebruikersdeel van de onroerendezaakbelasting, maar zelfs gecorrigeerd hiervoor bleef het Nederlands inflatieniveau één van de laagste in het eurogebied. Misschien wel de belangrijkste oorzaak hiervoor zijn de lage loonkostenstijgingen. Door toenemende internationale concurrentie bestaat de
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
noodzaak de loonkosten laag te houden, om de concurrentiepositie te behouden of te versterken. In Nederland heeft dit bijvoorbeeld gezorgd voor een stijging van de contractlonen met 0,8% in 2006, tegenover 5,2% in 2001.
2.3
Beleggingen
Ook de beurzen zijn in 2006 verder gestegen. De MSCI World Index, die een beeld geeft van de wereldwijde ontwikkelingen in de aandelenkoersen, steeg met 13,5%. Een forse stijging, alhoewel die lager was dan in het jaar daarvoor. Ook de belangrijkste Nederlandse index, de AEX, steeg met 13,4% aanzienlijk, maar ook hier geldt dat deze stijging minder hoog was dan in 2005. Verzekeraars beleggen een relatief klein deel van hun eigen vermogen in aandelen, onder andere om het risico op grote verliezen te verminderen en daarmee de integriteit van de beleidsvoering te verhogen. Daar komt nog bij dat de intern gehanteerde solvabiliteitsmarges fors hoger zijn dan de door de toezichthouder opgelegde solvabiliteitsmarges. Zodoende bestaat het grootste deel van beleggingen van verzekeraars uit vastrentende waarden, zoals staats- en bedrijfsobligaties, vorderingen uit (hypothecaire) leningen en vastgoed. De rendementen van deze vastrentende waarden hangen sterk af van de kapitaalmarktrente. De kapitaalmarktrente is voor veel verzekeraars dan ook een belangrijke determinant van de beleggingsopbrengsten. Een stijging van de kapitaalmarktrente heeft immers een negatief effect op de obligatiekoersen, maar vergroot wel weer de beleggingsopbrengsten. Gecombineerd met de stijgingen op de beurzen heeft dit in 2006 voor een positief beleggingsrendement gezorgd.
13
Figuur 3 Ultimo maandelijks u-rendement 2006 (%)
Figuur 3 laat de ontwikkeling van de zogenaamde u-rendementen5 zien over 2006. Het u-rendement werd in 1995 geïntroduceerd als maatstaf om de rendementen op beleggingen te bepalen. In de figuur is duidelijk te zien dat het rendement in 2006 is toegenomen.
2.4
De verzekeringsmarkt
Van alle bovengenoemde ontwikkelingen zijn voor verzekeraars vooral de stand van de rente en nieuw overheidsbeleid van belang. Deze bepalen grotendeels hoe de conjuncturele ontwikkeling van de verzekeringsmarkt verloopt. 2006 was in dat opzicht een bijzonder interessant jaar vanwege de vele ingrijpende wijzigingen die voortvloeiden uit overheidsbeleid. Zo stond 2006 voor ziektekostenverzekeraars vooral in het teken van het nieuwe zorgverzekeringsstelsel, dat tot een aanzienlijke stijging van het premievolume in deze branche heeft geleid. De premies waren echter zeer scherp gesteld door de felle concurrentie die onder de verzekeraars losbarstte, waardoor de ontwikkeling van het resul-
5
taat min of meer tegengesteld is aan de omzetontwikkeling. Omdat deze ontwikkeling op de lange termijn onhoudbaar is, verwacht het CVS in de komende jaren een stijging van de ziektekostenpremie boven de zorginflatie en daarmee een stabilisering van de markt. Toch zijn de veranderingen daarmee nog lang niet voorbij. Vooral op het gebied van de zorginkoop moet namelijk nog heel wat werk worden verzet om marktwerking echt haar werk te kunnen laten doen. Net als de ziektekostenbranche hadden ook inkomens- en levensverzekeraars in 2006 te maken met grote veranderingen. Op 1 januari vorig jaar werden de Wet VUT/prepensioen en levensloop en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) ingevoerd. De deelnamegraad aan zowel levensloop- als WGA-verzekeringen is lager dan geraamd. Hoe zich dat verder ontwikkelt, is onder meer afhankelijk van eventuele aanpassingen in de levensloopbestedingsmogelijkheden en ontwikkelingen op de arbeidsongeschiktheidsmarkt. Voor levensverzekeraars tot slot is vooral de kapitaalmarktrente van belang. Deze is nog steeds relatief laag, maar inmiddels wel aan het stijgen. Verwacht wordt dat deze stijging in de komende jaren zal doorzetten, maar niet extreem hoog zal zijn. Zo is de korte rente in het eurogebied in 2006 gestegen tot 3,1%, tegenover een stand van 2,2% in 2005. Voor 2007 en 2008 wordt een korte rente van 4% verwacht. De lange rente blijft omhooggaan, al is die stijging kleiner dan bij de korte rente. Al met al was 2006 een druk jaar vanwege de Zorgverzekeringswet, de WIA en de Wet VUT/prepensioen en levensloop. Toch is de tijd van grote wettelijke ingrepen daarmee nog lang niet voorbij.
Het u-rendement is een rendementsmaatstaf welke maandelijks wordt gepubliceerd door het CVS. De hoogte van het u-rendement is gebaseerd op het effectief rendement van alle staatsleningen (guldens- en euro-obligatieleningen), die voldoen aan een aantal specifieke criteria.
14
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Inflatie Zoals uit onderstaand figuur blijkt, heeft de inflatie onstuimige perioden doorgemaakt. In de jaren zeventig van de vorige eeuw was de inflatie zelfs bijzonder hoog, maar hierna werd ze snel en succesvol teruggedrongen. Na een dieptepunt eind jaren tachtig brak in de jaren negentig een bijzonder stabiele periode aan. De introductie van de euro harmoniseerde de inflatie- en renteontwikkeling van alle deelnemende landen. Voor veel landen leverde dit een lagere inflatie op, maar Nederland kende al een lage inflatie. Zodoende ging de inflatie hier aanvankelijk omhoog, maar werd de weg omlaag al snel ingezet. Momenteel is de inflatie lager dan ze in lange tijd is geweest. Een lage inflatie is vooral belangrijk, omdat het de overheid dwingt de financiën op orde te houden en omdat het voor prijsstabiliteit zorgt. Dit biedt zekerheid voor iedereen. Niettemin moet de inflatie niet te laag worden. Een inflatie van nul of zelfs een negatieve inflatie geeft ongewenste prikkels die economisch schadelijk kunnen zijn. Gelukkig komen dergelijke gevallen nauwelijks voor en blijft het beperkt tot een enkel incident. Met de introductie van de ECB en de euro lijkt het doel van prijsstabiliteit gehaald en kunnen we rekenen op een aanhoudende en stabiel lage inflatie. Figuur 4
Ontwikkeling inflatie vanaf 1963
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
15
3 Levensverzekeringen - Resultaat Leven is gestegen van 11% naar 12% in 2006 - Stijging technisch resultaat dankzij daling van de overige technische voorzieningen - Totaal premievolume is met 0,4% gestegen tot 24,9 miljard euro - Premievolume individueel is gestegen, mede door introductie levensloopverzekeringen - Deelname aan levensloopregelingen is lager dan verwacht - Premievolume collectief is onveranderd door versobering van de pensioenenregelingen
3.1
Overzicht levenmarkt
Voor de levensverzekeringsbranche was 2006 een bewogen jaar. De levensloopverzekering werd op de markt gebracht en de beleggingsverzekeringen kwamen negatief in het nieuws. Desondanks heeft het bruto premievolume in 2006 geen grote ontwikkeling meegemaakt. In 2005 boekten de verzekeraars 24,8 miljard euro aan premie en in 2006 was dit met 0,4% gestegen naar 24,9 miljard euro 6.
keringen bepalen in 2006 71% van het totale bruto premievolume. De collectieve verzekeringen bepalen in tegenstelling tot de individuele verzekeringen in mindere mate de hoogte van het premievolume. Van het totale premievolume is 29% afkomstig van collectieve verzekeringen. Figuur 5 Technisch resultaat Leven in procenten van de verdiende premie
Al gedurende een aantal jaren schommelt het premievolume van levensverzekeraars rond de 25 miljard euro, rekening houdend met inflatie is de markt feitelijk gezien aan het krimpen. Door de lichte stijging van het premievolume en door de daling in de overige technische voorzieningen eigen rekening, is het technisch resultaat van de levensverzekeraars gestegen van 11% in 2005 naar 12% in 2006. De stijging van het premievolume is terug te zien bij zowel de beleggings- als de traditionele verzekeringen. De beleggingsverzekeringen zijn in 2006 gestegen van 10,3 naar 10,4 miljard euro. De bruto premie van traditionele verzekeringen is zeer licht gestegen en bedraagt 14,5 miljard euro. De individuele levensverzekeringen zijn de grootste categorie levensverzekeringen. De individuele verzeFiguur 6
6
3.2
Individueel
Individuele levensverzekeringen kunnen worden ingedeeld in verschillende categorieën, zoals hypothecaire levensverzekeringen, uitgestelde en direct
Premievolume individueel en collectief, in miljarden euro’s en de groei in procenten
Het premievolume 2006 is exclusief een eenmalige verschuiving van een grote collectiviteit. Onder IFRS moeten namelijk de ingekomen voorzieningen van overgenomen collectieve contracten als premie worden geboekt. Omdat dit geen feitelijke premie-inkomsten zijn, is dit, na overleg met de markt en toezichthouder, buiten beschouwing gelaten.
16
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
ingaande lijfrenten, pensioenen, risicoverzekeringen en spaarverzekeringen. De nieuwe levensloopverzekering behoort tot de categorie spaarverzekeringen. De aanwezigheid van een overlijdensrisicoverzekering maakt het levensloopproduct een levensloopverzekering. Indien geen overlijdensrisicoverzekering aanwezig is, is het een bancaire levenslooprekening. Al gedurende drie jaar neemt het premievolume van individuele levensverzekeringen jaarlijks toe, maar
het groeipercentage neemt elk jaar wel af. Zo groeide in 2004 het premievolume nog met 3,5% en in 2005 met 2,3%. In 2006 steeg het premievolume van individuele levensverzekeringen met slechts 0,6% tot 17,6 miljard euro. Het grootste deel van de groei in de bruto verdiende premie van individuele levensverzekeringen wordt veroorzaakt door de groei van de spaarverzekeringen. De spaarverzekeringen zijn, als gevolg van de komst
Transparantie In 2006, en ook nu nog, is er veel te doen rondom de kosten van beleggingsverzekeringen. In de media bestempeld tot woekerpolissen. Los van het absolute niveau van de kosten wordt gesuggereerd dat vergelijkbare doe-het-zelfbeleggingsproducten die via een bank gesloten kunnen worden aanzienlijk voordeliger zijn. Uit onderzoek van het CVS7 blijkt echter dat dit nog maar de vraag is. Het CVS heeft onderzocht, op basis van financiële bijsluiters van hypothecaire beleggingsverzekeringen en tarieven van individuele banken verkrijgbaar via het internet, wat de kosten van beleggen en beleggingsverzekeringen zijn. Gekozen is voor uitsluitend openbaar materiaal wat ook beschikbaar is voor consumenten. Omdat verzekeraars in de financiële bijsluiter moeten rekenen met een 4% voorbeeld rendement is ook een doe-het-zelfbeleggingsproduct bij een bank met een losse overlijdensrisicoverzekering met een zelfde bruto voorbeeld rendement doorgerekend. Uiteraard zijn de gemiddelde rendementen op mixfondsen hoger, maar de regelgeving verplicht te rekenen met 4%. Uit onderstaande figuur blijkt hoeveel er van een bruto rendement van 4% overblijft bij individuele bancaire (groene staafjes) en verzekeringsproducten (zwarte staafjes). Figuur 7 Netto rendement na 30 jaar bij individuele hypothecaire beleggingsverzekeringen (zwart) en bancaire doe-het-zelfproducten (groen) op basis van een fictief voorbeeld rendement van 4% bruto
Gemiddeld genomen scoren de doe-het-zelfproducten iets beter (1,5% ten opzichte van 0,9%). De spreiding bij beleggingsverzekeringen is echter groter en de meest voordelige aanbieder is een verzekeraar. Op basis van deze steekproef kan niet gesteld worden dat beleggingsverzekeringen duurder zijn dan bancaire doe-het-zelfproducten. Ook is het duidelijk dat shoppen veel geld kan schelen. Kennelijk zijn de kosten van beleggen, het beheer, de fondskosten de premie voor overlijdensrisicodekking bij banken en verzekeraars niet erg verschillend. 7
‘Transparantie van kosten; een vergelijking van beleggingsproducten van banken en verzekeraars’, Centrum voor Verzekeringsstatistiek en Onderzoek, december 2006.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
17
Levensloop Op 1 januari 2006 is de levensloopregeling ingevoerd. Voor verzekeraars betekende dit een nieuwe en interessante markt. Uit een onderzoek van het CVS van december 2005 bleek dat 29% van de werknemers, naar eigen zeggen, van plan was om een levensloopregeling af te sluiten. De schatting van de omvang van de levensloopmarkt bedroeg bijna twee miljard euro. In de praktijk is dit echter anders uitgepakt. Eind 2006 heeft het CVS opnieuw onderzoek gedaan naar de levensloopregeling. Hieruit bleek dat slechts 7% van de werknemers daadwerkelijk een levensloopregeling had afgesloten. De discrepantie tussen het aantal werknemers dat deel wilde nemen aan de levensloopregeling en het aantal werknemers dat feitelijk deelneemt, kan voor een deel worden verklaard door de populariteit van de spaarloonregeling. 40% van de werknemers geeft aan een sterkere voorkeur te hebben voor spaarloon. Ondanks de komst van de levensloopregeling en het, in verhouding met de levensloopregeling lage, maximaal in te leggen bedrag, heeft de spaarloonregeling in aantal deelnemers nauwelijks aan populariteit verloren. Waar er in 2005 nog 3,5 miljoen spaarloonrekeningen waren, waren het er in 2006 3,4 miljoen (CBS). Wel rapporteerde het CBS recent een forse afname in het totaal ingelegde bedrag. Was dit in 2005 nog 1,4 miljard, in 2006 is dit gedaald tot 1,1 miljard. Deze verschuiving wordt grotendeels toegeschreven aan de introductie van levensloop. Om de omvang en de ontwikkeling van de levensloopregeling in beeld te brengen, hebben het CBS en CVS gezamenlijk een statistiek ontwikkeld, die medio 2007 de eerste cijfers over de levensloopregeling zal opleveren. Naast de populariteit van spaarloon blijkt dat bij de werknemers ook de onzekerheid rondom de levensloopregeling een grote rol speelt (27%) in de keuze om geen levensloopregeling af te sluiten. Verder heeft een derde van de werknemers er ‘gewoon geen interesse in’. Als de bestedingsmogelijkheden uitgebreid zouden worden, zouden overigens meer werknemers overwegen om een levensloopregeling af te sluiten. Nu gebruikt het merendeel van de mensen die een dergelijke regeling hebben afgesloten, de levensloop hoofdzakelijk om eerder te kunnen stoppen met werken. Zorg-, ouderschaps- of studieverlof zijn nauwelijks een reden.
van de levensloopverzekeringen, met 250 miljoen euro gestegen tot een waarde van 1,7 miljard euro in 2006. Het premievolume van individuele verzekeringen in beleggingseenheden bedroeg in 2005 6,2 miljard euro. In 2006 heeft het premievolume van individuele beleggingsverzekeringen een lichte groei doorgemaakt naar 6,3 miljard euro. De verzekeringen in geld hebben eenzelfde ontwikkeling doorgemaakt. Deze zijn in premievolume licht gestegen van 11,3 naar 11,4 miljard euro. Figuur 8
18
3.3
Nieuwe productie
Het premievolume van de nieuwe individuele levensverzekeringen is in 2006 toegenomen ten opzichte van 2005 van 7,5 tot 8 miljard euro. Deze groei wordt voornamelijk veroorzaakt door de groei van de spaarverzekeringen en uitgestelde lijfrenten. Kwam in 2005 10% van de premie van de nieuwe productie nog van spaarverzekeringen, in 2006 was dit gegroeid naar een achtste deel. De groei bij de spaarverzekeringen vindt hoofdzakelijk plaats bij nieuwe verzekeringen die tegen een periodieke premiebeta-
Nieuwe productie in periodieke premie en koopsommen en de APE
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Figuur 9 Aandeel unit-linked/geld in nieuwe verzekeringen tegen periodieke premie of koopsompremie
respectievelijk met 13% en 3%. Als gevolg van de sterke groei bij de periodieke verzekeringen is de kwaliteit van de productie, de APE (Annualised Premium Equivalent), ofwel de gestandaardiseerde productie, gestegen. In 2004 bedroeg de APE nog 2,0 miljard euro. In 2006 was deze gestegen tot 2,4 miljard euro. Het grootste deel van de nieuwe productie van polissen tegen periodieke premiebetaling zijn beleggingsverzekeringen. De verzekeringen waarbij bij aanschaf de premie wordt voldaan in de vorm van een koopsom, zijn hoofdzakelijk traditioneel van aard.
ling worden gesloten. In 2005 droegen de spaarverzekeringen voor 21% bij aan de premie van nieuwe premiebetalende verzekeringen. In 2006 was dit aandeel gegroeid naar 31%. De groei van de spaarverzekeringen kan worden toegeschreven aan de komst van de levensloopverzekeringen. Het merendeel van de levensloopverzekeringen (60%) wordt overigens tegen een periodieke premiebetaling afgesloten. Koopsomstortingen, zoals het vakantiegeld of de dertiende maand, komen relatief minder vaak voor. Naast de groei van de nieuwe productie als gevolg van spaarverzekeringen zijn ook uitgestelde pensioenen en uitgestelde lijfrenten oorzaak van de groei van de nieuwe individuele productie. Ten opzichte van 2005 is het premievolume van de individuele uitgestelde pensioenen met 21% gestegen. Er kan niet worden gesproken van een trend. De afgelopen jaren zijn er namelijk sterke schommelingen geweest in de uitgestelde pensioenen. Zo werd in 2004 17% minder uitgestelde pensioenen verkocht dan in 2003. De groei van de uitgestelde lijfrenten in 2006 is voor het grootste deel afkomstig van het rondpompen van geld. Zowel de individuele verzekeringen tegen periodieke premie als tegen koopsommen zijn in 2006 gestegen, Figuur 10
Het merendeel (56%) van de productie van koopsompolissen in 2006 is afkomstig van direct ingaande lijfrenten, 3,4 miljard euro. Uit een onderzoek van het CVS over 2004 blijkt dat 28% (1,9 miljard euro) van de totale nieuwe productie het rondpompen van geld betreft. Dit is productie die afkomstig is uit expirerende lijfrentekapitalen. Voor de branche is dit geen echte nieuwe productie, omdat het kapitaal reeds onder de hoede zit van de verzekeraars. Voor het jaar 2006 kan worden aangenomen dat van de totale nieuwe productie 2,2 miljard euro van het premievolume aan direct ingaande lijfrenten is rondgepompt van de ene verzekering naar een andere. Het aandeel unit-linked verzekeringen in de totale nieuwe productie van individuele levensverzekeringen is in 2006 gestegen van 22% in 2005 naar 25% in 2006. De verkoop van beleggingsverzekeringen kende, als gevolg van het gunstige beursklimaat, in 1999 en 2000 een piek. In de periode die daarna volgde (2000-2005) is het aandeel beleggingsverzekeringen in de nieuwe productie fors gedaald, maar in 2006 lijkt de verkoop van beleggingsverzekeringen in aantallen en premie zich weer te herstellen. Alhoewel het premievolume van nieuw verkochte polissen in 2006 is gestegen, nam het aantal juist af. In 2005 werden 1,3 miljoen levensverzekeringen verkocht. In 2006 was dit met 7% gedaald tot 1,2 miljoen
Aandeel beleggingsverzekeringen in totaal aantal nieuwe verzekeringen, in premie en aantal
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
19
polissen, dit ondanks de eerder vermelde groei van het aantal nieuwe spaarverzekeringen met 14%. De grootste daling van het aantal polissen zit bij de uitFiguur 11
gestelde lijfrenten (-30.000 polissen). Door wijzigingen in het belastingstelsel wordt het namelijk steeds minder aantrekkelijk om een uitgestelde lijfrente af
Aantal nieuwe individuele levensverzekeringen en het gemiddelde verzekerd kapitaal per polis
Verzekerbaarheid van hiv-patiënten Op 8 maart 2005 is door de Verbondswerkgroep HIV een rapport gepresenteerd waarin zij tot de conclusie kwam dat een bepaalde groep mensen met hiv onder strikte voorwaarden verzekerbaar is. Op basis van dit rapport adviseerde het Verbond van Verzekeraars aan verzekeringsmaatschappijen om hun acceptatiebeleid voor mensen met hiv aan te passen. Dit was een uniek fenomeen, in Europa waren er toen namelijk slechts twee landen die een levensverzekering verstrekten aan mensen met een hivbesmetting: Engeland en Frankrijk. Het gaat echter in deze twee landen om relatief hoge bruto premies. In Frankrijk wordt om deze reden door slechts weinig mensen gebruikgemaakt van dit verzekeringsproduct. Nederland was daarentegen het eerste land dat een dergelijk verzekeringsproduct kon aanbieden tegen een betaalbare premie. Uit onderzoek van het CVS naar de ontwikkeling van de verzekerbaarheid van mensen met hiv in de periode 1 maart 2005 tot en met 31 december 2006 is gebleken dat van het totaal aantal aanvragen in deze periode 34% is ingediend in 2005 en 66% in 2006. Het aantal aanvragen in 2006 is dus bijna verdubbeld ten opzichte van dat in 2005. Naast dat het aantal aanvragen is verdubbeld, is ook het aantal afgesloten polissen gestegen: 24% van het aantal aanvragen in 2005 werd geaccepteerd, terwijl 43% van het aantal aanvragen in 2006 hebben geleid tot het afsluiten van een verzekering. Ook het aantal afwijzingen is sterk gedaald: van 58% in 2005 naar 36% in 2006. Figuur 12
20
Aantal aanvragen voor levensverzekeringen door hiv-patiënten
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
te sluiten. In het jaar 2000 was er een piek (ruim 400.000 polissen) in de verkoop van uitgestelde lijfrente, maar na wijziging van het belastingstelsel in 2001 liep de verkoop terug tot 120.000 polissen in 2006. Logisch gevolg van stijgende premievolumes is dat het bijbehorende verzekerd kapitaal bij de nieuw verkochte polissen stijgt. In 2005 werd 55 miljard euro verzekerd en in 2006 ruim 58 miljard euro, het hoogste sinds het begin van deze eeuw. Ook het gemiddelde verzekerd kapitaal per nieuw verkochte levensverzekering is in de geschiedenis nog nooit zo hoog geweest (bijna 50.000 euro).
3.4
Collectief
Vanaf 2003 daalt het premievolume van de collectieve verzekeringen. In 2006 is het premievolume echter gelijk gebleven met 2005, namelijk 7,3 miljard euro8.
De oorzaak van de stagnatie van het bruto premievolume ligt in de versobering van de pensioenregelingen. Dit is al enkele jaren aan de gang. Steeds meer collectieve pensioencontracten worden omgezet van een eindloonregeling naar een middelloonregeling. Deze verschuiving heeft een drukkend effect op de premie; het is namelijk duurder om een eindloonregeling dan een middelloonregeling te verzekeren. Individuele pensioenen (derde pijler) worden bijna in zijn geheel verzekerd bij verzekeraars. Van de collectieve pensioenen wordt veelal gedacht dat deze hoofdzakelijk zijn ondergebracht bij de bedrijfstak-, beroeps- en ondernemingspensioenfondsen. Uit een meerjarige analyse blijkt echter dat verzekeraars in de periode 2003 tot en met 2005 zo’n 21% van de tweede pijler pensioenmarkt bezitten. De verzekeraars hebben dus een stabiel en substantieel aandeel in de tweede pijler pensioenmarkt.
Afzet leven collectief in Europa In Europa worden de collectieve levensverzekeringsproducten op verschillende wijze afgezet. Uit een onderzoek van het CEA (de Europese koepelorganisatie van (her)verzekeraars) blijkt dat in Groot-Brittannië de nieuwe verzekeringen voornamelijk via brokers worden verkocht en dat in Portugal de verkoop van de producten hoofdzakelijk via financiële instituties gebeurt. Nederland daarentegen kent een meer gemêleerde afzet. Het grootste deel van de collectieve nieuwe productie wordt echter door loondienstagenten en tussenpersonen afgesloten. In België wordt het merendeel van de nieuwe collectieve levensverzekeringen door loondienstagenten en door direct writing afgezet. Figuur 13
Afzetkanalen collectief van Nederland, België, Groot-Brittannië en Portugal (bron: CEA, 2007)
8
Het premievolume 2006 is exclusief een eenmalige verschuiving van een grote collectiviteit. Onder IFRS moeten namelijk de ingekomen voorzieningen van overgenomen collectieve contracten als premie worden geboekt. Omdat dit geen feitelijke premie-inkomsten zijn, is dit, na overleg met de markt en toezichthouder, buiten beschouwing gelaten.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
21
4 Schadeverzekeringen - Resultaat Schade stijgt zeer licht - Premievolume Schade neemt voor alle branches licht toe - Herverzekeringsmarge is afgenomen - Schadelast grote branden is gestegen tot bijna 300 miljoen - Stevige concurrentie
4.1
Overzicht schademarkt
Als we alleen kijken naar de schadeverzekeringen, dus exclusief Zorg (Ziektekosten en Inkomen), valt op dat het premievolume licht groeit. De groei is met ongeveer anderhalf procent echter zo gering dat het nauwelijks volstaat als inflatiecorrectie. Het beeld van een min of meer gelijk blijvend premievolume zien we al enkele jaren en is mede het gevolg van felle concurrentie op verzadigde markten. Niettemin is nog altijd sprake van een stijgend resultaat na rente en herverzekering, al is de stijging van vorig jaar de geringste in vijf jaar. De stijging is zo gering dat we kunnen spreken van een omslag van het patroon van de laatste vijf jaar. Bovendien geven de achterliggende factoren die tot het resultaat hebben geleid reden tot ongerustheid voor de komende jaren. Tabel 1
schenken aan risico-identificatie, preventie en een aanscherping van het acceptatiebeleid slagen verzekeraars erin de betaalde schade binnen de perken te houden. Zo lang dit goed gaat lijkt er weinig aan de hand, maar in een jaar waarin de schade ineens weer toeneemt zullen verzekeraars door de gedaalde premie-inkomsten verliezen kunnen lijden. Verder is het percentage herverzekering afgenomen, wat de kosten vermindert en daarmee het resultaat verbetert, maar ook het risico verhoogt. In een jaar met relatief weinig schade pakt dit goed uit, maar zodra de schade gaat stijgen, werkt het des te harder door op het resultaat. De netto combined ratio9 is voor eerst in 5 jaar min of meer gelijk gebleven. Deze is nu 93, wat betekent dat
Premievolume en premieontwikkeling schadebranches
Branche
2006
2005
€ mrd
Mutatie %
Motorrijtuigen
4,6
4,6
Brand
3,2
3,2
1
Transport
0,7
0,7
4
Overige *
0
3,1
2,9
7
w.o. Aansprakelijkheid
1,1
1,1
4
w.o. Rechtsbijstand
0,5
0,5
7
0,4
0,4
3
11,5
11,3
2
w.o. Reis Totaal
* Tot de Overige verzekeringen behoren ook Krediet & Borgtocht en Diverse geldelijke verliezen. De ontwikkeling van de premie is een gevolg van de felle concurrentie in de verzadigde markten en goede resultaten uit het verleden. Dat het resultaat tot en met 2006 niettemin kon groeien was het gevolg van vrijval van schadevoorzieningen en een afname van de betaalde schade. Door meer aandacht te
9
de premie-inkomsten in principe voldoende zijn om de uitgaven te dekken, zonder dat daarbij sprake is van compenserende beleggingopbrengsten. De ontwikkeling in 2006 zou kunnen duiden op een omslag van de trend.
De netto combined ratio gebruikt de bedragen gecorrigeerd voor herverzekering. Dit kan alleen op brancheniveau. Voor de onderliggende productgroepen is het aandeel herverzekering niet bekend en moet derhalve de bruto combined ratio worden berekend.
22
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Figuur 14
4.2
Resultaat na rente in procenten van de verdiende premie en de netto combined ratio Schade
Herverzekering
De toegenomen dreiging van terroristische aanslagen en natuurrampen hebben herverzekeraars ertoe genoopt de premies te verhogen. Voor Nederlandse verzekeraars mede aanleiding om minder gebruik te maken van herverzekeraars, een afname die vooral in 2005 plaats vond, waarna in 2006 zowel de hoogte als het volume van de herverzekeringspremie weer redelijk stabiliseerde. Deze ontwikkeling heeft geleid tot een schommelend effect voor de herverzekeringspremies als percentage van de totale verdiende premie. Ook de ontwikkelingen in het premievolume en de concurrentiedruk noodzaakten verzekeraars tot het verlagen van hun kosten, door minder risico te herverzekeren. De herverzekeringsmarge zelf is, na een dip in 2003, nog twee jaar doorgestegen. Dit komt vooral doordat herverzekeraars minder schade uitkeerden aan verzekeraars. Het netto resultaat hiervan is min of meer de prijs van herverzekeren en omdat de ontvangen schade sneller daalde dan de betaalde herverzekeringspremie, nam de herverzekeringsmarge toe. Ook deze trend wordt in 2006 doorbroken.
4.3
Motorrijtuigen
Het premievolume van de branche Motorrijtuigen is Figuur 15
ondanks het inflatiecijfer van 1,1% in 2006 slechts licht gestegen ten opzichte van 2005, met 0,4%. Deze zeer geringe stijging is verrassend, omdat het wagenpark in 2006 verder is gegroeid met ruim 1,9% en de premievoorziening als percentage van de verdiende premie met 1,5 procentpunt is afgenomen. Gecorrigeerd voor deze factoren is derhalve eigenlijk sprake van een daling van het premievolume van meer dan 4%. De daling is een gevolg van de sterke concurrentie in de branche, gecombineerd met een lage schadelast in 2005, die verzekeraars ertoe heeft gebracht hun premies verder te verlagen. Het resultaat na rente en na herverzekering van de branche Motorrijtuigen is gestegen van 8,7% van de verdiende premie in 2005 naar ruim 12,5% in 2006, dankzij een sterke daling van de schadelast. Dit blijkt ook uit de cijfers van de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV). Te zien is dat het aantal ziekenhuisgewonden en doden in het verkeer het afgelopen jaar fors zijn gedaald. Het aantal geregistreerde ziekenhuisgewonden is gedaald van 9.401 tot 9.055, een afname van bijna 4% (bron: AVV). Het aantal doden daalde van 817 in 2005 tot 811 in 2006. Verder is het aantal schademeldingen gedaald en is de diefstal van motorvoertuigen in het afgelopen jaar
Herverzekeringsmarge, premie betaald aan en schade ontvangen van herverzekeraars
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
23
Figuur 16
Resultaat na rente in procenten van de verdiende premie en netto combined ratio
teruggelopen. Vooral de diefstal van personenauto’s en bedrijfsauto’s is sterk teruggelopen. In vergelijking met 2005 werden in 2006 8% minder voertuigen gestolen. In 2006 is het resultaat voor herverzekering van Motorrijtuigen WA sterk gestegen; van 6% in 2005 naar 18% in 2006. De grootste stijging vond plaats bij personenauto’s, de grootste productgroep binnen
Tabel 2
de branche Motorrijtuigen, van 10% in 2005 naar 22% in 2006. Bij Bedrijfsauto’s steeg het resultaat voor herverzekering van -8% in 2005 naar 8% in 2006. Bij beide productgroepen speelde het vrijvallen van schadevoorzieningen voor letselschaden een belangrijke rol, wat mogelijk samenhangt met een snellere afwikkeling van de letselschade.
Diefstallen van voertuigen (bron: RDW-BOVAG)
Categorie Personenauto’s Bedrijfsvoertuigen Aanhangers Motorrijwielen Bromfietsen* Totaal % t.o.v vorig jaar % teruggevonden
2002 aantal
2003
2004
2005
2006
Mutatie ’05/’06 %
23.379 4.736 1.072 1.598 n.b. 30.785 4 65
18.968 3.708 1.045 1.886 n.b. 25.607 -17 65
16.527 3.672 942 1.768 n.b. 22.909 -11 66
13.844 3.038 1.032 1.765 n.b. 19.679 -14 61
12.821 2.763 1.030 1.547 4.420 18.161 -8 55
-7 -9 0 -12 n.b. -8 -16
* Cijfers zijn bekend vanaf 2006 en daarom niet meegenomen in het totaal.
Aantal verkeersslachtoffers wederom gedaald Het aantal verkeersslachtoffers is volgens cijfers van het CBS en de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) in de afgelopen jaar wederom gedaald. Vooral bij de inzittenden van personenauto’s is de daling groot, wat te danken is aan de activiteiten en maatregelen die op het verkeersgedrag van invloed zijn, zoals het verplichten van handsfree bellen in de auto, autogordels en kinderzitjes, alcohol en drugs in het verkeer, veilige spoorwegovergangen, dodehoekspiegel voor vrachtauto’s, de digitale tachograaf in het beroepsvervoer, de aanleg van rotondes, het beginnersrijbewijs en het toelaten van bromfietsen op de weg. De daling van het totale aantal is de derde op rij. Sinds 2000, toen nog 1.186 mensen omkwamen, is het aantal dodelijke slachtoffers met bijna een derde gedaald. Wel is de daling van 2006 in procenten de kleinste van de laatste jaren. Nederland is met de cijfers één van de meest verkeersveilige landen ter wereld en staat nog steeds op de tweede plaats van de veiligste landen in de wereld. Alleen Malta doet het beter.
24
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Figuur 17 Resultaat na rente vóór herverzekering Personenauto’s en Bedrijfsauto’s, casco en WA in procenten van de verdiende premie
Bij cascoverzekeringen is het resultaat gedaald van 19% in 2005 naar 14% in 2006. Dit komt door een daling van het resultaat van Personenauto’s casco van 18% in 2005 naar 9% in 2006. Cascoverzekeringen worden vaak afgesloten op nieuwe auto’s. Dit zou dan ook kunnen samenhangen met de gedaalde
Figuur 18 Resultaat na rente vóór herverzekering Totaal casco en WA in procenten van de verdiende premie
premies op nieuwe polissen als gevolg van de hevige concurrentie in deze branche.
Concurrentie in motorrijtuigenverzekeringen Voor de markt voor verzekeringen van gemotoriseerde voertuigen heeft het CEA, de Europese koepelorganisatie van (her)verzekeraars, een analyse naar marktwerking uitgevoerd voor een groot aantal Europese landen. Als eerste indicator wordt het aantal verzekeraars op een rij gezet. Er is sprake van meer marktwerking en concurrentie als er meer bedrijven actief zijn op de bedoelde markt. Hieruit blijkt dat Nederland één van de landen is met de meeste verzekeraars, of zelfs de meeste verzekeraars heeft. Gecorrigeerd voor het aantal inwoners wordt het verschil nog groter. Dit betekent dat Nederland – volgens deze indicator – de meest concurrerende markt heeft voor verzekeringen op het gebied van motorvoertuigen. Een tweede indicator die het CEA berekent, is de marktconcentratie van de vijf grootste verzekeraars. Hoe lager het gedeelte van de markt dat zij in handen hebben, hoe meer marktwerking er is. Ook hieruit blijkt dat Nederland één van de landen is met de meeste concurrentie op deze markt. Als derde indicator kunnen wij de premie voor nieuwe polissen vergelijken met de premie voor bestaande polissen. Indien de concurrentie toeneemt, ligt het voor de hand dat vooral de premie voor nieuwe polissen daalt. Traditiegetrouw ligt de premie voor nieuwe polissen boven die van bestaande polissen, maar in 2006 slaat dit voor het eerst om. Het is dan 417 euro voor een nieuwe polis tegen 450 euro voor een bestaande polis. Aangezien beide gemiddelde premies dalen en de premie voor nieuwe polissen onder die van bestaande polissen komt te liggen, duidt dit op hevige concurrentie in deze markt.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
25
Figuur 19
4.4
Resultaat na rente in procenten van de verdiende premie en de netto combined ratio Brand
Brand
Het premievolume bij brandverzekeringen is in 2006 met 1% toegenomen. Deze stijging van het premievolume heeft zich alleen voorgedaan in het particuliere segment. In de zakelijke markt zien we een daling in de premieomzet Dit laatste hangt samen met premieverlagingen vanwege de positieve resultaten in voorgaande jaren en de sterke concurrentie op de brandmarkt. Verzekeraars proberen hun marktaandeel daarmee in ieder geval te behouden. Na drie opeenvolgende jaren van steeds een verbetering van het resultaat (na rente en herverzekering) constateren we een terugval van 13 naar 11% van de verdiende premie in 2006. De daling van dit resultaat hangt samen met extra toevoegingen aan de schadevoorzieningen. Dit lijkt nodig te zijn omdat de herverzekeringsmarge voor het tweede achtereenvolgende jaar afneemt. De trend dat verzekeraars minder risico herverzekeren en meer in eigen behoud houden lijkt hiermee door te zetten, maar het kan tevens samenhangen met het verhogen van de schadevoorziening in anticipatie op de storm aan het eind van 2006. Verder nam het resultaat in voorgaande jaren toe doordat meer aandacht werd besteed aan
preventie. De omslag lijkt een bevestiging van het beeld dat de concurrentie inmiddels ook via deze preventiemaatregelen wordt gevoerd, wat het risico verhoogt. Het resultaat van de particuliere brandverzekeringen (opstal- en inboedelverzekeringen) is vorig jaar verbeterd ten opzichte van het jaar daarvoor. In 2006 waren er evenals in 2005 geen stormen van grote betekenis te melden. Het resultaat na rente en voor herverzekering is dan ook aanmerkelijk toegenomen. Het resultaat van de bedrijventekening is het afgelopen jaar sterk afgenomen. Geconstateerd kan worden dat de toevoeging aan de schadevoorziening aanzienlijk meer is dan in voorgaande jaren. Daarnaast is het aantal grote branden (branden met een schade van meer dan 1 miljoen euro) iets toegenomen. De totale schadelast is met ruim 40 miljoen gestegen ten opzichte van 2005, tot een bedrag van 293 miljoen euro in 2006. De grote storm van 18 januari 2007 zal naar verwachting het resultaat voor de brandmarkt in 2007 nega-
Figuur 20 Resultaat na rente vóór herverzekering Brand Bedrijven en Particulieren in procenten van de verdiende premie
26
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Figuur 21
Schadelast grote branden gecorrigeerd voor inflatie (1987=100)
tief beïnvloeden. Zeker gezien de trend uit het recente verleden om steeds minder te herverzekeren en meer in eigen behoud te nemen, zal de door het CVS geraamde schade van circa 300 miljoen euro zijn impact hebben op de resultaten. Ongeveer 250 miljoen euro van het premievolume voor brandverzekeringen gaat om in de zogenoemde Technische verzekeringen. Dit zijn verzekeringen voor elektronica, machinebreuk en construction all risk. Het resultaat van Techniek is in 2006 nog altijd positief geweest, maar het is in 2006 fors gedaald ten opzichte van het jaar daarvoor. Evenals in de bedrijvenmarkt noteren we in dit segment van de brandverzekeringsmarkt een forse toename van de schadevoorzieningen, die het resultaat aanzienlijk hebben gedrukt. Dit is het gevolg van enkele incidenten die, zoals bekend, een grote invloed op het eindresultaat kunnen hebben. Daarnaast staan door concurrentie als gevolg van toetreding de premies onder druk.
4.5
Transport
Het premievolume bij transportverzekeringen is in 2005 gegroeid met 4% tot ruim 700 miljoen euro. De hoge groei van de wereldeconomie en de daarmee gepaard gaande groei van de internationale handel spelen hierbij uiteraard een belangrijke rol, want bijna de helft van het premievolume heeft betrekking op verzekeringen voor vervoerde goederen. De andere helft betreft de qua omvang kleinere verzekeringen voor aanbouw, binnenvaart casco, landmateriaal, vervoerdersaansprakelijkheid, pleziervaartuigen en zeevaart casco. Dit zijn productgroepen met een premievolume variërend van 30 tot 100 miljoen euro. Het resultaat na rente en na herverzekering van de branche Transport laat in 2006 een scherpe daling zien van 15% tot 7%. Een belangrijke oorzaak hiervan is dat het voorafgaande jaar 2005 een uitzonderlijk goed jaar was, met weinig grote schaden. Een terugval is dan welhaast een onvermijdelijk vervolg. In 2006 vinden vooral meer schaden plaats in de productgroepen zeevaart casco en binnenvaart casco.
Grote branden Het aantal grote branden is in 2006 weer toegenomen. Ook de daarmee gemoeide schadelast is toegenomen, met ruim 40 miljoen euro. Dit komt niet alleen door een stijging van het aantal grote branden, maar ook door een stijging van de gemiddelde schade, van 3,4 miljoen euro per brand in 2005 naar 3,7 miljoen euro per brand in 2006. Uiteindelijk heeft de extra 40 miljoen schadelast in 2006 het totale resultaat van Brand met 1,3 procentpunt gedrukt. Bij de cijfers moet worden opgemerkt dat 2005 een uitzonderlijk jaar was voor wat betreft het aantal grote branden. Nog nooit was het aantal branden en de gemiddelde schade zo laag. Ongetwijfeld zal het strengere preventiebeleid van de brandverzekeraars, in combinatie met garanties, zoals geen buitenopslag van brandbare zaken en voorzorgsmaatregelen in geval van brandgevaarlijke werkzaamheden, hier een bijdrage aan hebben geleverd.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
27
Figuur 22
4.6
Resultaat na rente voor en na herverzekering en de netto combined ratio Transport
Aansprakelijkheid
Het premievolume bij aansprakelijkheidsverzekeringen is afgelopen jaar met 4% gegroeid. Tot de branche Aansprakelijkheid behoren ook aansprakelijkheidsverzekeringen voor garagehouders en landbouwers. Het totale resultaat van de branche Aansprakelijkheid is afgelopen jaar gedaald van 21% tot 20% van de bruto verdiende premie. De daling van het resul-
taat kan worden toegeschreven aan de toename van de schadevoorzieningen en een stijging van de kosten. Het resultaat op de particuliere aansprakelijkheidsverzekeringen (AVP) is het afgelopen jaar gedaald van 11% in 2005 tot 8% van de bruto verdiende premie. Een verklaring hiervoor is een hoger bedrag aan claims, wat tot uitdrukking komt in een hogere bruto combined ratio.
Figuur 23 Resultaat na rente vóór herverzekering Aansprakelijkheid Bedrijven en Particulieren in procenten van de verdiende premie
Figuur 24
28
Mutatie schadevoorziening AVB en AVP in procenten van de verdiende premie
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Figuur 25 Resultaat na rente vóór herverzekering en mutatie schadevoorziening van Rechtsbijstand in procenten van de verdiende premie
4.7
Rechtsbijstand
Het premievolume van rechtsbijstandverzekeringen is in 2006 met 7% toegenomen tot 524 miljoen euro. Het resultaat na rente is in 2006 gestegen van 12 naar 15% van de bruto verdiende premie. De verbetering was zichtbaar bij alle vormen van rechtsbijstand. Dat komt door een lagere claimfrequentie en daaruit resulterende lagere schadebetalingen en de afname van de toevoegingen aan de schadereserves. Daarnaast heeft ook een efficiëntere kostenbeheersing het resultaat verbeterd.
4.8
Reis
Het premievolume in de branche Reis is in 2006 met 3% gestegen ten opzichte van 2005 tot 407 miljoen euro. De verkoop van reisverzekeringen hangt samen met de gunstige economische ontwikkelingen. Het resultaat na rente van de totale reisbranche is in 2006 gelijk gebleven op 18% van de bruto verdiende premie.
Figuur 26 Resultaat na rente vóór herverzekering en mutatie schadevoorziening van Reis in procenten van de verdiende premie
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
29
5 Zorgverzekeringen - Introductie Zorgverzekeringswet betekent groei marktomvang - Negatief resultaat ziektekostenverzekeraars - Onzekerheid over hoogte schadelast ziektekostenverzekeraars - Introductie nieuwe WIA-producten betekent kleine stijging premievolume inkomensverzekeraars
5.1
Marktomvang
De sector Zorg bestaat uit de branches Ziektekosten en Inkomen. In beide branches hadden wetswijzigingen een grote impact in 2006. Bij Ziektekosten (verzekeringen tegen de kosten van ziekte) speelde de invoering van de Zorgverzekeringswet (Zvw), oftewel de overgang van de ziekenfondsverzekering en particuliere verzekeringen naar de basisverzekering. In de branche Inkomen (verzekeringen tegen inkomensderving door arbeidsongeschiktheid en ongevallen) betekende de overgang van WAO naar WIA het aflopen van oude producten en de introductie van nieuwe producten.
Voor de marktomvang (omzet uitgedrukt in premievolume) van de sector Zorg heeft de overgang van WAO naar WIA binnen Inkomen de terugval in 2005 nog niet kunnen compenseren: het premievolume is ten opzichte van 2005 licht gestegen naar € 3,6 miljard. In 2004 lag het premievolume nog aanzienlijk hoger. Het afschaffen van het WAO-gat en Pemba is dus nog niet volledig gecompenseerd door nieuwe producten als gevolg van de WIA. Het is de invoering van de Zvw geweest die de marktomvang van de sector Zorg heeft doen groeien van € 11,5 miljard in 2005 tot ongeveer € 34 miljard in 2006. Daarmee is het aandeel van de sector Zorg in de gehele bedrijfstak gegroeid tot bijna de helft.
Figuur 27
Verdeling bedrijfstak naar sectoren, 2005 en 2006, in percentage van het totale premievolume
Figuur 28
Samenstelling sectortotaal Zorg
30
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Figuur 29 Resultaat na herverzekering en netto combined ratio Ziektekosten in procenten van de verdiende premie10 (bron: CVS/DNB)
Het stelsel van verzekeringen tegen ziektekosten had dus tot 2006 een gemengd karakter en vanaf 2006 is het vereenvoudigd naar een geheel privaat stelsel. Dat maakt een vergelijking van 2006 met voorgaande jaren moeilijk, maar niet onmogelijk. In figuur 28 is de totale marktomvang van het oude stelsel in beeld gebracht door de verschillende typen verzekering op te tellen. In 2005 leverde dat een branchetotaal op van € 29,8 miljard voor Ziektekosten. In 2006 is dit branchetotaal gestegen tot € 30,6 miljard. Dit premievolume bevat het totaal van nominale premie, inkomensafhankelijke premie en vereveningen.
5.2
Ziektekosten
De privatisering van de ziektekostenverzekering betekent een forse groei van het (particuliere) marktvolume. Wanneer echter het totale plaatje van voorgaande jaren in zicht is, betekent de privatisering een sterke vermindering van de groei van het premievolume: in 2005 steeg het premievolume nog met 10% ten opzichte van 2004; na de introductie van de Figuur 30 Resultaat na herverzekering Inkomen in procenten van de verdiende premie
Zvw is die groei afgeremd tot 3%. Dit is onder andere het gevolg van de felle concurrentie onder de verzekeraars bij de introductie van het nieuwe stelsel. Er bestaat nog grote onzekerheid over de schadelast en daarmee het resultaat vanwege vereveningen. Uit voorlopige cijfers van DNB blijkt dat op ziektekostenverzekeringen verlies wordt geleden. Het netto resultaat na rente voor de basisverzekering is -2,2% van de verdiende premie; die van de aanvullende verzekering is -0,9%. De gehele branche Ziektekosten komt daarmee uit op een netto resultaat van -2,1% van de verdiende premie. De netto combined ratio bestaat in 2006 uit een schaderatio van 97 en een kostenratio van 6. Benadrukt wordt dat dit voorlopige cijfers zijn. Zo vindt een deel van de premie-inkomsten plaats via vereveningsbijdragen die voor een deel nog vastgesteld en uitgekeerd moeten worden, wat kan leiden tot correcties op de gepresenteerde cijfers. De verklaring voor de slechte resultaten is vooral de sterke concurrentie tussen verzekeraars waarmee de premies die verzekerden betalen laag zijn gebleven, terwijl het geconsumeerde zorgvolume (hoeveelheid en prijs), oftewel schadelast of schaderatio, sterker is gegroeid.
5.3
Inkomen
De markt voor inkomensverzekeringen is met iets meer dan 3,6 miljard euro premie-inkomen in 2006 licht gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. Het resultaat na rente en herverzekering is licht gestegen tot 35%. Dit is met name het gevolg van een daling van de schadevoorziening bij gelijkblijvende betaalde schade (vrijval). De inkomensmarkt is de afgelopen jaren inhoudelijk sterk veranderd. Zo zijn WAO- en Pemba-gerelateerde producten verdwenen, waarvoor grotendeels 10
De lijn is niet doorgetrokken tot 2006, omdat in dat jaar een ander zorgstelsel is ingevoerd. De resultaten zijn daarom niet vergelijkbaar.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
31
premie is gerestitueerd, en is een nieuwe WIA-markt ontstaan. Derhalve is sprake van een grote mate van oversluiting binnen Inkomen. Deze WIA-markt lijkt zich te kenmerken door forse concurrentie, waardoor deze producten onder kostprijs lijken te zijn aange-
boden. De WIA-producten leveren in 2006 een negatief resultaat op (-27%) als gevolg van de te lage premies. De voorzieningen voor verwachte schade, die pas in 2008 uitgekeerd gaat worden, moeten nu al worden opgebouwd.
De afzetsprong De aandelen van de distributiekanalen in de totale premieomzet verschuiven slechts langzaam, maar door de tijd heen is een duidelijke toename van het belang van de directe verkoop te zien. Niettemin ging meer dan de helft van de verkopen tot aan 2005 nog steeds via indirecte afzetkanalen, zoals tussenpersonen. In 2006 is de verhouding met een sprong omgeslagen, van 40% via rechtstreekse verkoop in 2005 tot 52% in 2006. Deze sprong is alleen in het totaal te zien en niet in de afzonderlijke branches. Voor Inkomen neemt het aandeel van de rechtstreekse afzet af, voor alle andere branches neemt het aandeel toe of blijft het gelijk. Voor Ziektekosten zien we de grootste stijging, van 77% naar 82%, maar vergeleken met de stijging in het totaal is dit maar een geringe stijging. Overigens geeft deze stijging een vertekend beeld, omdat in het eerste percentage de toenmalige ziekenfondsverzekerden niet zijn meegenomen. Als dit wel was gebeurd, zou het aandeel directe verkoop in 2005 aanzienlijk hoger zijn geweest. Als de afzonderlijke onderdelen slechts gering stijgen, is de verwachting dat het totaal ook slechts gering zal stijgen. De verklaring voor het huidige beeld is dan ook vooral statistisch van aard. In 2006 is het nieuwe zorgstelsel ingegaan, waarmee het premievolume van de ziektekostenverzekeraars is gestegen van zo’n 11 miljard tot ruim 30 miljard euro. Hierdoor is het gewicht van deze branche in het totaal aanzienlijk toegenomen. De branche Ziektekosten is op het gebied van afzetkanalen de grote uitzondering, omdat hier al veel meer rechtstreeks wordt verkocht dan in de andere branches. Dit alles heeft tot gevolg dat voor de totale schade- en zorgmarkt het aandeel directe afzet voor het eerst groter is dan het aandeel indirecte afzet. Over de branches zien we verder het vertrouwde beeld. Na Ziektekosten zijn het vooral de transport- en motorbranche die relatief veel aan directe verkoop doen, al is ook daar het aandeel nog steeds ver onder de helft. Voor Brand, Overige en Inkomen is de indirecte verkoop het belangrijkste afzetkanaal, al neemt het aandeel daarvan in de eerste twee branches af. Alles wijst er dan ook op dat de sprong in de richting van directe afzet in de komende jaren door zal zetten, al zal dit eerder met kleine stapjes gebeuren dan met een nieuwe sprong.
Tabel 3
Portefeuille schade- en zorgverzekeraars naar distributiekanaal in 2005 en 2006
branche
afzet rechtstreeks
afzet via derden
2005
2006
2005
2006
Motor Brand Transport Overige Ziektekosten Inkomen
29% 22% 36% 20% 77% 18%
29% 24% 39% 22% 82% 15%
71% 78% 64% 80% 23% 82%
71% 76% 61% 78% 18% 85%
Totaal
40%
52%
60%
48%
32
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
Arbeidsongeschiktheidswetten: instroom en rendement Sinds enige tijd is de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) geëindigd en vervangen door de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Deze laatste is weer onderverdeeld in twee regelingen, te weten de Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA) voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten en de Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) voor gedeeltelijk en niet-duurzaam volledig arbeidsongeschikten. In de WAO is nog een zeer beperkte instroom van mensen met oude rechten. Het Verbond van Verzekeraars heeft voor de particuliere dekking van WGA eigen risico dragen een model kosten van de dekking gemaakt. Berekeningen van het CVS met de actuarissen uit de actuariële commissie AOV leverde een instroomraming op van ruim 21.000 arbeidsongeschikten binnen de WGA. Uit de onderstaande grafiek blijkt dat dit een reële schatting is. Gezien het voorlopige negatieve rendement van de particuliere WIA-producten, kan voorzichtig worden geconcludeerd dat de gehanteerde prijsstelling onder druk van concurrentie aan de lage kant is geweest. Figuur 31
AO-wetten: instroom per wet/jaar in duizenden (bron: UWV)
Figuur 32
AO-wetten: aantal uitkeringen per wet/jaar in duizenden (bron: UWV)
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
33
Verklaring begrippen Annualised Premium Equivalent (APE)
Eigen behoud
Het volume van de nieuwe levenproductie uitgedrukt in zogenaamde premie-equivalenten op jaarbasis. APE bestaat uit periodieke premies op jaarbasis plus 10% van de nieuwe koopsompremies.
Het gedeelte van een schade dat voor rekening van de verzekeraar en niet van de herverzekeraar komt.
Eigen vermogen
Backservices
Het eigen kapitaal van een onderneming, waaronder het aandelenkapitaal en de reserves.
De kosten van inkoop van pensioen over al verstreken dienstjaren.
Grote branden Branden met een schade van meer dan 1 miljoen euro.
Bedrijfskosten Het totaal van kosten en provisie; dit bestaat uit de componenten acquisitiekosten, wijziging overlopende acquisitiekosten, beheers- en personeelskosten, winstdeling en provisie herverzekering.
Beleggingsverzekering Een levensverzekering waarbij de premies of koopsom wordt belegd in aandelen of beleggingsfondsen. Het op te bouwen kapitaal wordt te zijner tijd omgezet in (jaarlijkse) uitkeringen.
Herverzekeringskosten (of herverzekeringsmarge) Kosten die bestaan uit de premie betaald aan de herverzekeraar, de herverzekerde schade, de provisie ontvangen van de herverzekeraar, en gemiste rente. De herverzekeringsmarge wordt uitgedrukt als percentage van de verdiende premie. Dit afgetrokken van het resultaat na rente levert het resultaat na herverzekering op.
Herwaarderingsreserve B-polis Pensioentoezegging aan werknemer, waarbij de werkgever zelf een pensioenverzekering afsluit bij een levensverzekeraar.
Bruto combined ratio Geleden schade en bedrijfskosten in verhouding tot de verdiende premie, inclusief herverzekering.
De niet-gerealiseerde winsten en verliezen op de aandelenportefeuille.
Koopsom Een bedrag dat een verzekerde ineens bij een verzekeraar stort om in de toekomst bijvoorbeeld een lijfrente-uitkering te ontvangen.
Leven collectief Bruto verdiende premie Het totaal van de geboekte (ontvangen) premies inclusief het herverzekerde deel (de premies betaald aan de herverzekeraar), minus de premievoorziening ultimo (de premie die door de verzekeringnemer vooruit is betaald en waarvoor nog een verzekeringsprestatie geleverd gaat worden), plus de premievoorziening primo (vooruitbetaalde premie van het voorgaande jaar).
C-polis Pensioentoezegging aan werknemer, waarbij de werkgever zijn werknemers zelf in staat stelt een pensioenverzekering af te sluiten bij een levensverzekeraar.
Directe binnenlandse tekening De totale tekening (=omzet) van schade- en zorgverzekeraars bestaat uit directe en indirecte tekening (herverzekering aangenomen van andere verzekeraars). De directe tekening bestaat uit binnenlandse en buitenlandse tekening. De buitenlandse en indirecte tekening vormen samen ongeveer 5% van het totaal. In de Voorjaarsenquête Schade & Zorg van het CVS wordt enkel de directe binnenlandse tekening beschouwd.
34
Bedrijfsonderdeel bij verzekeraars dat zich bezighoudt met verzekeringen waarbij één partij de verzekeringnemer is voor andere partijen. Bijvoorbeeld de collectieve pensioenverzekering voor werknemers, waarbij de werkgever als verzekeringnemer optreedt.
Leven individueel Bedrijfsonderdeel bij verzekeraars dat zich bezighoudt met levensverzekeringen die worden afgesloten door individuele personen.
Netto combined ratio Geleden schade en bedrijfskosten in verhouding tot de verdiende premie, exclusief herverzekering. De netto combined ratio is een indicator voor het verzekeringstechnische resultaat.
Periodieke premie Het bedrag dat periodiek wordt gestort bij een verzekeraar om in de toekomst een uitkering bij overlijden (kapitaalverzekering) of om een (periodieke) uitkering te ontvangen bij leven.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
(Technisch) resultaat voor herverzekering (ook: resultaat na rente)
Opbouw resultaat:
De verdiende premies minus de geleden schade en bedrijfskosten, plus de renteopbrengsten van de voorzieningen.
Geboekte premie + Mutatie premievoorziening = Verdiende premie
(Technisch) resultaat na herverzekering
Betaalde schade + Mutatie schadevoorziening = Geleden schade
Het resultaat na rente (resultaat voor herverzekering) minus de herverzekeringsmarge (herverzekeringskosten).
Tweede pijler Het werknemerspensioen of de pensioentoezeggingen die zijn vastgelegd in pensioenregelingen die zijn overeengekomen tussen werkgever en werknemers. Het werknemerspensioen kan naar keuze van de desbetreffende sociale partners zowel door verzekeraars als door pensioenfondsen worden uitgevoerd.
Verdiende premie - Geleden schade - Bedrijfskosten = Technisch resultaat voor rente Technisch resultaat voor rente + Rente technische voorzieningen = Technisch resultaat na rente Technisch resultaat na rente - Kosten herverzekering = Technisch resultaat na herverzekering
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006
35
Colofon © Uitgave van het Verbond van Verzekeraars, Centrum voor Verzekeringsstatistiek en Onderzoek Bordewijklaan 2, 2591 XR Den Haag Postbus 93450, 2509 AL Den Haag Telefoon: 070 - 3338500 Fax: 070 - 3338510 E-mail:
[email protected] Internet: www.verzekeraars.nl Vormgeving en druk: Artmark BNO, Rijswijk (2007.06.1,7.A)
36
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2006