Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004 Verbond van Verzekeraars
Voorwoord Voor u ligt het jaarverslag met de belangrijkste resultaten van de verzekeringsbranche over 2004. Een financieel verslag dat niet alleen cijfers bevat, maar vooral ook achtergronden en verklaringen bij de cijfers. Dit jaarverslag is opgesteld door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS), onder leiding van dr. J.L.A van Rijckevorsel. Het CVS voert elk voorjaar de enquêtes schadeverzekeringen en levensverzekeringen bij zijn leden uit. Deze worden mondeling gepresenteerd op de marktvergaderingen van het Verbond van Verzekeraars in juni. Dit verslag vult de spiegelfunctie van het CVS in: hoe kunnen de cijfers en trends van de branche zodanig worden gecommuniceerd dat beleidsverantwoordelijken in de branche er nog beter kennis van kunnen nemen? Dat laatste is belangrijk omdat de verzekeringsbranche een uniek kenmerk heeft: ze is gebaseerd op een omgekeerde productiecyclus. Pas aan het eind ‘van de rit’ weet een verzekeraar of zijn kostprijsberekening correct was. Vooraf beschikt hij alleen over retrospectieve statistieken. In de poging het ‘wat’ van een ‘waarom’ te voorzien, beoogt dit jaarverslag een brug te slaan tussen de ‘droge’ statistieken en de beleidsbepalers bij de leden van het Verbond. Deze krijgen de spiegel in handzame vorm aangereikt. Daarnaast vindt het Verbond van Verzekeraars het belangrijk dat ook andere geïnteresseerden uit bijvoorbeeld politiek, overheid, pers en maatschappelijke organisaties, kennis kunnen nemen van de ontwikkelingen in de verzekeringsbedrijfstak. Een belangstelling die mede wordt veroorzaakt door de actuele discussies over WAO, zorg, pensioenen, levensloop, etc., waarin verzekeraars een meer belangrijke rol hebben dan wel wordt toegedicht. Vermoedens over hoe verzekeraars het doen, kunnen plaatsmaken voor feiten. De leden, vertegenwoordigd in de commissie CVS van het Verbond van Verzekeraars, hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan het tot stand brengen van dit verslag. De commissie CVS bestaat uit de volgende leden: - dr. R.Th. Wijmenga, voorzitter (Interpolis) - drs. G. van Olphen RA (Achmea) - P.J.W.G. Kok (Delta Lloyd) - M.J.L. Kerkhof (DKV Nederland) - mr. J. Boven (Reaal) - drs. J. van den Berg (AXA) Ik hoop dat deze uitgave u in uw werk als verzekeraar of anderszins van dienst is, en dat u de tijd wilt nemen om kennis te nemen van de inhoud die zeker de moeite waard is.
mr. H.L. De Boer directeur
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
1
Inhoudsopgave Voorwoord
1
Samenvatting Summary Zusammenfassung
3 5 7
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding Verantwoording Representativiteit Leeswijzer
9 9 9 10
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3
Economische ontwikkelingen De Nederlandse economie Beleggingen Verzekeringsmarkten Nederland Toekomstverwachting IFRS
11 11 12 13 13 15 15
3 3.1 3.2 3.3 3.3.1 3.3.2
Levensverzekeringen Overzicht levenmarkt Collectieve levensverzekeringen Individuele levensverzekeringen Nieuwe productie Beleggingsverzekeringen
16 16 17 18 18 19
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8
Schadeverzekeringen Overzicht schademarkt Herverzekering Motorrijtuigen Brand Transport Aansprakelijkheid Rechtsbijstand Reis
21 21 22 23 26 27 28 29 29
5 5.1 5.2
Zorgverzekeringen Overzicht zorgmarkt Ziektekosten
30 30 32
INHOUD Verklaring begrippen
2
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
34
Samenvatting Het premievolume van de gehele verzekeringsbranche is met ruim 4% gestegen naar 47,4 miljard euro. Het resultaat van de verzekeringsbranche is gestegen naar bijna 9% van de bruto verdiende premie. Dit is teweeggebracht door de sterke daling van de schadelast vanwege het uitblijven van grote schaden in de schadesector en de fors lagere instroom in de WAO, de daling van het ziekteverzuim en de aandacht voor kostenbeheersing. Resultaat verzekeringsbranche 2004 Premievolume1 2004 % groei 3 t.o.v. 2003 1
Netto Combined Ratio
Resultaat 2 2004
2003
2002
2001
% verdiende premie 8 7 3
2000
Totaal Leven
mrd. euro 25,0
Totaal Schade
10,8
4
96
7
3
0
1
0
4,4 3,2 0,6 2,7
3 3 5 12
99 87 92 104
6 12 11 2
2 5 4 -1
0 -1 4 -1
-1 3 4 1
-1 -1 0 3
11,6
16
91
10
7
6
4
0
- Motorrijtuigen - Brand - Transport - Overig Totaal Zorg
n.v.t.
7
9
Levensverzekeringen De levensector heeft al een aantal jaren te kampen met moeilijke marktomstandigheden. Door beperkingen in fiscale behandeling van levensverzekeringen, een relatief lage rentestand en de voortschrijdende vergrijzing is een verschuiving gaande van goed renderende premiebetalende verzekeringen naar de voor verzekeraars minder goed renderende koopsommen. Verder is al een aantal jaren sprake van een daling van het aantal verkochte nieuwe levensverzekeringen. Het totale premievolume steeg uiteindelijk met 1%. Het resultaat in de levensector is in 2004 gestegen naar 8%. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn koersresultaten en winstnemingen op beleggingen. Het resultaat komt geheel voor rekening van individuele en collectieve geldverzekeringen. Het resultaat op beleggingsverzekeringen is nihil.
Schadeverzekeringen Het premievolume bij schadeverzekeringen is met een stijging van 4% minder hard toegenomen dan in voorgaande jaren. Het positieve resultaat in 2003, de stevige concurrentie evenals de aanscherping van het acceptatiebeleid laten in dit opzicht hun invloed zien. Het resultaat na rente en na herverzekering van de schadebranche is gestegen van 3 naar 7% van de verdiende premie in 2004. Aan de ene kant heeft dit te maken met de verbeterde risico-identificatie en een aanscherping van het acceptatiebeleid door verzekeraars, in verzekeringskringen ook wel ‘back to basics’ genoemd. Aan de andere kant was 2004 een goed schadejaar met minder grote (brand)schaden, minder diefstal en een sterke daling van het aantal verkeersslachtoffers. De enige schadebranche met een negatief resultaat is Aansprakelijkheid. Het resultaat daalde van 4 naar -3% in 2004 dankzij fors hogere toevoegingen aan de schadevoorzieningen door reserveringen voor IBNR en lopende claims voor beroepsziekten. Een deel van de resultaatsverbetering van de schadebranche in 2004 viel toe aan de herverzekeraars. Dientengevolge daalde het herverzekeringsresultaat.
1 Premievolume van de directe binnenlandse tekening. 2 Technisch resultaat, uitgedrukt in een percentage van de bruto verdiende premie, behaald in het binnenlands bedrijf, na rente en na herverzekering, maar voor afdracht van vennootschapsbelasting. 3 De volumegroei is het product van de groei van de portefeuille door nieuwe productie en de verhogingen van de premies.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
3
Zorgverzekeringen Het premievolume van de zorgverzekeringen in 2004 kwam uit op 11,6 miljard euro, een stijging van 16% ten opzichte van 2003. Hiermee is de sector Zorg voor het eerst groter dan de sector Schade. De stijging deed zich zowel voor bij ziektekosten als bij inkomensverzekeringen. Het resultaat na rente en na herverzekering bij Zorg is gestegen en komt in 2004 uit op 10% van de verdiende premie. Ook het resultaat van Ziektekosten is weer boven nul. Het resultaat van Zorg is positief beïnvloed door de daling van het ziekteverzuim, de toegenomen aandacht voor kostenbeheersing en de fors lagere WAOinstroom in 2004. Zo wijst een schatting uit dat het ziekteverzuim bij private bedrijven rond de 4,6% is uitgekomen. Dat is een lichte daling ten opzichte van de 4,8% van 2003. De WAO-instroom bedroeg in 2004 ruim 59.200 en is daarmee op het laagste niveau sinds 1973 gekomen. Deze forse dalingen zijn toe te schrijven aan meerdere factoren. Een factor is de slechte economische ontwikkeling in de jaren 2003 en 2004. Het consumentenvertrouwen is hiervoor een goede indicator. Een laag consumentenvertrouwen blijkt gepaard te gaan met een lage WAO-instroom. Ook hebben de reïntegratieactiviteiten van verzekeraars, arbodiensten en werkgevers een bijdrage geleverd. De Wet verbetering poortwachter is eveneens een factor van betekenis.
4
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
Summary Premium turnover for the entire insurance sector rose by 4% to 47.4 billion euro. Profits increased to almost 9% of gross earned premiums. This was caused by significantly fewer general insurance claims. This was a result of a considerably reduced number of new disability claims (WAO), a drop in sickness absence and the priority given to cost control. Results insurance industry 2004 Premium income1 2004
bln. euro Life
25.0
General
Netto Combined Ratio
% growth compared 3 with 2003
Results2 2004
2003
2002
2001
2000
7
9
% earned premiums
1
n.a.
10.8
4
96
7
3
0
1
0
4.4 3.2 0.6 2.7
3 3 5 12
99 87 92 104
6 12 11 2
2 5 4 -1
0 -1 4 -1
-1 3 4 1
-1 -1 0 3
11.6
16
91
10
7
6
4
0
- Motor - Property - Transport - Other Accident & Health
8
7
3
Life insurance The life insurance sector has been experiencing difficult market circumstances for a while now. This is due to limitations in tax privileges, a relatively low rate of interest, a population which is becoming gradually older and a change in new business from profitable renewable premium contracts to single premiums where the returns are expected to be less. Further, we have seen for several years now fewer new policies being sold. Total premium income rose by only 1%. Profits increased by 8%. This was stimulated by realised gains on investments. Profits were attributable entirely to individual and group traditional business and not from unit-linked business.
Non-life insurance Premium income increased by 4% which was less than in previous years. Profits in 2003, strong competition as well as keener underwriting policies all contributed. Profits after interest and reinsurance rose from 3 to 7% of earned premiums in 2004. This has been promoted by improved risk identification and a strengthened approach to underwriting, which could be referred to as going back to the fundamentals. There were also fewer claims, no large fires, less theft and many fewer road casualties. In comparision to the increased result of general insurance, the result of liability shows a decrease due a sharp increase in the provisions for claims on general liability insurance (AVB) policies in connection with long-tail claims. What is also clear is the lower result on reinsurance in 2004 due to lower claim payments against increased premiums.
1 Premium income of direct domestic business. 2 Technical result, expressed as a percentage of the gross earned premium income, secured in national business, after interest and reinsurance but before payment of corporation tax. 3 The growth of volume is the product of the growth of the portfolio with new production and the increase of premiums.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
5
Accident and Health insurance Premium income was 11.6 billion euro in 2004, 16% more than in 2003. For the first time this was larger than premium income from general insurance. Higher premiums were seen both for medical expenses and disability cover. Profits after interest and reinsurance were again increased at 10% of earned premiums. The result from medical expenses was itself also in the black again. Profits were positively influenced by the fall in sickness absence, more emphasis on cost control and a reduced flow of new disability cases in 2004 (WAO). For instance, sickness absence in private companies was estimated to be 4.6% in 2004 against 4.8% a year previously. The number of new disability cases was 59,200, the lowest level since 1973. The reasons can be found in several factors. The WAO is affected by low economic growth. 2003 and 2004 have been years where economic development has been disappointing. The consumer confidence level serves as a good measure for economic growth. A low consumer confidence level can be associated with few new participants in the WAO. In addition, legislation has ensured that much more effort is invested in reintegration and the reduction in sickness absence.
6
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
Zusammenfassung Während das Prämienvolumen des gesamten Versicherungsmarktes um 4% auf 47,4 Milliarden Euro angewachsen ist, konnte das Ergebnis sogar auf circa 9% der Bruttobeiträge gesteigert werden. Diese Ergebnisverbesserung resultiert aus einem starken Rückgang der Aufwendungen für Versicherungsleistungen, wofür die Hauptgründe das Ausbleiben von Großschäden, der Rückgang von Berufsunfähigkeitsfällen sowie der Rückgang von Krankenstandstagen und die Verbesserung der Kostensituation im Gesundheitssektor sind. Ergebnis Versicherungsmarkt 2004 Prämieneinnahmen1 2004
Mld. euro Leben Gesamt
25,0
Sach Gesamt
Netto Kosten/ Schaden Satz
% Wachstum 3 vs. 2003
Ergebnis2 2004
2003
2002
2001
2000
% verdiente Prämien
1
n.b.
8
7
3
7
9
10,8
4
96
7
3
0
1
0
- Motor
4,4
3
99
6
2
0
-1
-1
- Feuer
3,2
3
87
12
5
-1
3
-1
- Transport
0,6
5
92
11
4
4
4
0
- Übridge
2,7
12
104
2
-1
-1
1
3
11,6
16
91
10
7
6
4
0
Kranken Gesamt
Lebensversicherung Die Lebensversicherungsbranche kämpft schon seit einigen Jahren mit schwierigen Marktverhältnissen wie zum Beispiel der Veränderung der steuerlichen Behandlung von Lebensversicherungen, dem relativ niedrigen Zinssatz und der zunehmenden Überalterung. Dadurch kommt es zu einer Verschiebung von gut rentierenden laufenden Prämieneinnahmen hin zu für Versicherungsunternehmen weniger gut rentierende Einmaleinlagen. Darüber hinaus sinkt seit einigen Jahren die Anzahl der verkauften neuen Lebensversicherungen, wodurch das Prämienvolumen letztendlich nur um 1% stieg. Der Ergebnisbeitrag in der Lebensversicherungsbranche ist in 2004 jedoch auf 8% gestiegen. Der wichtigste Grund dafür ist die Realisierung von Gewinnen auf Kapitalanlagen. Das erwirtschaftete Ergebnis stammt sowohl aus individuellen wie auch Gruppenkapitallebensversicherungen wohingegen die fondsgebundene Lebensversicherung keinen Ergebnisbeitrag leistet.
Sachversicherung Das Prämienvolumen der Schadenversicherung ist mit einem Wachstum von nur 4% weniger stark gestiegen als in den letzten Jahren. Das bereits hohe Ergebnisniveau im Markt in 2003, die Erhöhung des Wettbewerbs und die Verschärfung der Annahmerichtlinien zeigten auf diese Weise ihren Einfluss. Das Ergebnis nach Zinsen und Rückversicherung der Schadenbranche ist um 4% auf 7% der verdienten Prämien in 2004 gestiegen. Einerseits ist dies auf eine verbesserte Risiko-Identifikation und die Verschärfung der Annahmerichtlinien der Versicherer, also der Rückbesinnung auf die Basics in der Versicherungswelt zurückzuführen. Andererseits war 2004 ein gutes Schadenjahr mit wenig Großschäden (insbesondere Feuer), Rückgang von Diebstählen und Einbrüchen und einer starken Reduktion von Verkehrsunfällen mit Personenschäden. Des Weiteren fällt auf, dass in 2004 die Kosten für Rückversicherung wieder gestiegen sind. Dies zeigt sich anhand der Tatsache dass die von den Rückversicherern ausbezahlten Schäden zwar gesunken sind, die Rückversicherungsprämien jedoch nahezu stabil geblieben sind. 1 Prämienvolumen direkter inländischer Zeichnung. 2 Technisches Ergebnis als Prozentsatz der Bruttoprämien nach Zinsen und nach Rückversicherung, aber vor Körperschaftsteuer im Inland erwirtschaftet. 3 Das Volumenwachstum resultiert sowohl aus dem Bestandswachstum in Stück als auch Tariferhöhungen.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
7
Krankenversicherung Die Prämieneinnahmen der Krankenversicherung erreichten in 2004 11,6 Milliarden Euro. Dies entspricht einem Wachstum von 16% gegenüber 2003. Hiermit hat die Krankenversicherung zum ersten Mal die Schadenversicherung übertroffen. Sowohl die Krankheitskostenversicherung sowie die Einkommensausfallversicherung sind gewachsen. Das Ergebnis der Krankenversicherung nach Zinsen und nach Rückversicherung ist erneut gestiegen und erreichte in 2004 10% der verdienten Prämien. Auch das Ergebnis der Krankheitskostenversicherung ist wieder positiv. Das Ergebnis der Krankenversicherung ist positiv beeinflusst von einem Rückgang der Krankenstandstage, Kostenmanagement und dem starken Rückgang von Berufsunfähigkeitsfällen in 2004. Eine Hochrechnung zeigt, dass die Krankenstandstage in privaten Unternehmen sich auf 4,6% reduziert haben. Dies stellt einen leichten Rückgang gegenüber dem Niveau von 4,8% in 2003 dar. Die Fälle von Berufsunfähigkeit betrugen in 2004 rund 59.200 und sind somit auf dem tiefsten Niveau seit 1973. Dieser starke Rückgang ist auf mehrere Faktoren zurückzuführen. Ein wichtiger Grund ist die negative Konjunktur sowie die schlechte ökonomische Entwicklung in den Jahren 2003 und 2004. Das gesunkene Vertrauen der Konsumenten ist ein weiterer Grund. Darüber hinaus haben Rehabilitationsmaßnahmen der Versicherer und Wiedereingliederungspläne durch die staatliche Organisation ‘Arbodiensten’ und das Gesetz ‘Wet verbetering poortwachter’ einen Beitrag geliefert.
8
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
1 Inleiding 1.1
Verantwoording
In dit jaarverslag wordt gerapporteerd over de financiële ontwikkelingen in de Nederlandse verzekeringsbranche over het jaar 2004. Het jaarverslag is opgesteld door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek (CVS), het statistische onderzoeksbureau van het Verbond van Verzekeraars. Alle hier gepresenteerde gegevens over de verzekeringsbranche zijn ontleend aan door het CVS onder verzekeraars gehouden comptabele enquêtes in het voorjaar van 2005. Aan deze enquêtes doen verzekeraars mee die werkzaam zijn op de Nederlandse markt en een vergunning hebben van De Nederlandsche Bank (DNB). Resultaten die Nederlandse verzekeraars in het buitenland behalen zijn niet inbegrepen. De hier gepresenteerde resultaten zijn de zogenaamde technische resultaten inclusief herverzekering, maar exclusief vennootschapsbelasting, tenzij anders vermeld. De resultaten zijn opgehoogd naar de gehele Nederlandse binnenlandse verzekeringsbranche. De genoemde bedragen en aantallen in dit jaarverslag over oude jaren kunnen op bepaalde punten licht afwijken van de bedragen en aantallen zoals vermeld in het financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2003. Bijstellingen op oude jaren zijn hiervan de oorzaak. Grote verschillen ten opzichte van het vorige jaarverslag worden waar nodig expliciet vermeld en toegelicht. Alle resultaten en groeipercentages zijn afgerond op hele procentpunten. De in de kaders gepresenteerde resultaten zijn afkomstig van het CVS, tenzij anders vermeld.
1.2
Representativiteit
De cijfers in dit verslag zijn vanwege de hoge deelnamegraad representatief voor de hele Nederlandse verzekeringsbranche. De financiële gegevens van levensverzekeraars zijn gebaseerd op ruim 90% van de Nederlandse verzekeringsmarkt, gemeten naar premievolume. De resultaten zijn afkomstig van de enquête levensverzekeringen (ELV), die door het CVS in het voorjaar is gehouden onder levensverzekeraars die in Nederland werkzaam zijn. De enquête bevat onder andere vragen over de verlies- en winstrekening, de technische en niet-technische rekening en de balans. De financiële gegevens van schadeverzekeraars zijn gebaseerd op ongeveer 85% van de Nederlandse verzekeringsmarkt, gemeten naar premievolume. De resultaten zijn afkomstig van de enquête schadeverzekeringen (ESV), die door het CVS in het voorjaar is gehouden onder schadeverzekeraars die in Nederland werkzaam zijn. De in het hoofdstuk schadeverzekeringen gepresenteerde resultaten hebben betrekking op schadeverzekeringen exclusief Zorg (ziektekosten en inkomensverzekeringen). De financiële gegevens van zorgverzekeraars zijn gebaseerd op 80% van het premievolume van de Nederlandse ziektekostenverzekeraars en 70% van de inkomensverzekeraars. De branche zorgverzekeringen bestaat uit ziektekosten en inkomensverzekeringen (zoals WAO-gat- en ziekteverzuimverzekeringen). Dit verslag bevat uitsluitend de cijfers van de particuliere ziektekostenverzekeraars. De ziekenfondsen worden niet in beeld gebracht omdat deze niet tot de particuliere ziektekostenbranche behoren. Daarnaast zijn de gegevens van Vektis4 gebruikt uit de ‘Marktenquête 2005’. Vektis rapporteert jaarlijks over de resultaten in de gehele branche inclusief de ziekenfondsen.
4
Vektis is het informatiecentrum voor de zorgverzekeringsbranche en richt zich op zowel de zorgverzekeringsbranche als op individuele verzekeraars.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
9
1.3
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt kort ingegaan op algemene (economische) ontwikkelingen die van invloed zijn geweest op de branche en in het bijzonder op de resultaten van verzekeraars. In hoofdstuk 3 wordt verslag gedaan van de financiële ontwikkelingen op de markt voor levensverzekeringen, met aandacht voor de ontwikkeling van het premievolume, de nieuwe productie en het resultaat. De resultaten van de diverse schadeverzekeringen wordt toegelicht in hoofdstuk 4. Ook wordt stilgestaan bij de impact van de herverzekeringen. De opbouw volgt de branches die samen de schadebranche vormen. In hoofdstuk 5 wordt de markt van zorgverzekeringen toegelicht. Het verslag sluit met een verklarende lijst van begrippen.
10
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
2 Economische ontwikkelingen 2.1
De Nederlandse economie
Al geruime tijd lijkt aan de periode van laagconjunctuur een einde te komen, maar het herstel blijft steeds uit. Vaak zijn duidelijke gebeurtenissen aan te wijzen die het herstel negatief beïnvloeden, zoals terroristische aanslagen, de oorlog in Irak, diverse schandalen, etc. Ook de hoge olieprijs heeft een ongunstige invloed op het herstel van de economie. Het effect is voor 2004 vooral te zien in de eurozone, waar een aanvankelijk economisch goed eerste halfjaar werd gevolgd door een tweede halfjaar met weinig groei. Uiteindelijk was de economische groei van het eurogebied over 2004 als geheel toch nog 2%. Deze groei was echter vooral te danken aan de toegenomen vraag uit landen van buiten het eurogebied waar de economie wel sterk aantrok. Zo groeide de economie in de VS met maar liefst 4,4%. De Nederlandse economie bleef met een groei van 1,4% wederom achter bij de groei in andere eurolanden. Dit komt vooral door een achterblijvende groei van de binnenlandse vraag, zowel voor wat betreft de consumptie als de investeringen. Dankzij de flinke stijging in de buitenlandse vraag naar Nederlandse producten en diensten was de economische groei in ons land licht positief. Figuur 1. Mutaties BBP ten opzichte van het vorige jaar (bron: CBS)
VOLUMEMUTATIES ""0 TOV VORIG JAAR
Voor de werkgelegenheid was 2004 geen goed jaar zoals te zien is in figuur 2, maar het lijkt wel een omslagjaar te zijn. De totale werkgelegenheid nam met bijna 1,5% af en de werkloosheid steeg, maar de daling van de werkgelegenheid was geringer dan in de voorgaande twee jaren en het aantal openstaande vacatures nam toe. Stijgende loonkosten werden gecompenseerd door een sterkere stijging van de arbeidsproductiviteit. Het consumentenvertrouwen weerspiegelt het vertrouwen van de consument in de algemene economische situatie en in de eigen financiële situatie. DNB ziet het consumentenvertrouwen als een goede indicator voor de groei van het bruto nationaal product. Het wijst enigszins, maar nog niet overtuigend in de richting van een doorzettende economische groei. In 2004 was er aanvankelijk sprake van een stijging, maar aan het einde van het jaar daalde het weer tot een niveau dat maar iets hoger lag dan aan het begin van het jaar. Het niveau van het consumentenvertrouwen ligt nog steeds onder nul.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
11
Het producentenvertrouwen was iets positiever. De aanvankelijke stijging tot boven de nullijn zette zich halverwege 2004 voort als een min of meer vlakke lijn. De inflatie en de rente namen in 2004 verder af. Het Centraal Planbureau voorziet in zijn Centraal Economisch Plan 2005 vooralsnog geen grote stijgingen in de nabije toekomst. De Nederlandse inflatie over 2004 bedroeg 1,2% en bereikte daarmee het laagste niveau sinds 1989. Figuur 2. Gemiddelde werkloze beroepsbevolking 1997-2004 (bron: CBS) 500
479
438
396
400 348
300
302
292 270 252
200 1997
1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
werkloze beroepsbevolking (x 1000)
2.2
Beleggingen
Het beleggingsklimaat in 2004 kenmerkte zich door een stijgend, maar nog altijd negatief consumentenvertrouwen, de dreiging van terreur, stijgende werkeloosheid, lage inflatie, hoge olieprijzen, een sterke euro en een verdere daling van de langlopende rente zoals te zien is in figuur 3. Desondanks was er wereldwijd sprake van sterk opgaande beurskoersen. De AEX, waarin slechts een klein deel van het vermogen van Nederlandse verzekeraars is belegd, bleef met een groei van 3% hierbij achter. Aangezien het grootste gedeelte van de beleggingen van verzekeraars bestaat uit vastrentende waarden is de hoogte van de rente de belangrijkste exogene determinant voor het uiteindelijke rendement. Immers, een verder dalende rente maakt het vooral levensverzekeraars (maar ook de andere financiële dienstverleners) lastiger om voldoende nieuwe rendabele vastrentende beleggingen te vinden. Daardoor wordt het op termijn lastiger om aan de aangegane verplichtingen te voldoen. Rentedalingen zijn dus structureel en op lange termijn ongunstig voor verzekeraars. Op korte termijn leidt het tot positieve resultaten, omdat hogere koersresultaten op beleggingen worden gerealiseerd. Figuur 3. Ultimo rendement 10-jarige staatsleningen in de afgelopen jaren en het ultimo maandelijkse u-rendement in 2004 (bron: CBS en CVS)
8
5,0
7
4,5
6 4,0 5 3,5
4 3
3,0 ‘93 ‘94 ‘95 ‘96 ‘97 ‘98 ‘99 ‘00 ‘01 ‘02 ‘03 ‘04
ultimo rendement staatsleningen 10 jaar (%)
12
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
januari
april
juli
oktober
ultimo rendement staatsleningen 10 jaar 2004 (%)
Verzekeraars zijn relatief ongevoelig voor de conjunctuur Uit een analyse van het CVS van de bijdrage van verzekeringsmaatschappijen aan het Nederlandse bruto nationaal product (BNP) volgt de geschatte macro-economische omvang van de sector in termen van BNP. Het BNP wordt berekend door de toegevoegde waarde, ruwweg gelijk aan personeelskosten, winst en afschrijvingen van alle bedrijven bij elkaar op te tellen. De toegevoegde waarde gegenereerd door verzekeringsmaatschappijen gedeeld door de totale toegevoegde waarde geeft dan de bijdrage van verzekeringsmaatschappijen in de totale economie weer. Uit figuur 4 blijkt dat dit aandeel tussen de 1 en 2% ligt en door de tijd heen slechts licht toeneemt. Op basis van deze gegevens kan dan ook veilig worden gesteld dat de verzekeringsmarkt door de tijd heen niet een steeds groter beslag legt op het nationale inkomen. Figuur 4. Bijdrage aan het BNP van diverse economische bedrijfstakken (links) en de volumegroei van de toegevoegde waarde (rechts) (bron: CBS, Nationale Rekeningen) 30%
20%
25%
15%
20%
10%
15%
5%
10%
0%
5%
-5%
0%
-10%
1969
1977
1985
1993
2001
financiële dienstverlening verzekeringswezen en pensioenfondsen
1988
1992
1996
2000
macrototaal verzekeringswezen en pensioenfondsen
Conjuncturele veranderingen hebben een grote impact op alle bedrijfstakken. De verzekeringsmarkt blijkt hierop echter een uitzondering te zijn. De conjunctuur wordt gemeten als de volumetoename van het BNP van een land. Dit kan worden berekend door de toegevoegde waarde van alle bedrijven bij elkaar op te tellen. Een grafische weergave van de volumegroei over de tijd, samen met de volumegroei van de toegevoegde waarde van verzekeringsmaatschappijen, laat zien dat de schommelingen niet synchroon lopen. Vermoedelijk zijn andere factoren, zoals overheidsbeleid (fiscale regels, toezicht, etc.) en de daaruit voortvloeiende nalevingslasten voor de verzekeringsmarkt van meer invloed dan de algemene conjuncturele ontwikkeling. De verzekeringsmarkt toont bovendien grotere afwijkingen dan die van het macrototaal. De financiële en zakelijke dienstverlening als geheel loopt wel synchroon met de totale conjuncturele ontwikkeling, hoewel deze er bijna structureel boven ligt. Dat wil zeggen dat de economische ontwikkeling in deze sector al jaren beter is dan gemiddeld.
2.3
Verzekeringsmarkten
2.3.1 Nederland De markten voor financiële dienstverlening in Nederland zijn sterk in beweging. Nieuwe wet- en regelgeving op het gebied van prepensioen, levensloopregeling, hypotheekrente (bijleenregeling), arbeidsongeschiktheid en ziektekosten leiden niet alleen tot een verschuiving tussen marktpartijen, maar ook tot een veranderd krachtveld tussen private en publieke partijen. Daarnaast is sprake van een geleidelijke en zich doorzettende schaalvergroting in de verzekeringsbranche. Voorts stond 2004 in het teken van de vormgeving van de Wet financiële dienstverlening (Wfd) die tot doel heeft de consument op het gebied van financiële dienstverlening beter te beschermen en die ze verplicht consumenten beter voor te lichten. De Wfd zal naar verwachting in de tweede helft van 2005 van kracht worden. Wat het toezicht op de financiële dienstverleners betreft is de PVK samengegaan met DNB, en is de betrokkenheid van de sterk groeiende Autoriteit Financiële Markten (AFM) flink toegenomen. De kosten van het toezicht zijn bovendien sterk gestegen, zoals blijkt uit figuur 5. Dit nog afgezien van nieuwe wetgeving die nog in de pijplijn zit.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
13
Figuur 5. Kosten toezichthouders en veranderende wetgeving in de afgelopen en komende jaren in miljoenen euro’s (bron: CVS en ING) 60 Wfd
40
Wmz 1996
20
Wte 1995
0 1996
Deposito garantie stelsel
1998 DNB
2000
2002
2004
‘96
‘97
Wft
Kanteling Aanscherping toezicht Wet Vie d’or meldings Wet Traas Wtt verplichtingen Comm. wet toezicht Tabaksblat Wtb Wet op toezicht Millennium Wet niet2004 infrastructuur sectorspecifiek Wet grenstoezicht Wet overschrijdende Wmz egi’s betaaldiensten 2004 Wijziging Basel II Verzekerings Webb Euro Wet IDBB groepen Effectentypisch Toezicht op gedragstoezicht toezicht fico’s Wet geld Gebruik transactie Solvency II voor kantoren BCCI-wet wetenschap Wet A&H Toezicht op (o.a. CDD) verslaggeving Financiële Opvang regeling bijsluiter Beleggers levensverzekeraars Wijzigingswet Toezicht op compensatie MOT/Wid accountants regeling
‘98
‘99
‘00
‘01
‘02
‘03
‘04 ‘05/’06
AFM
In de sector Leven zijn de marktomstandigheden al enkele jaren lastig te noemen. In het bijzonder de maatregelen van de laatste jaren om de fiscale aftrekbaarheid van levensverzekeringen en hypothecaire producten te beperken, heeft duidelijk zijn sporen nagelaten. Voorts maakt de lage rentestand het voor consumenten minder aantrekkelijk om langlopende producten, zoals een levensverzekering met een gegarandeerd rendement, af te nemen. De moeilijke marktomstandigheden zijn vooralsnog niet merkbaar in het technisch resultaat, omdat hierin hoofdzakelijk de resultaten tot uitdrukking komen van de productie uit eerdere jaren. De schademarkt stond de afgelopen jaren in het teken van premieverhogingen, verbeterde preventie en een aanscherping van het acceptatiebeleid. Voorts was er in 2003 en 2004 nauwelijks sprake van grote rampen en stormschade. In 2004 is aan de stijging van de premies een einde gekomen, dankzij lagere schadefrequenties, aanscherping van het acceptatiebeleid en de hevige concurrentie. Daarentegen is het resultaat op herverzekering afgenomen. De markt voor zorgverzekeringen is in afwachting van de komende privatisering van de sociale zekerheid. In 2005 zal de nieuwe WAO worden vormgegeven en zal duidelijk worden welk deel van de markt bereikbaar is voor marktbewerking aan verzekeraars. In 2004 is de WAZ afgeschaft en de loondoorbetaling in het kader van de WULBZ verlengd van één naar twee jaar. Voorts zette de daling van de instroom in de WAO en het ziekteverzuim door.
Nalevingslasten verzekeraars naderen de één miljard euro Het CVS heeft met het MeetInstrument Nalevingslasten VERzekeraars (MINVER) de nalevingslasten van diverse wettelijke maatregelen in kaart gebracht. Het blijkt dat de totale nalevingslasten (alle lasten die moeten worden gemaakt ten gevolge van nieuwe wet- en regelgeving) minimaal driemaal zo hoog zijn als de administratieve lasten, zijnde de informatieverplichtingen richting wet- of regelgever. Het ministerie van Financiën heeft de jaarlijkse administratieve lasten van de gehele financiële sector in 2002 op ongeveer één miljard euro geschat. Hieruit volgt dat de nalevingslasten van de gehele financiële sector minstens drie miljard euro per jaar bedragen. Op basis van de gemiddelde administratieve lasten per bedrijf en een dwarsdoorsnede van de financiële sector naar omvang en soort heeft het CVS afgeleid dat de administratieve lasten van verzekeraars in 2002 ongeveer 265 miljoen euro bedragen. De totale nalevingslasten van verzekeraars bedragen dus bijna 800 miljoen euro in 2002. Extrapolatie van deze bedragen met de nalevingslasten van de gemeten wetgeving in 2003 en 2004 levert een schatting van de nalevingslasten eind 2004 van 900 miljoen euro per jaar op.
14
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
2.3.2 Toekomstverwachting Volgens de recente studie ‘Future of Financial Services’ van Mercer Oliver Wyman zal het premievolume in de verzekeringsindustrie wereldwijd in de komende vijftien jaar verdrievoudigen. Voornamelijk levensverzekeringen, in het bijzonder pensioenproducten, en zorgverzekeringen zullen sterk groeien met naar verwachting gemiddeld 5% per jaar. Overige verzekeringsproducten zullen jaarlijks met gemiddeld 2,5% toenemen. De verwachte toekomstige vraag naar levens- en zorgverzekeringen hangt samen met de globalisering en de verwachte waardecreatie. De in absolute zin grootste toename komt uit Europa en Noord-Amerika, terwijl de grootste procentuele groei wordt verwacht in Brazilië, Rusland, India en China, de zogenaamde BRIC-landen. Verder komt uit het onderzoek naar voren dat, terwijl de verzekeringsbranche sterk zal groeien, het aantal aanbieders in Europa en Noord-Amerika zal afnemen. Een relatief klein aantal zeer grote spelers zullen goed zijn voor het grootste deel van het premievolume. Technische ontwikkelingen maken het voorts mogelijk om sneller met nieuwe producten te komen, die beter zijn toegesneden op de persoonlijke omstandigheden van de klanten en die zo nodig ook snel aan te passen zijn aan veranderende wensen en omstandigheden. Factoren die mogelijk een belemmering kunnen zijn voor de groei van de verzekeringsbranche zijn overregulering door toezichthouders en de diverse vormen van zelfverzekering door bedrijven en particulieren zoals captives, pools en grotere eigen risico’s. In Nederland zijn pensioenen en zorgverzekeringen zeker in potentie sterke groeimarkten. De toenemende concentratie in de Nederlandse verzekeringsbranche, privatisering van delen van de sociale zekerheid en het gebruik van moderne technologie bij productontwikkelingen kunnen hieraan een positieve bijdrage leveren, terwijl de forse bemoeienis van de toezichthouders en de fiscale beperkingen op levenproducten juist remmend werkt. De veelbesproken globalisering en de realisatie van de interne markt op het gebied van verzekeringsproducten lijkt in Nederland (en in de rest van Europa) niet van de grond te komen, behalve bij aansprakelijkheids- en brandverzekeringen voor bedrijven en recentelijk ook bij collectieve levensverzekeringen.
2.3.3 IFRS Vanaf 2005 zijn alle beursgenoteerde bedrijven verplicht de resultaten te rapporteren volgens de International Financial Reporting Standards (IFRS). Met IFRS wordt beoogd om meer transparantie te scheppen tussen de verschillende ondernemingen door de verslaglegging te uniformeren. Ondernemingen die nu nog onder een keur van nationale regelgeving rapporteren, zijn vaak nauwelijks met elkaar te vergelijken, terwijl beleggers en andere belanghebbenden daar wel steeds meer behoefte aan hebben. IFRS heeft grote gevolgen voor verzekeraars, met name omdat beleggingen en derivaten zoveel mogelijk tegen actuele marktwaarde moeten worden gewaardeerd en pensioenverplichtingen op de balans verschijnen. De omvang van de gevolgen verschillen per sector en per bedrijf en zijn momenteel nog niet aan te geven. Wat wel bekend is, is dat de bedrijfswinsten volatieler en daarmee minder voorspelbaar worden, terwijl er wezenlijk niets is veranderd.
Inkomen tussenpersoon is alleen interessant voor hoogopgeleiden Uit de CVS-Consumentenmonitor 2004 blijkt dat ‘slechts’ 47% van de consumenten wil weten hoeveel provisie een tussenpersoon ontvangt van de verzekeraar. Het zijn voornamelijk de zogenaamde yuppen die exact willen weten wat een tussenpersoon aan provisie ontvangt. 49% van de consumenten geeft aan in het algemeen naar een tussenpersoon te gaan. De consumenten die zich wenden tot tussenpersonen, laten zich kenmerken door een lagere opleiding en zijn woonachtig in minder stedelijke gebieden.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
15
3 Levensverzekeringen -
Resultaat Leven is van 7 naar 8% gestegen Winststijging dankzij koersresultaten en winstnemingen op beleggingen Premievolume is met 1% gestegen, maar kwaliteit blijft op laag niveau Individuele markt stijgt weer, collectieve markt daalt Moeilijke marktomstandigheden Gestandaardiseerde nieuwe individuele levenproductie daalt verder Ruim kwart nieuwe productie is rondpompen van bestaande kapitalen
3.1
Overzicht levenmarkt
In 2004 bedroeg het bruto premievolume van de levensverzekeringssector in Nederland 25,0 miljard euro. Dit bedrag omvat zowel vervolgpremies van de bestaande portefeuille als de premies van nieuwe productie (koopsommen en periodieke premies). Rekening houdend met inflatie is er zelfs sprake van een lichte daling van het premievolume. Tabel 1. Verdeling bruto verdiende premie Leven naar individueel en collectief Jaar
Individueel
Collectief
Totaal
7,1
23,8
miljard euro 2000
16,7
2001
17,0
8,8
25,8
2002
15,8
8,2
24,0
2003
15,8
9,0
24,8
2004
16,4
8,6
25,0
De Nederlandse levensverzekeraars hebben in 2004 een beter resultaat weten te boeken dan in 2003. Het technisch resultaat na rente en na herverzekering is in 2004 uitgekomen op 8% van de bruto verdiende premie. In 2003 bedroeg het technisch resultaat na rente en na herverzekering 7%, zoals blijkt uit figuur 6. De belangrijkste oorzaken hiervan zijn koersresultaten en winstnemingen op beleggingen. Het zijn de geldverzekeringen die zorgen voor het positieve resultaat. Het resultaat op beleggingsverzekeringen is nagenoeg nihil. In 2003 was eenzelfde beeld waarneembaar. Opvallend is het verschil in resultaat tussen grote en kleinere maatschappijen. Kleinere maatschappijen blijken het relatief gezien beter te doen. Dit hangt samen met het feit dat voor een aantal kleine levensverzekeraars de premie-inkomsten veel minder relevant zijn dan de beleggingsopbrengsten. Door het gestegen resultaat vanwege de verkoopwinst op beleggingen is het eigen vermogen van levensverzekeraars met bijna 22% gestegen naar 29,4 miljard euro. Hiermee wordt de stijging van vorig jaar voortgezet. In 2003 was er voor het eerst sinds drie jaar weer een toename van het eigen vermogen waar te nemen.
16
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
Figuur 6. Resultaat technische rekening Leven 10 9 8 7
7
5
3
0
2000
2001
2002
2003
2004
resultaat tech. rekening Leven (% verdiende premie)
Onbekend maakt onbemind Bij verzekeringen denken consumenten volgens de CVS-Consumentenmonitor 2004 het eerst aan schade- of ziektekostenverzekeringen. Levensverzekeringen worden door slechts 5% van de consumenten als eerste genoemd. De consument ziet weinig of geen nut in bijvoorbeeld lijfrenten. Op een schaal van 1 tot 10 van noodzakelijkheid van een verzekeringsproduct scoren lijfrenten slechts een 4,2. Pensioenverzekeringen scoren beter met een 7,2. Ten opzichte van ziektekosten- (9,1), aansprakelijkheids- (8,4) en inboedelverzekeringen (8,0) blijven de levensverzekeringen ver achter.
3.2
Collectieve levensverzekeringen
Het bruto premievolume van de collectieve levenportefeuille is, gecorrigeerd voor inflatie, in 2004 met 5,6% gedaald. De belangrijkste verklaring hiervoor is dat een aantal grote collectieve contracten bij verzekeraars zijn weggevallen. En omdat de markt voor collectieve levensverzekeringen voornamelijk bestaat uit grote contracten, heeft dit direct grote gevolgen voor het premievolume. Een andere verklaring voor de terugloop van de collectieve verzekeringsmarkt is de versobering van de bestaande pensioenregelingen in de afgelopen jaren. Daardoor zijn de backserviceverplichtingen afgenomen. Ook is er voor het eerst sprake van een daling van de beroepsbevolking, waardoor het premievolume in de collectieve verzekeringen is teruggelopen. Voorts zijn kleine pensioenfondsen in toenemende mate samengevoegd of worden onder beheer gebracht bij een buitenlandse verzekeraar of vermogensbeheerder. Het resultaat van collectieve geld- en beleggingsverzekeringen is goed voor 39% van het totale resultaat van Leven, terwijl het premievolume van collectieve verzekeringen 35% bedraagt van het totaal premievolume van levensverzekeringen. In 2003 waren collectieve geldverzekeringen slechts goed voor een kwart van het technisch resultaat. De bijdrage van collectieve geldverzekeringen aan het resultaat Leven is in 2004 gestegen in vergelijking met 2003.
Verzekeraars vormen stille kracht in pensioenland In 2003 is er bij verzekeraars voor 5,3 miljard euro aan premievolume in de tweede pijler (werknemerspensioenen) binnengekomen. Het gaat hierbij alleen om de rechtstreeks verzekerde werkgevers, dus exclusief de herverzekerde pensioenfondsen. In de tweede pijler gaat bij verzekeraars en pensioenfondsen in totaal ongeveer 20 miljard euro om. Het aandeel van verzekeraars bedraagt ongeveer 25% in de tweede pijler. In 2003 zijn er ongeveer 90.000 werkgevers rechtstreeks bij verzekeraars verzekerd. Deze werkgevers hebben samen ruim 170.000 pensioenregelingen ondergebracht, waarvan 71% bestaat uit individuele C-polissen en 29% uit collectieve B-polissen. Het totale uitkeringsvolume in de tweede pijler bij verzekeraars bedroeg over 2003 ruim 3 miljard euro.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
17
Figuur 7. Premievolume individueel en collectief leven (in miljarden euro’s) en de voor inflatie gecorrigeerde groei (in procenten) 10
20 9
8,8 8,2
8
20
8,6
15
7,1
10
6
20 16,7
17 15,8
16
15,8
16 ,4
10
12
5
5 8
4 0 2 0
2000
2001
2002
2003
4
-10
0
2004
groei (inflatiegecorrigeerd)
3.3
0
-5
premievolume collectief
-5 -10
2000
2001
2002
groei (inflatiegecorrigeerd)
Individuele levensverzekeringen
3.3.1 Nieuwe productie Vanaf het begin van de jaren negentig is de productie van nieuwe individuele levensverzekeringen sterk gegroeid. Het hoogtepunt werd in 2000 bereikt toen levensverzekeraars voor 7,1 miljard euro aan nieuwe individuele levensverzekeringen wisten om te zetten. Daarna volgde een aantal jaren van sterke neergang van de nieuwe individuele levenproductie, zeker gezien de forse stijging van de inflatie in dezelfde periode. Deze daling van de nieuwe individuele productie hing samen met de komst van de Wet inkomstenbelasting 2001 (o.a. afschaffen basisaftrek lijfrente en de reductie van het maximale jaarlijkse bedrag aan spaarloon tot 613 euro), teleurstellende beurs- en economische ontwikkelingen en de daling van de rentestand. In 2004 is sprake geweest van een groei van 5% van het nieuwe individuele premievolume ten opzichte van 2003. Deze toename komt geheel voor rekening van koopsommen. Terwijl in 1997 het aandeel van de koopsommen in de totale nieuwe individuele levenproductie nog 65% bedroeg, is dit inmiddels in 2004 opgelopen tot 75%. De toename van de koopsomproductie in deze periode wordt veroorzaakt door de zeer sterke groei van de direct ingaande lijfrenten (DIL) in de nieuwe levenproductie. Terwijl de nieuwe individuele levenproductie tussen 1997 en 2004 met 40% toenam, steeg de productie van DIL in dezelfde periode met maar liefst 133%. Deze sterke toename heeft grotendeels te maken met de expiratie van levensverzekeringen die voor de Brede Herwaardering van 1992 zijn afgesloten. Toen zijn premiebetalende polissen afgesloten met een looptijd van dikwijls 12 jaar, die nu expireren en worden omgezet in direct ingaande lijfrenten. Terwijl de nieuwe individuele productie licht is gestegen, is de kwaliteit van de nieuwe levenproductie in de afgelopen jaren juist sterk teruggelopen. Dit kan worden geïllustreerd aan de hand van de gestandaardiseerde nieuwe productie, gedefinieerd als de periodieke premie op jaarbasis plus 10% van de koopsomproductie. Uit figuur 8 blijkt dat in 2004 wederom een lichte teruggang van het volume in termen van APE is waar te nemen.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
2003
premievolume Individueel
Het bruto premievolume van individuele levensverzekeringen is, gecorrigeerd voor inflatie, met 2,6% gestegen. De stijging komt overeen met de stijging van de nieuwe individuele koopsommen. Het resultaat van individuele geld- en beleggingsverzekeringen is goed voor ongeveer 61% van het resultaat, terwijl het premievolume van individuele levensverzekeringen 65% bedraagt van het totaal premievolume van levensverzekeringen.
18
15
2004
Figuur 8. Nieuwe productie individuele levensverzekeringen naar wijze van premiebetaling en weergeven als gestandaardiseerde nieuwe productie (APE) (in miljarden euro’s) 3
6 5,3
5,2
5,1
4,8
4,8
2
4
2,0
2
1,7
1,6
1,6
1,5
2003
2004
1
0
0 2000
2001
2002
periodieke premies
2000
koopsommen
2001
2002
2003
2004
Annualised Premium Equivalent (APE)
Verder blijkt ook dat het aantal nieuwe individuele polissen gestaag terugloopt. In de afgelopen vier jaar is het aantal nieuwe individuele levensverzekeringen met bijna een half miljoen polissen teruggelopen tot 1,1 miljoen polissen in 2004. Dit is het niveau van begin jaren negentig. De gemiddelde premie per polis is inmiddels gestegen van ongeveer 4.500 euro in 2000 naar bijna 6.200 euro in 2004.
3.3.2 Beleggingsverzekeringen In 2004 bedraagt het aandeel beleggingsverzekeringen in de nieuwe individuele productie 24%. Dit is een lichte daling in vergelijking met 2003. Het lijkt erop dat de sterke teruggang van het aantal beleggingsverzekeringen in de nieuwe productie nagenoeg tot stilstand is gekomen. Beleggingsverzekeringen werden in de tweede helft van de jaren ’90 onder invloed van de beurshausse erg populair en bereikten het hoogtepunt in 1999 toen het aandeel beleggingsverzekeringen in de nieuwe productie 48% bedroeg. Figuur 9. Aandeel beleggingsverzekeringen in de nieuwe individuele productie 50 40 30 20 10 0 1995
1998
2001
2004
aandeel beleggingsverzekeringen
Uit figuur 9 blijkt duidelijk de daling sinds 1999. Vooral het aandeel beleggingsverzekeringen bij koopsommen is sterk teruggelopen. Het aandeel beleggingsverzekeringen bij koopsommen bedraagt 11% van de nieuwe productie en bij verzekeringen met een periodieke premiebetaling 67%. Het aandeel beleggingsverzekeringen in het totale individuele premievolume bedraagt ongeveer 34%. Nederland behoort hiermee tot de Europese middenmoot.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
19
Lijfrenten: oude wijn in nieuwe zakken Sinds 2000 is het aandeel van direct ingaande lijfrenten (DIL) in de nieuwe individuele levenproductie sterk toegenomen, zowel in absoluut volume als in percentage van de totale nieuwe levenproductie. Zo bestond in 2004 van de 6,8 miljard euro aan nieuwe individuele levensverzekeringen 3,0 miljard euro of 44% direct ingaande lijfrenten. Het aandeel DIL in de totale nieuwe individuele levenproductie bedroeg in 2000 nog 31%. De productie van DIL die afkomstig is uit expirerende lijfrentekapitalen (uitgestelde lijfrenten) is voor de branche in wezen geen echte nieuwe productie, maar louter een verschuiving van kapitalen of het rondpompen van geld. DIL-productie die voortkomt uit gouden handdrukken, erfenissen en stakingswinst van zelfstandigen is wel werkelijk nieuwe productie. Om beter zicht te krijgen op de nieuwe levenproductie dient het totaal te worden gecorrigeerd voor de productie van DIL, die afkomstig is uit de expiratie van uitgestelde lijfrenten. Uit een in het voorjaar van 2005 door het Centrum voor Verzekeringsstatistiek gehouden enquête onder levensverzekeraars blijkt dat in 2004 naar schatting 1,9 miljard euro, het rondpompen van geld betrof. De werkelijke productie blijkt niet 6,8 miljard euro te bedragen, maar slechts 4,9 miljard euro. Uit figuur 10 blijkt dat de omvang van het rondpompeffect zich al een aantal jaren stabiel ontwikkelt. Mogelijkerwijs neemt het aandeel van het rondpompeffect de komende jaren toe, aangezien er met ingang van 2005 forse beperkingen zijn gesteld aan de omvang van gouden handdrukken. Figuur 10. Omvang rondpompeffect (in miljarden euro’s) 6
4
2
0 2000
2001
2002
werkelijke productie
20
2003
2004
rondpompen
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
4 Schadeverzekeringen -
Resultaat Schade is sterk gestegen Premievolume Schade is met 4% gestegen Betere risico-identificatie en daling aantal grote schaden leidt tot lagere schadelast Herverzekeringsresultaat is gedaald Daling aantal verkeersgewonden met 10% Aantal grote branden met 35% afgenomen Stijging reserveringen voor aansprakelijkheidsverzekeringen
4.1
Overzicht schademarkt
Het premievolume bij schadeverzekeringen (exclusief alle zorgverzekeringen) is minder hard gestegen dan in voorgaande jaren. Het positieve resultaat in het voorgaande jaar, de hevige concurrentie evenals de aanscherping van het acceptatiebeleid lijken hieraan debet. Het totale premievolume in de schadebranche is in 2004 met 4% gegroeid tot 10,8 miljard euro, maar met grote verschillen tussen de branches onderling. Zo is het premievolume in de branches Motorrijtuigen en Reis nauwelijks gegroeid, terwijl het premievolume bij Aansprakelijkheid en Rechtsbijstand procentueel fors is gestegen. Tabel 2. Premievolume en premieontwikkeling schadebranches Branche
2004
2003
miljard euro Motorrijtuigen
4,4
Brand Transport Overige*
Mutatie %
4,3
3
3,2
3,1
3
0,6
0,5
5
2,7
2,4
12
w.o. Aansprakelijkheid
1,0
0,8
17
w.o. Reis
0,4
0,4
1
0,4
0,4
13
10,8
10,3
4
w.o. Rechtsbijstand Totaal
* Tot de Overige verzekeringen behoren ook Krediet en borgtocht en Diverse geldelijke verliezen.
Het resultaat na rente en na herverzekering van de schadebranche is gestegen van 3 naar 7% van de verdiende premie in 2004. Aan de ene kant heeft dit te maken met de verbeterde risico-identificatie en een aanscherping van het acceptatiebeleid door verzekeraars, in verzekeringskringen ook wel ‘back to basics’ genoemd, tegelijkertijd was 2004 een ‘goed’ schadejaar. Dat wil zeggen: er was minder vaak sprake van grote (brand)schaden, er was minder diefstal en het aantal verkeersslachtoffers daalde sterk. Gezien de historie lijkt het waarschijnlijk dat de opgaande lijn van het resultaat op dit moment de top van ‘de varkenscyclus’ heeft bereikt. De netto combined ratio5 van de schadeverzekeraars kwam met 96 voor het eerst sinds vijf jaar onder de 100. Dit wil zeggen dat de premie-inkomsten volstaan om de uitgaven te dekken, zonder dat daarbij sprake is van compenserende beleggingsopbrengsten. Vorig jaar bedroeg de netto combined ratio nog 102 (zie figuur 11).
5
De netto combined ratio is de verhouding tussen de geleden geschade, kosten en provisie tot de verdiende premie, exclusief herverzekering.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
21
Figuur 11. Resultaat na rente (% verdiende premie) en netto combined ratio Schade 15
13
110 107
10
106 7
6
5
105
105
4
102
2
3
1
0
0
100
0
-1
96
-5
95 2000
2001
2002
2003
na herverzekering
voor herverzekering
4.2
2004
2000
2001
2002
2003
netto combined ratio
Herverzekering
Verzekeraars brengen een deel van het risico dat zij dragen onder bij een herverzekeraar. Hierdoor kunnen ze het eigen risico verminderen of een hoger bedrag verzekeren dan zij op basis van hun eigen vermogen kunnen riskeren. Een verzekeraar kan zowel zijn hele portefeuille herverzekeren als alleen bepaalde gespecificeerde risico’s. In de afgelopen jaren is het resultaat op herverzekering flink verslechterd, zoals te zien is in figuur 12. De stijging van de herverzekeringspremies per eenheid vanaf 2002 heeft te maken met de terroristische aanslagen vanaf 2001, enkele grotere natuurrampen (stormen in Frankrijk, overstromingen in Midden-Europa), toenemende waardeconcentraties, ontoereikende technische premies en de slechte beleggingsresultaten van herverzekeraars zelf. Als reactie hierop is het eigen behoud van verzekeraars verhoogd. Door de verhoging van het eigen behoud door verzekeraars in de afgelopen jaren en de daling van het aantal grote schaden is de schadelast – vergoed door herverzekeraars – in 2004 gedaald, terwijl de premies voor herverzekering zijn toegenomen. Het resultaat op herverzekering over oude jaren is bijgesteld. De oorzaken hiervan zijn bijstellingen van opgaven over oude jaren en het verrekenen van het herverzekeringsresultaat over oude jaren. Figuur 12. Resultaat op herverzekering Schade in Nederland 6 5
5
4 3
2 1
0 -1
-2 2000
2001
2002
2003
2004
herverzekeringsresultaat (% verdiende premie)
Niet iedere soort verzekering blijkt in dezelfde mate te worden herverzekerd. Wereldwijd 6 bezien wordt bijna 14% van de schadepremies herverzekerd. Door Nederlandse schadeverzekeraars (inclusief ziektekosten en inkomensverzekeringen) wordt ongeveer 10% van het premievolume herverzekerd. Mogelijke verklaringen voor dit verschil zijn afwijkingen in risico’s in Nederland ten opzichte van de rest van de wereld en een eventueel hoger eigen behoud. 6
Bron: Global reinsurance market report 2003, december 2004, International Association of Insurance Supervisors.
22
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
2004
De totale mondiale herverzekeringsmarkt wordt op ongeveer 176 miljard dollar bruto geboekte premie geschat. De tien grootste herverzekeraars hebben ongeveer 50% van de herverzekeringsmarkt in Schade in handen. Van de door verzekeraars betaalde herverzekeringspremie komt 57% uit Noord-Amerika, 34% uit Europa, 6% uit Azië en Australië, 2% uit Latijns Amerika en 1% uit Afrika en het Nabije en Midden-Oosten. De meeste herverzekeringspremie gaat echter naar Europese herverzekeraars. Dit blijkt uit figuur 13 waar de door verzekeraars betaalde herverzekeringspremie per regio vergeleken is met de door herverzekeraars ontvangen herverzekeringspremie per regio. Het saldo is uiteraard op totaalniveau aan elkaar gelijk. Netto bezien is er sprake van een verschuiving van het risico van de rest van de wereld naar Europa. Figuur 13. Verschil tussen door herverzekeraars ontvangen en door verzekeraars betaalde herverzekeringspremie per regio in miljarden dollars (bron: IAIS) 30
Europa
20
10
0 Afrika, Latijns nabije Amerika MiddenAzië en Australië oosten
-10
NoordAmerika
-20
4.3
Motorrijtuigen
Het premievolume van de branche Motorrijtuigen is in 2004 met minder dan 3% gestegen ten opzichte van 2003. De stijging van het premievolume is hiermee volledig toe te schrijven aan de lichte stijging van de inflatie van 1,2% en de volgens het CBS geringe groei van het wagenpark in 2004. De premie per object is, gecorrigeerd voor inflatie, nagenoeg stabiel gebleven in vergelijking met 2003. Figuur 14. Resultaat na rente (% verdiende premie) en netto combined ratio Motor 10
110 108
108
7
6
5
107
105
104
3 2
0
0
0
-1
-1
2000
2001
0
100
0
99
-5
95 2002
voor herverzekering
2003
2004
na herverzekering
2000
2001
2002
2003
2004
netto combined ratio
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
23
Stevig tempo in afhandeling verkeersletselschaden De Tweede Kamer heeft in het voorjaar van 2005 een motie ingediend bij de minister van Justitie om inzicht te verkrijgen in het tempo waarin langlopende verkeersletselschaden worden afgewikkeld. Het CVS heeft hiertoe een enquête gehouden onder motorrijtuigenverzekeraars naar het aantal zaken van vóór 2000 dat nog niet is afgewikkeld met het slachtoffer. Uit dit onderzoek blijkt dat verreweg de meeste langlopende verkeersletselschaden inmiddels zijn afgewikkeld, zoals blijkt uit onderstaande figuur. Zo bedraagt na zes jaar het percentage afgewikkelde zaken 97%. Deze cijfers geven een indruk van de huidige situatie, die illustreert dat verbetering op dit terrein nog mogelijk is. De voortgang op dit gebied zal actief worden gevolgd. Verzekeraars krijgen jaarlijks gemiddeld ongeveer 50.000 meldingen van verkeersletselschaden binnen. In het onderzoek heeft het CVS daarom alle openstaande zaken uit 1998 nader onderzocht. Daaruit blijkt dat veel voorkomende redenen waarom de zaak niet direct kan worden afgehandeld, onder meer zijn: het nog niet vaststelbaar zijn van (een deel of een component van) de hoogte van de schade, omdat deze nog in ontwikkeling is, het nog niet bereiken van de medische eindtoestand (bijvoorbeeld omdat nog niet duidelijk is tot welke beperkingen het letsel uiteindelijk zal leiden) en het wachten op een uitspraak van de rechter. Figuur 15. Percentage openstaande verkeersletselschaden uitgezet tegen de looptijd 100
80
60
40
20
0
0
2
4
6
8
10
12
14
16
percentage openstaande zaken
Het resultaat van de branche Motorrijtuigen is in 2004 zowel bij casco als bij WA verbeterd ten opzichte van 2003. Ondanks hogere bedrijfskosten steeg het resultaat na rente en na herverzekering van 2 naar 6%, dankzij een sterke daling van de schadelast. Allereerst lijken activiteiten die op het verkeersgedrag van invloed zijn zoals het aanleggen van rotondes, het toelaten van brommers op de weg en intensieve traject- en alcoholcontroles een positieve rol te spelen. Voorts is in de afgelopen jaren het aantal en de lengte van de files sterk toegenomen. De gemiddelde autosnelheid wordt daarmee lager, en dat heeft invloed op het aantal ongevallen. Volgens cijfers van het CBS en de Adviesdienst Verkeer en Vervoer (AVV) is het aantal dodelijke ongevallen met 19% afgenomen, van 1.088 in 2003 naar 881 in 2004. Tevens is het aantal gewonden dat in het ziekenhuis werd opgenomen, veroorzaakt door verkeersongevallen, met 10% gedaald naar 9.486. De schadefrequentie bij Motor totaal is licht gedaald van 20,5 naar 19,9 claims per 100 verzekeringen in 2004. Bij cascoverzekeringen ligt de frequentie een stuk hoger dan bij WA, maar de schade per claim bij WA is weer veel groter. In 2004 is de diefstal van motorvoertuigen wederom teruggelopen, maar ten opzichte van 2003 is deze terugloop gehalveerd. Waar in 2003 nog sprake was van een daling van 17%, was dit in 2004 nog altijd 10%. Wel was de daling van het aantal diefstallen van caravans met maar liefst 40% spectaculair. De verplichte kentekening van caravans lijkt hierbij een grote rol te hebben gespeeld.
24
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
Bij Personenauto’s WA en casco is de schadelast afgenomen, waardoor het resultaat in 2004 is gestegen ten opzichte van 2003. In het bijzonder zijn de daling van het aantal verkeersongevallen en een kleiner aantal verkeersslachtoffers de belangrijkste redenen voor de stijging van het resultaat. Ook al is het totale resultaat van Vrachtauto’s licht gestegen, het blijft nog altijd negatief. Bij Vrachtauto’s WA is het resultaat na rente in procenten van de verdiende premie in 2004 wederom zwaar negatief. Bij Vrachtauto’s casco is sprake van een daling van het resultaat. Dit komt door de forse stijging van de reserveringen en een gering hoger kostenpercentage. De schadefrequentie bij personenauto’s daalt van 24,1 naar 23,2 claims per 100 verzekeringen, terwijl bij vrachtauto’s de schadefrequentie vrijwel stabiel blijft op ruim 40 claims per 100 verzekeringen. Het resultaat na rente en voor herverzekering van Personenauto’s en Vrachtauto’s, casco en WA, staat weergegeven in figuur 16. Figuur 16. Resultaat na rente en vóór herverzekering Personenauto’s en Vrachtauto’s, casco en WA 15
30 11
10
8 7
24
19
15 15
10
15 12
5
5
7
0
2 3 1
0
-15 -17
-1
-17 -21
-5
-25
-30 2000
2001
pers. auto’s casco
2002
2003
2004
pers. auto’s WA
2000
2001
2002
vrachtauto’s casco
-24
2003
2004
vrachtauto’s WA
Consument: liever fraudebestrijding dan privacy Een bijzondere vorm van diefstal betreft fraude. Uit de CVS-Consumentenmonitor 2004 blijkt dat wanneer aan de consument wordt gevraagd of men ooit wel eens heeft gefraudeerd met verzekeringen, één op de acht consumenten dit bevestigt. De consument denkt zelfs dat vier op de tien Nederlanders wel eens heeft gefraudeerd. Om fraude te bestrijden hebben verzekeraars extra, veelal privacygevoelige, informatie nodig. 63% van de consumenten heeft er geen moeite mee om in het kader van fraudebestrijding extra privacygevoelige informatie ter beschikking te stellen.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
25
4.4
Brand
Het premievolume bij brandverzekeringen is in 2004 met 3% toegenomen. De groei van het premievolume bij bedrijven is nagenoeg stilgevallen, terwijl de groei van het premievolume in het particuliere segment vooral een indexstijging is. De afgelopen twee jaren lag het groeipercentage bij de brandverzekeringen nog rond de 10%, dat vooral samenhing met de groei van het premievolume bij bedrijven. Figuur 17. Resultaat na rente (% verdiende premie) en netto combined ratio Brand 30
110
26
105
105
20 100
100
11
10
96
12
8 6 3
90
5
0
87 -1
-10
-1
-6
80 2000
2001
2002
2003
voor herverzekering
2004
na herverzekering
2000
2001
2002
2003
netto combined ratio
Het resultaat na rente en na herverzekering is gestegen van 5 naar 12% van de verdiende premie in 2004. Voornamelijk een lagere schadelast door minder grote stormen en een daling van het aantal en de lagere schadelast door grote branden zijn hiervan de oorzaak. Na een opeenvolging van afwisselend goede en slechte jaren is 2004 in navolging van 2003 wederom een goed jaar geworden. Opvallend is dat bij brandverzekeringen het resultaat op herverzekering fors is verslechterd, van 6 naar 14% van de verdiende premie in 2004. Dit heeft te maken met een sterke terugloop van de uitkeringen door herverzekeraars vanwege de fors lagere schadelast bij Brand bedrijven en de verhoging van het eigen behoud door verzekeraars in voorgaande jaren. Figuur 18. Resultaat na rente en vóór herverzekering Brand bedrijven en particulieren (% verdiende premie) 30
30 18
20 10
15
13
22
9 7
0
6
-8
-10 -20 -30
-30
2000
2001
Brand bedrijven
2002
2003
2004
Brand particulieren
Het resultaat van de particuliere brandverzekeringen (opstal- en inboedelverzekeringen) is verbeterd dankzij 10% minder (gemelde) woninginbraken en het uitblijven van grote stormen. De enige grote storm die zich in 2004 heeft voorgedaan, vond plaats in januari en kostte circa 50 miljoen euro. Het resultaat van de bedrijventekening is het afgelopen jaar fors verbeterd. Men name de daling van de schadelast door grote branden (branden met een schade van meer dan 1 miljoen euro) met 179 miljoen euro tot 458 miljoen euro in 2004
26
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
2004
droeg hieraan bij. Het aantal grote branden liep terug van 129 in 2003 naar 84 in 2004. Het afbranden van een kartonfabriek in Eerbeek (70 miljoen euro) en brand in een kaasfabriek in Lutjewinkel (60 miljoen euro) waren de grootste schadeposten. Verder blijkt uit onderzoek van TNS NIPO dat de criminaliteit tegen bedrijven, zoals afpersing, inbraak, vernieling en geweld is gedaald. Figuur 19. Schadelast grote branden gecorrigeerd voor inflatie (1987=100) 200
150
100
50
0 ‘87 ‘89
‘91 ‘93
‘95 ‘97
‘99
‘01
‘03
schadebedrag gecorrigeerd voor inflatie
4.5
Transport
Tot de branche Transport horen verzekeringen voor aanbouw, binnenvaartcasco, landmateriaal, vervoerde goederen, vervoerdersaansprakelijkheid, pleziervaartuigen en zeecasco. Het premievolume bij transportverzekeringen is in 2004 gegroeid met 5% tegen 4% in 2003. Het totale premievolume bedraagt naar schatting 560 miljoen euro. In de afgelopen decennia is het aandeel van transportverzekeringen in de totale schadebranche licht afgenomen. Figuur 20. Resultaat na rente (% verdiende premie) en netto combined ratio Transport 20
110
18
106
15 11
10
101
9 7
100 100
4
5 4
4
100
4
0
0 -1 92
90
-5 2000
2001
2002
voor herverzekering
2003
2004
na herverzekering
2000
2001
2002
2003
2004
netto combined ratio
Het resultaat na rente en na herverzekering van de branche Transport laat een stijging zien van 4 naar 11% van de bruto verdiende premie in 2004. De belangrijkste oorzaak is een daling van de betaalde schade. Anders dan het jaar ervoor, zijn er in 2004 geen branden van bootloodsen van betekenis geweest. Ook bij transportverzekeringen is het herverzekeringsresultaat verslechterd, namelijk met 2 procentpunten ten opzichte van 2003. Ook dit hangt samen met een sterke terugloop van de uitkeringen door herverzekeraars, terwijl de premiebetalingen voor herverzekering nagenoeg gelijk zijn gebleven.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
27
4.6
Aansprakelijkheid
Het premievolume bij aansprakelijkheidsverzekeringen is het afgelopen jaar met 17% gegroeid. De groei van het premievolume van particuliere aansprakelijkheidsverzekeringen kwam uit op ruim 6%, terwijl de groei van het premievolume in de bedrijventekening met 22% is toegenomen. Het premievolume in de bedrijventekening is sterk gegroeid dankzij het onderbrengen van een aantal AVB-contracten op de Nederlandse markt, die voorheen elders waren verzekerd. De premiestijging van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekeringen bedroeg ongeveer 6%. Tot deze branche behoren verder aansprakelijkheidsverzekeringen voor garagehouders en landbouwers. Figuur 21. Resultaat na rente en vóór herverzekering Aansprakelijkheid bedrijven en particulieren (% verdiende premie) 15 13
10
5
5 3
3
4 2
0
2 0
-2
-5
-5
2000
2001
2002
2003
2004
Aansprakelijkheid bedrijven Aansprakelijkheid particulieren
Het resultaat van de branche Aansprakelijkheid is afgelopen jaar gedaald van 4 naar -3% in 2004. De daling van het resultaat is zowel bij particuliere als bij bedrijfsaansprakelijkheid te zien, zoals blijkt uit figuur 21. De voorzieningen voor AVP-verzekeringen zijn het afgelopen jaar fors verhoogd, in tegenstelling tot de voorgaande jaren. Figuur 22 laat de toevoeging aan de schadevoorziening zien uitgedrukt in procenten van de verdiende premie. Voor AVB-verzekeringen zijn in de afgelopen jaren de voorzieningen voor long-tailschaden (vooral beroepsziekten zoals mesothelioom ten gevolge van asbest en RSI) al diverse keren fors verhoogd. Ook in 2004 is de mutatie schadevoorziening verder gestegen, wat geheel voor rekening komt van het vergroten van de Nederlandse AVB-markt. Voor AVB-verzekeringen is er vanwege de forse toevoeging aan de voorzieningen sprake van een daling van het resultaat met bijna 4 procentpunt. Dit lijkt overeen te stemmen met wat naar voren is gekomen in het jaarlijkse aansprakelijkheidslimieten onderzoek van Marsh. Hieruit blijkt dat claims op werkgeversaansprakelijkheid in Nederland de laatste tijd aanzienlijk vaker voorkomen. Volgens dit onderzoek wordt Nederland een land waar steeds eerder wordt geprocedeerd. Dat komt voornamelijk door de inkrimping van de sociale zekerheid. En ook zegt Marsh dat het aantal claims op het gebied van asbest en RSI zijn toegenomen. Het CVS ziet daarentegen een stabilisering van het aantal asbestgerelateerde claims bij verzekeraars, en zelfs een gestage daling van het aantal RSI-claims. Ook het aantal meldingen van beroepsziekten bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten is in de afgelopen jaren afgenomen. Voorts blijkt uit de statistieken van het CVS dat het aantal claims op het gebied van bedrijfsaansprakelijkheid door de jaren heen daalt, terwijl de schadelast per claim stijgt. Waarschijnlijk zijn de voorzieningen bij AVB gestegen door reserveringen voor IBNR en lopende claims.
28
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
Figuur 22. Mutatie schadevoorziening AVB en AVP in procenten van de verdiende premie 50
45
40
50 40
32
30
30 24
20
18
20
17
13
10
10
0
0
2000
2001
2002
2003
mutatie schadevoorziening AVB
4.7
2004
5
5
5
4
2000
2001
2002
2003
2004
mutatie schadevoorziening AVP
Rechtsbijstand
De groei van het premievolume in de branche Rechtsbijstand is 13% in 2004. Deze stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door een hogere premie per polis. Het groeipercentage in 2004 is in lijn met de vorige jaren. Het premievolume kwam in 2004 uit op ruim 400 miljoen euro. Rechtsbijstand blijft naar verwachting de komende jaren een potentiële groeimarkt. Het resultaat na rente is gestegen van 4% in 2003 naar 5% in 2004. De bedrijfs-, verkeers- en overige rechtsbijstandsvormen schrijven zwarte cijfers, terwijl het resultaat bij gezinsrechtsbijstand ondanks een lichte verbetering in de rode cijfers blijft met -11% in 2004. De claimfrequentie ligt rond het niveau van de afgelopen jaren. Verder is er sprake van minder meldingen van persoons- en ongevallenschade en is het aantal meldingen van arbeidsrechtelijke geschillen niet gestegen.
4.8
Reis
In de branche Reis is het premievolume gestegen met 1% ten opzichte van 2003. Het premievolume kwam daarmee in 2004 uit op ongeveer 400 miljoen euro. De vakantiemarkt is een verzadigde markt geworden met een hoge verzekeringsdichtheid, die slechts beperkt groeit. Wel is er in deze markt een verschuiving gaande van aflopende naar doorlopende reis- en annuleringsverzekeringen. Het resultaat na rente van de totale reisbranche is in 2004 uitgekomen op 11% van de bruto verdiende premie, een stijging met een procentpunt in vergelijking met 2003. Een daling van de bedrijfskosten is hiervoor de belangrijkste reden. De zeebeving in Zuidoost-Azië eind december had geen impact op het resultaat van reisverzekeraars.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
29
5 Zorgverzekeringen -
Resultaat Zorg is naar 10% gestegen Winststijging dankzij verslechterde conjunctuur, reïntegratieactiviteiten verzekeraars en wettelijke maatregelen Resultaat Ziektekosten boven nul Premievolume Zorg is met 16% gestegen Ziekteverzuim lager en WAO-instroom drastisch verminderd
5.1
Overzicht zorgmarkt
De premieomzet van de zorgverzekeringen kwam in 2004 uit op 11,6 miljard euro, een stijging van 16% ten opzichte van 2003. Hiermee is de sector Zorg voor het eerst groter dan de sector Schade. Het resultaat na rente en na herverzekering bij Zorg is verder gestegen en komt in 2004 uit op 10% van de verdiende premie, zoals valt te zien in figuur 23. Dit is 3 procentpunten hoger dan in 2003. Figuur 23. Resultaat na rente (% verdiende premie) en netto combined ratio Zorg 15
110 12
10
8
103
10
7 6 6
5 2
7
100
4
99
0
95
96 0
91
-5
90
2000
2001
2002
voor herverzekering
2003
2004
na herverzekering
2000
2001
2002
2003
netto combined ratio
Het resultaat van Zorg is vooral gestegen dankzij de verdere daling van het ziekteverzuim en de fors lagere WAO-instroom in 2004. Zo wijzen schattingen uit dat het ziekteverzuim bij private bedrijven rond de 4,6% ligt, wat een lichte daling betekent ten opzichte van de 4,8% van 2003. In de periode 2000 – 2002 lag het ziekteverzuim nog bijna een procentpunt hoger op gemiddeld 5,5%. De WAO-instroom bedroeg in 2004 ruim 59.200 personen en is daarmee op het laagste niveau sinds 1973 gekomen. Deze forse dalingen zijn toe te schrijven aan meerdere factoren. Een factor is de slechte economische ontwikkeling in de afgelopen jaren. Een goede indicator hiervoor is het consumentenvertrouwen. Een laag consumentenvertrouwen blijkt gepaard te gaan met een lage WAO-instroom in het volgende jaar (zie kader op pagina 31). Ook hebben de reïntegratieactiviteiten van verzekeraars, arbodiensten en verzekeraars een bijdrage geleverd aan de afname van het aantal WAO’ers en de terugdringing van het ziekteverzuim. De sinds 1 april 2002 ingevoerde Wet verbetering poortwachter is eveneens een factor van betekenis.
30
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
2004
Tabel 3. WAO-instroom en ziekteverzuim 2000 – 2004 (bron: UWV en CBS) Jaar
Instroom WAO
Ziekteverzuim
Aantal
%
2000
100.200
5,5
2001
104.100
5,4
2002
92.400
5,4
2003
66.300
4,8
2004
59.200
4,6
7
Conjunctuur speelt bijzondere rol in de Zorg Het consumentenvertrouwen weerspiegelt het vertrouwen van de consument in de algemene economische situatie en in de eigen financiële situatie. Uit figuur 24 links blijkt het consumentenvertrouwen ook een goede indicator te zijn voor de WAO-instroom. Hoe hoger het consumentenvertrouwen, hoe hoger de WAO-instroom een jaar later en omgekeerd. De correlatie tussen het consumentenvertrouwen en de WAO-instroom over de periode 1980 tot 2004 bedroeg 0,54. Over de periode 1987 tot 2004 is de correlatie zelfs 0,76. De correlatie is statistisch gezien van betekenis, hoewel het overigens geen bewijs is van een causaal verband. Figuur 24. WAO-instroom één jaar later (linkeras) en consumentenvertrouwen (rechteras); WAO-instroom bij een stabiel consumentenvertrouwen en een vaste omvang van de beroepsbevolking (basisjaar is 1987) 30
120.000
100.000
20
100.000
10 80.000
0
60.000
80.000
-10 -20
40.000
60.000
-30 20.000
-40
0
-50 ‘80
‘84
‘88
‘92
‘96
‘00
40.000 1988
1992
1996
2000
2004
WAO-instroom 1 jaar later Consumentenvertrouwen
Als de WAO-instroom wordt gecorrigeerd voor het consumentenvertrouwen en de groei van de beroepsbevolking (dat wil zeggen: als wordt uitgegaan van een stabiel consumentenvertrouwen en een onveranderde omvang van de beroepsbevolking), blijken de fluctuaties overigens kleiner dan de feitelijke instroom (zie figuur 24 rechts). Tussen 1993 en 1995 deed zich de enige verandering van betekenis voor met de introductie van het WAO-gat. Daarna is de WAO-instroom op een structureel lager niveau blijven hangen. Het mag duidelijk zijn dat voor het voorspellen van de WAO-instroom altijd naar de conjunctuur en demografische ontwikkeling moet worden gekeken.
7
Aangezien het CBS op een andere wijze informatie over ziekteverzuim is gaan verzamelen is een trendbreuk ontstaan en zijn de cijfers over het jaar 2004 nog niet beschikbaar. De schatting voor 2004 is gebaseerd op de ontwikkelingen in het ziekteverzuim overheid en het ziekteverzuim bij particuliere bedrijven in het eerste kwartaal van 2004.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
31
5.2
Ziektekosten
Het premievolume van de particuliere ziektekostenverzekeringen is in 2004 met 19% gestegen tot 7,3 miljard euro. Dit wordt enerzijds veroorzaakt door de verhoging van de premies. Uit figuur 25 blijkt dat voor maatschappijpolissen (klasse 3), gemiddeld genomen, de premieverhogingen de laatste jaren gestaag zijn gedaald. Dit heeft vooral te maken met een kleiner pakket. Anderzijds leidde de versobering van het ziekenfondspakket tot een uitbreiding van het premievolume op de aanvullende verzekeringen. Bovendien is het aantal particulier verzekerden sterker gegroeid dan het aantal ziekenfondsverzekerden. Figuur 25. Verhoging particuliere premies maatschappijpolissen per 1 januari (bron: Vektis) 15,0 12,7 11,3 10,0
10,0 7,7
7,7
2004
2005
5,0
0,0
2001
2002
2003
premieverhogingen per 1 januari
Het resultaat van de ziektekostenbranche is voor het derde achtereenvolgende jaar gestegen zoals valt te zien in figuur 26. De belangrijkste reden is de dalende schadelast. De kosten voor het vergoeden van medicijnen nemen af, omdat in toenemende mate alleen generieke medicijnen worden vergoed. De aandacht voor kostenbeheersing is toegenomen, waardoor er is gesnoeid in de beheers- en personeelskosten en daarnaast is het ziekenfondspakket verder beperkt. Figuur 26. Resultaat na rente (% verdiende premie) en netto combined ratio Ziektekosten 10
110
5
5
105
104 103
103
101 1
0
100 -1
-1 -2
97
95
-5 2000
2001
2002
2003
2004
na herverzekering
32
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
2000
2001
2002
netto combined ratio
2003
2004
Consument is positief over eigen verzekeraar Uit de CVS-Consumentenmonitor 2004 blijkt dat 80% van de consumenten net als in 2003 een positief beeld heeft van verzekeraars. Ook al zijn de meeste mensen positief over verzekeraars, het negatieve vooroordeel over de branche is wel bekend bij consumenten. Zo blijkt iets minder dan de helft van de mensen namelijk te denken dat ‘de gemiddelde Nederlander’ een negatief beeld van verzekeraars heeft. Met andere woorden: ‘men kent het negatieve imago van de verzekeringsbranche, maar herkent het niet bij zichzelf ’. Ziektekostenverzekeringen worden het meest genoemd als verzekeringen waarbij de consument een negatief beeld heeft. Dit speelt vooral bij jongere consumenten (25-34 jaar) met jonge kinderen en een laag inkomen. Opvallend genoeg blijkt dat de consument in het algemeen wel behoorlijk tevreden is over de kwaliteit van de dienstverlening van de eigen ziektekostenverzekeraar8. Het gemiddelde rapportcijfer dat de verzekeraar krijgt is evenals de vorige keer een 7,5. Hoewel deze gegevens elkaar op het eerste gezicht enigszins lijken tegen te spreken, kan worden geconcludeerd dat consumenten tevreden zijn over de eigen ziektekostenverzekeraar, maar een negatief beeld hebben van ziektekostenverzekeringen. Ook hier lijkt te gelden dat de eigen ervaringen positief zijn en de ervaringen van anderen negatief worden ingeschat. Dit soort schijnbare tegenstrijdigheden in consumentenopinies zijn geen onbekend verschijnsel. Onderzoek van Schwarz e.a.9 wijst bijvoorbeeld uit dat Amerikanen het Amerikaanse Congres wantrouwen, maar hun eigen afgevaardigde in het Congres wel vertrouwen. Het concept ‘verzekeraars’ roept andere gevoelens op dan ‘de eigen verzekeraar’.
8 9
‘De consument aan het woord; onderzoek naar de mening van de consument over de ziektekostenverzekering en het ziektekostenstelsel’, CVS, december 2004. Schwarz, N., Bless, H., Wänke, M., & Winkielman, P. (2003). Accessibility revisited. In G. V. Bodenhausen & A. J. Lambert (eds.), Foundations of social cognition: A Festschrift in honor of Robert S. Wyer, Jr. (pp. 51-77). Mahwah, NJ: Erlbaum.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
33
Verklaring begrippen Agioreserve Reserve als onderdeel van het eigen vermogen van een verzekeraar, ontstaan doordat aandelen boven de nominale waarde zijn geplaatst.
Annualised Premium Equivalent (APE) Het volume van de nieuwe levenproductie uitgedrukt in zogenaamde premieequivalenten op jaarbasis. APE bestaat uit periodieke premies op jaarbasis plus 10% van de nieuwe koopsompremies.
Backservices De kosten van inkoop van pensioen over al verstreken dienstjaren.
Bedrijfskosten Het totaal van kosten en provisie; dit bestaat uit de componenten acquisitiekosten, wijziging overlopende acquisitiekosten, beheers- en personeelskosten, winstdeling en provisie herverzekering.
Beleggingsverzekering Een levensverzekering waarbij de premie of koopsom wordt belegd in aandelen of beleggingsfondsen. Het op te bouwen kapitaal wordt te zijner tijd omgezet in (jaarlijkse) uitkeringen.
B-polis Pensioentoezegging aan werknemer, waarbij de werkgever zelf een pensioenverzekering afsluit bij een levensverzekeraar.
Bruto combined ratio Geleden schade en bedrijfskosten in verhouding tot de verdiende premie, inclusief herverzekering.
Bruto verdiende premie Het totaal van de geboekte (ontvangen) premies inclusief het herverzekerde deel (de premies betaald aan de herverzekeraar), minus de premievoorziening ultimo (de premie die door de verzekeringnemer vooruit is betaald en waarvoor nog een verzekeringsprestatie geleverd gaat worden), plus de premievoorziening primo (vooruitbetaalde premie van het voorgaande jaar).
C-polis Pensioentoezegging aan werknemer, waarbij de werkgever zijn werknemers zelf in staat stelt een pensioenverzekering af te sluiten bij een levensverzekeraar.
Directe binnenlandse tekening De totale tekening (= omzet) van schade- en zorgverzekeraars bestaat uit directe en indirecte tekening (herverzekering aangenomen van andere verzekeraars). De directe tekening bestaat uit binnenlandse en buitenlandse tekening. De buitenlandse en indirecte tekening vormen samen ongeveer 5% van het totaal. In de enquête schadeverzekeringen van het CVS wordt enkel de directe binnenlandse tekening beschouwd.
Eigen behoud Het gedeelte van een schade dat voor rekening van de verzekeraar en niet van de herverzekeraar komt.
Eigen vermogen Het eigen kapitaal van een onderneming, waaronder het aandelenkapitaal en de reserves.
34
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
Grote branden Branden met een schade van meer dan 1 miljoen euro.
Herverzekeringsresultaat (of herverzekeringsmarge) Resultaat van de premie betaald aan de herverzekeraar, de herverzekerde schade, de provisie ontvangen van de herverzekeraar, en gemiste rente. De herverzekeringsmarge wordt uitgedrukt als percentage van de verdiende premie. Dit afgetrokken van het resultaat na rente levert het resultaat na herverzekering op.
Herwaarderingsreserve De niet-gerealiseerde winsten en verliezen op de aandelenportefeuille.
Incured but not reported (IBNR) Voorzieningen voor schaden die zich wel hebben voorgedaan, maar die nog niet gemeld zijn of bekend zijn bij de verzekeraar.
Kapitaalverzekering Levensverzekering waarbij het verzekerde bedrag ineens wordt uitgekeerd bij overlijden en/of op een vaste datum.
Koopsom Een bedrag dat een verzekerde ineens bij een verzekeraar stort om in de toekomst bijvoorbeeld een lijfrente-uitkering te ontvangen.
Leven collectief Bedrijfsonderdeel bij verzekeraars dat zich bezighoudt met verzekeringen waarbij één partij de verzekeringnemer is voor andere partijen. Bijvoorbeeld de collectieve pensioenverzekering voor werknemers, waarbij de werkgever als verzekeringnemer optreedt.
Leven individueel Bedrijfsonderdeel bij verzekeraars dat zich bezighoudt met levensverzekeringen die worden afgesloten door individuele personen.
Long-tailschade Schaden die pas optreden na een lange incubatietijd, zonder dat vooraf altijd bekend is of er ook daadwerkelijk schaden optreden. Bijvoorbeeld ten gevolge van beroepsziekten zoals mesothelioom en RSI.
Netto combined ratio Geleden schade en bedrijfskosten in verhouding tot de verdiende premie, exclusief herverzekering. De netto combined ratio is een indicator voor het verzekeringstechnische resultaat.
Onverdeelde winst Gerealiseerde winst die niet aan aandeelhouders wordt uitgekeerd.
Periodieke premie Het bedrag dat periodiek wordt gestort bij een verzekeraar om in de toekomst een uitkering bij overlijden (kapitaalverzekering) of om een (periodieke) uitkering te ontvangen bij leven.
Premievolume Premieomzet of premie-inkomen.
(Technisch) resultaat voor herverzekering (ook: resultaat na rente) De verdiende premies minus de geleden schade en bedrijfskosten, plus de renteopbrengsten van de voorzieningen.
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
35
(Technisch) resultaat na herverzekering Het resultaat na rente (resultaat voor herverzekering) minus de herverzekeringsmarge (herverzekeringsresultaat).
Tweede pijler Het werknemerspensioen of de pensioentoezeggingen die zijn vastgelegd in pensioenregelingen die zijn overeengekomen tussen werkgever en werknemers. Het werknemerspensioen kan naar keuze van de desbetreffende sociale partners zowel door verzekeraars als door pensioenfondsen worden uitgevoerd.
Opbouw resultaat Geboekte premie - Mutatie premievoorziening = Verdiende premie Betaalde schade + Mutatie schadevoorziening = Geleden schade Verdiende premie - Geleden schade - Bedrijfskosten = Technisch resultaat voor rente Technisch resultaat voor rente + Rente technische voorzieningen = Technisch resultaat na rente Technisch resultaat na rente - Kosten herverzekering = Technisch resultaat na herverzekering
36
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
Uitgave van het Verbond van Verzekeraars, Centrum voor Verzekeringsstatistiek.
Bordewijklaan 2, 2591 XR Den Haag Postbus 93450, 2509 AL Den Haag Telefoon: 070 - 3338500 Fax: 070 - 3338510 E-mail:
[email protected] Internet: www.verzekeraars.nl
Vormgeving en druk: Artmark BNO, Rijswijk
Fotografie omslag: Hollandse Hoogte
(2005.06.2.A)
Financieel jaarverslag verzekeringsbranche 2004
3