www.bpfhibin.nl
Syntrus Achmea / Postbus 9251 / 1006 AG Amsterdam telefoon 0900 - 2255783
Jaarverslag 2009
872
Jaarverslag Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Inhoudsopgave Jaarverslag Voorwoord
4
Karakteristieken van het pensioenfonds
2
Doelstelling Profiel van de organisatie Statutaire organen Adviseurs Pensioenfonds en de regeling Kerncijfers
4 4 4 8 9 10
Verslag van het bestuur
11
Bestuursbesluiten Deelnemersraad Verantwoordingsorgaan
11 16 16
Goed pensioenfondsbestuur Integere bedrijfsvoering Intern toezicht en verantwoordingsorgaan Maatschappelijk verantwoord ondernemen
18 18 18 20
Ontwikkelingen in de bedrijfstak Pensioenregeling
21 21
Risicoparagraaf Beleggingsrisico Actuariële risico’s Operationele risico’s
23 23 24 24
Pensioenontwikkelingen
25
Beleggingen Marktontwikkelingen Beleggingen in het verslagjaar Rendement van de beleggingsportefeuille Vooruitblik Maatschappelijk verantwoord ondernemen in de beleggingsomgeving Vooruitzichten Toeslag
26 26 29 29 32 32 33 33
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Jaarrekening 2009
35
36 37 38 38 55 64 65
Balans per 31 december 2009 Rekening van baten en lasten over 2009 Toelichting Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Toelichting op de balans per 31 december 2009 Kasstroomoverzicht Toelichting op de rekening van baten en lasten over het boekjaar 2009
Overige gegevens
Verklaring van de actuaris Verklaring van de accountant Gebeurtenissen na balansdatum
71 72 73
Slotwoord
73
Verklarende woordenlijst
74
JAARVERSLAG 2009
3
Voorwoord Inleiding Voor u ligt het jaarverslag 2009 van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen. Het jaarverslag is verdeeld in karakteristieken, een verslag van het bestuur, een jaarrekening en overige gegevens. In karakteristieken geven wij de samenstelling van het bestuur, de kenmerken van de regeling, belangrijke ontwikkelingen, het profiel van de organisatie en de kerncijfers weer. In het verslag van het bestuur informeren wij u over de beleidsmatige zaken die in 2009 hebben gespeeld, zowel op het gebied van pensioenen als op het gebied van beleggingen. In de jaarrekening presenteren wij het fondsvermogen en de mutaties daarin gedurende 2009 alswel een toelichting over de grondslagen voor de waardering en de mutaties in de beleggingsportefeuille. In overige gegevens geven wij de actuariële verklaring, de accountantsverklaring alswel gebeurtenissen na balansdatum met belangrijke financiële gevolgen voor het fonds weer.
Korte schets inhoud Na 2008, welk jaar gezien kan worden als het jaar waarin de pensioenfondsen de gevolgen aan den lijve ondervonden van de kredietcrisis, stond het jaar 2009 in het teken van het treffen van maatregelen om de financiële positie van het fonds weer op het gewenste niveau te krijgen. De invoering van de rentetermijnstructuur en de ontwikkelingen op de financiële markten in het laatste kwartaal van 2008 hadden voor veel fondsen tot gevolg dat er een situatie van reservetekort ontstond waarna als gevolg van de verder verslechterende aandelenkoersen in de laatste maand van het jaar een dekkingstekort moest worden vastgesteld. Ook ons fonds ontkwam niet aan de gevolgen van de kredietcrisis. Zorgvuldig en uitvoerig overleg, ook met Cao-partijen, heeft er uiteindelijk toe geleid dat een herstelplan bij DNB is ingediend waarin bepaald is dat de pensioenregeling wordt versoberd in die zin dat er een lagere pensioenopbouw is vanaf 1 januari 2010 en dat er een hogere pensioenpremie wordt geheven vanaf die datum. Vanwege de lange periode waarover de beleggingsrendementen lager dan de benchmark uitkwamen besloot het bestuur eind 2008 de vermogensbeheerovereenkomst met F&C Netherlands BV op te zeggen. 2009 heeft het bestuur gebruikt om een nieuwe vermogensbeheerder te zoeken. Na een zorgvuldig selectietraject heeft het bestuur besloten het vermogensbeheer met ingang van 1 maart 2010 uit te besteden aan Lombard Odier Darier Hentsch & Cie (Nederland) N.V. Het bestuur stelde het jaarverslag 2009 en de daarbij behorende staten voor De Nederlandsche Bank vast op 16 juni 2010. Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen 16 juni 2010,
G. Mantel, voorzitter I. van Duijn-Pennenburg, vice-voorzitter
4
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Karakteristieken van het pensioenfonds Doelstelling Het fonds heeft tot doel uitvoering te geven aan het pensioenreglement, zoals dat geldt voor de aangesloten ondernemingen. Hiertoe wordt voor de aangesloten werkgevers en deelnemers en gewezen deelnemers ruim € 300 miljoen belegd. De regeling van het fonds heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. Bij deze vorm van pensioen sluiten werkgever en werknemer een overeenkomst over een uitkering van een bepaalde hoogte die vanaf een bepaalde leeftijd ontvangen wordt. Afhankelijk van het salaris en de diensttijd wordt een bepaalde aanspraak op een uitkering opgebouwd. Zowel het langlevenrisico als het beleggingsrisico liggen bij het fonds. Verplichtstelling In de Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000 (Wet Bpf 2000) is neergelegd dat het georganiseerde bedrijfsleven (= cao-partijen) een verzoek tot verplichtstelling, wijziging of intrekking van die verplichtstelling kan doen. Met andere woorden: cao-partijen spelen een centrale rol bij de totstandkoming van de verplichtstelling, zonder hen is een verplichtstelling niet mogelijk. Gevolg van de verplichtstelling is ondermeer dat werkgevers en werknemers verplicht zijn de statuten en de reglementen van het fonds na te leven. Door verplichtstelling van de deelneming in het fonds wordt deze deelneming voor iedereen gelijkgesteld met een deelneming op grond van een pensioentoezegging.
Profiel van de organisatie Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen, statutair gevestigd te Amsterdam, is door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid verplicht gesteld op 28 juni 1958. De laatste statutenwijziging die door het bestuur is goedgekeurd was op 8 oktober 2009. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41197852. Het fonds is een bedrijfstakpensioenfonds en is aangesloten bij de koepelorganisatie Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen.
Statutaire organen Bestuur Het bestuur bestaat uit zes leden, drie van werknemerszijde en drie van werkgeverszijde. Zij worden benoemd door cao-partijen, de organisaties die het fonds hebben opgericht. Zij hebben zitting voor een tijdvak van vier jaren. Na afloop van een kalenderjaar treedt een derde van de (plaatsvervangende) leden van het bestuur af. In het vierde jaar treedt geen van de bestuursleden af. De leden zijn na afloop van de zittingsperiode terstond herbenoembaar. De functies van voorzitter en vice-voorzitter van het bestuur worden bekleed voor de periode van een jaar. Hierna wordt het lid dat als vice-voorzitter heeft opgetreden voorzitter en omgekeerd. De werkgeversorganisatie en de werknemersorganisaties leveren beurtelings de voorzitter. De werkgevers worden vertegenwoordigd door de werkgeversorganisatie Koninklijke Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederland. De werknemers worden vertegenwoordigd door de volgende werknemersorganisaties: ■ FNV Bondgenoten; ■ CNV Dienstenbond; ■ De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening. Bestuursleden mogen alleen worden benoemd als De Nederlandsche Bank (DNB) geen bezwaar heeft gemaakt. Naar het oordeel van DNB moeten de personen die het beleid van een pensioenfonds (mede) bepalen voldoende deskundig zijn met het oog op de belangen van de (gewezen) deelnemers en overige belanghebbenden. De bestuursleden worden daarom getoetst op deskundigheid. Daarbij wordt zowel gekeken naar de individuele deskundigheid als naar het collectief. Het bestuur heeft aanvullend hierop een eigen deskundigheidsplan vastgesteld waarin de eisen die aan de bestuursleden worden gesteld, zijn vastgelegd. Ook heeft het fonds een gedragscode voor haar bestuursleden. Een externe compliance officer ziet er op toe dat een ieder handelt conform de gedragscode. JAARVERSLAG 2009
5
Het bestuur bepaalt het dagelijks beleid van het fonds en draagt zorg voor de handhaving en uitvoering van de statuten en reglementen. Het uitgangspunt hierbij is dat dit gebeurt door een evenwichtige en zorgvuldige afweging van de belangen van alle belanghebbenden. Het bestuur laat zich bij het maken van beleid ondersteunen door rapportages, gemaakt door of in samenspraak met externe deskundigen. Het bestuur ziet er op toe dat de uitvoering voldoet aan de gestelde eisen van de externe toezichthouders, te weten De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. De samenstelling van het bestuur is op 16 juni 2010 als volgt: Werkgeversleden G. Mantel, voorzitter 1) F.H.A.Z. Koelman 1) R.J.C.. Braaksma 1)
Plaatsvervangers H. Aberson J.M. Breunesse J.M. Breunesse
1) 1) 1)
Werknemersleden I. van Duijn-Pennenburg, vice-voorzitter 2) J. Bleeker 3) J.A. Spruijt 4)
Plaatsvervangers J.A.M. Bergervoet M. den Heijer M. Raaijmakers
2) 3) 4)
Respectievelijk aangewezen door: 1) Koninklijke Vereniging van Handelaren in Bouwmaterialen in Nederland 2) FNV Bondgenoten 3) CNV Dienstenbond 4) De Unie vakbond voor industrie en dienstverlening Rooster van aftreden Volgens het rooster van aftreden traden aan het eind van 2009 geen bestuursleden af. Mutaties bestuur In het voorjaar van 2009 is de heer R. van der Velde afgetreden als plaatsvervangend bestuurslid. Hij is in deze functie opgevolgd door mevrouw I. van Duijn. Met ingang van 1 april 2010 is mevrouw Bergervoet afgetreden als lid van het bestuur en opgevolgd door mevrouw I. van Duijn. Mevrouw Bergervoet zal optreden als plaatsvervanger. Presidium Het fonds kent een presidium, bestaande uit de voorzitter en vice-voorzitter van het bestuur. Het presidium is bij het uitoefenen van haar bevoegdheden verantwoording schuldig aan het bestuur. Het presidium vergadert twee maal per jaar gezamenlijk met de deelnemersraad. Het bestuur heeft de volgende taken aan het presidium gedelegeerd: ■ het voorbereiden van bestuursvergaderingen; ■ het beslissen op kwesties inzake individuele gevallen; Het presidium is in 2009 achtmaal bijeen geweest waarvan twee bijeenkomsten in het teken hebben gestaan van het vermogensbeheer. De samenstelling van het presidium is op 16 juni 2010 als volgt: G. Mantel, voorzitter I. van Duijn-Pennenburg, vice-voorzitter
6
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Beleggingswerkgroep Voorts heeft het bestuur eind 2009 besloten een beleggingswerkgroep in het leven te roepen, bestaande uit de drie werkgeversbestuursleden. Deze beleggingswerkgroep heeft tot taak: ■ het adviseren van het bestuur over het beleggingsbeleid; ■ het nemen van beleggingsbeslissingen binnen de grenzen die zijn aangegeven in het laatste door het bestuur goedgekeurde beleggingsplan. Deelnemersraad Het fonds heeft een deelnemersraad bestaande uit zes leden, naar evenredigheid verdeeld over werknemers en pensioengerechtigden. De leden worden benoemd door het bestuur op voordracht van de werknemersorganisaties. De werknemersorganisaties spreken onderling de verdeling van de zetels af op basis van de ledentallen. De deelnemersraad vertegenwoordigt de deelnemers en de pensioengerechtigden binnen het fonds en adviseert het bestuur over aspecten die het fonds betreffen. Op 16 juni 2010 bestaat de deelnemersraad uit de volgende afgevaardigden: Namens de deelnemers S. van der Ploeg J. Krijt R.F.M. van Scheijndel vacature
plaatsvervanger vacature
namens de pensioengerechtigden A.H.W.M. Bruins F.D.G. Prins
plaatsvervanger vacature
Verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld. In het verantwoordingsorgaan zijn de actieve deelnemers, pensioengerechtigden en de (financieel) betrokken werkgevers in principe gelijkelijk vertegenwoordigd. Een personele unie met de deelnemersraad is mogelijk maar is niet noodzakelijk. Het lidmaatschap van het verantwoordingsorgaan is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bestuur of het interne toezicht. De leden worden door de bij het fonds betrokken organisaties voorgedragen en door het bestuur benoemd. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen, het gevoerde beleid en de beleidskeuzes van het bestuur aan de hand van onder meer het jaarverslag. Het bestuur bespreekt het rapport van het verantwoordingsorgaan en de bevindingen worden in het jaarverslag van het pensioenfonds vermeld. Het verantwoordingsorgaan bestaat op 16 juni 2010 uit de volgende afgevaardigden: Namens de deelnemers S. van der Ploeg
plaatsvervanger J. Krijt
namens de pensioengerechtigden F.D.G. Prins
plaatsvervanger A.H.W.M. Bruins
Namens de werkgevers M.J.J. Vaes
plaatsvervanger H.R. Delies
Visitatiecommissie Voor de inrichting van het intern toezicht heeft het bestuur van het pensioenfonds gekozen voor intern toezicht door een visitatiecommissie. Deze commissie bestaat uit drie leden die door het bestuur worden benoemd. Leden van de visitatiecommissie hebben verder geen banden met het pensioenfonds. De visitatiecommissie overlegt tenminste éénmaal per jaar met het zo voltallig mogelijk bestuur van het pensioenfonds. De visitatiecommissie kan het bestuur van het pensioenfonds vragen om frequenter dan éénmaal per jaar te overleggen en andersom. De visitatiecommissie rapporteert schriftelijk aan het bestuur van het fonds.
JAARVERSLAG 2009
7
In 2008 zijn de volgende leden benoemd tot lid van de visitatiecommissie: J.D. Carrière K. Rijk G.W. van de Peijl De visitatiecommissie is in 2009 van start gegaan met haar activiteiten. Vergoeding voor bestuur, presidium, deelnemersraad, verantwoordingsorgaan en visitatiecommissie De leden van het bestuur, presidium, deelnemersraad en verantwoordingsorgaan ontvangen vacatiegeld en een reis- en verblijfkostenvergoeding. De leden van de visitatiecommissie ontvangen een vooraf overeengekomen jaarlijkse vergoeding. Over het jaar 2009 is aan vergoedingen een totaalbedrag van € 83.008 uitgekeerd.
Adviseurs Administrateur De administratie en het secretariaat van het fonds zijn uitbesteed aan Syntrus Achmea Pensioenbeheer. De voorwaarden van de uitbesteding zijn vastgelegd in een mantelovereenkomst en een pensioenbeheerovereenkomst. Vastgelegd zijn de specifieke werkzaamheden die Syntrus Achmea Pensioenbeheer voor het fonds verricht, onderverdeeld in administratieve, financiële, secretariële, actuariële, juridische en overige werkzaamheden. De administrateur ondersteunt het bestuur met rapportages over verschillende aangelegenheden. Syntrus Achmea Pensioenbeheer verstrekt SAS70-rapportages. Over 2009 is, evenals over 2008, een SAS70 type II verklaring afgegeven. Vermogensbeheer Het beheer van het fondsvermogen (met uitzondering van vastgoed) is in 2009 uitbesteed aan F&C Netherlands BV. De voorwaarden zijn vastgelegd in een vermogensbeheerovereenkomst met service-afspraken over het niveau van de dienstverlening. Aan F&C is de bevoegdheid verleend alle beleggingstransacties aan te gaan zoals opgenomen in de overeenkomst. F&C stelt jaarlijks een beleggingsplan op dat ter goedkeuring aan het bestuur wordt voorgelegd. In het beleggingsplan wordt onder meer voor elke beleggingscategorie het percentage van het totaal belegde vermogen vastgesteld en de toegestane marges. Het beheer van de beleggingen in vastgoed is opgedragen aan Syntrus Achmea Vastgoed. Ook Syntrus Achmea Vastgoed stelt jaarlijks een beleggingsplan op dat ter goedkeuring aan het bestuur wordt voorgelegd. De werkgevers- en werknemersvoorzitter participeren in de vergaderingen van het algemeen bestuur van Syntrus Achmea Vastgoed. Beleggingsadviseur Bureau Bosch heeft het bestuur bijgestaan als adviseur op het terrein van het vermogensbeheer. Compliance officer Het bestuur heeft KPMG Integrity & Investigation Services vanaf 2008 benoemd tot compliance officer. Daarvoor werd de functie van compliance officer vervuld door PricewaterhouseCoopers Accountants NV. Adviserend actuaris De heer M.J.M. Pernot AAG, verbonden aan Hewitt Associates B.V, te Eindhoven, is de adviserend actuaris van het fonds. Certificerend actuaris De heer drs J.J.M. Tol AAG, verbonden aan Triple A-Risk Finance Certification BV, te Amsterdam, is sedert januari 2010 de certificerend actuaris van het fonds. In 2009 trad de heer dr. B.J. Wijers AAG, verbonden aan Hewitt Associates BV, op als certificerend actuaris. Accountant Het bestuur heeft PricewaterhouseCoopers als accountant belast met de controle van de jaarrekening van het fonds.
8
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Pensioenfonds en de regeling De inhoud van de pensioenregeling De inhoud van de pensioenregeling wordt in hoofdlijnen door cao-partijen bepaald binnen het arbeidsvoorwaardenoverleg. De technische uitwerking van wat is overeengekomen vindt veelal plaats binnen de gelederen van het bestuur, of als het om geheel nieuwe elementen gaat, binnen werkgroepen, commissies e.d. waarin afgevaardigden van cao-partijen en bestuur samenkomen. Doordat de inhoud van de pensioenregeling moet worden vastgelegd in de statuten en reglementen van het fonds, kunnen cao-partijen niet zonder medewerking van het bestuur de inhoud van de regeling algemene gelding geven. Het bestuur is bevoegd de pensioenregeling aan te passen conform de reglementaire en wettelijke bepalingen. Onderlinge verhoudingen Het bestuur bestuurt het fonds en heeft daarbij een geheel eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid. Dit laatste blijkt uit alle van toepassing zijnde wetten; steeds is het zo dat het bestuur en de bestuursleden worden aangesproken op bestuursverantwoordelijkheid. Het bestuur hoeft aan cao-partijen geen verantwoording af te leggen over het gevoerde beleid. Kort gezegd komt het erop neer dat cao-partijen de pen sioenregeling in gang zetten en handhaven, zorgen voor de algemene werking daarvan, maar dat het reilen en zeilen van het fonds volledig in handen ligt van het bestuur. Het fonds werkt voor 736 ondernemingen waarin 7.629 werknemers op dit moment een pensioen opbouwen. Tel daarbij op de werknemers die niet langer een pensioen bij het fonds opbouwen maar dat voorheen wel deden en de personen die al een pensioen van het fonds ontvangen, dan is het totaal aantal deelnemers 34.910. Missie van het fonds De missie van het fonds is het verschaffen van een goed pensioen aan werknemers in de bedrijfstak en hun nabestaanden. Daarnaast biedt het fonds de deelnemer de mogelijkheid om eerder te stoppen met werken. Onder bepaalde voorwaarden heeft de deelnemer recht op de voorwaardelijke aanvullingsregeling. Vanaf de start van de pensioenregeling, per 1 juli 1958, voorzag het fonds in een vast bedrag per week voor iedere werknemer. Hierbij speelde de hoogte van diens inkomen geen enkele rol. Met ingang van 1 juli 2001 is het fonds overgegaan van de vaste bedragenregeling naar een loonafhankelijke regeling en is het uitgangspunt voor een goed pensioen 70% van het gemiddeld verdiende loon. Solidariteit De regelingen van het fonds zijn gebaseerd op solidariteit. Dit komt onder andere tot uitdrukking in het hanteren van een voor iedere deelnemer gelijk premiepercentage, ongeacht het geslacht, de leeftijd of de gezondheid van de deelnemer. Het uitgangspunt is dat alle werknemers die onder de verplichtstelling van het fonds vallen ook deelnemen aan de regelingen van het fonds. Alleen op deze wijze kunnen collectieve bedrijfstakbrede en op solidariteit gebaseerde pensioenregelingen mogelijk gemaakt en in stand gehouden worden. Uitgebreide informatie is te vinden op onze website: www.bpfhibin.nl
JAARVERSLAG 2009
9
Kerncijfers
2009
2008
2007
Ondernemingen en deelnemers (aantallen) Verplicht aangesloten ondernemingen - gedispenseerde ondernemingen - vrijwillig aangesloten ondernemingen Deelnemers Gewezen deelnemers Pensioengerechtigden
677 25 59 7.629 27.281 3.956
674 27 57 7.767 27.042 3.771
689 27 59 7.373 29.070 3.724
Premies en uitkeringen (bedragen x € 1.000,-) Premie basisregeling Premie voor de Anw-hiaatverzekering Premie aanvullende regeling Uitkeringen
29.324 712 366 12.864
27.640 683 366 12.740
26.091 657 315 12.483
Beleggingen (bedragen x € 1.000, ) Belegd vermogen (actuele waarde) Opbrengst belegd vermogen Performance (incl. Aegon-annuïteit) Dekkingsgraad Z-score Performancetoets Voorziening pensioenverplichtingen
342.805 295.044 316.327 30.549 -/37.437 -/- 2.443 9,7 -/11,1 -/- -0,8 101 91 134 0,92 -/1,44 -/- 0,54 0,54 -/0,16 0,74 342.119 326.052 235.760
Pensioengegevens (bedragen x € 1,-) Premie per jaar - waarvan werknemersdeel Opbouw ouderdomspensioen per jaar Franchise Minimum pensioengrondslag Maximum salaris
20,2% 6,73% 2,2% 11.626 4.563 36.460
20,2% 6,73% 2,2% 11.287 4.430 35.398
20,2% 6,73% 2,2% 11.287 4.430 35.398
Extra opbouw (bedragen x € 1,-) Premie per jaar - waarvan werknemersdeel Opbouw ouderdomspensioen per jaar Franchise Maximum salaris
5,5% 1,83% 0,45% 36.460 69.108
5,5% 1,83% 0,45% 35.398 67.095
5,5% 1,83% 0,45% 35.398 67.095
0%
0%
2,0%*
0%
1,2%
1,4%*
Toeslag per 1 januari - voor de actieve deelnemers - voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
* Toeslag is verleend met ingang van 1 januari 2007 en is verantwoord in het verslagjaar 2006.
10
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Verslag van het bestuur Bestuursbesluiten
In het jaar 2009 zijn er 5 reguliere vergaderingen van het bestuur geweest en 5 extra vergaderingen. De extra vergaderingen hielden verband met het vaststellen van het herstelplan en de selectie van een nieuwe vermogensbeheerder. Daarnaast is er een evaluatiebijeenkomst gehouden. Het bestuur heeft de ontwikkelingen die op het fonds afkomen gevolgd en de consequenties daarvan op het beleid van het fonds doorgevoerd. Het doel blijft het in standhouden van een goede pensioenvoorziening op basis van collectiviteit en solidariteit voor de bedrijfstak handel in bouwmaterialen.
Herstelplan en evaluatie Als gevolg van de kredietcrisis bedroeg de dekkingsgraad van het fonds op 31 december 2008 91,6% . Dit betekende dat het fonds in een situatie van dekkingtekort verkeerde en een herstelplan diende op te stellen om de financiële positie weer op orde te krijgen. Conclusies continuïteitsanalyse Begin maart 2009 is een continuïteitsanalyse uitgevoerd. De rapportage naar aanleiding van de analyse is besproken in de bestuursvergadering van 10 maart 2009. De dekkingsgraad zou eind 2013 op 103,2% uitkomen. Omdat dit onder de vereiste dekkingsgraad bleef van 105% zijn door de actuaris aanvullende berekeningen uitgevoerd waarbij diverse varianten voor versobering van de pensioen- en aanvullingsregeling en/of premieverhoging de revue hebben gepasseerd. Op 25 maart jl. zijn deze uitkomsten besproken en gedeeld met Cao-partijen. Het bestuur wilde alle mogelijke zorgvuldigheid jegens de deelnemers betrachten ten aanzien van mogelijke wijzigingen van de pensioen- en aanvullingsregeling. Omdat Cao-partijen en hun achterbannen moesten instemmen met een dergelijke ingrijpende wijziging heeft het bestuur besloten in eerste instantie een herstelplan in te dienen op basis van ongewijzigd beleid met daarbij de kanttekening dat het bestuur in overleg was met Cao-partijen. Het overleg met Cao-partijen heeft er uiteindelijk toe geleid dat een herstelplan is ingediend met maatregelen met behulp waarvan het fonds wel binnen 5 jaar op het niveau van 105% uitkomen. Dit herstelplan is door DNB op 30 december 2009 goedgekeurd. Samengevat houden de maatregelen van het herstelplan het volgende in: ■ de jaarlijkse opbouw van het ouderdomspensioen met ingang van 1 januari 2010 wordt verlaagd van 2,2% naar 2% van pensioengrondslag A een van 0,45% naar 0,25% van pensioengrondslag B (in eerste instantie was het de bedoeling de opbouwpercentages te verlagen met ingang van 1 januari 2009. Gelet op het bezwaar van DNB inzake een verlaging met terugwerkende kracht is besloten een datum in de toekomst te kiezen, te weten 1 januari 2010) ■ de doorsneepremie vanaf 1 januari 2010 wordt verhoogd naar 22,2% van pensioengrondslag A en 6,4% van pensioengrondslag B. Tevens is besloten om uiterlijk vanaf 1 januari 2015 een beklemde reserve te vormen voor de financiering van de aanvullingsregeling voor de 55-minners ( deelnemers geboren na 31 december 1949) die buiten het eigen vermogen wordt gehouden voor de beoordeling van de financiële positie. Gekozen is voor het jaar 2015 omdat op dat moment de eerste 55-minner de reguliere pensioenleeftijd bereikt en recht heeft op extra pensioenaanspraken uit hoofde van de aanvullingsregeling. Indien de komende jaren blijkt dat de financiële positie van het fonds zich sneller verbetert dan in het herstelplan is berekend zal het bestuur bezien of het mogelijk is om eerder over te gaan tot de vorming van de beklemde reserve. In het herstelplan is uitgegaan van een meetkundig portefeuillerendement van 5,6% op jaarbasis. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de rentetermijnstructuur te bevriezen. Dit betekent dat voor de prognosejaren vanaf 2014 de forwardcurve van 2013 wordt gehanteerd. JAARVERSLAG 2009
11
Conclusies berekeningsresultaten ■ De ontwikkeling van de financiële positie van het fonds vertoont een gestaag herstel. Na vijftien jaar is de verwachte dekkingsgraad bijna 119% terwijl de vereiste dekkingsgraad ongeveer 113% bedraagt. De financiële positie is derhalve binnen de gestelde periode hersteld tot boven het vereiste niveau. ■ De premiedekkingsgraad is tijdens de herstelperiode van vijf jaar naar verwachting gemiddeld 107%. Hiermee voldoet de gemiddelde premiedekkingsgraad aan de eis van DNB van 105%. ■ De feitelijke premie ligt ieder jaar hoger dan de gedempte kostendekkende premie. Advies deelnemersraad herstelplan Het bestuur heeft de deelnemersraad steeds nauw betrokken bij de besprekingen van het herstelplan. Leden van de deelnemersraad zijn vertegenwoordigd geweest bij de bespreking van het plan tijdens de bestuursvergaderingen. De deelnemersraad heeft een positief advies uitgebracht met betrekking tot het herstelplan.
Jaarlijkse evaluatie Het bestuur houdt het verloop van de financiële positie goed in de gaten. Maandelijks ontvangt het bestuur een rapportage van de verwachte stand van de dekkingsgraad. Daarnaast zal het bestuur het herstelplan jaarlijks evalueren. Uit de evaluatie moet blijken of de doelstellingen van het herstelplan worden gehaald. Als er gedurende de looptijd van het herstelplan ingrijpende wijzigingen plaatsvinden, dan zal dat direct worden gemeld aan DNB. Het herstelplan eindigt zodra er in drie aaneengesloten kwartalen geen sprake meer is van een tekort.
Hogere levensverwachting Door onder meer de ontwikkelingen op de beurs gaat het weer beter met het pensioenfonds en lopen wij voor op het herstelplan. De dekkingsgraad ultimo 2009 bedraagt 101%. De levensverwachting heeft een belangrijke invloed op de dekkingsgraad. Uit de nieuwste cijfers van het CBS blijkt dat de levensverwachting is toegenomen. DNB heeft aan de pensioenfondsen laten weten dat in hun cijfers over 2009 rekening gehouden moet worden met deze hogere levensverwachting. Het effect op de voorziening pensioenverplichtingen bedraagt 3,9%. Dit heeft tot gevolg dat de dekkingsgraad ultimo 2009 met 3,9% naar beneden is bijgesteld. Ondanks dat verloopt het herstel van de financiële positie van het fonds vooralsnog goed.
Toeslag Het bestuur heeft beoordeeld of de opgebouwde aanspraken en de ingegane pensioenen, gehoord de actuaris en de financiële positie in aanmerking genomen, per 1 januari 2010 kunnen worden verhoogd. Als de financiële positie dit toelaat, worden de pensioenaanspraken van de deelnemers aangepast met het stijgingspercentage van de cao-lonen in de bedrijfstak. In de periode van 2 januari 2009 tot en met 1 januari 2010 zijn de Cao-lonen gestegen met 0,5%. Gelet echter op de financiële positie van het fonds per 31 december 2009 heeft het bestuur besloten de pensioenaanspraken niet te verhogen. Voor de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers is het toeslagpercentage gebaseerd op het percentage waarmee de consumentenprijsindex CPI van de maand september van het voorafgaande jaar afwijkt van het prijsindexcijfer van de maand september van het daaraan voorafgaande jaar (eerste publicatie CBS). Dit prijsindexcijfer is in deze periode met 2,5% gestegen. Ook aan de pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers is geen toeslag verleend in verband met de financiële positie van het fonds per 31 december 2009.
Toeslagenlabel Voor een begrijpelijke communicatie over het toeslagbeleid van het pensioenfonds voerde de Pensioenwet een toeslagenlabel in. Dit label staat op bijna alle communicatiemiddelen. Hiermee maken pensioenfondsen en verzekeraars duidelijk of de pensioenen de komende jaren kunnen stijgen met de prijsstijgingen, met andere woorden of de koopkracht op peil blijft. Naast het toeslagenlabel moet het fonds een voorwaardelijkheidsverklaring gebruiken. Daarin wordt het toeslagbeleid verder uitgelegd. Het gaat dan om de ambitie die het fonds heeft voor de mate waarin toeslagen worden gegeven. En ook hoe toeslagen worden betaald. Verder geeft het label aan wat daarvan de laatste drie jaar is waargemaakt. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) is de toezichthouder die zich concentreert op het gedragstoezicht van pensioen-
12
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
fondsen. In de praktijk gaat het met name om communicatie. Het toeslagenlabel valt onder het toezicht van de AFM. Toeslagenbrief vanwege bijzondere situatie Vanwege de bijzondere economische situatie in 2009 besloot minister Donner dat het toeslagenlabel in 2009 niet gebruikt hoefde te worden. Toepassing van het toeslagenlabel in de huidige economische situatie kon verwarring veroorzaken bij de belanghebbenden, zo was de argumentatie. In plaats daarvan ontwikkelde de pensioensector, in overleg met de toezichthouder AFM, een modelbrief. Deze brief informeerde deelnemers en pensioengerechtigden over de financiële crisis, de situatie van de pensioenuitvoerder en de gevolgen voor hun pensioen. Met deze brief hebben de pensioenfondsen ook over de toeslagverwachting over 2009 gecommuniceerd met alle belanghebbenden. Dit gebeurde in het derde kwartaal van 2009. Zowel pensioenfondsen met een dekkingstekort als fondsen met een reservetekort maakten gebruik van de brief. In 2010 wordt het toeslagenlabel wel toegepast.
Tijdelijk geen waardeoverdracht Omdat de dekkingsgraad van het fonds lager was dan 100% was waardeoverdracht niet mogelijk. Op grond van de pensioenwet moest het bestuur de behandeling van waardeoverdrachten opschorten. Gezien de onzekerheid op de financiële markten besloot het bestuur om de waardeoverdrachten pas op te starten op het moment dat de dekkingsgraad gedurende 3 achtereenvolgende maanden 100% of meer zou bedragen. De toezichthouder heeft aangegeven zich hiermee te kunnen verenigen. Dit betekende dat het fonds met ingang van 1 december 2009 weer meewerkt aan verzoeken tot waardeoverdracht. Of een verzoek om waardeoverdracht daadwerkelijk kan worden afgehandeld hangt ook af van de situatie van het andere fonds dat betrokken is bij de waardeoverdracht.
Financieel beleid Het bestuur van het fonds voert een degelijk financieel beleid met enerzijds als doelstelling voldoende middelen op te bouwen om aan de verplichtingen (lees: de pensioenuitkeringen) te kunnen blijven voldoen en anderzijds om een stabiel premie- en toeslagbeleid te voeren. De inkomsten aan premies en de opbrengsten uit de beleggingen moeten voldoende zijn om de pensioenrechten van de deelnemers te waarborgen en de pensioenrechten van de huidige en van de toekomstig pensioengerechtigden te kunnen blijven betalen. Er zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder.
Beleggingsbeleid Het bestuur heeft in de 2e helft van 2008 besloten als beleggingsadviseur Bureau Bosch aan te stellen. Dit bureau is betrokken geweest bij de totstandkoming van het beleggingsplan voor het jaar 2009. Doel van het beleggingsplan 2009 is te komen tot een goed rendement en betere beheersing van de risico’s. Evenals in 2008 is voor 2009 gekozen om het renterisico versus nominale verplichtingen voor circa 75% af te dekken door een combinatie van vastrentende waarden en LDI pools. Eind 2008 heeft het bestuur de overeenkomst met F&C Netherlands opgezegd. Met F&C Nethelands is overeengekomen dat het vermogensbeheer door hen wordt verzorgd tot het moment waarop de overdracht plaatsvindt naar een nieuwe vermogensbeheerder. Het bestuur heeft 2009 gebruikt om te bezien op welke wijze het vermogensbeheer kan worden geoptimaliseerd. Aan de hand van de doelstelling van het fonds en de te hanteren uitgangspunten in het kader van het vermogensbeheer is een profielschets opgesteld waaraan de vermogensbeheerder van het fonds zou moeten voldoen. Op basis van deze profielschets is in eerste instantie een longlist opgesteld waarna op basis van een nadere selectie 2 partijen zijn geselecteerd die tijdens de bestuursvergadering in juli 2009 een uitgebreide presentatie hebben verzorgd. Uiteindelijk is gekozen voor Lombard Odier Darier Hentsch & Cie (Nederland ) N.V. als nieuwe vermogensbeheerder voor het fonds. Het bestuur is in het kader van het gehele selectietraject bijgestaan door de beleggingsadviseurs van Bureau Bosch.
JAARVERSLAG 2009
13
Actuariële en bedrijfstechnische nota Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de actuariële en bedrijftechnische nota (ABTN). Algemene leidraad voor het uitvoeren van zijn beheerstaken is risicomijdend operationeel management. Het bestuur heeft, onder andere in verband met de wijziging van de pensioenregeling en een nadere omschrijving van de gedempte kostendekkende premie de ABTN geactualiseerd.
Premie De kostendekkende premie over het boekjaar bedroeg € 34.763.000. De feitelijke premie over het boekjaar bedroeg € 30.402.000 en de gedempte premie over het boekjaar bedroeg € 24.818.000. De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: actuarieel benodigd (€ 25.831.000), PVI-opslag (€ 1.327.000) opslag in stand houden vereist vermogen (€ 3.947.000), opslag voor uitvoeringskosten (€ 2.946.000), en de risicopremies herverzekering (€ 712.000). De gedempte kostendekkende premie is als volgt samengesteld: actuarieel benodigd (€ 17.683.000), PVI-opslag ( € 920.000), opslag in stand houden vereist vermogen (€ 2.733.000), opslag voor uitvoeringskosten (€ 2.771.000), en de risicopremies herverzekering (€ 712.000).
Fusie / samenwerking Bpf Hout en Bouwtoeleverende Bpf’n De werkgeversverenigingen van de Handel in Bouwmaterialen en de Houthandel zijn begin 2007 een onderzoek gestart naar mogelijkheden om de pensioenregelingen van beide bedrijfstakken in elkaar te schuiven. De reden hiervan is het creëren van een groter draagvlak en een reductie van de uitvoeringskosten. Op verzoek van de besturen van beide pensioenfondsen is een onderzoek gedaan naar een mogelijke nieuwe regeling. De belangrijkste uitgangspunten waren hierbij kostenneutraliteit en het zoveel mogelijk beperken van effecten op de toekomstige pensioenopbouw en premies van de deelnemers. De hoofdgedachte van een nieuwe regeling is een basisregeling voor alle deelnemers op basis van middelloon. Inmiddels is er ook een onderzoek gedaan naar de samenwerking van zeven bedrijfstakpensioenfondsen die gelieerd zijn aan de Bouwnijverheid. Gezien de ontwikkelingen in de bedrijfstak is er voor Hout en Hibin de grootste noodzaak om te komen tot een fusie. De beide bedrijfstakken liggen al heel dicht bij elkaar. Het wordt niet als werkbaar ervaren om nu met 7 partijen om de tafel te gaan zitten voor de uitwerking van een regeling. Indien Hout en Hibin het voortouw nemen waarbij rekening wordt gehouden met de belangen van de overige 5, dan zouden op zich snel stappen genomen kunnen worden. Het primaat voor verdere stappen ligt thans bij Cao-partijen.
Afkoop kleine pensioenen In 2008 heeft het bestuur enkele malen gesproken over de problematiek rond de mogelijkheid van het afkopen van kleine pensioenen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de afkoop van kleine pensioenen van nieuwe gevallen en de afkoop van kleine pensioenen van slapers van voor 1 januari 2007. Ten aanzien van de eerste groep heeft het bestuur besloten eerst tot afkoop over te gaan op de pensioendatum. Het bestuur is van mening dat de deelnemer die de bedrijfstak verlaat gestimuleerd moet worden om de waarde van de pensioenaanspraken over te dragen naar zijn eventuele nieuwe pensioenregeling. Met betrekking tot de afkoop van de kleine slapersrechten heeft het bestuur, gezien de stand van de dekkingsgraad van het pensioenfonds in het laatste kwartaal van 2008, vooralsnog besloten af te zien van afkoop. Gezien de positieve ontwikkeling van de financiële positie van het fonds in het laatste kwartaal van 2009 heeft het bestuur besloten om in het voorjaar van 2010 te bezien of en zo ja tot welk bedrag kleine pensioenen kunnen worden afgekocht.
Wijziging van de statuten In 2009 zijn de statuten op twee punten aangepast. Enerzijds is de klachten- en geschillenregeling nader omschreven in de statuten. Voorts is naar aanleiding van een opmerking van DNB de statutaire bepaling op basis waarvan het fonds zich als borg of als hoofdelijk medeschuldenaar zich verbindt geschrapt.
Wijziging van Pensioenreglement 2006 Naar aanleiding van opmerkingen van de belastingdienst heeft het bestuur besloten om de bepaling inzake afkoop van fiscaal bovenmatig pensioen met ingang van 1 januari 2007 te laten vervallen in het
14
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
pensioenreglement. Voorts heeft het bestuur besloten het reglement aan te passen naar aanleiding van de wijzigingen in de FVP-regeling. Met ingang van 1 januari 2010 wordt de FVP-voortzetting vastgesteld aan de hand van de daadwerkelijk ontvangen FVP-bijdrage.
Uitbesteding Het bestuur heeft diverse malen overleg gevoerd met de uitvoeringsorganisatie over de dienstverlening overeenkomstig de service level agreement. Daarnaast heeft het bestuur op grond van zijn analyse van de SAS70-rapportage aanvullende vragen gesteld aan de uitvoeringsorganisatie over bepaalde aspecten van de kwaliteit van de beheersmaatregelen. Het bestuur heeft tevens uitvoerig gesproken over het SAS70 rapport. Besloten is dit rapport nader te analyseren en in relatie tot het risicomodel te bezien op welke onderdelen een nadere beoordeling in het kader van risicobeoordeling dient plaats te vinden.
Gedragscode / compliance Het fonds heeft al langere tijd een gedragscode waarin de regels en richtlijnen voor bestuursleden en andere betrokkenen zijn opgenomen. Deze regels en richtlijnen zijn ter voorkoming van conflicten tussen de belangen van het fonds en de privé-belangen van betrokkenen en ter voorkoming van het gebruik maken van vertrouwelijke informatie van het fonds voor privé-doeleinden. Een compliance officer controleert of de bestuursleden en andere betrokkenen de gedragscode naleven. De compliance officer heeft in de afgelopen jaren geen overtreding van de regels gevonden.
Communicatie De Pensioenwet bevat veel voorschriften over de informatieverstrekking aan allerlei belanghebbenden bij de pensioenregeling. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de verzending van startbrieven aan nieuwe deelnemers en om verzending van beëindigingbrieven indien een deelnemer de bedrijfstak verlaat. Het bestuur heeft begin 2009 een communicatieplan vastgesteld waarin onder meer deze uitingen zijn opgenomen. Voorts is opgenomen dat halfjaarlijks en bij belangrijke wijzigingen een Pensioenflits wordt uitgegeven. In deze Pensioenflits die naar alle werkgevers, actieve deelnemers en pensioengerechtigden wordt verzonden, wordt aandacht besteed aan belangrijke wijzigingen in de pensioenregeling en de premies en grondslagen. Het bestuur vertrouwt erop hiermee een belangrijke stap voorwaarts in de pensioencommunicatie te hebben gezet.
Vaststelling rentevoet gemoedsbezwaarden Het bestuur heeft besloten de rentevergoeding op de spaarrekening van gemoedsbezwaarden gelijk te stellen aan de actuariële rekenrente van 4% die het fonds in ogenschouw neemt bij de vaststelling van de feitelijke premie vermeerderd met de verleende toeslag. Gegeven de omstandigheid dat geen toeslag wordt verleend, gezien de financiële positie van het fonds heeft het bestuur besloten de rentevergoeding op de spaarrekening van actieve en gewezen gemoedsbezwaarden vast te stellen op 4%.
Naleving wet- en regelgeving Het bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving. Het afgelopen jaar zijn door DNB geen aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder.
JAARVERSLAG 2009
15
Deelnemersraad Activiteiten De Deelnemersraad is in het verslagjaar vijfmaal bijeen geweest waarvan tweemaal samen met het Presidium. Tevens is een delegatie van de raad aanwezig en betrokken geweest bij de bestuurs-vergaderingen over het herstelplan op 25 maart, 9 juli en 12 augustus 2009. De raad heeft hierin geadviseerd en is steeds betrokken en geïnformeerd geweest met betrekking tot de voortgang van het uit te brengen herstelplan, de evaluaties van het overleg met de Nederlandse Bank en de reacties hierop tot aan de finale acceptatie door de Nederlandse Bank. In het verslagjaar heeft de raad de ontwikkelingen rond en het selectieproces van een nieuwe vermogensbeheerder op de voet gevolgd. De raad heeft het bestuursbesluit betreffende de benoeming van een positief advies voorzien. De raad is regelmatig geïnformeerd over de besprekingen betreffende een mogelijke fusie met het Bedrijfstakpensioenfonds voor de Houthandel en heeft, waar nodig, het bestuur van adviezen voorzien. De deelnemersraad heeft voorts positief geadviseerd ten aanzien van ■ het jaarverslag 2008, ■ statuten- en reglementswijzigingen, ■ het premiebeleid ■ het niet verlenen van toeslagen en ■ het beleggingsbeleid voor 2010.
Scholing De leden van de Deelnemersraad worden in de gelegenheid gesteld hun kennis te vergroten door middel van cursussen en andere opleidingsmogelijkheden in de breedste zin op het gebied van pensioenen en hieraan gerelateerde onderwerpen. Diverse leden volgden in het verslagjaar cursussen georganiseerd door het Platform van de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB). Daarnaast werd door de raad collectief deelgenomen aan een door de Stichting Pensioen Opleidingen (SPO) georganiseerde kennistest. Een hierop gebaseerd scholingsprogramma wordt medio 2010 verwacht.
Verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan van het pensioenfonds is met ingang van 20 mei 2009 ingesteld. Op basis van de Principes voor goed pensioenfonds¬bestuur (Pension Fund Governance) van de Stichting van de Arbeid heeft het bestuur de werkwijze van het verantwoordingsorgaan in een reglement vastgelegd. Er zijn afspraken gemaakt over welke informatie het verantwoordingsorgaan ontvangt, de frequentie van het overleg met het bestuur en de te behandelen onderwerpen. Het bestuur legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Tevens legt het bestuur verantwoording af over de naleving van de Principes voor goed pensioenfonds¬bestuur zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16 december 2005. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, alsmede over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan legt zijn oordeel ten minste één maal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag volgend op het jaarverslag waar het oordeel betrekking op heeft. Het verantwoordingsorgaan heeft een adviesrecht ten aanzien van: ■ het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden; ■ het wijzigen van het beleid ten aanzien van het verantwoordingsorgaan; ■ de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht; ■ het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; ■ het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van haar taakuitoefening in 2010 kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening 2009, de reglementen 2009 en de ABTN 2009. Het verantwoordingsorgaan heeft geen gebruik gemaakt van haar recht op overleg met de externe actuaris en de externe accountant. 16
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Bevindingen Het verantwoordingsorgaan heeft de volgende bevindingen. Beleggingsbeleid Het strategisch beleggingsbeleid wordt als correct beoordeeld. Ondanks de kredietcrisis en het herstelplan is het beleid volgens het beleggingsplan uitgevoerd. Gezien de financiële ontwikkeling van het fonds constateert het verantwoordingsorgaan dat de getroffen maatregelen hun vruchten hebben afgeworden. Wetgeving en reglementen Het verantwoordingsorgaan heeft vastgesteld dat het bestuur adequaat heeft ingespeeld op de gewijzigde wet en regelgeving. Financiële positie van het fonds De financiële positie van het fonds heeft zich in 2009 in positieve zin ontwikkeld. Het verantwoordingsorgaan merkt echter wel op dat de financiële positie nog wel zorgelijk blijft gelet op het feit dat de dekkingsgraad nog een lange weg te gaan heeft voordat deze het vereiste niveau heeft bereikt. Het verantwoordingsorgaan verzoekt het bestuur de vinger aan de pols te houden. Premie- en toeslagbeleid Het verantwoordingsorgaan is van mening dat het bestuur juist gehandeld heeft door met CAO-partijen in gesprek te gaan over de inhoud van de regeling. Het bestuur heeft uitvoerig stilgestaan bij het feit dat niveau van de premie in combinatie met de vigerende regeling onvoldoende was om herstel van het fonds naar behoren mogelijk te maken. Het verantwoordingsorgaan acht het correct dat het bestuur CAO-partijen heeft gevraagd een besluit te nemen over de inhoud van de regeling en premieniveau. De uitvoeringstoets heeft vervolgens op correcte wijze plaatsgevonden in het bestuur. Communicatiebeleid Het verantwoordingsorgaan adviseert het bestuur bij de deelnemers zelf te toetsen of de communicatie effectief is. Pension Fund Governance (Goed Pensioenfondsbestuur) Het doet het verantwoordingsorgaan genoegen dat het bestuur zich inspant om de organen van het fonds op volle sterkte te krijgen. Het jaar 2010 zal worden afgewacht of de inspanningen het gewenste effect hebben. Risicobeleid Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat het bestuur voldoende maatregelen heeft getroffen om de risico’s af te dekken.
Oordeel Op grond van het voorgaande komt het verantwoordingsorgaan tot het volgende oordeel. Het verantwoordingsorgaan van het bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen is van oordeel dat: ■ het bestuur afdoende informatie aan het verantwoordingsorgaan heeft verstrekt om zich een oordeel te vormen; ■ het handelen van het bestuur in 2009 in overeenstemming is geweest met de statuten en reglementen ■ het bestuur in 2009 een consistent beleid heeft gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen afgewogen en geborgd zijn het bestuur logische beleidskeuzes voor de toekomst heeft gemaakt. 27 april 2010, Utrecht Verantwoordingsorgaan Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
JAARVERSLAG 2009
17
Reactie van het bestuur Het bestuur neemt de aanbevelingen van het verantwoordingsorgaan ter harte. Voor wat de financiële positie van het fonds geeft het bestuur aan de ontwikkelingen nauwgezet te volgen zodat tijdig actie kan worden ondernomen indien dat nodig is. Voor wat betreft het communicatie zal het bestuur bezien op welke wijze het toetsen van de communicatie kan worden ingericht.
Goed pensioenfondsbestuur (pension fund governance) Integere bedrijfsvoering Dit hoofdstuk gaat over de kwaliteit van het bestuur van het pensioenfonds. De Stichting van de Arbeid (STAR) heeft deze principes in december 2005 vastgesteld. De principes zijn per 1 januari 2007 in de Pensioenwet opgenomen. De principes moeten het pensioenfondsbestuur verbeteren. Het gaat om zorgvuldig bestuur, intern toezicht, verantwoording, deskundigheid, openheid en communicatie. Een pensioenfondsbestuur moet weten waarvoor het verantwoordelijk is. Het bestuur dient te weten hoe het die verantwoordelijkheid moet dragen en hoe het interne toezicht is geregeld. Het bestuur moet bovendien weten hoe en aan wie het verantwoording aflegt. Het bestuur heeft in 2008 de laatste hand gelegd aan de invulling van de principes goed pensioenfondsbestuur. De keuzes die het bestuur heeft gemaakt bij de besturing van het pensioenfonds, de wijze waarop het bestuur verantwoording over het beleid aflegt en hoe het interne toezicht is vormgegeven, staan beschreven in een zogenaamd transparantiedocument. Hierin is opgenomen waar het jaarverslag en de statuten en reglementen kunnen worden opgevraagd. Het document, dat regelmatig geactualiseerd wordt, staat op de website van het fonds.
Zelfevaluatie Het bestuur heeft een procedure vastgesteld voor een periodieke zelfevaluatie. Het gaat om het functioneren van het bestuur als geheel en van de individuele bestuursleden afzonderlijk. Doel van de zelfevaluatie is de kwaliteit van het bestuur in stand te houden en of te verbeteren. Het bestuur heeft de evaluatie gehouden op 11 november 2009 aan de hand van een matrix aan de hand waarvan alle onderdelen en onderwerpen waarmee het bestuur te maken heeft in het kader van het pensioenfonds onder de loep zijn genomen.
Principes voor beheerst beloningsbeleid Op 6 mei 2009 hebben DNB en AFM de “Principes voor beheerst beloningsbeleid” gepubliceerd. De Principes zijn gericht op de financiële ondernemingen en op pensioenfondsen die onder toezicht staan van DNB of AFM. In een gezamenlijke brief van 24 juni 2009 aan de pensioenfondsen hebben DNB en AFM duidelijk gemaakt dat het beloningsbeleid ook bij pensioenfondsen en hun uitvoerders in lijn moet zijn met de Principes. In de kern is het doel van de Principes: het tegengaan van “perverse beloningsprikkels”. Met naleving van de Principes zijn soliditeit, integriteit en voldoen aan verwachtingen bij belanghebbenden van het pensioenfonds gediend. Pensioenfondsen moeten de Principes concreet toepassen op hun situatie en daartoe hun beloningsbeleid kritisch tegen het licht houden en waar nodig aanpassen. Het gaat daarbij niet alleen om de beloning van bestuurders, maar ook om uitbestede werkzaamheden van het pensioenfonds. Het beheerste beloningsbeleid past binnen het thema risicobeheer van een pensioenfonds. Het bestuur heeft aan de bij het fonds betrokken partijen gevraagd een verklaring te onderteken dat er een beheerst beloningsbeleid wordt toegepast.
Intern toezicht en verantwoordingsorgaan Het bestuur van het fonds besteedt conform de Pensioenwet en de daarin opgenomen eisen voor goed pensioenfondsbestuur veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de interne beheersing. Reglementair is bepaald hoe het bestuur omgaat met de rol als bestuur en invulling geeft aan begrippen als goed bestuur, verantwoording en intern toezicht.
18
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Instellen van een verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft een verantwoordingsorgaan ingesteld. In dit verantwoordingsorgaan zijn de deelnemers, de pensioengerechtigden en de aangesloten werkgevers vertegenwoordigd. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit drie vertegenwoordigers van iedere groepering, deelnemers, werkgevers en pensioengerechtigden. Het bestuur heeft de inrichting (ondermeer samenstelling en stemverhouding) en de bevoegdheden van het verantwoordingsorgaan vastgelegd in de statuten van het fonds. Tevens heeft het bestuur een reglement voor het verantwoordingsorgaan opgesteld. De verantwoording die het bestuur aflegt, is onderdeel van de jaarverslagcyclus. In dit jaarverslag wordt verslag gedaan van de bevindingen van het verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid.
Instellen van een visitatiecommissie Voor de inrichting van het intern toezicht heeft het bestuur gekozen om een visitatiecommissie in te stellen. Deze commissie bestaat uit drie leden die door het bestuur worden benoemd. De leden van de visitatiecommissie mogen geen banden hebben met de bij het fonds betrokken werknemers- en werkgeversorganisaties, de administrateur, de actuaris en de accountant. De visitatiecommissie heeft als collectief een deskundigheid die ten minste vergelijkbaar is met de deskundigheid die door DNB wordt verlangd van het bestuur als collectief. De visitatiecommissie beoordeelt elk jaar één of meerdere aspecten van de beleids- en bestuursprocedures en –processen, de checks en balances, de wijze waarop de uitvoering van de regeling wordt bestuurd en aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn (voor de dekkingsgraad van) het pensioenfonds. De visitatiecommissie overlegt ten minste éénmaal per jaar met het voltallige bestuur. Dit overleg heeft plaatsgevonden op 8 oktober 2009. De visitatiecommissie kan het bestuur vragen frequenter te overleggen en andersom. De visitatiecommissie beoordeelt vooral de wijze waarop het bestuur zijn besluiten neemt, hoe het bestuur de kwaliteit van de adviseurs beoordeelt en hoe het bestuur toezicht houdt op de uitvoering van de pensioenregeling. De visitatiecommissie rapporteert schriftelijk aan het bestuur van het fonds. Het intern toezicht is opgenomen in de statuten en uitgewerkt in een apart reglement. Voor de instelling van de visitatiecommissie is samenwerking gezocht met het bestuur van Bpf Houthandel. De commissie die werkzaam is voor zowel Bpf Houthandel als het fonds bestaat uit dezelfde leden.
Verbetering deskundigheid pensioenfondsbestuur Enige jaren geleden heeft het bestuur een deskundigheidsplan opgesteld. Dat plan is zodanig dat het bestuur als geheel over de vereiste deskundigheid beschikt. Ten minste éénmaal per jaar gaat het bestuur na of het bestuur de ontwikkelingen op pensioengebied voldoende volgt en of die deskundigheid nog steeds aanwezig is. In het afgelopen jaar is veel aandacht besteed aan de deskundigheidsbevordering van het bestuur. Het bestuur is hierbij uitgegaan van de eisen die zijn vastgelegd in het plan van aanpak deskundigheidsbevordering van VB, OPF en UvB van 16 april 2007. Het plan van aanpak noemt eindtermen waarmee de deskundigheid getoetst kan worden. Er zijn normen voor de individuele bestuurders en voor besturen als geheel. Er zijn aangepaste normen voor leden van deelnemersraden en verantwoordingsorganen. Het plan stelt ook eisen aan pensioenopleidingen en cursussen. De pensioenkoepels hopen zo hun leden de gelegenheid te bieden om hun deskundigheid te verbeteren. De koepels roepen hun leden op om gebruik te maken van de hulp. Op basis hiervan heeft het bestuur in 2008 een nieuw deskundigheidsplan opgesteld. Dit plan wordt regelmatig geactualiseerd. Op 13 mei 2009 is door de beleggingsadviseur een opleiding verzorgd. In het vergaderschema voor het jaar 2010 is reeds rekening gehouden met twee opleidingsdagen.
JAARVERSLAG 2009
19
Instellen van een klachten- en geschillencommissie In de Principes voor goed pensioenfondsbestuur is onder meer bepaald dat het bestuur moet zorgen voor een adequate klachten- en geschillenprocedure. Naar aanleiding hiervan heeft het bestuur een klachtenen geschillencommissie ingesteld. Een deelnemer of een andere belanghebbende heeft het recht bij de administrateur een klacht in te dienen over de uitvoering van de pensioenregeling. De klacht moet schriftelijk worden ingediend binnen zes weken na de gebeurtenis of het uitblijven van een reactie na een verzoek daartoe. Onder een klacht wordt verstaan: iedere vorm van ontevredenheid over de behandeling, bejegening of dienstverlening die door de deelnemer als onjuist wordt ervaren. Een geschil is een verschil van mening tussen een deelnemer en het bestuur over de interpretatie van regelingen en afspraken.
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Op grond van richtlijn 400 jaarverslag besteedt het fonds, net als andere ondernemingen, aandacht aan maatschappelijk verantwoord ondernemen. Doel daarvan is het informeren van belanghebbenden en het verantwoording afleggen over maatschappelijke verantwoordelijkheden. Dat betreft met name algemene, sociale en economische aspecten van het fonds. De rapportage over deze aspecten is op diverse plaatsen terug te vinden in het jaarverslag. De algemene aspecten betreffen de belangrijkste problemen en uitdagingen, de invloed daarvan op het beleid en de strategie en de rol van belanghebbenden hierbij. De algemene aspecten zijn opgenomen in de hoofdstukken “verslag van het bestuur” en “pensioenontwikkelingen”. In dit laatste hoofdstuk wordt per onderwerp aangegeven wat het fonds aan deze onderwerpen heeft gedaan gedurende de loop van het verslagjaar. Relevante sociale aspecten betreffen met name sociaal-maatschappelijke zaken zoals verantwoord beleggen. In het hoofdstuk “beleggingen” wordt het beleggingsbeleid van het fonds uiteengezet. Richtlijn 400 beoogt overigens niet aan pensioenfondsen voor te schrijven dat zij (meer) maatschappelijk moeten beleggen, de nadruk ligt op informatieverschaffing. Verdere aspecten die betrekking hebben op maatschappelijk verantwoord ondernemen zijn bijvoorbeeld de wijze waarop het pensioenfonds georganiseerd is, de verdeling van taken en verantwoordelijkheden, de interne beheersing van processen en procedures en de communicatie met de belanghebbenden.
20
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Ontwikkelingen in de bedrijfstak Pensioenregeling in 2009/2010 De CAO partijen hebben besloten in het kader van het herstelplan de opbouwpercentages met ingang van 1 januari 2010 te verlagen. De premiepercentages worden gelijktijdig verhoogd. De kenmerken van de regeling in 2009 zijn als volgt.
Soort pensioenregeling De regeling van het fonds is een uitkeringsregeling in de vorm van een zogenaamde geïndexeerde middelloonregeling. Elk jaar bouwt de deelnemer een stukje van zijn pensioen op, gebaseerd op het verdiende salaris in dat jaar. De pensioenuitkering is een afspiegeling van het gemiddelde verdiende salaris tijdens de deelname aan de regeling. Door middel van een toeslagenbeleid wordt ernaar gestreefd het reeds opgebouwde pensioen zijn waarde te laten behouden.
Pensioenleeftijd De minimum toetredingsleeftijd is sinds 2007 21 jaar. Het ouderdomspensioen gaat in op de leeftijd van 65 jaar en is gebaseerd op het gemiddelde salaris dat de deelnemer heeft verdiend.
Partnerpensioen Het partnerpensioen is op risicobasis verzekerd. Dit betekent dat er geen partnerpensioen wordt opgebouwd. Als de actieve deelnemer overlijdt, is er een levenslang partnerpensioen van 70% van het ouderdomspensioen dat zou zijn opgebouwd tot het bereiken van de pensioendatum.
Franchise De franchise is het deel van het salaris waarover geen pensioenpremie wordt betaald. Dat is omdat de deelnemer na het pensioen ook een AOW-uitkering krijgt. ■ franchise 2009 € 11.626,■ franchise 2010 € 11.684,-
Pensioengevend salaris Het pensioengevend salaris is het bruto salaris inclusief vaste toeslagen (zoals vakantietoeslag) met een maximum. Van dit salaris wordt de franchise afgetrokken. Wat overblijft is dan pensioengrondslag A. Om te voorkomen dat een deelnemer minder zou opbouwen dan in de oude vaste bedragenregeling, is een minimum pensioengrondslag vastgesteld. ■ maximum salaris 2009 € 36.460,■ maximum salaris 2010 € 36.643,■ minimum pensioengrondslag in 2009 € 4.563,■ minimum pensioengrondslag in 2010 € 4.586,-
Extra pensioenopbouw Deelnemers met een salaris dat hoger is dan het hiervoor genoemde maximum, bouwen over het meerdere tot aan een maximum extra pensioenaanspraken op. Dit is pensioengrondslag B. ■ maximum salaris 2009 € 69.108,■ maximum salaris 2010 € 69.454,-
Opbouwpercentages ouderdomspensioen De opbouwpercentages zijn als volgt. ■ 2009 2,2% pensioengrondslag A en 0,45% van pensioengrondslag B ■ 2010 2,0% pensioengrondslag B en 0,25% van pensioengrondslag B
JAARVERSLAG 2009
21
Voorwaardelijke aanvullingsregeling De voorwaardelijke aanvullingsregeling geldt voor de deelnemers aan de pensioenregeling die zowel op 30 juni 2001 als op 1 juli 2001 in dienst waren van een aangesloten onderneming en dit onafgebroken blijven tot de uittredingsdatum. Het ambitieniveau van de voorwaardelijke aanvullingsregeling is om aan die deelnemers die gebruik maken van de mogelijkheid om vanaf 62,5-jarige leeftijd vervroegd uit te treden het opgebouwde pensioen tot de 65-jarige leeftijd aan te vullen tot een percentage van het salaris dat afhankelijk is van de leeftijd van betrokkene op 1 juli 2001.
Premie De pensioenen worden gefinancierd door het heffen van premie waaraan zowel de werkgever als de werknemer een bijdrage levert. ■ Premie 2009 is 20,2% van pensioengrondslag A en 5,5% van pensioengrondslag B ■ Premie 2010 is 22,2% van pensioengrondslag A en 6,4 % van pensioengrondslag B Van de premies komt 1/3 gedeelte ten laste van de werknemer.
Invaliditeitspensioenregeling De premieheffing voor de invaliditeitspensioenregeling is met ingang van 1 januari 2006 gestopt. De invaliditeitspensioenregeling van het fonds blijft nog wel bestaan, omdat de al lopende WAO-uitkeringen aangevuld moeten blijven. Er kunnen nog WAO-gerechtigden overgaan van een loongerelateerde WAO-uitkering naar een vervolguitkering waardoor pas in de toekomst een WAO-hiaat ontstaat. Deze mensen kunnen nog een beroep op de invaliditeitspensioenregeling doen. Ook kunnen de lopende uitkeringen nog wijzigen als gevolg van het wijzigen van het arbeidsongeschiktheidspercentage. Daarnaast vallen WAO-ers terug in de WAO als ze na re-integratie of hervatting van de werkzaamheden weer terugvallen in het oude ziektebeeld.
Anw-hiaatregeling Met ingang van 1 juli 2001 is de Anw-hiaatregeling een vrijwillige verzekering, zij het dat deze wordt vormgegeven als een collectieve verzekering met negatieve optie. Dit houdt in dat als de deelnemer niet wil deelnemen aan de collectieve regeling, hij niet deel hoeft te nemen. De premies voor de Anw-hiaatregeling komen geheel voor rekening van de deelnemer. Voor deze regeling is een jaarpremie van bijna € 712 duizend verschuldigd.
Aantal deelnemers Het aantal actieve deelnemers is afgenomen met 138 tot 7.629. Tot de groep deelnemers behoren ook deelnemers met een (gedeeltelijke) premievrije pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid. Gezien de economische crisis en de impact bij de bedrijven in de sector is de verwachting dat het deelnemersaantal in 2010 verder zal afnemen.
Gewezen deelnemers Het aantal gewezen deelnemers is toegenomen met 237 tot 27.281. Gewezen deelnemers (ook wel slapers genoemd) hebben de bedrijfstak verlaten voordat hun pensioenrechten tot uitkering zijn gekomen. Zij kunnen te zijner tijd een pensioen van het fonds tegemoet zien.
Pensioengerechtigden Het aantal pensioengerechtigden is toegenomen met 185 tot 3.956 In onderstaande tabel is het aantal pensioengerechtigden per pensioensoort aangegeven. ■ Ouderdomspensioen (incl Prepensioen) 2.558 ■ partnerpensioen 1.187 ■ wezenpensioen 38 ■ invaliditeitspensioen 173
22
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Risicoparagraaf De risico’s verbonden aan de pensioenregeling worden door het fonds zelf gedragen. Deze risico’s worden geïnventariseerd en periodiek vastgesteld in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), waarin de verzekeringstechnische aspecten van de regeling worden omschreven en waarmee het fonds uitvoering geeft aan de wettelijk vereisten. De toets in hoeverre de doelstelling en het gevoerde beleid worden bereikt, zal ten minste jaarlijks plaatsvinden aan de hand van het jaarverslag en de door de actuaris van het fonds uitgebrachte analyse. Het pensioenfonds heeft de hoofdlijnen van het interne beheersingssysteem en van de opzet van de administratieve organisatie en interne controle vastgelegd in de actuariële en bedrijfstechnische nota (ABTN). Het fonds heeft beleid vastgesteld met betrekking tot de beheersing van risico’s die samenhangen met de uitbesteding. Belangrijke aspecten hierin zijn dat de pensioenuitvoerder, Syntrus Achmea Pensioenbeheer, beschikt over een SAS-70 verklaring type II. Deze verklaring geeft zekerheid dat de bedrijfsprocessen en de daarin opgenomen interne controles, in opzet bestaan en adequaat zijn (type I) en effectief hebben gewerkt (type II). Met Syntrus Achmea Pensioenbeheer is het fonds een gedetailleerde Service Level Agreement (SLA) overeengekomen. Met de vermogensbeheerders zijn ook beheerafspraken gemaakt. In een mandaat worden jaarlijks de beheersafspraken vastgelegd. Deze afspraken betreffen onder andere de samenstelling van de portefeuille, de tactische marges, de performancemeting, de benchmarks en het valuta- en derivatenbeleid, de risicometing en –beheersing. De financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. De belangrijkste risico’s zijn het valuta-, rente- en kredietrisico. De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarde, voor zover niet anders is aangegeven. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt zeer beperkt gebruik gemaakt van afgeleide financiële instrumenten (derivaten). Ten behoeve van het risicobeheer is het volgende beleid vastgesteld.
Beleggingsrisico’s De beleggingsrisico`s zijn als volgt onder te verdelen: Algemeen De in de balans opgenomen financiële instrumenten zijn beleggingen, vorderingen en schulden. Financiële instrumenten zijn opgenomen tegen actuele waarden, voor zover niet anders is aangegeven. De belangrijkste risico’s zijn: Valutarisico Valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen verandert door veranderingen in valutakoersen. Het fonds heeft de intentie het valutarisico van niet-euro beleggingen structureel voor 100% af te dekken, behalve voor valuta waar dit niet efficiënt voor mogelijk is. Renterisico Renterisico is het risico dat het saldo van de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert door veranderingen in de marktrente. Het structurele renterisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Doordat de waardering van verplichtingen op marktbasis (FTK) plaatsvindt, zal het renterisico voor de totale financiële positie van het fonds veel explicieter zichtbaar worden en een dominante rol spelen. Het bestuur evalueert ieder kwartaal haar rentevisie. Marktrisico Marktrisico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, convertibles, commodities en (indirect) vastgoed) verandert door veranderingen in de marktwaardering van deze waarden. Het structurele marktrisico wordt o.a. in kaart gebracht binnen een ALM-studie. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces via onder andere het jaarlijkse beleggingsplan en het daarin aangegeven beleggingsmandaat. JAARVERSLAG 2009
23
Relatieve marktrisico Dit is het risico dat de vermogensbeheerders bij de uitvoering van het actieve beleggingsbeleid afwijken van het vastgestelde ALM-beleid. Hiertoe zijn strategische marges gedefinieerd welke dagelijks worden gemonitored. Kredietrisico Dit risico hangt samen met de beleggingen in verhandelbare schuldpapieren en op tegenpartijen die hun verplichtingen aan het fonds niet meer kunnen nakomen, bijvoorbeeld door faillissement. Het fonds neemt momenteel beperkt kredietrisico’s in de vastrentende beleggingen. Het is de actieve beheerders toegestaan om een deel van de portefeuille te beleggen in ‘investment grade’ credits, High Yield beleggingen en schuldbekentenissen in opkomende markten. Voor al deze beleggingen zijn beperkingen vastgesteld. Zo wordt tegenpartijrisico verbonden aan de inzet van afgeleide financiële instrumenten en op marktconforme wijze beheerst. Het bestuur houdt toezicht op deze risico’s door de vermogensbeheerder periodiek te laten specificeren welk deel van de beleggingen een verhoogd risico met zich meebrengt.
Actuariële risico’s De actuariële risico’s zijn als volgt onder te verdelen; Strategische risico/solvabiliteitsrisico Het risico dat de ontwikkeling van het vermogen (in de vorm van beleggingen en premies) niet optimaal aansluit op de ontwikkeling van de verplichtingen, waardoor de beoogde pensioenkwaliteit en de beoogde financierings-doelstelling niet kunnen worden gehaald. Er is een aantal beleidsinstrumenten waarmee de financiële positie kan worden bijgestuurd. Deze beleidsinstrumenten zijn de pensioenregeling, het toeslagenbeleid, het premiebeleid, het beleggingsbeleid en het liabilitymanagement beleid. Met ALM (Asset Liability Management) wordt samenhang aangebracht tussen deze beleidsinstrumenten. Verzekeringstechnisch risico Naast de financiële risico’s staat het fonds bloot aan verzekeringstechnische risico’s, waarvan het langlevenrisico het belangrijkste is. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen worden prudente veronderstellingen gehanteerd waaronder leeftijdscorrectiefactoren alsmede toekomstige verbetering van de levensverwachting. Hierdoor vindt periodieke bijstelling plaats. Een ander verzekeringstechnisch risico is het kortlevenrisico. Dit risico heeft het fonds herverzekerd bij Aegon.
Operationele risico’s De operationele risico’s zijn als volgt onder te verdelen; Algemeen Het betreft hier risico’s welke inherent zijn aan het (dis)functioneren van mens en machine in de primaire operationele processen van het fonds. Deze risico’s worden afgedekt door een veelheid van elkaar aanvullende maatregelen zoals bijvoorbeeld back-up & recovery procedures, logische & fysieke toegangsbeveiliging, testprocedures, etc. Liquiditeitsrisico Aangezien de som van de premies, directe beleggingsopbrengsten en aflossingen van beleggingen in vastrentende waarden de som van uitkeringen en kosten verre te boven gaat, is de kans op een liquiditeitstekort beperkt, temeer daar altijd de mogelijkheid bestaat beursgenoteerde beleggingen per ommegaande te verkopen. Compliance risico Het risico van het niet voldoen aan fungerende wet- en regelgeving dan wel het niet tijdig onderkennen van veranderingen in de wet- en regelgeving. Hiertoe zijn compliance manuals opgesteld welke extern zijn getoetst.
24
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Risico’s voor de deelnemers Actuariële en beleggingsrisico’s worden collectief gedeeld. Naast de premies zijn de beleggingsopbrengsten een belangrijke financieringsbron voor de opbouw van nieuwe pensioenaanspraken. Partiële toeslagverlening, of het geheel achterwege laten van toeslagverlening, biedt soulaas als de financiële positie van het fonds daartoe aanleiding geeft. Het effect daarvan is vele malen groter dan met premieverhogingen kan worden bereikt. Bovendien is het eerlijker: premieverhogingen raken alleen de actieve deelnemers (en de werkgevers) waar indexatiekortingen ook de slapers en de uitkeringsgerechtigden raakt.
Pensioenontwikkelingen AOW- leeftijd In 2009 was sprake van een economische recessie en een toenemende werkloosheid. De komende jaren ontstaat door vergrijzing en ontgroening een verminderd arbeidsaanbod en een verwacht tekort aan beschikbare arbeid. Daarnaast is sprake van een stijgende levensverwachting van mannen en vrouwen. Redenen voor het kabinet om de AOW-leeftijd te willen verhogen naar 67 jaar. Werkgevers en werknemers vertegenwoordigd in de Sociaal Economische Raad (SER) kregen tot eind september de gelegenheid te komen met een (betaalbaar) alternatief plan voor de verhoging van de AOW-leeftijd. Dat is niet gelukt. Sociale partners zijn het niet eens geworden over de AOW-leeftijd en de gevolgen voor aanvullende pensioenen. Het kabinet kwam vervolgens met een concreet wetsvoorstel om de AOW-leeftijd in twee stappen te verhogen naar 67 jaar. Eind februari 2010 viel het kabinet. Het onderwerp AOW-leeftijd werd vervolgens controversieel verklaard. Hierdoor wordt het onderwerp pas na de verkiezingen in 2010 weer opgepakt.
Verhogen AOW-leeftijd Het demissionaire kabinet wilde de AOW-leeftijd in twee stappen verhogen: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Het kabinet wilde verder rondom de verhoging van de AOW-leeftijd maatregelen treffen met betrekking tot de verbetering van de arbeidsmarktpositie van ouderen, de positie van mensen met zware beroepen en de positie van mensen met een lang arbeidsverleden. Verschillende politieke partijen en de sociale partners werken inmiddels aan hun eigen voorstellen voor een nieuwe opzet van de AOW. Hoe de veranderingen van de AOW er ook uit komen te zien, aanpassing van de AOW heeft effect op de aanvullende pensioenen. Dat zijn de pensioenen waarover door werkgever en werknemer samen afspraken worden gemaakt (2e pijler). Het gaat dan om het pensioen dat wordt opgebouwd bij het pensioenfonds. De verwachting is dat het fiscaal gefaciliëerde maximale opbouwpercentage per dienstjaar voor de aanvullende pensioenen ook zal worden aangepast. Ook de premieruimte in de vrijwillige aanvullende pensioenen (3e pijler) wordt waarschijnlijk aangepast. Het gaat dan over de pensioenen die individuele burgers kunnen afsluiten bij een verzekeraar.
Flexibilisering van de AOW-leeftijd In de Tweede Kamer ligt een wetsvoorstel dat het mogelijk maakt om vanaf 2010 de ingangsdatum van het AOW-pensioen uit te stellen. Het AOW-pensioen kan maximaal vijf jaar - geheel of gedeeltelijk – worden uitgesteld ten opzichte van de huidige AOW-leeftijd van 65 jaar. Het kabinet verwacht dat 5% van de nieuwe AOW-gerechtigden kiest voor uitstel. Gaat de AOW-uitkering later in, dan wordt de uitkering ook hoger. Het kabinet wil hiermee een flexibeler systeem van pensionering introduceren. Daarnaast hoopt het kabinet op een cultuuromslag, waarbij mensen 65 jaar niet meer als definitief eindpunt zien van hun werkzame leven. Tot slot hoopt minister Donner het mensen gemakkelijker te maken om door te werken na hun 65ste als ze dat zelf willen. Minister Donner en staatsecretaris Klijnsma van SZW vroegen op 11 november 2009 per brief aan de Tweede Kamer om dit wetsvoorstel zo spoedig mogelijk te behandelen. Ook bij de huidige AOW-gerechtigde leeftijd van 65 jaar kan behoefte bestaan om de AOW later te laten ingaan.
Pensioenregister van start In de Pensioenwet is bepaald dat de pensioenuitvoerders een pensioenregister inrichten. Het register gaat alle Nederlandse pensioenregelingen via internet toegankelijk maken. Iedereen tussen de 15 en 65 jaar met een burgerservicenummer en een DigiD kan straks inloggen en een overzicht opvragen van zijn eigen pensioenregelingen en AOW-rechten. Zo kan iedere Nederlander straks duidelijk zien hoe hoog zijn totale oudedagsvoorziening is, bij welke pensioenuitvoerder het pensioen is opgebouwd en waar hij terecht kan
JAARVERSLAG 2009
25
voor meer informatie. Op 7 mei 2008 is de Stichting Pensioenregister opgericht, een samenwerkingsverband van de pensioenkoepels, verzekeraars en Sociale Verzekeringsbank. De stichting begeleidt de ontwikkeling van het pensioenregister. De pensioensector draagt de kosten zelf. Het is de bedoeling dat het register op 1 januari 2011 van start gaat. Volgens de wet moet het pensioenfonds elke vijf jaar informatie aan slapers verstrekken over hun opgebouwde pensioenaanspraken. Dit geldt overigens alleen voor degenen die na 1 januari 2008 slaper zijn geworden én de slapers die zich bij de pensioenuitvoerder hebben gemeld met het verzoek om hen deze informatie te verstrekken. Dat betekent bijvoorbeeld dat het niet verplicht is om informatie te verstrekken over slapers die voor 1 januari 2008 slaper zijn geworden. Een verzoek via het pensioenregister wordt gezien als een wettelijk verzoek om slapersinformatie te verstrekken. Het is dan ook bijna onvermijdelijk om ook aan degenen die slaper zijn geworden voor 1 januari 2008 informatie te verstrekken. In 2009 is bij de uitvoerder, Syntrus Achmea, een project gestart voor de tijdige invoering van het pensioenregister.
FVP regeling: geen nieuwe instroom per 1 januari 2011 De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) helpt werklozen van 40 jaar en ouder pensioen op te bouwen. FVP heeft in december 2008 bekendgemaakt dat de FVP-regeling een jaar langer blijft bestaan. De regeling loopt nu door tot 1 januari 2011. Werknemers die vóór 2011 in de WW terecht komen, kunnen nog een FVP-bijdrage aanvragen. Werknemers die daarna WW-gerechtigd worden niet meer. Werknemers die in 2010 werkloos worden, kunnen geconfronteerd worden met een korting op hun FVP-bijdrage. Het FVP-bestuur beslist daar later over.
Beleggingen Marktontwikkelingen Terugblik op 2009 2009 was een herademing na het rampjaar 2008. 2009 toonde een V-vormig beursherstel, sterker dan aanvankelijk eind 2008 werd gedacht. Dit beursjaar had twee gezichten: een slecht eerste kwartaal, daarna een sterke koersstijging. Olie deed 90 procent waardestijging, gevolgd door aandelen in opkomende markten, vastgoed en grondstoffen. De waardestijging van goud beliep 21procent en van koper zelfs 45 procent. Hedge funds deden een gemiddelde koersstijging van 11 procent. Obligaties presteerden wijd uiteenlopend. Hoog riskante obligaties deden 60 procent rendement, 30 procent voor obligaties van ontwikkelingslanden, 15 procent voor bedrijfsobligaties en 4 procent voor staatsleningen. De Braziliaanse beurs was het sterkst met 142 procent rendement, veel meer dan de 17 procent koersstijging van de Dow Jones Index en de 23 procent stijging van de wereld aandelenindex in euro’s gemeten. De Europese Aandelenindex deed 27 procent en de AEX zelfs 36 procent. Maar de Amsterdamse beursindex is sinds de top in september 2000 van 701,56 nog immer de helft minder waard. Er is dus nog een lange weg te gaan naar een all time high. Binnen de sectoren waren Automobielen en Electronica het sterkst en Farma en Nutsbedrijven het zwakst. Volgens het CBS was 2009 het jaar van de grootste economische krimp ooit in Nederland, met een negatieve groei van 4 procent. Sterk merkbaar is het echter nog niet. Ter vergelijking: het gemiddelde inkomen en vermogen is vijf maal zo hoog als in de jaren dertig van de vorige eeuw. 2009 heeft een V-vormig economisch herstel laten zien. Het vertrouwen is eerder dan verwacht teruggekomen en de productie herstelde zich al vanaf april. Dit komt met name door de voorraadvorming die eerst sterk kromp en daarna moest worden aangevuld. Het herstel zwakte echter af, mede door het wegvallen van de vraag vanuit de overheid. De verwachting is dat de omvangrijke overheidsschuld de economische groei nog jaren zal drukken. Het herstel lijkt Wortelteken-vormig te zijn, hetgeen betekent dat er nog jaren van gekwakkel voor de boeg kunnen liggen. De autoverkopen hebben de laagste waarde bereikt in veertig jaar. Het is één van de vele bedrijfssectoren in Europa die een vervangingsmarkt zijn en niet meer autonoom groeien. De betekenis van Europa in de wereldeconomie wordt steeds geringer.
26
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Diversificatie van de beleggingsportefeuille naar regio’s buiten Europa en met name emerging markets ligt voor de hand. Voor de komende jaren moet rekening worden gehouden met slechts beperkte kansen en veel volatiliteit. Er zijn toch een aantal positieve punten aan te wijzen. Vanuit het lage winstniveau van 2008 namen de bedrijfswinsten in de Verenigde Staten en Europa met circa 25 procent toe in 2009. Deze winstverbeteringen zijn al in de koersen van 2009 verwerkt. Vooral in Aziatische landen is nog koerspotentieel te vinden. Een toename van de inflatie dreigt nog niet, hoewel de inflatie in het Verenigd Koninkrijk is opgelopen naar 3 procent eind 2009. Inflatie kan op termijn een probleem worden, mede gelet op de belangen van overheden om zich uit de schulden te infleren. In 2009 zijn de risicopremies op hypotheken hoog gebleven als gevolg van de ontwikkelingen op de financiële markten, hetgeen resulteerde in hoge marges op particuliere en zakelijke hypotheken. Om de woningmarkt een impuls te geven is de kostengrens voor woninghypotheken met de Nationale Hypotheek Garantie verhoogd. De zakelijke hypothekenmarkt kenmerkte zich door een toename in de voorzieningen die zijn getroffen door dubieuze debiteuren. In de beleggingscategorie obligaties is enige winst te behalen bij de bedrijfsobligaties. De spreads zijn hier al in 2009 afgekomen van 200 basispunten naar 80 basispunten, maar er zit nog wel meer in het vat. Mocht de economische groei echt doorzetten dan mag op termijn een renteverhoging verwacht worden wat een negatieve koerseffect op obligaties zal hebben. Staatsobligaties zijn daarom qua rendement niet aantrekkelijk. In 2009 werd de Europese Unie geconfronteerd met de omvangrijke Griekse budgettaire problemen. Gevreesd werd dat dit de opmaat zou zijn voor budgettaire problemen van meerdere Zuid Europese EU landen en Ierland. De waarde van de euro had navenant te lijden. Puur vanuit de assets bezien is het aanbevelenswaardig de rentegevoeligheid van de obligaties te beperken en looptijden te verkorten. Binnen dit scenario is van groot belang hoe wordt omgegaan met de uitgestelde schuldsanering. Uitgaven zullen beperkt moeten worden. Het effect zal zijn dat de consumptieve uitgaven zullen krimpen. De werkloosheid zal verder kunnen toenemen, hoewel deze in Nederland nog relatief laag is vergeleken met andere landen. Overheden zullen voorzichtig omspringen met het verkrappen van de geldhoeveelheid om de groei niet de nek om te draaien. Anderzijds zal er toch een aanvang gemaakt moeten worden met het beëindigen van de kwantitatieve verruiming (quantitative easing) op straffe van verder uitdijende tekorten. Het gevaar van het kantelen van de economie naar recessie vormt een reëel gevaar.
Beleggingsportefeuille van Hibin in 2009 Het zwaartepunt van de kredietcrisis lag in het laatste kwartaal van 2008 en het eerste kwartaal van 2009. De overige drie kwartalen van 2009 stonden in het teken van marktherstel, ook voor Hibin. Een deel van het beleid van Hibin had ten doel de negatieve gevolgen van de kredietcrisis op de dekkingsgraad te ondervangen. Dat beleid was in 2008 ingezet en daar verantwoord. De afronding daarvan heeft soms na balansdatum plaatsgevonden, zoals bij de selectie van de nieuwe vermogensbeheerder. Door een terugkerende risicobereidheid en liquiditeit in de markten in de tweede helft van 2009 kon een gedeelte van de underperformance door de vermogensbeheerder weer worden goedgemaakt. Het rendement van de totale portefeuille bedroeg in 2009 9,7%, ten opzichte van 8,5% voor de benchmark. In het GTAA fonds en de na balansdatum verkochte LDI fondsen bleef de liquiditeit en de marktwaarde achter. Lombard Odier heeft inmiddels een nieuwe portefeuille geconstrueerd met daarin alleen liquide en hoge rating stukken en swaps om dit probleem in de toekomst te ondervangen. De ingezette strategie van niet rebalancen en de strategische benchmark laten meebewegen met marktomstandigheden heeft er in geresulteerd dat van het herstel van de markten meer werd geprofiteerd dan bij een statische benchmark. Om de effecten van de kredietcrisis op de dekkingsgraad en beleggingsportefeuille op te vangen is door het Bestuur, vermogensbeheerders en haar adviseurs op verschillende niveaus beleid geformeerd, zoals strategisch beleid, tactisch beleid en governance.
JAARVERSLAG 2009
27
1. Strategisch beleid ■ loslaten van de automatische rebalancing. Dit beleid is ingezet in 2008 en in aanvang bedoeld om risico’s te beheersen door het verlagen van volatiele beleggingen in dalende markten en om onnodige transactiekosten te voorkomen ■ aanpassen van de strategische benchmark aan de gerealiseerde gewichten in de portefeuille; dit beleid werd van kracht per ultimo 2008. Doordat de benchmark meebeweegt, blijft de portefeuille automatisch meer binnen de tactische bandbreedtes. ■ vervangen van F&C ter verbetering van beleggingsprestaties en risicomanagement. Wegens tegenvallende resultaten voor en tijdens de kredietcrisis was daartoe besloten. Dit proces speelde gedurende geheel 2009 en heeft haar beslag gevonden in het aanstellen van Lombard Odier als nieuwe fiduciaire beheerder begin 2010. Het risicomanagement, de risicobewuste benadering van de portefeuille en de kwaliteit van rapportage waren hierbij belangrijke factoren. Daarnaast is, conform de eis van het Verantwoordingsorgaan, gezocht naar een vermogensbeheerder die in staat wordt geacht outperformance te leveren.
2. Tactisch beleid ■ F&C was aangesteld om aan het beleggingsbeleid inhoudelijk continu invulling te geven. Toen door de kredietcrisis de liquiditeit in beleggingsmarkten opdroogde is door F&C onder andere het GTAA fonds gesloten zodat de stukken relatief gunstig verkocht konden worden. Dit laat overigens onverlet dat de risicoperceptie van de vermogensbeheerder en financiële sector als geheel tekort schoot. ■ in het bedrijfsobligatiefonds is de benchmark aangepast - de financiële instellingen zijn eruit verwijderd om te voorkomen dat teveel belegd zou moeten worden in deze bedrijven. Het Bestuur heeft hier mee ingestemd.
3. Governance ■ Nadat geconstateerd werd dat de afdekking van de verplichtingen lager uitviel dan de strategisch vastgelegde 75% doordat de vermogensbeheerder uitging van achterhaalde gegevens is het controle proces aangescherpt en schriftelijk vastgelegd. De communicatie tussen actuaris en vermogensbeheerder en de frequentie van gegevens uitwisseling is opgevoerd teneinde lager dan geplande afdekking van de verplichtingen te vermijden. ■ Het Bestuur heeft in 2009 een Beleggingswerkgroep aangesteld die ten doel heeft om het Beleggingsbeleid en het Risicomanagement te begeleiden en aan te scherpen. Via het opvoeren van de frequentie van rapportage en inhoudelijke verdieping daarvan nam het bestuur maatregelen ter versterking van de interne organisatie.
28
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Beleggingen in het verslagjaar Hieronder maakt het fonds een onderscheid tussen het liquide en het minder liquide deel van de portefeuille. Onderstaande tabel laat de beleggingen in procenten zien van 2009 en 2008. CATEGORIE
Weging 31/12/2009
Liquide portefeuille 57,5% Illiquide portefeuille 42,5% Totaal portefeuille 100% Liquide portefeuille Aandelen 42,1% Converteerbare Obligaties 8,8% Indirect onroerend goed nvt Grondstoffen 2,0% GTAA nvt Totaal zakelijke waarden 52,9%
Norm 2009
Weging 31/12/2008
Norm 2008
50,2% 49,8% 100%
55,4% 44,6% 100%
65,9% 34,1% 100%
37,1% 8,3% 3,4% 2,5% 6,7%
38,4% 7,7% 3,2% 2,7% 7,1%
58,0%
59,1%
43,0% 9,2% nvt 2,5% nvt 54,7%
Obligaties (incl. Credits) 40,4% 41,7% Deposito's 4,6% 3,6% Cash 2,1% 0,0% Totaal vastrentende waarden 47,1% 45,3% Totaal Liquide portefeuille 100% 100% Illiquide portefeuille Hypotheken 16,7% 16,5% Direct onroerend goed 8,9% 10,2% Aegon Annuiteit 10,3% 14,9% Illiquide GTAA 1,9% 7,6% LDI 62,2% 50,8% Totaal illiquide portefeuille 100% 100%
39,6% 2,5% 42,0% 100%
40,9% 0,0% 40,9% 100%
18,9% 10,8% 13,0% nvt 57,3%
20,8% 15,0% 22,0% nvt 42,2%
100%
100%
Rendement van de beleggingsportefeuille Bemoedigende detailhandelsverkopen, het aantrekkende consumentenvertrouwen en een onverwachte daling van de werkloosheid in de VS waren tekenen dat de economie zich stabiliseerde. De verlaging van de kredietbeoordelingen van enkele Eurolanden zorgden voor enige beroering. Bedrijfsobligaties deden het uitstekend door te profiteren van de aantrekkende markt. Het rendement van de portefeuille wordt afgezet tegen een meetlat (de zogenaamde benchmark) om de resultaten te kunnen beoordelen. Het rendement van de totale portefeuille bedroeg in 2009 9,7%. De benchmark (meetlat van de afspraak) bedroeg 8,5%. In 2008 bedroeg de performance -11,1% en de benchmark -7,3%.
JAARVERSLAG 2009
29
In de tabel hieronder worden de absolute rendementen per categorie en van de totale portefeuille van 2009 en 2008 weergegeven. Rendementen %
2009
2008
Liquide portefeuille Aandelen 32,2 -45,0 Converteerbare Obligaties 37,7 -22,4 Indirect onroerend goed 13,7 -43,0 Grondstoffen 10,7 -51,3 GTAA nvt -14,6 Obligaties (incl. Credits) 27,2 -17,7 Deposito's 0,1 Totaal Liquide Portefeuille 29,0 -31,6 Illiquide portefeuille Hypotheken 0,9 13,7 Direct onroerend goed -11,2 -0,7 Aegon Annuiteit 10,1 4,4 Illiquide GTAA 14,8 nvt LDI -13,3 74,3 Totaal portefeuille 9,7 -11,1
Evaluatie van de beleggingsportefeuille Evaluatie illiquide portefeuille Afbouwportefeuille GTAA Gedurende het jaar is de afbouw verder doorgezet. Nog steeds moet rekening worden gehouden met de geringe liquiditeit ondanks het aantrekken van de markt. De verkoop vond ook dit jaar plaats als functie van de marktsituatie specifiek de liquiditeit. LDI (Liability Driven Investments, vanuit de verplichtingen gedreven beleggingen) Er is besloten om een `duratiematching` (aansluiting) na te streven van circa 75% van de verplichtingen. De LDI pools zijn als gevolg van de lichte stijging van de Europese kapitaalmarktrente in 2009 in waarde gedaald. Dit gebeurde in lijn met de waardedaling van de pensioenverplichtingen op marktwaarde. Het niet volledig afgedekt zijn heeft tot gevolg gehad dat de dekkingsgraad door dit effect is verbeterd. Vastgoed Op basis van voorlopige cijfers van ROZ/IPD (definitieve cijfers worden begin maart door ROZ/IPD gepubliceerd) laten zowel het Achmea Dutch Retail Property als het Achmea Dutch Office Fund een positief totaalrendement zien. Bij het Achmea Dutch Residential Fund en het Achmea Dutch Industrial Property Fund zijn de afwaarderingen hoger uitgevallen dan de huuropbrengsten en dit heeft geresulteerd in een negatief totaalrendement voor beide fondsen over 2009. Hypotheken Gedurende 2009 is voor zowel het Particuliere als het Zakelijke Hypothekenfonds de vaste risico-opslag in het waarderingsmodel aangepast in een opslag die meebeweegt met de risicopremies in de markt. Het relatieve rendement van beide hypothekenfondsen is over 2009 negatief als gevolg van een toename in deze risico-opslag.
30
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Evaluatie liquide portefeuille Aandelen De wereldwijde aandelenportefeuille boekte begin 2009 verlies, maar liet daarna een mooi herstel zien. Bemoedigende detailhandelsverkopen, het aantrekkende consumenten- vertrouwen en een onverwachte daling van de werkloosheid in de VS waren tekenen dat de economie zich stabiliseert. De drie aandelenregio’s te weten Amerika, Emerging Markets en Europa, die vorig jaar voor de grootste problemen hebben gezorgd lieten dit jaar goede resultaten zien. Converteerbare obligaties Ook voor converteerbare obligaties was 2009 een jaar van herstel. Naast het herstel van de markten heeft de primaire markt (= nieuw uitgegeven obligaties) attractieve beleggingsmogelijkheden geboden, hetgeen ook heeft bijgedragen aan het totale resultaat. Indirect Vastgoed Indirect Vastgoed leed aan het begin van het jaar verlies maar trok later bij door mee te liften op het doorgezette marktherstel. Het F&C indirect vastgoedfonds werd aan het einde van het derde kwartaal 2009 geliquideerd. Grondstoffen Ook de belegging in grondstoffen heeft geprofiteerd van het brede herstel van de kapitaalmarkten. Wel bleef deze categorie duidelijk achter bij de aandelenmarkten. Obligaties De staatsobligaties hadden in 2009 voornamelijk te maken met lage rentestanden. De verlaging van de kredietbeoordelingen van enkele Euro landen (met name Griekenland) zorgden op de valreep nog voor enige beroering. Bedrijfsobligaties en obligaties uit Opkomende Markten (EM Debt) deden het uitstekend door te profiteren van de aantrekkende markt. De splitsing van de Global Credit portefeuille in een deel met minder risico en een kleiner als herstel portefeuille heeft zeer goed uitgepakt.
Evaluatie afdekkingsbeleid portefeuille De dekkingsgraad van het fonds steeg in het afgelopen jaar van 92,4% naar 106,9%, een stijging van 14,5 procentpunt. Dit was te danken aan de aandelen, Converteerbare obligaties en de obligaties die een goed rendement behaalden. Het fonds heeft als strategisch uitgangspunt 75% van het renterisico af te dekken door middel van LDI pools en euro vastrentende waarden beleggingen. De door DNB vereiste buffer wordt voor het overgrote deel bepaald door het belang in zakelijke waarden.
FTK Buffervereisten De hoogte van de door DNB vereiste buffer ten opzichte van de verplichtingen wordt voor het overgrote deel bepaald door het belang in zakelijke waarden.
De Z-score over 2009 De z-score wordt ieder jaar berekend en laat het verschil zien tussen de behaalde opbrengst en de afgesproken opbrengst. Hoe hoger het positieve bedrag hoe beter de behaalde opbrengst was. Hoe lager het negatieve bedrag hoe slechter uiteraard. De Z-score voor het jaar 2009 bedraagt 0,92.
Performancetoets Voor de vaststelling van de performance worden de z-scores over een periode van 5 jaar opgeteld en gedeeld door de wortel uit 5. Dit resultaat is de uitkomst van de berekening van de performancetoets. Voor het jaar 2009 is het resultaat 0,54. Sinds 2008 dient er bij de uitkomst 1,28 te worden opgeteld. Indien het eind resultaat van de optelsom op 0 of lager uitkomt, dan is sprake van een onvoldoende beleggingsrendement. JAARVERSLAG 2009
31
Maatschappelijk verantwoord ondernemen Maatschappelijk Verantwoord Beleggen Het fonds heeft het Maatschappelijk Verantwoord Beleggen (MVB) in haar beleggingsbeleid geïntegreerd en wil zich via haar vermogensbeheerder(s) als duurzaam belegger opstellen. Daartoe wordt er rekening gehouden met wettelijke verplichtingen en maatschappelijke ontwikkelingen zoals onder andere zijn vastgelegd in de Code Tabaksblat . Op jaarbasis (en indien nodig frequenter) wordt een prioriteitenlijst samengesteld op basis van een combinatie van top down- (macro-economische risico’s op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur) en bottom up factoren (input van het fonds, mogelijkheid tot beïnvloeding en het belang in bepaalde ondernemingen). Tevens worden een aantal criteria op het gebied van milieu, maatschappij en ondernemingsbestuur (ESG-criteria) vastgesteld. Hiermee wordt gescreend, actief gebruik gemaakt van het spreek- en stemrecht op aandeelhoudersvergaderingen en een constructieve dialoog (engagement) aangegaan met ondernemingen in de portefeuille. Ten slotte hanteert het fonds een beleggingsbeleid waarbij bedrijven die clusterbommen en landmijnen produceren worden uitgesloten.
Vooruitblik 2010 Naar verwachting zal de economische groei in 2010 verder herstellen. De groei zal in de VS duidelijk hoger zijn dan in Europa. In Emerging Markets zal de groei opnieuw gemiddeld 4% hoger kunnen zijn dan in het westen. De inflatie zal zeer laag blijven door de lage (en zelfs dalende) kerninflatie, maar de inflatie zal niet omslaan in deflatie door de stijging van de grondstoffenprijzen wat een uitstekend klimaat is voor aandelen. 2010 kan echter een volatiel jaar worden voor aandelen met misschien minder goede opbrengsten als centrale banken te ruw hun beleid van zeer ruime liquiditeit terugdraaien. Per saldo wordt zelfs bij het gedeeltelijk terugschroeven van het ruime monetaire beleid toch een goede opbrengst van aandelen verwacht, vooral in Emerging Markets. Voor bedrijfsobligaties is een economisch herstel waarbij men voorzichtig is met het aangaan van extra schulden zeer gunstig. Het grootste deel van de daling van de credit spreads is echter reeds achter de rug. De korte rente kan nog langdurig zeer laag blijven. Misschien worden de korte rentes na het derde kwartaal verhoogd uit angst voor het ontstaan van bubbels op de kapitaalmarkt. De in vele landen zeer hoge werkloosheid en de zeer lage kerninflatie maken het wel degelijk mogelijk dat centrale banken wachten met verhogingen tot 2011. De 10-jaars rente in Duitsland zou in een range van 3-4% kunnen blijven. De aantrekkende economische groei zou moeten leiden tot een hogere reële rente, maar de inflatieangst vanwege het te ruime monetaire beleid zou kunnen afnemen, vooral als de kerninflatie verder daalt. Daardoor zou de rente per saldo niet zo veel hoeven te veranderen. Het risicoscenario is dat het vertrouwen niet voldoende terugkomt om de groei duurzaam te maken terwijl overheden ondertussen reeds wel belastingverhogingen aankondigen en minder gaan uitgeven. Dat zou een aanzienlijke daling op de aandelenmarkten veroorzaken met een opnieuw behoorlijk oplopen van de creditspreads. De lange rente op veilige staatsleningen kan dan behoorlijk dalen. Dat is overigens onzeker, omdat de markt in die situatie op lange termijn verder uit de hand lopende overheidstekorten kan gaan verwachten.
32
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Vooruitzichten Toeslag Op de premievrije pensioenen en de ingegane pensioenen is per 1 januari 2010 geen toeslag verleend. De pensioenaanspraken van de actieve deelnemers zijn per 1 januari 2010 evenmin verhoogd. Als gevolg van de kredietcrisis en de ontwikkelingen op de beleggingsmarkten was de financiële positie van het fonds zodanig dat geen toeslag verleend kon worden. De toeslag van het pensioen is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslag en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslag zal plaatsvinden.
JAARVERSLAG 2009
33
34
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Jaarrekening Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Balans per 31 december 2009 (na resultaatbestemming) (in eenheden van duizend euro)
31 december 2009
31 december 2008
ACTIVA Beleggingen (1) Beleggingen voor risico pensioenfonds Zakelijke waarden 113.388 93.484 Vastrentende waarden 218.725 182.531 Overige beleggingen 10.692 19.029 342.805
295.044
Vorderingen en overlopende activa (2) Premies 2.642 3.264 Overige vorderingen 1.458 1.721 4.100
4.985
Liquide middelen
1.698
(3)
3.364
348.603
31 december 2009
303.393
31 december 2008
PASSIVA
36
Reserves (4) Beleggingsreserve 50.054 45.311 Algemene reserve (46.645) (72.705) 3.409
(27.394)
Technische voorzieningen (5) Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds 342.199 326.052 Spaarfonds gemoedsbezwaarden 231 222 Overige technische voorzieningen 117 233 342.547
326.507
Overige schulden en overlopende passiva (6)
2.647
4.280
348.603
303.393
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Staat van baten en lasten over 2009 (in eenheden van duizend euro)
2009
2008
Premiebijdragen risico pensioenfonds (7) Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds (8) Uitkeringen uit hoofde van herverzekering (9)
30.400 30.549 5
28.681 (37.437) 207
60.954
(8.549)
BATEN
LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichtingen (10) Pensioenopbouw 25.831 15.683 Indexering en overige toeslagen - 1.879 Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van waardeoverdrachten 1.936 1.170 Rentetoevoeging 8.426 11.323 Verzwaring overlevingstafels 12.845 Onttrekking voor pensioenuitkeringen (12.557) (12.315) Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten 310 92 Wijziging marktrente (21.784) 69.640 Wijziging overige actuariële uitgangspunten (13) Overige mutaties 1.153 2.820 Totaal mutatie voorziening pensioenverplichtingen 16.147 Uitkeringen VUT gerechtigden (11) - Pensioenuitkeringen (12) 12.864 Pensioenuitvoeringskosten (13) 2.675 Saldo overdrachten van rechten (14) (2.252) Wijziging overige technische voorziening (15) (107) Premies herverzekering (16) 712 Overige lasten (17) 112 Saldo boekjaar 30.803
90.292 22 12.740 2.364 (1.023) (4.176) 302 136 (109.206)
Bestemming saldo boekjaar Algemene reserve Beleggingsreserve
60.954
(8.549)
26.060 4.743
(114.923) 5.717
30.803
(109.206)
JAARVERSLAG 2009
37
Toelichting behorende tot de jaarrekening 2009 Inleiding Het doel van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen, statutair gevestigd te Amsterdam (hierna ‘het fonds’) is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan gepensioneerden en nabestaanden ter zake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt het fonds uitkeringen aan arbeidsongeschikte deelnemers. Het fonds geeft invulling aan de uitvoering van de pensioenregeling van de in de handel in bouwmaterialen verplicht gestelde aangesloten werkgevers.
Algemeen De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving. Alle bedragen zijn vermeld in euro’s x 1.000.
Schattingswijziging VPV De publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Actuarieel Genootschap (AG) geven een wijziging aan van de voorzienbare trend in overlevingskansen. Om hiermee op een afdoende wijze rekening te houden is op basis van bestuursbesluit, vooruitlopend op de aanstaande herziening van de AG-prognosetafels, de voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met een opslag van 3,9%. Het effect van deze schattingswijziging in het huidige verslagjaar bedraagt € 12.861. Dit resultaat is via de Staat van Baten en Lasten als ‘Verzwaring overlevingstafels’ in het verslagjaar verantwoord.
Rubriceringwijzigingen Met betrekking tot diverse posten in de jaarrekening vindt in 2009 een andere uitsplitsing of samenvoeging plaats, die het inzicht in de jaarrekening bevorderd. Dit heeft geen invloed op het vermogen en resultaat, de vergelijkende cijfers zijn voor vergelijkingsdoeleinden aangepast.
Grondslagen voor balanswaardering en resultaatbepaling Algemeen Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden.
38
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum.
Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen.
Vreemde valuta Activa en verplichtingen in vreemde valuta’s worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen actuele waarde. Baten en lasten voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per transactiedatum.
Grondslagen voor balanswaardering Algemeen De activa en passiva zijn, voor zover niet anders vermeld, gewaardeerd tegen nominale waarde.
1. Beleggingen Algemeen In overeenstemming met de Pensioenwet worden beleggingen gewaardeerd tegen actuele waarde. Overlopende activa en passiva alsmede liquiditeiten vermogensbeheer worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde is bij deze activa en passiva in het algemeen gering. Participaties in beleggingsfondsen, die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort beleggingen worden gerubriceerd en gewaardeerd volgens de grondslagen voor dat soort beleggingen. Bij gemengde beleggingsfondsen wordt aangesloten bij de hoofdcategorie, bepaald op basis van marktwaarde.
JAARVERSLAG 2009
39
Financiële instrumenten worden gebruikt ter afdekking van beleggingsrisico’s en het realiseren van het vastgelegde beleggingsbeleid. Met ingang van dit boekjaar zijn de derivatenposities opgenomen als een afzonderlijke beleggingscategorie. Derivaten die deel uitmaken van een beleggingsfonds zijn opgenomen in de beleggingscategorie waarin dit beleggingsfonds is gerubriceerd.
Actuele waarde De beleggingen van het pensioenfonds worden nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen de actuele waarde per balansdatum. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen, of afgeleide van marktnoteringen. Echter bepaalde instrumenten, zoals onroerende zaken, participaties in hypotheken en bepaalde derivaten zijn gewaardeerd door gebruik te maken van waarderingsmodellen en -technieken. Het is gebruikelijk en mogelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor financiële instrumenten zoals beleggingsvorderingen en -schulden geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het korte termijn karakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde.
Zakelijke waarden Onroerende Zaken Onroerende Zaken worden gewaardeerd tegen actuele waarde per 31 december van het boekjaar. Voor officieel genoteerde aandelen in onroerende zaken maatschappijen is dit de beurswaarde. Voor niet beursgenoteerde participaties en deelnemingen in onroerende zaken maatschappijen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Aandelen Aandelen, waaronder tevens converteerbare obligaties zijn begrepen, worden gewaardeerd tegen de beurskoers. Van ter beurze genoteerde aandelen is dit de beurswaarde. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in aandelenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert.
Vastrentende waarden Obligaties Obligaties worden gewaardeerd tegen de beurskoers. Voor niet ter beurze genoteerde participaties in vastrentende waardenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Hypothecaire leningen Hypothecaire leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Voor participaties in hypothekenfondsen is dit de berekende intrinsieke waarde, die de actuele waarde van de onderliggende beleggingen representeert. Leningen op schuldbekentenis Leningen worden gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de contante waarde van de met vervroegde aflossing aangepaste kasstromen, verdisconteerd tegen de rente op staatsobligaties met vergelijkbare looptijden inclusief eventuele opslagen, behorende bij het risicoprofiel van de leningen. Deposito’s Deposito’s worden gewaardeerd tegen nominale waarde. Voor deposito´s is het verschil tussen marktwaarde en nominale waarde in het algemeen gering.
40
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, te weten de relevante marktnotering of, als die er niet is, de waarde die wordt behaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaatcontracten met een negatieve waarde worden in de balans onder de overige schulden en overlopende passiva verantwoord.
Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde.
2. Vorderingen en overlopende activa Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. Voor zover noodzakelijk is een voorziening voor oninbaarheid in mindering gebracht.
3. Liquide middelen
Onder de liquide middelen worden opgenomen die kasmiddelen en tegoeden op bankrekeningen die onmiddellijk dan wel op korte termijn opeisbaar zijn. De liquide middelen staan ter vrije beschikking van het fonds.
4. Reserves Beleggingsreserve Onder de beleggingsreserve van het fonds wordt verstaan de mate waarin het fonds in staat is weerstand te bieden aan ongunstige ontwikkelingen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen waarborging van dekking van de verplichtingen bij voortzetting van de regeling (continuering) en bij beëindiging van de regeling (discontinuering). De beleggingsreserve wordt gelijkgesteld aan het vereist eigen vermogen.
Algemene reserve Deze reserve is dat deel van het vermogen dat resteert nadat via de resultaatbestemming de beleggingsreserve op het gewenste niveau is gebracht.
5. Technische Voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen is de op basis van actuariële grondslagen berekende contante waarde van de pensioenaanspraken, waarop per de balansdatum op grond van het reglement, rechten zijn verkregen. Voor de toekomstige kosten met betrekking tot de administratie en uitbetaling van de pensioenen, is de voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met 2%. 1. De berekeningen zijn uitgevoerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen. Als rekenrente wordt de marktrente gehanteerd. De marktrente komt overeen met de rente termijnstructuur ultimo boekjaar zoals deze door DNB is gepubliceerd. 2. De overlevingskansen van mannen en vrouwen worden ontleend aan de Prognosetafel 2005 - 2050 van het AG met een leeftijdterugstelling van één jaar voor zowel mannen als vrouwen. 3. Het leeftijdsverschil tussen man en vrouw bedraagt drie jaar, waarbij de man ouder is.
JAARVERSLAG 2009
41
4. Met betrekking tot het uitgestelde nabestaandenpensioen van mannelijke deelnemers wordt een gehuwdheidsfrequentie gehanteerd die regelmatig oploopt van 0,26 op de leeftijd van 22 jaar tot 0,90 op de leeftijd van 30 jaar. Vanaf die leeftijd blijft de frequentie tot en met 60 jaar gehandhaafd op 0,90 om vervolgens regelmatig af te nemen tot 0,85 op de leeftijd van 65 jaar. Voor vrouwelijke deelnemers wordt een gehuwdheidsfrequentie verondersteld van 0,69 op 22 jaar, regelmatig oplopend tot 0,85 op de leeftijd van 30 jaar en vervolgens gelijkblijvend tot de leeftijd van 65 jaar. Vanaf de leeftijd van 65 jaar neemt de gehuwdheidsfrequentie af volgens de sterftekansen van de partner. In verband met de standaard uitruil op de pensioendatum van ouderdomspensioen in een combinatie van ouderdoms- en nabestaandenpensioen, wordt voor de vaststelling van de voorziening van de nabestaandenpensioenen uit deze uitruil op 65-jarige leeftijd een gehuwdheidsfrequentie van 100% gehanteerd. Om op een afdoende wijze rekening te houden met recente ontwikkelingen in de voorzienbare trend in overlevingskansen voor de gehele bevolking is de op bovenstaande grondslagen berekende voorziening verhoogd met een opslag van 3,9%.
Spaarfonds gemoedsbezwaarden Het bestuur kan individuele vrijstelling van deelneming aan de verplichte pensioenregelingen aan een werknemer verlenen, indien deze gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekeren. Dit ontslaat zijn werkgever noch betrokkene van de verplichting tot afdracht van de reguliere bijdragen aan het fonds. Deze bijdragen worden op een individuele spaarrekening gestort, waaraan jaarlijks intrest wordt toegevoegd. De gespaarde bijdragen van de gemoedsbezwaarde worden na het bereiken van de 65-jarige leeftijd in gelijke termijnen aan betrokkene gedurende 15 jaren uitgekeerd. Bij overlijden van de gemoedsbezwaarde voordat de uitkeringen zijn ingegaan, wordt het saldo in gelijke termijnen gedurende 15 jaar aan de partner uitgekeerd. Bij overlijden van de gemoedsbezwaarde na ingang van de uitkering, worden de uitkeringen gedurende de resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner.
Overige technische voorzieningen Egalisatievoorziening aanvullend invaliditeitspensioen Deze voorziening is ontstaan vanuit de overschotten op de doorsneepremies voor de regeling van invaliditeitspensioen. Jaarlijks worden de ontvangen premies en de intrest hieraan toegevoegd, terwijl de benodigde koopsommen voor inkoop van de toegekende invaliditeitspensioenen en van de verhogingen door indexatie hieraan worden onttrokken. In wezen fungeert de voorziening als buffer voor toekomstige calamiteiten zonder dat daar nu pensioenverplichtingen van het fonds tegenover staan. Egalisatievoorziening aanvullend nabestaandenpensioen Deze voorziening is ontstaan vanuit de overschotten op de risicopremies voor de regeling van aanvullend nabestaandenpensioen. Jaarlijks worden de beschikbare premies, de intrest en de risicokapitaaluitkeringen van AEGON hieraan toegevoegd, terwijl de koopsommen voor inkoop van de toegekende aanvullende nabestaandenpensioenen en van de indexverhogingen hieraan worden onttrokken. In wezen fungeert de voorziening als buffer voor toekomstige calamiteiten zonder dat daar nu pensioenverplichtingen van het fonds tegenover staan.
42
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Korte beschrijving pensioenregeling Het fonds kent de volgende regelingen: ■ OP regeling ■ Nabestaandenpensioen ■ Weduwen en Wezenpensioen ■ Invaliditeitspensioen ■ Vut regeling Op hoofdlijnen houden de verschillende regelingen het volgende in. De (basis) pensioenregeling De (basis)pensioenregeling is een verplichte pensioenregeling voor alle werknemers van 21 jaar en ouder. De pensioenovereenkomst heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst. De (basis)pensioenregeling voorziet in de opbouw van een levenslang ouderdomspensioen volgens het middelloonsysteem met na-indexatie van de opgebouwde pensioenbedragen. De pensioenopbouw bedraagt 2,2% van de pensioengrondslag A en 0,45% van pensioengrondslag B per deelnemersjaar gelegen ná 1 januari 2006. Hieraan wordt het tot 1 januari 2006 opgebouwde pensioen volgens de voorgaande pensioenregeling toegevoegd. De na-indexatie is voor actieve deelnemers in beginsel gebaseerd op de loonontwikkeling in de bedrijfstak. De pensioengrondslag is gesplitst in 2 delen: Pensioengrondslag A is gelijk aan het verschil van het op salarisgrens 1 gemaximeerde jaarsalaris van de deelnemer en de franchise. Er geldt een minimumgrondslag. Pensioengrondslag B is gelijk aan het verschil van het op salarisgrens 2 gemaximeerde jaarsalaris van de deelnemer en salarisgrens 1. In 2009 bedraagt salarisgrens 1 € 36.460,- en salarisgrens 2 € 69.108,-. De franchise bedraagt in 2009 € 11.626,-. De minimumpensioengrondslag bedraagt 4.563,-. Voor deelnemers met een echtgenoot of partner is een partnerpensioen verzekerd ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen. Het deel van het partnerpensioen over de jaren vanaf 1 juli 2001 is alleen op risicobasis verzekerd. Voor deelnemers met kinderen is een wezenpensioen medeverzekerd ten bedrage van 14% van het ouderdomspensioen voor elk kind. De pensioenopbouw wordt voor arbeidsongeschikte deelnemers voortgezet onder vrijstelling van bijdragebetaling. Aanvullingsregeling In de pensioenregeling is een voorwaardelijke aanvullingsregeling opgenomen die het de deelnemer onder bepaalde voorwaarden mogelijk maakt op 62,5-jarige leeftijd uit te treden met een bepaald uitkeringsniveau. Voor deelnemers geboren voor 1 januari 1950 is deze regeling feitelijk een voortzetting van de aanvullingsregeling zoals die onderdeel uitmaakte van de voormalige prepensioenregeling. Voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 voorziet deze regeling in een voorwaardelijke aanvulling op het reeds opgebouwde ouderdomspensioen door gebruik te maken van de fiscale ruimte over het verleden. Vrijwillige spaarregeling Er is een vrijwillige spaarregeling die bedoeld is voor aankoop van ouderdoms- en prepensioen binnen de fiscale grenzen ter aanvulling op de reglementaire pensioenen. Bovendien kan gespaard worden voor aankoop van nabestaandenpensioen op 65 jaar. De (basis)pensioenregeling voorziet namelijk alleen in een risicodekking van het nabestaandenpensioen voor actieve deelnemers, die tijdens de prepensioenperiode wordt voortgezet. De deelnemer met een echtgenote of partner zal dus zelf een (spaar)voorziening moeten opbouwen voor de nabestaandendekking vanaf 65 jaar.
JAARVERSLAG 2009
43
Invaliditeitspensioen De invaliditeitspensioenregeling voorzag in een aanvulling op de WAO-uitkering die de arbeidsongeschikte deelnemer van de overheid ontvangt. In verband met het vervangen van de WAO door de WIA is deze regeling per 1 januari 2006 beëindigd. De lopende uitkeringen worden voortgezet. Anw-hiatenregeling De Anw-hiatenregeling zorgt voor een aanvulling op de Anw-uitkering van de overheid. Deze regeling is in een afzonderlijk reglement opgenomen. Prepensioenregeling De prepensioenregeling was eveneens een middelloonregeling met na-indexatie van de opgebouwde pensioenbedragen. De pensioenopbouw is met ingang van 1 januari 2006 beëindigd. In de regeling zijn de tot 1 januari 2006 opgebouwde prepensioenaanspraken premievrij achtergebleven. Ook in deze regeling wordt de pensioenopbouw voor arbeidsongeschikte deelnemers voortgezet onder vrijstelling van bijdragebetaling. De opgebouwde aanspraken en ingegane pensioenen uit voornoemde regelingen worden in beginsel waardevast gehouden. De aanpassing van de pensioenen is voorwaardelijk. Aanvullende pensioenregelingen Het fonds biedt de aangesloten ondernemingen de mogelijkheid om per onderneming een aanvullende pensioenregeling voor hun werknemers of een bepaalde groep van werknemers te treffen, mits hieraan uniforme regels ten grondslag liggen.
6. Overige schulden en overlopende passiva Alle schulden en overlopende passiva hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
Grondslag kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht wordt opgesteld volgens de directe methode.
Grondslagen voor resultaatbepaling Algemeen Baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.
7. Premiebijdragen risico pensioenfonds
Hieronder zijn opgenomen de over het boekjaar in rekening gebrachte en te brengen premies en koopsommen.
8. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Directe beleggingsopbrengsten De directe beleggingsopbrengsten hebben betrekking op opbrengsten uit beleggingsfondsen, intrest en dividenden onder aftrek van de aan de beleggingen toe te rekenen kosten, alsmede de huren verminderd met de exploitatiekosten.
Indirecte beleggingsopbrengsten De indirecte beleggingsopbrengsten hebben betrekking op gerealiseerde en ongerealiseerde waardestijgingen of waardedalingen.
44
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
10. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling.
Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 2,544 % (2008: 4,696 %)
Verzwaring overlevingstafels Om op een afdoende wijze rekening te houden met recente ontwikkelingen in de voorzienbare trend in overlevingskansen voor de gehele bevolking is de op bovenstaande grondslagen berekende voorziening verhoogd met een opslag van 3,9%.
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de pensioenen van de verslagperiode.
Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de kosten van de verslagperiode.
Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente.
Wijziging overige actuariële uitgangspunten De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op incidentele wijziging van de regeling, en/of Incidentele wijzigingen in actuariële grondslagen/methoden.
Overige mutaties De onder dit hoofd opgenomen mutaties van de voorziening hebben betrekking op de kanssystemen.
14. Saldo van overdracht van rechten
Hieronder zijn opgenomen de aan het verslagjaar toe te rekenen overdrachtswaarde van de overgenomen respectievelijk overgedragen pensioenaanspraken.
JAARVERSLAG 2009
45
16. Premies herverzekering
Het nog niet gefinancierde (comingservice)gedeelte van het levenslange nabestaandenpensioen en van het wezenpensioen wordt jaarlijks op risicobasis bij Aegon gedekt. Ditzelfde geldt voor het gehele tijdelijke nabestaandenpensioen. Ook het risico van voortzetting van de pensioenopbouw bij gedeeltelijke of gehele arbeidsongeschiktheid van de deelnemer is in de vorm van risicokapitaal herverzekerd. Het gecombineerd winstaandeel uit hoofde van de herverzekering van overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico wordt achteraf verantwoord nadat de afrekeningen zijn opgesteld aan het eind van de contractperiode. De overeenkomst met Aegon is aangegaan voor een tijdvak van 5 jaar, ingaande op 1 januari 2006 en eindigende op 31 december 2010.
Overige baten en lasten
Deze zijn opgenomen voor de aan het boekjaar toe te rekenen bedragen.
46
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Risicobeheer en derivaten In het jaarverslag is ingegaan op de risico’s die het pensioenfonds loopt en op het beleid dat wordt gevoerd om deze risico’s te beperken. Onderstaand treft u kwantitatieve risicoinformatie aan.
Solvabiliteitsrisico Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het fonds betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van het fonds zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het fonds de premie voor de onderneming en deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte beschikbaar is voor een eventuele indexatie van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Het surplus op FTK-grondslagen is als volgt: 31 dec. 2009 31 dec. 2008 EUR EUR
Technische voorzieningen volgens jaarrekening (a) 342.547 (a) 326.507 Buffers: S1 Renterisico 22.266 19.939 S2 Risico zakelijke waarden 32.830 28.744 S3 Valutarisico (846) 605 S4 Grondstoffenrisico 78 S5 Kredietrisico 6.534 9.935 S6 Verzekeringstechnisch risico 12.543 12.536 Diversificatie-effect (23.351) (26.448) Totaal S (vereiste buffers) (b) 50.054 (b) 45.311 Vereist eigen vermogen (art. 132 Pensioenwet) (a+b) 392.601 (a+b) 371.818 Aanwezig vermogen (Totaal activa – schulden) 345.956 299.113 Tekort (46.645) (72.705) Bij de berekening van de buffers past het pensioenfonds de standaardmethode toe. Voor de samenstelling van de beleggingen wordt uitgegaan van de feitelijke asset mix in de evenwichtssituatie.
JAARVERSLAG 2009
47
Beleid en risicobeheer Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van deze risico’s. Deze beleidsinstrumenten betreffen: ■ Beleggingsbeleid ■ Premiebeleid ■ Herverzekeringsbeleid ■ Toeslagverleningsbeleid De keuze en toepassing van beleidsinstrumenten vindt plaats na uitvoerige analyses ten aanzien van te verwachten ontwikkelingen van de verplichtingen en de financiële markten. Daarbij wordt onder meer gebruikgemaakt van ALM-studies. Een ALM-studie is een analyse van de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet plaatsvinden. Ze zijn gericht op het beheersen van de volgende belangrijkste (beleggings)-risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van derivaten.
Marktrisico Marktrisico omvat de mogelijkheden voor winst of verlies en omvat het prijs(koers)risico, valutarisico en het renterisico. De strategie van het fonds met betrekking tot het beleggingsrisico wordt bepaald door de beleggingsdoelstellingen zoals vastgelegd in ABTN. Het marktrisico wordt op dagelijkse basis beheerst door vermogensbeheerders in overeenstemming met de aanwezige beleidskaders en richtlijnen. De overall-marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur.
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen, die wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Omdat alle beleggingen worden gewaardeerd tegen reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk in het saldo van baten en lasten worden verwerkt, zijn alle wijzigingen in marktomstandigheden direct zichtbaar in het beleggingsresultaat. Het prijsrisico kan worden gemitigeerd door diversificatie. In aanvulling hierop kan het prijsrisico worden gehedged door het gebruik van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. De segmentatie van vastgoed naar sectoren is als volgt:
31 december 2009 EUR %
Kantoren 2.620 Winkels 2.511 Overige bedrijfsgebouwen 414 Woningen 3.556 Overige 4.032 13.133
31 december 2008 EUR %
20 19 3 27 31
2.694 2.626 496 3.972 9.374
14 14 3 21 49
100
19.162
100
Valutarisico
Het deel dat buiten de euro wordt belegd bedraagt ultimo jaar circa 36% (2008: 47%) van de beleggingsportefeuille en is voor 103% (2008: 100%) afgedekt door de euro. Per einde boekjaar is de waarde van de uitstaande valutatermijncontracten EUR 127.892 (2008: 95.943). Het valutarisico wordt in onderstaande tabel weergegeven.
48
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2009 Voor Valutaderivaten discretionair EUR EUR
EUR 218.671 1.830 GBP 13.764 JPY 6.263 - USD 79.279 (1.920) OVERIGE 24.828 - 342.805 (90)
Valutaderivaten in beleggings- pools EUR
Nettopositie (na)
125.972 (14.012) (6.057) (93.911) (11.992)
346.473 (248) 206 (16.552) 12.836
-
342.715
Valutaderivaten in beleggings- pools EUR
Nettopositie (na)
93.232 (8.206) (6.206) (68.112) (10.708)
252.144 629 82 (5.124) 47.307
-
295.038
-
EUR
2008 Voor Valutaderivaten discretionair EUR EUR
EUR 156.212 2.700 GBP 8.835 - JPY 6.288 - USD 65.694 (2.706) OVERIGE 58.015 - 295.044 (6)
EUR
Renterisico Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen verandert als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. De rentegevoeligheid kan worden gemeten door middel van de duration. De duration is de (met de contante waarde van de kasstromen) gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren.
Balans- 31 december waarde 2009 EUR
Duration van de vastrentende waarden (excl. derivaten) 218.725 3 Duration van de vasttrentende waarden (incl. derivaten) 218.725 20 Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen 342.547 20
Balans- 31 december waarde 2008 EUR
182.531
3
182.531
19
326.052
19
JAARVERSLAG 2009
49
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt:
2009 EUR
< 1 jaar 1-5 jaar > 5 jaar
42.597 108.055 68.073 218.725
2008 EUR
31.435 57.471 93.625 182.531
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst, marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee het fonds transacties is aangegaan niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor het fonds financiële verliezen lijdt. Beheersing vindt plaats door het stellen van limieten aan tegenpartijen op totaalniveau, dat wil zeggen met inachtneming van alle posities die een tegenpartij heeft jegens het fonds; het vragen van extra zekerheden zoals onderpand en dergelijke bij hypothecaire geldleningen en het uitlenen van effecten; het hanteren van prudente verstrekkingsnormen bij hypothecaire geld¬leningen. Ter afdekking van het settlementrisico wordt door het fonds enkel belegd in markten waar een voldoende betrouwbaar clearing- en settlementsysteem functioneert. Voordat in nieuwe markten wordt belegd, wordt eerst onderzoek gedaan naar de waarborgen op dit gebied. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds enkel gewerkt met tegenpartijen waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand. In de onderstaande tabel wordt de verdeling van de beleggingen naar sector weergegeven:
50
2009 EUR
2008 EUR
Overheidsinstellingen Beleggingsinstellingen (niet nader gespecificeerd) Financiële instellingen Handel- en industriële bedrijven Nutsbedrijven Vastgoed Andere instellingen
27.895 606 156.146 103.677 12.052 13.133 29.206
18.344 111.273 77.002 18.121 19.162 51.136
342.715
295.038
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
De verdeling naar regio is weergegeven in onderstaande tabel:
Mature markets Emerging markets Andere
2009 EUR
2008 EUR
314.308 19.882 8.525
281.583 8.729 4.726
342.715
295.038
Ten aanzien van de kredietwaardigheid van de debiteuren van de vastrentende portefeuille kan het volgende overzicht worden gegeven: EUR
2009 % EUR
AAA 44.980 21 AA 31.894 15 A 42.516 19 BBB 24.804 11 < BBB 23.981 11 Geen rating 50.550 23 218.725 100
2008 %
36.281 29.636 40.539 17.848 15.499 42.728
20 16 22 10 9 23
182.531
100
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.
Verzekeringstechnische risico’s (actuariële risico’s) De belangrijkste actuariële risico’s zijn de risico’s van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van AG-prognosetafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is het langlevenrisico nagenoeg geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen. Om op een afdoende wijze rekening te houden met recente ontwikkelingen in de voorzienbare trend in overlevingskansen voor de gehele bevolking is de voorziening verhoogd met een opslag van 3,9%. Het overlijdensrisico betekent dat het fonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het fonds geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in risicokapitalen. Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het fonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen (“schadereserve”).
JAARVERSLAG 2009
51
Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremie worden periodiek herzien. Het pensioenfonds is een ‘eigen beheer’ pensioenfonds en heeft haar risico’s derhalve niet herverzekerd, behoudens een deel van het overlijdensrisico uit hoofde van de vrijwillige Anw-hiaatverzekering en de overlijdens- en premievrijstellingsrisico’s uit hoofde van de aanvullende regelingen.
Toeslagverleningsrisico (actuariële risico’s) Het bestuur van het fonds heeft de ambitie om het pensioen te indexeren. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de indexatietoezegging voorwaardelijk is. Ultimo 2009 bedraagt de reële dekkingsgraad op basis van FTK 101,0 % (31 december 2008: 91,6% op basis van FTK).
Concentratierisico Grote posten zijn aan te duiden als een vorm van concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden gesommeerd. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Dit betreft per 31 december 2009 de volgende posten:
2009 EUR
2008 EUR
Vastrentende waarden FEDERAL REPUBLIC OF GERMANY AEGON NV RABOBANK JP MORGAN GOVERNMENT OF FRANCE
8.667 15.158 10.615 26.507 -
17.461 7.588
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is, kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico.
Overige niet-financiële risico’s Operationeel risico Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door het fonds beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles, kwaliteit geautomatiseerde systemen, enzovoorts. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het bestuur.
Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
52
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Specifieke financiële instrumenten (derivaten) Voor de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt tevens gebruikgemaakt van financiële derivaten. Als hoofdregel geldt, dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het algemene beleggingsbeleid. De portefeuillestructuur en het risicoprofiel, berekend inclusief de economische effecten van derivaten, dienen zich binnen de door het bestuur vastgestelde grenzen (limieten) te bevinden. Het fonds gebruikt derivaten hoofdzakelijk om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Een van de belangrijkste risico’s bij derivaten is het kredietrisico. Dit is het risico dat tegenpartijen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met te goeder naam en faam bekend staande partijen. Bovendien geldt dat zoveel mogelijk wordt gewerkt met onderpand. Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: ■ Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. ■ Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico’s afgedekt. ■ Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het fonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Onderstaande tabel geeft inzicht in de derivatenposities per: 31 december 2009 Type contract
Instrument
Expiratiedatum
Contractomvang
Actuele waarde Actuele waarde Activa Passiva EUR EUR
FFX forward
USD
8-1-2010
1.830
1.830
1.920
1.830
1.920
31 december 2008 Type contract
Instrument
Expiratiedatum
FFX forward
USD
30-1-2009
Contractomvang
2.706
Actuele waarde Actuele waarde Activa Passiva EUR EUR
2.700 2.700
2.706 2.706
JAARVERSLAG 2009
53
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen Langlopende contractuele verplichtingen Het fonds heeft een uitbestedingsovereenkomst afgesloten met Syntrus Achmea tot en met 31 december 2013. Het fonds heeft met de vermogensbeheerder Syntrus Achmea Vastgoed een beheerovereenkomst afgesloten tot en met 31 december 2013. Het contract met de vermogensbeheerder F&C is per balansdatum opgezegd. Op 1 maart 2010 is een nieuwe overeenkomst voor vermogensbeheer aangegaan voor onbepaalde tijd met Lombard Odier Darier Hentsch & Cie (Nederland) N.V.. De overeenkomst kan door het fonds met onmiddellijke ingang en zonder opzegtermijn worden opgezegd. Voor de vermogensbeheerder geldt een opzegtermijn van 3 maanden.
Derivaten Voor de contractomvang van de derivaten wordt verwezen naar de toelichting behorende tot de jaarrekening 2009 paragraaf “specifieke financiële instrumenten (derivaten)”.
54
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Toelichting op de balans per 31 december 2009 (in eenheden van duizend euro) 1. BELEGGINGEN BELEGGINGEN VOOR RISICO PENSIOENFONDS
Stand per
Aankopen,
Voor- en
1 januari
investeringen
nadelige
en verstrekking
verschillen
7
7
Zakelijke waarden Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Participaties in hypotheken Leningen op schuldbekentenis Deposito's LDI pools Derivaten Derivaten Overige beleggingen GTAA en Commodities Overige beleggingen Derivaten met een negatieve waarde Terugbetalingsverplichting Beleggingen
7
Verkopen en
Stand per
aflossingen 31 december 7
19.162 74.322 93.484
1.383 18.160 19.543
(868) 24.583 23.715
(6.544) (16.810) (23.354)
13.133 100.255 113.388
64.842 24.925 17.178 81 75.505 182.531
10.500 - - 14.565 35.109 60.174
17.165 (628) 750 - (12.524) 4.763
(13.000) (11) (3.012) (5.340) (7.380) (28.743)
79.507 24.286 14.916 9.306 90.710 218.725
(6)
-
54
(138)
(90)
15.037 3.992 19.029
10.407 1 10.408
62 - 62
(18.807) - (18.807)
6.699 3.993 10.692
295.038
90.125
28.594
(71.042)
342.715
6 -
90 -
295.044
342.805
JAARVERSLAG 2009
55
Uitsplitsing actuele waarde naar waarderingsmethode Op basis van de stand ultimo boekjaar kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
56
Directe markt- noteringen
Afgeleide markt- noteringen
Waarderings modellen en technieken
Totaal
31 december 2009 Vastgoed Aandelen Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito's Derivaten Commodities GTAA LDI pools Liquide middelen
- 100.255 34.823 - - 9.306 - 4.000 2.699 - 3.993
- - 44.684 7.501 14.916 - (90) - - 90.710 -
13.133 - - 16.785 - - - - - - -
13.133 100.255 79.507 24.286 14.916 9.306 (90) 4.000 2.699 90.710 3.993
155.076
157.721
29.918
342.715
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Zakelijke waarden
2009
2008
Vastgoed Indirecte beleggingen Participaties onroerend zakenfondsen 12.833 13.165 Participaties aandelenfonds onroerende zaken (750) 5.627 12.083 Kortlopende vorderingen inzake vastgoed 301 Liquide middelen inzake vastgoed 749
18.792 240 130
13.133
19.162
Aandelen Indirecte beleggingen Participaties in aandelenfondsen
100.255
74.322
Totaal zakelijke waarden
113.388
93.484
Vastrentende waarden Obligaties Indirecte beleggingen Participaties in obligatiefondsen
79.507
64.842
Participaties in hypotheken Indirecte beleggingen Participaties in hypotheekfondsen Kortlopende vorderingen inzake participaties in hypotheken Liquide middelen inzake participaties in hypotheken
23.658 404 224
24.285 632 8
24.286
24.925
Leningen op schuldbekentenis
14.916
17.178
Deposito's Deposito's
9.306
81
LDI pools Indirecte beleggingen Participaties
90.710
75.505
Totaal vastrentende waarden
218.725
182.531
JAARVERSLAG 2009
57
Positieve waarde
Derivaten Valutaderivaten
-
31-12-2009 31-12-2008 Negatieve Positieve Negatieve waarde Saldo waarde waarde
90
(90)
-
6
Saldo
(6)
2009
2008
GTAA en Commodities GTAA 2.699 10.971 Commodities 4.000 4.066 6.699
15.037
Overige beleggingen Liquide middelen inzake overige beleggingen
3.993
3.992
Totaal beleggingen
342.805
295.044
2009
2008
Premies Aan het eind van het boekjaar vastgestelde nog te ontvangen premies Voorziening tegen verlies op premievorderingen
2.843 (310) 2.533
2.139 (261) 1.878
In volgend boekjaar is nader vastgesteld over: Lopend jaar
109
1.386
2.642
3.264
Pensioenen Uitkeringen 79 73 Waardeoverdrachten 193 405 Uit hoofde van herverzekeringen 1.152 1.241 1.424
1.719
2. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen
Overige vorderingen Hieronder zijn opgenomen inzake:
Kosten Administratiekosten
34
2
Totaal van de overige vorderingen
1.458
1.721
1.698
3.364
3. Liquide middelen Rekening courant Staalbankiers
58
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
PASSIVA 4. Reserves
2009
2008
Solvabiliteit Aanwezig eigen vermogen Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen Dekkingsgraad
3.409 17.110 50.054 101,0
(27.394) 16.325 45.311 91,6
De dekkingsgraad van het aanwezig eigen vermogen bedraagt per 31 december 2009: 101,0% (31 december 2008: 91,6%). De dekkingsgraad is als volgt berekend: (Totaal activa -/- overige schulden) / Technische voorzieningen. De minimum dekkingsgraad van het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt per 31 december 2009: 105% (31 december 2008: 105%). De vereiste dekkingsgraad van het vereist eigen vermogen bedraagt per 31 december 2009: 114,6% (31 december 2008: 113,9%). De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als dekkingstekort. Voor de berekening van het vereiste eigen vermogen wordt gebruik gemaakt van het standaard model. Per 31 december 2009 voldoet het fonds niet aan de wettelijke normen met betrekking tot het minimum vereist eigen vermogen. Ook per 31 december 2008 voldeed het fonds niet aan deze wettelijke normen. Door het bestuur is naar aanleiding van het niet voldoen aan de wettelijke normen ultimo 2008 melding gemaakt bij de toezichthouder DNB en in 2009 is een korte- en lange termijnherstelplan ingediend. Hieruit blijkt dat het bestuur verwacht dat, gegeven de uitgangspunten, binnen de gestelde termijn van 5 jaar (31 december 2013) wordt voldaan aan de eisen van het minimaal vereist eigen vermogen. Dit herstelplan is goedgekeurd door DNB. Hieronder worden de ontwikkelingen met betrekking tot de dekkingsgraad en het herstelplan toegelicht.
JAARVERSLAG 2009
59
Ontwikkelingen 2009 met betrekking tot de dekkingsgraad en het herstelplan In 2009 heeft de dekkingsgraad zich ten opzichte van het herstelplan als volgt ontwikkeld:
Herstelplan 2009 %
Werkelijk 2009 %
Dekkingsgraad per 1 januari 2009 Sturingsmiddelen Premie -/- Uitkeringen -/- Beleggingen Overige effecten Rentetermijnstructuur Overige -/- -/-
91,6
91,6
0,9 0,4 -/- 2,2 0,9
2,1 0,3 6,6 8,4
- 0,2 -/- 0,2
7,7 6,8 0,9
Dekkingsgraad per 31 december 2009
92,3
100,9
Toelichting op de werkelijke ontwikkeling van de dekkingsgraad ten opzichte van het herstelplan in 2009: ■ Premie; De feitelijke premie in 2009 is hoger dan verwacht door een verschil tussen de verwachte en werkelijke ontwikkeling van de actieven-polulatie. De verwachte actuarieel benodigde premie is hoger dan de gerealiseerde actuarieel benodigde premie doordat in het herstelplan van de veronderstelling wordt uitgegaan dat alle deelnemers die primo ouder zijn dan de beoogde uittredingsleeftijd volgens de overgangsregeling voor 55-plussers, in 2009 met pensioen gaan. ■ Beleggingen; De werkelijke opbrengst van de beleggingen in 2009 ligt hoger dan waarmee in de aanname voor het herstelplan rekening is gehouden. ■ Rentetermijnstructuur (RTS); Ten tijde van het opstellen van het herstelplan waren de actuele gegevens voor de RTS nog niet bekend en is van een ongewijzigde RTS uitgegaan. De actuele RTS vertoont een stijging ten opzichte van ultimo 2008 waardoor op dit onderdeel een verbetering ten opzichte van het herstelplan is gerealiseerd. ■ Overige; Het bestuur heeft besloten om vooruitlopend op de publicatie van de nieuwe prognosetafels door het AG, de voorziening pensioenverplichtingen ultimo 2009 te verhogen met 3,9%. Deze verhoging van de voorziening verklaart een groot deel van de afwijking op dit onderdeel ten opzichte van het herstelplan. Het restant wordt verklaard door inkomende en uitgaande waardeoverdrachten en overige mutaties.
60
2009
2008
Beleggingsreserve Stand per 1 januari Mutatie: deel van het saldo boekjaar
45.311 4.743
39.594 5.717
Stand per 31 december
50.054
45.311
Algemene reserve Stand per 1 januari Mutatie: deel van het saldo boekjaar
(72.705) 26.060
42.218 (114.923)
Stand per 31 december
(46.645)
(72.705)
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
VOORZIENINGEN 5. Technische voorzieningen
2009
2008
Pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand per 1 januari Toevoeging pensioenopbouw Toevoeging indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Verzwaring overlevingstafels Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging overige actuariele uitgangspunten Overige wijzigingen Waarde overdrachten
326.052 25.831 - 8.426 12.845 (12.557) 310 (21.784) (13) 1.153 1.936
235.760 15.683 1.879 11.323 (12.315) 92 69.640 2.820 1.170
Stand per 31 december
342.199
326.052
Hieronder is een uitsplitsing van de opbouw van de voorziening voor risico pensioenfonds naar aantal en omvang op basis van de soort deelnemer. Aantal
2009 7 Aantal
2008 7
Actieve deelnemers Pensioengerechtigden Gewezen deelnemers
7.629 3.956 27.281
150.160 87.054 104.985
7.767 3.771 27.042
152.503 80.458 93.091
Totaal
38.866
342.199
38.580
326.052
De publicaties van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Actuarieel Genootschap (AG) geven een wijziging aan van de voorzienbare trend in overlevingskansen. Om hiermee op een afdoende wijze rekening te houden is op basis van bestuursbesluit, vooruitlopend op de aanstaande herziening van de AG-prognosetafels, de voorziening pensioenverplichtingen verhoogd met een opslag van 3,9%.
2009
2008
Spaarfonds gemoedsbezwaren Stand per 1 januari Intrestvergoeding
222 9
213 9
Stand per 31 december
231
222
JAARVERSLAG 2009
61
Overige technische voorzieningen
62
2009
2008
Voorziening uitgaande waardeoverdrachten Stand per 1 januari Vermindering voorziening
- -
10 (10)
Stand per 31 december
-
-
Egalisatievoorziening aanvullend invaliditeitspensioen Stand per 1 januari Vermeerdering voorziening Vermindering voorziening
233 (116) -
1.937 (1.704)
Stand per 31 december
117
233
Egalisatievoorziening aanvullend nabestaandenpensioen Stand per 1 januari Vermeerdering voorziening
- -
2.471 (2.471)
Stand per 31 december
-
-
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
6. Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden Hieronder zijn opgenomen inzake:
2009
2008
Te verrekenen premies Vastgestelde nog te verrekenen premies 945 1.489 Verschuldigd wegens te hoog vastgestelde premies - 1 945
1.490
Derivaten Valutaderivaten risico pensioenfonds
90
6
Pensioenen Uit hoofde van herverzekeringen 641 Waardeoverdrachten 41 2.130 Uitkeringen - 8 Belastingen en sociale lasten 304 288 Pensioenpremie 30 30 1.016
2.456
Kosten Advies- en controlekosten 187 126 Beleggingskosten 202 158 Overige 62 38 451
322
Crediteuren
143
1
Overige schulden Overige
2
5
Totaal van de overige schulden
2.647
4.280
JAARVERSLAG 2009
63
Kasstroomoverzicht (in eenheden van duizend euro) 2009 Ontvangsten Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten Premies van werkgevers en werknemers Van herverzekeraars ontvangen uitkeringen Overdrachten van rechten Pensioenuitkeringen Betaalde premies herverzekering Pensioenuitvoeringskosten Rekening-courant gelieerd Sociaal fonds Kasstromen uit pensioenuitvoeringsactiviteiten
30.365 735 375
2008
Uitgaven
Ontvangsten
Uitgaven
12.862 716 2.436 -
28.207 292 3.386 -
12.795 301 2.449 80
31.475
16.014
15.461
31.885
15.625
16.260
6.544 16.810
1.383 18.160
5.161 (1.350)
987 1.690
3.904 24.765
(2.917) (23.075)
13.000 11 3.012 5.340 7.380
10.500 14.565 35.109
2.500 11 3.012 (9.225) (27.729)
59.211 125 6.840 6.509 -
57.533 833 6.590 -
1.678 (708) 6.840 (81) -
138
-
138
3.700
1.102
2.598
18.807
10.407
8.400
1
3.992
(3.991)
71.042
90.124
(19.082)
79.063
98.719
(19.656)
(519) 233
519 (233)
-
(629) (726)
629 726
(981)
(544) 931 981 8 -
(395) 1.090 -
(1.146) -
(395) 1.090 1.146 -
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontwikkeling Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito´s Overige vastrentende waarden Derivaten Derivaten Overige beleggingen Overige beleggingen Overige Overige Subtotaal ontwikkeling portefeuille Opbrengsten portefeuille Zakelijke waarden Onroerende zaken Aandelen Vastrentende waarden Obligaties Hypothecaire leningen Leningen op schuldbekentenis Deposito´s Overige vastrentende waarden Derivaten Derivaten Overige beleggingen Overige beleggingen Overige Overige Kosten vermogensbeheer Kosten vermogensbeheer Subtotaal opbrengsten portefeuille
(544) 931 8 -
-
-
-
-
(356)
356
-
(82)
82
63
(63)
-
(230)
230
395
(1.560)
1.955
695
(2.813)
3.508
71.437
88.564
(17.127)
79.758
95.906
(16.148)
Totaal kasstroom
102.912
104.578
(1.666)
111.643
111.531
112
Liquide middelen Stand per begin boekjaar Stand per einde boekjaar Afname
3.364 1.698 (1.666)
-
3.252 3.364 112
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten
In het kasstroomoverzicht is de mutatie van de overige vorderingen en de overige schulden inzake de beleggingsrubriek voor zowel het boekjaar als vorig boekjaar verwerkt in de opbrengsten portefeuille. De liquide middelen inzake de beleggingsrubriek zijn in de vergelijkende cijfers onder de betrefffende beleggingsrubriek opgenomen. De kosten vermogensbeheer worden in het boekjaar opgenomen bij de betreffende rubriek en in mindering gebracht op de kasstroom uit opbrengsten portefeuille.
64
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Toelichting op de staat van baten en lasten over het boekjaar 2009 (in eenheden van duizend euro) BATEN De omzet zijnde de premies en de directe beleggingsopbrengsten bedraagt 33.181 (vorig boekjaar 32.955).
7. Premiebijdragen risico pensioenfonds
Werkgevers- gedeelte
Werknemersgedeelte
19.566 120 366 - 20.052
9.637 1 - 712 10.350
29.203 121 366 712 30.402
27.616 24 366 683 28.689
Aandeel Vut in premiebaten
(2)
(8)
30.400
28.681
Periodieke premies - verplichte verzekering - voortgezette verzekering - vrijwillige verzekering - ANW-hiaatverzekering
2009
2008
Samenstelling premiebijdragen De kostendekkende premie over het boekjaar bedraagt € 34.763, de feitelijke premie over het boekjaar bedraagt € 30.402 en de gedempte premie over het boekjaar bedraagt € 24.818. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt:
2009
2008
Actuarieel benodigd PVI Opslag Opslag voor uitvoeringskosten Risicopremies herverzekering Solvabiliteitsopslag
25.831 1.327 2.946 712 3.947
16.968 263 2.679 683 3.008
34.763
23.601
De samenstelling van de gedempte premie is als volgt:Actuarieel benodigd 17.682, PVI opslag 920, Opslag voor uitvoeringskosten 2.771 risicopremies herverzekering 712 en slovabiliteitsopslag 2.733.
JAARVERSLAG 2009
65
8. Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2009
66
Directe beleggings- opbrengsten
Indirecte beleggings- opbrengsten
Kosten van vermogensbeheer
Totaal
Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overig
568 - 1.920 - 356 (63)
(868) 24.583 4.763 54 62 -
(49) (233) (544) - - -
(349) 24.350 6.139 54 418 (63)
2.781
28.594
(826)
30.549
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds 2008
Directe beleggings- opbrengsten
Indirecte beleggings- opbrengsten
Vastgoed Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Overig
629 1.029 2.304 - 82 230
(5.347) (49.003) 19.523 (207) (5.911) -
(51) (252) (463) - - -
(4.769) (48.226) 21.364 (207) (5.829) 230
4.274
(40.945)
(766)
(37.437)
2009
2008
Zakelijke waarden Vastgoedbeleggingen Aandelen
(349) 24.350
(4.769) (48.226)
24.001
(52.995)
16.694 232 1.731 8 (12.526)
17.590 2.890 884 -
Derivaten Derivaten Overige beleggingen Liquiditeiten GTAA en Commodities
6.139
21.364
54
(207)
356 62
82 (5.911)
Overig Opbrengst liquide middelen Overige opbrengsten
418
(5.829)
29 (92)
211 19
(63)
230
Totaal beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds
30.549
(37.437)
5
207
Vastrentende waarden Obligaties Participaties in hypotheken Leningen op schuldbekentenis Deposito's Overige vastrentende waarden
Kosten van vermogensbeheer Totaal
9. Uitkeringen uit hoofde van herverzekering Uitkeringen uit hoofde van herverzekering
JAARVERSLAG 2009
67
LASTEN 10. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen
2009
2008
Pensioenopbouw Pensioenopbouw
25.831
15.683
Indexering en overige toeslagen Indexatie gewezen deelnemers
-
1.879
Wijziging voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van waardeoverdrachten Inkomende waardeoverdrachten actuarieel Uitgaande waardeoverdrachten actuarieel
2.044 (108)
2.940 (1.770)
Rentetoevoeging Interest toevoeging voorziening pensioenverplichtingen tegen rekenrente 2,544% (vorig boekjaar 4,696%)
1.936
1.170
8.426
11.323
Verzwaring overlevingstafels Verzwaring overlevingstafels
12.845
-
(12.557)
(12.315)
310
92
(21.784)
69.640
(13)
-
424 1.277 (548)
142 634 2.044
1.153
2.820
2009
2008
Bruto uitkeringen Premies ziektekostenverzekering
- -
21 1
-
22
Onttrekking voor pensioenuitkeringen Onttrekking uit de voorziening pensioenverplichtingen en pensioenuitkeringen Onttrekking voor pensioenuitvoeringskosten Vrijval voor kosten uit technische voorziening Wijziging marktrente De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd op basis van de rentetermijnstructuur Wijziging overige actuariele uitgangspunten Overgang naar tijdsevenredig opgebouwde pensioenen Overige mutaties Resultaat op sterfte Resultaat op arbeidsongeschiktheid Resultaat op mutaties
11. Uitkering VUT gerechtigden
68
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
2009
2008
Ouderdomspensioen Ouderdomspensioen pre-pensioenregeling Nabestaandenpensioen Wezenpensioen Invaliditeitspensioen Andere uitkeringen: ■ afkoop wegens gering bedrag ■ eenmalige uitkeringen
4.585 5.002 2.014 41 583
3.982 5.511 1.968 25 605
633 6
642 7
12.864
12.740
12. Pensioenuitkeringen
13. Pensioenuitvoeringskosten Aandeel administratiekosten Syntrus Achmea Pensioenbeheer Boekjaar 1.878 1.641 Vorig boekjaar 143 233 2.021 Andere kosten: advieskosten 426 accountantskosten controle van de jaarrekening/DNB-staten 24 kosten andere controleopdrachten 3 bestuurskosten 95 overige kosten 106
2.675
1.874 297 65 62 66 2.364
De beloning aan bestuurders bedraagt 78 (2008: 48). Het fonds heeft geen personeel in dienst. De beheersactiviteiten worden op basis van een uitvoeringsovereenkomst verricht door personeel in dienst van pensioenuitvoerder dan wel vermogensbeheerder.
Honoraria accountant De externe accountant is PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Op grond van artikel 382a Titel 9 Boek 2 BW is de vermelding van de honoraria van de accountant als volgt:
2009
2008
Externe accountant: Totale honoraria voor het onderzoek van de jaarrekening
24
65
Het onderzoek van de jaarrekening omvat zowel de wettelijke controle van de statutaire jaarrekening als de verslagstaten in het kader van de Pensioenwet.
14. Saldo overdracht van rechten Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom individueel Inkomende waardeoverdrachten overdrachtsom collectief Uitgaande waardeoverdrachten overdrachtsom individueel
(97) (2.225) 70
(2.747) 1.724
(2.252)
(1.023)
JAARVERSLAG 2009
69
Het saldo inkomende waardeoverdrachten – collectief bestaat uit de inkomende collectieve waardeoverdracht van Nationale Nederlanden ad 2.225. Het bedrag van deze inkomende collectieve waardeoverdracht is uit 2 componenten opgebouwd: ■ actuariële koopsom inclusief rente ad 1.695, die dient ter financiering van de aanspraken; en ■ dekkingsgraadopslag inclusief rente ad 530, welke wordt toegevoegd aan het vermogen van het fonds.
2009
2008
Spaarfonds gemoedsbezwaren Overige technische voorzieningen
9 (116)
9 (4.185)
(107)
(4.176)
712
302
112
136
15. Wijziging overige technische voorzieningen
16. Premies herverzekering Premies herverzekering ANW
17. Overige lasten Resultaat voorziening tegen verlies op premievorderingen
70
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Actuariële verklaring Opdracht Door Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen te Amsterdam is aan Triple A - Risk Finance Certification B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een Actuariële Verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2009.
Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn "Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen" heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn.
Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: ■ heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en ■ heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel.
Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet, met uitzondering van artikels 131 en 132. De vermogenspositie van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen is naar mijn mening slecht, vanwege een dekkingstekort. Amsterdam, 16 juni 2010 drs. J.J.M. Tol AAG verbonden aan Triple A - Risk Finance Certification B.V.
JAARVERSLAG 2009
71
Verklaring van de accountant
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de jaarrekening 2009 van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen (‘de Stichting’) te Amsterdam bestaande uit de balans per 31 december 2009 en de staat van baten en lasten over 2009 met toelichting gecontroleerd.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de Stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en het in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaglegging en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in a anmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de Stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toe gepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het Bestuur van de Stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het ver mogen van Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen per 31 december 2009 en van het resultaat over 2009 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Amsterdam, 16 juni 2010 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V. Drs. H.C. van der Rijst RA 72
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Statutaire bestemming van het saldo van baten en lasten In de statuten is geen bepaling opgenomen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten. Krachtens het besluit van het bestuur in de vergadering van 16 juni 2010 wordt het resultaat van 2009, afhankelijk van de omvang van het vereiste vermogen, toegevoegd aan de beleggingsreserve en het restant aan de algemene reserve.
Slotwoord Pensioen is een belangrijke voorziening waar werknemer en werkgever jaarlijks een flink bedrag voor opzij zetten. Juist bij pensioenen is vertrouwen van groot belang. Het jaar 2009 heeft voor veel pensioenfondsen vooral in het teken gestaan van de kredietcrisis en de gevolgen daarvan voor de financiële positie van pensioenfondsen. Wij zullen alle maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om de financiële positie van het fonds weer op het juiste niveau te brengen en zodoende de pensioenen en pensioenaanspraken veilig te stellen. Wij bedanken alle medewerkers van de administrateur, de vermogensbeheerder, de actuaris en de accountant hartelijk voor hun deskundige inzet voor het fonds. Wij waarderen de betrokkenheid waarmee de inspanningen zijn verricht. Utrecht, 16 juni 2010 Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen G. Mantel, voorzitter I. van Duijn-Pennenburg, vice-voorzitter
JAARVERSLAG 2009
73
Verklarende woordenlijst Actuariële en bedrijfstechnische nota
ensioenfondsen dienen te werken volgens een ABTN. P Hierin (ABTN) zijn de financiële opzet van een pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd omschreven.
Asset Liability Management (ALM) Het op elkaar afstemmen van de beleggingen, de verplichtingen en het premie- en indexatiebeleid. Een ALM-studie wordt gebruikt om het meerjarig financieel beleid te optimaliseren uitgaande van verschillende economische scenario’s. Anw pensioen Vrijwillige overlijdensverzekering (keuze uit drie vaste pensioenbedragen), onderdeel van de regeling van het fonds. Asset mix Samenstelling van de beleggingsportefeuille, bijvoorbeeld aandelen, obligaties en onroerend goed. Benchmark Vergelijkingsmaatstaf Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van een beleggingsportefeuille worden vergeleken. Commodities Beleggingscategorie gericht op grondstoffen zoals graan, metalen en olie. Corporate Governance Goed ondernemerschap; o.a. integer en transparant handelen door het bestuur, alsmede goed toezicht hierop. Ook het afleggen van verantwoording over het uitgevoerde beleid en het toezicht hierop valt eronder. Dekkingsgraad Procentuele verhouding tussen het aanwezige vermogen en de pensioenverplichtingen. De Nederlandsche Bank (DNB) DNB verzorgt het onafhankelijk (prudentieel) toezicht op pensioenfondsen. Derivaten Financiële derivaten zijn beleggingsinstrumenten die hun waarde ontlenen aan de waarde van een ander goed, zoals aandelen en olie. Met gebruikt financiële derivaten om risico’s te verkleinen of juist te speculeren. Dispensatie Vrijstelling van de verplichte deelneming aan de pensioenregeling van het bedrijfstakpensioenfonds. Excedentpensioen Pensioenaanspraken boven de basisregeling van het fonds, betrekking hebbend op hetzelfde dienstverband. Franchise Vrijgesteld bedrag dat jaarlijks door het bestuur wordt vastgesteld. Pensioenopbouw vindt plaats over het loon boven de franchise.
74
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
Financieel Toetsingskader (FTK) Het financieel toetsingskader is onderdeel van de Pensioenwet en stelt voorschriften aan premiehoogte en de omvang van de aan te houden reserves. GTAA Doelstelling van Global Tactical Asset Allocation (GTAA) is om door middel over of onderwegen van markten of beleggingscategorieën de benchmark te verslaan. Het schuiven van obligaties naar aandelen en binnen aandelen van bijvoorbeeld Japan naar Europa zijn voorbeelden van beslissingen die onder GTAA vallen. LDI Liability Driven Investments , (LDI) vanuit de verplichtingen gedreven beleggingen LDI-pools (F&C) De LDI pools stellen een pensioenfonds in staat om de beleggingsportefeuille wat betreft rentegevoeligheid (duration) beter te laten aansluiten bij het karakter van de pensioenverplichtingen. Outperformance Er wordt een beter resultaat behaald dan de benchmark. Partnerpensioen Levenslange uitkering aan een nabestaande partner, vanaf het overlijden van de deelnemer. Pensioengrondslag Het deel van het pensioengevend loon boven de franchise. Over de pensioengrondslag worden aanspraken opgebouwd. Pension Fund Governance (PFG) Ofwel goed pensioenfondsbestuur. PFG stelt aan pensioenfondsen eisen op het gebied van transparantie, verantwoording, intern toezicht en zeggenschap. Performance Direct resultaat in de vorm van rente en dividendopbrengsten; indirect resultaat door waardeverandering van de portefeuille. Rekenrente Fictief rendementspercentage dat het belegde vermogen in de toekomst wordt geacht op te brengen. Rentedekking Financieringsvorm waarin de betaalde premies gelijk zijn aan de contante waarde van de aanspraak die in dat jaar begint. SAS70 Internationaal geaccepteerde auditingstandaard. Met een SAS70-verklaring wordt aangegeven dat het interne beheersproces adequaat is vormgegeven (verklaring type I) en functioneert (verklaring type II). Service level agreement (SLA) In een service level agreement worden afspraken gemaakt over het niveau van de te leveren dienstverlening. Solvabiliteit Het vermogen dat op langere termijn aanwezig moet zijn om de verplichtingen te kunnen nakomen.
JAARVERSLAG 2009
75
Sterftegrondslagen Berekeningsmethode gebaseerd op een statistisch overzicht van de sterftekans per leeftijd van een bepaalde groep personen. Toegezegde bijdrageregeling Pensioenregeling die geen andere verplichting kent dan het storten van een vooraf overeengekomen premie. Toegezegd pensioenregeling Pensioenregeling waarbij de hoogte van het te bereiken pensioen van tevoren word gegarandeerd. Toereikendheidstoets Actuariële toets in hoeverre het pensioenvermogen voldoende is om de verplichtingen na te komen. Underperformance Er wordt een slechter resultaat behaald dan de benchmark. Vastrentende waarden Beleggingssoort waarvoor in beginsel een vaste rentevergoeding en een vaste looptijd geldt, zoals obligaties, onderhandse leningen en hypotheken. Voorbeleggen Vastleggen van huidige rente- of aandelenniveaus voor toekomstige cash flows. Voorziening pensioenverplichten (VPV) De passiva van het pensioenfonds, gelijk aan de waarde van de pensioenverplichtingen. Waardeoverdracht Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van een tot zeker moment opgebouwde pensioenaanspraak, in het geval de deelnemer verandert van werkgever of verzekeraar. Z-score Mate waarin het werkelijke rendement van een pensioenfonds afwijkt van het rendement van de door het bestuur vastgestelde normportefeuille. Een positieve z-score geeft aan dat het rendement hoger was dan dat van de normportefeuille. De performancetoets betreft de cumulatieve z-score over de laatste vijf jaar.
76
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Handel in Bouwmaterialen
www.bpfhibin.nl
Syntrus Achmea / Postbus 9251 / 1006 AG Amsterdam telefoon 0900 - 2255783
Jaarverslag 2009
872