Jaarverslag 2008 Stichting Pensioenfonds Cargill B.V.
Datum rapport Auteur
27 mei 2009 Bestuur
Nummer/versie Telefoon
Definitief 050 582 18 50
Profielschets De Stichting Pensioenfonds Cargill BV (het pensioenfonds) is een ondernemingspensioenfonds. Het pensioenfonds voert de pensioenregelingen uit voor het personeel van Cargill BV en Cargill Benelux BV. Op de opbouw van pensioenaanspraken van de actieve deelnemers volgens de middelloonregelingen wordt onvoorwaardelijk toeslag verleend op basis van CAO-stijging (financiering uit premie). Op de opgebouwde rechten van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van alle van toepassing zijnde pensioenregelingen wordt voorwaardelijk toeslag verleend (financiering uit beleggingsopbrengsten). De premie voor deze regeling wordt ingebracht door de werkgever en de werknemers. De uitvoering van de pensioenregeling heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP) en het vermogensbeheer heeft het bestuur volledig uitbesteed aan Mn Services. De advisering over de uitvoering van de pensioenregeling is uitbesteed aan Mercer BV. Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van de certificerend actuaris en accountant.
1
Inhoudsopgave 1. Kerncijfers 2. Personalia 3. Verslag Verantwoordingsorgaan 4. Woord van de voorzitter Bestuursverslag 5. Doelstelling 6. Financiële opzet en positie 6.1 Inleiding 6.1.1 Financiële crisis en invloed op beleidskeuzes 6.2 Beleid en beleidskeuzes 6.2.1 Beleggingsbeleid 6.2.2 Financieringsbeleid 6.2.3 Toeslagbeleid 6.3 Risicobeheer 7. Verslag van het vermogensbeheer 7.1 Algemeen 7.2 Resultaten 7.3 Vastrentende waarden 7.4 Aandelen 7.5 Overige beleggingen 7.5.1 Onroerend goed 7.5.2 Alternatieve beleggingen 7.5.3 Valuta-afdekking 8. Pensioen en uitvoering 8.1 Inleiding 8.2 Pensioencommunicatie 8.3 Pensioenadministratie 8.4 Pensioenregeling 8.5 (Voorstellen voor) nieuwe wetgeving 9. Governance en compliance 9.1 Algemeen 9.2 Statutair aangesloten ondernemingen 9.3 Goed Pensioenfondsbestuur 9.4 Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM 9.5 Bestuursaangelegenheden 9.6 Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding 9.7 Gedragscodes 9.8 Geschillencommissie 9.9 Reactie bestuur op verslag Verantwoordingsorgaan 9.10 Compliance met wet- en regelgeving 9.11 Organisatie en uitvoering 9.12 Statutenwijziging 10. Verwachte gang van zaken Jaarrekening 11. Jaarrekening 11.1 Balans 11.2 Staat van baten en lasten 11.3 Kasstroomoverzicht 11.4 Toelichting op de jaarrekening 2
4 5 7 8 10 11 12 12 13 14 14 16 17 18 22 22 22 24 25 26 26 26 26 28 28 28 28 29 31 33 33 33 33 34 34 35 35 35 35 35 36 36 37 38 39 39 40 41 42
11.4.1 Algemeen 11.4.2 Waarderings- en berekeningsgrondslagen 11.4.3 Toelichting op de balans 11.4.4 Toelichting op de staat van baten en lasten 11.4.5 Actuariële toelichting analyse Overige gegevens 12. Overige gegevens 12.1 Accountantsverklaring 12.2 Actuariële verklaring 12.3 Statutaire bestemming resultaat Bijlagen Bijlage 1 Begrippenlijst
3
42 43 48 62 66 68 69 69 71 73 74 75
1.
Kerncijfers
Bedragen x € 1.000
2008
2007*
2006*
2005*
2004*
Aantal verzekerden (per einde van het jaar) Deelnemers, actief en voortgezet 2.227 1.120 523 3.870
2.175 1.018 473 3.666
2.059 914 449 3.422
1.989 808 409 3.206
1.909 813 368 3.090
21.216 18.810
19.552 22.000
17.728 n.v.t.
15.204 n.v.t.
15.727 n.v.t.
8.505
7.327
6.693
5.762
5.157
Vermogen (incl. deelvermogens) Eigen vermogen Pensioenverplichtingen ** Dekkingsgraad *** Rekenrente
11.944 378.412 103,2% 3,9%
111.820 285.358 142,3% 4,9%
88.997 285.135 132,6% 4,0%
72.900 270.152 129,1% 3,8%
55.444 239.728 125,1% 4,0%
Beleggingen**** Balanswaarde Beleggingsopbrengsten
399.125 -15.126
369.882 7.507
362.570 18.603
338.197 39.136
285.223 17.978
Gewezen deelnemers UItkeringsgerechtigden Totaal aantal verzekerden Premies en koopsommen Kostendekkende premie ***** Uitkeringen Pensioenen
*
De vergelijkende cijfers zijn een samenvoeging van de in de jaarrekeningen van pensioenfonds Cargill en het per 1 januari 2008 gefuseerde voormalige pensioenfonds Cerestar opgenomen cijfers, met uitzondering van de dekkingsgraad aangezien een samengevoegde dekkingsgraad geen enkele beleidsmatige consequentie heeft.
**
Betreft pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds en voor risico deelnemers. De pensioenverplichtingen zijn t/m 2006 gebaseerd op APP (rekenrente maximaal 4%) en met ingang van 2007 gebaseerd op FTK (rekenrente op basis van de Rente Termijn Structuur).
***
De dekkingsgraad is berekend als het eigen vermogen plus de voorziening voor risico pensioenfonds (exclusief voorziening ziektegevallen, exclusief herverzekerde deel, exclusief overige technische voorziening), gedeeld door de voorziening voor risico pensioenfonds (exclusief voorziening ziektegevallen, exclusief herverzekerde deel en exclusief overige technische voorziening).
****
Betreft beleggingen voor risico pensioenfonds, beleggingen voor risico deelnemers, liquide middelen en
*****
De kostendekkende premie is met ingang van 2007 een nieuw begrip voortvloeiend uit het Financieel
beleggingsdebiteuren en beleggingscrediteuren. Toetsingskader (FTK) en wordt jaarlijks actuarieel bepaald op basis van de vereiste dekkingsgraad bij de start van het jaar.
4
2.
Personalia
Bestuur Door de fusie welke in 2008 heeft plaats gehad zijn de besturen van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. en Stichting Pensioenfonds Cerestar Nederland samengegaan in één gezamenlijk bestuur. De intentie is uitgesproken om de grootte van het bestuur in 2009 terug te brengen. De heer Goossens is door het bestuur aangesteld als voorzitter van het gefuseerde fonds. De heer Peeperkorn is wegens verhuizing naar het buitenland afgetreden uit het bestuur. In zijn plaats is gekomen de heer van der Plas. De heer Vermeersch is bereid gevonden de rol van secretaris op zich te nemen. De heer Eshuis heeft vanwege persoonlijke redenen bedankt voor het bestuur. Het bestuur heeft ervoor gekozen hem niet te vervangen. Het bestuur bestaat ultimo 2008 uit de volgende personen: Benoemd namens de werkgever (Cargill B.V.) Naam
Functie in bestuur
C.R.J. Goossens
Voorzitter
Mw. H.M. Prince-Kappen
Plaatsvervangend voorzitter
S. Vermeersch
Secretaris
C.B. Kriens
Lid
E.J. van der Plas
Lid
W. Rous
Lid
H.C.L. de Smet
Lid
Bestuursleden namens de werkgever zijn benoemd voor opbepaalde tijd.
Benoemd namens de deelnemers: Naam
Functie in bestuur
R.J.J. van Wees
Plaatsvervangend secretaris
W.A.R. Bracké
Lid
C.C.A. Hoedelmans
Lid
P.F. van Leemput
Lid
D.M.A. de Nijs
Lid
B.P. Zoethout
Lid
Benoemd namens de pensioengerechtigden: Naam
Functie in bestuur
W.B. de Clercq
Lid
C.A. Koppen
Lid
Bestuursleden namens de pensioengerechtigden worden voorgedragen door de vereniging van gepensioneerden.
5
Verantwoordingsorgaan (per 10 maart 2009) K. Krokké, namens de werkgever J.P. van Dierendonck, namens de werknemers M.J. van Nunen, namens de gepensioneerden Beleggingscommissie De commissie bestaat uit de volgende personen: P.L. Naar (voorzitter) W.A.R. Bracké J. Dirkzwager C.B. Kriens J. Leuning R.J.J. van Wees Als secretaris treedt op S. Vermeersch (geen lid). Als extern deskundige is aan de commissie toegevoegd: J. Koolstra (Mercer Investment Consulting) Administratie De administratie van het pensioenfonds is ondergebracht bij TKP Pensioen BV. Actuaris Mercer BV treedt op als adviserend actuaris van het pensioenfonds, Mercer Certificering BV is de certificerend actuaris. Accountant KPMG Accountants NV treedt op als accountant van het pensioenfonds. Vermogensbeheer Het vermogensbeheer is sinds 1 januari 2007 ondergebracht bij Mn Services. Investment Consulting Mercer Investment Consulting adviseert de beleggingscommissie.
6
3.
Verslag Verantwoordingsorgaan
Statutaire opdracht Het bestuur van het pensioenfonds heeft met ingang van 10 maart 2009 een Verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de principes voor goed pensioenfonds bestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbenden rekening heeft gehouden. Voor het Verantwoordingsorgaan wordt zo spoedig mogelijk een reglement opgesteld op basis van de uitgangspunten van Goed Pensioenfondsbestuur. Hierin wordt de frequentie van het overleg met het bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid en de verantwoording aan het Verantwoordingsorgaan beschreven. Bevindingen en conclusie Het Verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds. Tevens heeft het Verantwoordingsorgaan kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant en de externe actuaris. Omdat het Verantwoordingsorgaan pas begin 2009 is ingesteld, is sprake van onvolledige informatie om over 2008 tot een stellig oordeel te komen. Op basis hiervan komt het Verantwoordingsorgaan tot het oordeel dat niet is gebleken dat het bestuur met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever, niet tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen. In 2009 zal het Verantwoordingsorgaan zijn werkzaamheden zodanig inrichten dat over boekjaar 2009 een nader onderbouwd oordeel over het functioneren van het bestuur kan worden afgegeven. Amsterdam, 27 mei 2009
7
4.
Woord van de voorzitter
Hierbij treft u het jaarverslag aan van de Stichting Pensioenfonds Cargill BV. In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2008, de achterliggende overwegingen daarbij en de uitkomsten hiervan voor ons fonds. Het jaar 2008 is zonder meer een bewogen jaar te noemen. Na bijna twee jaar van zorgvuldige voorbereiding is de fusie tussen Stichting Pensioenfonds Cargill BV en de Stichting Pensioenfonds Cerestar Nederland per 1 januari 2008 een feit. Het gefuseerde fonds zal doorgaan onder de naam Stichting Pensioenfonds Cargill BV. Het streven naar fusie kwam voort uit de wens van de sponsor. Twee afzonderlijk opererende pensioenfondsen kunnen een aanzienlijke synergie bereiken door samen te gaan, was de hoofdgedachte hierbij. Dit inzicht werd gedeeld door beide besturen, en deze hebben hard gewerkt om tot een fusie te komen. De weg ernaar toe was niet altijd gemakkelijk. Er zijn discussies geweest tussen beide besturen, er is veel gepraat om ervoor te zorgen dat iedereen op dezelfde lijn zat. Het resultaat is echter een nieuw fonds en een nieuw bestuur, waarin op basis van gelijkwaardigheid beslissingen worden genomen. Ook richting deelnemers is veel tijd en moeite gestoken in een zorgvuldige communicatie. Er zijn diverse brieven verstuurd en er is veelvuldig overleg gevoerd met de verenigingen van gepensioneerden. Dit alles heeft ertoe geleid dat niemand bezwaar heeft gemaakt tegen de fusie, voor het bestuur het signaal dat onze inspanningen succesvol zijn geweest. Inmiddels hebben de beide verenigingen van gepensioneerden elkaar ook gevonden, en zijn tot één vereniging gefuseerd. Wij zijn daar als bestuur zeer blij mee. De belangrijkste gebeurtenis in 2008 is zondermeer de financiële crisis die de wereld hard heeft getroffen. Negatieve berichten over de economie en de financiële sector volgden elkaar in 2008 in hoog tempo op. De combinatie van enerzijds dalende aandelenkoersen, grondstoffenprijzen, waarderingen voor bedrijfsobligaties en onroerend goed en anderzijds een lagere kapitaalmarktrente zorgden ervoor dat de financiële positie van het fonds onder druk kwam te staan. Dekkingsgraden holden hard achteruit, tot niveaus die niemand in het begin van het jaar voor mogelijk had gehouden. Door het bestuur is regelmatig overleg gevoerd met haar vermogensbeheerder over de macro-economische ontwikkelingen, alsmede de impact daarvan op de beleggingsportefeuille. Door het bestuur is in de loop van 2008 besloten om het belang in zakelijke waarden verder af te bouwen. De reeds eerder genomen beslissing om risico op rentedalingen voor een deel af te dekken heeft ervoor gezorgd dat de dekkingsgraad van het fonds relatief gezien op een hoog niveau is gebleven in vergelijking met de pensioenfondsen om ons heen. Hiermee kon het bestuur echter niet voorkomen dat de dekkingsgraad van het fonds daalde van 140,3% ultimo 2007 (na fusie) tot 103,2% ultimo 2008. Hiermee is de dekkingsgraad onder de minimale vereiste grens van 105% gedaald en daarmee ontstond een dekkingstekort. Het pensioenfonds heeft voor 1 april 2009 een herstelplan ingediend bij De Nederlandsche Bank (DNB), waarin wordt aangetoond hoe het pensioenfonds verwacht dat in drie jaar tijd de dekkingsgraad herstelt tot boven de 105% (kortetermijnherstelplan) en binnen een periode van vijftien jaar weer het vereist eigen vermogen bereikt (langetermijnherstelplan). Met toepassing van het bestaande beleidskader kan de dekkingsgraad van het fonds binnen één respectievelijk drie jaar weer komen op het niveau van het minimaal en vereist eigen vermogen. Op basis van de financiële positie van het fonds ultimo 2007 heeft het bestuur besloten om 8
per 1 januari 2008 toeslag te verlenen op de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken. Tevens is in 2008 een toeslag verleend op de opgebouwde aanspraken van actieve deelnemers. Gezien de ontwikkeling van de vermogenspositie van het fonds gedurende 2008 heeft het bestuur in maart 2009 besloten om geen toeslag te verlenen op de opgebouwde pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen per 1 januari 2009. Door de fusie per 1 januari 2008 heeft het bestuur weinig aandacht kunnen besteden aan de principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Nu de fusie een feit is gaat het bestuur hier echter wel voortvarend mee aan de slag. Dat heeft ertoe geleid dat een Verantwoordingsorgaan is ingesteld en dat het Intern Toezicht op hoofdlijnen staat. Het oordeel van het Verantwoordingsorgaan over het gevoerde beleid in 2008 is in dit verslag opgenomen. Heldere communicatie met de belanghebbenden vindt het bestuur van groot belang. Om de communicatie verder te verbeteren heeft de pensioenplanner, zoals opgenomen op de website www.cargillpensioen.nl in 2008 een nieuwe vormgeving gekregen en is deze gebruiksvriendelijker en overzichtelijker geworden. Tevens is de functionaliteit van het online raadplegen van rekening-courantoverzichten en het online doorgeven van de beleggingskeuze (keuze tussen fondsrendement en Life Cycle) ingebouwd. Met name in het laatste kwartaal van 2008 is in de communicatie-uitingen extra aandacht besteed aan de impact van de financiële crisis. In 2009 wordt een enquête gehouden naar de informatiebehoeften van de deelnemers. Met de uitkomsten hiervan zal het bestuur trachten de informatievoorziening nog beter op de wensen van de deelnemers te laten aansluiten. De focus van het bestuur zal in 2009 gericht zijn op het uitvoeren van het ingediende herstelplan bij DNB. Amsterdam, 27 mei 2009 C.R.J. Goossens, voorzitter
9
Bestuursverslag
10
5.
Doelstelling
Stichting Pensioenfonds Cargill BV heeft ten doel het verstrekken of doen verstrekken van pensioenen en/of andere uitkeringen ter bescherming tegen geldelijke gevolgen van ouderdom, invaliditeit en overlijden van werknemers, gewezen werknemers en hun nabestaanden. Uit het doel vloeien onder meer de onderstaande doelstellingen voort die het fonds in opdracht van de sociale partners beoogt te bereiken: 1) Het op lange termijn verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven naar het waardevast houden van de opgebouwde pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije pensioenaanspraken. De toeslagverlening is voorwaardelijk. Dat wil zeggen dat geen recht op toeslagverlening is en het is voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening zal plaatsvinden. 2) Het zorg dragen voor een duidelijke en klantgerichte communicatie met belanghebbenden, onder wie deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Om deze doelstellingen te bereiken, heeft het bestuur beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, toeslagverlening, beleggingen en communicatie. De eerste drie beleidsgebieden hebben invloed op de financiële positie van het fonds en worden nader toegelicht in hoofdstuk 6. Het verslag van de vermogensbeheerder inzake de uitvoering van het beleggingsbeleid komt in hoofdstuk 7 aan de orde. In hoofdstuk 8 wordt nader ingegaan op het communicatiebeleid. De governance-structuur van het pensioenfonds wordt toegelicht in hoofdstuk 9. In dit hoofdstuk komt ook de compliance met wet- en regelgeving aan de orde. In hoofdstuk 10 wordt tenslotte ingegaan op de verwachte gang van zaken.
11
6.
Financiële opzet en positie
6.1
Inleiding
Het belangrijkste risico van het pensioenfonds is het niet kunnen beschikken over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. De solvabiliteit van een pensioenfonds kan worden gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds, het betreft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, verzekeringstechnische ontwikkelingen en de ontwikkeling van de marktrente. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds nog diverse andere risico’s, zoals risico’s samenhangend met de beleggingen, verzekeringstechnische risico’s en niet-financiële risico’s, die in paragraaf 6.3 en in de risicoparagraaf van de jaarrekening worden behandeld. Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico’s en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling zoals die overeengekomen is met de sociale partners. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur:
12
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op het gevoerde beleid van het pensioenfonds en het risicobeheer. Tevens wordt ingegaan op de onderlinge samenhang tussen de beleidsgebieden en de invloed van de financiële crisis.
6.1.1
Financiële crisis en invloed op beleidskeuzes
Het jaar 2008 was voor pensioenfondsen een roerig jaar en stond in het teken van de financiële crisis. Negatieve berichten over de economie en de financiële sector volgden elkaar in hoog tempo op. Financiële instellingen moesten posities afboeken en derivatenposities sluiten. Het vertrouwen bij beleggers werd hierdoor minder, waardoor ze risico’s uit de weg gingen en de beurskoersen daalden. Ook tussen banken onderling was geen vertrouwen meer en het geldmarktverkeer was beperkt. Door dit gebrek aan kapitaal en liquide middelen kwamen verschillende financiële instellingen in de problemen. Centrale banken en overheden schoten te hulp. Verschillende banken en verzekeraars werden genationaliseerd of kregen extra kapitaal. In de eerste helft van het jaar werd nog gesproken over hoge inflatieverwachtingen, mede veroorzaakt door aanhoudend hoge grondstoffenprijzen. Hierdoor stond het afdekken van inflatierisico’s hoog op de agenda bij pensioenfondsbesturen. In de tweede helft van het jaar verdween de inflatieangst. Grondstoffenprijzen en aandelenkoersen en waarderingen voor bedrijfsobligaties en onroerend goed daalden, evenals de economische groeivooruitzichten wereldwijd door de gevolgen van de steeds groter wordende financiële crisis. Als gevolg van de paniek op de beurzen zochten beleggers massaal een veilig oord: staatsobligaties. Een daling van de kapitaalmarktrente was het gevolg. De dekkingsgraden van pensioenfondsen kregen hierdoor niet alleen te maken met een negatieve waardeontwikkeling van de beleggingen, maar ook met een lagere rente. Omdat de verplichtingen van pensioenfondsen op marktwaarde worden berekend, zorgt een lagere rente voor een stijging van de verplichtingen. Een negatief resultaat op de beleggingen aan de ene kant en een stijging van de verplichtingen aan de andere kant, waren funest voor de dekkingsgraden. Veel pensioenfondsen zagen zich genoodzaakt de toeslagverlening (geheel of gedeeltelijk) te beperken. Het opstellen van een herstelplan werd voor de meeste fondsen een realiteit. Daarnaast hadden de dalende dekkingsgraden ook gevolgen voor waardeoverdrachten: volgens de Pensioenwet dienen de waardeoverdrachten te worden opgeschort zolang één van de bij de overdracht betrokken fondsen een dekkingsgraad van onder de 100% heeft. Voor Pensioenfonds Cargill gold dat in 2008 nog kon worden meegewerkt aan de waardeoverdrachten, vanaf maart 2009 zijn de waardeoverdrachten opgeschort vanwege een dekkingsgraad van onder de 100%. Naast het effect van de waardeontwikkeling van de beleggingen, is duidelijk te zien dat de dekkingsgraad sterk afhankelijk is van renteveranderingen (RTS-effect). Dit wordt veroorzaakt doordat de rentegevoeligheid van de beleggingen van het pensioenfonds kleiner is dan die van de verplichtingen. In de loop van 2008 heeft het bestuur besloten om de mate van afdekking van het renterisico van de pensioenverplichtingen via vastrentende beleggingen te verhogen om zo het effect van een rentedaling op de dekkingsgraad van het pensioenfonds te verminderen. Hiermee kon het bestuur echter niet voorkomen dat de dekkingsgraad daalde van 140,3% ultimo 2007 (na fusie) tot 103,2% ultimo 2008, met name als gevolg van het beleggingsresultaat op zakelijke waarden en het effect van de rentedaling. Eind december 2008 is de dekkingsgraad onder de minimale vereiste grens van 105% gedaald en daarmee ontstond een dekkingstekort. Dit is gemeld aan DNB. Het pensioenfonds heeft, omdat de dekkingsgraad lager is dan 105%, een herstelplan ingediend bij DNB. Hierin toont het 13
pensioenfonds aan hoe het verwacht dat in een periode van drie jaar de dekkingsgraad weer herstelt tot boven de 105% (kortetermijnherstelplan) en binnen een periode van vijftien jaar weer het vereist eigen vermogen bereikt (langetermijnherstelplan). Met toepassing van het bestaande beleidskader kan de dekkingsgraad van het fonds binnen één respectievelijk drie jaar weer komen op het niveau van het minimaal en vereist eigen vermogen. Bovenstaande herstelkracht wordt bereikt door handhaving van het huidige premie- en beleggingsbeleid en het niet verlenen van toeslagen zolang de dekkingsgraad lager is dan 105%.
6.2
Beleid en beleidskeuzes
6.2.1
Beleggingsbeleid
Asset Liability Management Het bestuur laat eens in de drie jaar een Asset Liability Management-studie (ALM-studie) uitvoeren. Mede op basis van de uitkomsten van de ALM-studie bepaalt het bestuur het beleggingsbeleid en het financiële beleid van het fonds voor de daarop volgende jaren. Op basis van de ALM-studies is de laatste paar jaar bijvoorbeeld besloten om het risico van de mismatch in de duration van de vastrentende waarden-portefeuille en de voorziening pensioenverplichtingen gefaseerd te verminderen. Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid kent een strategisch niveau en een jaarplan op grond van het strategische beleid. Bij het vaststellen van het strategische beleid worden op grond van de beschikbare analyses keuzes gemaakt over de verdeling over de beleggingscategorieën op de lange termijn. Hierbij streeft het bestuur naar een zo hoog mogelijk rendement onder verantwoorde risico´s en gegeven de structuur van de verplichtingen. Eventuele aanpassingen in het strategische beleid worden zorgvuldig verwerkt in de jaarplannen, waarbij de marktontwikkelingen in ogenschouw worden genomen. Fusie Op 1 november 2008 zijn de twee beleggingsportefeuilles van Pensioenfonds Cargill en Pensioenfonds Cerestar samengevoegd. Aan de hand van een continuïteitsanalyse, uitgevoerd door Mercer Consulting, is het gewenste risico-rendements profiel bepaald. In het bepalen hiervan is rekening gehouden met het premie- en toeslagbeleid van beiden pensioenfondsen. De beleggingsportefeuilles zoals deze waren gepositioneerd voor de samenvoeging, zijn in onderstaande tabel weergeven.
E uropese obligaties Langlopende obligaties Inflatie gerelateerde obligaties U S H igh yield E m erging m arket debt A andelen ontw ikkelde landen A andelen opkom ende landen P rivate equity C om m odities O nroerend goed H edge funds
C arg ill C erestar 0% 24% 60% 0% 0% 31% 3.5% 4% 5% 3% 12% 22% 3.5% 2% 1% 1% 5% 3% 5% 5% 14 5% 5%
G eco m bin eerd 6% 46% 7% 4% 5% 14% 3% 1% 4% 5% 5%
De samenvoeging van deze portefeuille gecombineerd met het gewenste rendementsrisicoprofiel heeft de volgende portefeuille opgeleverd:
Europese obligaties Langlopende obligaties Inflatie gerelateerde obligaties High yield US High yield Euro High yield Emerging market debt Aandelen ontwikkelde landen VS Europa Verre Oosten Private equity Aandelen opkomende landen Commodities Onroerend goed Hedge funds
Cargill 0% 60% 0%
Cerestar 24% 0% 31%
Mix na fusie 6% 46% 7%
Voorstel 0% 51% 7%
Verschil -6% 5% 0%
3.5% 0% 5%
4% 0% 3%
4% 0% 5%
4% 3% 6%
0% 3% 1%
5% 5% 2% 1% 3.5% 5% 5% 5%
9.5% 8.8% 3.7% 1% 2% 3% 5% 5%
5.5% 5.5% 3% 1% 3% 4% 5% 5%
3.5% 4% 1.5% 2% 3% 5% 5% 5%
-2% -1.5% -1.5% 1% 0% 1% 0% 0%
De nieuwe beleggingsportefeuille is gefaseerd ingevoerd. Bij de inrichting van de gecombineerde portefeuille is ook rekening gehouden met de gewijzigde macro economische omgeving om zo tot een weloverwogen allocatie van de verschillende beleggingscategorieën te komen. Gedurende november 2008 en december 2008 is het risicoprofiel neerwaarts bijgesteld vanwege de verslechterde financiële positie van het fonds. De uiteindelijke allocatie ultimo 2008 naar de verschillende categorieën is weergegeven in de tabel ‘Vermogenssamenstelling ultimo boekjaar’ zoals opgenomen in paragraaf 7.2. Spreiding beleggingen Positieve en negatieve waardeschommelingen zijn onlosmakelijk verbonden met de beleggingsactiviteiten van een pensioenfonds. Bij het beheer van het vermogen is het volledig voorkomen of afwenden van risico’s niet mogelijk. Wel streeft het fonds naar continu inzicht in de beleggingsrisico’s en worden maatregelen genomen om deze risico’s te beheersen. Het belangrijkste instrument voor het bestuur is de weloverwogen spreiding van de beschikbare middelen over een groot aantal uiteenlopende beleggingscategorieën, die onderling weinig samenhang hebben voor wat betreft de rendementen. Op deze wijze kunnen mindere resultaten van de ene beleggingscategorie worden gecompenseerd door betere resultaten van andere categorieën. Zodoende wordt het risico van de totale beleggingsportefeuille gereduceerd en wordt de kans op een consistent en goed rendement sterk vergroot. Derivaten: defensief Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het vermogensbeheer is het gebruik van afgeleide producten, ofwel derivaten genoemd. Derivaten zijn risicovol indien deze worden gebruikt voor speculatieve doeleinden. Het fonds zet derivaten vooral defensief in, waarbij de beleggingsrisico’s op totaalniveau afnemen. Concreet worden derivaten om de volgende 15
redenen ingezet. Met derivaten kunnen ongewenste en/of tijdelijke risico’s worden afgedekt, zoals vreemde valuta risico. Voorts kunnen sommige beleggingsvormen door de inzet van derivaten met lagere kosten worden gerealiseerd. Ook kunnen derivaten worden ingezet om snel en flexibel aanpassingen in de portefeuille aan te brengen teneinde het risico/rendementprofiel van de beleggingsportefeuille op het gewenste niveau te brengen.
6.2.2
Financieringsbeleid
Financieringssysteem en ABTN De Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN) bevat onder andere informatie over de inhoud van de pensioenregeling, de technische grondslagen, het financieringsbeleid, het premie- en toeslagbeleid, het beleggingsbeleid en de administratieve organisatie. In het kader van de fusie tussen het pensioenfonds Cargill B.V. en Cerestar is een continuïteitsanalyse uitgevoerd. In deze analyse wordt de ontwikkeling van de financiële positie van het fonds op langere termijn en de bepalende factoren hierin bekeken. Op basis van deze analyse kan het fonds haar premie-, toeslag- en beleggingsbeleid vormgeven. De uitkomsten zijn vastgelegd in een nieuwe ABTN. Voor de financieringsnormen wordt de omvang van het eigen vermogen als sturingsmiddel genomen. Aan de hand van scenarioanalyses wordt berekend hoeveel middelen benodigd zijn om de verplichtingen met een bepaalde mate van zekerheid te kunnen afwikkelen over een periode van vijftien jaar. De hieruit resulterende benodigde buffers kunnen dan vergeleken worden met het werkelijke eigen vermogen. De volgende definities van het vereist eigen vermogen worden door DNB gehanteerd:
Minimaal vereist eigen vermogen: ondergrens Het minimaal vereist eigen vermogen is gelijk aan 105% van de nominale voorziening pensioenverplichtingen.
Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het eigen vermogen in een periode van één jaar negatief wordt. De bepaling van dit vermogen geschiedt conform de standaardtoets van DNB.
Gewenst eigen vermogen: streefgrens Het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen.
Recentelijk is per 31 december 2008 het vereist eigen vermogen vastgesteld op 110,7% (31 december 2007: 111,3%). De kostendekkende premie is vastgesteld op basis van het actuariële jaarwerk. Dit houdt in dat deze premie is bepaald met behulp van de rentetermijnstructuur ultimo 2007. De kostendekkende premie over 2008 bedraagt € 18,8 miljoen, de feitelijke premie bedraagt € 19,8 miljoen, inclusief DC-component. De in rekening gebrachte premie over 2008 is kostendekkend. De in rekening gebrachte premie over 2008 is vastgesteld conform de meest recente 16
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), dit is het concept van 12 februari 2008. Ontwikkeling vermogenspositie In 2008 is het eigen vermogen met € 76,8 miljoen gedaald van € 88,7 miljoen (voor fusie met pensioenfonds Cerestar) naar € 11,9 miljoen. Na toevoeging per 1 januari 2008 van het vermogen van pensioenfonds Cerestar (€ 23,1 miljoen), waardoor het vermogen uit kwam op € 111,8 miljoen, zijn de grootste componenten verantwoordelijk voor de vermogensafname in 2008 het effect van de rentedaling (-€ 79,2 miljoen) en het beleggingsresultaat (-€ 15,1 miljoen). De voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds bedraagt ultimo 2008 € 378,4 miljoen (2007: € 209,9 miljoen en na fusie € 280,5 miljoen). De dekkingsgraad (eigen vermogen + voorziening pensioenverplichtingen risico pensioenfonds) / (voorziening pensioenverplichtingen risico pensioenfonds) komt ultimo 2008 uit op 103,2% (ultimo 2007 142,3% en per 1 januari 2008 na fusie met pensioenfonds Cerestar 140,3%). De vereiste solvabiliteit onder FTK dient zodanig te zijn dat het fonds met 97,5% zekerheid volgend jaar nog voldoende vermogen heeft om de verplichtingen op marktconforme basis over te dragen. De solvabiliteit kan worden bepaald met behulp van een door DNB aangereikt standaard model. Voor het fonds volgt op basis van het standaard model dat het vereist eigen vermogen gelijk is aan 110,7% (2007: 111,3%). Hiermee is het eigen vermogen onder het vereist eigen vermogen gekomen. FVP-bijdrageregeling Het bestuur van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) heeft in 2008 besloten de FVP-bijdrageregeling in beginsel met één jaar te verlengen tot 1 januari 2011. Dit betekent dat ook de werknemers van 40 jaar en ouder die voor 1 januari 2011 wwgerechtigd worden onder voorwaarden aanspraak op een FVP-bijdrage kunnen maken. De beslissing van het FVP-bestuur is gebaseerd op de meest recente ramingen van de toekomstige vermogensontwikkeling van Stichting FVP. Deze ramingen laten zien dat de geraamde vermogensontwikkeling voldoende ruimte laat om de FVP-regeling te verlengen. Het voorwaardelijke karakter van de FVP-bijdrage blijft ongewijzigd, er gelden dus geen harde garanties. Het voorwaardelijke karakter geldt des te meer onder de huidige financiële omstandigheden. Zonodig zal het FVP-bestuur gebruikmaken van zijn bevoegdheid om de FVP-bijdrage aan te passen.
6.2.3
Toeslagbeleid
De hoogte van de toeslagverlening voor gewezen deelnemers en gepensioneerden is gekoppeld aan de Consumenten Prijsindex zoals vastgesteld door het CBS en de aanwezige middelen van het fonds. Of toeslagverlening zal worden toegekend, is daarmee afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Als de middelen van het fonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten zal het bestuur overgaan tot toeslagverlening. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening. Dit betekent dat er geen recht op toeslagverlening is en het ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagverlening zal plaatsvinden. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagverlening. Deze voorwaardelijke toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie D1 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB, hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit te behalen overrendement. 17
Per 1 januari 2008 zijn de pensioenen en premievrije rechten voor slapers en gepensioneerden in de Cargill regelingen verhoogd met een toeslag van 0,81% op basis van 50% van de procentuele ontwikkeling van de Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens (oktober 2006 – oktober 2007). Per 1 januari 2008 zijn de pensioenen en premievrije rechten voor slapers en gepensioneerden in de Cerestar regelingen verhoogd met een toeslag van 1,61% op basis van 100% van de procentuele ontwikkeling van de Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens (oktober – oktober). Op grond van de ontwikkeling van de Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens (oktober 2007– oktober 2008) zouden de aanspraken per 1 januari 2009 met 2,78% (Cargill Benelux) respectievelijk 1,39% (Cargill B.V.) moeten worden verhoogd. Het bestuur heeft op 10 maart 2009 besloten de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen per 1 januari 2009 niet aan te passen. Het bestuur heeft dit besluit genomen omdat de financiële positie van het fonds toeslagverlening niet toelaat, omdat het eigen vermogen van het fonds lager is dan het minimaal vereist eigen vermogen. Het verlenen van een toeslag zou betekenen dat de financiële positie van het fonds verder verslechtert. Dit besluit is in overeenstemming met de beleidsrichtlijnen van het fonds en de richtlijnen van DNB. Wanneer de financiële positie in de toekomst zal verbeteren, bestaat de mogelijkheid tot het inhalen van in het verleden niet toegekende toeslagen. De opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen van de deelnemers, voor zover deelnemer aan één van de middelloonregelingen bij Cargill, worden aangepast overeenkomstig de algemene verhoging van de salarissen volgens de CAO. Deze toeslagverlening valt onder de toeslagcategorie F2 van de Beleidsmaatregel Toeslagenmatrix DNB, hetgeen betekent dat toe te kennen toeslagen gefinancierd worden uit koopsommen die onderdeel vormen van de kostendekkende premie. Per 1 januari 2008 zijn de aanspraken van deelnemers van Cargill verhoogd met 2,75% en de aanspraken van de deelnemers Cargill Cacao met 1,25%.
6.3
Risicobeheer
Het bestuur heeft zijn beleid verwoord in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN). Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico’s die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico’s. Beleggingsrisico’s De belangrijkste beleggingsrisico’s betreffen het markt- en het kredietrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde ALM-beleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. • Renterisico (duration-mismatch) Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen. Indien op balansdatum de duration van de beleggingen aanzienlijk korter is dan de duration van de verplichtingen is er sprake van een zogenaamde ‘duration-mismatch’. Bij een rentestijging zal de waarde van beleggingen minder snel dalen dan de waarde van de 18
verplichtingen, met als gevolg dat de dekkingsgraad zal stijgen. Bij een rentedaling zal de waarde van de beleggingen minder snel stijgen dan de waarde van de verplichtingen, waardoor de dekkingsgraad daalt. Het renterisico wordt beheerst door een belangrijk deel van de beleggingen te alloceren naar Lang Lopende Staatsleningen met een looptijd van langer dan 20 jaar. Hierdoor zijn rentebewegingen in de markt die van invloed zijn op de beleggingen en de verplichtingen op elkaar afgestemd. Het renterisico is niet volledig afgedekt omdat het lange termijn rendement dan te zwaar beïnvloed kan worden met als gevolg dat de verlening van toeslagen onder druk zou kunnen komen te staan. • Valutarisico Voor het fonds zijn de belangrijkste vreemde valuta de US-dollar, het Britse pond en de Japanse Yen voor 100% afgedekt. Om het risico van korte termijnfluctuaties van valutaposities te beperken, maakt het pensioenfonds gebruik van financiële derivaten. • Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen wordt door het fonds alleen gewerkt met tegenpartijen van een hoge kredietwaardigheid waarmee overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand in kas. • Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Het fonds belegt volledig via beleggingsfondsen. Het beleid van deze fondsen is geënt op het beperken van het kredietrisico. Hierbij zijn maximale posities per tegenpartij vastgesteld. De minimale rating van de tegenpartijen bij het afsluiten van derivaten en bij deposito’s is A. Concentratierisico Concentratierisico kan optreden als gevolg van het ontbreken van een adequate spreiding van activa en passiva, bijvoorbeeld bij een concentratie van de portefeuille in regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Het concentratierisico wordt onderzocht in de ALMstudie, waarbij beleggingscategorieën met elkaar worden gecombineerd om tot een strategische beleggingsmix te komen. Om de concentratierisico’s te beheersen wordt de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds in hoge mate gediversificeerd. Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico speelt nagenoeg geen rol van betekenis bij het fonds. Dat blijkt uit de volgende punten: − Het pensioenfonds voert via haar uitvoerder een actief cashmanagement op grond waarvan voldoende liquiditeiten beschikbaar zijn om aan de directe verplichtingen te kunnen voldoen; − Daarnaast zijn er kredietfaciliteiten waarover direct beschikt kan worden; − Een groot deel van de beleggingsportefeuille wordt belegd in liquide 19
beleggingsinstrumenten die indien nodig op zeer korte termijn kunnen worden geliquideerd. Wel zijn bepaalde beleggingen in de huidige marktomgeving zoals direct onroerend goed minder liquide, deze kunnen niet direct worden omgezet in liquide middelen. Dit zal gefaseerd dienen plaats te vinden. Verzekeringstechnische risico´s Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnische risico voor wat betreft overlijden en arbeidsongeschiktheid gedeeltelijk herverzekerd. • Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is bij het pensioenfonds het langlevenrisico sterk gereduceerd. • Overlijdensrisico Het Overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de pensioenen te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, looninflatie en demografie, alsmede de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening voorwaardelijk is en afhankelijk is van de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationele risico, het uitbestedingsrisico en het systeemrisico. • Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV en Mn Services. 20
• Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerder over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP en Mn Services een SAS 70 type II-rapport. De SAS 70-rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de SAS 70-rapportage. De advisering over de uitvoering van de pensioenregeling is uitbesteed aan Mercer BV. • Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening (paragraaf 11.4.3.1).
21
7.
Verslag van het vermogensbeheer
7.1
Algemeen
De financiële crisis, in 2007 begonnen in de Verenigde Staten nadat steeds meer mensen hun te risicovolle hypotheek niet konden aflossen, greep in 2008 in rap tempo en wereldwijd om zich heen. Zekerheden leken op de financiële markten niet meer te bestaan. De vooruitzichten in de eerste helft van 2008 stemden al niet positief, met onder druk staande aandelenmarkten en een oplopende inflatie. Aan het eind van het derde kwartaal kwam de crisis in een stroomversnelling terecht. Binnen enkele weken werden in de Verenigde Staten de hypotheekreuzen Fanny Mae en Freddy Mac genationaliseerd, gingen Lehman Brothers en Washington Mutual failliet en werd AIG, de grootste verzekeraar ter wereld, gered met een miljardeninjectie van de Federal Reserve. Europa ontsprong de dans niet. In verschillende landen kwamen financiële instellingen in grote problemen. Overheden werden gedwongen tot noodmaatregelen om het systeem te redden. In Nederland werd bankverzekeraar Fortis ontmanteld door de nationalisatie van de Nederlandse tak en een voorlopige overname van de Belgische en Luxemburgse delen door Banque Nationale de Paris. De Nederlandse overheid moest de financiële reuzen ING, Aegon en SNS Reaal uit de brand helpen door staatssteun en garanties. Internationaal daalde het onderlinge vertrouwen binnen de financiële sector tot een dieptepunt, waardoor het financiële systeem nagenoeg tot stilstand kwam: banken lenen elkaar nauwelijks nog geld uit en ook voor consumenten en bedrijven zijn de financieringsmogelijkheden sterk afgenomen. De aandelenmarkten lieten de grootste koersdalingen zien sinds 1933. Het effect van de crisis op de reële economie werd eind 2008 steeds duidelijker. Consumenten- en producentenbestedingen liepen fors terug en de arbeidsmarkt verslechterde. Grote delen van de wereld belandden in een diepe recessie, die ook in 2009 het economische beeld zal bepalen. Ook Nederland, met zijn open economie en afhankelijkheid van de export, krijgt harde klappen. Het Centraal Planbureau voorspelde in februari 2009 voor dat jaar een krimp van de Nederlandse economie van 3,5% en een werkloosheidspercentage dat in 2010 zou oplopen tot bijna 9%, een verdubbeling ten opzichte van 2007.
7.2
Resultaten
Om het gerealiseerde rendement per beleggingscategorie op waarde te schatten, wordt dit afgezet tegen twee maatstaven. De eerste maatstaf betreft het resultaat op de normportefeuille voor 2008. Aan de hand van de ontwikkeling ten opzichte van deze normportefeuille kan worden getoetst of door actief beheer waarde is toegevoegd. De tweede maatstaf waartegen de beleggingsresultaten worden afgezet is het gemiddelde rendement van een groot aantal Nederlandse pensioenfondsen, zoals dat wordt berekend door WM Company. Het bestuur heeft er voor gekozen risico op rentedalingen voor een belangrijk deel af te dekken. Hierdoor stabiliseert de ontwikkeling van de dekkingsgraad en is de vereiste reservebuffer lager. Het deel van het risico dat hiermee verminderd wordt, kan ergens anders worden ingezet: daar waar het fonds verwacht extra rendement te kunnen halen. Door de per saldo in 2008 gedaalde rente, is er een positief rendement op de renteafdekking 22
gerealiseerd. De waarde van de pensioenverplichtingen steeg echter eveneens door de dalende rente. De hogere pensioenverplichtingen in combinatie met het positieve rendement op de renteafdekking, stabiliseren de dekkingsgraad ten opzichte van een situatie waarin geen renterisico wordt afgedekt in de portefeuille. Bij een omgekeerde beweging treedt die stabilisering ook op: een stijgende rente zorgt voor verlies op de renteafdekking, maar lagere pensioenverplichtingen. Hierdoor is het fonds onder alle economische omstandigheden minder gevoelig voor veranderingen in de rentestand. De hierna getoonde vermogenssamenstelling en rendementen zijn gebaseerd op de economische positie (en exclusief de door TKP beheerde bankrekening). Vermogenssamenstelling ultimo boekjaar (NB 2007 is Cargill ‘stand alone’, dus zonder Cerestar), waarbij de derivaten zijn toegerekend naar de beleidsmatige assetcategorie: Portefeuille
2008 in %
2007 in %
MATCHING PORTEFEUILLE
68,3%
60,8%
Vastrentend matching Langlopende obligaties Obligaties met inflatieafhankelijke rentevergoeding Duration overlay
68,3% 61,2% 6,7% 0,3%
60,8% 60,8%
RETURN PORTEFEUILLE
31,7%
39,2%
Aandelen ontwikkelde landen Europa Noord Amerika Verre Oosten Opkomende landen
10,3% 3,4% 3,6% 1,6% 1,6%
14,9% 5,0% 5,0% 1,8% 3,1%
Hoogrentende obligaties US High Yield Emerging Markets Debt Bankloans European High Yield
9,3% 3,2% 4,9% 0,2% 1,0%
6,9% 3,1% 3,8%
Alternatieve Investeringen Commodities Hedge Funds Private Equity
7,1% 2,7% 3,6% 0,8%
10,8% 5,9% 4,9%
Onroerend Goed Onroerend Goed Direct
3,5% 3,5%
5,0% 5,0%
Liquiditeiten*
1,5%
1,5%
100%
100%
Totaal 23
In onderstaande tabel is naast het feitelijke rendement, het resultaat opgenomen van de maatstaf die het pensioenfonds hanteert om de beleggingsresultaten mee te vergelijken. Het feitelijke resultaat van het pensioenfonds bedroeg in 2008 -4,5%. Dit rendement lag lager dan de maatstaf die werd gehanteerd. Het rendement van deze maatstaf kwam uit op -1,6%. De 2e maatstaf, het gemiddelde rendement van het Nederlandse pensioenuniversum kwam over 2008 uit op -16,6% (bron: WM Performance Services). Het behaalde resultaat van het fonds lag beduidend hoger dan dit gemiddelde. Rendementen boekjaar: RENDEMENT Feitelijk rendement Norm rendement WM universum *
2008* -4,5% -1,6% -16,6%
2007 3,6% 1,8%** 3,8%
betreft geïntegreerd jaarrendement van de in november 2008 samengevoegde deelportefeuilles Cargill en Cerestar.
** in 2007 berekend door WM.
Rendement 2008 per beleggingscategorie: CATEGORIE Rendement Matching portefeuille 17,4% Return portefeuille -28,4% Totaal -4,5%
Maatstaf 17,6% -23,1% -1,6%
WM universum
-16,6%
Over 2008 is rendement achtergebleven ten opzichte van het normrendement. In de bijzondere beweeglijke markten van 2008 waar markten irrationeel gedrag vertoonden, is het complex om met een beleggingsstijl gebaseerd op een fundamentele visie de markten te verslaan. Met namen in de liquide beleggingscategorieën was het effect hier groot. Daarnaast een andere belangrijke reden voor het achterblijvende rendement is dat voor de beleggingscategorieën Onroerend Goed en Hedge Funds een kas plus opslag maatstaf (bijvoorbeeld Euribor + 1%) wordt gehanteerd. In normale omstandigheden laten deze categorieën een stabiel rendement zien en is het mogelijk de maatstaf te verslaan. In neergaande markten waar risico nemen niet wordt beloond, is dat bijzonder lastig. Het positieve verschil tussen het rendement van het WM universum is veroorzaakt doordat het fonds defensiever gepositioneerd was dan gemiddeld bij andere Nederlandse pensioenfondsen. Het beleggingsresultaat over 2008 bedraagt - € 15,1 miljoen. Het in 2008 naar de vermogensbeheerder overgemaakte bedrag bedraagt € 23,5 miljoen. Hierdoor nam het belegde vermogen onder beheer bij de vermogensbeheerder met € 8,4 miljoen toe naar € 397,4 miljoen. Samen met de door de pensioenuitvoerder beheerde bankrekeningen van € 1,7 miljoen bedragen de totale beleggingen € 399,1 miljoen.
7.3
Vastrentende waarden
Marktontwikkelingen In het vierde kwartaal van 2008 waren ook de normaal gesproken relatief rustige wereldwijde obligatiemarkten onstuimig. Vanaf begin oktober zochten beleggers massaal zekerheid en vonden tegelijkertijd op ongekende schaal gedwongen verkopen plaats. Doordat wereldwijd vrijwel alle risicovolle beleggingen in enorm tempo van de hand werden gedaan, ontstond 24
grote vraag naar relatief veilige staatsleningen. Door deze grote vraag liep het rendement op staatsobligaties scherp terug. Het effectieve rendement op tienjarige euroleningen zakte met 1,4% naar 2,9%. Het rendement op vergelijkbare Amerikaanse leningen zakte zelfs van 4% naar 2%. Doordat het rendement op nieuwe staatsleningen scherp zakte, liep de koers van bestaande leningen op. Die bestaande leningen kennen een hogere rentevergoeding en zijn daardoor nu meer waard. Deze koerswinst vond geheel plaats in de tweede helft van het jaar. In de eerste helft van het jaar was nog sprake van oplopende inflatie en daarmee oplopende rentes, vooral door de snel stijgende voedsel- energieprijzen. De zorg om oplopende inflatie sloeg in de tweede helft van het jaar om in angst voor deflatie. In combinatie met de extreme risicoaversie resulteerde dit in een scherpe stijging van de koersen van staatsleningen en daardoor dalende rentes. Bij hoogrentende bedrijfsobligaties was de koersstijging nog groter: de opslag voor uitgevers van leningen met een lagere kredietwaardigheid liep gedurende het jaar met circa 7% op tot ruim 10% boven de rente op staatsleningen. De bestaande beleggingen in hoogrenderende leningen namen door deze stijgende opslag fors in waarde af. Staatsobligaties van opkomende economieën hadden minder last van de kredietcrisis, maar behaalden eveneens negatieve resultaten. Activiteiten Een groot deel van het vermogen van het fonds was in 2008 belegd in vastrentende waarden. Ook binnen deze portefeuille vastrentende waarden streeft het fonds naar vermindering van het risico door middel van spreiding van de beleggingen. Deze spreiding vindt plaats door te beleggen in Europese staats- en bedrijfsobligaties, in hoogrentende Amerikaanse en Europese bedrijfsobligaties, in bankleningen, inflatie obligaties en in obligaties van opkomende markten. Behalve over verschillende segmenten en wereldwijde regio’s spreidt het fonds de beleggingen in vastrentende waarden ook over verschillende debiteurenkwaliteiten. Hoe hoger de debiteurenkwaliteit van de lener is, hoe lager het risico en hoe lager het te verwachten rendement. Andersom geldt dat voor lagere debiteurenkwaliteiten steeds hogere rentevergoedingen worden ontvangen. Vanwege de risico’s bij twijfelachtige debiteurenkwaliteiten, houdt het fonds scherp toezicht op de kredietwaardigheid van partijen waaraan leningen worden verstrekt.
7.4
Aandelen
Marktontwikkelingen De eerste drie kwartalen van 2008 stonden de aandelenkoersen al onder druk. Vanaf oktober raakte de crisis in een stroomversnelling en kwamen de koersen in een vrije val terecht. Beleggers vluchtten massaal naar minder risicovolle beleggingen en hedge funds, banken en verzekeraars werden op ongekende schaal gedwongen tot de verkoop van aandelen om hun tekort aan contanten aan te vullen. De aandelenmarkten kenden de grootste koersdalingen sinds 1933: over het vierde kwartaal verloren de Westerse aandelenmarkten bijna een kwart van hun waarde. Over heel 2008 kende de Amerikaanse S&P 500 index een koersdaling van 39%. De Dow Jones Euro Stoxx 50 daalde zelfs met 44%. Activiteiten Aandelen vormen eveneens een grote categorie in de beleggingmix van het fonds. Aandelen geven op termijn een hoger verwacht rendement dan vastrentende waarden. De afgelopen jaren hebben de aandelenbeleggingen van het fonds dan ook een belangrijke rol gespeeld in het op niveau en betaalbaar houden van de pensioenen bij het fonds. Het hoger verwachte rendement van aandelen gaat gepaard met een hoger risicoprofiel van deze 25
beleggingscategorie. Dat hogere risico uit zich in een sterk schommelend resultaat van jaar tot jaar. Het jaar 2008 was wat betreft de resultaten op de aandelenportefeuille een dieptepunt. Ook binnen de aandelenportefeuille spreidt het fonds de beleggingen over verschillende regio’s en segmenten. Het fonds belegt in aandelen van beursgenoteerde ondernemingen in Europa, de Verenigde Staten, het Verre Oosten en in opkomende markten. Het totaalrendement op aandelen ontwikkelde landen kwam in 2008 uit op -39,6% en het rendement op aandelen opkomende landen kwam in 2008 uit op -49,7%. Wereldwijd werden sterk negatieve rendementen geboekt, vooral in de regio opkomende landen.
7.5
Overige beleggingen
7.5.1
Onroerend goed
Marktontwikkelingen Onroerend goed kende één van de roerigste jaren van de afgelopen decennia. In negatieve zin. Hoewel de verwachtingen aan het begin van het jaar niet hooggespannen waren, had niemand kunnen vermoeden wat zich werkelijk zou ontspinnen gedurende het jaar. Steeds meer negatief nieuws kwam naar buiten en steeds minder liquiditeit was voorhanden. Dit heeft zich ontsponnen in een zwaar pessimistische stemming op de verschillende investeringsmarkten. De onroerend goedmarkt was hier niet van uitgesloten. Naast de al bestaande zorgen over de liquiditeit kwamen nu de zorgen over de effecten van de krimpende economie. De verwachtingscijfers met betrekking tot leegstand, huurgroei en waarderingen werden gedurende het jaar steeds pessimistischer. Waar in het begin van het jaar nog werd gesproken van goede “fundamentals” zijn deze nu onder de markt vandaan gehaald. Daarnaast werd in het vierde kwartaal duidelijk dat steeds meer investeerders hun relatieve allocatie naar onroerend goed niet zullen uitbreiden en soms zelfs sterk overwogen waren geraakt. Activiteiten In deze beleggingsvorm streeft het pensioenfonds naar spreiding over indirecte beleggingen in Europa (kantoren, winkels en distributiecentra). Het totaalrendement op de onroerend goed beleggingen kwam in 2008 uit op -19,7%.
7.5.2
Alternatieve beleggingen
De portefeuille alternatieve beleggingen maakt een belangrijk onderdeel uit van het spreidingsbeleid, omdat de rendementen van de alternatieve beleggingen zich vaak min of meer onafhankelijk bewegen van het resultaat op traditionele investeringen als aandelen en obligaties. De resultaten waren in 2008 zeer wisselend. Binnen de portefeuille wordt belegd in private equity, hedgefunds en grondstoffen (commodities). Het rendement voor private equity kwam in 2008 uit op -2,77%, voor hedgefunds was dit -8,44% en voor commodities - 40,81%. De resultaten op de beleggingen in hedge funds waren ook negatief, maar in vergelijking met de andere alternatieve investeringen vielen de verliezen hier mee. De investeringen in grondstoffen bestaan voor een belangrijk deel uit energiedragers als olie en gas, naast een kleiner deel metalen, edelmetalen, hout en landbouwproducten. De waarde van de grondstoffenportefeuille daalde flink door de in 2008 sterk gedaalde olieprijs.
7.5.3
Valuta-afdekking
Het beleid is erop gericht om met de beleggingen alleen risico te lopen als daar ook een 26
verwacht rendement tegenover staat. Risico’s op schommelingen in valutakoersen horen daar niet bij. Het fonds dekt dan ook het risico af op schommelingen van de Amerikaanse dollar, de Japanse yen en het Britse pond. Ook de gevoeligheid voor renteschommelingen, die van grote invloed zijn op de waarde van de pensioenverplichtingen en daarmee de dekkingsgraad, is voor een belangrijk deel afgedekt.
27
8.
Pensioen en uitvoering
8.1
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op activiteiten op het gebied van pensioencommunicatie en administratie die in 2008 hebben plaatsgevonden. Tevens worden de belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling toegelicht. Tot slot wordt in dit hoofdstuk ingegaan op (voorstellen voor) nieuwe wetgeving op pensioengebied.
8.2
Pensioencommunicatie
Heldere communicatie met de belanghebbenden is voor het bestuur van groot belang. Doelstelling van het pensioenfonds op dit gebied is het zorgdragen voor duidelijke en klantgerichte communicatie met deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Brochures Ten behoeve van drie te onderscheiden groepen deelnemers is in het verslagjaar een brochure verschenen, ‘Pensioenregeling in het kort’ geheten. Het gaat om de zogeheten populaire versie van het reglement. Ontwikkeling website www.cargillpensioen.nl De website van het pensioenfonds is in 2008 uitgebreid met een tweetal nieuwe services: een online dossier, waar de deelnemer zijn uniforme pensioenoverzichten en rekeningcourantoverzichten aantreft én de mogelijkheid om online de ontwikkeling van het persoonlijke saldo in Trap 2 te volgen. Beide vernieuwingen zijn te vinden onder ‘Mijn Pensioen’, het afgeschermde gedeelte van de website. Op de plaats is het nu tevens mogelijk om een beleggingskeuze voor Trap 2 online te wijzigen.
8.3
Pensioenadministratie
Gegevensaanlevering De maandelijkse gegevensaanlevering van de werkgever Cargill in 2008 is in het algemeen goed verlopen. De kwaliteit van de leveringen is op basis van de uitvalpercentages goed te noemen. Procesvoering In 2008 zijn de pensioenprocessen geautomatiseerd en mede daardoor is de werkvoorraad genormaliseerd. Uniforme Pensioenoverzicht (UPO) De Uniforme Pensioenoverzichten zijn in het 2e kwartaal verstuurd. Gelijktijdig met het verzenden van het UPO is een pensioenplanner beschikbaar gekomen op het afgeschermde gedeelte van de website van het pensioenfonds. Met de pensioenplanner kunnen deelnemers inzicht krijgen in de keuzemogelijkheden van de pensioenregeling. Life Cycle In januari 2008 zijn Life Cycle-beleggingen geïntroduceerd.
28
8.4
Pensioenregeling
Het fonds voert de volgende pensioenregelingen uit: I.
De regeling van Cargill B.V. van vóór 1 januari 1999, de zogenaamde “traditionele pensioenregeling”, en die van Fennema B.V.: een defined benefit regeling. Fennema heeft de regeling als excedentregeling boven het maximum van het Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerwerk- en Chocoladeverwerkende industrie. De “traditionele regeling” is gewijzigd per 1 januari 2006.
II.
De regeling van Cargill B.V. vanaf 1 januari 1999 voor nieuwe deelnemers én deelnemers die vrijwillig zijn overgestapt van de voorafgaande regeling (I) naar deze regeling: - een defined benefit regeling met een lager opbouwpercentage, en - een beschikbare contributieregeling waarbij de deelnemers volledig profiteren van het behaalde rendement van het Fonds of voor de deelnemers openstaande beleggingsfondsen volgens een ingevoerde Life Cycle. Deze zogenaamde “flexibele pensioenregeling” heeft per 1 januari 2006 een wijziging ondergaan.
III.
De traditionele regeling van Cargill Cocoa & Chocolate. Voor deze regeling is dispensatie verkregen van de regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerverwerkende industrie. De regeling is gewijzigd per 1 januari 2006.
IV.
De flexibele regeling van Cargill Cocoa & Chocolate. De regeling vanaf 1 januari 2005 voor nieuwe deelnemers én deelnemers die vrijwillig zijn overgestapt van de traditionele regeling (III) is gelijk aan de regeling vermeld onder II. Voor deze regeling is dispensatie verkregen van de regeling van het Bedrijfspensioenfonds voor de Suikerverwerkende industrie. De regeling is gewijzigd per 1 januari 2006.
V.
De regeling van Cargill Benelux B.V.: een defined benefit regeling. Per 1 januari 2006 is de regeling gewijzigd.
VI.
De traditionele regeling van Cargill B.V. voor niet-CAO deelnemers: een defined benefit regeling. De regeling is gewijzigd per 1 januari 2007 voor de deelnemers geboren na 1949, waarbij de franchise is verlaagd en het opbouwpercentage verhoogd. Overgangsmaatregelen zijn getroffen die grosso modo bestaan uit het ophogen van de opgebouwde aanspraken op basis van de nieuwe parameters. Deze extra pensioenaanspraak betreft een voorwaardelijke toezegging die in een tijdsbestek van 15 jaar wordt gefinancierd.
VII.
De flexibele regeling van Cargill B.V. voor niet-CAO deelnemers vanaf 1 januari 1999 voor nieuwe deelnemers én deelnemers die vrijwillig zijn overgestapt van de voorafgaande regeling (VI) naar deze regeling: - een defined benefit regeling met een lager opbouwpercentage, en - een beschikbare contributieregeling waarbij de deelnemers volledig profiteren van het behaalde rendement van het Fonds of voor de deelnemers openstaande beleggingsfondsen volgens een ingevoerde Life Cylce. Deze zogenaamde “flexibele pensioenregeling” heeft per 1 januari 2007 een wijziging ondergaan voor deelnemers geboren na 1949, waarbij de franchise is verlaagd en het opbouwpercentage verhoogd. Overgangsmaatregelen zijn getroffen die grosso modo bestaan uit het ophogen van de opgebouwde aanspraken op basis van de nieuwe 29
parameters. Deze extra pensioenaanspraak betreft een voorwaardelijke toezegging die in een tijdsbestek van 15 jaar wordt gefinancierd. De wijzigingen die per 1 januari 2006 zijn doorgevoerd in de regelingen I tot en met V, vloeien voort uit de afschaffing van de prepensioenregelingen voor die deelnemers die geboren zijn op of na 1 januari 1950. In de aangepaste regelingen die voor deze deelnemers gelden zijn de franchises verlaagd en de opbouwpercentages verhoogd. Overgangsmaatregelen zijn getroffen die grosso modo bestaan uit het verhogen van de opgebouwde aanspraken op basis van de nieuwe opbouwfactoren. Ter financiering daarvan is aangewend de waarde van het tot 1 januari 2006 opgebouwde Prepensioen. Voor zover die waarde ontoereikend was, is een toezegging van voorwaardelijk pensioen gedaan die in een tijdsbestek van 15 jaar wordt gefinancierd. Voor de pensioenregelingen van Cargill betekent de Pensioenwet, naast de meer algemene wijzigingen, zoals die ten aanzien van de informatieverstrekking aan deelnemers, meer specifiek dat de toetredingsleeftijd is verlaagd van 25 naar 21 jaar en dat geen sprake meer is van een wachttijd om na indiensttreding deelnemer in de pensioenregeling te worden. In de flexibele regelingen zijn wijzigingen doorgevoerd in de beleggingskeuzen voor deelnemers. Dit als gevolg van de zorgplicht die het pensioenfonds heeft ten aanzien van de beleggingen op naam en risico van de individuele deelnemers. De hoogte van de toeslagverlening voor gewezen deelnemers en gepensioneerden is gekoppeld aan de Consumenten Prijsindex zoals vastgesteld door het CBS en de aanwezige middelen van het fonds. Of toeslagverlening zal worden toegekend, is daarmee afhankelijk van de financiële positie van het fonds. Als de middelen van het fonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten zal het bestuur overgaan tot toeslagverlening. Het betreft een voorwaardelijke toeslagverlening. Dit betekent dat er geen recht op toeslagverlening is en het ook op lange termijn niet zeker is of en in welke mate toeslagverlening zal plaatsvinden. Er is geen geld gereserveerd voor toekomstige toeslagverlening. Franchise De franchise voor de verschillende pensioenregelingen is voor het jaar 2008 vastgesteld op: Cargill Traditioneel Eindloon Oud € 20.746 Cargill Traditioneel Eindloon Niet CAO geboren na 1949 € 12.209 Cargill Traditioneel Middelloon € 14.602 Cargill Flexibel Eindloon € 16.719 Cargill Flexibel Middelloon € 12.209 Cocoa& Chocolate Traditioneel Eindloon € 16.719 Cocoa& Chocolate Traditioneel Middelloon € 12.209 Cocoa& Chocolate Flexibel Middelloon € 12.209 Fennema Excedent € 37.376 Cargill Benelux oud (voormalige Cerestar regeling) € 20.649 Cargill Benelux nieuw (voormalige Cerestar regeling) € 12.209
30
Het overlijdensrisico met betrekking tot het nabestaandenpensioen, het risico van premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid als mede de WIA-excedentrisico’s zijn herverzekerd op basis van een stop-loss contract met een contractduur van één jaar. Deelnemersbestand
Actieven Slapers Uitkeringsgerechtigden waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen arbeidsongeschiktheidspensioen partnerpensioen wezenpensioen Totaal:
Stand ultimo vorig verslagjaar* 2.175 1.018 473
Bij 241 102 56
Af 189 6
Stand ultimo verslagjaar 2.227 1.120 523
326
51
4
373
13 104 30 3.666
3 2 399
1 1 195
12 107 31 3.870
* Inclusief aantallen deelnemers van Cerestar (ultimo 2007: 428 actieven, 174 slapers en 148 gepensioneerden, waarvan 107 (tijdelijk) ouderdomspensioen, 29 partnerpensioen en 12 wezenpensioen).
8.5
(Voorstellen voor) nieuwe wetgeving
Pensioenfondsen zagen zich in 2008 geconfronteerd met een aantal relevante (voorstellen voor) nieuwe wetgeving. Toeslagen In het verslagjaar heeft het kabinet de toeslagenmatrix, het toeslagenlabel en de datum van inwerkingtreding wettelijk vastgelegd. Vanaf 1 januari 2009 zijn pensioenfondsen verplicht in de communicatie-uitingen over de (voorwaardelijke) toeslagverlening voorgeschreven teksten te gebruiken (toeslagenmatrix) en een ‘beeldende en kwalitatieve maatstaf’ (toeslagenlabel) op te nemen. Dit beeldmerk geeft de verwachtingen weer ten aanzien van toekomstige toeslagverlening over een periode van vijftien jaar afgezet tegen de prijsstijging. Daarnaast geeft het label inzicht in de toeslagverlening die verwacht kan worden bij een pessimistisch inflatiescenario. Vanwege de actuele situatie bij de pensioenfondsen heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aangegeven in het jaar 2009 niet op het gebruik van het toeslagenlabel te controleren, indien aan de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden heldere informatie wordt verstrekt over gevolgen van de crisis voor de eventuele herstelplannen, de toeslagverlening, premies, behoud van rechten en waardeoverdrachten. De AFM stelt hiervoor een modelbrief op die pensioenfondsen dienen te gebruiken. De AFM geeft op dit moment aan heldere informatie over deze aspecten een hogere prioriteit dan aan het gebruik van het toeslagenlabel. De Pensioenwet verlangt dat bij voorwaardelijke toeslagverlening consistentie dient te zijn tussen de gewekte verwachtingen, de financiering en het realiseren van voorwaardelijke toeslagen. Van consistentie is sprake als over een periode van vijftien jaar een toeslag kan worden verleend die aansluit bij de toeslagambitie en het fonds over voldoende herstelvermogen beschikt. Dit moet blijken uit een toets die het fonds verplicht is minimaal één keer in de drie jaar uit te voeren.
31
Pensioenregister De Pensioenwet verplicht pensioenuitvoerders per 1 januari 2011 het pensioenregister gebruiksklaar te hebben. Het pensioenregister moet een via het internet toegankelijk overzicht gaan geven van al het aanvullend pensioen dat een werknemer heeft opgebouwd en de AOW waar vanaf 65-jarige leeftijd aanspraak op bestaat. In het verslagjaar zijn de eerste stappen gezet voor de ontwikkeling van dit register door de oprichting van de Stichting Pensioenregister – een samenwerkingsverband van pensioenkoepels, verzekeraars en de Sociale Verzekeringsbank – die de oprichting van het register gaat begeleiden. Herziening uitvoeringsmodel Het kabinet heeft in het verslagjaar aangegeven dat het de voorgenomen herziening van het uitvoeringsmodel gefaseerd wil invoeren. Het kabinet wil aan de bestaande uitvoeringsmogelijkheden drie uitvoeringsvehikels toevoegen: de premiepensioeninstelling (PPI), de Multi-OPF en de Algemene pensioeninstelling (API) die ook DB-regelingen kan uitvoeren. Hiermee beoogt het kabinet Nederland aantrekkelijk te houden als uitvoeringsplaats voor buitenlandse en pan-Europese pensioenregelingen. Daarnaast ziet het kabinet ook in binnenlandse ontwikkelingen aanleiding het uitvoeringsmodel te herzien. Met name met de Multi-OPF denkt het kabinet op deze ontwikkelingen te kunnen inspelen. PPI en DB-API Het kabinet wil starten met de introductie van de PPI. De PPI richt zich met name op de internationale pensioenmarkt voor DC-regelingen. De PPI is beperkt in opzet aangezien het uitsluitend DC-regelingen kan uitvoeren en geen verzekeringstechnische risico’s (overlijden, arbeidsongeschiktheid en langleven) mag dekken. Het wetsvoorstel waarin de PPI is verankerd zal in 2009 in het parlement behandeld worden. De nadere uitwerking van de DBAPI zal op een later moment gestalte krijgen vanwege de complexiteit, voornamelijk op het terrein van de medezeggenschap en governance. Of het kabinet in 2009 al een voorstel zal opstellen dat deze API een wettelijke basis geeft, is op dit moment nog niet duidelijk. Multi-OPF In het verslagjaar heeft het kabinet de multi-OPF op hoofdlijnen geschetst. In 2009 wil het kabinet de multi-OPF via een wijziging van de Pensioenwet een wettelijke plaats geven. Een Multi-OPF is een ondernemingspensioenfonds dat voor meerdere – los van elkaar staande – ondernemingen pensioenregelingen kan uitvoeren. Een dergelijk ondernemingspensioenfonds wordt op dit moment nog verhinderd door de Pensioenwet. Uitstel AOW Het kabinet wil dat meer ouderen aan de slag gaan of blijven. Daartoe wil het allereerst de arbeidsparticipatie in de groep 60 tot 65 jaar verbeteren. Daarnaast wil het kabinet individuen meer mogelijkheden geven het werkzame leven geleidelijk af te bouwen na het 65e jaar. Met het oog op deze laatste beleidsdoelstelling heeft het kabinet in het verslagjaar een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de mogelijkheid wordt geregeld om de AOW-ingangsdatum uit te stellen. Op basis van dit voorstel kan de AOW tot uiterlijk 70 jaar – al dan niet gedeeltelijk – worden uitgesteld. De AOW zal bij uitstel actuarieel worden verhoogd waarbij de verhoging afhankelijk is van de resterende levensverwachting.
32
9.
Governance en compliance
9.1
Algemeen
Het fonds heeft ten doel deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden te beschermen tegen de geldelijke gevolgen van ouderdom, invaliditeit en overlijden. Het fonds draagt de verantwoording voor een goede uitvoering van de pensioenregeling voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met wet- en regelgeving. De inhoud van de pensioenregeling is het resultaat van het overleg tussen werkgevers en werknemers van Cargill. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwezenlijking van de doelstelling van het pensioenfonds, de strategie, het beleid en de uitvoering hiervan. Hierbij brengt het bestuur verslag uit over de financiële gang van zaken in 2008 en geeft een overzicht van de belangrijkste ontwikkelingen die zich thans op pensioengebied voordoen.
9.2
Statutair aangesloten ondernemingen
De statutair aangesloten ondernemingen zijn Cargill BV en Cargill Benelux BV, beiden statutair gevestigd te Amsterdam.
9.3
Goed Pensioenfondsbestuur
Goed Pensioenfondsbestuur behelst het integer en transparant handelen, waarbij een belangrijke plaats wordt ingeruimd voor het afleggen van verantwoording over het uitgeoefende toezicht. De principes van Goed Pensioenfondsbestuur zijn met ingang van 1 januari 2008 verankerd in de Pensioenwet. Het bestuur is zich bewust van deze verantwoordelijkheid voor het goed besturen van het pensioenfonds en zal alles doen wat nodig is voor het handhaven van het vertrouwen in het pensioenfonds en de pensioensector. Ontwikkelingen op dit terrein worden nauwlettend gevolgd. Vanwege de fusie hebben beide besturen destijds gezamenlijk besloten om de implementatie van op te richten organen uit hoofde van de principes voor Goed Pensioenfondsbestuur uit te stellen tot aan het moment dat de fusie daadwerkelijk is gerealiseerd. Inmiddels is de fusie een feit en is het bestuur hard aan de slag met het concreet invullen van de principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. Het bestuur realiseert zich dat de fusie ervoor gezorgd heeft dat het aan de late kant is met het invullen van Goed Pensioenfondsbestuur, maar streeft er naar om dit op korte termijn te verwezenlijken. Bij het interne toezicht op het functioneren van (het bestuur van) het pensioenfonds door onafhankelijke deskundigen wordt gekeken naar de procedures en processen en de interne beheersing binnen het pensioenfonds, het beoordelen van de wijze waarop het pensioenfonds wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico’s op de langere termijn. Voor de inrichting van het interne toezicht heeft het bestuur gekozen voor het oprichten van een visitatiecommissie die eens per drie jaar een visitatie uitvoert. De eerstvolgende visitatie staat gepland voor 2010. Het bestuur is momenteel druk op zoek naar geschikte kandidaten voor de visitatiecommissie. 33
Tevens heeft het bestuur met ingang van 10 maart 2009 een Verantwoordingsorgaan ingesteld. Het Verantwoordingsorgaan bestaat uit de heer K. Krokké namens de werkgever, de heer J.P. van Dierendonck namens de werknemers en de heer M.J. van Nunen namens de gepensioneerden. Het Verantwoordingsorgaan beoordeelt het door het bestuur gevoerde beleid, de gemaakte beleidskeuzes en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, met als uitgangspunt de vraag of het bestuur bij de genomen besluiten op een evenwichtige wijze met de belangen van alle belanghebbende rekening heeft gehouden bij het bepalen van de beleidsgebieden en de genomen besluiten. Het verslag van het Verantwoordingsorgaan is opgenomen in hoofdstuk 3. In paragraaf 9.9 is de reactie van het bestuur op het oordeel van het Verantwoordingsorgaan vermeld.
9.4
Informatie vanuit toezicht van DNB en AFM
Het afgelopen jaar zijn door DNB geen dwangsommen of boetes opgelegd aan het pensioenfonds. Er zijn door de toezichthouder geen aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder. De vermogenspositie is ultimo 2008 zodanig dat een korte- en lange termijn herstelplan van toepassing is. Dit wordt nader toegelicht in paragraaf 6.1.1. ‘Financiële crisis en invloed op beleidskeuzes’.
9.5
Bestuursaangelegenheden
Door de fusie tussen de pensioenfondsen zijn de beiden besturen samengevoegd tot één bestuur. Als voorzitter is benoemd de heer C.R.J. Goossens, als secretaris de heer C.H.J.M. Peeperkorn. In 2009 zal de grootte van het bestuur teruggebracht worden tot tien personen. De bestuursleden werken onafhankelijk van de benoemende partijen en zijn collectief verantwoordelijk. In 2008 zijn een aantal wijzigingen in de bestuurssamenstelling geweest. Met datum 1 mei 2008 is de heer C. Hoedelmans aangewezen als vervanger van de heer C. van Wieringen, die met pensioen is gegaan. Per 11 december 2008 heeft de heer C.H.J.M. Peeperkorn zijn functie als bestuurslid en secretaris van het bestuur en als secretaris van de beleggingscommissie neergelegd vanwege het aanvaarden van een andere functie elders binnen Cargill. Het bestuur heeft zijn bijdragen voor het bestuur en beleggingscommissie zeer op prijs gesteld. Per 2 februari 2009 heeft DNB ingestemd met de benoeming van de heer E.J. van der Plas als bestuurder. De taken van secretaris van het bestuur en secretaris van de beleggingscommissie zijn door de heer S. Vermeersch overgenomen met ingang van november 2008. De heer H. Eshuis heeft om persoonlijke redenen bedankt als bestuurslid. In de vergadering van 11 december 2008 heeft het bestuur besloten geen vervanger voor hem aan te stellen. Het bestuur acht zich onafhankelijk in de uitoefening van zijn functie en zorgt ervoor dat alle belanghebbenden zich op evenwichtige wijze vertegenwoordigd kunnen voelen. We vinden het belangrijk inzicht te hebben in ons eigen functioneren en beleid evenals in de uitvoering van het reglement en de aan derden uitbesteedde uitvoeringstaken. Eenmaal per jaar vindt een evaluatie plaats. In 2008 zijn in totaliteit elf vergaderingen geweest. Bij al deze vergaderingen zijn op een enkele uitzondering na alle bestuursleden aanwezig zijn geweest. Vanwege ziekte heeft dhr. 34
P.F. van Leemput helaas niet aanwezig kunnen zijn. In alle vergaderingen is het voor besluitvorming noodzakelijk quorum aanwezig geweest.
9.6
Deskundigheids- en integriteitstoets en opleiding
DNB heeft regels vastgesteld om besturen en directies van pensioenfondsen te toetsen. Concreet houden deze regels in dat bestuurders en directieleden van pensioenfondsen, voordat zij worden benoemd, worden getoetst op integriteit en deskundigheid door DNB. Onze bestuursleden zijn getoetst en DNB heeft met de benoeming van alle bestuursleden ingestemd. Het bestuur vindt het belangrijk dat hun deskundigheid op peil wordt gehouden, mede gezien de ontwikkelingen op pensioen- en beleggingsgebied. Het bestuur volgt hiertoe actief de voor het pensioenfonds relevante pensioenontwikkelingen en wordt in de gelegenheid gesteld (vervolg)cursussen, seminars, regio- en themabijeenkomsten bij te wonen. Jaarlijks wordt door de uitvoeringsorganisatie TKP een seminar georganiseerd. Het seminar van 2008 stond volledig in het teken van het afleggen van verantwoording.
9.7
Gedragscodes
Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds als marktpartij. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. Het bestuur heeft inmiddels een Compliance Charter en een Compliance Program ingesteld conform de modellen van de pensioenkoepels. De heer C.B. Kriens is inmiddels bereid gevonden de functie van Compliance Officer op zich te nemen. Hij zal daarom geen deel meer uitmaken van het nieuwe (afgeslankte) bestuur dat in 2009 wordt gevormd. De gedragccode is wederom door alle bestuursleden ondertekend en zal door de Compliance Officer worden beheerd.
9.8
Geschillencommissie
De mogelijkheid bestaat om klachten en geschillen voor te leggen aan het bestuur. Het bestuur neemt een gemotiveerde beslissing ten aanzien van de klacht of het geschil. Indien de belanghebbende zich met deze beslissing niet kan verenigen, kan deze het geschil voorleggen aan een daartoe in te stellen geschillencommissie, bestaande uit drie leden. In het verslagjaar zijn geen beroepszaken bij de Geschillencommissie aangebracht.
9.9
Reactie bestuur op verslag Verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft in haar vergadering van 27 mei 2009 met instemming kennisgenomen van het oordeel van het Verantwoordingsorgaan.
9.10
Compliance met wet- en regelgeving
Het bestuur ziet toe op naleving van wet- en regelgeving, zoals deze wordt uitgevoerd door TKP. In de volgende paragraaf wordt dit nader toegelicht. 35
Vanwege de gefaseerde inwerkingtreding van de Pensioenwet is per 1 januari 2008 een aantal nieuwe bepalingen uit de Pensioenwet van kracht geworden. De pensioenreglementen zijn daarop aangepast. De belangrijkste aanpassingen hielden verband met: • De verlaging van de toetredingsleeftijd van vijfentwintig naar eenentwintig jaar; • het keuzerecht ten aanzien van het omzetten van ouderdomspensioen in partnerpensioen bij einde deelneming voor de pensioendatum en op de pensioendatum; • tekstuele wijzigingen in verband met de nieuwe toeslagmatrix; • het behoud van aanspraak partnerpensioen bij onbetaald verlof tot uiterlijk achttien maanden. Daarnaast zijn vanaf 1 januari 2008 de aangescherpte informatieverplichtingen uit de Pensioenwet van kracht. Onder meer dient aan een nieuwe deelnemer binnen drie maanden een startbrief te worden verstrekt met informatie over de pensioenregeling. Het fonds heeft een communicatie commissie ingesteld die zich met de informatievoorziening richting deelnemers zal gaan bezig houden. In het verslagjaar heeft het kabinet via de zogenoemde Veegwet nog een aantal onvolkomenheden in de Pensioenwet gecorrigeerd.
9.11
Organisatie en uitvoering
De uitvoering van het pensioenfonds is uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP) en Mn Services. De uitvoering behelst het administreren van pensioenen (TKP) en het vermogensbeheer (Mn Services). De advisering over de uitvoering van de pensioenregeling is uitbesteed aan Mercer BV. Besluitvorming over het beleid vindt plaats door het bestuur. Het beleggingsbeleid wordt geëffectueerd door Mn Services dat beleggingsfondsen onder beheer heeft waarin het fonds participeert. Het bestuur monitort de uitvoering op basis van periodieke rapportages van de uitvoerder over de uitgevoerde werkzaamheden in het kader van de afgesloten Service Level Agreement. Tevens ontvangt het pensioenfonds een SAS 70 type II-rapport van de uitvoerder TKP en Mn Services, die door een externe accountant gecertificeerd wordt.
9.12
Statutenwijziging
Voor het gefuseerde fonds zijn nieuwe statuten gemaakt.
36
10.
Verwachte gang van zaken
De implementatie van de aanbevelingen over goed pensioenfondsbestuur zal in 2009 verder zijn beslag krijgen. Dit betreft ondermeer de inrichting van het intern toezicht. Het verantwoordingsorgaan is per 10 maart 2009 ingericht. Voor het jaar 2009 staat centraal: - Implementatie wijziging strategische beleggingsportefeuille per 1-1-2009 of later - Uitvoering geven aan de maatregelen in het herstelplan - ABTN aanpassingen per 1 januari 2009 - Opstellen van een nieuwe Uitvoeringsovereenkomst per 1 januari 2009 - Aanpassingen van de pensioenreglementen per 1 januari 2009 - Het wijzigen van de bestuurssamenstelling per medio 2009 In 2009 zal een volledig nieuwe pensioenplanner worden opgeleverd. Deze planner, gebruiksvriendelijker dan de vorige, wordt uitgebreid met een bruto-netto module, terwijl deeltijdpensioen wordt toegevoegd als invoerkeuze. De planner zal ook het opgebouwde pensioen laten zien, en levensloop als tijdelijk bedrag voorafgaand aan de pensioeningangsdatum. Naar verwachting komt de nieuwe versie van de pensioenplanner medio 2009 beschikbaar. In 2009 wordt een enquete gehouden naar de informatiebehoeften van de deelnemers. Met de uitkomsten hiervan zal het bestuur trachten de informatievoorziening nog beter op de wensen van de deelnemers te laten aansluiten. In 2009 zal de grootte van het bestuur teruggebracht worden tot tien personen. De focus van het bestuur zal in 2009 gericht zijn op het uitvoeren van het bij DNB ingediende herstelplan. Amsterdam, 27 mei 2009 C.R.J. Goossens, voorzitter S. Vermeersch, secretaris W.A.R. Bracké W.B. de Clercq C.C.A Hoedelmans C.A. Koppen C.B. Kriens P.F. van Leemput D.M.A. de Nijs E.J. van der Plas H.M. Prince-Kappen W. Rous H.C.L. de Smet R.J.J. van Wees B.P. Zoethout
37
Jaarrekening
38
11.
Jaarrekening
11.1
Balans
Bedragen x € 1.000 ACTIVA
31-12-2008
31-12-2007*
A. Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten Overige beleggingen Totaal
[1] [2] [3] [4] [5]
45.256 308.907 13.042 6.501 14.943 388.649
72.957 256.295 17.043 1.057 19.313 366.665
B. Beleggingen voor risico deelnemers Vastrentende waarden Totaal
[1]
6.326 6.326
4.848 4.848
C. Herverzekering Herverzekering
[1]
2.724
2.701
D. Vorderingen en overlopende activa Overige vorderingen
[1]
13.680
19.062
[1]
8.733 420.112
11.112 404.388
A. Stichtingskapitaal en reserves Overige reserves
[1]
11.944
111.820
B. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
[1]
378.412
280.510
6.326
4.848
D. Voorziening Ziektegevallen
672
534
E. Overige technische voorzieningen
684
722
1.731
3.437
20.343 420.112
2.517 404.388
E. Overige activa Liquide middelen TOTAAL ACTIVA PASSIVA
C. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers
F. Derivaten G. Overige schulden en overlopende activa TOTAAL PASSIVA *
De vergelijkende cijfers 2007 zijn een samenvoeging van de in de jaarrekeningen 2007 van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. en Stichting Pensioenfonds Cerestar Nederland opgenomen cijfers.
[.]
de bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de Specificaties Balans vanaf pagina 48.
39
11.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premiebijdragen voor risico deelnemers Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico deelnemers Overige baten
[1] [2] [3] [4] [5]
Totaal baten
2008
2007*
20.286 930 -14.782 -344 326
17.819 1.733 7.654 -146 1.609
6.416
28.669
LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging
[6]
97.879 16.305 367 13.418
- Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Mutatie pensioenverplichting voor risico deelnemers Mutatie voorziening Ziektegevallen Mutatie overige technische voorzieningen Pensioenuitkeringen Saldo overdrachten van rechten Herverzekeringscontract Overige lasten Pensioenuitvoeringskosten Totaal lasten
79.237 881
0
-8.411
-7.099
-3.918
-1.152
[7] [8] [9] [10] [11] [12] [13] [14]
Resultaat *
-3.147 16.690 3.614 11.812 27.012
1.478 138 -38 8.505 -2.825 380 22 753 106.292
978 -45 0 7.327 -2.712 653 213 702 3.969
-99.876
24.700
De vergelijkende cijfers 2007 zijn een samenvoeging van de in de jaarrekeningen 2007 van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. en Stichting Pensioenfonds Cerestar Nederland opgenomen cijfers.
[.]
de bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting Staat van baten en lasten vanaf pagina 59
40
11.3
Kasstroomoverzicht
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames
2008
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Pensioenuitvoeringskosten Overige, per saldo Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
21.216 3.541 24.757
21.063 2.712 23.775
8.505 617 753 -419 9.456
7.327 0 328 -401 7.254 15.301
Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
Uitgaven Aankopen beleggingen Beheersuitgaven Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
16.521
-78 83.799 83.721
7.799 509.245 517.044
100.322 1.079 101.401
522.544 241 522.785 -17.680
-5.741
-2.379
10.780
0
0
Mutatie liquide middelen
-2.379
10.780
Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar
11.112 8.733
332 11.112
Netto kasstroom Koers- en omrekenverschillen
*
2007*
De vergelijkende cijfers 2007 zijn een samenvoeging van de in de jaarrekeningen 2007 van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. en Stichting Pensioenfonds Cerestar Nederland opgenomen cijfers.
41
11.4
Toelichting op de jaarrekening
11.4.1 Algemeen 11.4.1.1
Wettelijke bepalingen
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. 11.4.1.2
Fusie met pensioenfonds Cerestar per 1 januari 2008
Per 1 januari 2008 zijn de Stichting Pensioenfonds Cargill BV en de voormalige Stichting Pensioenfonds Cerestar Nederland gefuseerd. Het gefuseerde fonds zal doorgaan onder de naam Stichting Pensioenfonds Cargill BV. De vergelijkende cijfers 2007 zijn een samenvoeging van de in de jaarrekeningen 2007 van beide pensioenfondsen opgenomen cijfers. Als gevolg van de fusie en invoering van de RJ 610 richtlijn zijn de verschillende beleggingen uit de portefeuilles van beide pensioenfondsen per 1 januari 2008 gereclassificeerd naar beleggingscategorieën en verbijzonderd naar vorderingen en schulden. Dit is onder andere opgenomen in de toelichting op de balans in het verloop per beleggingscategorie. Samengevat: Harmonisering beleggingen Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten Overige beleggingen Liquiditeiten Overige vorderingen Overige schulden Totaal
Mutatie toewijzing per 1 januari 2008 -1.226 22.404 -169 1.813 -191 -10.329 -19 -12.283 0
Per saldo heeft dit geen invloed op het eigen vermogen en het resultaat. 11.4.1.3
Netto-omzet
De netto-omzet kan als volgt worden berekend (x € 1.000): 2008 21.216 -659 20.557
Premie-inkomsten Directe beleggingsopbrengsten** Totaal netto-omzet *
2007* 19.552 4.091 23.643
De vergelijkende cijfers 2007 zijn een samenvoeging van de in de jaarrekeningen 2007 van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. en Stichting Pensioenfonds Cerestar Nederland opgenomen cijfers
**
inclusief aftrek kosten vermogensbeheer
42
11.4.2 Waarderings- en berekeningsgrondslagen Algemeen De grondslagen zijn gericht op het weergeven van de economische posities. De beleggingen en de pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde, de overige posten op nominale waarde, tenzij hierna een andere waarderingsgrondslag wordt vermeld. Participaties in beleggingsfondsen die gespecialiseerd zijn in een bepaald soort belegging worden gerubriceerd in de beleggingsrubriek, waarin rechtstreekse beleggingen van die soort dienen te worden gerubriceerd. Schattingen en veronderstellingen De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en hiermee verbonden veronderstellingen zijn gebaseerd op ervaringen uit het verleden en verschillende andere factoren die gegeven de omstandigheden als redelijk worden beschouwd. De uitkomsten hiervan vormen de basis voor het oordeel over de boekwaarde van activa en verplichtingen die niet op eenvoudige wijze uit andere bronnen blijkt. De daadwerkelijke uitkomsten kunnen afwijken van deze schattingen. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, indien de herziening alleen voor die periode gevolgen heeft, of in de periode van herziening en toekomstige perioden, indien de herziening gevolgen heeft voor zowel de verslagperiode als toekomstige perioden. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico’s met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post “nog af te wikkelen transacties”. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie 43
bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de rekening van baten en lasten opgenomen. Valuta Alle balansposten in vreemde valuta (inclusief eventuele valutatermijntransacties en currency futures) zijn in de jaarrekening gewaardeerd in euro’s tegen de valutakoers ultimo het jaar. Mutaties in de loop van een jaar zijn omgerekend tegen de dagkoersen. De koersverschillen worden verwerkt onder de opbrengsten uit beleggingen. Aandelen Onder aandelen zijn alleen participaties in niet beursgenoteerde beleggingsfondsen in aandelen opgenomen. Deze participaties zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van het fonds laatste afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële waarde. Aan deze waarden worden de ultimo jaar toegezegde maar nog niet verrekende dividenden en terug te vorderen dividendbelasting toegevoegd. Vastrentende waarden De post vastrentende waarden bestaat uit: * Participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden; * Deposito’s. * Onderhandse leningen Beursgenoteerde obligaties zijn gewaardeerd tegen de biedkoers op balansdatum inclusief de opgelopen interest ultimo jaar. Participaties in beleggingsinstellingen niet aan de beurs genoteerd zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van het fonds laatste afgegeven intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële waarde. Deposito’s zijn gewaardeerd tegen reële waarde op de balansdatum Onderhandse leningen zijn gewaardeerd tegen actuele waarde op basis van de contate waarde van toekomstige kasstromen. De lopende interest ultimo jaar is in de fondswaarde verwerkt. Vastgoedbeleggingen Onder vastgoedbeleggingen zijn participaties in beursgenoteerde vastgoedmaatschappijen of niet beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen opgenomen. Participaties in beursgenoteerde vastgoedmaatschappijen worden gewaardeerd tegen reële waarde, gebaseerd op de beurskoers per balansdatum. Belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen vindt plaats tegen de netto vermogenswaarde. Bij afwezigheid van een ultimo jaar opgave van de fondsmanager wordt zelf een gefundeerde inschatting op basis van marktanalyse gemaakt. Aan deze waarden worden de ultimo jaar toegezegde maar nog niet verrekende dividenden toegevoegd. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd tegen reële waarde, zijnde de waarde warvoor het contract ultimo jaar kan worden afgewikkeld. De waarde wordt bepaald met behulp van 44
marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Derivaten zijn financiële instrumenten die zijn afgeleid van meer traditionele producten als aandelen en obligaties. Het betreft valutatermijncontracten en renteswaps. De nominale waarde van derivaten geeft het bedrag aan waarover het contract is afgesloten. De ultimo jaar bestaande rechten en verplichtingen worden per derivatencontract gesaldeerd. Positieve posities (na saldering) worden gepresenteerd onder derivaten op de actiefzijde van de balans, negatieve posities (na saldering) worden gepresenteerd op de passiefzijde van de balans. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Overige beleggingen Onder de overige beleggingen zijn opgenomen participaties in niet beursgenoteerde beleggingsfondsen in Hedge funds opgenomen. Deze participaties zijn gewaardeerd tegen netto vermogenswaarde, zijnde een benadering van de marktwaarde. Bij afwezigheid van een ultimo jaar opgave van de fondsmanager wordt zelf een gefundeerde inschatting op basis van marktanalyse gemaakt. Aan deze waarden worden de ultimo jaar toegezegde maar nog niet verrekende dividenden toegevoegd. Liquide middelen Dit betreft uitgezette en opgenomen deposito's en callgeld, alsmede direct opeisbare tegoeden in rekening-courant bij bancaire instellingen. De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde en zijn ter vrije beschikking van het pensioenfonds. Rechten uit herverzekering Dit betreft vorderingen op de herverzekeraars uit hoofde van in het verleden herverzekerde rechten, actuarieel bepaald als contante waarde van de aanspraken OP/PP en gecedeerde WAOuitkeringen. Bij de berekening zijn dezelfde uitgangspunten gehanteerd als bij de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds (zie hierna), zonder opslag voor uitvoeringskosten bij 2 van de 3 herverzekeraars. Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves zijn het eigen vermogen van het pensioenfonds. Algemene reserve Voor de algemene reserve zijn het minimaal vereist eigen vermogen en het nagestreefd eigen vermogen, zoals gedefinieerd in de ABTN, van belang. Minimaal vereist eigen vermogen Het minimaal vereist eigen vermogen is gelijk aan 5% van de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds exclusief herverzekerde deel. Vereist eigen vermogen Het vereist eigen vermogen is het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het weerstandsvermogen na één jaar negatief wordt. De bepaling van dit vermogen geschiedt conform de standaardtoets van de 45
Nederlandsche Bank. Gewenst eigen vermogen Het gewenst eigen vermogen is het vermogen dat boven de voorziening pensioenverplichtingen nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Technische voorziening Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Dit betreft de verplichtingen jegens verzekerden, actuarieel bepaald als contante waarde van de opgebouwde aanspraken. Bij de berekening van de voorziening voor risico van het pensioenfonds zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: • Gebaseerd op de netto contante waarde van de aanspraken op basis van verstrekken deelnemersjaren respectievelijk van ingegane pensioenen. • De rentetermijnstructuur op balansdatum zoals die door DNB is vastgesteld en gepubliceerd (2008: 4,0% en 2007: 4,9%). • Sterftekansen zijn ontleend aan de prognosetafels GBM/GBV 2050, tafel 2007-2012 die zijn gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap, met een leeftijdsterugstelling van mannen: twee jaar en vrouwen: één jaar. • Leeftijdsverschil tussen man en vrouw van drie jaar. • Onbepaald partnersysteem tot 65 jaar of eerder overlijden. • Een opslagpercentage van 1,75% voor toekomstige kosten voor de uitvoering van de pensioenregeling. • Geen rekening gehouden met toekomstige ontwikkelingen van het salarisniveau. • Gehuwdheidsfrequentie: vastgesteld met behulp van de gehuwdheidsfrequentietabellen mannen/vrouwen 1985-1990. • Een eventuele toeslagverlening per 1 januari van het volgend boekjaar wordt reeds op 31 december van het lopende boekjaar verwerkt, indien op het moment van vaststellen van de jaarrekening het toeslagbesluit reeds genomen is. In de aanspraken is het afgefinancierde gedeelte van de overgangsmaatregelen (vijftien-jaren regeling) begrepen. Op aanvulling uit hoofde van de overgangsmaatregelen bestaat alleen aanspraak indien en voor zover deze daadwerkelijk zijn afgefinancierd Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers Betreft hier de verplichtingen vanuit de beschikbaar gestelde premie (Trap II). Hierbij ligt het beleggingsrisico bij de deelnemers. De verplichtingen worden gewaardeerd conform de beleggingen op actuele waarde. Voorziening ziektegevallen Betreft de voorziening voor ingegane ziektegevallen. Hierbij wordt rekening gehouden met de toekomstige schadelast voor zieke deelnemers op balansdatum die naar verwachting arbeidsongeschikt zullen worden verklaard. Overige technische voorzieningen Betreft de verplichtingen tot toeslagverlening van pensioenen voor deelnemers aan de Gerkens Regeling. De voorziening behelst de contante waarde van toekomstige toeslagverplichting voor: - de werknemers die tussen 1 januari 1977 en 1 januari 1990 hebben deelgenomen in de pensioenregeling en de dienst hebben verlaten, dan wel gepensioneerd zijn. 46
Opbrengsten uit beleggingen Dit betreft de indirecte beleggingsopbrengsten uit hoofde van gerealiseerde en ongerealiseerde waarderings- en valutakoersverschillen en de directe beleggingsopbrengsten uit hoofde van inkomsten uit dividend en interest. Deze opbrengsten worden verwerkt in de periode waarop zij betrekking hebben. Dividend wordt verantwoord in het jaar van declaratie. Het beleggingsrendement is de time weighted return berekend op dagbasis. Kosten Kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Overige baten en lasten Overige baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd.
47
11.4.3
Toelichting op de balans
ACTIVA A. Beleggingen voor risico pensioenfonds Bedragen x € 1.000 [1] Aandelen Stand begin boekjaar Harmonisering toewijzing asset categorie Stand begin boekjaar na herrubricering Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: MNS Aandelenfonds Europa MNS Aandelenfonds Emerging Markets MNS Aandelenfonds Noord Amerika MNS Aandelenfonds Verre Oosten MNS Global TAA fonds Niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen Bedragen x € 1.000 [2] Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Harmonisering toewijzing asset categorie Stand begin boekjaar na herrubricering Aankopen Boekwaarde verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: MNS Obligatiefonds Emerging Markets MNS Langlopende obligaties Europa fonds MNS US High Yield Fonds MNS Europese obligaties MNS EU High Yield Fonds MNS Inflation linked obligaties Onderhandse leningen Deposito's Overige niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen
48
2008
2007
72.957 -1.226 71.731 9.265 -4.658 -31.082 45.256
153.233 0 153.233 85.343 -166.972 1.353 72.957
13.750 6.241 13.896 6.203 5.166 0
15.031 9.354 15.030 5.366 3.750 24.426
2008
2007
256.295 22.404 278.699 74.294 -72.422 28.336 308.907
196.053 0 196.053 395.205 -328.290 -6.673 256.295
19.137 238.855 12.261 635 3.848 25.977 801 7.393 0
11.219 178.703 9.084 0 0 0 0 0 57.289
Bedragen x € 1.000 [3] Vastgoed Stand begin boekjaar Harmonisering toewijzing asset categorie Stand begin boekjaar na herrubricering Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: MNS OG Europafonds Overig indirect vastgoed Direct vastgoed Bedragen x € 1.000 [4] Derivaten Stand begin boekjaar Harmonisering toewijzing asset categorie Stand begin boekjaar na herrubricering Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Saldo einde boekjaar Waarvan: Valutatermijncontracten Rente swaps Bedragen x € 1.000 [5] Overige beleggingen Stand begin boekjaar Harmonisering toewijzing asset categorie Stand begin boekjaar na herrubricering Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar Waarvan: MNS Hedge funds Private Equity Global Hedge Funds Strategies
49
2008
2007
17.043 -169 16.874 1.255 -1.323 -3.764 13.042
5.035 0 5.035 13.243 -201 -1.034 17.043
12.589 453 0
13.793 2.815 435
2008
2007
1.057 7 1.064 11.496 0 -6.059 6.501
962 0 962 0 0 95 1.057
5.386 1.115
1.057 0
2008
2007
19.313 -191 19.122 2.136 -5.340 -975 14.943
3.546 0 3.546 19.407 -3.760 120 19.313
14.149 794 0
14.673 0 4.640
B. Beleggingen voor risico deelnemers Bedragen x € 1.000 Stand begin boekjaar Harmonisering toewijzing asset categorie Stand begin boekjaar na herrubricering Aankopen Boekwaarde verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar 11.4.3.1
2008
2007
4.848 0 4.848 1.878 -56 -344 6.326
3.741 0 3.741 0 1.107 0 4.848
Methodiek bepaling marktwaarde
Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het fonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het fonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals (in)direct vastgoed zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
(bedragen * € 1.000,=)
Markt Directe Marktnoteringen
Per 31 december 2007 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal
17.043 72.957 281.962 19.313 391.274
Per 31 december 2008 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen Totaal
13.214 46.356 313.588 15.141 388.299
Modellen Waarderings-modellen en -technieken niet gebaseerd op marktdata -2.380 -2.380 -
Afgeleide Marktnoteringen
4.856 4.856
-
Bedragen zijn het totaal van de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico van de deelnemers en exclusief liquide middelen, beleggingsdebiteuren en beleggingscrediteuren (2007: idem en na reclassificatie assetcategorie).
50
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Deze schattingen zijn van nature subjectief en bevatten onzekerheden en een significante oordeelsvorming (bijvoorbeeld rentestand, volatiliteit, schatting van kasstromen, etc.) en kunnen derhalve niet met precisie worden vastgesteld. Schatting van reële waarde in geval van ontbreken van directe en afgeleide marktnoteringen De belangrijkste waarderingsmodellen en –technieken die gehanteerd zijn bij het schatten van de reële waarde zijn: • De belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen zijn gewaardeerd tegen zichtbaar eigen vermogen als benadering van de reële waarde. • Voor direct vastgoed geldt als waarderingsgrondslag: Bij een aanschaf maximaal twaalf maanden voor balansdatum wordt o gewaardeerd op de aanschafprijs. o Bij een nog in ontwikkeling zijnd object wordt gewaardeerd op de voortbrengingskosten verhoogd met bouwrente. • Overige vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd conform de richtlijnen van ROZ/IPD op de marktwaarde in verhuurde staat. Deze wordt berekend op de contante waarde van de geschatte toekomstige nettokasstromen voortvloeiend uit de exploitatie en eventuele verkoop (rekening houdend met het risicoprofiel van het object), verlaagd met verkoopkosten. Alle objecten in de categorie direct vastgoed zijn op balansdatum door een onafhankelijke taxateur getaxeerd.
C. Herverzekering Bedragen x € 1.000 Rechten uit herverzekering Totaal D. Vorderingen en overlopende activa Bedragen x € 1.000 [I] Overige vorderingen Debiteuren Beleggingsdebiteuren Nog te ontvangen premies (3.898 Cargill + 1.892 Cerestar) Overlopende rente RC AEGON & RC DELTA LLOYD Afrekening Depot AEGON Overig Totaal E. Overige activa Bedragen x € 1.000 [I] Liquide middelen Liquiditeiten beleggingen Banken, rekening-courant Totaal De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het fonds.
51
2008
2007
2.724 2.724
2.701 2.701
2008
2007
0 13.680 0 0 0 0 0 13.680
309 11.274 5.790 18 6 1.657 8 19.062
2008
2007
6.981 1.752 8.733
10.915 197 11.112
PASSIVA A. Stichtingskapitaal en reserves Bedragen x € 1.000 [I] Overige reserves Stand begin boekjaar Mutatie ivm overgang naar FTK grondslagen Stand begin boekjaar FTK grondslagen Mutatie: Resultaat boekjaar Stand einde boekjaar
2008
2007
111.820 0 111.820
88.997 -1.877 87.120
-99.876 11.944
24.700 111.820
Onderdeel van de overige reserves is een herwaarderingsreserve ter grootte van € nihil (2007: € 49.482,=) in verband met beleggingen in objecten met een niet frequente marktwaardering. De dekkingsgraad van fonds (103,2%) is eind 2008 gedaald tot onder de minimum vereiste dekkingsgraad van 105%. Dit betekent dat er sprake is van een dekkingstekort. Het pensioenfonds heeft op 30 maart 2009 een herstelplan ingediend DNB. Het pensioenfondsbestuur heeft verschillende mogelijkheden om de dekkingsgraad te beïnvloeden. Dit zijn: • de premie-inkomsten • het toeslagbeleid (indexaties) • het rendement op de beleggingen De belangrijkste kenmerken van het herstelplan betreffen: • Zolang de dekkingsgraad lager is dan 105%, vindt er geen toeslagverlening plaats op de premievrije pensioenaanspraken van gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen. Ook door het verlenen van een toeslag mag de dekkingsgraad niet lager worden dan 105%; • Wijzigingen in het beleggingsbeleid gedurende de herstelperiode mogen niet leiden tot toename van het fondsrisico; • Handhaving huidige premie- en beleggingsbeleid; Door toepassing van de bovenstaande sturingsmiddelen verwacht het bestuur dat de getroffen maatregelen leiden tot herstel van het pensioenfonds binnen de wettelijke termijnen. Dit blijkt ook uit de resultaten van het ingediende herstelplan. Uit het herstelplan volgt dat eind 2009 de dekkingsgraad van het pensioenfonds hoger is dan het minimaal vereist eigen vermogen (105%) en dat eind 2011 de dekkingsgraad hoger is dan het vereist eigen vermogen (110,7%). Solvabiliteit Ultimo 2008 is aan de hand van het standaardmodel van DNB per risicofactor de gewenste solvabiliteit bepaald. Voor een aantal risico’s is het pensioenfonds niet gevoelig, waardoor geen solvabiliteit hoeft worden aangehouden voor deze risico’s. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtsituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 110,7%. Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de werkelijke portefeuille ultimo 2008. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de strategische portefeuille per ultimo 2008, zou het vereist eigen vermogen lager zijn uitgekomen (110,0%). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de gewenste solvabiliteit per risicofactor per € 100 VPV. Risicofactor
Gewenste solvabiliteit
Toelichting
Renterisico Vastrentende Waarden
Duration afh. Renteschok
Renteswaps
Duration afh. Renteschok
Renterisico VPV
Effect op passiva
Volatiliteit Inflatierisico Totaal renterisico
(S1)
-
Toename 25%
-
Effect schok 30%
6,1
52
Aandelenrisico - ontwikkelde markten
Mutatie 25%
- emerging markets
Mutatie 35%
Vastgoedrisico indirect
Mutatie 25%
Totaal zakelijke waarden risico
(S2)
5,2
Valutarisico
(S3)
0,8
Mutatie 20%
Grondstoffenrisico
(S4)
0,0
Mutatie 30%
Kredietrisico
(S5)
2,1
Spread * 1,4
Verzekeringstechnisch risico
(S6)
3,7
Effect passiva
Standaardformule
10,7
Toetsingsverschil = 0,00
Standaardformule: √(S12 + S22 + 0,5 x 2 x S1 x S2 + S32 + S42 + S52 + S62) Ultimo 2007 bedroeg het vereist eigen vermogen 111,3.
B. Technische voorzieningen Bedragen x € 1.000 [I] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Mutatie ivm overgang naar FTK grondslagen Stand begin boekjaar FTK grondslagen Toevoeging boekjaar Stand einde boekjaar Stand begin boekjaar overgang naar RTS wijziging grondslagen Stand begin boekjaar FTK grondslagen Pensioenopbouw Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Mutatie herverzekering Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
2008
2007
280.510 0 280.510 97.902 378.412
281.265 2.575 283.840 -3.330 280.510
280.510 0 0 280.510 16.305 367 13.418 79.237 881
281.265 -13.570 16.145 283.840 16.690 3.614 11.812 -27.012 0
-8.411 23 -3.918 378.412
-7.099 -183 -1.152 280.510
Het resultaat rentetermijnstructuur is in 2008 ontstaan door het verschil in de rentetermijnstructuur ultimo 2008 (circa 4,0%) en ultimo 2007 (circa 4,9%) en in 2007 door het verschil in de rentetermijnstructuur ultimo 2007 en de APP rekenrente ultimo 2006 (4,0%). In de voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds is inbegrepen het herverzekerde deel ter grootte van € 2.724.000,= (2007: € 2.701.000,=)
53
C. Voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers 2008 Bedragen x € 1.000 Stand begin boekjaar 4.848 Toevoeging boekjaar 1.478 Stand einde boekjaar 6.326
2007 3.870 978 4.848
Stand begin boekjaar Nieuwe opbouw Overige mutaties Stand einde boekjaar
3.870 883 95 4.848
4.848 1.878 -400 6.326
Verdeling totale voorziening pensioenverplichtingen: Actieve en arbeidsongeschikte deelnemers Gewezen deelnemers met premievrije aanspraken Pensioengerechtigden Totaal
54
2008 226.643 47.358 110.737 384.738
2007 166.524 39.238 79.597 285.359
D. Voorziening Ziektegevallen Bedragen x € 1.000 Stand begin boekjaar Mutatie ivm overgang naar FTK grondslagen Stand begin boekjaar FTK grondslagen Intrest Aanpassing RTS Stand einde boekjaar
2008 534 0 534 0 138 672
2007 0 579 579 8 -53 534
E. Overige voorzieningen Bedragen x € 1.000 Stand begin boekjaar Mutatie ivm overgang naar FTK grondslagen Stand begin boekjaar Toevoeging boekjaar Stand einde boekjaar
2008 0 0 722 -38 684
2007 1.998 -1.276 722 0 722
2008
2007
3.437 1 3.438 -3.361 0 1.654 1.731
0 0 0 0 10.024 -6.587 3.437
1.731 0
1.479 327
2008 86 0 2.975 16.533 749 20.343
2007 61 950 0 0 1.506 2.517
Bedragen x € 1.000 F. Derivaten Stand begin boekjaar Harmonisering toewijzing asset categorie Stand begin boekjaar na herrubricering Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Saldo einde boekjaar Waarvan: FX Forward FX Swaps G. Overige schulden en overlopende passiva Bedragen x € 1.000 Rekening courant AEGON Crediteuren Premie afrekening Verplichtingen uit hoofde van beleggingen Overige schulden Totaal einde boekjaar Premieafrekening: - ontvangen premies in 2008
28.866
- waarvan voorlopige afrekening 2007
- 5.790 (opgenomen onder vorderingen ultimo 2007)
- waarvan afrekening kostenopslag 2007 - waarvan definitieve afrekening 2007
423 (opgenomen onder overige schulden ultimo 2007) - 1.398
Betaalde premie met betrekking tot 2008
22.101
- pensioenpremie 2008 (18.196 + 930)
19.126
Te veel betaald
2.975
55
11.4.3.2
Risicobeheer
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico’s. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen. Een kwantificering van het solvabiliteitsrisico is opgenomen in de toelichting bij het stichtingskapitaal en de reserves. Marktrisico Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen die zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van compliance aan deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd aan het bestuur. Segmentatie vastgoed naar sectoren: (Bedragen * € 1.000,=)
Kantoren Winkels Woningen Bedrijfsruimten Gemengd Participaties in vastgoedmaatschappijen Totaal
31-dec-08 in EUR in 56
% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,4%
31-dec-07 in EUR in % 0,0% 0,0% 435 2,6% 0,0% 2.815 16,5%
13.158
99,6%
13.793
80,9%
13.214
100,0%
17.043
100,0%
Bedragen zijn het totaal van de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico van de deelnemers.
Segmentatie vastgoed naar regio: (Bedragen * € 1.000,=)
Europa Noord-Amerika Azie Totaal
31-dec-08 in EUR in % 13.214 100,0% 0,0% 0,0% 13.214
100,0%
31-dec-07 in EUR in % 17.043 100,0% 0,0% 0,0% 17.043
100,0%
Bedragen zijn het totaal van de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico van de deelnemers.
56
Segmentatie aandelen naar regio: (Bedragen * € 1.000,=)
Europa Noord-Amerika Azie Opkomende landen Overig Totaal
31-dec-08 in EUR in % 14.085 30,4% 14.232 30,7% 6.354 13,7% 6.393 13,8% 5.292 11,4% 46.356
100,0%
31-dec-07 in EUR in % 27.338 37,5% 22.048 30,2% 8.422 11,5% 11.400 15,6% 3.749 5,1% 72.957
100,0%
Bedragen zijn het totaal van de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico van de deelnemers.
Renterisico (duration-mismatch) Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen en kan als volgt worden toegelicht: Balanswaarde
Ultimo 2008
Duration van de vastrentende waarden (exclusief derivaten) Duration van de vastrentende waarden (inclusief derivaten) Duration van de (nominale) pensioenverplichtingen
10,2 10,9 19,3
Ultimo 2007 Cargill 8,8 8,8 16,9
Ultimo 2007 Cerestar 3,7 5,8 14,9
Het renterisico wordt beheerd door een belangrijk deel van de beleggingen te alloceren naar Lang Lopende Staatsleningen met een looptijd van langer dan 20 jaar. Hierdoor zijn rentebewegingen in de markt die van invloed zijn op de beleggingen en de verplichtingen op elkaar afgestemd. Het renterisico is niet volledig afgedekt omdat het lange termijn rendement dan te zwaar beïnvloed kan worden met als gevolg dat de verlening van toeslagen aan gewezen deelnemers en uitkeringsgerechtigden onder druk zou kunnen komen te staan. Zakelijke waarden risico (S2) Zakelijke waarden risico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het zakelijke waarden risico gedempt. Het risico wordt tevens gemitigeerd door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures. Met betrekking tot niet-beursgenoteerde beleggingen, met name OTC-derivaten, wordt door het fonds alleen gewerkt met tegenpartijen van een hoge kredietwaardigheid waarmee ISDA/CSA-overeenkomsten zijn afgesloten zodat posities van het fonds adequaat worden afgedekt door onderpand in kas. Valutarisico (S3) Het valutarisico betreft het risico dat de waarde van de beleggingen die in vreemde valuta luiden vermindert als gevolg van veranderingen van vreemde valutakoersen. De pensioenverplichtingen luiden in euro’s. Een aanzienlijk deel van de beleggingsportefeuille luidt in vreemde valuta. Daardoor loopt het fonds valutarisico. De voor het fonds belangrijkste vreemde valuta zijn de Amerikaanse dollar, het Britse Pond en de Japanse Yen welke 57
strategisch voor 100% worden afgedekt. Beleggingen in vreemde valuta: 2008 (Bedragen * € 1.000,=) In EUR Vastgoedbeleggingen 2.707 Aandelen 34.345 Vastrentende waarden 31.971 Overige 24.250 Totaal 93.273
2007 in EUR 1.234 54.921 29.372 31.825 117.352
Bedragen zijn het totaal van de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico van de deelnemers.
De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten: (Bedragen * € 1.000,=)
EUR GBP JPY USD Overige Totaal
2008 Voor Valutaderivaten in EUR in EUR 304.096 73.064 6.650 (5.689) 4.765 (4.500) 66.558 (62.875) 15.300 0,00 397.369 -
Nettopositie in EUR 377.160 961 265 3.683 15.300 397.369
2007 Nettopositie in EUR 367.393 2.085 (584) (2.653) 22.704 388.945
Bedragen zijn het totaal van de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico van de deelnemers.
Eind 2008 wordt (na afdekking door valutaderivaten) voor circa 5,1% (2007: 5,5% van de beleggingsportefeuille belegd buiten de eurozone. Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico dat een tegenpartij in gebreke blijft om haar verplichtingen te voldoen. Dit kunnen verplichtingen zijn tot het betalen van rente, maar het kan ook om de terugbetaling van de uitgeleende bedragen zelf gaan. Het kredietrisico wordt primair beperkt door te beleggen in bedrijven of staten met een hoge kredietwaardigheid. Een laatste vorm van kredietbescherming speelt bij zogeheten ‘over the counter’ (OTC) derivaten. Dit zijn financiële instrumenten waarbij een afspraak wordt gemaakt met een tegenpartij zonder tussenkomst van een beursinstantie. De marktwaarde van de OTC derivaten is niet gegarandeerd. Er is sprake van een kredietrisico tussen beide partijen. Dit risico wordt beperkt door zogeheten ‘collateral management’ waarbij liquide middelen worden gebruikt als onderpand ter bescherming tegen het kredietrisico. De volgende figuur geeft, ter illustratie van het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille, de verdeling naar de verschillende kredietkwaliteiten weer ultimo boekjaar.
58
Ratingoverzicht portefeuille vastrentende waarden ultimo boekjaar: 31 december 2008 31 december 2007 AAA/Aaa 82% 79% AA/Aa 0% 2% A/A 5% 3% BBB/Baa 3% 3% Lager dan BBB/Baa 7% 7% Liquiditeiten en overig 3% 6% Totaal 100,0% 100,0%
Verdeling vastrentende waarden naar sector: 2008 (Bedragen * € 1.000,=) in EUR Overheidsinstellingen 288.917 Financiële instellingen 7.557 Handel en industrie 12.835 Service organisatie 4.278 Totaal 313.587
2007 in EUR 240.277 26.663 9.837 5.184 281.961
Bedragen zijn het totaal van de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico van de deelnemers.
Verdeling vastrentende waarden naar regio: 2008 (Bedragen * € 1.000,=) in EUR Mature markets 294.160 Andere emerging markets 19.427 Totaal 313.587
2007 in EUR 270.469 11.492 281.961
Bedragen zijn het totaal van de beleggingen voor risico pensioenfonds en voor risico van de deelnemers.
Verzekeringstechnische risico´s (S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. In de actuariële analyse worden de afwijkingen geanalyseerd. Gezien de omvang van het fonds wordt het verzekeringstechnische risico voor wat betreft overlijden en arbeidsongeschiktheid gedeeltelijk herverzekerd. • Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2005-2050 met adequate correcties voor ervaringssterfte is bij het pensioenfonds het langlevenrisico sterk gereduceerd. • Overlijdensrisico Het Overlijdensrisico betekent dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een 59
arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het overlijdensrisico en het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo boekjaar zijn de volgende grote posten groter dan 2% van het balanstotaal (x € 1.000): Vastrentende waarden Duitse staatsobligaties Franse staatsobligaties Nederlandse staatsobligaties Spaanse staatsobligaties
31 december 2008 84.644 83.636 15.181 37.169
31 december 2007 72.805 57.906 10.807 31.578
Liquiditeitsrisico Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het fonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Het liquiditeitsrisico speelt nagenoeg geen rol van betekenis bij het fonds. Dat blijkt uit de volgende punten: − Het pensioenfonds voert via haar uitvoerder een actief cashmanagement op grond waarvan voldoende liquiditeiten beschikbaar zijn om aan de directe verplichtingen te kunnen voldoen; − Daarnaast zijn er kredietfaciliteiten waarover direct beschikt kan worden; − Een groot deel van de beleggingsportefeuille wordt belegd in liquide beleggingsinstrumenten die indien nodig op zeer korte termijn kunnen worden geliquideerd. Wel zijn bepaalde beleggingen in de huidige marktomgeving zoals direct onroerend goed minder liquide, deze kunnen niet direct worden omgezet in liquide middelen. Dit zal gefaseerd dienen plaats te vinden. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie toeslagen op de pensioenen te verlenen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen van de rente, rendement, looninflatie en demografie, alsmede de financiële positie van het fonds. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat toeslagverlening voorwaardelijk is en afhankelijk is van de hiervoor genoemde ontwikkelingen. Niet-financiële risico’s Naast financiële risico’s loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico’s die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico’s kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico’s zijn het operationele risico, het uitbestedingsrisico en het systeemrisico. • Operationeel risico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en 60
vermogensbeheer en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP Pensioen BV en Mn Services. • Uitbestedingsrisico Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerder over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP en Mn Services een SAS 70 type II-rapport. De SAS 70-rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico’s en geeft aan of de uitvoerder ‘in control’ is. Een externe accountant certificeert de SAS 70-rapportage. De advisering over de uitvoering van de pensioenregeling is uitbesteed aan Mercer BV. • Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen is dit risico voor het fonds niet beheersbaar.
61
11.4.4
Toelichting op de staat van baten en lasten
[1] Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premie en koopsommen Pensioenpremie Definitieve afrekening vorig boekjaar Premie ANW-aanvulling Koopsommen Koopsom extra aanspraken Totaal Premie-inkomsten
2008
2007
18.196 1.398 0 692 0 20.286
12.042 0 0 5.777 0 17.819
De kostendekkende premie is vastgesteld op basis van het actuariële jaarwerk. Dit houdt in dat deze premie is bepaald met behulp van de rentetermijnstructuur ultimo 2007. De kostendekkende premie over 2008 bedraagt € 18,8 miljoen, de feitelijke premie bedraagt € 19,8 miljoen, inclusief DC-component. De in rekening gebrachte premie over 2008 is kostendekkend. De in rekening gebrachte premie over 2008 is vastgesteld conform de meest recente Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), dit is het concept van 12 februari 2008. De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgevers- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgevers in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgevers ingehouden op het salaris van de werknemers. Hier heeft het fonds echter geen zicht op.
Bedragen x € 1.000 [2] Premiebijdragen voor risico deelnemers
62
2008 930
2007 1.733
Bedragen x € 1.000 [3] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Aandelen totaal VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal (inclusief inflatie gerelateerde obligaties) VASTGOED Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastgoed totaal OVERIGE BELEGGINGEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Overige beleggingen totaal DERIVATEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Derivaten totaal LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Liquide middelen totaal Af: kosten vermogensbeheer Totaal waarvan: Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
63
2008
2007
9 -31.082 -31.073
205 1.604 1.809
616 28.336 28.952
3.960 -6.034 -2.074
17 -3.764 -3.747
43 -1.019 -976
0 -975 -975
0 151 151
-119 -7.693 -7.812
19 8.839 8.858
-103 1.055 952 -1.079
702 22 724 -838
-14.782
7.654
-659 -14.123
4.091 3.563
Bedragen x € 1.000 [4] Beleggingsresultaten voor risico deelnemers TOTAAL Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal
2008
2007
0 -344 -344
215 -361 -146
Bedragen x € 1.000 [5] Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig Diversen Totaal
2008
2007
99 161 66 326
0 1 1.608 1.609
Bedragen x € 1.000 [6] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds
2008
2007
97.879
-3.146
2008 1.478
2007 978
Bedragen x € 1.000 [8] Mutatie voorziening Ziektegevallen
2008 138
2007 -45
Bedragen x € 1.000 [9] Mutatie overige voorzieningen
2008 -38
2007 0
Bedragen x € 1.000 [10] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Partnerpensioen Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-aanvulling Afkoop pensioenen en premierestitutie Prepensioen voorgaande jaren Totaal
2008
2007
7.390 912 57 85 57 6 -2 8.505
6.260 883 63 87 35 0 -1 7.327
2008
2007
-3.424 599 -2.825
-2.712 0 -2.712
Bedragen x € 1.000 [7] Mutatie pensioenverplichting voor risico deelnemers
Bedragen x € 1.000 [11] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Waardeoverdrachten Totaal
64
Bedragen x € 1.000 [12] Herverzekeringscontract Betaalde premie Herverzekering claim AO Overig Totaal
2008
2007
631 -233 -18 380
773 -120 0 653
Bedragen x € 1.000 [13] Overige lasten Overige lasten Totaal
2008
2007
22 22
213 213
Bedragen x € 1.000 [14] Pensioenuitvoeringskosten Pensioenbeheer Vermogensbeheer Bruto beheerskosten Af: kosten vermogensbeheer, toegerekend aan beleggingsresultaten Af: vergoeding algemene kosten Netto beheerskosten
2008
2007
753 1.079 1.832
1.029 838 1.867
-1.079 0 753
-838 -327 702
Het pensioenfonds heeft geen personeel in dienst. Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. heeft geen bezoldigde bestuurders. Onder de Pensioenuitvoeringskosten zijn opgenomen de volgende accountantshonoraria (x € 1.000): 2008 2007 Onderzoek van de jaarrekening 53 62 Andere controleopdrachten 0 0 Advies diensten op fiscaal terrein 0 0 Andere niet-controlediensten 0 0 Totaal 53 62
65
11.4.5
Actuariële toelichting analyse
Actuariële analyse van het resultaat 2008 2008 1.008 1.989 -28.203 -79.376 -280 1.267 3.719 -99.876
Bedragen x € 1.000 Premie Sterfte Interest RTS Kosten Mutaties Diversen Totaal actuarieel resultaat Stelselwijziging 1-1-2007 Resultaat Staat van baten en lasten
n.v.t.
-99.876
2007 -1.130 -619 -4.490 27.077 -166 2.659 -509 22.822 1.877 24.699
De kostendekkende premie is vastgesteld op basis van het actuariële jaarwerk. Dit houdt in dat deze premie is bepaald met behulp van de rentetermijnstructuur ultimo 2007. De kostendekkende premie over 2008 bedraagt € 18,8 miljoen, de feitelijke premie bedraagt € 19,8 miljoen, inclusief DC-component. De in rekening gebrachte premie over 2008 is kostendekkend. De in rekening gebrachte premie over 2008 is vastgesteld conform de meest recente Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN), dit is het concept van 12 februari 2008. Ultimo 2007 was de dekkingsgraad hoger dan de bovengrens (deze grenzen zijn in hoofdstuk 10.2 van de ABTN gedefinieerd). Cerestar heeft een opslag op de premie betaald van 4,5% van de salarissom. Het resultaat op interest is negatief doordat meer interest toegevoegd moest worden aan de voorziening pensioenverplichtingen dan aan beleggingen is binnengekomen. Het resultaat op beleggingen is negatief. Dit is hoofdzakelijk het gevolg van het rendement op aandelen en derivaten. Op de vastrentende beleggingen werd een positief resultaat geboekt als gevolg van de gedaalde rente in 2008.
66
Het resultaat rentetermijnstructuur is ontstaan door het verschil in de rentetermijnstructuur ultimo 2008 en ultimo 2007, zoals weergegeven in onderstaande grafiek: rentetermijnstructuur 5,25 5,00
rentepercentage
4,75 4,50 4,25 4,00
31-12-2007
3,75 31-12-2008
3,50 3,25
vaste rekenrente
3,00 2,75 2,50 2,25 4
9
14
19
24 29 jaren
34
39
44
49
54
59
De post diversen in 2008 heeft betrekking op mutaties over voorgaande boekjaren (- € 800), uitkeringen (- € 242), solvabiliteitsopslag (€ 1.007), toeslagverlening per 1 januari 2008 (- € 367) en overig (€ 2.763). Amsterdam, 27 mei 2009 C.R.J. Goossens, voorzitter S. Vermeersch, secretaris W.A.R. Bracké W.B. de Clercq C.C.A Hoedelmans C.A. Koppen C.B. Kriens P.F. van Leemput D.M.A. de Nijs E.J. van der Plas H.M. Prince-Kappen W. Rous H.C.L. de Smet R.J.J. van Wees B.P. Zoethout
67
Overige gegevens
68
12.
Overige gegevens
12.1
Accountantsverklaring
Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds Cargill BV Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2008 van Stichting Pensioenfonds Cargill BV te Amsterdam, bestaande uit de balans per 31 december 2008 en de staat van baten en lasten over 2008 met de toelichting, gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de entiteit. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds Cargill BV per 31 december 2008 en van het resultaat over 2008 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW. Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van 69
regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 27 mei 2009
KPMG ACCOUNTANTS N.V. M.J. Vredenduin RA
70
12.2
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. te Amsterdam is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2008. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: - heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en - heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen zal kunnen nakomen. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel Met inachtneming van het voorafgaande en het navolgende verklaar ik dat naar mijn overtuiging is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk minimaal vereist eigen vermogen. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum lager dan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een dekkingstekort.
71
De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. is naar mijn mening onvoldoende, vanwege een dekkingstekort. Daarbij is bepalend de mate van waarschijnlijkheid dat het pensioenfonds zal kunnen voldoen aan de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, in aanmerking nemend het streven inzake toeslagen, zoals aan verzekerden meegedeeld en de in wet- en regelgeving opgenomen criteria. Het pensioenfonds heeft in verband met het dekkingstekort op 30 maart 2009 een herstelplan bij De Nederlandsche Bank ingediend. Amstelveen, 27 mei 2009 Drs. J.E.J. Vink AAG verbonden aan Mercer Certificering B.V.
72
12.3
Statutaire bestemming resultaat
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten over 2008 is onttrokken aan de algemene reserve.
73
Bijlagen
74
Bijlage 1
Begrippenlijst
Aangesloten onderneming Cargill B.V. en de rechtspersonen en vennootschappen waarmee zij in een groep verbonden is. ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Actuaris De actuaris is de specialist die, met behulp van levensverzekeringswiskunde, de premie, koopsommen en de voorziening pensioenverplichtingen van het pensioenfonds berekent. Actuarieel Bedrijfstechnische Nota (ABTN) Omschrijving van de organisatie en de financiële opzet van het pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust. De ABTN dient aan De Nederlandsche Bank (DNB, voorheen PVK) te worden voorgelegd. Alternatieve Beleggingen Alternatieve beleggingen zijn beleggingen anders dan de voor een pensioenfonds meer traditionele beleggingen zoals aandelen en vastrentende waarden. Onder alternatieve beleggingen vallen de categorieën: onroerend goed, private equity, hedge funds en commodities. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsmix. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario’s. Beleggingsfonds Instelling die geld van derden belegt in aandelen of andere beleggingssoorten. Beleggingsmix De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en alternatieve beleggingen. Ook wel beleggingsportefeuille. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet. Certificerend actuaris De certificerend actuaris controleert de werkzaamheden van de actuaris en certificeert na zijn akkoord door middel van een actuariële verklaring. Corporate Governance (voor pensioenfonds) Goed Pensioenfonds Bestuur, waarbij integer en transparant handelen door het bestuur en 75
het toezicht daarop zijn inbegrepen. Daarbij legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. DNB De Nederlandsche Bank. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht om te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Minimaal vereist eigen vermogen: Het vermogen dat overeenkomst met een dekkingsgraad van 105% van de voorziening pensioenverplichtingen Vereist eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is om te bewerkstelligen dat met een zekerheid van 97,5% wordt voorkomen dat het pensioenfonds binnen een periode van één jaar over minder waarden beschikt dan de hoogte van de voorziening pensioenverplichtingen. Gewenst eigen vermogen: Het vermogen dat nodig is ter dekking van de pensioenverplichtingen verhoogd met het vermogen dat nodig is om de toeslagambitie ook op de lange termijn na te komen. Het gewenst eigen vermogen is minimaal gelijk aan het vereist eigen vermogen. Berekening hiervan vindt plaats conform de wettelijke regels. Financieel Toetsingskader (FTK) De door DNB uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. GBM/GBV Zie Overlevingstafels. Herverzekering Het door een pensioenfonds geheel of gedeeltelijk onderbrengen van een pensioenregeling in een levensverzekeringsovereenkomst en/of het door een pensioenfonds onderbrengen van (extra hoge) risico’s bij een levensverzekeraar, zoals het overlijdensrisico en invaliditeitsrisico van deelnemers. Koopsom Eenmalige betaling die aan de uitvoerder van de pensioenregeling is verschuldigd en waarvoor een bepaalde pensioenaanspraak wordt ingekocht. In beginsel is een koopsom dus een eenmalige betaling. 76
Life Cycle Life Cycle staat voor "leeftijdafhankelijk beleggen", waarbij het beleggingsrisico afneemt naar mate de pensioenleeftijd nadert. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Nabestaandenpensioen Hieronder vallen weduwe-, weduwnaars- en wezenpensioen alsmede partnerpensioen. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. Overlevingstafels Overlevingstafels geven de gemiddelde overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer en worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte overlevingstafels afgeleid: GBM en GBV. De overlevingstafels worden aangevuld met jaartallen welke de waarnemingsperiode aangeven. Partnerpensioen Benaming voor een vorm van nabestaandenpensioen ten behoeve van de ongehuwde partner met wie een ongehuwde deelnemer aan de pensioenregeling een gezamenlijke huishouding voert, conform bepalingen in het pensioenreglement. Bij ministeriële resolutie van 23 maart 1988, Nr. DB/7016, zijn partnerpensioenregelingen aangewezen als pensioenregelingen in de zin van de Wet op de loonbelasting, mits voldaan wordt aan de in de Resolutie gestelde voorwaarden. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid betreffende pensioenen. De Pensioenwet werd voorafgegaan door de Pensioen- en Spaarfondsenwet. Rente termijn structuur (RTS) Maandelijks door De Nederlandsche Bank gepubliceerde marktrente met een looptijd van 1 tot 60 jaar, waarmee de toekomstige cashflow van de verplichtingen contant moet worden gemaakt. Toeslagverlening (indexatie) Hieronder wordt verstaan de aanpassingen van de ingegane pensioenen en/of premievrije aanspraken(voor pensioeningang) op basis van de stijging of daling van een indexcijfer dan wel een vast percentage. 77
Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor goed pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Visitatiecommissie De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan van externe onafhankelijke deskundigen dat toezicht houdt op het functioneren van het bestuur. De visitatiecommissie beoordeelt onder meer de procedures en de processen en de ‘checks en balances’ binnen het fonds. In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Visitatiecommissie die tenminste één keer in de drie jaar of vaker als daartoe aanleiding is – het functioneren van het bestuur toetst. De Visitatiecommissie wordt benoemd door het bestuur en bestaat uit ten minste drie onafhankelijke deskundigen. Waardeoverdracht Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
78
Colofon Uitgegeven door: Stichting Pensioenfonds Cargill B.V. Coenhavenweg 2 1013 BL Amsterdam Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM Groningen Telefoon 050 - 582 19 90 Fax 050 - 313 82 01 Internet: www.cargillpensioen.nl Email:
[email protected] Realisatie: TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
79