Inventarisatie wateraspecten ‘Haringbuys’ te Bloemendaal Rapport
Uitgebracht aan: Gemeente Bloemendaal Postbus 201 2050 AE OVERVEEN
AY39, RAP20100624.docx
24-6-2010
Projecttitel
:
Inventarisatie wateraspecten “Haringbuys” te Bloemendaal
Soort document
:
Rapport
Kenmerk
:
AY39, RAP20100624.docx
Opdrachtgever
:
Gemeente Bloemendaal
Opgesteld door
:
drs. W.P. Wuite
Senior projectleider
:
ir. N. Borreman
Paraaf opsteller
:
Paraaf senior projectleider : Datum
AY39, RAP20100624.docx
:
24 juni 2010
24-6-2010
Inhoudsopgave Tekst
pagina
1. Inleiding ...........................................................................................................1 1.1 Aanleiding .....................................................................................................1 1.2 Doelstelling ...................................................................................................1 1.3 Gebruikte informatie.......................................................................................1 1.4 Opzet rapportage ...........................................................................................2 2. Huidige situatie Haringbuys..................................................................................2 2.1 Topografie en huidige bestemming ...................................................................2 2.2 Bodemopbouw en geohydrologie ......................................................................3 2.3 Grondwater ...................................................................................................4 2.4 Oppervlaktewater ..........................................................................................6 2.5 Afvoer regenwater .........................................................................................7 2.6 Drainage.......................................................................................................7 2.7 Riolering .......................................................................................................8 2.8 Funderingen ..................................................................................................8 3. Visie, beleid en standpunten bevoegd gezag ...........................................................8 3.1 Visie water bij ruimtelijke planvorming ..............................................................8 3.2 Beleid en standpunten ten aanzien van het (grond)watersysteem .........................8
Bijlagen: 1. Overzichtstekening peilbuizen en oppervlaktewater 2. Isostijghoogtekaart met grondwaterstanden d.d. 28 januari 2002 3. Overzichtstekening huidige drainage 4. Overzichtstekening funderingstype met niveau kruipruimte en vloerpeil
AY39, RAP20100624.docx
24-6-2010
1
1. Inleiding 1.1 Aanleiding De gemeente Bloemendaal heeft het voornemen het gebied “Haringbuys” te gaan ontwikkelen voor woningbouw. Ten behoeve van een wijziging van het bestemmingsplan voor het gebied “Haringbuys” dient het proces van de watertoets doorlopen te worden. De watertoets is een procesinstrument om te waarborgen dat in ruimtelijke plannen voldoende rekening wordt gehouden met water. De watertoets beslaat het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Voor Stap Stap Stap Stap
het watertoetsproces dienen de volgende werkzaamheden te worden verricht: 1. Inventarisatie huidige hydrologische situatie en beleidskader; 2. Inventarisatie standpunten hoogheemraadschap; 3. Inventarisatie toekomstige waterhuishoudkundige situatie; 4. Rapportage waterparagraaf voor het vigerend bestemmingsplan.
1.2 Doelstelling Doelstelling van het onderhavig onderzoek is het uitwerken van de eerste twee stappen van het watertoetsproces, te weten: Stap 1. Inventarisatie huidige hydrologische situatie en beleidskader; Stap 2. Inventarisatie standpunten hoogheemraadschap. Hierbij is uitgegaan van de bestaande informatie en reeds uitgevoerde onderzoeken van de gemeente Bloemendaal en gegevens uit het archief van Wareco. 1.3 Gebruikte informatie In het archief van Wareco zijn gegevens verzameld met betrekking tot de bodemopbouw, oppervlaktewaterpeilen en (grond)waterstanden. Daarnaast is gebruik gemaakt van de volgende bodem- en (grond)wateronderzoeken: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
7. 8.
Waterplan Bloemendaal, kenmerk: kb39.060wwu.rap.doc d.d. 9 november 2007. Afkoppelkansenkaart Bloemendaal, Wareco, kenmerk: Kb39a.007do.rap d.d. 15 december 2005. Grondwatersysteem Bloemendaal, Wareco, kenmerk: Kb39b.004mel.rap d.d. 21 juni 2005. Knelpunten en kansen watersysteem Bloemendaal, Hoogheemraadschap van Rijnland, kenmerk: AvB en RS d.d. mei 2005. Visie 2050 en Beleid Waterplan Bloemendaal, Hoogheemraadschap van Rijnland, kenmerk: 060301 d.d. 3 mei 2006. Natuurvriendelijke oeveraanleg. Memo discussiepunten vanuit rapport Visie & Beleid ten behoeve van Stuurgroepvergadering 10 maart 2006, Hoogheemraadschap van Rijnland. Keur: Nota dempingen en verhard oppervlak, d.d. 1 september 2006. Drainageonderzoek Aerdenhout, Wareco, kenmerk kd60.005mru.rap d.d. 20 december 2007.
De tekst tussen [ ] verwijst naar bovenstaande bronnen.
AY39, RAP20100624.docx
24-6-2010
2
1.4 Opzet rapportage In hoofdstuk 2 is de beschrijving van de huidige situatie van het (grond)watersysteem opgenomen. Het beleidskader en de standpunten van het Hoogheemraadschap van Rijnland zijn opgenomen in hoofdstuk 3. 2. Huidige situatie Haringbuys 2.1 Topografie en huidige bestemming In figuur 1 is de topografische ligging van het plangebied weergegeven (zie bijlage1). Het plangebied wordt omsloten door de Zandvoorterweg, de Houtvaartkade, de Rijnegomlaan en de Klapheklaan. Het plangebied bestaat uit terrein A en terrein B. Terrein A heeft een oppervlak van 18.865 m2. Terrein B heeft een oppervlak van 6.386 m2. In het vigerende bestemmingsplan heeft het gebied een agrarische bestemming.
Terrein A
Terrein B
Figuur 1: Locatie plangebied ‘de Haringbuys’ Het plangebied is onbebouwd en deels in gebruik door een manege. Het landschap heeft een open karakter met enkele groepen bomen. In het gebied ‘de Haringbuys’ varieert het maaiveld van circa NAP +2,0 m in het westen tot circa NAP 0,0 m in het oosten [3], zie figuur 2.
AY39, RAP20100624.docx
24-6-2010
3
Figuur 2: Maaiveldhoogte 2.2 Bodemopbouw en geohydrologie Op basis van informatie uit de rapportages [3] en [8] zijn de volgende lagen onderscheiden: Freatisch watervoerend pakket Dit pakket wordt direct beneden maaiveld aangetroffen en bestaat uit ophoogmateriaal en de jonge en/of oude Duin- en Strandafzettingen. De dikte van het pakket varieert van minder dan 1 m tot 2 à 3 m. De gemiddelde doorlatendheid van de toplaag wordt op basis van metingen [3] geschat op 1,8 m/dag. De doorlaatfactor ter plaatse van peilbuis 102 is bepaald op respectievelijk circa 2,1 m/dag. Lokaal kunnen door verstoringen (puin, klei) sterke afwijkingen van de doorlatendheid optreden. De bovenste waterscheidende laag De bovenste waterscheidende laag wordt gevormd door de lokaal aangetroffen veenlaag en heeft een gemiddelde dikte van circa 1 m. De verticale hydraulische weerstand (c) is evenredig met de dikte van de veenlaag en kan derhalve sterk variëren. Op basis van literatuurgegevens wordt de verticale weerstand van dit pakket geschat op circa 500 dagen. Daar waar de scheidende laag ontbreekt is er sprake van direct hydraulisch contact tussen het freatisch en het wadzandpakket.
AY39, RAP20100624.docx
24-6-2010
4
Wadzandpakket Het wadzandpakket wordt gevormd door de oude Duin- en Strandzanden en de zandige tot kleiig zandige (geul)afzettingen. De gemiddelde dikte van het wadzandpakket bedraagt circa 15 tot 20 m. Het wadzandpakket is een zeer heterogeen pakket, met meer zandige en meer kleiige delen. De basis van het wadzandpakket bevindt zich op een gemiddelde diepte van circa NAP -16 m. Eerste watervoerend pakket Het eerste watervoerend pakket wordt gevormd door de zandige Formaties van Twente en de afzettingen van de Eem Formatie. De bovenzijde van het eerste watervoerend pakket wordt aangetroffen op een gemiddelde diepte van circa NAP -20 m. De dikte bedraagt gemiddeld circa 40 m. De doorlaatfactor van het eerste watervoerend pakket is gemiddeld circa 35 tot 50 m/dag. 2.3 Grondwater Grondwaterstroming De regionale grondwaterstroming in zowel een zomer- als winterperiode is oostelijk gericht. Het grondwater stroomt vanuit het duingebied naar de dieper gelegen polders ten oosten van Haarlem. Lokaal wordt het stromingspatroon beïnvloed door de drainerende werking van de waterlopen, duinrellen en de aanwezige drainagesystemen, zie figuur 3.
Figuur 3: Freatische grondwaterstand, representatieve natte periode
AY39, RAP20100624.docx
24-6-2010
5
In een representatief natte periode varieert de gemiddelde freatische grondwaterstand in de omgeving van het plangebied van meer dan NAP +4,5 m ter plaatse van de oostelijk gelegen duingebieden tot circa NAP -0,5 m aan de oostelijke gemeentegrens met Heemstede. Aan het verloop van de isostijghoogtelijnen is zichtbaar dat de sloten en duinrellen in een natte periode een ontwaterende functie hebben. In het onderzoeksgebied ‘De Haringbuys’ varieert de freatische grondwaterstand van circa NAP +0,5 m in het oosten tot circa NAP -0,5 m in het westen (bij de Houtvaart). In bijlage 2 zijn isostijghoogtelijnen voor De Haringbuys in detail weergegeven. Te zien is hoe de sloten en greppels de grondwaterstroming beïnvloeden. Ontwateringsituatie Op basis van de (met het grondwatermodel berekende) grondwaterstanden is de ontwateringsdiepte, de afstand vanaf het maaiveld tot aan de grondwaterstand, in de gemeente Bloemendaal berekend voor een representatief natte periode [3]. Als gevolg van (extreme) neerslagpieken kan (kortdurend) sprake zijn van een kleinere ontwateringsdiepte dan berekend. In figuur 4 is de ontwateringsdiepte weergegeven voor een representatief natte periode. Zoals blijkt uit de figuur is in een deel van het onderzoeksgebied sprake van een ontwateringsdiepte kleiner dan 0,7 m. Dit gebied bevindt zich in het noordoostelijk deel van de Haringbuys.
Figuur 4: Ontwateringsdiepte in een representatieve natte periode
AY39, RAP20100624.docx
24-6-2010
6
De geringe ontwateringsdiepte in de landbouw- en poldergebieden is in belangrijke mate het resultaat van een geringe drooglegging, de afstand tussen het maaiveld en het oppervlaktewaterpeil in deze gebieden. De stedelijke gebieden met een geringe ontwateringsdiepte betreft van oudsher natte gebieden met een relatief hoge grondwaterstand. Deze hoge grondwaterstand is het gevolg van kwel vanuit het hogere duingebied. Ook de aanwezigheid van veenlagen in de ondiepe ondergrond speelt een rol. Hierdoor infiltreert hemelwater slechts langzaam in de bodem naar diepere watervoerende lagen. Bij de bouwplannen dient rekening te worden gehouden met het voorkomen van (te hoge grondwaterstanden. Intentie is om het toepassen van drainage zoveel mogelijk te beperken vanuit duurzaamheidoverwegingen voor het watersysteem. De voorkeur geniet om grondwateroverlast tegen te gaan door ophogen of kruipruimteloos bouwen. Indien dit door bouwkundige redenen niet mogelijk blijkt te zijn, dan dient het drainagesysteem robuust en duurzaam te worden aangelegd. Daarnaast dient het systeem dan adequaat onderhouden te kunnen worden. 2.4 Oppervlaktewater In bijlage 1 is het oppervlaktewater in de omgeving van het plangebied ‘de Haringbuys’ weergegeven. Ten oosten van het onderzoeksgebied loopt de Houtvaart met een boezempeil van NAP -0,64 m. Dit boezemwater staat in directe verbinding met de westelijke watergangen in het plangebied en de oostelijke watergangen van de nieuwbouwwijk Vogelpark. Waar de Houtvaart langs het plangebied loopt is de watergang het smalst. Ten zuiden van het onderzoeksgebied loopt een duinrel in een duiker naar de Houtvaart. Deze duiker ligt onder het fietspad ten zuiden van de Zandvoorterweg. In het plangebied ‘de Haringbuys’ zijn meerdere watergangen aanwezig. De zuidelijke watergang parallel aan de Zandvoorterweg is aangesloten op de Houtvaart middels een duiker. De watergang parallel aan de Rijnegomlaan staat in open verbinding met de Houtvaart. Deze watergang wordt door bewoners gebruikt als ligplaats voor (kleine) boten. Bij het naderen van de Klapheklaan wordt de watergang smaller en het wateroppervlak kleiner. Daarnaast zijn in het onderzoeksgebied diverse greppels aanwezig. Bij de ingang van de manege zijn greppels rond de rijbak gesitueerd. Langs het zuidwestelijke deel van het weiland lopen enkele greppels. Tijdens een veldinspectie d.d. 16-06-2010 stroomde een minieme hoeveelheid water door deze greppels richting de aanwezige sloten. Mondeling werd door de heer R. Severijnse van het hoogheemraadschap meegedeeld dat vermoed wordt dat de greppels rondom de manege onderbemalen worden. Het hoogheemraadschap is dit momenteel aan het uitzoeken. Meer duidelijkheid zal dan gegeven worden over de situering van het systeem, het debiet, de gebruikers en of het systeem nog functioneert. Deze gegevens zullen in de volgende deel van dit onderzoek worden meegenomen.
AY39, RAP20100624.docx
24-6-2010
7
Bij de bouwplannen dient rekening te worden gehouden met het behoud van het oppervlaktewater en de duinrel. Indien watergangen worden gedempt dan dient in het plangebied compensatie plaats te vinden. Daarnaast hebben de watergangen een drainerende functie. Watergangen moeten de mogelijkheid behouden om gebaggerd te kunnen worden. Dit om de ontwaterende en afwaterende functie te behouden[1], [5], [6] en [7]. Het stopzetten van de vermoede onderbemaling zal de grondwaterstand doen laten stijgen. Deze gegevens van de onderbemaling wordt momenteel door het hoogheemraadschap onderzocht en dienen in het vervolgonderzoek meegenomen te worden. 2.5 Afvoer regenwater In Bloemendaal is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Het water van het verhard oppervlak wordt gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Bij nieuwbouwprojecten dient een verbeterd gescheiden rioolstelsel aangelegd te worden, waardoor alleen afvoer van vuilwater plaatsvindt en hemelwater in de bodem kan infiltreren of kan worden afgekoppeld en afgevoerd naar het dichtstbijzijnde oppervlaktewater [1] en [2]. Nagenoeg het gehele gebied heeft een ontwateringsdiepte van minder dan één meter. In het beleidsplan is dat als criterium genomen om regenwater niet in de bodem te mogen infiltreren maar af te voeren naar het oppervlaktewater. Voor de nieuwe woningen in het plangebied zal het regenwater worden afgevoerd naar het oppervlaktewater. De bouwplannen bieden een kans om de achterzijde van de woningen, liggend aan het plangebied, af te koppelen naar het oppervlaktewater. Dit vormt een particulier initiatief waar de gemeente geen verantwoordelijkheid in heeft. - Bij realisatie van de bouwplannen dient het regenwater afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater. Rekening dient dan ook te worden gehouden met het gebruik van niet uitloogbare materialen. 2.6 Drainage In een groot aantal wijken in Bloemendaal zijn drainagesystemen aangelegd om grondwateroverlast te voorkomen. In bijlage 3 is weergegeven waar zich drainagesystemen bevinden in de omgeving van het plangebied. In de straten ten noorden van het onderzoeksgebied is drainage aangelegd [8]. Het drainageinstelniveau varieert van NAP +0,30 m in de Klapheklaan tot NAP -0,40 m in de Rijnegomlaan. In de Distellaan varieert het instelniveau van NAP -0,20 m tot NAP -0,40 m. Er is drainage aanwezig in Clematislaan met een instelniveau van NAP -0,20, de Asterlaan sluit op de Clematislaan aan met een gelijk instelniveau. De drainage loopt verder in De Waal Malefijtlaan waar deze aansluit op de Houtvaartkade, het instelniveau is hier NAP -0,40 m. De Oosterduinweg en het Van Kempenhof hebben beiden een instelniveau van NAP +0,30. Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich de drainage van de Zandvoorterweg met een instelniveau van NAP -0,39 m. De T. van Berkhoutlaan, Zonnebloemlaan, Verbenalaan en Dahlialaan sluiten hierop aan met hetzelfde instelniveau van NAP -0,39 m.
AY39, RAP20100624.docx
24-6-2010
8
Het is niet bekend of er drainage is aangelegd in het onderzoeksgebied zelf. Door het landelijk karakter van het gebied wordt dit niet aannemelijk geacht. 2.7 Riolering In Bloemendaal is een gemengd rioolstelsel aanwezig. Het water van het verhard oppervlak wordt gezamenlijk afgevoerd naar de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI). Bij nieuwbouwprojecten dient een verbeterd gescheiden rioolstelsel aangelegd te worden, waardoor alleen afvoer van vuilwater naar de RWZI plaatsvindt. 2.8 Funderingen Een aantal woningen rondom het plangebied is gefundeerd op staal. Van de overige woningen zijn geen gegevens beschikbaar, zie bijlage 4. Het vloerpeil aan de Rijegomlaan 41 is bepaald op NAP + 0,85 m en het niveau van de kruipruimte is NAP +0,05 m. De T. van Berkhoutlaan heeft een vloerpeil van NAP +1,02 m, het niveau van de kruipruimte is NAP +0,37 m. 3. Visie, beleid en standpunten bevoegd gezag 3.1 Visie water bij ruimtelijke planvorming Water is in Bloemendaal een medeordenend element in de ruimtelijke planvorming. In bestemmingsplannen is een (grond)waterparagraaf op basis van de wettelijk vastgelegde watertoets opgenomen. Het grondwatersysteem van Bloemendaal vormt een samenhangend geheel met de oppervlaktewaterstructuur van het gebied. Het oppervlaktewatersysteem is toegerust om de toevoer van extra grondwater van het gewijzigde grondwatersysteem op te vangen. Grondwater is mede ordenend en mede sturend op het gebied van stedelijke uitbreiding en landschappelijke ontwikkeling. Het (duin)watersysteem is op veranderingen, zoals stedelijke uitbreiding en klimaatverandering, berekend. Dat wil zeggen dat het relatief schone gebiedseigen duinen hemelwater zoveel mogelijk ter plekke wordt vastgehouden/geïnfiltreerd en anders geborgen wordt in een netwerk van oppervlaktewater en benedenstrooms gelegen vernatte graslanden. Het huidige watersysteem heeft geen grondwateroverlast tot gevolg. De waterstructuur vormt een samenhangend geheel (een waternetwerk) dat zorgt voor een goede ontwatering, afwatering en berging van het eigen hemelwater. 3.2 Beleid en standpunten ten aanzien van het (grond)watersysteem De belangrijkste standpunten van de gemeente en het waterschap die betrekking hebben op de Haringbuys zijn hieronder kort weergegeven [1], [5], [6] en [7]. Bestaande watergangen dienen verbreed en/of verlengd te worden en bij voorkeur met elkaar in verbinding te worden gebracht. Oude duinrellen dienen (weer) verbeterd en open te worden gelegd. De afvoerlengtes van de duinrellen moet gemaximeerd worden en bestaande duinrellen worden niet gedempt.
AY39, RAP20100624.docx
24-6-2010
9
De Houtvaart heeft een belangrijke functie als duinrel en deze kan worden versterkt in het nieuw te ontwikkelen plan. De bergingscapaciteiten van de Houtvaart zijn in de huidige situatie niet volgens de voorwaarden in het Waterplan. Bij nieuwbouwontwikkelingen dient minimaal 15% van de toename aan verhard oppervlak te worden gecompenseerd als extra oppervlaktewater binnen hetzelfde peilvak. Bij nieuw stedelijk gebied moet worden voorkomen dat de waterbergings- behoefte wordt afgewenteld op het omliggende gebied. Ten minste 50% van alle oevers is natuurvriendelijk ingericht. Vanaf 2005 is het openbaar terrein bij nieuwbouwontwikkelingen maximaal afgekoppeld. Regenwater mag niet via de riolering worden afgevoerd, maar dient vastgehouden te worden. In het gebied is door de geringe ontwateringsdiepte, infiltratie in de bodem niet mogelijk. Regenwater dient afgevoerd te worden naar het oppervlaktewater. Afkoppelen van particulier terrein wordt actief gestimuleerd. Grondwateroverlast in woongebieden dient voorkomen te worden. Aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk daar de ontwateringsdiepte kritisch of te gering is. Bij nieuwbouw worden duurzame bouwtechnische maatregelen toegepast (dubomaatregelen). Daar waar bij bestaande bouw wordt afgekoppeld, zijn dubo maatregelen noodzakelijk.
AY39, RAP20100624.docx
24-6-2010
BIJLAGEN