Inleiding tot het economische recht Contactpersoon:
[email protected] woensdag 03/10/2012 Indelingen van het objectief recht: Afdeling 1: Publiek- en privaatrecht: Publiekrecht: regels rond werking/organisatie van overheidsinstellingen en de verhouding tussen overheid (als overheid) en burgers (vaak dwingend recht) Voorbeelden: - grondwettelijk recht - administratief recht - straf- en strafprocesrecht - belastingrecht Privaatrecht: regels rond relatie tussen burgers onderling (vaak aanvullend recht) Voorbeelden: - burgerlijkrecht - handelsrecht - vennootschapsrecht Gemengde rechtstakken: = rechtstakken die zowel een verband hebben met publiek- alsook privaatrecht Voorbeelden: - economisch recht - socialezekerheidsrecht Afdeling 2: Grondwettelijk recht/constitutioneel recht = behoort tot het publiekrecht = handelt over normen die in de grondwet van de Staat werden vastgelegd Twee grote groepen: - fundamentele regels in verband met de organisatie en structuur van de Staat - fundamentele rechten bij de verhouding tussen burgers en de Staat Afdeling 3: Administratief recht = behoort tot het publiekrecht = regels die werking en organisatie van het bestuur regelen Het bestuur: - uitvoerende macht (federale regering en regeringen gemeenschappen/gewesten) - administratieve overheden (provincies/gemeenten) - overheidsinstellingen met openbare dienst ! omvat alsook motiveringsplicht en hoorplicht
Afdeling 4: Strafrecht = behoort tot het publiekrecht = regels omtrent het optreden van de overheid tegen bepaalde gedragingen van personen (opsomming misdrijven, de kenmerken van de misdrijven en eventuele sancties) ! overheid heeft monopolie op geweld Afdeling 5: Stafprocesrecht = behoort tot het publiekrecht = regels omtrent het opsporen, vervolgen, onderzoeken en berechten van misdrijven Afdeling 6: Belastingrecht = behoort tot het publiekrecht = rechten van de overheid met betrekking tot bepaling, inning en betwisting van belastingen Belastingen: heffingen (zonder aanwijsbare tegenprestatie) waar de overheid zijn betalingen meedoet. Afdeling 7: Internationaal publiekrecht (of volkenrecht) = behoort tot het publiekrecht = regels rond verhoudingen tussen: - nationale staten - staten - internationale organisaties Bevat meerdere andere takken: - gewoonterecht - diplomatiek recht - verdragsrecht - oorlogsrecht - recht van (niet-)gouvernementele organisaties - internationale gerechtshoven Afdeling 8: Gerechtelijk privaatrecht = behoort tot het privaatrecht = regels rond procedure van burgerlijke rechtbanken (organisatie, samenstelling, …) Afdeling 9: Burgerlijk recht = behoort tot het privaatrecht = regelt verhouding tussen burgers (exclusief de bijzondere regels) = terug te vinden in Burgerlijk Wetboek Burgerlijk recht - vermogensrecht - zakenrecht: betrekking zakelijke rechten (eigendomsrecht e.a.) - verbintenissenrecht: regelt ontstaan, inhoud en uitvoering van verbintenissen - contractrecht - Personen-/familierecht: bepaalt de staat v/d persoon (naam, woonplaats, nationaliteit, …) - Familiaal vermogensrecht: regelt vermogensrechtelijke gevolgen van familiale verhoudingen
- erfrecht - huwelijksvermogensrecht Afdeling 10: Handelsrecht = behoort tot het privaatrecht = afwijkend privaatrecht van toepassing op handelaars en koophandel (voornamelijk terug te vinden in Wetboek van Koophandel) Afdeling 11: Vennootschapsrecht = behoort tot het privaatrecht = afwijkend privaatrecht van toepassing op economische vennootschappen Wanneer vennootschap: terug te vinden in Codex Afdeling 12: Socialezekerheidsrecht = behoort tot publiekrecht en privaatrecht = vorm van sociaalrecht = bevat garanties die overheid biedt aan sociaal zwakkere groepen = alsook regels over innen en uitbetalen v/d sociale zekerheid Arbeidsrecht: = vorm van sociaalrecht = regels omtrent arbeid = regels rond verhouding tussen werknemers en werkgevers Afdeling 13: Economisch recht: = behoort tot publiekrecht en privaatrecht = regels rond ingrijpen overheid binnen economie (Voorbeelden: mededingingswet, eetwarenreglementering, vestigingswetgeving) = straffen op schenden van economisch recht zijn: economisch strafrecht
De rechtstaat: Recht geldt enkel voor bepaald domein en is verbonden met dit domein (vaak een staat) Rechtstaat: uitvaardigen, toepassen en naleven van rechtsregel in bepaalde Staat via door recht geregelde procedures = geen hoogste (dictatuur) leider die beslist = regels gelden voor onderhorigen en gezagsdragers = vaak hand in hand met democratie = rechten onderhorigen staan in grondwet (hebben ook inspraak op wijzigingen) Kenmerk van rechtstaat en democratie: Scheiding der machten (Montesquieu) = in grondwet vastgelegde verschillende functies van de staat - wetgevende macht - uitvoerende macht - rechterlijke macht doel: machtsconcentraties vermijden Bronnen van het recht: 1. De wet = van bindende aard - Materiële wet: algemene rechtsregels met onpersoonlijk karakter Voorbeeld: Burgerlijk wetboek - Formele wet: beslissingen v/d wetgevende macht = deel v/d materiële wet, uitgevaardigd door wetgever Wetgever: decreet, gemeenschappen, kamer, senaat, koning, ordonnanties (Brussel Hoofdstedelijke raad) 2. Het gewoonterecht = van bindende aard = gevestigde gebruiken die door de rechtsgenoten aanzien worden als bindende rechtsregels (vaak een bepaalde traditie aan de basis – zeker van toepassing in handelsrecht) Voorbeeld (bindende regel op gewoonterecht): - Aansprakelijkheid voor gelijke delen (aanvullend recht) = alle partijen die contract afsloten draaien op - Hoofdelijke aansprakelijkheid = schuldeiser mag zelf beslissen wie opdraait (andere verdeling van schuld) illustratie: meerdere handelaars, één iemand kan aangesproken worden voor alle schuld = voornamelijk voordelen voor schuldeiser: - schuldeiser kan simpele procedure uitvoeren - wanneer iemand niet kan betalen, kan iemand anders er voor opdraaien
3. Algemene rechtsbeginselen = van bindende aard = door de rechtspraak gecreëerde rechtsprincipes = basisprincipes voor de rechtsorde, worden als “normaal” aanzien Voorbeeld: rechter moet beide partijen aanhoren 4. Rechtspraak = van gezaghebbende aard (het is niet verplicht deze regels te volgen, niet-bindend) = geheel van uitspraken van rechtscolleges waarbij rechtsgeschillen worden beslecht = rechters zijn niet verplicht andere rechters te volgen (zelf niet als deze hoger zijn in rang) 5. Rechtsleer = van gezaghebbende aard = uitspraken van derden die rechters inspireren en/of beïnvloeden Voorbeeld: uitspraken van professoren en/of auteurs over een bepaald onderwerp waar niet echt duidelijkheid over bestaat Het rechtssubject: 1. Natuurlijke persoon = elk persoon van vlees en bloed = bezit basisrechten en plichten ! bepaalde rechten kan men verliezen door veroordeling ! Burgerlijke dood: het verlies van alles rechten (bestaat niet meer) = voorbeeld zijn slaven of verbannen personen (hebben geen recht, je mag er alles meedoen) 2. Rechtspersoon = samenwerkingen tussen personen op grond van overeenkomst = overheidsinstellingen met bepaald doel (Staat, gewesten, gemeenten, EU, …) Vaak heeft een rechtspersoon een vertegenwoordiging van natuurlijke personen Rechtspersonen en natuurlijke personen verschillen: (specialisatiebeginsel) - natuurlijk persoon kan bijvoorbeeld trouwen - rechtspersoon kan niet trouwen, het is nl. een “overeenkomst”, bedrijf, instelling Publiekrechtelijke rechtspersonen: = overheidsorganen en instellingen door overheid met staatsgezag bekleed Voorbeelden: staat, gewesten, gemeenschappen, provincies, gemeenten... Bevoegdheid hangt meestal af van gebied en maatschappelijk belang ! zowel openbare diensten als ondernemingen op overheidsinitiatief worden meegerekend Privaatrechtelijke rechtspersonen: = instellingen of groeperingen door privaat initiatief ontstaan met rechtspersoonlijkheid Voorbeelden: (zie pagina 52) - vennootschappen - verenigingen zonder winstoogmerk - stichtingen - beroepsverenigingen
Subjectieve rechten: = op objectief recht gesteunde aanspraken die een persoon toelaten op een bepaalde manier te handelen Mensen zijn handelingsbekwaam, al zijn er uitzonderingen: Voorbeelden: - elk minderjarig persoon - dementerende - verkwisters (gokverslaafden) -… Vaak wordt er bij handelingsonbekwaamheid een curator aangesteld die beslissingen neemt voor de zwakkere partij 1. Politieke rechten = rechten van personen t.o.v. de overheid - politieke vrijheden: vrijheid om zich in democratie te ontplooien - participatierechten (democratie): burger kan meedoen aan overheidsbeleid (stemrecht) - sociaaleconomische rechten: burgers hebben recht op goede publieke goederen en financiële tegemoetkomingen 2. Civiele rechten = rechten van burgers t.o.v. medeburgers Twee grote groepen: - patrimoniale rechten: rechten waardeerbaar in geld Voorbeelden: - zakelijkrecht: recht tot rechtstreekse aanspraak van een persoon op een zaak (wanneer je iets koopt, wordt dit je eigendom) Verschillende soorten zakelijkrecht: - eigendomsrecht - erfdienstbaarheden - recht van erfpacht - recht van opstal - vorderingsrecht/persoonlijk recht: recht tot aanspraak op een prestatie vanwege een persoon wanneer je contractafsluit (voorbeeld voor Thuis te zien) heb je recht om dit ook effectief te gaan zien - niet-patrimoniale rechten: rechten niet-waardeerbaar in geld (vallen buiten de handel) Voorbeelden: - persoonlijkheidsrecht: recht op eer, goede naam, privacy en berouw - familiale rechten: rechten in verband met de onderlinge situatie tussen een persoon en zijn familie (huwelijk, ouderschap, voogdij, adoptie, afstamming…)
Indeling ook mogelijk via: - Vorderingsrechten of persoonlijke rechten: zie hierboven - Intellectuele rechten: = behoren tot de patrimoniale rechten = geen betrekking op zaak of persoon, wel op onlichamelijke voorwerpen of geestelijke voortbrengselen Voorbeelden: - auteursrecht (zowel patrimoniaal als niet/extra-patrimoniaal) - octrooirecht - merkenrecht Rechtsfeit en rechtshandeling: Rechtsfeit: elk feitelijk gegeven (gebeurtenis, situatie, handeling) waar in het objectief recht juridische gevolgen zijn aangekoppeld Drie soorten: - feiten die voorvallen zonder menselijk handelen (de geboorte, pensioenleeftijd bereiken) - feiten die onbewust voor rechtsgevolgen zorgden (iemand slaat een ander) - feiten die bewust voor rechtsgevolgen zorgden (behoort tevens tot rechtshandelingen) Rechtshandeling: handeling die zorgt dat de persoon zijn rechtsgevolgen bewust wijzigen = rechtsgevolgen beïnvloeden de rechtstoestand van een persoon = hij krijgt/verliest/wijzigt rechten/verplichtingen die hij reeds bezat Voorbeelden: - adopteren van een kind - afsluiten van een contract - aanmaken van een testament Partijen: zij veroorzaken de rechtshandeling Rechtsopvolgers: zij nemen de rechtshandeling over (worden erdoor beïnvloeden) Verbintenisrecht: het geven, doen of niet doen voortvloeiend uit rechtshandelingen Voorbeeld: - meerzijdig verbintenisrecht: het afsluiten van een contract - eenzijdig verbintenisrecht: het beloven van een beloning (je hond loopt weg, €300 euro voor vinder, verplicht dit te geven)
Onrechtmatige daad: = verbintenissen die voortvloeien uit menselijke handelingen waar de wet rechtsgevolgen aan vastknoopt Voorbeeld: - je veroorzaakt botsing, moet je voor opdraaien Aansprakelijkheidsrecht: = Art. 1382 / 1383 Burgerlijk Wetboek Enkel voor handeling die objectief onrechtmatig is en waarvan de onrechtmatigheid ook aan de dader kan worden gekoppeld, zal leiden tot schuld = als een slachtoffer de “schuld” van een dader niet kan aantonen, zal hij niet vergoed worden Objectieve-/risico aansprakelijkheid: wet die het mogelijk maakt om in bepaalde situaties schuld toe te kennen zonder dat de onrechtmatigheid moet worden aangetoond Voorbeeld: Uitbaders van een kerncentrale dragen bij een eventuele ontploffing altijd schuld, zelf wanneer de ontploffing werd veroorzaakt door een natuurramp. Ze namen namelijk het risico om een kerncentrale op te starten en uit te baden, het nemen van dit risico gaat gepaard met het dragen van de schuld Quasi-contracten: Zaakwaarneming: het beperken van schade voor derden en het recht om de kost voor deze schadebeperking in te brengen Voorbeeld: Buur zijn dak zakt in, hij is er niet. Je herstelt dit dak voor €500 euro, waardoor heel zijn woonst wordt gered van overvloedig veel water. Buur komt terug thuis en is verplicht de €500 terug te betalen. Onverschuldigde betaling: bij betaling naar een verkeerd persoon, is deze persoon verplicht het bedrag terug te storten. Hij die fout stortte, dient wel op de draaien voor de eventuele kosten. Voorbeeld: Iemand stort €500 op mijn rekening en eist dit terug, ik ben verplicht dit terug te storten, maar kan eventuele kosten wel aanrekenen Verrijking zonder oorzaak: iemand wordt verarmd, een ander verrijkt, zonder juridische oorzaak (staat niet in Burgerlijk Wetboek)
Aansprakelijkheid van eigen foutieve daad: = Art. 1382 / 1383 Burgerlijk Wetboek Drie basis elementen nodig: - fout - schade - oorzakelijk verband 1. Fout = onrechtmatig handelen en schuldbekwaamheid/toerekenbaarheid aan dader Onrechtmatig handelen: - schending van specifieke regel: makkelijk aantoonbaar voor een slachtoffer (al zal dader proberen aan te tonen dat de overtreding niet aan hem te wijten, onvermijdbaar was) - schending van zorgvuldigheidsnorm: zich niet gedragen als een zorgvuldig en normaal persoon = mens is verplicht zich te gedragen als bonus pater familias (goede huisvader) Voorbeeld: iemand sterft door ingrijpen van een arts, is dit strafbaar? Men kijkt naar wat een “normale, zorgvuldige” arts zou gedaan hebben en/of dit strookt met het gebeuren waardoor de persoon stierf Schuldbekwaamheid en toerekenbaarheid = bij het begaan van een fout, moet men nagaan of de dader in staat was zijn fout te beseffen/voorkomen Voorbeeld: - kinderen zijn pas schuldbekwaam vanaf 7 jaar. Daarvoor geen vooruitziendheid - geesteszieken zijn niet schuldbekwaam Men moet de schuld ook kunnen “toerekenen” aan de dader = overmacht kan iemand ontoerekenbaar verklaren 2. Schade =slachtoffer moet kunnen aantonen dat er verlies is van patrimoniaal en extra-patrimoniaal voordeel ! ook toekomstige schade kan men aanrekenen, zolang deze maar zeker is ! zowel materiële als morele schade kunnen vergoed worden 3. Oorzakelijk verband = aantonen verband tussen fout en schade = aantonen dat de schade zich ook niet had voorgedaan wanneer de fout niet werd gemaakt (= equivalentieleer) ! wanneer het slachtoffer zelf een fout is begaan, waardoor de schade toenam, zal hij niet vergoed worden 4. Vergoeding van de schade = wanneer men 1, 2 en 3 kan aantonen, zal het slachtoffer recht hebben op een vergoeding = de vergoeding tracht het slachtoffer terug in de situatie te plaatsen voor de schade
Aansprakelijkheid voor de daad van personen, zaken en dieren waarvoor men instaat: = Art. 1384 Burgerlijk Wetboek We kunnen ook kwalitatief aansprakelijk zijn = aansprakelijk kan oplopen omwillen van een bepaald hoedanigheid = naast de eigenlijke schuldig, wordt nog iemand aansprakelijk gesteld die eerder in staat zal zijn om de schadevergoeding te betalen Voorbeelden: - een ouder voor zijn kind - een werkgever voor zijn werknemer 1. Aansprakelijkheid voor personen waarvoor men instaat - Als ouder voor minderjarige kinderen = ouder is aansprakelijk want ze staan in voor de opvoeding/toezicht op het kind uitzondering: als ouder kan aantonen dat toezicht en opvoeding goed was ! geldt ook voor ouders van schuldonbekwame (-7 jaar) kinderen - Als werkgever voor werknemers die fouten begaan in hun functie enkel bij een volgende voorwaarden: - een band van ondergeschiktheid - een fout van aangestelde of kwalitatieve aansprakelijkheid - tijdens de bediening waarvoor aangesteld - Als onderwijzer voor leerlingen = onderwijzers aansprakelijk voor foutief gedrag minderjarige én meerderjarige leerlingen wanneer deze onder hun toezicht staan uitzondering: als onderwijzer kan aantonen dat het toezicht goed was 2. Aansprakelijkheid voor zaken/dieren waarvoor men instaat - Aansprakelijk voor schade verricht door zaken waarvan men bewaarder is ! bewaarder ≠ eigenaar: vervoerder, aannemer, huurder, … is ook bewaarder - Aansprakelijk voor schade verricht door dieren waarvan men eigenaar is - Aansprakelijkheid voor schade verricht door het instorten van gebouwen waarvan men eigenaar is ! bewoner moet niet opdraaien, wel eigenaar moet zorgen voor de goede staat v/h gebouw