AthenaSummary Universiteit van Amsterdam Faculteit der Rechtsgeleerdheid – Bachelorjaar 3 Ondernemingsecht Supplement: jurisprudentie Inhoudsopgave Week 1: Inleiding; verschillende rechtsvormen van de onderneming; handelsregister Blz. 3 Over de functie van het handelsregister: − HR 3 februari 1984, NJ 1984, 386 Café ’t Brouwertje − HR 28 juni 1996, NJ 1997, 58 Bodam Jachtservice (r.o. 3.3) Week 2: Oprichting, inbreng, vermogen en kapitaal Blz. 5 Over het eigen vermogen van kapitaalvennootschappen als waarborg voor de vennootschapscrediteuren: − HR 8 november 1991, NJ 1992, 174 Nimox Week 3: Interne organisatie en besluitvorming Blz. 6 Over de instructiebevoegdheid van AV jegens bestuur: − HR 21 januari 1955, NJ 1959, 43 Forumbank − Pres. Rb Arnhem 28 december 1987, KG 1988, 37 Amstelland − HR 13 juli 2007, NJ 2007, 434 ABN AMRO Over het ontslag van een bestuurder: − HR 26 oktober 1984, NJ 1985, 375 Sjardin − HR 4 december 1992, NJ 1993, 271 Meijers/Mast Over bevoegdheden van de ondernemingsgraad: − HR 26 januari 1994, NJ 1994, 545 Heuga Week 4: Aansprakelijkheid van de vennootschap, vertegenwoordiging Blz. 10 Over vertegenwoordiging van personenvennootschappen: − HR 26 juni 1981, NJ 1982, 1 Van Willigen Vuren HR 3 december 1971, NJ 1972, 117 Hotel Jan Luyken Over vertegenwoordiging van kapitaalvennootschappen: − HR 17 december 1982, NJ 1983, 480 Bibolini Over aansprakelijkheid van de vennootschap uit onrechtmatige daad: − HR 6 april 1979, NJ 1980, 34 Kleuterschool Babbel Over aansprakelijkheid in concernverhoudingen: − HR 19 februari 1988, NJ 1988, 487 Albada Jelgersma Over aansprakelijkheid op grond van vereenzelviging: − HR 13 oktober 2000, NJ 2000, 698 Rainbow
Week 5: Aansprakelijkheid van vennoten, aandeelhouders, bestuurders en commissarissen Blz. 13 Over de aansprakelijkheid van bestuurders en commissarissen van een NV/BV: − HR 2 december 1994, NJ 1995, 288 Poot/ABP − HR 28 juni 1996, NJ 1997, 58 Bodam − HR 10 januari 1997, NJ 1997, 360 Staleman/Van de Ven − HR 8 juni 2001, JOR 2001/171 Panmo − HR 29 november 2002, NJ 2003, 455 Berghuizer Papierfabriek − HR 20 oktober 2006, NJ 2007, 2 Van Schilt/Jansen − HR 8 december 2006, NJ 2006, 659 Ontvanger/Roelofsen Over aansprakelijkheid van de vennoten: − HR 3 december 1971, NJ 1972, 117 Hotel Jan Luyken − HR 13 december 2002, JOR 2003, 32 Bon Appetit Week 6: Geschillen en enquête Blz. 19 Over toepassing van de wettelijke geschillenregeling: − OK 20 november 1997, NJ 1998, 392 Hooymans Over toepassing van het enquêterecht: − HR 10 januari 1990, NJ 1990, 466 OGEM
In ons streven naar perfectie zetten wij alles op alles om een volledige samenvattingen beschikbaar te stellen. Mochten wij onverhoopt toch punten over het hoofd hebben gezien of verkeerd hebben genoteerd, schroom dan niet om dat terstond te melden. Dit geldt voor alle op-‐ en aanmerkingen. Onze klachtenlijn is te vinden op www.athenasummary.nl 2 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
WEEK 1
HR 3 februari 1984, NJ 1984, 386 Café ’t Brouwertje Casus/feiten Caféhouder bestelt glaswerk bij Geho. Betaalt niet. Hoewel geen eigenaar meer, staat Damen nog bij de KvK ingeschreven als eigenaar van Café ’t Brouwertje. Het het café is inmiddels verkocht. Geho spreekt daarop Damen aan. Rechtsvraag Kan een feit dat niet in het Handelsregister stond aan een derde worden tegengeworpen wanneer de derde onkundig is? Geldt dit ook indien de derde het Handelsregister destijds nog niet had geraadpleegd? Belangrijke Er is geen beroep tegenover onkundige derden mogelijk op onjuiste, rechtsoverweging/ onvolledige of niet-‐ingeschreven feiten (zelfs al heeft die derde het essentie Handelsregister niet geraadpleegd). Het zou in strijd met een vlot lopend handelsverkeer zijn dat het register voor het afsluiten van elke transactie met het oog op een eventueel later van pas komen een beroep op de voormelde bepaling (art. 25 lid 3 Hrgw) zou moeten geraadpleegd. Relevante Art. 25 lid 3 Hrgw artikelen HR 28 juni 1996, NJ 1997, 58 Bodam Jachtservice Casus/feiten Mr. Pasma is curator in het op 9 juli 1987 uitgesproken faillissement van Bodam Jachtservice. De curator zegt dat hij de onkundige derde is en op grond van art. 31 Hrw bescherming verdient, ook al is hij curator van het bedrijf dat zich had moeten inschrijven. Het bestuur van Bodam heeft niet voldaan aan zijn verplichting de jaarrekening openbaar te maken (2:394). Het bestuur heeft ook niet aan haar boekhoudingsverplichting voldaan (2:14). Het bestuur heeft zijn taak onbehoorlijk vervult (2:248 lid 2) en er wordt vermoed dat dat een belangrijke oorzaak van het faillissement van Bodam is. Rechtsvraag Is de curator een derde in de zin van art. 31 Hrgw? Is het bestuur aansprakelijk? Belangrijke De Hoge Raad bepaalt dat de curator niet behoort tot de groep van rechtsoverweging/ beschermde derden. Hij is geen contractspartij. Zijn vordering berust essentie op de wet en vloeit niet voort uit een rechtsbetrekking op het aangaan waarvan het ontbreken van een juiste en volledige inschrijving in het handelsregister van het geen daarin wettelijk ingeschreven moet worden, in het algemeen van invloed kan zijn. Art. 31 Hrgw ziet op de vraag of als de derde werkelijk wist hoe het zat, hij de overeenkomst dan wel gesloten had. Daar komt bij dat de tekst en de strekking van art. 2:248 BW zich verzetten tegen toepassing van art 31 Hrgw in zaken als deze. Commissarissen zijn niet zelf gehouden de in art. 2:248 lid 2 BW bedoelde verplichtingen tot boekhouden en openbaar maken van de 3 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
Relevante artikelen
jaarrekening na te leven, ook niet als het bestuur in de nakoming daarvan tekortschiet. Het is wél de taak van de commissarissen taak op de nakoming door het bestuur van die verplichtingen toezicht te houden. Daartoe zullen zij zich door het bestuur moeten laten inlichten en het bestuur m.b.t. de nakoming van deze verplichtingen moet adviseren en zo nodig moeten ingrijpen bijvoorbeeld door een bestuurder te schorsen of zijn ontslag te bevorderen. Art. 2:138 BW Art. 2:248 BW Art. 2:259 BW Art. 2:394 BW
4 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
WEEK 2
HR 8 november 1991, NJ 1992, 174 Nimox Casus/feiten Nimox NV is enig aandeelhouder van Auditrade BV. Nimox besluit, in haar hoedanigheid van algemene vergadering van aandeelhouders van Auditrade BV tot een dividenduitkering aan de aandeelhouders. Dit dividend besluit deed praktisch alle reserves verdwijnen. Auditrade wordt vervolgens failliet verklaard. Rechtsvraag Kan een besluit tot dividenduitkering dat niet op grond van art. 2:11 BW kan worden vernietigd, toch onrechtmatig kan zijn? Belangrijke De Hoge Raad oordeelde dat indien een enig aandeelhouder ten tijde rechtsoverweging/ van het besluit tot uitkering van dividend, waardoor praktisch alle essentie reserves van de BV verdwenen, ernstig rekening had moeten houden met de mogelijkheid van een tekort het desondanks nemen van een dergelijk besluit onrechtmatig kan zijn tegenover de crediteuren van de BV. Dit brengt mee dat ondanks de geldigheid van een besluit tot dividenduitkering, de uitvoering van het besluit of het door uitoefening van het stemrecht tot stand brengen van dit besluit door de enige aandeelhouder in casu de moedervennootschap tegenover crediteuren van de vennootschap onrechtmatig kan zijn. Voorwaarde voor de aansprakelijkheid van de enige aandeelhouder is dat deze ten tijde van het besluit reeds ernstig rekening had moeten houden met de mogelijkheid van een tekort (zie r.o.v. 3.3.1). Relevante Art. 2:11 BW artikelen Art. 6:162 BW
5 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
WEEK 3
HR 21 januari 1955, NJ 1959, 43 Forumbank Casus/feiten Twee aandeelhouders van Forum-‐Bank NV hebben een algemene vergadering van aandeelhouders bijeengeroepen tot behandeling van hun voorstel om de vennootschap een aanzienlijk pakket eigen aandelen van de twee aandeelhouders te doen inkopen. Ondanks hevig verzet van directie en andere aandeelhouders werd het voorstel aangenomen. Rechtsvraag Kan de AVA van een nv rechtsgeldig een besluit nemen, waarbij zij aan de directie opdraagt een bepaalde gedragslijn te volgen in een kwestie, die volgens wet en statuten tot de bevoegdheid van de directie behoort? Belangrijke De AVA mag de bij wet en statuten getrokken grenzen van haar rechtsoverweging/ bevoegdheid niet mag overschrijden. De inkoop van eigen aandelen essentie behoort uitsluitend tot de bevoegdheid van het bestuur. Relevante Art. 2:129 BW artikelen Pres. Rb Arnhem 28 december 1987, KG 1988, 37 Amstelland Casus/feiten De 100% dochtervennootschappen van Amstelland Concernbeheer NV (NVE en AVG) waren in economische zin in een concern verbonden. Rechtsvraag Kon Amstelland van haar dochters verlangen dat zij zich over en weer aansprakelijk stelden voor schulden voortvloeiende uit een door Amstelland ten behoeve van het gehele concern te sluiten kredietovereenkomst? Belangrijke 1. Er was sprake van een vrij nauwe onderlinge verbondenheid rechtsoverweging/ tussen de diverse dochters binnen het concern. De financiële essentie verwevenheid was tamelijk. 2. Rechtbank overwoog dat dit maakt dat het aanvaarden van hoofdelijke aansprakelijkheid in een geval gelijk dat van het Amstelland-‐concern, mits dit op basis van wederkerigheid gebeurt, niet strijdig is met het doel van de dochters kan worden geacht, zelfs al houdt de omschrijving van het doel in de statuten van die dochters niet met zoveel woorden in dat dit het verstrekken van aansprakelijkheids-‐ en zekerheidsstellingen ten behoeve van derden bevat. De statutaire doelomschrijving rechtvaardigde niet expliciet het aangaan van een schuld ten behoeve van een derde, zodat de aansprakelijkheids-‐ en zekerheidsstellingen als niet in de statuten opgenomen secundaire rechtshandelingen moesten worden beschouwd. Wederkerigheid van de aangegane verplichtingen vormt voldoende rechtvaardiging om de afwezigheid van de doeloverschrijding aan te nemen. Kortom: Het bestuur van de dochter is in beginsel gehouden de 6 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
instructies van de moeder op te volgen voor zover dit niet de continuïteit van de dochter in gevaar brengt. HR 13 juli 2007, NJ 2007, 434 ABN AMRO Casus/feiten ABN AMRO verkoopt haar dochtermaatschappij, de bank LaSalle, aan Bank of America terwijl er bieders zijn die geïnteresseerd zijn in de verwerving van ABN AMRO. De aandeelhouders verzetten zich tegen de verkoop van LaSalle omdat er niet eerst aan de aandeelhoudersvergadering toestemming is gevraagd. De aandeelhouders beroepen zich op art. 2:107a BW. Rechtsvraag Is er sprake van een situatie als in art. 2:107a BW waardoor het bestuur verplicht is toestemming te vragen aan de aandeelhouders voor de verkoop van LaSalle? Belangrijke De omstandigheid dat LaSalle verkocht wordt terwijl ABN AMRO zelf rechtsoverweging/ in een overnamesituatie zit, kan niet, zonder dat de wet of de statuten essentie daarin voorzien, leiden tot een goedkeuringsrecht van de aandeelhoudersvergadering. Ze leiden evenmin tot een verplichting van het bestuur van ABN AMRO om de vergadering ter zake te consulteren. Het bestuur bestuurt de onderneming, niet de aandeelhouders. Het besluit tot afsplitsing en verkoop van LaSalle kan niet worden aangemerkt als een besluit omtrent een “belangrijke verandering van de identiteit van de onderneming”, 2:107a lid 1. Hiervan is alleen sprake in gevallen waarin die besluiten zo ingrijpend zijn dat zij de aard van het aandeelhouderschap veranderen in dier voege dat de aandeelhouder daardoor kapitaal gaat verschaffen aan een wezenlijk andere onderneming. Relevante Art. 2:8 BW artikelen Art. 2:9 BW Art. 2:107a BW HR 26 oktober 1984, NJ 1985, 375 Sjardin Casus/feiten Sjardin en zijn broer en zus waren aandeelhouder van Sjartec BV. Sjardin was door de BV als bestuurder ontslagen bij besluit van de AVA op een aantal gronden waaronder dat hij een aan de BV toebehorend onroerend goed eigenmachtig had verkocht. Sjardin heeft om vernietiging van dit besluit verzocht wegens strijd met de goede trouw als bedoeld in artikel 2:11, lid 1 aanhef en onder c BW. Rechtsvraag Is in geval van een besluit van de bv om een bestuurder te ontslaan slechts een vordering tot herstel of schadevergoeding mogelijk op grond van 7:681 e.v.? Kan dat het besluit ook o.g.v. strijd met de goede trouw (zie art. 2:11 BW) worden aangevochten? Belangrijke Indien de algemene vergadering van aandeelhouders een bestuurder rechtsoverweging/ ontslaat, zijn niet alleen de regels betreffende arbeidsovereenkomsten essentie van toepassing, maar aanvullend dient gekeken te worden naar de op 7 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
ontslag van die bestuurder gerichte wil van de vennootschap, zoals die zich jegens de bestuurder tot uiting is gebracht en dan specifiek of deze zich heeft gevormd conform de hiervoor geldende regels van de wet en statuten én de werking van de goede trouw (art. 2:11 BW). Artikel 2:11 BW
Relevante artikelen HR 4 december 1992, NJ 1993, 271 Meijers/Mast Casus/feiten Meijers is vanaf 1 januari 1984 directie-‐secretaris en vanaf 1 januari 1986 directeur van Mast Holding BV. In augustus 1987 is hij door de AVA ontslagen. Rechtsvraag Is het ontslag kennelijk onredelijk? Is Mast Holding mitsdien schadeplichtig? Belangrijke De weigering van een bestuurder van een vennootschap om een door rechtsoverweging/ de algemene vergadering van aandeelhouders gewenst beleid uit te essentie voeren kan een redelijke grond voor ontslag zijn (zie r.o.v. 3.3) . Of die weigering in concreto een redelijke grond oplevert, hangt af van de aard van het door de algemene vergadering gewenste beleid en van de overige omstandigheden. Als er zo’n dergelijke grond voor ontslag is, is het aan de bestuurder gegeven ontslag niet kennelijk onredelijk en is daarmee ook geen grond voor het toekennen van een schadevergoeding aan de ontslagen bestuurder. De Hoge Raad betrekt in haar oordeel omtrent het beleid van Meijers als bestuurder, ook de periode waarin Meijers formeel nog geen bestuurder was maar wel een directietaak bij de vennootschap vervulde. Relevante Art. 2:217 BW artikelen Art. 2:239 BW HR 26 januari 1994, NJ 1994, 545 Heuga Casus/feiten Interface Heuga (voorheen Heuga Holding) was 100% aandeelhoudster en statutair directeur van Heuga Nederland en had als zodanig binnen Heuga Nederland grote zeggenschap. Interface Heuga had vrijwillig het verzwakt structuurregime aangenomen. Besloten werd tot een statutenwijziging waarbij het verzwakt regime werd afgeschaft zodat de RvC zijn daaruit resulterende bevoegdheden zou verliezen. Interface Heuga had geen Ondernemingsraad. Heuga Nederland had wel een Ondernemingsraad. De Ondernemingsraad van Heuga Nederland had beroep ingesteld tegen het besluit van Heuga Nederland en Interface Heuga. Rechtsvraag In hoeverre is een ondernemingsraad bevoegd om in rechte te worden betrokken bij besluiten van een moederonderneming? Kan de Ondernemingsraad van Heuga Nederland aan art. 25 lid 1 onder e WOR een recht op advies ontlenen m.b.t. het door de AVA van Heuga Holding te nemen besluit tot statutenwijziging en te dier 8 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
Belangrijke rechtsoverweging/ essentie
Relevante artikelen
zake tegen Heuga Nederland en Heuga Holding kon procederen? De Hoge Raad stelt dat de ondernemingsraad enkel procesbevoegdheid heeft tegen ‘de ondernemer’ in de zin van art. 1 WOR. De Hoge Raad oordeelde dat voor de toepassing van art. 25 en 26 WOR Heuga Holding geacht moest worden de onderneming van Heuga Nederland mede in stand te houden. Daarmee was de bevoegdheid van de Ondernemingsraad om op de voet van art. 26 WOR óók tegen Heuga Holding op te treden (procesbevoegdheid) gegeven. Op het materiële punt had de Ondernemingskamer geoordeeld dat de herverdeling van bevoegdheden binnen Heuga Holding doorwerkte in de onderneming van Heuga Nederland en dat het besluit van Heuga Holding diende te worden toegerekend aan Heuga Nederland. Volgens de ondernemingskamer hadden derhalve Heuga Holding en/of Heuga Nederland het voorgenomen besluit om advies moeten voorleggen. Omdat dit niet was gebeurd waren Heuga Holding en/of Heuga Nederland veroordeeld om het besluit tot statutenwijziging in te trekken en de gevolgen daarvan ongedaan te maken. De Hoge Raad meende dat de overweging van de Ondernemingskamer aangaande het doorwerken van het besluit tot herverdeling van de bevoegdheden inhield dat Heuga Holding ‘in zoverre kan worden vereenzelvigd’ met Heuga Nederland en liet de beslissing van de Ondernemingskamer in stand (zie r.o.v. 3.3.1). Art. 25 WOR Art. 26 WOR
9
Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
WEEK 4
HR 26 juni 1981, NJ 1982, 1 Van Willigen Vuren Casus/feiten Van Willigen Vuren heeft gesprekken gevoerd met Van den Broek (dat is een van de vennoten van de vof Van den Broek. Als resultaat van die besprekingen is een met de hand geschreven aannemingsovereenkomst opgemaakt welke namens de vof Van den Broek door Van den Broek is ondertekend. Uit het schriftelijk contract blijkt niet van enig bij de ondertekening gemaakt voorbehoud van de zijde van Van den Broek. De beperking van de bevoegdheid van Van den Broek stond wel bij het Handelsregister ingeschreven. Rechtsvraag Kan Van den Broek zich op de beperking van zijn bevoegdheid beroepen? Belangrijke Een vennoot die tegenover een partij, die met de vof wil contracteren, rechtsoverweging/ in strijd met de waarheid de indruk wekt dat hij volledig bevoegd is essentie om de vennootschap bij het aangaan van dit contract te vertegenwoordigen, kan zich tegenover de wederpartij, die van de beperking van des vennoots bevoegdheid om de vennootschap te verbinden niet op de hoogte is, niet erop beroepen dat deze die beperking uit het Handelsregister te weten had kunnen komen. Ook als die vennoot zelf bij het aangaan van het contract zich niet van de beperking van zijn bevoegdheid bewust was, zal hij de gevolgen van de door hem gewekte schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid voor zijn rekening moeten nemen. Uiteraard kan de vof zich wel op de inschrijving in het Handelsregister beroepen en is zij dus niet gebonden aan het contract. Relevante Art. 3:70 BW artikelen Art. 25 Hrgw Art. 17 Hrgw HR 17 december 1982, NJ 1983, 480 Bibolini Casus/feiten Bibolini gaat een overeenkomst aan met Antillian Mechanical Works NV met betrekking tot een tweetal motordraaibanken. AMW wordt daarbij vertegenwoordigd door directeur Lombardi. Uit notulen blijkt dat Bibolini aanwezig was bij een AVA van AMW. Op deze vergadering werd de bevoegdheid van directeuren ten aanzien van de verkoop van machines beperkt in die zin dat die bevoegdheid slechts door de AVA kon worden uitgeoefend Rechtsvraag Maakt het verschil of degene die met de vennootschap handelde op de hoogte was van de interne bevoegdheidsbeperking? Belangrijke Beperking van de bevoegdheid van de directeuren met externe rechtsoverweging/ werking krachtens art. 103 K Nederlandse Antillen is slechts mogelijk essentie bij of krachtens de akte van oprichting en niet bij besluit van de 10 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
algemene vergadering van aandeelhouders. De Hoge Raad heeft in dit arrest uitgemaakt dat het in beginsel geen verschil maakt of degene die met de vennootschap handelde op de hoogte was van de interne bevoegdheidsbeperking. Wel kan het zich voordoen, zo overwoog de Hoge Raad verder, dat in de omstandigheden van het geval degene die met de vennootschap handelde, zich in strijd met de goede trouw (thans: redelijkheid en billijkheid) zou gedragen door de vennootschap aan de met deze gesloten overeenkomst te houden, indien hij ondanks de hem bekende interne bevoegdheidsbeperking toch deze overeenkomst aanging. Kortom: Een interne beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid houdt nog geen externe beperking in. Art. 2:130 BW Art. 2:240 BW
Relevante artikelen HR 6 april 1979, NJ 1980, 34 Kleuterschool Babbel Casus/feiten Het dak van kleuterschool Babbel is ingestort. Het hoofd van Bouw-‐ en Woningtoezicht en de wethouder van onderwijs leggen meteen de schuld bij de aannemer Reuvers. Later blijkt dat de opdrachtgever verantwoordelijk was. Reuvers vordert schadevergoeding van de gemeente Zwolle wegens onrechtmatige daad. Rechtsvraag Is de gemeente aansprakelijk voor uitlatingen van de wethouder? Levert dit een onrechtmatige daad op? Belangrijke De gedragingen van een wethouder kunnen een onrechtmatige daad rechtsoverweging/ van de Gemeente opleveren, wanneer zij in het maatschappelijk essentie verkeer als gedragingen van de gemeente hebben te gelden. Introductie van de onrechtmatige daad (art. 6:162 BW) voor publiekrechtelijke rechtspersonen. Er wordt vanuit gegaan dat dit analoog toegepast kan worden op privaatrechtelijke rechtspersonen. Vereiste is dat de daad in het maatschappelijke verkeer als gedraging van de rechtspersoon worden gezien. HR 19 februari 1988, NJ 1988, 487 Albada Jelgersma Casus/feiten Albada Jelgersma Holding BV (AJ) neemt alle aandelen over van Wijnalda Kuntz BV (WK). Aan leveranciers stuurt AJ een brief waarin zij garandeert dat de vorderingen op WK (dat een betalingsachterstand heeft) volledig zullen worden voldaan. Dit gaat gepaard met een verzoek om de leveranties te hervatten. WK wordt failliet verklaard. Rechtsvraag Kan de aandeelhouder van een bedrijf (AJ) als aandeelhouder van een ander bedrijf (WK) aansprakelijk zijn uit onrechtmatige daad jegens schuldeisers van het bedrijf? Belangrijke De Hoge Raad oordeelde dat het Hof geen rechtsregel had rechtsoverweging/ geschonden door op basis van de vastgestelde feiten te oordelen dat 11 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
essentie
AJ zich onrechtmatig jegens WK heeft gedragen (zie r.o.v. 3.4). Aldus is hier sprake van onvrijwillige aansprakelijkheid van de aandeelhouder. De moedermaatschappij had intensieve bemoeienis met de dochter en had maatregelen moeten nemen. Door dit na te laten is zij aansprakelijk uit onrechtmatige daad. Dit arrest heeft betrekking op een concernverhouding waarin aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad kan ontstaan op de moedervennootschap van een dochter. Het ging niet goed met de dochter en de moedermaatschappij heeft nagelaten maatregelen te treffen via de intensieve verhouding die ze had met de dochter. Dit is dus een uitzondering op de regel dat aandeelhouders niet aansprakelijk zijn voor de handelingen (of het nalaten) verricht door een onderneming waarin zij aandelen hebben. Art. 6:162 BW
Relevante artikelen HR 13 oktober 2000, NJ 2000, 698 Rainbow Casus/feiten Rainbow BV heeft de activiteiten van Demarrage BV na haar faillissement voorgezet. Rainbow houdt zich naast haar eigen werkzaamheden nu ook bezig met dezelfde activiteiten die Demarrage BV voor haar faillissement uitvoerde. Dit wordt gedaan met geen ander doel dan het verhaalsrecht van de Ontvanger (die een vordering had op Demarrage) te benadelen. Rechtsvraag Kan het misbruik van het identiteitsverschil worden aangemerkt als onrechtmatig? Belangrijke De Hoge Raad bepaalt in r.o.v. 3.5 het volgende: vereenzelviging is het rechtsoverweging/ voorbijgaan aan het identiteitsverschil tussen een rechtspersoon en essentie een andere rechtspersoon dan wel natuurlijk persoon. Het verplaatsen van ondernemingsactiviteiten van de ene naar de andere rechtspersoon met geen ander oogmerk dan de fiscus als crediteur te benadelen, door het verijdelen van verhaal, is onrechtmatig jegens deze crediteur en verplicht tot vergoeding tot de schade die echter niet zonder meer gelijk is te stellen aan het bedrag van de vordering waarvan men het verhaal wilde verijdelen. Relevante Art. 6:162 BW artikelen
12 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
WEEK 5
HR 6 oktober 1989, NJ 1990, 286 Beklamel Casus/feiten Stimulan heeft rond februari/maart 1981 aan Beklamel BV een afgekeurde partij babyvoeding verkocht en geleverd waardoor Beklamel een bedrag aan Stimulan verschuldigd is. Betaling van de kopsom blijft uit. In april 1982 wordt Beklamel, die de koopsom nog steeds niet betaald heeft failliet verklaard. Stimilan stelt vervolgens de directeur van Beklamel, Klaas, aansprakelijk uit onrechtmatige daad. Rechtsvraag Of Klaas bij het aangaan van de overeenkomst als directeur van Beklamel wist, of er niet aan behoefde te twijfelen, dat Beklamel niet, of niet binnen een redelijke termijn, aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de schade die Stimulan ten gevolge van die wanprestatie zou lijden? Belangrijke Bij het aangaan van verbintenissen door de directeur namens de rechtsoverweging/ vennootschap is van belang of de directeur wist of redelijkerwijs essentie behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet of niet binnen een redelijke termijn aan haar verplichten zou kunnen voldoen, en geen verhaal zou bieden voor de schade ten gevolge van die wanprestatie. Als dat zo is, dan is persoonlijke aansprakelijkheid uit hoofde van onrechtmatige daad mogelijk. Relevante Art. 6:162 BW artikelen Art. 2:216 lid 3 BW HR 2 december 1994, NJ 1995, 288 Poot/ABP Casus/feiten Poot is enig aandeelhouder en directeur van het ‘Poot-‐concern’ (Poot). Het Poot werkte samen met het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds (ABP). In 1980 kwam het Poot in financiële problemen. Het ABP oordeelde dat het Poot in feite failliet was en verbrak de samenwerking, waardoor de aandelen van Poot waardeloos worden. Rechtsvraag Kan een aandeelhouder een vordering instellen wegens wanprestatie en/of onrechtmatige daad jegens derden die door hun gedragingen de onderneming hebben geschaad waarin de aandeelhouder aandelen bezit? Belangrijke De Hoge Raad oordeelt van niet, tenzij de directeur aan kan tonen wat rechtsoverweging/ de specifieke geschonden zorgvuldigheidsnorm is jegens hem in privé essentie en dat hij niet enkel kan volstaan met het stellen van wanprestatie jegens het concern. De Hoge Raad benadrukte dat indien aan een naamloze of besloten vennootschap door een derde vermogensschade wordt toegebracht door het niet behoorlijk nakomen van contractuele verplichtingen jegens de vennootschap of door gedragingen die tegenover de vennootschap onrechtmatig zijn, alleen de vennootschap het recht heeft uit dien hoofde van de derde vergoeding van deze aan haar 13 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
toegebrachte schade te vorderen. Die vermogensschade van de vennootschap zal, zolang zij niet is vergoed, een vermindering van de waarde van de aandelen in de vennootschap (kunnen) meebrengen. (zie r.o.v. 3.4.1). In beginsel kunnen de aandeelhouders echter op grond van voor hen ontstaan nadeel niet een eigen vordering tot schadevergoeding tegen de bedoelde derde geldend maken. Kortom: de vennootschap moet zelf de schade verhalen. Een aandeelhouder mag dit niet. Art. 6:162 BW Art. 6:163 BW
Relevante artikelen HR 10 januari 1997, NJ 1997, 360 Van de Ven Casus/feiten Autobedrijf Van de Ven NV verwijt Staleman en Richelle, als directeuren van Van de Ven en twee dochtermaatschappijen (financial lease van gebruikte personenauto’s), wanbeleid waardoor Van de Ven schade heeft geleden. Van de Ven verwijt de directie o.a. dat er in strijd met de uitgangspunten tussenpersonen zijn ingeschakeld, dat er ook andere auto’s in lease werden uitgegeven i.p.v. eigen occasions en dat er geen sprake was van een voorzichtige start maar van een onverantwoorde groei. Van de Ven stelt hierop de directeuren aansprakelijk op grond van art. 2:9 BW. De AVA had echter wel impliciet décharge verleend aan beide directeuren, door de jaarrekening vast te stellen. Rechtsvraag Wanneer kan een bestuurder een ernstig verwijt worden gemaakt in de zin van art. 2:9 BW? In hoeverre kunnen bestuurders zich beroepen op een door de algemene vergadering van aandeelhouders aan hen als bestuurders verleende decharge? Belangrijke Of in een bepaald geval plaats is voor een ernstig verwijt als hier rechtsoverweging/ bedoeld, dient te worden beoordeeld aan de hand van alle essentie omstandigheden van het geval. Tot de in aanmerking te nemen omstandigheden behoren onder meer de aard van de door de rechtspersoon uitgeoefende activiteiten, de in het algemeen daaruit voortvloeiende risico's, de taakverdeling binnen het bestuur, de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen, de gegevens waarover de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van de aan hem verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor zijn taak berekend is en deze nauwgezet vervult. Een décharge strekt zich niet uit tot informatie waarover een individuele aandeelhouder uit andere hoofde -‐ buiten het verband van de AVA -‐ beschikking heeft gekregen of gegevens die niet uit de jaarrekening blijken of niet anderszins aan de algemene vergadering van aandeelhouders zijn bekendgemaakt voordat deze de 14 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
jaarrekening vaststelde. Een décharge strekt zich dus enkel uit tot zaken/informatie die formeel bekend was bij de AVA. Art. 2:9 BW
Relevante artikelen HR 8 juni 2001, JOR 2001/171 Panmo Casus/feiten Panmo is een groothandel in confectiekleding. Op 22 januari 1991 heeft de os op de AVA besloten uit het eigen vermogen een dividenduitkering. Het op grond van dit besluit aan Sawi toegekende is niet daadwerkelijk aan haar uitgekeerd, maar omgezet in een lening van Sawi aan Panmo. Bij vonnis van 8 april 1992 heeft de Rechtbank Panmo failliet verklaard. De curator heeft verschillende betrokkenen, waaronder verweerder, aansprakelijk gesteld voor het faillissementsdeficit. Deze vorderingen worden gebaseerd op kennelijke onbehoorlijke taakvervulling. In de vordering tegen verweerder wordt gesteld dat deze als procuratiehouder het beleid van de groothandel mede heeft bepaald als ware hij bestuurder. In die hoedanigheid wordt verweerder aansprakelijk gehouden wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur. Rechtsvraag Wanneer is sprake van een kennelijk onbehoorlijke taakvervulling in de zin van art. 2:248/138 BW? Belangrijke De Hoge Raad oordeelt dat van onbehoorlijk bestuur in de zin van art. rechtsoverweging/ 36 lid 3 Iw 1990 en art. 2:138 en 248 BW slechts dan sprake is als geen essentie redelijk denkend bestuurder -‐ onder dezelfde omstandigheden -‐ op gelijke wijze zou hebben gehandeld. De uitleg die het Hof hieraan heeft gegeven met de woorden dat sprake moet zijn geweest van 'roekeloos, lichtzinnig, onbezonnen en onverantwoordelijk gedrag' is hiermee volgens de Hoge Raad niet in strijd (zie r.o.v. 3.7) Dat het vonnis van het Hof uiteindelijk is vernietigd, zit in strijd met art. 176 lid 1 Rv. Ernstig verwijtbaar handelen is niet voldoende grond om kennelijk onbehoorlijk bestuur aan te nemen. Dit is een strengere toets dan in art. 2:9 BW. Relevante Art. 2:138 BW artikelen Art. 2:248 BW Art. 2:9 BW HR 29 november 2002, NJ 2003, 455 Berghuizer Papierfabriek Casus/feiten Een bestuurder van een n.v. heeft, zonder toestemming van de RvC, aan derden optierechten verleend op aandelen die de n.v. in een andere vennootschap hield. De statuten bepaalden dat dergelijke besluiten aan de goedkeuring van de RvC waren onderworpen. De n.v. heeft de bestuurder aansprakelijk gesteld uit hoofde van ‘onbehoorlijke taakvervulling’ ex art. 2:9 BW. Rechtsvraag Kan een bestuurder aansprakelijk worden gesteld voor handelen in strijd met beschermingsbepalingen? 15 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
Belangrijke rechtsoverweging/ essentie
Indien een bestuurder heeft gehandeld in strijd met een wettelijke of statutaire bepaling of een andere regel die de rechtspersoon beoogd te beschermen, moet dit als zwaarwegende omstandigheid worden aangemerkt bij de beoordeling of sprake is van ernstige verwijtbaarheid. De door de bestuurder(s) ter disculpatie aangevoerde feiten en omstandigheden dienen door de rechter uitdrukkelijk in zijn oordeel te worden betrokken. In dat geval kan er aansprakelijkheid voor de bestuurder ontstaan op grond van art. 2:9 BW. De vraag of er sprake is van onbehoorlijk bestuur dient te worden beoordeeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Art. 2:9 BW
Relevante artikelen HR 20 oktober 2006, NJ 2007, 2 Van Schilt/Jansen Casus/feiten Een bouwmateriaalhandel wordt gedreven d.m.v. een groep vennootschapen waarvan Van Schilt BV deel uitmaakte. Deze vennootschap gaat in 1997 failliet. Vanaf 1995 was Schil BV een ‘middelgrote’ rechtspersoon (de omvang van art. 2:397 BW). Bij de jaarrekening van 1995 en 1996 is geen accountantsverklaring gevoegd en geen mededeling over het ontbreken daarvan. Rechtsvraag Is Van Schilt privé aansprakelijk voor de betaling van het tekort van de gefailleerde vennootschap o.b.v. dat hij zijn taak als feitelijk bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld door het niet voldoen aan de publicatieplicht van art. 2:394 jo. 392 BW? Belangrijke Onjuist is de opvatting dat de verwijzing in art. 2:248 lid 2 BW naar art. rechtsoverweging/ 2:394 BW slechts betrekking heeft op een gedeelte van in de essentie laatstvermeld artikel omschreven verplichtingen. Eveneens onjuist is de opvatting dat het ontbreken van een accountantsverklaring steeds als een onbelangrijk verzuim (ex art. 2:248 lid 2 BW) moet gelden wanneer wel een jaarrekening is gepubliceerd en vaststaat dat de gepubliceerde gegevens correct zijn. Dit neemt niet weg dat het mogelijk is dat de schending van de in art. 2:394 BW neergelegde voorschriften op het punt van de openbaarmaking van de jaarrekening onder omstandigheden als een belangrijk verzuim moet worden beschouwd. Een redelijke uitleg van art. 2:248 lid 2 BW brengt mee dat voor het ontzenuwen van het daarin neergelegde vermoeden volstaat dat de aangesproken bestuurder aannemelijk maakt dat andere feiten of omstandigheden dan zijn onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van he faillissement zijn geweest. Relevante Art. 2:248 BW artikelen Art. 2:392 BW Art. 2:393 BW Art. 2:394 BW 16 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
Art. 2:397 BW HR 8 december 2006, NJ 2006, 659 Ontvanger/Roelofsen Casus/feiten De fiscus (Ontvanger) verwijt Roelofsen, die bestuurder is van twee vennootschappen, dat hij niet voldaan heeft aan het doen van aangifte van omzetbelasting. Vervolgens worden beide vennootschappen failliet verklaard. Volgens de Ontvanger heeft Roelofsen daarmee het benadelen van de Ontvanger op de koop toe genomen. De Ontvanger heeft een verklaring voor recht gevraagd dat Roelofsen jegens hem onrechtmatig heeft gehandeld en wil de schade vergoed zien. Rechtsvraag Kan een bestuurder naast de vennootschap aansprakelijk zijn voor schade van een crediteur? Belangrijke Een bestuurder kan op grond van art. 6:162 BW naast de rechtsoverweging/ vennootschap aansprakelijk zijn voor schade van een crediteur van de essentie vennootschap indien zijn handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de crediteur in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat hem daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Van een dergelijk ernstig verwijt kan sprake zijn als komt vast te staan dat de bestuurder wist of redelijkerwijze had behoren te begrijpen dat de door hem bewerkstelligde handelswijze van de vennootschap tot gevolg zou hebben dat de vennootschap haar verplichtingen niet zou nakomen en ook geen verhaal zou kunnen bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade. Relevante Art. 2:9 BW artikelen Art. 6:162 BW HR 3 december 1971, NJ 1972, 117 Hotel Jan Luyken Casus/feiten Een van de vennoten in de vof die samen het Hotel Jan Luyken uitbaten geeft een aannemer de opdracht het hotel te verbouwen. De kosten hiervoor worden vervolgens niet voldaan. Bij een vof zijn de vennoten allen hoofdelijk verbonden voor de schulden die voortvloeien uit de vof. De aannemer spant een procedure aan en wil zich op het vennootschappelijk vermogen i.p.v. op het vermogen van de afzonderlijke vennoten verhalen. Rechtsvraag Kan een vonnis, waarbij alle vennoten ter zake van een vennootschapsschuld zijn veroordeeld (ieder op grond van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor die schuld), op het vennootschappelijk vermogen worden ten uitvoer gelegd? In het geval waarin vennootschap op grond van art. 17, eerste lid K, is gebonden. Belangrijke Met het oog op het karakter van de onderhavige schuld moet worden rechtsoverweging/ aangenomen dat het Hof, oordelend dat een tegen alle vennoten essentie verkregen vonnis ook op het vennootschappelijk vermogen kan 17 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
worden ten uitvoer gelegd, heeft bedoeld dat een vonnis, waarbij alle vennoten ter zake van een vennootschapsschuld zijn veroordeeld, ieder op grond van zijn hoofdelijke aansprakelijkheid voor die schuld, ook op het vennootschappelijk vermogen kan worden ten uitvoer gelegd. Dit oordeel is juist, omdat iedere vennoot tegen zodanige vordering behalve de hem persoonlijk toekomende verweren ook de verweren kan voeren die de vof zou hebben kunnen voeren wanneer haar veroordeling ter zake van de vennootschapsschuld zou zijn gevorderd. Er is dus geen reden om een vonnis als door het Hof bedoeld niet evenzeer als een tegen de vof gewezen vonnis uitvoerbaar te achten op het vennootschappelijk vermogen Art. 17 K.
Relevante artikelen HR 13 december 2002, JOR 2003, 32 Bon Appetit Casus/feiten Een werknemer stelt een vordering in tegen zijn (voormalige) werkgever, vof Bon Appetit, maar ook tegen beide vennoten van deze vof. De kantonrechter heeft Bon Appetit en de twee vennoten hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een geldbedrag aan de werknemer. De twee vennoten tekenden hoger beroep aan, de vof niet. De vennoten werden niet ontvankelijk verklaard in hun hoger beroep. Volgens de rechtbank heeft ten opzichte van de vof het vonnis van de kantonrechter gezag van gewijsde gekregen, omdat de vof niet in hoger beroep is gegaan. Daarnaast vloeit uit art. 18K voort dat de vennoten voor de nakoming van dit vonnis hoofdelijk aansprakelijk zijn. Ten derde is niet gesteld of gebleken is dat de vennoten ook een eigen belang hebben bij de procedure in hoger beroep. De vennoten menen dat zij gewoon ontvankelijk verklaard hadden moeten worden. Rechtsvraag Heeft het vonnis jegens de vennoten gezag van gewijsde gekregen nu de vof niet in hoger beroep is gegaan? Belangrijke Indien de schuldeiser een vordering instelt tegen een vennoot rechtsoverweging/ persoonlijk mag deze zowel verweren voeren die zijn ontleend aan essentie verweren die de vof zou (kunnen) voeren, als verweren die hem persoonlijk betreffen. Ook uit de omstandigheid dat de vennoot hoofdelijk verbonden is voor de schulden van de vof vloeit niet voort dat de vennoot die in persoon wordt aangesproken voor een schuld van de vof geen ander verweer dan een aan zijn persoonlijke omstandigheden ontleend verweer zou mogen voeren tegen de vordering. Relevante Art. 18 K. artikelen Art. 3:303 BW.
18 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
WEEK 6
OK 20 november 1997, NJ 1998, 392 Hooymans Casus/feiten Vader en moeder Hooymans besluiten om diverse door hen gehouden ondernemingen over te dragen aan hun drie zonen (W, G en H). De broers brengen deze ondernemingen onder in één Gebroeders Hooymans B.V. De drie broers worden tezamen met hun moeder statutair directeur van de B.V. Daarnaast worden de drie broers statutair directeur en in gelijke verhoudingen aandeelhouder van Aannemersbedrijf Hooymans B.V. Na verloop van tijd wordt broer G ontslagen als directeur van Aannemersbedrijf Hooymans B.V. Later wordt G op staande voet ontslagen als directeur van Gebroeders Hooymans B.V. Rechtsvraag Is een vordering tot gedwongen overname van aandelen toegestaan? Maakt het voor de toepassing van art. 2:343 BW uit of het ontslag terecht is gegeven? Belangrijke Geschillenregeling art 2:343 BW. Als een aandeelhouder als directeur rechtsoverweging/ wordt ontslagen dan is deze zodanig in zijn belangen geschaad dat het essentie voorduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet meer van hem gevraagd kan worden. De vraag of het ontslag zelf terecht of niet is, is daarbij niet van belang. Een vordering tot gedwongen overname van zijn aandelen kan dus worden toegewezen, (want het was kennelijk de bedoeling geweest om aan ieder der broers binnen beide vennootschappen een "gelijke machtsbasis" te geven door hen ieder bestuurder en in gelijke delen aandeelhouder van de vennootschappen te maken). Relevante Art. 2:343 BW artikelen HR 10 januari 1990, NJ 1990, 466 OGEM Casus/feiten Bij OGEM Holding NV gaan de zaken niet goed. Vier aandeelhouders van OGEM alsmede de Vereniging van Effectenbezitters verzoeken de Ondernemingskamer tot het instellen van een enquête (zie art. 2:344-‐ 359 BW). Op 1 november 1983 wordt OGEM failliet verklaard. Op 22 december 1983 gelast de Ondernemingskamer het onderzoek waar de aandeelhouders om gevraagd hadden. Rechtsvraag Kan er om een enquête worden verzocht op het moment dat een vennootschap al failliet is verklaard? Belangrijke De Hoge Raad bepaalt in dit arrest dat het enquêterecht, zoals rechtsoverweging/ vastgelegd in 2:344 e.v. BW, niet alleen bedoeld is voor sanering en essentie herstel van gezonde verhoudingen middels een reorganisatie, maar ook als doel heeft opening van zaken en vaststelling van verantwoordelijkheid voor mogelijk wanbeleid te bezorgen (r.o.v. 4.1). Het gegeven dat de rechtspersoon surseance van betaling heeft verkregen of in staat van faillissement verklaard is, sluit de 19 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary
Relevante artikelen
mogelijkheid van enquête derhalve niet uit. Art. 2:345 BW Art. 2:355 BW Art. 426 lid 1 Rv
20 Studieboeken te dik? AthenaSummary biedt kwalitatief hoogwaardige samenvattingen aan! Like ons op Facebook om op de hoogte te blijven: facebook.com/athenasummary