Rechtsgeleerdheid Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit van de Nederlandse Antillen
QANU, april 2011
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2011 QANU / Q0248a Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
2
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Deel I Algemeen deel
7
1. 2. 3. 4.
Inleiding Taak en samenstelling van de commissie Werkwijze van de commissie Het Domeinspecifiek Referentiekader Rechtsgeleerheid
Deel II Opleidingsdeel 1.
De bacheloropleiding Recht en de masteropleiding Recht van de Universiteit van de Nederlandse Antillen
9 11 13 15
23 25
Bijlagen
69
A. B. C. D.
71 73 75 77
Curriculum Vitae van de commissieleden Programma van het bezoek Vaardigheden bacheloropleiding Vaardigheden masteropleiding
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
3
4
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleidingen, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisatie en als basis te dienen voor de beoordeling van de betrokken opleiding door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria, maar met oog voor specifieke omstandigheden. De Visitatiecommissie Rechtsgeleerdheid UNA OW 2010 van QANU heeft haar taken met grote toewijding uitgevoerd. De opleidingen zijn beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleidingen, faculteitsbestuur en de Rector Magnificus van uw universiteit. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitgevoerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdeling aan de universiteit voor hun inspanningen en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
5
6
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
DEEL I: ALGEMEEN DEEL
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
7
8
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
1.
Inleiding
In dit rapport brengt de onderwijsvisitatiecommissie Rechtsgeleerdheid UNA 2010 (hierna de commissie) verslag uit van haar bevindingen. Het rapport bestaat uit twee delen: een algemeen deel (I) en een opleidingsdeel (II). Het algemene deel gaat in op de taak, samenstelling en werkwijze van de commissie. Dit algemene deel geeft een beschrijving van de uitgangspunten van de commissie. In het opleidingsdeel behandelt de commissie de 21 facetten uit het NVAO-beoordelingskader voor de beoordeelde opleidingen. In dit deel spreekt zij oordelen uit op facet- en onderwerpniveau voor de bachelor- en masteropleiding die zij heeft beoordeeld aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
9
10
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
2.
Taak en samenstelling van de commissie
2.1. Taak van de commissie De taak van de commissie is het verrichten van een visitatie conform het Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs van de NVAO van de bacheloropleiding Recht en de masteropleiding Recht van de Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA). De commissie heeft de opdracht om op basis van de door de faculteit aangeleverde informatie en door middel van ter plaatse te voeren gesprekken een oordeel te geven over de verschillende aspecten van kwaliteit van de beide opleidingen, zoals beschreven in het bovengenoemde kader. Het opleidingsrapport bevat aanbevelingen; de nadruk ligt echter op het beoordelen en verantwoorden van de basiskwaliteit. 2.2. Samenstelling van de commissie De visitatiecommissie Rechtsgeleerdheid UNA 2010 bestaat uit een voorzitter en vijf commissieleden. In bijlage A wordt een korte omschrijving van de curricula vitae van de commissieleden gegeven. Voorzitter: • prof. dr. J.W. (Jaap) Zwemmer, emeritus hoogleraar Belastingrecht, Universiteit van Amsterdam. Commissieleden: • prof. dr. A.W. (Albert) Koers, emeritus hoogleraar, Universiteit Utrecht; • prof. mr. J.G.J. (Jac) Rinkes, hoogleraar Privaatrecht, Open Universiteit Nederland te Heerlen; bijzonder hoogleraar Europees Consumentenrecht, Universiteit Maastricht; • prof. mr. J.M. (Jaime) Saleh, bijzonder hoogleraar ‘Constitutioneel Koninkrijksrecht’, Universiteit Utrecht; • M.G. (Myron) Tromp, masterstudent Arubaans recht aan de Universiteit van Aruba; • Ir. E.J. (Erwin) Vermeulen, adviseur van het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht. De commissie werd ondersteund door drs. M. (Trees) Graas, projectleider van QANU. Prof. mr. J.G.J. (Jac) Rinkes heeft wegens ziekte niet aan het bezoek kunnen deelnemen. Zijn rol als commissielid tijdens het bezoek is overgenomen door prof. dr. A.W. (Albert) Koers. Prof. Rinkes was nauw betrokken bij de voorbereiding op het bezoek. Hij heeft de zelfstudies bestudeerd, van beide opleidingen scripties gelezen en beoordeeld en vragen opgesteld voor de gesprekken tijdens het bezoek. Deze vragen zijn door de overige commissieleden aan de gesprekspartners van de opleidingen gesteld. Zowel prof. Rinkes als prof. Koers waren betrokken bij het opstellen van de rapportage. De leden van de commissie hebben onafhankelijkheidsverklaring ondertekend.
allen
de
door
QANU
opgestelde
Het bezoek vond plaats op 21 en 22 februari 2011. Het programma van het bezoek is te vinden in bijlage B van dit rapport.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
11
12
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
3.
Werkwijze van de commissie
3.1. Inleiding Op 20 februari 2011 hield de commissie haar startvergadering. Tijdens deze vergadering werd de commissie geïnstalleerd en werd de taakstelling en werkwijze van de commissie besproken. De commissie heeft voor de beoordeling van de eindkwalificaties gebruik gemaakt van het Domeinspecifiek Referentiekader Rechtsgeleerdheid 2010, dat is vastgesteld voor de beoordeling van de Nederlandse opleidingen Rechtsgeleerdheid. Het domeinspecifiek referentiekader is in hoofdstuk 4 van dit rapport opgenomen. 3.2. De voorbereidingsfase Bij ontvangst van de zelfstudies van de UNA werden deze door de projectleider gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid van informatie. Nadat de zelfstudies in orde waren bevonden, zijn deze doorgestuurd aan de commissieleden. De commissieleden lazen de zelfstudies en formuleerden vragen die aan de projectleider werden toegestuurd. De projectleider compileerde de vragen tot een samengesteld document, waarbij de vragen per onderwerp en gespreksgremium werden gegroepeerd. Dit document werd bij het visitatiebezoek door de commissie gebruikt. Naast de zelfstudies lazen de gezamenlijke commissieleden ook ten minste vijf scripties per opleiding. Gedurende het bezoek werd aan de commissieleden de mogelijkheid gegeven om aanvullend een aantal scripties te beoordelen. De scripties, met voor elke opleiding een laag en een hoog cijfer, werden door de voorzitter van de commissie geselecteerd uit een lijst met de 25 meest recente afstudeerwerken van beide opleidingen. Aangezien de commissie opleidingen dient te beoordelen die leiden tot een wetenschappelijk diploma, heeft zij zorgvuldig aandacht besteed aan het beoordelen van het wetenschappelijk niveau van de scripties, de eisen die door de opleiding aan de scripties worden gesteld, de zorgvuldigheid van de inhoudelijke beoordeling daarvan door de staf en de beoordelingsprocedure zelf. In de scriptie dient de student immers aan te tonen over de vereiste kwalificaties te beschikken. 3.3. Visitatiebezoek Voorafgaand aan het bezoek maakte de projectleider een conceptprogramma voor de (dag)indeling van het visitatiebezoek. Dit concept werd in samenspraak tussen de voorzitter, de projectleider en de contactpersoon van de UNA aangepast aan de specifieke situatie van de opleidingen. Tijdens het bezoek is gesproken met de samenstellers van de zelfstudies, met een vertegenwoordiging van het faculteitsbestuur, het opleidingsmanagement, de afgestudeerden, de Faculteitsraad, de examencommissie en de werkveldcommissie. Daarnaast werd er per opleiding afzonderlijk gesproken met studenten en docenten van de beoordeelde bachelor- en masteropleiding. Tijdens het bezoek bestudeerde de commissie het ter inzage gevraagde materiaal en gaf zij gelegenheid tot een spreekuur ten behoeve van studenten en docenten die zich voorafgaand aan het bezoek hadden aangemeld. Van dit spreekuur is geen gebruik gemaakt. De commissie heeft een deel van de laatste middag van het bezoek gebruikt voor de voorbereiding van de mondelinge rapportage en een discussie over de beoordeling van de opleidingen. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter in een mondelinge rapportage de eerste bevindingen van de commissie gepresenteerd.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
13
3.4. Beslisregels De visitatie is uitgevoerd conform het Accreditatiekader bestaande opleidingen hoger onderwijs van de NVAO. In het accreditatiestelsel is voor de beoordeling op facetniveau een vierpuntsschaal voorgeschreven (onvoldoende, voldoende, goed of excellent) en op onderwerpniveau een tweepuntsschaal (voldoende of onvoldoende). De commissie heeft de standaard beslisregels van QANU gevolgd. Deze zijn: • • •
•
de beoordeling ‘onvoldoende’ geeft aan dat de opleiding niet voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit die gelden voor het desbetreffende facet; de beoordeling ‘voldoende’ geeft aan dat de opleiding voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit die gelden voor het desbetreffende facet; de beoordeling ‘goed’ geeft aan dat de opleiding aantoonbaar uitstijgt boven het niveau dat wordt vastgelegd door de criteria voor basiskwaliteit die gelden voor het desbetreffende facet; de beoordeling ‘excellent’ geeft aan dat de opleiding als een voorbeeld van international best practice mag worden beschouwd met betrekking tot het desbetreffende facet.
De standaard beoordeling is ‘voldoende’, waarbij de opleiding voldoet aan de gestelde criteria. In ogen van de commissie kan zij het oordeel ‘voldoende’ toekennen, ook wanneer zij kritische opmerkingen heeft gemaakt. Het is dan wel noodzakelijk dat er tegenover die kritische opmerkingen ook positieve observaties staan. Ook acht de commissie het mogelijk dat zij, als deze kritische opmerkingen adequaat worden opgepakt door de faculteit, bij een volgend bezoek tot het oordeel ‘goed’ zou kunnen komen. Wanneer een commissie een ‘good practice’ heeft aangetroffen, luidt het oordeel in principe ‘goed’. Wanneer er binnen een facet zowel een kanttekening wordt gemaakt als een ‘good practice’ wordt uitgesproken, wordt een gemiddelde score gegeven. In de uitzonderlijke situatie dat de commissie besluit een ‘excellent’ voor een facet te geven, wil ze daarmee aangeven dat dit een internationale ‘best practice’ is, dat navolging verdient in de academische wereld. 3.5. Rapportage De projectleider stelt op basis van de bevindingen van de commissie een conceptrapport op. Het conceptrapport wordt aan alle commissieleden voorgelegd. Na vaststelling van het conceptrapport wordt deze naar de betrokken faculteit gestuurd ter toetsing van feitelijke onjuistheden. Het commentaar van de opleidingen wordt met de voorzitter van de commissie besproken en, indien nodig, met de overige commissieleden. De definitieve tekst wordt aan alle commissieleden toegestuurd voor een laatste ronde commentaar waarna het rapport definitief wordt vastgesteld.
14
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
4.
Het Domeinspecifiek Referentiekader Rechtsgeleerdheid 2010
4.1. Totstandkoming domeinspecifiek referentiekader Het Disciplineoverlegorgaan Rechtsgeleerdheid (DRG) heeft op 25 november 2009 een domeinspecifiek referentiekader vastgesteld dat is aangeboden aan de visitatiecommissie Rechtsgeleerdheid 2010. Het betreft een gezamenlijk kader domeinspecifieke eisen voor de bacheloropleidingen Rechtsgeleerdheid, Notarieel recht, Internationaal en Europees recht en Fiscaal recht en de bijbehorende doorstroommasters zoals Rechtsgeleerdheid, Nederlands Recht, Notarieel recht, Internationaal en Europees recht en Fiscaal recht. Ook de andere (selectieve) juridische bachelor- en masteropleidingen hebben zich in hun afzonderlijke zelfstudies gebaseerd op de hoofdlijnen van dit algemeen kader. Voorliggend domeinspecifiek referentiekader heeft als uitgangspunt voorgaande referentiekaders ten behoeve van de visitatierapporten van de commissie Rechtsgeleerdheid (november 2002) en van de commissie Juridische Opleidingen Leiden (februari 2007), waar nodig gewijzigd of aangevuld. Op 31 augustus 2010 heeft de commissie Rechtsgeleerdheid het domeinspecifiek referentiekader zonder wijzingen vastgesteld. 4.2. Rechtswetenschappelijke opleidingen en de maatschappij Juridische bachelor- en masteropleidingen hebben tot doel disciplinebekwame en maatschappelijk bekwame juristen op te leiden en te vormen, met een kritische, academische geest, en in staat zelfstandig probleemsituaties te ontleden en tot een oplossing te brengen. Daartoe moeten zij analytisch, kritisch evaluatief, maar ook synthetisch kunnen denken. Het wetenschappelijk niveau en de maatschappelijke relevantie van de opleiding moeten zijn gegarandeerd; het aanleren van vaardigheden vindt in de opleiding een plaats. Het spreekt vanzelf dat actuele ontwikkelingen in relatie tot hun maatschappelijke achtergrond voldoende aandacht behoren te krijgen. De opleiding tot jurist dient als het ware “in context” te worden beschouwd. De relatie tussen het recht en de samenleving verandert voortdurend. De samenleving wordt pluriformer en mede daardoor complexer. Ook het recht wordt pluriformer en complexer. Het recht bestaat niet alleen uit wetgeving en rechtspraak, maar ontstaat evenzeer in interactie met internationale en Europese regelgeving en rechtspraak, alsmede via soft law, zoals aanbevelingen, convenanten, codes of conduct, Europese harmonisatie, beïnvloeding door rechtsvergelijking, enz. Burgers worden bovendien mondiger, het aantal rechtsregels neemt toe en er lijkt sprake van een toenemende juridisering van de samenleving. Europese integratie en mondialisering maken rechtsvergelijking, Europees recht en internationaal recht steeds belangrijker. Bovendien moet een jurist, in welke setting hij of zij ook komt te werken, steeds alerter zijn op rechtssystemen en rechtsculturen van andere landen; juridische problemen trekken zich steeds minder aan van landsgrenzen. Juristen werken in uiteenlopende functies en rollen. Er zijn meer juristen buiten de traditionele juridische beroepen dan daarbinnen. De juridische opleidingen leiden uiteraard op tot de traditionele juridische beroepen, maar ook tot een veelheid van andere werkzaamheden waarvoor academische attitude, kritische analyse, schrijf- en spreekvaardigheid gewaardeerd worden. De juridische opleidingen richten zich daarom niet alleen op de beroepseisen voor advocatuur, rechterlijke macht en notariaat, ook al blijven deze beroepseisen de kern van veel opleidingen (al is het maar omdat aan het Civiel Effect specifieke wettelijke eisen zijn opgelegd). De opleidingen streven een goede afstemming met de arbeidsmarkt na door het QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
15
onderhouden van contacten met voor de hand liggende beroepsorganisaties resp. werkgevers en het afnemend beroepenveld, onder meer door middel van geformaliseerde contacten, gastdocenten, stages, career services e.d. Een afgestudeerde jurist moet, ten slotte, ook toegerust zijn om toegelaten te kunnen worden tot een promotietraject, zowel via een research master als via een andere ‘gewone’ academische master, ook al kiest slechts een heel klein deel van de afgestudeerden voor zo’n onderzoekstraject. Daarnaast zijn deze universitaire opleidingen ook in formele zin de voorbereiding op de specifieke beroepspraktijk (zie paragraaf 4.3). Juristen kunnen zich ontwikkelen tot academisch geschoolde specialisten die zich op hun terrein kunnen meten met hun academische beroepsgenoten waar ook ter wereld. Maar evenzeer is er vraag naar academisch geschoolde generalisten, in het bijzonder voor de eerstelijns advisering en beleidsvoorbereiding en overigens op een veelheid aan plaatsen in de arbeidsmarkt. Noemt iemand zich ‘jurist’, dan houdt dat niet meer als vanzelfsprekend in dat hij een universitair getuigschrift bezit of een getuigschrift dat kwalificeert voor de traditionele juridische beroepen (zittende en staande magistratuur; advocatuur; notariaat, belastingadviseur). Want ook het hoger beroepsonderwijs leidt juristen op. Deze juristen onderscheiden zich in programma, diepgang en oriëntatie van de universitaire, rechtswetenschappelijke opleidingen. Waar hierna over ‘jurist’ wordt gesproken, wordt gedoeld op de academisch opgeleide jurist. De academische bachelor- en masteropleidingen richten zich op het opleiden van juristen die onafhankelijk en kritisch hebben leren denken, die niet alleen antwoorden op vragen leren vinden, maar evenzeer vragen blijven stellen bij de antwoorden. Zij leggen de fundamenten voor het eigen maken van de methode van rechtswetenschappelijk onderzoek. Dit komt tot uiting in de eindkwalificaties van de opleidingen. 4.3. Doelstellingen, niveau en oriëntatie van de bachelor- en masteropleidingen 1. Juridische opleidingen zijn gericht op de vorming van juristen. Zij bieden daartoe samenhangende bachelor- en mastercurricula aan. 2. Juristen zijn inzetbaar in traditionele juridische beroepen en voorts in uiteenlopende andere (juridische) functies op academisch niveau. Voor de traditionele juridische beroepen zoals binnen de rechterlijke macht en de advocatuur zijn postinitiële beroepsopleidingen vereist. Ook voor de fiscalisten en het notariaat zijn er specifieke beroepsopleidingen na de universitaire masteropleidingen. 3. Het niveau van de opleidingen is academisch in de zin dat, zoals beschreven, een kritische, reflectieve en evaluatieve attitude wordt bijgebracht, naast een state of the artkennis van inhoud, en beheersing van vaardigheden. 4. De opleidingen bouwen voort op de kennis en vaardigheden van het vwo en leiden via een bacheloropleiding waarin de basis academische vaardigheden en kennis wordt bijgebracht en getraind, op tot een masteropleiding die verdieping, specialisatie en/of verbreding biedt. In de loop van de opleiding wordt het academisch gericht accent sterker. 5. Tenslotte leiden de master-opleidingen studenten zowel tot de kwalificaties van relevante (beroepsgerichte) post-initiële opleidingen en tot zogenoemde advanced masters op nationaal, maar ook en vooral, op internationaal niveau, als tot een functie als beginnend rechtswetenschappelijk onderzoeker, op.
16
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Deze vijf hoofddoelstellingen kunnen worden vertaald in specifieke eindkwalificaties die hierna zijn omschreven en die tezamen met het voorafgaande het kader geven voor een beoordeling van de juridische opleidingen. 4.4. (Inter)nationale benchmark van de opleidingen nog niet mogelijk Een internationale vergelijking van doelstellingen, niveau en oriëntatie van rechtswetenschappelijke opleidingen is voorlopig nog niet mogelijk. Opleidingen hebben (deels) niet alleen een verschillend object van studie, maar ook is de inbedding en structurering ervan (zelfs binnen Europa) zeer verschillend in toelating tot de opleiding, duur van de opleiding, regulering ervan en eindtermen (de aansluiting op postinitiële opleidingen). Een internationale benchmark organisatie als CHE (opgezet vanuit Duitsland), heeft er daarom nog niet voor gekozen om zijn model open te stellen voor de (niet-Duitse) rechtenstudies; terwijl dat al wel is gedaan ten aanzien van psychologie, geneeskunde en economie bij voorbeeld. Er zijn niettemin enkele buitenlandse benchmarks voor de eindtermen van juridische opleidingen beschikbaar. Een interessant uitgangspunt bieden bijvoorbeeld de Benchmarks for Law in Groot-Brittannië, waarin de vereiste kennis, vaardigheden en attitude van bachelors en masters zijn vastgelegd voor visitatie en accreditatie van de opleidingen aldaar. Maar vergelijking moet, zoals opgemerkt, altijd worden bezien in het licht van het nationale rechtsstelsel en de al dan niet wettelijke vereisten voor toetreding tot de traditionele beroepen in het desbetreffende land: advocaat, rechter, officier van justitie en notaris. Die zijn nog dermate verschillend dat deze in deze visitatieronde nog niet overgenomen kunnen worden. Een andere interessante ontwikkeling is het project Tuning Sectoral Framework for Social Sciences (waaronder de juridische opleidingen vallen). Dit project zal naar verwachting in de toekomst handvatten bieden om nationale juridische opleidingen onderling te vergelijken. Binnen Nederland, dus tussen de faculteiten onderling, bestaat er nog geen benchmark. Wel wordt er binnen de discipline veel informatie uitgewisseld en afgestemd, bijvoorbeeld over onderwijsvernieuwingen. Om toch in deze lacune te voorzien zullen de faculteiten bovenop de visitatie conform de vigerende procedure vragen om een rapport waarin de visitatiecommissie best practices aangeeft, af te leiden uit de (conform de maatstaven) aangeleverde zelfstudies. Aan de hand daarvan kan door de Nederlandse faculteiten verder gewerkt worden aan maatstaven die zicht kunnen geven op essentiële benchmarks. 4.5. Beroepsvereisten Op een aantal manieren is voorzien in het formaliseren van de aansluiting van de rechtswetenschappelijke opleidingen op de specifieke juridische beroepen (zie ook paragraaf 4.7 voor een specificatie van de beroepsvereisten). •
•
In het Disciplineoverlegorgaan Rechtsgeleerdheid (DRG) van 10 november 2005 is de wijze van toelating tot de opleidingen van de advocatuur en de rechterlijke macht geoperationaliseerd, conform Besluit beroepsvereisten advocatuur, artikel 1 en Advocatenwet, artikel 2 en Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren, artikel 38b lid 2 en Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, artikel 1d. Bij besluit van 18 september 2008 is de aansluiting van de aan een hogeschool verkregen graad Bachelor, bij afronding van de opleiding hbo-rechten met een schakelprogramma, met de aan een universiteit verkregen graad Bachelor op het gebied van het recht geregeld.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
17
•
•
De wettelijke Beroepsvereisten voor de opleiding tot kandidaat-notaris zijn vastgesteld door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie bij Koninklijk Besluit van 31 mei 1999 (Stb. 1999, 228). De Beroepsvereisten van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs zijn vastgelegd in de Statuten van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (art. 5, januari 2009).
Alle Nederlandse juridische wo-masteropleidingen beoordelen bij afstuderen of voldaan is aan de relevante beroepsvereisten. Bij een positief oordeel geven zij een verklaring Civiel Effect af. Door de koppeling van de meeste opleidingen aan het Civiel Effect (waarvoor minimaal vereist is een vierjarige opleiding te weten een LL.B én een LL.M) is er tot op heden geen duidelijk identificeerbare arbeidsmarkt voor wo- LL.B’s tot stand gekomen. Veruit de meeste studenten in de universitaire juridische opleidingen prefereren vanwege het civiel effect minimaal een LL.B én een LL.M of master. De arbeidsmarkt geeft momenteel ook de voorkeur aan ‘volledig’ afgestudeerde juristen, zodat faculteiten studenten er op wijzen dat het verstandig is de arbeidsmarkt niet te betreden met louter een bachelordiploma. De praktijk leert dat een masterdiploma een cruciaal vervolg vormt op de bachelorfase. 4.6. Eindkwalificaties van de opleidingen Op basis van nationale en relevante internationale vergelijkingen van eindkwalificaties en in een poging een maximale aansluiting te realiseren op het beroepsveld, maakt iedere rechtswetenschappelijke opleiding keuzes bij het opstellen van de eindkwalificaties. Voor het volledige overzicht van eindkwalificaties wordt verwezen naar de zelfstudies van de afzonderlijke opleidingen. Aan de basis van deze kwalificaties van de rechtswetenschappelijke opleidingen in Nederland ligt de vertaling van de algemene doelstellingen van de opleidingen op het gebied van kennis, inzicht, vaardigheden en attitude in eindkwalificaties. Bij deze eindkwalificaties wordt onderscheid gemaakt tussen algemene en vakspecifieke eindkwalificaties. Zie ook hiervoor de zelfstudies van de afzonderlijke opleidingen. Kennis en inzicht De afgestudeerde jurist beheerst de juridische kernleerstukken van de hoofdonderdelen van het Nederlands recht: privaatrecht, staats- en bestuursrecht, strafrecht, en internationaal en Europees recht. Dat geldt zowel voor de materiële als voor de formele aspecten, waarbij bij de studie van het nationale recht ook de Europees- en internationaalrechtelijke dimensie de vereiste aandacht hebben gekregen, voortbouwend op de kennis die in de bachelorfase is opgedaan. (NB: het vorenstaande richt zich primair op opleidingen die civiel effect beogen; waar dat niet het geval is kunnen er afwijkingen bestaan; daarvoor wordt naar de zelfstudies verwezen). Parate kennis alleen is echter niet voldoende. De halfwaardetijd van juridische kennis wordt immers steeds korter. De eisen die aan juristen worden gesteld zijn daarom steeds flexibeler, actueler en meer divers. Faculteiten streven daarom naar werkelijk inzicht in het recht bij hun studenten, in een academische omgeving waarin de ‘waarom-vragen’ kunnen bloeien. Dat betekent dat naast de vorenbedoelde vakinhoudelijke kennis, methoden gedoceerd worden om de nieuwste relevante ontwikkelingen en veranderingen bij te houden. Inzicht in de grote juridische families (Common Law, Civil Law), in de historische en filosofische ontwikkeling van het recht en in de methode van rechtsvergelijking moeten geïntegreerd zijn in het 18
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
onderwijs. De afgestudeerde moet aldus in staat zijn om permanent zijn juridische kennis te actualiseren en zich eventueel op nieuwe terreinen te specialiseren. Het voorgaande veronderstelt een groeiende nadruk op het verwerven van academische vaardigheden van (levenlang) leren, het verwerven van een internationale attitude, het vertalen van maatschappelijke vraagstukken, het reflecteren op het recht en het zoeken naar vragen en problemen, en naar antwoorden en oplossingen, het verwerven van analytisch vermogen en het aanleren van het vermogen kritisch te denken, schrijven en presenteren. Vaardigheden Essentieel is het vermogen om een juridische casus te kunnen formuleren en oplossen. Daartoe behoort het op adequate wijze kunnen verzamelen, verwerken en waarderen van de relevante feiten en het op een casus toepassen van rechtsregels. Vaardigheden die tijdens de opleiding verworven worden zijn: het opstellen van een probleemstelling en onderzoeksopzet; het analyseren van de relevante gegevens; het juiste gebruik van bronnen; het juridisch kunnen argumenteren en oordelen; helder en correct formuleren (mondeling en schriftelijk); het over de grenzen van het eigen specialisme en van het recht heen kunnen kijken; en onderzoeksvaardigheden. Een jurist moet bovendien in staat zijn juridische kennis en een juridisch oordeel schriftelijk en mondeling aan vakgenoten en anderen over te dragen. De taal staat als werkinstrument van de jurist centraal. Een correcte, goede en heldere mondelinge en schriftelijke beheersing van de Nederlandse taal (of van de Engelse taal indien de voertaal van de opleiding Engelstalig is) is onontbeerlijk. Voorts mag kennis van de Engelse juridische terminologie in de huidige maatschappelijke context niet ontbreken. Attitude Tijdens de opleiding moet de aankomende jurist zich de rechtscultuur of de rechtsculturen eigen maken. Hij moet een beroepsethische houding ontwikkelen en zich ervan bewust zijn in welke maatschappelijke context het recht functioneert en wat, in samenhang daarmee, zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid is. Het onderwijs en de onderwijsomgeving moeten de student hierbij behulpzaam zijn. Het is essentieel bij de student een natuurlijke belangstelling te wekken en te stimuleren voor juridische vraagstukken en voor het juridisch denken, evenals voor de functie van het recht in de samenleving. Samengevat In de rechtswetenschappelijke opleidingen dient inzicht in de wezenlijke kenmerken van het recht centraal te staan: a. de maatschappelijke functie van het recht, b. de kernbegrippen, de voornaamste rechtsgebieden binnen het recht en het recht als samenhangend systeem, c. de grenzen van het recht, alsook de betrekkelijkheid ervan. Met de opleidingen wordt beoogd: d. kennis, inzicht en vaardigheden op het gebied van het recht te verwerven, evenals algemene academische vaardigheden. e. waarbij het recht wordt beschouwd mede in zijn Europese, internationale, en rechtsvergelijkende context. Voorts: f. Onder invloed van de voortschrijdende ontwikkelingen moet bij de doelstelling van de opleiding het accent niet alleen liggen op het verwerven van parate kennis, maar ook op QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
19
het beheersen van de mogelijkheden tot kennisvergaring, kennisverwerking en kennistoepassing. g. Tevens mag verwacht worden dat faculteiten inspelen op de diverse niveaus van studenten door middel van extra begeleiding en mentoring enerzijds en anderzijds door talentbeleid voor excellente studenten. h. Studenten ontwikkelen in hun opleiding de benodigde academische vaardigheden. Daaronder wordt in dit kader verstaan: a. het ontwikkelen van competenties (kennis, inzicht, praktische vaardigheden en attitudes) ten aanzien van denken, handelen en communiceren; b. het hanteren van een relevant wetenschappelijk instrumentarium; c. wetenschappelijk communiceren; d. het hanteren van specifieke kennis op het gebied van het recht in een bredere wetenschappelijke, historische, rechtsfilosofische, ethische en maatschappelijkculturele context door middel van de inbedding daarvan in reguliere cursussen dan wel door het aanbieden van separate vakken; e. het kritisch kunnen omgaan met rechtsregels en rechtspraak en het vermogen om nieuwe oplossingen te zoeken en te vinden; f. het vermogen om nieuwe ontwikkelingen en nieuwe rechtsgebieden bij te houden en te exploreren; en g. het weten omgaan met de toenemende Europeanisering en internationalisering van het recht. De wo-bacheloropleiding heeft als belangrijkste doelstelling de voorbereiding op een womasteropleiding. De wo-bacheloropleiding bevat daartoe een samenstel van civiel effect vakken en een breed overzicht van het juridische domein, zodat studenten een basis kennis hebben van het recht; een en ander aangevuld met de juridische vaardigheden en academische attitude en vermogens. Een juridische vervolgmaster bouwt hierop voort, in dier voege dat daarmee kan worden opgeleid tot de traditionele beroepen, tot advanced masters, tot onderzoeker en tot andere beroepen die een academische achtergrond vereisen en daartoe een master verlangen waarin de academische vaardigheden en kunde en kennis zijn aangescherpt en een aantal kennisdomeinen op meer specialistisch niveau zijn beproefd. Een aantal te accrediteren bachelor- en masteropleidingen hebben een meer multidisciplinaire inslag (recht en…). De doelstellingen van die opleiding zijn dan ook minder specifiek op het juridische beroepenveld gericht, zonder tevens uit te sluiten dat studenten toch de weg er naar weten te vinden. Deze opleidingen dienen dan ook beoordeeld te worden op wat zij beogen te doen, namelijk afgestudeerden te trainen in raakvlakken tussen een paar disciplines. 4.7. Beroepsvereisten Beroepsvereisten voor advocatuur en rechterlijke macht ‘Civiel Effect’ In het Disciplineoverlegorgaan Rechtsgeleerdheid van 10 november 2005 is overeengekomen dat aan het masterdiploma het Civiel Effect verbonden kan worden (dat wil zeggen voldaan worden aan de beroepsvereisten voor toelating tot de opleidingen van de advocatuur en de rechterlijke macht) als de student aan de volgende voorwaarden heeft voldaan: • •
20
Aan het masterexamen is de graad Master of Laws (LL.M.) verbonden, en het behaalde bachelorexamen en het masterexamen omvatten gezamenlijk tenminste 200 EC juridische vakken, waarvan minimaal 60 op masterniveau, en QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
•
het afsluitend examen getuigt van grondige kennis en inzicht in de volgende rechtsgebieden.
Voor advocaten • het privaatrecht, met inbegrip van het burgerlijk procesrecht; • het strafrecht, met inbegrip van het strafprocesrecht, en • één van de volgende drie vakken: staatsrecht, bestuursrecht met inbegrip van het administratief procesrecht of belastingrecht. Voor rechterlijke ambtenaren • burgerlijk recht, met inbegrip van burgerlijk procesrecht; • strafrecht, met inbegrip van strafprocesrecht; • bestuursrecht, met inbegrip van bestuursprocesrecht; Beroepsvereisten voor de opleiding tot kandidaat-notaris van de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie Het besluit beroepsvereisten kandidaat-notaris luidt als volgt : Het in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, van de Wet op het notarisambt bedoelde afsluitend examen op het gebied van het recht, dat met goed gevolg afgelegd moet worden om het beroep van kandidaat-notaris te kunnen uitoefenen, omvat de volgende onderdelen: a.
b. c. d. e. f. g.
grondige kennis van en inzicht in de volgende onderdelen van het burgerlijk recht mede in hun onderlinge samenhang - : 1. het personen- en familierecht, in het bijzonder het huwelijksvermogensrecht, 2. het ondernemingsrecht, in het bijzonder het rechtspersonen- en vennootschapsrecht, 3. het vermogensrecht, 4. het recht met betrekking tot registergoederen, 5. het erfrecht, en 6. het internationaal privaatrecht, voorzover van belang voor de notariële praktijkuitoefening; grondige kennis van en inzicht in het executierecht alsmede kennis van en inzicht in het burgerlijk procesrecht, beslag- en faillissementsrecht, voorzover van belang voor de notariële praktijkuitoefening; grondige kennis van en inzicht in het belastingrecht, voorzover van belang voor de notariële praktijkuitoefening; kennis van en inzicht in het bestuursrecht, voorzover van belang voor de notariële praktijkuitoefening; grondige kennis van en inzicht in het recht met betrekking tot het notariaat, in het bijzonder de Wet op het notarisambt; kennis van en inzicht in bedrijfseconomie, voorzover van belang voor de notariële praktijkuitoefening; schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid in de vorm van een scriptie of een andere gelijkwaardige, schriftelijke, onderzoeksprestatie op juridisch gebied.
Beroepsvereisten van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs Voor fiscale juristen brengt de doelstelling van de opleiding mee dat de verschillende fiscale heffingswetten, inclusief de formele, de internationale en Europese aspecten diepgaand en in evenwichtige mate aan de orde moeten komen. Daarnaast moeten de studenten kennis van de hoofdlijnen van het privaatrecht, bestuursrecht en de bedrijfseconomie in het curriculum verwerven. Aan sommige opleidingen belastingrecht is het Civiel Effect, in de zin van de QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
21
zogenaamde ‘togaberoepen’) verbonden, aan andere niet. De Commissie van Beoordeling van de NOB heeft deze statutaire vereisten geoperationaliseerd aldus, dat voor toelating tot het lidmaatschap een aantal materiële eisen aan deze fiscale opleidingen zijn verbonden (zie: http://www.nob.net/?q=node/107): minimaal 52 EC dienen besteed te worden aan zuiver belastingrechtelijke vakken, waarvan tenminste 30 in de mastersfase; minimaal 9 EC worden besteed aan privaatrecht, en minimaal 9 EC aan economie. Schakelprogramma hbo-rechten Overigens zijn bij besluit van 18 september 2008 de beroepsvereisten voor advocatuur en rechterlijke macht, en notaris gewijzigd in verband met de gelijkstelling in het kader van de vereisten voor toetreding tot gereglementeerde juridische beroepen, van de aan een hogeschool verkregen graad Bachelor, bij afronding van de opleiding hbo-rechten met een schakelprogramma, met de onderwijseenheden op het gebied van recht die worden aangeboden door een universiteit of de Open Universiteit met een totale studielast van ten minste 60 EC.
22
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
DEEL II: OPLEIDINGSDEEL
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
23
24
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
1.
Rapport over de bacheloropleiding Recht en de masteropleiding Recht van de Universiteit van de Nederlandse Antillen
Administratieve gegevens Bacheloropleiding Recht : Naam opleiding: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s):
Recht bachelor wo 180 EC Bachelor of Laws voltijd Curaçao
Masteropleiding Recht: Naam opleiding: Niveau: Oriëntatie: Studielast: Graad: Variant(en): Locatie(s):
Recht master wo 60 EC Master of Laws voltijd Curaçao
Het bezoek van de visitatiecommissie Rechtsgeleerdheid aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Universiteit van de Nederlandse Antillen vond plaats op 21 en 22 februari 2011. 1.0. Structuur en organisatie van de faculteit De Universiteit van de Nederlandse Antillen (UNA) is opgericht bij Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen van 12 januari 1979. De universiteit is de voortzetting van de Rechtshogeschool van de Nederlandse Antillen en de Antilliaanse Hogere Technische School. Studenten aan de Rechtshogeschool werden aanvankelijk uitsluitend opgeleid voor het kandidaatsexamen Nederlands-Antilliaans Recht. In 1973 begon de Hogeschool van de Nederlandse Antillen met een studierichting Bedrijfskunde; sindsdien konden studenten ook een doctoraalexamen Rechtsgeleerdheid en een licentiaat Bedrijfskunde behalen. Uit deze twee opleidingen kwamen uiteindelijk de Faculteit der Rechtsgeleerdheid en de Faculteit der Sociaal-Economische Wetenschappen voort. De UNA heeft als algemene missie geformuleerd dat zij wil bijdragen aan de sociale, economische en intellectuele ontwikkeling van het Caribisch gebied door hoger onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. Afgestudeerden aan de UNA dienen in staat te zijn leidinggevende posities in de maatschappij in te nemen. In de visie van de UNA dienen alle opleidingen geaccrediteerd te zijn.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
25
De wettelijke grondslag van de universiteit is te vinden in de Landsverordening Universiteit Nederlandse Antillen, de LUNA. Op grond van de LUNA is de decaan verantwoordelijk voor het functioneren van de faculteit. Daarnaast heeft de decaan zitting in het College van Decanen. De decaan wordt voor een periode van één tot twee jaar benoemd door de Rector Magnificus, die voorafgaande aan de benoeming de Faculteitsraad hoort. De decaan wordt ondersteund door een program manager en een office manager. Ter uitwerking van de algemene regels in de LUNA komt per faculteit een zogeheten Landsbesluit Houdende Algemene Maatregelen (LB-HAM) tot stand. In de LB-HAM wordt voorzien in een Onderwijs- en Examenreglement (OER). De organisatie van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid (hierna: de faculteit) is verder in het Faculteitsreglement vastgelegd. Aan de faculteit doceren zowel leden van de vaste staf als lokale en internationale gastdocenten. De faculteit is opgebouwd uit vier secties, te weten privaatrecht, staats- en bestuursrecht (inclusief internationaal recht en belastingrecht), strafrecht en criminologie, en de sectie algemene rechtsleer en juridische vaardigheden. De organisatorische leiding van een sectie berust bij een sectiecoördinator. De sectiecoördinator onderhoudt over praktische en inhoudelijke aspecten van het onderwijs contact met de gastdocenten. De Faculteitsraad is het medezeggenschapsorgaan van de faculteit waarin zowel wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke staf, als studenten vertegenwoordigd zijn. De Faculteitsraad kan gevraagd maar ook ongevraagd adviezen uitbrengen aan de decaan. Lokale en internationale gastdocenten worden standaard uitgenodigd om aan de vergaderingen deel te nemen. De bevoegdheden van de Faculteitsraad zijn geregeld in de LUNA en in het Faculteitsreglement. Er is één examencommissie voor de bachelor- en masteropleidingen Recht. Deze commissie bestaat uit tenminste drie en ten hoogste vijf leden en evenveel plaatsvervangende leden. Zoals wettelijk is vastgelegd, is de decaan voorzitter van de examencommissie. De program manager fungeert als secretaris. De overige leden van de examencommissie worden door de decaan aangewezen uit de leden van de vaste staf. 1.1.
Het beoordelingskader
1.1.1. Doelstellingen opleiding F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Beschrijving De opleidingen Recht van de Universiteit van de Nederlandse Antillen beogen breed opgeleide juristen af te leveren, die zowel lokaal als in Nederland kunnen werken. Voor beide opleidingen zijn doelstellingen en eindkwalificaties geformuleerd. De bacheloropleiding Recht beoogt de studenten uit te rusten met • een brede wetenschappelijke vorming in het recht, gericht op zelfstandigheid en academisch denkniveau, • een brede kennis van het recht, in het bijzonder gericht op zowel Nederlands als Antilliaans recht en de Nederlandse en Antilliaanse rechtssystemen, binnen een ruimere context van culturele, historische, economische en internationale ontwikkelingen, en 26
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
•
met de kennis, het inzicht en de vaardigheden die nodig zijn om toegang te krijgen tot de masteropleiding Recht.
Deze doelstellingen zijn uitgewerkt in de volgende eindkwalificaties: Academisch werk- en denkniveau: De afgestudeerde bachelorstudent: 1. heeft kennis van en inzicht in het geldende recht (Antilliaans en Nederlands) alsmede de systematiek ervan; 2. beheerst deze kennis binnen een ruimere context van culturele, historische en internationale ontwikkelingen; 3. is vertrouwd met de grondslagen en de metajuridische aspecten van het recht, en heeft besef van de eigen aard van de rechtsbeoefening; 4. heeft in zijn omgang met het recht een kritische houding. Juridische kennis en professionele vaardigheden: De afgestudeerde bachelorstudent: 1. heeft een brede kennis van alsmede inzicht in de grondslagen van het recht, in het bijzonder de deelgebieden: privaatrecht, staats- en bestuursrecht, strafrecht en internationaal (privaat en publiek) recht. 2. heeft kennis van de algemene rechtsleer. 3. heeft basiskennis van onder meer de deelgebieden rechtsgeschiedenis, rechtseconomie en sociologie van het Caribisch gebied. 4. is in staat uit een feitencomplex de juridisch relevante feiten te selecteren en te benoemen. 5. is in staat zelfstandig vakliteratuur, wet- en regelgeving en jurisprudentie te begrijpen, te interpreteren en toe te passen in concrete situaties. 6. is in staat juridische begrippen en leerstukken te plaatsen tegen een historische of maatschappelijke achtergrond. 7. is in staat om eenvoudig juridisch onderzoek te verrichten door het op een effectieve en efficiënte manier verzamelen en interpreteren van juridische informatie, het scherp onderscheiden van feiten en meningen en het beantwoorden van gestelde vragen. 8. is in staat een juridisch gefundeerd antwoord te geven op eenvoudige vragen uit de praktijk. 9. is in staat een eenvoudig juridisch betoog te schrijven (probleemstelling formuleren, juridisch argumenteren, opbouw, constructie, leesbaarheid) en dit mondeling te presenteren. 10. is in staat om een beargumenteerde positie in te nemen in een juridisch debat van een gemiddelde moeilijkheidsgraad en een standpunt te verwoorden met kracht van argumenten. De doelstellingen van de masteropleiding Recht zijn: • voortbouwend op de kennis en vaardigheden die in de bachelorfase zijn verworven, de kennis van de masterstudent verder te verdiepen en te integreren met kennis die op het gebied van de gekozen afstudeerrichting eerder is verworven, en tevens de vaardigheid om deze kennis in praktijksituaties toe te passen te versterken. • de masterstudent op te leiden tot een breed gevormde academicus die in staat is zich te bewegen op een hem onbekend rechtsgebied en zich door eigen studie en onderzoek de kennis die hij op een bepaald moment nodig heeft eigen kan maken. De eindkwalificaties van de masteropleiding Recht zijn als volgt: QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
27
Academisch werk- en denkniveau De afgestudeerde masterstudent: 1. heeft een helder inzicht in het geldende recht alsmede in de grondbeginselen en de systematiek daarvan. Hij is in staat om dit inzicht op anderen over te brengen; 2. beheerst deze brede kennis binnen een ruimere context van culturele, historische en internationale ontwikkelingen en kan daar kritisch op reflecteren; 3. heeft in zijn omgang met het recht een kritische houding. Juridische kennis en professionele vaardigheden De afgestudeerde masterstudent: 1. heeft een grondige kennis van het deelgebied privaatrecht en/of publiekrecht; 2. kan kritisch reflecteren op aspecten van metajuridica; 3. is in staat om literatuur, juridische bronnen en complexe casus, ook op een onbekend rechtsgebied, diepgaand te analyseren en te interpreteren, rekening houdend met maatschappelijke en rechtshistorische aspecten, daarover kritische vragen te stellen en (vernieuwende) oplossingen aan te dragen. De masterstudent is in staat hierover mondeling en schriftelijk helder te presenteren voor zowel vakgenoten als niet-juristen; 4. is in staat om een positie in te nemen in een wetenschappelijk juridisch debat op het gespecialiseerde deelgebied en met kracht van argumenten een standpunt te verwoorden; 5. is in staat om zelfstandig een rechtswetenschappelijk onderzoek van enige omvang op academisch niveau voor te bereiden en uit te voeren (formuleren van onderzoeksvraag / probleemstelling, verzamelen van informatie, interpreteren van gegevens, conclusies trekken, evalueren en aanbevelingen en suggesties doen voor verder onderzoek). Zoals uit de eindkwalificaties is af te leiden, beoogt de bacheloropleiding, naast het bijbrengen van specifieke juridische kennis, een brede wetenschappelijke vorming. In de masteropleiding vindt een verdere verdieping plaats. Met het behalen van het masterdiploma zijn afgestudeerden inzetbaar in diverse functies waarin de specifieke vaardigheden van een jurist gevraagd worden, en hebben zij toegang tot specifieke juridische beroepen, zoals advocaat en (de opleiding tot) rechter (RAIO) op Curaçao. Het zelfevaluatierapport vermeldt dat bij het formuleren van de doelstellingen en eindkwalificaties aansluiting is gezocht bij de eindkwalificaties van rechtenopleidingen van Nederlandse universiteiten. Dit geldt in het bijzonder voor de kennisvelden. Naast een oriëntatie op het Nederlandse rechtssysteem wordt in een aantal specifieke vakken aansluiting gezocht bij andere rechtssystemen en de betekenis van de eigen positie in de regio. Tijdens het bezoek van de commissie aan de opleidingen werd duidelijk dat dit vooral tot uitdrukking komt in een gerichtheid op de common law, met een focus op Amerikaans recht. De opleidingen hebben er recentelijk voor gekozen de rechtsvergelijkende component in het verplichte onderwijs te versterken, zodat nog meer aandacht wordt besteed aan kennis in een ruimere context. Tijdens het bezoek heeft de commissie gesproken met een delegatie van de werkveldcommissie. Deze commissie bestaat uit acht leden en komt iedere vijf maanden bijeen voor een vergadering met de decaan en de program manager. In de commissie zijn diverse (juridische) werkvelden vertegenwoordigd. Uit het gesprek kwam naar voren dat de werkveldcommissie is geconsulteerd over de inhoud van de opleidingen en de beoogde eindkwalificaties. Op advies van de werkveldcommissie heeft kritische reflectie een meer prominente plek gekregen in de doelstellingen en de eindkwalificaties van de beide opleidingen. 28
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties bestudeerd in het licht van het domeinspecifieke referentiekader dat is vastgesteld voor de beoordeling van de Nederlandse opleidingen Rechtsgeleerdheid. De commissie heeft vastgesteld dat de in dit kader opgenomen richtlijnen herkenbaar terugkeren in de eindkwalificaties van de opleidingen Recht van de UNA. De commissie heeft eveneens vastgesteld dat de regionale oriëntatie expliciet zijn weerslag heeft gekregen in de eindkwalificaties van de bacheloropleiding. De opleiding beoogt kennis bij te brengen van zowel het Nederlandse als het Antilliaanse recht, en basiskennis van rechtshistorische, rechtseconomische en rechtssociologische context van het Caribisch gebied. Daarnaast zijn beide opleidingen er naar het oordeel van de commissie in geslaagd de doelstellingen te laten aansluiten bij de context van een kleinschalige eilandgemeenschap en de specifiek juridische kwesties die in die context spelen. Om deze aansluiting nog meer te versterken adviseert de commissie ‘het gedistantieerd kunnen omgaan met belangenconflicten’ uitdrukkelijker te verankeren in de eindkwalificaties van de opleidingen omdat juist in een kleine gemeenschap dit soort tegenstellingen al snel aan de orde kunnen zijn. De commissie heeft tevens vastgesteld dat de eindkwalificaties voldoende gericht zijn op het bijbrengen van methoden om ontwikkelingen en veranderingen in het recht bij te houden en te duiden. Naar het oordeel van de commissie sluit dit goed aan bij de domeinspecifieke eisen. De commissie heeft vastgesteld dat de aandacht voor rechtsvergelijking niet concreet is uitgewerkt in de eindkwalificaties. Dit behoeft naar het oordeel van de commissie nadere uitwerking, omdat het een belangrijk kenmerk is van de opleidingen; in de opleidingen wordt het Nederlands-Antilliaanse recht voortdurend afgezet tegen het Nederlandse recht. De commissie beveelt aan dit nader te concretiseren in de eindkwalificaties van de opleidingen. De commissie heeft veel waardering voor de afstemming die is gepleegd met het relevante beroepsveld. Zij heeft uit het gesprek met de werkveldcommissie vastgesteld dat deze op een goede manier is samengesteld en op structurele basis bijeenkomt en betrokken wordt bij de invulling van het programma en de formulering van de eindkwalificaties. Op grond van bovenstaande overwegingen oordeelt de commissie dat de opleidingen voldoen aan de criteria die gelden voor dit facet. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
Beschrijving De faculteit hanteert de Dublin-descriptoren als algemeen internationaal geaccepteerde beschrijving van de kwalificaties van de bachelor- en masteropleiding. In de eindkwalificaties komt naar voren dat de bachelorstudent brede basiskennis en basisinzicht verwerft. De student heeft algemene vaardigheden die hem in staat stellen onderzoek uit te voeren en zijn bevindingen mondeling en schriftelijk te presenteren. Kennis, vaardigheden en attitudes zijn op basaal niveau. Deze kwalificaties zijn bij de masterstudent QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
29
op gevorderd niveau. De masterstudent verdiept zich in een deelterrein van het vakgebied en voert zelfstandig onderzoek uit. Het zelfevaluatierapport bevat tabellen waarin de eindkwalificaties van de opleidingen in verband worden gebracht met de Dublin-descriptoren. Volgens die tabel komen alle Dublindescriptoren terug in de eindkwalificaties: Kennis en inzicht: Toepassen kennis en inzicht: Oordeelsvorming: Communicatie: Leervaardigheden
bacheloropleiding Recht 1 t/m 7 8 en 9 10 en 11 12 t/m 14 9
masteropleiding Recht 1, 3 en 4 6 en 8 2 en 5 6 en 7 8
Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties van de opleidingen bestudeerd vanuit het perspectief van het niveau en vastgesteld dat de eindkwalificaties goed aansluiten bij de algemene, internationaal geaccepteerde eisen die gesteld worden aan het niveau van een wetenschappelijke opleiding, zoals beschreven in de Dublin-descriptoren. De commissie is van oordeel dat de eindkwalificaties het niveau van de opleidingen adequaat expliciteren. In de masteropleiding wordt voortgebouwd op de kennis en vaardigheden die studenten in de bacheloropleiding hebben verworven en wordt kennis verdiept en verbreed. Waar in de bacheloropleiding studenten leren een eenvoudig juridisch onderzoek te verrichten, waarbij de nadruk ligt op het verzamelen en interpreteren van juridische bronnen, wordt van masterstudenten verwacht dat zij juridische bronnen en complexe casus diepgaand kunnen analyseren en kritisch kunnen reflecteren op het recht. Op grond van bovenstaande constateringen, oordeelt de commissie dat de opleidingen voldoen aan de criteria bij dit facet. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. • Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WO-opleiding vereist is of dienstig is.
Beschrijving Volgens het zelfevaluatierapport is de wetenschappelijke oriëntatie verankerd in de eindkwalificaties van de bacheloropleiding. Afgestudeerden van de opleiding beschikken over kennis en inzicht in het geldende recht en zijn in staat het recht in een bredere context te plaatsen. Zij zijn in staat uit een feitencomplex de juridisch relevante feiten te selecteren en te benoemen en zelfstandig vakliteratuur, wet- en regelgeving en jurisprudentie te begrijpen, te interpreteren en toe te passen in concrete situaties. De student moet daarbij ook van een kritische houding blijk geven. De bachelorstudent leert eenvoudig juridisch onderzoek te 30
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
verrichten, juridisch gefundeerde antwoorden te geven op eenvoudige praktijkvragen en een eenvoudig juridisch betoog te schrijven en mondeling te presenteren. Voortbouwend op de in de bachelorfase verworven kennis en vaardigheden verdiept de masterstudent zich in een bepaald rechtsgebied en ontwikkelt de student vaardigheden om deze kennis in de praktijk toe te passen. De opleiding vindt het van belang dat de masterstudent zich ontwikkelt tot een breed gevormde academicus die in staat is zich te bewegen ook op een nog onbekend rechtsgebied en die door eigen onderzoek en studie in staat is zich de daartoe benodigde kennis toe te eigenen. De masterstudent is in staat in een wetenschappelijk juridisch debat kritische vragen te formuleren en een positie in te nemen. Tot slot is de masterstudent in staat om zelfstandig een rechtswetenschappelijk onderzoek van enige omvang op academisch niveau voor te bereiden en uit te voeren. De faculteit beoogt de bachelorstudent vooral op te leiden voor doorstroming naar de masteropleiding. Het zelfevaluatierapport vermeldt dat de faculteit tot nu to geen ervaring heeft met afgestudeerde bachelorstudenten die ervoor kiezen om niet door te stromen naar de masteropleiding. Voor de typische juridische beroepen (zoals de advocatuur) is een voltooide masteropleiding vereist. Afgestudeerde bachelorstudenten Recht hebben toegang tot de masteropleiding Recht aan de UNA en tot de juridische masteropleidingen aan zusterfaculteiten in Nederland. De UNA heeft samenwerkingsverbanden met de zusterfaculteiten van de Erasmus Universiteit Rotterdam, Universiteit Utrecht en de Radboud Universiteit Nijmegen. De doorstroom van bachelorstudenten naar een juridische masteropleiding aan de genoemde universiteiten is formeel vastgelegd. In de praktijk blijkt dat ook andere Nederlandse universiteiten zoals de Universiteit van Tilburg en Universiteit Maastricht afgestudeerde bachelorstudenten van de UNA toelaten tot hun juridische masterprogramma’s. Bij de toegang tot de programma’s van de Nederlandse zusterfaculteiten worden wel, gelet op bepaalde verschillen tussen het Nederlandse en het Antilliaanse recht en gelet op het civiel effect van deze opleidingen, aanvullende eisen gesteld. Studenten met een voltooide masteropleiding kunnen op grond van de Eenvormige Landsverordening op de Rechterlijke Organisatie (ELRO) worden benoemd tot rechterlijk ambtenaar in opleiding (RAIO) bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Via het Specialisatieprogramma Nederlands recht voor Antilliaanse en Arubaanse juristen aan de Erasmus Universiteit Rotterdam kunnen aan de UNA afgestudeerde masterstudenten een verkorte masteropleiding Nederlands recht voltooien. Studenten met een masterdiploma kunnen op de UNA of elders in de internationale academische wereld een verdere wetenschappelijke loopbaan (promotie, PhD-traject) ingaan. Zoals eerder vermeld heeft de commissie gesproken met de werkveldcommissie van de faculteit. De leden van de werkveldcommissie hebben allen ervaring met afgestudeerden van de masteropleiding Recht. Zij brachten naar voren dat zij het academisch niveau van de afgestudeerden adequaat vinden, en dat de afgestudeerden over gedegen kennis beschikken van de lokale context. Dit wordt door de leden van de werkveldcommissie als een groot voordeel beschouwd. Op basis van hun ervaringen met afgestudeerden van de opleidingen heeft de werkveldcommissie aanbevelingen gedaan voor aanvullingen op de eindkwalificaties (zie facet 1).
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
31
Oordeel De commissie heeft de eindkwalificaties van de opleiding bestudeerd vanuit het perspectief van de oriëntatie. Zoals is beargumenteerd onder facet 1, heeft de commissie vastgesteld dat de eindkwalificaties in voldoende mate zijn ontleend aan de eisen vanuit de wetenschappelijke discipline en aansluiten op de relevante beroepspraktijk. De opleidingen zijn academisch georiënteerd en deze oriëntatie komt tot uitdrukking in de eindkwalificaties. De bacheloropleiding beoogt studenten de vaardigheden bij te brengen om eenvoudig (praktisch gericht) juridisch onderzoek te verrichten. De masteropleiding beoogt studenten op een niveau te brengen dat hen in staat stelt een positie in te nemen in een wetenschappelijk juridisch debat en om zelfstandig een rechtswetenschappelijk onderzoek van enige omvang op academisch niveau uit te voeren. Zowel afgestudeerde bachelor- als masterstudenten worden geacht een kritische houding in te kunnen nemen ten opzichte van het recht. De commissie heeft vastgesteld dat de afgestudeerden van de bacheloropleiding zonder verdere voorwaarden kunnen doorstromen naar de masteropleiding aan de UNA. Zij waardeert de formele samenwerkingsverbanden met Nederlandse zusterfaculteiten die doorstroom van studenten naar een Nederlandse juridische masteropleiding mogelijk maken. Afgestudeerden van de masteropleiding kunnen worden benoemd tot rechterlijk ambtenaar in opleiding (RAIO) bij het Gemeenschappelijk Hof en voldoen aan de eisen voor de inschrijving bij de Nederlandse Orde van Advocaten. Het gesprek met de werkveldcommissie en de ervaringen van de leden van deze commissie met afgestudeerden van de opleidingen van de UNA bevestigt de commissie in haar overtuiging dat de eindkwalificaties van de opleiding voldoende aansluiten bij de praktijk van relevante beroepen. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Doelstellingen opleiding. Voor de bacheloropleiding Recht is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Recht is het oordeel voldoende. 1.1.2. Programma Beschrijving van de programma’s In onderstaande tabel zijn de curricula van de bachelor- en de masteropleiding weergegeven, en de vier clusters in de programma’s: algemeen, vaardigheden, publiek- en privaatrecht (zie tevens facet 6). Per vak is tussen haakjes het aantal EC weergegeven.
Algemeen
B1 Algemene rechtsleer (8) Rechtsgeschiedenis (6) Integratievak I (4)
32
B2/3 Sociologie van het Caribisch gebied (6) Rechtseconomie (6)
M Reflectie op het recht (6) Integratievak II (6)
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Vaardigheden
Publiekrecht
Juridische Vaardigheden I (4) Juridische vaardigheden II (4)
Juridisch Nederlands (6) Beginselen van het strafrecht (8) Beginselen van het staatsrecht (4) Beginselen van het bestuursrecht (4) Elementair internationaal publiekrecht (4)
Scriptie (8)
Scriptie (14)
Vaardigheidscomponenten in: - Int. publiekrecht (6) - Strafprocesrecht (8) - Personen- en familierecht (6) - Europees recht (4) - Sociologie van het Caribisch gebied (6) - keuzevakken (6)
Vaardigheidscomponenten in: - Reflectie op het recht (6) - Keuzevakken (6)
Materieel strafrecht (8)
(publiekrechtelijke richting) Masterhoofdvakken publiekrecht (2x8) Keuzevakken publiekrecht (2x6) Keuzevak vrije keuze (6)
Staatsrecht (8) Bestuursrecht (8) Internationaal publiekrecht (6) Europees recht (4) Strafprocesrecht (8) 2 keuzevakken vrije keuze (2x6)
Privaatrecht
Beginselen van het privaatrecht (8)
Beginselen belastingrecht (6) of Arbeidsrecht (6) Verbintenissenrecht (10) Goederenrecht (10) Personen- en familierecht (6) Ondernemingsrecht (6) Burgerlijk procesrecht (4) Internationaal privaatrecht (4) 2 keuzevakken (2x6)
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
(gemengde richting) Masterhoofdvak Publiekrecht (8) Keuzevakken (3x6) (privaatrechtelijke richting) Masterhoofdvakken privaatrecht (2x8) Keuzevakken privaatrecht (2x6) Keuzevak vrije keuze (6)
33
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een HBO- of een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Beschrijving De UNA beschrijft in haar zelfevaluatierapport dat in het onderwijsprogramma van de bacheloropleiding Recht wordt aangesloten bij nieuwe en actuele wetenschappelijke inzichten en theorieën. In algemene zin gebeurt dit via de actualiteit van de voorgeschreven literatuur en van de gehanteerde wetgeving en jurisprudentie. De literatuurlijst wordt ieder studiejaar opnieuw samengesteld, laatste drukken van boeken worden voorgeschreven, en in readers worden recente literatuur en de actuele ontwikkelingen in wetgeving en jurisprudentie opgenomen. In de laatste twee studiejaren zijn bijvoorbeeld de ontwikkelingen rond de ontmanteling van de Nederlandse Antillen in het vak Beginselen van het staatsrecht ingebracht. Docenten geven onderwijs op het gebied van hun eigen specialisaties. Dit is vooral zichtbaar in de keuzevakken, bijvoorbeeld in de afgelopen studiejaren de vakken International Sales, Detentierecht en Criminologie. Het zelfevaluatierapport vermeldt dat docenten vaak hun eigen literatuur voorschrijven in de colleges. In het Integratievak I sluit het thema (Jeugdigen en recht) aan bij het onderzoek van de betrokken docente. Dit thema is eveneens leidend in de debattrainingen in het vak Juridisch Nederlands (zie hieronder). Tijdens het bezoek werd door studenten bevestigd dat docenten recente ontwikkelingen behandelen in de colleges en dat zij studenten recente jurisprudentie laten bestuderen. Vaardigheden De opleiding gaat uit van vier categorieën van vaardigheden, te weten kennismanagement, methodologie, communicatieve vaardigheden en specifiek juridische vaardigheden, die de student zich tijdens de studie vanaf B1 tot en met de masteropleiding in oplopende moeilijkheidsgraad eigen maakt. Voor de inrichting en afstemming van de vaardighedenvakken in het eerste jaar is een coördinator aangewezen. In het eerste jaar van de bacheloropleiding leren de studenten basisbegrippen en elementaire vaardigheden. In het tweede semester van het eerste jaar schrijven de studenten voor het vak Juridisch Nederlands een paper over een onderwerp dat centraal staat in het vak Integratievak I. Voor dit paper krijgen de studenten materiaal aangereikt en moeten zij daarop voortbouwend zelf onderzoek doen. Volgens de beschrijving in het zelfevaluatierapport neemt het belang van wetenschappelijk onderzoek gedurende de bacheloropleiding toe. In de hoofdvakken worden, als onderdeel van de vaardighedenlijn, opdrachten gegeven. De studenten voeren zelfstandig op beperkte schaal eigen onderzoeken uit (bijvoorbeeld in de vakken Materieel strafrecht, Verbintenissenrecht, Goederenrecht) en rapporteren hier schriftelijk en/of mondeling over. Voor het vak Sociologie van het Caribisch gebied voeren studenten een veldonderzoek uit. Studenten en docenten verklaarden tijdens het gesprek met de commissie dat schrijfvaardigheid een belangrijk onderdeel uitmaakt van de toetsing. Naar het oordeel van 34
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
studenten worden zij door middel van het paper Juridisch Nederlands en de onderzoeken in de hoofdvakken voldoende voorbereid op het scriptietraject. Voor de scriptie moeten de studenten voor de beantwoording van hun probleemstelling op wetenschappelijke wijze onderzoek verrichten. Aan het begin van het traject bieden docenten ter voorbereiding verplichte scriptiecolleges aan. Hierin wordt ingegaan op verschillende aspecten van het scriptieonderzoek. Daarnaast volgen studenten een verplichte bibliotheekinstructie. De scriptie wordt ten overstaan van de scriptiebegeleider en een lid van de staf of andere expert mondeling verdedigd. De onderwerpen die in het bachelorscriptieproject worden aangeboden zijn vaak onderwerpen waarover de leden van de vaste staf zelf publiceren. Verder wordt door middel van lezingen van docenten inzicht gegeven in verricht en lopend onderzoek. Bachelorstudenten zijn verplicht om tenminste vijf lezingen per studiejaar te volgen. Tijdens het gesprek met de commissie brachten studenten van beide opleidingen en alumni naar voren dat zij meer zouden willen worden getraind in mondelinge vaardigheden. In Integratievak I wordt een goede aanzet hiervoor gegeven: dit vak biedt een behalve een introductie in argumentatieleer ook een eerste debattraining. Studenten gaan met elkaar in debat over een juridische casus. Bij het vak Sociologie van het Caribisch gebied houden studenten ook een presentatie. Naar het oordeel van studenten zouden meer van dit soort oefeningen waardevol zijn zodat zij na hun opleiding nog beter zijn voorbereid op de juridische beroepspraktijk. Masteropleiding In het masteronderwijs neemt het onderzoek van de betrokken docenten een prominentere plaats in. Het zelfevaluatierapport vermeldt dat op een enkele uitzondering na al het onderwijs wordt verzorgd door hoogleraren en/of gepromoveerde docenten. In ieder geval draagt een hoogleraar of een wetenschappelijk hoofdmedewerker eindverantwoordelijkheid voor een bepaald vak. Volgens de beschrijving in het zelfevaluatierapport wordt in de keuze van aan te bieden vakken aangesloten bij nieuwe en actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Incidenteel betrekken docenten de studenten actief bij hun eigen onderzoek. Een voorbeeld hiervan is de betrokkenheid van (master)studenten bij onderzoek naar de rol van vrouwen bij criminele activiteiten van hun partners en zonen. Een ander voorbeeld betreft een enquêteonderzoek dat door een student is uitgevoerd voor haar scriptie, waarvan de resultaten door een docent is gebruikt in een lezing op een wetenschappelijk congres. Masterstudenten bevestigden tijdens het bezoek dat zij tijdens colleges worden uitgenodigd om te discussiëren over juridische vraagstukken. Van hen wordt verwacht dat zij hun inzichten in eigen woorden kunnen weergeven en zelfstandig een complexe juridische casus kunnen analyseren. In het verplichte Integratievak II wordt aandacht besteed aan onderzoeksvaardigheden. Studenten verrichten, individueel of in kleine groepen, zelf onderzoek en rapporteren hierover schriftelijk in diverse vormen (onderzoeksnotitie, beleidsnota, wetsontwerp met toelichting). Dit moet tijdens de bijeenkomsten mondeling (onder meer via debat, oefenrechtbank) worden toegelicht en worden bediscussieerd. De masterscriptie speelt in de masteropleiding een centrale rol. Het zelfevaluatierapport vermeldt dat de opleiding voornemens is studenten scriptieonderwerpen aan te bieden voor de scriptie. Daarnaast wil de faculteit meer externe begeleiders uit de beroepspraktijk aanwijzen. QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
35
Aansluiting bij het beroepenveld Bachelorstudenten bezoeken in het eerste semester van hun studie de rechtbank, waar zij een (straf)zitting bijwonen en in contact komen met rechters, officieren van justitie, en advocaten. In het vak Beginselen van het staatsrecht wordt een bezoek gebracht aan de Staten van de Nederlandse Antillen (sinds 10 oktober 2010: de Staten van Curaçao) en in het vak Sociologie van het Caribisch gebied verrichten studenten veldonderzoek onder gedetineerden. De lokale gastdocenten die in de bacheloropleiding Recht onderwijs verzorgen, zijn in de praktijk werkzaam als advocaat, rechter, als medewerker bij de Bank van de Nederlandse Antillen (sinds 10 oktober 2010: de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten) of een andere overheidsinstantie. Door de inbreng van deze gastdocenten komen studenten in aanraking met voorbeelden uit de lokale rechtspraktijk. Een voorbeeld hiervan is het vak Burgerlijk procesrecht; dit vak wordt gedoceerd door een rechter aan het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, die studenten ook buiten de colleges om op het Hof ontvangt om hen bijvoorbeeld te laten zien wat een rolzitting inhoudt. Studenten hebben de mogelijkheid om een stage van 6 EC op te nemen in hun bachelorprogramma. Zij kunnen negen weken stage lopen bij het Openbaar Ministerie, de advocatuur, de juridische afdeling van de overheid of de universitaire rechtswinkel. Om werkzaamheden bij de rechtswinkel als stage te laten gelden, moet de student vijf verschillende zaken van gemiddelde moeilijkheidsgraad behandelen, daarover rapporteren en over een zaak een kort essay schrijven. De stagecoördinator bewaakt de kwaliteit en het academisch niveau van de stage en het stageverslag. Het zelfevaluatierapport vermeldt dat door de combinatie studie/werk weinig studenten er aan toekomen een stage te lopen. In de module Integratievak II in de masteropleiding Recht worden problemen aan de orde gesteld die de student in de praktijk zal tegenkomen, en worden de vaardigheden geoefend die nodig zijn om deze problemen op te lossen. Voor andere vakken nodigt de faculteit gastdocenten uit met praktisch relevante ervaring binnen het betrokken rechtsgebied: het vak Bijzondere onderwerpen handelsrecht wordt bijvoorbeeld gedoceerd door een bedrijfsjurist bij een verzekeringsmaatschappij (onderdeel Verzekeringsrecht), een juriste bij Bureau Intellectuele Eigendom (onderdeel Intellectuele eigendom) en een advocaatvoorzitter van de Vereniging van Vervoersrechtjuristen (onderdeel Vervoersrecht). Evenals bachelorstudenten kunnen masterstudenten een stage van 6 EC inbrengen in hun onderwijsprogramma. Studenten hebben de mogelijkheid een stage te lopen bij de Hoge Raad en de Raad van State en bij het Gemeenschappelijk Hof van Justitie. Ook masterstudenten maken echter weinig gebruik van de mogelijkheid van een stage. Oordeel Tijdens haar bezoek heeft de commissie met studenten en docenten gesproken over de wijzen waarop interactie tussen onderwijs en onderzoek plaatsvindt in de opleidingen Recht. Daarnaast heeft de commissie een substantieel aantal moduleomschrijvingen bestudeerd. De commissie heeft op basis daarvan vastgesteld dat in het onderwijs gebruik wordt gemaakt van actuele wetenschappelijke literatuur, recente jurisprudentie en degelijke handboeken. De commissie heeft uit bestudering van het onderwijsprogramma en de gesprekken met studenten en docenten geconcludeerd dat in de bacheloropleiding Recht een goede aanzet wordt gegeven voor het ontwikkelen van vaardigheden in het zoeken van relevante rechtsbronnen. De commissie is positief over de verplichte bibliotheekinstructie en de recent ontwikkelde 36
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
vaardighedenlijn, waarin het verwerven van academische vaardigheden duidelijk gestructureerd is. De commissie waardeert het dat studenten vanaf hun eerste studiejaar kennismaken met het verrichten van onderzoek en het schrijven van een paper. Bij verschillende vakken schrijven studenten opdrachten en papers, waarbij studenten feedback krijgen op hun schriftelijke vaardigheden. De commissie adviseert in de bacheloropleiding Recht meer aandacht te besteden aan het verwerven van mondelinge vaardigheden, door het geven van presentaties en het discussiëren in kleine groepen. De commissie heeft vastgesteld dat het scriptietraject in beide opleidingen met zorg is vormgegeven, en is positief over de mondelinge scriptieverdediging. Uit de gesprekken met studenten en docenten van de masteropleiding Recht heeft de commissie geconcludeerd dat studenten worden ingevoerd in actuele wetenschappelijke discussies. De internationale gastdocenten die in de masteropleiding Recht het onderwijs verzorgen, brengen hun eigen onderzoek in het onderwijs. De commissie heeft vastgesteld dat ondanks het ontbreken van een eigen onderzoeksprogramma, de faculteit er toch in slaagt een koppeling te maken met het lopende onderzoek, met name in de meer specialistische keuzevakken. De commissie waardeert de opzet van het Integratievak II dat wordt afgesloten met een oefenrechtbank en dat een belangrijke rol speelt in het verwerven van juridische en debatvaardigheden. Zij adviseert de opleiding de aandacht voor onderzoeksmethodologie in de masteropleiding te verstevigen. Naar het oordeel van de commissie verdient het daarnaast aanbeveling dat de docenten in hun onderwijs aangeven op welke gebieden van hun onderzoek een scriptie geschreven zou kunnen worden. Zij ondersteunt van harte het voornemen van de faculteit hier aandacht aan te besteden en hierbij ook aansluiting te vinden bij juridische kwesties die spelen in de lokale context. De commissie heeft daarnaast vastgesteld dat in beide opleidingen veel aandacht is voor de actuele praktijk van de relevante beroepen, mede door de inzet van lokale gastdocenten en het verzorgen van excursies. Op grond van bovenstaande overweging komt de commissie tot het oordeel dat de opleidingen voldoen aan de criteria behorende bij dit facet. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Beschrijving In de programma’s van de bachelor- en de masteropleiding Recht zijn de eindkwalificaties van de opleidingen per vak vertaald in studiedoelen. In het zelfevaluatierapport is een overzicht opgenomen waarin de vakken (zowel verplichte als keuzevakken) gerelateerd worden aan de eindkwalificaties van de opleidingen.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
37
De studiedoelen worden vastgelegd in de cursusbeschrijvingen. Een cursusbeschrijving van een vak omschrijft de studiedoelen, de eindkwalificaties, de werkvormen, de vaardigheden, de literatuur, wijze van toetsing en de studielast. Al deze informatie is in de studiegids opgenomen. In de bacheloropleiding Recht wordt een onderscheid gemaakt tussen het eerste jaar (B1) en het tweede en derde jaar (B2/3). In B1 wordt de studenten een brede kennismaking geboden met het recht en de juridische vaardigheden. Naast de vakken over specifieke rechtsgebieden (Beginselen van het privaatrecht, Beginselen van het strafrecht, Beginselen van het staatsrecht, Beginselen van het bestuursrecht, en Elementair internationaal publiekrecht), worden meer reflectieve vakken aangeboden (Algemene rechtsleer, Rechtsgeschiedenis en Integratievak I) en de vaardighedenvakken Juridische Vaardigheden I en II en Juridisch Nederlands. Het zelfevaluatierapport vermeldt dat de opleidingen worden gekenmerkt door een inherente rechtsvergelijking. De faculteit is voornemens om de internationale en rechtsvergelijkende component verder te versterken, door naast de specifieke rechtsvergelijkende keuzevakken, ook in de verplichte vakken structureel aandacht te schenken aan andere rechtssystemen, met name het common law systeem (zie facet 1). Per hoofdvak wordt minimaal 2 uur gewijd aan rechtsvergelijking, hetzij door middel van een overzicht op hoofdlijnen, hetzij door specifieke aandacht voor deelonderwerpen, waarbij ook aandacht wordt besteed aan Engelse juridische terminologie. Tijdens het bezoek van de commissie is door de decaan en docenten toegelicht dat hoewel er geen verplicht vak Europees mededingingsrecht is opgenomen in het bachelorprogramma, studenten kennis maken met de generale concepten van dit rechtsgebied in het vak Europees recht. In tegenstelling tot het bachelorprogramma, dat bijna uitsluitend uit verplichte vakken bestaat, biedt het programma van de masteropleiding Recht veel keuzeruimte. Het is een bewuste keuze van de opleiding studenten in de masterfase de mogelijkheid te geven het programma voor een belangrijk deel naar hun eigen interessegebieden in te richten. Tijdens het bezoek heeft de commissie de opbouw van het masterprogramma besproken met inhoudelijk verantwoordelijken en docenten. Naar het oordeel van de commissie zou binnen de specialisatie privaatrecht een verdieping goederenrecht en verbintenissenrecht niet mogen ontbreken. In de gesprekken werd toegelicht dat deze rechtsgebieden aan de orde komen in de alternerende vakken Erfrecht en Huwelijkvermogensrecht. Het vak Aansprakelijkheid en Verzekering biedt studenten tevens verdiepende kennis op het gebied van verbintenissenrecht. De faculteit overweegt een verdiepingsvak Ondernemingsrecht op te nemen, in aansluiting op de financiële sector die een prominente plaats inneemt op het eiland. Oordeel In de beschrijving in het zelfevaluatierapport is inzichtelijk gemaakt in welke onderdelen van het programma aan het realiseren van de verschillende eindkwalificaties wordt gewerkt. De commissie heeft geconstateerd dat voor elke module toetsbare leerdoelen zijn geformuleerd. Zij vindt de manier waarop de opleidingen de eindkwalificaties en de leerdoelen van de onderdelen van het programma met elkaar in verband brengt, inzichtelijk en overtuigend. De algemene doelstelling van de faculteit om algemeen gevormde juristen op te leiden, is naar het oordeel van de commissie duidelijk zichtbaar in de programma’s.
38
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
De commissie heeft vastgesteld dat de kenniscomponent van de eindkwalificaties stevig is verankerd in de curricula van beide opleidingen. De basisdisciplines van het recht die in de eindkwalificaties zijn opgenomen, zijn aanwezig in de programma’s. Voor kennis van de rechtsgeschiedenis, rechtseconomie en -sociologie zijn aparte modulen in het verplichte curriculum opgenomen. De commissie heeft eveneens vastgesteld dat aan de eindkwalificaties op het gebied van vaardigheden in de drie studiejaren van de bacheloropleiding op diverse momenten gewerkt wordt. In het eerste jaar wordt een basis gelegd in de vakken Juridische vaardigheden I en II waarop wordt voortgebouwd in ondermeer Integratievak I. Tijdens het bezoek heeft de commissie vastgesteld dat dit vak ook een belangrijke rol speelt in het verwerven van mondelinge vaardigheden. Zoals onder facet 4 is vermeld, verdient het naar het oordeel van de commissie aanbeveling om training van mondelinge vaardigheden verder uit te bouwen in de programma’s. De commissie onderstreept het belang van aandacht voor het Europese recht teneinde studenten in de bacheloropleiding Recht meer inzicht te verschaffen hoe het Europese recht doorwerkt in het Nederlandse rechtssysteem, maar ook kan doorwerken in het Antilliaanse rechtssysteem. De commissie ziet mogelijkheden om dit binnen het bestaande curriculum te verwezenlijken, bijvoorbeeld door binnen het vak Internationaal publiek recht ook aandacht te geven aan het Europese constitutionele recht. Na bestudering van het masterprogramma Recht heeft de commissie vastgesteld dat studenten in Integratievak II verschillende relevante vaardigheden verwerven. De commissie waardeert de opzet van het verplichte vak Reflectie op het recht, waarin studenten leren kritisch te reflecteren op aspecten van metajuridica (eindkwalificatie 5). De commissie heeft vastgesteld dat de leerdoelen van de keuzevakken eveneens zijn afgestemd met de eindkwalificaties van de opleiding. In de masterscriptie moeten studenten laten zien dat zij in staat zijn om zelfstandig een rechtswetenschappelijk onderzoek te verrichten en een goed onderbouwd juridisch betoog kunnen schrijven (eindkwalificaties 7 en 8). Zoals onder facet 11 wordt toegelicht worden scripties beoordeeld volgens een vast beoordelingsschema. De commissie heeft vastgesteld dat de criteria in dit beoordelingsformulier de eindkwalificaties van de opleiding adequaat weerspiegelen. De commissie waardeert dat binnen alle vakken aandacht is voor rechtsvergelijking, met een focus op Amerikaans recht. De commissie concludeert dat beide opleidingen er in geslaagd zijn programma’s te ontwikkelen waarin de eindkwalificaties behaald worden. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Beschrijving Bacheloropleiding Recht In het bachelorcurriculum wordt een onderscheid gemaakt tussen vier clusters van vakken: privaatrechtelijke vakken, publiekrechtelijke vakken, algemene vakken en vaardighedenQANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
39
vakken. Het zelfevaluatierapport beschrijft dat er verschillende dwarsverbanden zijn tussen deze clusters: in de inhoudelijke vakken wordt aandacht besteed aan vaardigheden (bijvoorbeeld Integratievak I, of B1 vakken waarin opdrachten worden gemaakt), door de onderwerpkeuze zijn Juridisch Nederlands en Integratievak I met elkaar verbonden en kunnen inhoudelijke verbanden worden gelegd tussen bijvoorbeeld Beginselen van het privaatrecht en Rechtsgeschiedenis. Zodoende wordt in B1 een samenhangend programma gepresenteerd. B1 heeft een selecterende functie. Voor de vakken in B2/B3 zijn kennis en vaardigheden vereist die studenten in B1 verwerven. Studenten die de propedeuse nog niet hebben afgerond hebben daarom geen onbeperkte toegang tot de vakken in B2/3. Slechts wanneer aan een aantal vereisten is voldaan (30 EC behaald, geslaagd voor de vakken Algemene rechtsleer, Juridisch Nederlands en Juridische Vaardigheden I) mogen studenten deelnemen aan de tentamens van B2/3, echter voor een beperkt aantal (maximaal 40) EC. In het programmaoverzicht op pagina’s 30 en 31 zijn met grijstinten de verschillende lijnen in beide programma’s weergegeven. Studenten kunnen door de keuzevakken en hun bachelorscriptie zelf een bepaald accent in hun studie aanbrengen, en dit vervolgens door de keuzes in de masteropleiding versterken. Volgens de beschrijving in het zelfevaluatierapport is de vaardighedenlijn een integrerende factor zowel tussen de vakken als tussen de verschillende fasen van de bacheloropleiding en tussen de bachelor- en masteropleiding. Voor de ontwikkeling van de vaardigheden zijn leerlijnen ontwikkeld gericht op kennismanagement, methodologie, communicatieve vaardigheden en specifiek juridische vaardigheden met een oplopende moeilijkheidgraad, uitgaand van algemene en eenvoudige vaardigheden in B1 naar complexere academische vaardigheden in B2/3 en masteropleiding (zie bijlagen C en D) De vaardighedenlijn wordt in B2/3 niet meer door middel van aparte vakken voortgezet, maar geïntegreerd in de inhoudelijke vakken. Verplichte vakken als Sociologie van het Caribisch gebied en Internationaal Publiekrecht, hoofdvakken alsmede verschillende keuzevakken dragen elementen van vaardighedenonderwijs in zich. De bachelorscriptie, de bijbehorende scriptiecolleges en de verplichte bibliotheekinstructie vormen een groot afzonderlijk element in het vaardighedenonderwijs. In het kader van de verdere stroomlijning van de vaardighedenlijn is in het studiejaar 20102011 een randvoorwaardenmodel geïntroduceerd, dat aangeeft aan welke voorwaarden, inclusief vormvoorschriften, ingeleverde opdrachten moeten voldoen. Dit model dient als ijkpunt bij alle schriftelijke opdrachten in het vervolg van de opleiding. Zoals beschreven onder facet 4 worden studenten vanaf het eerste jaar vertrouwd gemaakt met onderzoeksvaardigheden en kennismanagement. De centrale bibliotheek van de UNA biedt een leerlijn informatievaardigheden aan, die inhoudelijk aansluit bij het curriculum. In overleg met de faculteit worden de modules gekoppeld aan opdrachten in vaardighedenvakken, met name de vakken Juridisch Nederlands, Juridische Vaardigheden en ter voorbereiding op het schrijven van de bachelor- en masterscriptie. Masteropleiding Recht In de masteropleiding is het cluster met algemene vakken voor alle masterstudenten gelijk (zie het overzicht op pagina’s 30 en 31). De vakken Reflectie op het recht en Integratievak II zetten de lijn voort die in de bachelorfase is ingezet. Het verschil met de bacheloropleiding 40
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Recht is dat in het rechtsgebiedspecifieke cluster studenten een keuze maken tussen een privaatrechtelijke of een publiekrechtelijke richting. Met goedkeuring van de examencommissie kunnen studenten er voor kiezen een gemengd programma te volgen. In dat geval dienen de vakken en het gekozen scriptieonderwerp in voldoende mate op elkaar aan te sluiten. In Integratievak II staan juridische problemen centraal die verschillende rechtsgebieden raken. De opleiding streeft hiermee naar een interdisciplinaire benadering van juridische problemen. Voor zowel het bachelor- als het masteronderwijs vindt er afstemmingsoverleg plaats op individuele basis tussen docenten binnen de secties. De sectiehoofden onderhouden hierover de contacten met de internationale en lokale gastdocenten. Zij zien er op toe dat de programmaonderdelen op elkaar aansluiten en dat onnodige overlap wordt voorkomen. Discussie over keuzevakken, vaardighedenonderwijs en toetsvormen vindt plaats in het wekelijks werkoverleg. Bij de planning voor het komende studiejaar en aan het begin van het jaar wordt de afstemming in het hele curriculum in de Faculteitsraad besproken. Ieder semester wordt er een docentenavond gehouden waarin de decaan en de program manager inhoudelijke aspecten van het programma met gastdocenten bespreken. Oordeel De commissie heeft waardering voor de wijze waarop de opleidingen samenhang in de programma’s hebben aangebracht. De vier leerlijnen maken de samenhang inzichtelijk voor studenten. In de moduleomschrijvingen wordt voor zowel bachelor- als mastervakken de benodigde voorkennis aangegeven. Het bachelorprogramma heeft een duidelijke cursorische opbouw, met inleidende vakken in het propedeuse jaar, en daarop voortbordurende verdiepende onderdelen in het tweede en derde jaar. De commissie waardeert het dat er in ieder studiejaar een reflectieve component is geprogrammeerd. De commissie heeft waardering voor de integratievakken in beide opleidingen waarin expliciet aan integratie van verschillende kennisvelden wordt gewerkt. In de masteropleiding kiezen studenten een privaatrechtelijk of een publiekrechtelijk studiepad, met een duidelijke inhoudelijke samenhang. Studenten worden naar het oordeel van de commissie voldoende geadviseerd over de keuzemogelijkheden die het programma aan hen biedt. De commissie heeft tot slot waardering voor de wijze waarop de samenhang van de programma’s wordt bewaakt, zeker met het oog op de inzet van vele (lokale en overzeese) gastdocenten. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Beschrijving Ieder semester bestaat uit een collegeperiode, een collegevrije periode en een tentamenperiode. De collegeperiode duurt dertien weken. Om de werkende studenten die rekening moeten houden met werktijden tegemoet te komen worden de colleges ’s middags QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
41
en ’s avonds gegeven (tussen 13.00 en 21.00 uur). De collegevrije week kunnen studenten besteden aan zelfstudie, of aan het wegwerken van eventuele achterstanden. Hertentamens vinden plaats in juli en augustus. De uitslag van een schriftelijk tentamen wordt binnen vier weken na de tentamendatum bekendgemaakt. Tijdens het bezoek lieten studenten weten dat het docenten niet altijd lukt om zich aan de gestelde termijn te houden. Volgens studenten komt dit vooral voor bij de colleges waar lokale gastdocenten met een zware hoofdfunctie elders het onderwijs verzorgen. Een laat bericht over een tentamenresultaat kan negatieve gevolgen hebben voor de studievoortgang, bijvoorbeeld in verband met het plannen van een herkansing. De faculteit hanteert een normatieve studielastmeter. In het OER is vastgesteld wat de studiezwaarte is in iedere opleidingsfase, uitgaande van het aantal contacturen en literatuur van gemiddelde zwaarte en jurisprudentie. Bij het opstellen van de studiegidsteksten wordt aan de hand van deze normen de studielast per vak berekend en wordt waar nodig het door de docent opgegeven aantal colleges of de voorgeschreven literatuur bijgesteld. Om optimaal gebruik te kunnen maken van de internationale gastdocenten verzorgen deze docenten gecomprimeerde cursussen, waarbij in korte tijd relatief veel college wordt gegeven. Meestal gaat het om een periode van twee tot drie aaneengesloten weken. Bij het samenstellen van het rooster wordt rekening gehouden met de extra belasting die dit voor studenten in die periodes oplevert en wordt de collegedruk zoveel mogelijk over het hele semester gespreid. Het onderwijs in de masteropleiding bestaat vrijwel geheel uit gecomprimeerde cursussen. Tijdens het bezoek heeft de commissie met studenten van beide opleidingen gesproken over de studielast. Het lukt de faculteit niet altijd om in de weken dat een gecomprimeerde cursus wordt aangeboden, het rooster vrij te maken van andere vakken. In deze perioden is de studielast voor studenten erg hoog, omdat in korte tijd veel stof wordt behandeld. Volgens een aantal studenten gaat dit ten koste van de mate waarin de stof beklijft. Studenten waarderen de inzet en betrokkenheid van de internationale gastdocenten. Zij brachten naar voren dat deze docenten, ook na het vertrek van het eiland, goed bereikbaar zijn en bereid zijn begeleiding op afstand te bieden. Door middel van opdrachten en afstandsbegeleiding worden studenten ook aan het werk gehouden in de periode dat er geen colleges worden aangeboden voor een bepaald vak. Het vak Staatsrecht wordt door veel studenten als struikelvak ervaren. Het aantal EC (4) dat voor dit vak staat volgens studenten niet in verhouding met de hoeveelheid tijd die zij in dit vak steken. Tijdens het bezoek werd duidelijk dat dit reeds de aandacht heeft van de docenten en de Faculteitsraad. Het zelfevaluatierapport vermeldt dat taalbeheersing voor studenten een studiebelemmerende omstandigheid kan vormen omdat voor veel studenten het Nederlands niet de moedertaal is. Dit blijkt volgens docenten ook uit de formuleringen van antwoorden op tentamens en (concept)scripties. Tijdens het bezoek bevestigden studenten dat zij meer tijd nodig hebben dan is ingeroosterd om teksten te lezen. Ook in het gesprek met de werkveldcommissie werd beheersing van de Nederlandse taal als aandachtspunt aangemerkt. Om de taalbeheersing van studenten te verbeteren heeft de faculteit verschillende maatregelen genomen, die in facet 8 worden toegelicht. Voor de bacheloropleiding Recht wordt in het zelfevaluatierapport opgemerkt dat niet alle verplichte vakken ieder jaar worden gedoceerd. De opleiding kent een systematiek van 42
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
zogenaamde alternerende vakken: vakken in B2/3 die eens per twee jaar worden gegeven. Het systeem van alternerende vakken brengt met zich mee dat geen onderscheid wordt gemaakt tussen het tweede en derde jaar van de opleiding. De faculteit tracht door middel van voorlichting studenten te stimuleren tentamen te doen in het studiejaar waarin het vak gedoceerd wordt. Om studievertraging te voorkomen is er bij alternerende vakken in het jaar dat het vak niet wordt gedoceerd wel de mogelijkheid om tentamen te doen. Met ingang van dit studiejaar wordt een schriftelijk tentamen in een reguliere tentamenperiode afgenomen en studenten kunnen in het belang van de voortgang van de studie op verzoek in de periode van de herkansingen mondeling tentamen doen. De faculteit signaleerde in 2007 dat de bachelorscriptie (8 EC) voor een groot aantal studenten een struikelblok vormt en heeft daarom een nieuwe bachelorscriptiesystematiek ingevoerd. Deze systematiek houdt in dat studenten in beginsel driemaal per jaar een aantal brede thema’s aangeboden krijgen waarbinnen zij een scriptieonderwerp kunnen kiezen. Dit heeft als voordeel dat docenten goed zicht hebben op het aanbod aan literatuur en de studenten beter kunnen ondersteunen. Zoals onder facet 4 is toegelicht, bieden docenten ter voorbereiding verplichte scriptiecolleges aan. Via Blackboard is een uitvoerige handleiding voor het schrijven van scripties beschikbaar. De studenten verklaarden tijdens het bezoek dat zij positief zijn over de scriptiecolleges. Oordeel Tijdens haar bezoek heeft de commissie de studielast besproken met de studenten en docenten. De commissie heeft mede op basis daarvan vastgesteld dat de opleiding adequate maatregelen neemt om de studievoortgang van studenten te bevorderen. De commissie heeft vastgesteld dat het tweede en derde jaar van de bacheloropleiding flexibel zijn opgezet, en daarom geschikt zijn voor zowel studenten die versneld willen studeren als studenten die in deeltijd willen studeren. De commissie heeft opgemerkt dat de faculteit haar verschillende doelgroepen studenten zo goed mogelijk probeert te bedienen, door waar mogelijk maatwerk te leveren Zij heeft veel waardering voor de mogelijkheden die werkende studenten wordt geboden de programma’s zonder studievertraging te doorlopen. Alle studiematerialen en opdrachten zijn beschikbaar op Blackboard en onderwijs wordt uitsluitend in de middaguren geprogrammeerd. Het systeem van gecomprimeerde cursussen is een aandachtspunt. Naar het oordeel van de commissie zouden deze cursussen geïsoleerd moeten worden aangeboden, zodat studenten zich in de intensieve collegeperiode op één vak kunnen concentreren. De commissie heeft vastgesteld dat dit het streven is van de faculteit, maar dat het desondanks niet altijd lukt om overlap in het rooster te voorkomen. De commissie adviseert de faculteit hier strikter op toe te zien. Zoals wordt toegelicht in facet 8 heeft de commissie waardering voor de aandacht die de faculteit heeft voor het verbeteren van de taalvaardigheid van studenten. Zij heeft eveneens vastgesteld dat de maatregelen om de scriptievoortgang te bevorderen in de praktijk werken. Studenten vinden de scriptiecolleges nuttig en verklaarden tijdens het bezoek dat zij worden benaderd door hun begeleider als zij tijdens het schrijfproces een tijd niets van zich hebben laten horen. De commissie adviseert de faculteit strenger toe te zien op de nakijktermijn voor tentamens, zodat studenten zich altijd kunnen voorbereiden op een herkansing en geen onnodige studievertraging oplopen.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
43
Met in achtneming van bovengenoemde aandachtspunten, oordeelt de commissie dat de opleidingen voldoen aan de criteria bij dit facet. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
Beschrijving De volgende vooropleidingen geven toegang tot de bacheloropleiding Recht: • • • •
vwo; hbo (mits een driejarige dagopleiding); een afgeronde wetenschappelijke opleiding; een propedeutisch examen in het recht aan een instituut voor universitair onderwijs.
Studenten die niet aan de toelatingsvoorwaarden voldoen kunnen door middel van een colloquium doctum toegang verwerven tot de opleiding. Studenten die twee jaar hebben afgerond van een door één van de andere faculteiten van de UNA verzorgde opleiding worden eveneens toegelaten. Door de jaren heen heeft de faculteit in de bacheloropleiding een enigszins wisselend aantal instromers gekend. In de periode vanaf 2000 tot 2003 lag de instroom rond de 50. In de periode vanaf 2004 steeg het aantal instromers eerst tot een maximum van 64 in 2006, om vervolgens weer vrij scherp te dalen tot 33 studenten in 2009 waarna het studiejaar 2010-2011 (41 studenten) de dalende trend gekeerd lijkt. De bacheloropleiding trekt studenten met veel verschillende vooropleidingen. Naast studenten met een (in Nederland of lokaal behaald) vwo-diploma, stromen relatief veel studenten in na een colloquium doctum examen, een voltooide hbo-opleiding (vooral tot Juridische assistent), of een propedeuse recht of voltooide wetenschappelijke opleiding. De gemiddelde leeftijd van de studenten die aan de bacheloropleiding beginnen ligt vanaf 2004 net boven de 30 jaar. Studenten met goede studieresultaten worden gestimuleerd om hun horizon te verbreden door deel te nemen aan het in samenwerking met Amerikaanse universiteiten georganiseerde Winter Program, en in juli 2010 nam vanuit de faculteit een studente deel aan het door Loyola University College of Law New Orleans in Wenen georganiseerde internationale zomerprogramma. Tijdens het bezoek werd duidelijk dat masterstudenten met goede resultaten zich in het lopende studiejaar konden aanmelden voor een seminar over cassatierechtspraak in strafzaken. Ongeveer tien studenten namen deel aan deze extra-curriculaire activiteit. De faculteit is voornemens in de toekomst meer activiteiten voor actieve studenten te organiseren.
44
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Toelating tot de masteropleiding Recht geschiedt zonder meer op grond van de volgende diploma’s: • •
een voltooide juridische bacheloropleiding van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid; een voltooide juridische bacheloropleiding van rechtenfaculteiten waarmee dit in een samenwerkingsovereenkomst overeengekomen is (zie facet 3).
Daarnaast kan de student toelating tot de masteropleiding Recht verkrijgen op grond van een diploma van een vierjarige voltijdse opleiding HBO-recht of een afgeronde juridische opleiding aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname. Deze groepen instromers moeten, alvorens aan de masteropleiding te kunnen beginnen, een schakelprogramma doorlopen. Toelating tot het schakelprogramma geschiedt via de examencommissie. Masterstudenten met wie de commissie tijdens het bezoek gesproken heeft, verklaarden tevreden te zijn over de aansluiting tussen de bachelor- en masteropleiding en stelden in de masteropleiding een hogere moeilijkheidsgraad te herkennen. In de masteropleiding worden studenten geacht over basiskennis te beschikken, die zij in de bacheloropleiding hebben verworven. Van masterstudenten wordt verwacht dat zij hun eigen inzichten meer in eigen woorden kunnen weergeven, en dat zij complexere cases kunnen behandelen. Taalvaardigheid Zoals in het vorige facet is aangestipt is de beheersing van de Nederlandse taal een aandachtspunt. Het eerstejaarsvak Juridisch Nederlands is gedeeltelijk vanuit deze achtergrond ingevoerd, ter ondersteuning van de vakken Juridische Vaardigheden I en II en Integratievak I. Voor deze vakken geldt een aanwezigheidsplicht. Vanaf het studiejaar 20092010 wordt beheersing van de Nederlandse taal via de introductie van steeds meer vaardighedenelementen ook in andere vakken geoefend. Zoals is toegelicht in facet 4 schrijven studenten voor verschillende vakken opdrachten of een paper, en houden studenten in het vak Juridisch Nederlands een presentatie. In dit laatste vak wordt tevens een debattraining gegeven. Deze onderdelen tellen mee voor het eindcijfer. Het zelfevaluatierapport vermeldt dat ondanks dit vakkenaanbod, taalvaardigheid in de praktijk een probleem blijkt. Om aansluitingsproblemen op dit vlak te helpen signaleren en studenten de mogelijkheid te bieden hun taalvaardigheid te verbeteren is dit studiejaar een taaltoets ingevoerd. Eerstejaarsstudenten maken via Blackboard een taaltoets, waarin de student zichzelf toetst op stijl, grammatica en spelling. De student heeft direct inzage in zijn scores en zijn sterke en zwakke punten. Uitgangspunt is dat de bewustwording van tekorten bij de student er toe zal leiden dat deze gemotiveerd raakt en gestimuleerd wordt de eigen taalvaardigheid te verbeteren. Tijdens het bezoek heeft de commissie de taalbeheersing van studenten besproken met docenten, alumni, leden van de werkveldcommissie en de studenten zelf. Alle betrokkenen bevestigen dat taal voor een groot deel van de studenten een extra te nemen hindernis is. Leden van de werkveldcommissie constateren dat afgestudeerden als zij beginnen met een baan (met name in de rechterlijke macht en de advocatuur, maar ook in andere functies) soms nog steeds moeite hebben met goed formuleren, zowel schriftelijk als mondeling. De werkveldcommissie deelde aan de commissie mee dat de faculteit dit signaal zeer serieus heeft opgepakt, en dat er veel inspanningen worden geleverd om de taalbeheersing van studenten te verbeteren.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
45
Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat de kwalificaties waarover studenten die instromen in de opleidingen moeten beschikken, formeel zijn vastgelegd en aansluiten bij de criteria bij dit facet. De commissie is positief over de vormgeving van het eerste jaar, waarin verschillende vaardighedenvakken zijn geprogrammeerd, mede met het oog op een soepele overgang van het middelbaar naar het universitair onderwijs. De commissie heeft vastgesteld dat de opleiding veel aandacht besteedt aan het verbeteren van de taalbeheersing van studenten. De commissie waardeert de invoering van de taaltoets en heeft vastgesteld dat de vorm en inhoud van de toets goed doordacht zijn. De commissie adviseert de follow-up van de toets meer te structureren, bijvoorbeeld door de introductie van een vast mentorgesprek waarin de resultaten en eventuele vervolgstappen kunnen worden besproken. De commissie heeft waardering voor de mogelijkheden die de betere en gemotiveerde studenten wordt geboden, zoals het Winter Program en het seminar. Tijdens het bezoek heeft de commissie kunnen vaststellen dat studenten actief geworven worden voor het Winter Program. Zoals in het vorige facet is vermeld, heeft de faculteit oog voor de wensen van haar studenten die in de meeste gevallen hun studie met een baan combineren. Op basis van bovenstaande overwegingen oordeelt de commissie dat de opleidingen voldoen aan de criteria bij dit facet. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
Beschrijving Het programma van de bacheloropleiding Recht omvat 180 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Het programma van de masteropleiding Recht omvat 60 EC en voldoet daarmee aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. Oordeel De bacheloropleiding Recht voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. De masteropleiding Recht voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Beschrijving De belangrijkste elementen van het didactisch concept zijn volgens de beschrijving in het zelfevaluatierapport het bieden van een brede en solide basiskennis, afnemende sturing en 46
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
groeiende zelfstandigheid gedurende de opleiding, een vaardighedenlijn als integrerende factor, het benutten van de kleinschaligheid, en activerend onderwijs. De concrete vertaling vindt plaats door onderscheid in werkvormen, een keuze van werkvormen voor vakken en fasen in de opleiding, en een vaardighedenlijn. Gedurende de bachelor- en de masteropleiding Recht worden verschillende werkvormen gehanteerd. Het gaat om hoorcolleges, werkgroepen en combinaties daarvan. Het zelfevaluatierapport benadrukt dat door de kleinschaligheid hoorcolleges ook het karakter kunnen krijgen van een werkcollege, waarbij nadrukkelijk plaats wordt ingeruimd voor discussie. In een werkgroep wordt onder leiding van een docent stof behandeld die tevoren door de studenten bestudeerd is, waarbij ook een casus of tevoren gemaakte opdracht kan worden behandeld. Het hoorcollege heeft als functie dat de studenten de stof op hoofdlijnen gepresenteerd krijgen als basis voor verdere zelfstudie en voorbereiding voor het tentamen. Studenten worden daarnaast via opdrachten geactiveerd en gestimuleerd zelfstandig met de stof bezig te zijn. In het gesprek met de commissie brachten studenten naar voren dat van hen een actieve bijdrage verwacht wordt in de colleges en dat zij zich dus goed moeten voorbereiden, dit mede vanwege het beperkte aantal studenten dat een vak volgt. Voor het vak Staatsrecht bijvoorbeeld beantwoorden zij voorafgaande aan het college een aantal vragen die vervolgens tijdens het college besproken worden. Studenten verklaarden dat de werkcolleges over het algemeen gekenmerkt worden door veel discussie. Studenten hebben veel waardering voor de individuele aandacht die zij ontvangen van docenten. Tijdens het gesprek met studenten kwam ook naar voren dat de manier van lesgeven van lokale gastdocenten uit de beroepspraktijk niet altijd correspondeert met wat studenten gewend zijn. Studenten zijn wel tevreden over de wijze waarop de faculteit met dit signaal vanuit de studenten is omgegaan. Oordeel Op basis van de gesprekken met studenten en docenten heeft de commissie geconcludeerd dat het didactisch concept, waarbij activerend leren een belangrijke plaats inneemt, herkenbaar is in de gehanteerde werkvormen. De werk- en toetsvormen, waaronder een debattraining, presentaties en onderzoeksopdrachten zijn in lijn met de doelstellingen van de opleiding. De commissie is positief over de werkvormen in beide integratievakken, waaronder de oefenrechtbank. De commissie heeft waardering voor de vaardighedenlijn, en is overtuigd dat hiermee een verbindende lijn door het curriculum wordt geweven. De invulling van het vaardighedenlint wordt op facultair niveau gecoördineerd. De commissie heeft vastgesteld dat de docenten zeer toegankelijk zijn, en bereid zijn feedback en extra begeleiding te geven als de student daarom vraagt. De commissie heeft geconstateerd dat gastdocenten worden geïnformeerd over de didactische uitgangspunten van de faculteit en de gewenste werk- en toetsvormen, al vernam zij van studenten dat gastdocenten in enkele gevallen een afwijkende werkwijze hanteerden. De signalen van studenten hieromtrent zijn, zo stelt de commissie vast, goed opgepikt door de faculteit. De commissie beveelt de opleidingen gastdocenten (zowel lokale als overzeese) meer en beter te informeren over de didactische lijn in de programma’s. QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
47
Met inachtneming van bovenstaand aandachtspunt komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor beide opleidingen. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Beschrijving Het toetsbeleid van de faculteit is omschreven in het document Toetsbeleid. De faculteit hanteert in het algemeen schriftelijke toetsvormen. Incidenteel worden mondelinge tentamens afgenomen, altijd in aanwezigheid van een deskundige derde. Naast deze ‘traditionele’ toetsvormen is er, zoals eerder werd opgemerkt, steeds meer aandacht voor het structureel en systematisch verwerven van vaardigheden. In 2009-2010 is de faculteit een traject gestart met als doel de bestaande toetsvormen tegen het licht te houden en – waar opportuun en mogelijk – andere dan schriftelijke toetsvormen te hanteren en meer nadruk te leggen op het verwerven van vaardigheden. In de bacheloropleiding wordt bij een aantal vakken de traditionele toetsvorm van het schriftelijk tentamen aangevuld met een (optionele) creditregeling Door het maken van een of meer opdrachten kan een creditpunt (maximaal een halve punt) worden verdiend dat meetelt in het eindcijfer voor het schriftelijke tentamen. Bij een tweetal vakken in B2/3 is sprake van meer substantiële opdrachten, die deels in de plaats komen van het tentamen. In de masteropleiding Recht wordt bij een aantal vakken gekozen voor de combinatie schriftelijk tentamen en het schrijven van een paper. Zoals in facet 4 is toegelicht, verwerven studenten in het verplichte Integratievak II onderzoeksvaardigheden, en schrijven zij onderzoeksverslagen, beleidsnota’s en wetsontwerpen. Ook houden studenten een mondelinge presentatie over hun onderzoeksresultaten. In de keuzevakken zoals ADR en Mediation is er eveneens aandacht voor mondelinge vaardigheden. Een aantal vakken wordt afgesloten met een ‘take home’ tentamen. Tentamens bestaan doorgaans uit een aantal open kennisvragen en casusvragen, waardoor niet alleen kennis en inzicht worden getoetst, maar ook de vaardigheid om vanuit een concrete casuspositie feiten juridisch te duiden en vanuit het geldende recht tot een oplossing te komen. Multiple choice-vragen worden als toetsvorm niet gehanteerd, behalve zeer incidenteel, of in de vorm van een afzonderlijke tentamenvraag. Kwaliteitsbewaking De kwaliteit van de toetsing wordt op verschillende manieren bewaakt. Binnen de secties worden tentamens vooraf collegiaal getoetst door de buitengewoon hoogleraren op het desbetreffende vakgebied. Na afloop wordt het tentamen door studenten geëvalueerd. Een van de onderwerpen die daarbij aan de orde komt is de aansluiting van het tentamen op de colleges en voorgeschreven literatuur. Tot slot kunnen klachten ten aanzien van de tentamens aan de examencommissie worden voorgelegd.
48
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Bij het nakijken van tentamens maken docenten gebruik van modelantwoorden. Daardoor worden alle tentamens aan de hand van consistente criteria beoordeeld en is de beoordeling voor de student inzichtelijk. De faculteit is dit studiejaar in B1 begonnen met het anonimiseren van tentamens: de student vult alleen zijn studentnummer in op het tentamen en geen naam. Dit geeft de student de verzekering dat zijn tentamen zo objectief mogelijk wordt nagekeken. De maatregel is genomen op verzoek van leden van de vaste staf die zonder beeldvorming het geschreven werk willen nakijken. Het ligt in de bedoeling volgend studiejaar de maatregel bij alle tentamens in te voeren. Tijdens het bezoek bevestigden studenten dat hun tentamens worden nagekeken met modelantwoorden, en dat zij hier inzage in hebben. Slechts een enkele docent houdt zich hier niet aan. Studenten toonden zich tevreden met de kwaliteit van de toetsing, en vinden de tentamens een goede weerspiegeling van de stof. Scripties Zoals in facet 4 is toegelicht, wordt het scriptieproces afgesloten met een mondelinge verdediging, waarbij het onderzoek wordt gepresenteerd en nader toegelicht en waarbij vragen van de kant van de scriptiebegeleider en andere deskundige(n) beantwoord moeten worden. Bij de verdediging van de bachelorscriptie is naast de begeleider een tweede examinator, meestal een ander lid van de vaste staf, aanwezig. Van de examinatoren bij de masterscriptieverdediging is tenminste één lid gepromoveerd. Na afloop van de mondelinge verdediging wordt het eindcijfer bepaald waarbij de scriptie en de verdediging met behulp van een lijst van vaste criteria getoetst wordt. Hoewel bij de beoordeling van de bachelor- en masterscripties dezelfde formele criteria worden gehanteerd, worden masterscripties strenger getoetst. Aan de mondelinge verdediging van de masterscriptie wordt in de beoordeling in beginsel evenveel gewicht toegekend als aan de beoordeling van het schriftelijk werk. Studenten met wie de commissie tijdens het bezoek sprak lichtten toe dat voor de bachelorscriptie ieder jaar voor de drie hoofdgebieden (privaatrecht, strafrecht en bestuursrecht) twee hoofdonderwerpen worden aangeboden, waarbinnen zij een probleemstelling mogen formuleren. Studenten zijn tevreden over de scriptiebegeleiding die zij ontvangen. Zij worden actief benaderd als zij toe zijn aan het schrijven van hun scriptie, maar ook tijdens het schrijven van de scriptie, bijvoorbeeld als zij een tijdje niets van zich hebben laten horen. De examencommissie bewaakt de kwaliteit van scripties. Aan het begin van dit studiejaar heeft de faculteit een overleg geïnitieerd waarbij alle leden van de vaste staf zijn betrokken. De examencommissie heeft een steekproef genomen van recente scripties om de kwaliteit en consistentie van de beoordeling te testen. Een van de uitkomsten was dat studenten niet zelden teveel hooi op hun vork nemen bij het schrijven van een bachelorscriptie. Hier wordt nu extra aandacht aan besteed bij de scriptiebegeleiding. Tijdens het bezoek is de commissie geïnformeerd over het fraudebeleid van de faculteit. Studenten worden voorafgaande aan het scriptietraject geïnformeerd over wat plagiaat is, en welke consequenties er aan het plegen van plagiaat verbonden zijn. Er wordt standaard gebruik gemaakt van plagiaatsoftware.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
49
Tijdens het bezoek heeft de commissie een aantal tentamens bestudeerd. Zij heeft vastgesteld dat tentamens een vaste structuur hebben, en standaard bestaan uit een aantal korte open vragen en een casusvraag. Oordeel De commissie heeft aan de hand van de tentamens die zij heeft bestudeerd, vastgesteld dat de kwaliteit en het niveau van de toetsen voldoende is. Door een variatie van toetsvormen worden verschillende leerdoelen getoetst. Uit het gesprek met studenten heeft de commissie kunnen opmaken dat zij voldoende feedback ontvangen op hun schriftelijke opdrachten en papers, en dat zij altijd de mogelijkheid hebben tentamens in te zien. De commissie adviseert de opleiding te onderzoeken of het toepassen van tussentijdse toetsen mogelijk is. Naar het oordeel van de commissie kan dit helpen de studielast te verspreiden en daarmee de studievoortgang van studenten bevorderen. De commissie heeft veel lof voor de mondelinge verdediging van de scripties, en is positief over de weging van deze mondelinge verdediging in de toetsing. Aan de hand van de scripties die zij heeft bestudeerd, is naar het oordeel van de commissie de kwaliteit van de scripties en de beoordeling daarvan door de docenten voldoende gewaarborgd. De commissie vindt het positief dat er beoordelingsformulieren voor de scripties zijn ontwikkeld en heeft vastgesteld dat docenten deze formulieren gebruiken voor de beoordeling. Zij adviseert de opleidingen aparte formulieren te ontwikkelen voor de bachelor- en de masteropleiding, zodat het voor studenten inzichtelijk wordt gemaakt welke aanvullende eisen worden gesteld aan een masterscriptie. De commissie waardeert de rol van de sectiecoördinatoren in het waarborgen van de kwaliteit van tentamens. Zij heeft tijdens het bezoek vastgesteld dat docenten ook vaak elkaars tentamens bekijken. Een volgende stap zou zijn om de kwaliteitscontrole van toetsen structureel te maken, en bijvoorbeeld het achteraf toetsen van tentamens een vaste plaats te geven in de kwaliteitszorgcyclus. De commissie merkt op dat het mondeling tentamineren eerder in de studie zou kunnen bijdragen aan de mondelinge taalvaardigheid van studenten, en studenten zou kunnen helpen hun eventuele schroom voor het spreken in het Nederlands te overwinnen. Zij adviseert de faculteit deze toetsvorm vaker toe te passen in het onderwijs. Concluderend komt de commissie tot het oordeel dat in de opleidingen adequaat wordt getoetst of studenten de eindkwalificaties bereikt hebben. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Programma Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Programma. Voor de bacheloropleiding Recht is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Recht is het oordeel voldoende.
50
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
1.1.3. Inzet van personeel F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Beschrijving De faculteit telt op het moment van de visitatie één gewoon hoogleraar en acht buitengewoon hoogleraren. Vijf buitengewoon hoogleraren zijn tevens hoogleraar bij een Nederlandse universiteit en verrichten onderzoek binnen de onderzoeksinstituten en onderzoeksprogramma’s in Nederland. Daarnaast publiceren ze in het kader van hun aanstelling aan de UNA over onderwerpen die betrekking hebben op de lokale situatie. In het zelfevaluatierapport wordt een aantal voorbeelden genoemd van onderzoeksactiviteiten die specifiek betrekking hebben op de situatie op de Antillen. Internationale gastdocenten zijn deels een vaste groep docenten en deels docenten die op een meer incidentele basis worden gevraagd om te doceren. Deze laatste groep betreft vaak hoogleraren met een bijzondere reputatie binnen hun vakgebied, of een specialisatie die inbreng verdient in het onderwijsprogramma (als keuzevak). De lokale gastdocenten worden gevraagd vanwege hun expertise op een bepaald terrein. Deze expertise blijkt bijvoorbeeld uit door hen geschreven handboeken over omgevingsrecht, rechtspersonenrecht, en huurrecht of publicaties op het terrein van de sociologie, en functies binnen de redacties van tijdschriften. Voor de leden van de vaste staf geldt dat zij naast het verzorgen van onderwijs belast zijn met het verrichten van onderzoek. Het verrichten van onderzoek maakt een vast onderdeel uit van het beoordelingskader bij functionerings- en beoordelingsgesprekken. Er wordt bij (niet gepromoveerde) onderzoekers rekening gehouden met een norm van 40% onderzoekstijd. Van de vaste staf is één lid gepromoveerd en verdedigt een ander lid zijn proefschrift in het voorjaar van 2011. Beiden zijn wetenschappelijk actief door middel van publicaties, lidmaatschappen van redacties van tijdschriften en het verzorgen van lezingen en postacademisch onderwijs. Op het moment van de visitatie zaten twee wetenschappelijk medewerkers in een promotietraject van de faculteit. Binnen de faculteit wordt momenteel gewerkt aan een onderzoeksprogramma rond het onderwerp ‘Small Jurisdictions’. Via thema’s is er ruimte om binnen het onderwerp vanuit de secties richting aan het eigen onderzoek te geven. Het onderzoeksprogramma sluit aan bij andere initiatieven waarin de faculteit ook zal participeren. Zo is er bijvoorbeeld in maart 2011 een internationale conferentie op de UNA georganiseerd over Caribbean Small Island Development States. Ook zoekt de faculteit naar mogelijkheden om met de Universiteit van Aruba samen te werken op het gebied van onderzoek. Verder zal de faculteit meer actief worden op het gebied van contractsonderzoek; waar mogelijk zullen de medewerkers (master)studenten bij projecten betrekken. Oordeel De faculteit beschikt over een bescheiden vaste staf waarvan ten tijde van de visitatie slechts één lid gepromoveerd is. De commissie heeft echter vastgesteld dat het onderwijs voor een belangrijk deel wordt verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. De faculteit kan rekenen op een vaste kern ervaren QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
51
internationale gastdocenten, die jaarlijks een groot deel van het onderwijs in de masteropleiding verzorgen. De structurele betrokkenheid van deze gastdocenten is gewaarborgd door samenwerkingscontracten. Zoals onder facet 4 is vastgesteld, dragen deze gastdocenten in belangrijke mate bij aan de koppeling tussen onderwijs en onderzoek. De commissie heeft tevens geconstateerd dat lokale gastdocenten, hoewel zij een hoofdfunctie elders hebben, ook wetenschappelijk actief zijn. De commissie heeft opgemerkt dat de faculteit verbeteringen heeft gerealiseerd op het terrein van eigen wetenschappelijk onderzoek, en heeft hier waardering voor. De faculteit investeert in promotietrajecten van stafleden. De commissie is positief over de keuze van de faculteit voor het onderzoeksthema Small Jurisdictions, dat naar haar oordeel beantwoordt aan een lokale behoefte. Zij adviseert de faculteit de internationale gastdocenten te betrekken bij de verdere ontwikkeling van het onderzoeksprogramma. De commissie heeft vastgesteld dat het onderzoeksprogramma van de faculteit nog in een opstartfase is. De vaste staf heeft door zijn zware onderwijs- en managementlast te weinig tijd om aan onderzoek te besteden. De commissie moedigt de faculteit aan het huidige beleid voort te zetten en docenten de mogelijkheid te geven om hun promotieonderzoek af te ronden. Dit zal niet alleen de rol van het eigen onderzoek in het onderwijs nog meer kunnen verstevigen, maar eveneens een positief effect hebben op de verankering van de universiteit als wetenschappelijk instituut op het eiland. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Beschrijving Het zelfevaluatierapport geeft een overzicht van de wetenschappelijke staf (exclusief de gastdocenten) en het aantal fte dat ze bij de opleiding betrokken zijn. Voor de acht niet-lokale hoogleraren wordt de inzet in het onderwijs op een andere manier berekend. Algemeen geldt voor deze hoogleraren dat zij ieder studiejaar twee tot drie weken per semester op de faculteit aanwezig zijn. Het onderwijs wordt voor een groot deel ook verzorgd door lokale en internationale gastdocenten (38 personen voor beide opleidingen in het studiejaar 2010-2011). Door nauwe contacten met het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, de advocatuur, het lokale beroepenveld, en de samenwerkingsovereenkomsten en vaste contacten met zusterfaculteiten in Nederland kan de faculteit steeds de inzet van voldoende gastdocenten waarborgen. De inzet van gastdocenten laat zich volgens het zelfevaluatierapport niet makkelijk vertalen naar fte’s en wordt dan ook niet meegenomen bij de berekening van de staf-student ratio. De totale inzet van de hoogleraren en de vaste staf geeft een totaal van 8 fte. Met een studentenaantal van 176 (per 23-11-2010) geeft dit een staf-student ratio van 1:22. Daarnaast vervullen de program manager en de office manager een ondersteunende rol. Tijdens het bezoek heeft de commissie de beschikbaarheid van docenten besproken met studenten van beide opleidingen, alumni en de leden van de Faculteitsraad. Naar het oordeel van deze studenten kunnen zij rekenen op voldoende begeleiding en feedback. Zij hebben 52
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
veel waardering voor de inzet en betrokkenheid van zowel de vaste docenten als de gastdocenten. Oordeel De commissie is van oordeel dat er bij de bachelor- en masteropleidingen voldoende staf aanwezig is om de opleidingen met de gewenste kwaliteit te verzorgen. De samenwerking met lokale en internationale gastdocenten is structureel en goed georganiseerd. Zoals onder het vorige facet is vastgesteld, is de inzet van gastdocenten door samenwerkingsovereenkomsten en vaste contacten voldoende gewaarborgd. De commissie heeft eveneens vastgesteld dat niet lokale hoogleraren ook als zij niet op het eiland verblijven, beschikbaar zijn voor het begeleiden van studenten en voor consultatie met de vaste staf over onderwijskundige zaken. De commissie heeft veel waardering voor de inzet van de vaste staf, die niet alleen een groot deel van het onderwijs verzorgt, maar ook optreedt als mentor, en/of zitting heeft in de Faculteitsraad of de examencommissie. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Beschrijving De aanstelling van buitengewoon hoogleraren geeft de faculteit beschikking over gekwalificeerde docenten. Het gaat daarbij in het merendeel van de gevallen om hoogleraren die reeds elders benoemd zijn of als hoogleraar werkzaam zijn geweest. De stafleden onderhouden persoonlijke contacten met de buitengewoon hoogleraren en de gastdocenten, waarbij zowel praktische als inhoudelijke aspecten van het onderwijs worden besproken. De faculteit houdt elk semester docentbijeenkomsten voor de lokale gastdocenten, om informatie te geven over onderwijskundige kwesties. Via cursusevaluaties krijgt de faculteit een beeld van de didactische vaardigheden van de docenten. De commissie heeft tijdens het bezoek enkele cursusevaluaties bestudeerd, waaruit een positief beeld naar voren kwam over de didactische kwaliteiten van de docenten. De studenten met wie de commissie tijdens het bezoek sprak, bevestigden dit beeld. De faculteit heeft competentieprofielen opgesteld voor de leden van de staf. Deze profielen bevatten kerncompetenties en competenties op functieniveau waaraan een medewerker moet voldoen, op inhoudelijk, didactische en organisatorisch vlak. Nieuwe leden van de staf worden in het onderwijs begeleid door een meer ervaren hoogleraar of andere leden van de vaste staf. De decaan voert jaarlijks functionerings- en beoordelingsgesprekken, waarbij de vier kerntaken van de docerende staf aan de orde komen: onderwijs, onderzoek, bijdragen aan maatschappelijke dienstverlening en bijdragen aan bestuurlijke taken. Tijdens het bezoek spraken studenten hun waardering uit voor de sterk verbeterde onderwijsorganisatie. Roosters zijn altijd ruim op tijd beschikbaar en studenten worden goed geïnformeerd over wijzigingen en bijzonderheden (zie tevens facet 16).
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
53
Oordeel De commissie heeft na bestudering van het zelfevaluatierapport, waarin informatie over de onderwijs- en onderzoeksactiviteiten van de docenten is opgenomen, vastgesteld dat de opleidingen een beroep kunnen doen op docenten die beschikken over de inhoudelijke expertise die nodig is om de programma’s te verzorgen. De commissie heeft veel waardering voor de inzet van het docentencorps en van het management van de opleidingen. Zij is daarnaast positief over de manier waarop de faculteit en de opleidingen oog hebben voor signalen van studenten. Uit de gesprekken met studenten en alumni en bestudering van de uitkomsten van de vakevaluaties heeft de commissie vastgesteld dat studenten over het algemeen positief zijn over de onderwijskwaliteiten van de docenten. Zij hebben veel waardering voor de betrokkenheid van internationale gastdocenten bij hun opleiding, waarvan de meesten volgens de studenten ook goed op de hoogte zijn van wat er op het eiland speelt. De commissie heeft tijdens het bezoek daarnaast vastgesteld dat studenten zeer tevreden zijn over de onderwijsorganisatie, bijvoorbeeld over de tijdige beschikbaarheid van de roosters. De commissie heeft vastgesteld dat docentprofessionalisering niet hoog op de facultaire agenda staat. Ongetwijfeld houdt dit verband met de beperkte staf/docentencapaciteit van de faculteit. Maar dit neemt niet weg dat het didactisch concept van de faculteit, waarin interactief onderwijs centraal staat, een specifieke didactiek vereist. Ditzelfde geldt voor het geven van onderwijs aan een groep studenten met een zeer gevarieerde achtergrond. Hoewel de commissie tijdens het bezoek heeft vastgesteld dat er veel (informeel) overleg wordt gevoerd tussen (gast)docenten en binnen vakgroepen adviseert zij de faculteit meer sturing te geven aan docentprofessionalisering. De commissie is van mening dat de internationale gastdocenten hierbij ook een rol zouden kunnen spelen, bijvoorbeeld door middel van peer review. De commissie heeft met inachtneming van de aanbeveling met betrekking tot docentprofessionalisering vastgesteld dat de inhoudelijke, organisatorische en didactische kwaliteit van de docenten in orde is. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Inzet van personeel Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Inzet van personeel. Voor de bacheloropleiding Recht is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Recht is het oordeel voldoende.
1.1.4. Voorzieningen F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Beschrijving De faculteit is per 1 december 2009 verhuisd naar een nieuw gebouw, dat gedeeld wordt met de Faculteit der Sociaal-Economische Wetenschappen (SEF). De commissie heeft tijdens
54
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
haar bezoek een rondleiding gehad over de campus. Ook heeft zij met studenten gesproken over hun waardering voor de voorzieningen. Voor studenten bestaan er verschillende mogelijkheden tot zelfstudie op de campus. De UNA heeft over het hele universiteitsterrein een draadloze internetvoorziening en aansluitingen voor laptops. Voor studenten die niet over een laptop beschikken, zijn er op de campus computers beschikbaar. In de studiezaal van de bibliotheek zijn er 95 (individuele) studieplekken. Bij zogenoemde ‘studielandschappen’ kunnen studenten in relatieve stilte (samen) informatie zoeken voor opdrachten. Bibliotheek Bij de Library & Research Services (LRS) van de UNA is een jurist als vakreferent werkzaam die als informatiespecialist onder meer belast is met collectievorming en het verzorgen van de leerlijn informatievaardigheid voor de studenten van de faculteit. Volgens de beschrijving in het zelfevaluatierapport zou aan internationale en interregionale collectievorming meer aandacht kunnen worden besteed. Bovendien is de collectie niet op alle gebieden even actueel. Actualisering van de collectie vindt plaats door middel van een beoordeling per rubriek door de vakdocent en/of de vakreferent waarbij op basis van de geconstateerde hiaten een acquisitielijst wordt samengesteld. Vanuit de juridische faculteit worden, mede op basis van de curricula, prioriteiten aangegeven. De collectie over het Antilliaanse recht is, zo meldt het zelfevaluatierapport, nagenoeg compleet. Op grond van de samenwerkingsovereenkomst met de Universiteit Utrecht (UU) hebben studenten en stafleden van de faculteit sinds 2010 toegang tot de Utrechtse elektronische bibliotheekvoorzieningen, zoals tijdschriftabonnementen en jurisprudentie-uitgaven. Dit houdt in dat studenten en stafleden toegang hebben tot alle databases, waaronder Kluwer Navigator. Tijdens het bezoek brachten studenten naar voren dat zij blij zijn met de toegang tot elektronische tijdschriften en jurisprudentie-uitgaven van de UU. Toch is de beschikbaarheid van voldoende literatuur volgens de studenten een aandachtspunt. Zoals in facet 11 is beschreven worden voor bachelorscripties per hoofdgebied twee onderwerpen gegeven, waaruit studenten zelf een deelonderwerp kunnen selecteren. Als meerdere studenten kiezen voor hetzelfde onderwerp voor hun bachelorscriptie, heeft dit gevolgen voor de beschikbaarheid van de literatuur. Studenten meldden tevens dat veel boeken, waaronder voorgeschreven literatuur, niet te koop zijn op het eiland, en het soms lastig is om (op tijd) over deze boeken te beschikken. Het Student Services Center (SSC) biedt studenten ondersteuning op gebieden als Studentenadministratie en Informatievoorziening, de Reproductiediensten, Marketing & Communicatie, het Career Center, het International Office, het Studentendecanaat en de Studentenraad. Sinds 2009 worden er binnen het Career Center van het SSC, dat studenten de mogelijkheid biedt om binnen en buiten de UNA stage te lopen, sollicitatietrainingen verzorgd voor studenten. Er is een database beschikbaar met stage- en afstudeerplekken en parttime banen. Voor (pas) afgestudeerden heeft het Career Center vacatures van bedrijven. Oordeel De commissie heeft op basis van een rondleiding over de campus, inclusief het faculteitsgebouw en de bibliotheek, een goede indruk gekregen van de beschikbare voorzieningen. Zij is van oordeel dat de opleidingen over adequate materiële voorzieningen QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
55
beschikken die het mogelijk maken om de programma’s uit te voeren. De faculteit heeft de beschikking over zowel kleinere zalen, geschikt voor werkgroepen, als grotere ruimten, voor klassieke onderwijsvormen. Uit gesprekken met studenten heeft de commissie geconcludeerd dat zij tevreden zijn over de beschikbare onderwijsvoorzieningen. De campus en de bibliotheek bieden voldoende werkplekken en de draadloze internetverbinding functioneert goed. Het was voor de commissie – gewend aan de situatie in Nederland – verrassend te zien dat heel wat studenten gewoon in de open lucht ‘onder de boom’ aan het werk waren op hun laptops. De commissie is daarnaast positief over de betrokkenheid van de bibliotheek bij het ontwikkelen en verzorgen van de informatievaardighedenlijn in het bachelorprogramma. Zij heeft met instemming kennisgenomen van de mogelijkheid voor studenten en stafleden om gebruik te maken van digitale catalogus van de Universiteit Utrecht. Zij adviseert de opleidingen aandacht te schenken aan de beschikbaarheid van literatuur, en in ieder geval tijdige beschikbaarheid van voorgeschreven literatuur te garanderen. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Beschrijving Cursusbeschrijvingen, een overzicht van de programma’s, studieadviezen en een overzicht van de organisatiestructuur en de werkwijze van de faculteit staan vermeld in de studiegids. De studiegids staat zowel op de website als op Blackboard. Sinds het studiejaar 2007-2008 houdt de faculteit incidentele informatiebijeenkomsten voor eerste- en ouderejaars studenten (zoals bij ingrijpende wijzigingen van het OER). Eerstejaarsstudenten worden op de eerste collegedag geïnformeerd over de studieopzet en de regelingen van de faculteit. Docenten stellen zichzelf voor, en ook worden de mentoren bekend gemaakt. Ter afsluiting wordt er een debattraining verzorgd, zodat studenten met elkaar kunnen kennismaken. Als startsein voor het nieuwe studiejaar wordt de dag afgesloten met een facultaire borrel voor alle studenten en (gast)docenten. Dit studiejaar is ook voor de andere studenten een voorlichtingsbijeenkomst gehouden waarin voorlichting werd gegeven over onder meer de gedoceerde vakken, de toelatingseisen voor de verschillende vakken en studievaardigheden. Omdat studenten veel waardering hadden voor deze bijeenkomst zal voortaan aan het begin van ieder semester een dergelijke voorlichtingsbijeenkomst worden gehouden. Daarnaast heeft de opleiding dit studiejaar een serie lezingen georganiseerd om studenten te informeren over hun beroepsmogelijkheden. Studenten hebben inzicht in hun studievoortgang via de webapplicatie Progress. Ook mentoren en medewerkers van het studentendecanaat kunnen met behulp van dit programma de studievoortgang van individuele studenten en groepen studenten bewaken en analyseren. Mentoraat Nieuwe studenten krijgen vanuit de faculteit een mentor toegewezen. In het eerste semester organiseert de mentor voor de mentorgroep een introductiebijeenkomst. De mentor fungeert 56
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
als eerste aanspreekpunt voor studenten voor vragen over de studie en studieplanning. In het eerste semester wordt voor alle mentorgroepen een bibliotheekrondleiding en -instructie georganiseerd. Daarna verlopen de contacten met de mentor op individuele basis. De mentor is tevens degene die de studievoortgang van de studenten bijhoudt. In het tweede semester neemt de mentor contact op met zijn studenten naar aanleiding van de resultaten van het eerste semester en nodigt de studenten, indien daartoe aanleiding bestaat, uit voor een gesprek. Aan het einde van het studiejaar geeft de decaan aan de eerstejaarsstudenten een passend (niet-bindend) studieadvies op basis van behaalde studieresultaten en een advies van de mentor. De verleende negatieve studieadviezen of waarschuwingen worden bij het beoordelen van studieduurverlengingsaanvragen meegewogen als deel van het dossier (zie facet 21). De eerstejaarsmentor blijft in veel gevallen degene binnen de faculteit tot wie studenten zich wenden voor studieadviezen. In sommige gevallen wordt doorverwezen naar de examencommissie, de decaan of het studentendecanaat van het SSC. Voor het studentendecanaat zijn er twee student counselors, die hulp bieden bij persoonlijke en studiegerelateerde problemen. Studenten bevestigden tijdens het bezoek dat zij aan het begin van hun eerste studiejaar een mentor hebben toegewezen gekregen, en dat zij worden opgeroepen voor een gesprek als hun resultaten achterblijven. Ouderejaarsstudenten brachten naar voren dat zij hun eerstejaarsmentor altijd konden aanspreken, maar dat zij zich ook vrij voelen om andere leden van de staf aan te spreken voor begeleiding. Oordeel Op grond van de gesprekken met studenten, en uit bestudering van de informatie in het zelfevaluatierapport, heeft de commissie vastgesteld dat de studiebegeleiding en de informatievoorziening goed georganiseerd zijn en voldoen aan de eisen die daaraan gesteld mogen worden. Er wordt goed gebruik gemaakt van Blackboard. De faculteit organiseert voldoende activiteiten om studenten voor te lichten over keuzemogelijkheden en studievaardigheden. De commissie adviseert in aanvulling op deze bijeenkomsten, structureel aandacht te besteden aan beroepsoriëntatie voor studenten die vanuit het vwo de opleiding zijn gestart. De commissie heeft vastgesteld dat de studievoortgang van studenten wordt bewaakt en dat eerstejaarsstudenten worden opgeroepen voor een begeleidingsgesprek met hun mentor in geval van studievertraging. Zij heeft waardering voor de manier waarop de faculteit door middel van het mentoraat invulling heeft gegeven aan laagdrempelige begeleiding van studenten. Gedurende het tweede en derde jaar van de bacheloropleiding Recht en tijdens de masteropleiding Recht wordt het initiatief voor begeleiding meer bij de studenten zelf gelegd. De faculteit gaat ervan uit dat zij zelf in staat zijn om actie te ondernemen wanneer zij vragen hebben of problemen ervaren. De commissie vindt deze aanpak passen bij de mate van verantwoordelijkheid waarover de studenten zouden moeten beschikken in verschillende fasen van de opleidingen. Zij heeft vastgesteld dat studenten het gevoel hebben voor vragen of advies altijd terecht te kunnen bij hun mentor, of een van de andere docenten.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
57
Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Voorzieningen Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Voorzieningen. Voor de bacheloropleiding Recht is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Recht is het oordeel voldoende.
1.1.5. Interne kwaliteitszorg F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Beschrijving De UNA heeft gekozen voor een integrale kwaliteitsbenadering waarbij de Plan-Do-CheckAct-cyclus (PDCA-cyclus) centraal staat. Het systeem van interne kwaliteitszorg van de faculteit is daaruit afgeleid. De faculteit hanteert verschillende kwaliteitsinstrumenten ter evaluatie van de opleidingen en van de onderwijsonderdelen: werkoverleg, Faculteitsraad, docentenoverleg, overleg met het werkveld en het instellingsbrede studententevredenheidsonderzoek. De resultaten van deze evaluaties worden besproken in het werkoverleg en waar nodig vertaald in verbeteracties, die door de vaste staf worden uitgevoerd. In het zelfevaluatierapport benadrukt de faculteit dat zij door de kleinschaligheid veel feedback uit het informele circuit ontvangt. Naast de aandacht voor de programma’s als geheel wordt de kwaliteit van de curricula ook gemonitord door evaluatie van de verschillende vakken en tentamens. Nieuwe vakken worden standaard geëvalueerd, reguliere vakken in beginsel tweejaarlijks, tenzij zich bijzonderheden voordoen. De vakken worden door de studenten tegen het eind van de collegetijd geëvalueerd. Tentamens worden aansluitend op de tentamens apart geëvalueerd. De keuze voor deze gescheiden evaluaties is ingegeven door de wens ‘ruis’ in de cursusevaluatie door negatieve dan wel positieve gevoelens over het gemaakte tentamen te voorkomen. Voor ieder vak wordt naar aanleiding van de evaluaties een rapport opgemaakt. Dit rapport wordt aan de desbetreffende docent gezonden en indien daartoe aanleiding bestaat (bij scores van 3,0 of lager op een vijfpuntsschaal) met de docent besproken. In de bespreking met de docent worden ook de resultaten besproken van de apart gehouden evaluatie van het tentamen. Een gesprek van de program manager (en de decaan) met de docent kan leiden tot afspraken over alternatieve benaderingen of aanpassingen die worden vastgelegd. In de daarop volgende cursusevaluatie wordt de oude rapportage meegenomen en worden de gemaakte afspraken geëvalueerd. Tijdens het bezoek kwam naar voren dat de cursusevaluaties en tentamenevaluaties worden besproken met docenten, maar dat er geen jaarverslag voor de studenten in de Faculteitsraad beschikbaar is met een overzicht van de evaluatieresultaten. De commissie heeft tijdens het bezoek meerdere documenten bestudeerd, waarin de faculteit haar kwaliteitszorgbeleid heeft opgetekend. Deze documenten expliciteren de verschillende procedures die de faculteit hanteert, alsook de taken en de verantwoordelijkheden van de verschillende medewerkers in deze processen.
58
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Oordeel De commissie heeft geconstateerd dat de onderdelen van de programma’s van de opleidingen periodiek en systematisch geëvalueerd worden en dat de opleidingen daarbij concrete en toetsbare streefcijfers hanteren. Van de evaluatieresultaten worden heldere rapportages gemaakt, die door de program manager met betrokken docenten worden besproken. De commissie heeft vastgesteld dat door de kleinschaligheid en de korte lijnen tussen studenten en docenten, snel actie wordt ondernomen als daar aanleiding toe is. Ondanks het feit dat stafleden verschillende functies vervullen, en elkaar in diverse hoedanigheden tegenkomen, zijn de formele lijnen en verantwoordelijkheden goed vastgelegd. De aandacht die de faculteit de afgelopen jaren heeft besteed aan de organisatorische en logistieke infrastructuur, heeft vruchten afgeworpen. Er is een duidelijk kwaliteitszorgbeleid dat goed is uitgewerkt in documenten. Daarnaast wordt, zoals eerder in het rapport werd vermeld, waar mogelijk individueel maatwerk geleverd. De commissie is positief over de balans die de faculteit heeft gevonden tussen het informele maatwerk enerzijds, en de geformaliseerde inbedding van de kwaliteitszorg anderzijds. Op basis van de gesprekken met de leden van de Faculteitsraad, constateert de commissie dat deze zich betrokken voelen bij de kwaliteitszorg van de opleidingen. De commissie merkt wel op dat het voor de hand zou liggen als de Faculteitsraad meer structurele bemoeienis zou hebben met de evaluatierapportages. Ook stelt de commissie zich op het standpunt dat studentleden inzage zouden moeten hebben in de uitkomsten van cursusevaluaties. De commissie hecht waarde aan de openbaarheid van evaluatieresultaten, ook met het oog op de bereidheid van studenten evaluaties in te vullen. De commissie heeft vastgesteld dat de studentleden van de Faculteitsraad voldoende op de hoogte zijn van adviezen en doorgevoerde verbetermaatregelen van hun voorgangers. Op grond van bovenstaande overwegingen komt de commissie tot het oordeel ‘voldoende’ voor beide opleidingen. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
Beschrijving Zoals in facet 17 beschreven is, wordt naast de formele evaluatie-instrumenten door de kleinschaligheid van de opleiding ook gebruik gemaakt van feedback uit het informele circuit. Evaluaties op de verschillende niveaus en circuits brachten de afgelopen jaren meerdere verbeterpunten in de opleidingen aan het licht. In het zelfevaluatierapport wordt een uitgebreid overzicht gegeven van geconstateerde problemen en de verbetermaatregelen die in de afgelopen jaren zijn genomen naar aanleiding van formele evaluaties, maar ook deels ingegeven door informeel verkregen informatie. In het zelfevaluatierapport wordt uitgebreid ingegaan op maatregelen die de faculteit heeft genomen, bijvoorbeeld om de samenwerking met verschillende partners en op uiteenlopende terreinen te verbeteren. Ook worden diverse maatregelen beschreven die zijn genomen met QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
59
betrekking tot de oriënterende functie van het eerste bachelorjaar, de taalvaardigheid van de studenten, de samenhang van de beide programma’s, de bachelorscriptie, de zelfstandigheid van de bacheloropleiding ten aanzien van de masteropleiding, de toetsvormen, beroepsperspectieven, studenteninstroom, rendementen en studieduur. Oordeel De commissie heeft voorafgaande aan en tijdens het bezoek inzage gehad in de notulen van de Faculteitsraad en de evaluatieresultaten. Zij heeft vastgesteld dat naar aanleiding van de uitkomsten van de evaluaties voorstellen voor verbetering worden ontwikkeld en geïmplementeerd. De commissie heeft, op basis van het zelfevaluatierapport en de gesprekken met studenten en docenten, vastgesteld dat de opleidingen adequaat reageren op signalen dat er verbetermaatregelen nodig zijn. Studenten voelen zich vrij om rechtstreeks de docenten of de decaan te benaderen met suggesties. De commissie heeft met instemming kennisgenomen van de vele concrete maatregelen die de afgelopen jaren zijn genomen. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is goed. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is goed.
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Beschrijving De faculteit heeft de betrokkenheid van de vaste staf, gastdocenten, studenten, werkveld en alumni bij de kwaliteit van de opleidingen in de nota Intern Kwaliteitszorgbeleid FdR 2010 beschreven. Deze nota is als bijlage aan het zelfevaluatierapport toegevoegd. Vaste staf Wekelijks is er een werkoverleg waaraan de vaste staf, docenten, en ondersteunende medewerkers deelnemen. Het zelfevaluatierapport vermeldt dat het werkoverleg een belangrijke rol speelt in het vroegtijdig signaleren van problemen en het formuleren van mogelijke verbeteracties. Daarnaast vindt in dit overleg voorbereidende gedachtevorming plaats ten aanzien van kwesties die bij de examencommissie of de Faculteitsraad aan de orde zullen komen. De buitengewoon hoogleraren kunnen niet deelnemen aan het wekelijks werkoverleg; zij houden contact via de sectiecoördinatoren. Gastdocenten De lokale en internationale (aanwezige) gastdocenten worden uitgenodigd voor deelname aan het werkoverleg. Daarnaast wordt er ieder semester een docentenoverleg georganiseerd waarin met aanwezige docenten diverse onderwijskundige kwesties worden besproken. De uitkomsten hiervan kunnen weer aanleiding vormen voor bespreekpunten in het werkoverleg. Gastdocenten worden op de hoogte gehouden van de uitkomsten van het docentenoverleg. Studenten Studenten hebben op instellingsniveau inspraakmogelijkheden via de Studentenraad van de UNA, een officieel adviesorgaan bestaande uit een afvaardiging van studenten. Doel van de Studentenraad is het adviseren van de rector magnificus met betrekking tot studentenzaken, het informeren van studenten en het bewaken van studentenbelangen. Studenten zijn binnen 60
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
de faculteit vertegenwoordigd via de Faculteitsraad, waarin drie studenten zitting hebben. De Faculteitsraad adviseert de decaan met betrekking tot de facultaire onderwijsprogramma’s en de examenregelingen, en de studeerbaarheid. De meest directe manier van studentenbetrokkenheid is volgens het zelfevaluatierapport de evaluatie van cursussen en tentamens. Ook op informele wijze geven studenten feedback over de vakken die zij volgen. Alle verkregen informatie – formeel en informeel – wordt besproken in het wekelijks werkoverleg, zodat men tot verbeteracties komt. Herhaaldelijk verzekerden studenten de commissie dat de kleinschaligheid van de faculteit leidt tot heel korte lijnen tussen staf en studenten en dat studenten een docent bij tal van gelegenheden direct kunnen aanspreken. Beroepenveld De faculteit staat via de in de lokale praktijk werkzame gastdocenten in contact met vertegenwoordigers uit het beroepenveld. Twee keer per jaar worden docentenavonden georganiseerd waarbij overleg plaatsvindt met deze vertegenwoordigers, deze bijeenkomsten vervulden aanvankelijk de functie van het werkveldoverleg. Binnen de groep van lokale gastdocenten zijn de rechterlijke macht, de advocatuur, de overheid en de financiële sector vertegenwoordigd. Met het Gemeenschappelijk Hof van Justitie vindt tenminste tweemaal per jaar overleg plaats. Sinds het huidige academisch jaar wordt tweemaal per jaar overlegd met de deken van de Orde van Advocaten van Curaçao. In het jaar 2009-2010 is er een werkveldcommissie in het leven geroepen. Deze werkveldcommissie levert een structurele bijdrage aan de evaluatie van de opleidingen, het curriculum en de afstemming daarvan op het werkveld. Alumni In 2007 is een eerste alumnibijeenkomst georganiseerd na de invoering van de bachelormasterstructuur in 2003-2004. Bij deze bijeenkomst waren voornamelijk alumni aanwezig die langer dan vijf jaar waren afgestudeerd. In het zelfevaluatierapport wordt aangegeven dat uit onderzoek van de faculteit is gebleken dat onder alumni geen behoefte bestaat aan een alumnivereniging. Er bleek wel interesse te zijn voor meer gespecialiseerde lezingen voor afgestudeerden, en andere wetenschappelijke activiteiten. De faculteit heeft inmiddels een lezing voor alumni georganiseerd. Het zelfevaluatierapport meldt dat door de kleinschaligheid de alumni wel worden bereikt, onder meer door organisaties als de Jonge Balie of de Antilliaanse Juristen Vereniging. Oordeel De commissie heeft vastgesteld dat docenten en studenten op de gebruikelijke manier betrokken zijn bij de interne kwaliteitszorg, zoals via de Faculteitsraad, Studentenraad, de examencommissie, en het werkoverleg. De commissie heeft eerder vastgesteld dat ondanks de kleinschaligheid en het belang van het informele circuit, de formele overlegorganen goed functioneren waardoor de zakelijkheid van de besluitvorming voldoende gewaarborgd is (zie facet 17). De faculteit kan zich verheugen in een goed georganiseerde en betrokken groep medewerkers. Ten aanzien van betrokkenheid van studenten bij de faculteit, adviseert de commissie de studentvertegenwoordiging in de Faculteitsraad te verstevigen en het aantal studentleden gelijk te maken aan het aantal docentleden. Daarnaast adviseert zij de faculteit het oprichten van een studievereniging te stimuleren en te faciliteren. Hoewel de faculteit te maken heeft met een bijzondere studentenpopulatie met veelal oudere ‘werkstudenten’, kan een QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
61
studievereniging voor de jongere generatie studenten een waardevol platform zijn om ervaring op te doen, bijvoorbeeld in het organiseren van debattrainingen en lezingen. De commissie heeft vastgesteld dat alumni niet structureel bij de kwaliteitszorg van de opleidingen betrokken zijn. Zij adviseert de opleidingen alumni te vragen naar hun mening over de aansluiting van de opleidingen op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door middel van een enquête. De commissie waardeert de initiatieven van de faculteit om postacademische activiteiten aan te bieden, die aansluiten bij de behoefte van haar alumni. De commissie heeft veel waardering voor de betrokkenheid van het werkveld bij de kwaliteitszorg van de opleidingen, die onlangs verstevigd is door het instellen van een formele werkveldcommissie. Zoals in facet 1 is vastgesteld, hebben de leden van de werkveldcommissie advies uitgebracht over de eindkwalificaties van de opleidingen. Op basis van hun expertise in hun vakgebied en ervaringen met alumni van de opleidingen doen zij aanbevelingen voor de curricula. De commissie heeft uit het gesprek met de inhoudelijk verantwoordelijken van de opleidingen en de leden van de werkveldcommissie geconcludeerd dat de adviezen van de werkveldcommissie tot wijzigingen in de eindkwalificaties en het programma hebben geleid. De commissie is overtuigd van een vruchtbare samenwerking. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Interne kwaliteitszorg. Voor de bacheloropleiding Recht is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Recht is het oordeel voldoende. 1.1.6. Resultaten F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Beschrijving Beide opleidingen worden afgerond met een afstudeerscriptie. Het zelfevaluatierapport beschrijft van dat bachelorstudenten wordt verwacht dat zij een gestructureerd verhaal schrijven, waarin zij de probleemstelling beantwoorden en waarbij zij de regels van wetenschappelijke verantwoording toepassen. De bachelorscriptie mag beschrijvend van aard zijn. De masterscriptie moet blijk geven van een diepgaande analyse en kritische blik, waarbij positie in een debat wordt gekozen, aanbevelingen worden gedaan of (vernieuwende) oplossingen worden aangedragen. Creativiteit en een kritische benadering zijn hierbij van belang. Zoals uitgebreid is beschreven in facet 11 verdedigt de student na het afronden van de scriptie zijn of haar onderzoek. De masterscriptie wordt door de student verdedigd ten overstaan van een afstudeercommissie, bestaande uit drie personen. De voorzitter van de commissie is gepromoveerd. De scriptie én de mondelinge verdediging worden beoordeeld
62
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
met behulp van beoordelingsformulieren. Studenten worden beoordeeld op de inhoud van hun werk, de mondelinge verdediging en de werkhouding gedurende het scriptieproces. Om het niveau van de afgestudeerden van de bachelor- en masteropleiding Recht te kunnen beoordelen, heeft de commissie van zowel van de bachelor- als de masteropleiding Recht vijf afstudeerscripties bestudeerd met uiteenlopende oordelen. De commissie had tevens de beschikking over de beoordelingsformulieren van de scriptiebegeleiders. Tijdens het bezoek heeft de commissie gesproken met alumni over het door hen bereikte niveau. Alumni brachten naar voren dat zij zich voldoende voorbereid voelen op de juridische beroepspraktijk, en dat zij over voldoende inhoudelijke kennis beschikken om goed te kunnen functioneren. Als aandachtspunt noemden alumni schriftelijke en mondelinge taalvaardigheid (zie facet 4). Oordeel In de gezamenlijke bespreking van de scripties van de bacheloropleiding Recht is de commissie tot het oordeel gekomen dat alle scripties van voldoende niveau zijn. In de door de commissie bestudeerde scripties is gebruik gemaakt van recente wetenschappelijke literatuur. Op één uitzondering na bevatten de scripties een duidelijke probleemstelling, uitgewerkt in een logisch en consistent betoog. Het taalgebruik in de scripties was over het algemeen voldoende. De cijfers die de commissieleden hebben toegekend kwamen overeen met de cijfers van de scriptiebegeleiders. Op grond van de bestudering van de masterscripties Recht is de commissie tot de conclusie gekomen dat deze van uiteenlopende kwaliteit zijn, variërend van voldoende tot uitstekend, en dat de beoordeling adequaat is. In drie gevallen beoordeelde de commissie de scriptie met een half tot heel punt hoger dan de scriptiebegeleider. In de scripties wordt blijk gegeven van inzicht in de voornaamste literatuur over het onderwerp. Kernbegrippen worden duidelijk gedefinieerd. In een enkel geval miste de commissie een gedegen eigen analyse van de bevindingen. In een andere scriptie werd de gekozen methodologie niet consequent toegepast. Ook in de masterscripties was het taalgebruik van voldoende niveau. Uit het gesprek met alumni van de masteropleiding Recht heeft de commissie vastgesteld dat zij tevreden zijn over het door hen bereikte niveau en dat zij goed voorbereid zijn op de diverse functies in de juridische praktijk die zij momenteel bekleden. Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende.
F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Beschrijving De faculteit hanteert voor het rendement van de bacheloropleiding Recht de volgende streefcijfers: studenten ronden binnen twee jaar B1 af; van deze groep rondt 70% binnen vijf jaar de bacheloropleiding af.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
63
Vanaf studiejaar 2011-2012 wordt de regel voor studenten die B1 niet snel genoeg voltooien, aangescherpt. Studenten die niet binnen twee jaar B1 afronden, mogen zich voor de duur van twee jaar niet opnieuw inschrijven voor de studie. Een student die na zes jaar zijn bacheloropleiding niet heeft afgerond of na vier jaar zijn masterdiploma niet heeft behaald, dient studieduurverlenging aan te vragen bij de Rector Magnificus. Studenten worden hierop geattendeerd door de faculteit, met de mededeling dat zij een studieplan moeten overleggen. Met iedere student wordt vervolgens individueel gesproken door de decaan en de office manager. De decaan adviseert vervolgens de Rector Magnificus. Bij de cohorten tot 2003, waarbij aan studenten al meerdere keren studieduurverlenging is verleend, hebben studenten zogenaamde getrapte studieduurverlengingen gekregen. Dit betekent dat de student gedurende het studiejaar op gezette tijden resultaten moet boeken om door te mogen gaan met de studie. In het zelfevaluatierapport zijn tabellen opgenomen met de ‘postpropedeuse’ (B2-B3) rendementen van 2004 tot 2007. Gemiddeld 35% van de studenten die het eerste jaar van de bacheloropleiding hebben afgerond, behaalt het bachelordiploma. In het zelfevaluatierapport benoemt de faculteit hiervoor een aantal oorzaken: de combinatie werk en/of gezin en studie, persoonlijke omstandigheden van de student die tot studieonderbreking leiden, en een sterke motivatie om toch met de studie door te gaan ondanks dat er nauwelijks vooruitgang geboekt wordt. Er is geen ‘harde knip’ tussen de bachelor- en de masteropleiding. Studenten mogen met mastervakken beginnen als zij de bacheloropleiding op 30 EC na hebben afgerond. Een tweede voorwaarde is dat zij hun bachelorscriptie hebben afgerond. Hierdoor is voor de masteropleiding een gemiddelde studieduur niet te geven. De faculteit streeft voor de masteropleiding naar een rendement van 80% na drie jaar. De cohorten van de studiejaren 2005-2006 laten de beste resultaten zien: een instroom van 24 studenten waarvan 18 de opleiding hebben afgerond (75%). De faculteit zet in op een verbetering van dit rendement van 5 %. Oordeel De commissie heeft kennisgenomen van de rendementen van de bachelor- en masteropleiding en van de maatregelen van de faculteit om die te verbeteren. Zij heeft vastgesteld dat de streefcijfers die de faculteit hanteert realistisch zijn, maar dat de rendementen ver onder deze streefcijfers liggen. De commissie heeft waardering voor de gedegen analyse van de oorzaken hiervan in het zelfevaluatierapport, en deelt de conclusie van de faculteit dat de rendementen bezien moeten worden in het licht van de studentenpopulatie, die voor een groot deel bestaat uit studenten die studie combineren met een baan. De commissie heeft geconstateerd dat de faculteit veel zorg besteedt aan het verbeteren van de rendementen en heeft waardering voor de genomen initiatieven om de studievoortgang van studenten te stimuleren. De persoonlijke benadering van studenten met studievertraging oogst lof. Het is echter nog te vroeg om een uitspraak te doen over de effectiviteit van de maatregelen. Zoals vermeld onder facet 11 zou naar het oordeel van de commissie aandacht voor tussentijdse toetsing de studievoortgang eveneens kunnen stimuleren.
64
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Bacheloropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Masteropleiding Recht: het oordeel van de commissie is voldoende. Oordeel over het onderwerp Resultaten Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp Resultaten. Voor de bacheloropleiding Recht is het oordeel voldoende. Voor de masteropleiding Recht is het oordeel voldoende.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
65
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Recht: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
66
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Masteropleiding Recht: Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoende
2. Programma
Voldoende
3. Inzet van personeel
Voldoende
4. Voorzieningen Voldoende 5. Interne kwaliteitszorg
Voldoende
6. Resultaten
Voldoende
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen WO 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen WO 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld 20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Oordeel Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoet Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Goed Voldoende Voldoende Voldoende
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Recht en de masteropleiding Recht De commissie komt, op grond van haar oordelen voor de onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader, tot het volgende eindoordeel: De bacheloropleiding Recht voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. De masteropleiding Recht voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
67
68
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
BIJLAGEN
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
69
70
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Bijlage A: Curricula vitae van de commissieleden Prof. dr. A.W. (Albert) Koers (1942) is emeritus hoogleraar van de Universiteit Utrecht. Hij promoveerde in 1973 op een studie over internationaal visserijrecht. In 1979 werd hij benoemd tot hoogleraar internationaal recht; in 1986 werd zijn leeropdracht omgezet in “juridische informatica”; en in 1998 in “beleid en management van de rechtspleging’. Hij was meerdere keren decaan van de Utrechtse Faculteit der Rechtsgeleerdheid en hij was leidend bij de oprichting van de Utrechtse School voor Bestuur en Organisatiewetenschap. Van 1990 tot 2000 was hij werkzaam als organisatieadviseur en van 2001 tot 2005 was hij vanuit de KNAW Executive Director van de InterAcademy Council. Hij was voorzitter van de Evaluatiecommissie Rechtswetenschappelijk Onderzoek 2009. Hij is Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Prof. mr. J.G.J. (Jac) Rinkes (1959) studeerde rechten aan de (toenmalige) Katholieke Hogeschool Tilburg en promoveerde in 1992 aan de (toenmalige) Rijksuniversiteit Limburg. Hij is hoogleraar privaatrecht aan de Open Universiteit, bijzonder hoogleraar Europees consumentenrecht, Universiteit Maastricht. Daarnaast is hij raadsheer-plaatsvervanger in het Gerechtshof te Arnhem, rechter-plaatsvervanger in de Rechtbank Rotterdam en plaatsvervangend bestuurslid van het College voor Examens. Hij is redacteur van (ondermeer) het Tijdschrift voor Consumentenrecht en Handelspraktijken, het Nederlands Tijdschrift voor Handelsrecht en het European Journal of Commercial Contract Law. Prof. mr. J.M. (Jaime) Saleh (1941) studeerde Nederlands recht aan de Universiteit Utrecht. Hij was waarnemend substituut Officier van Justitie bij de Rechtbank Zutphen (1967-1968), Officier van Justitie op Curaçao (1968-1971), advocaat op Curaçao (1971-1974), Lid van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba (1974-1979), President van dit Hof (1979-1989) en Gouverneur van de Nederlandse Antillen 1990-2002). Sinds 2004 is Saleh Minister van Staat. Hij is bijzonder hoogleraar ‘Constitutioneel Koninkrijksrecht’ aan de Universiteit Utrecht, alsmede voorzitter van de Concordantiecommissie Vennootschapsrecht Nederland-Nederlandse Antillen. Ook is hij voorzitter van Stichting Ontwikkeling Nederlandse Antillen, welke de Nederlandse en de Europese samenwerkingsfondsen voor Curaçao, Sint Maarten, Bonaire, Sint Eustatius en Saba beheert M.G. (Myron) Tromp (1986) is student aan de Universiteit van Aruba. In 2010 heeft hij zijn bachelor in het Arubaans recht met succes afgerond. Hij is nu bezig met het afronden van de masteropleiding Arubaans recht met een scriptie over het recht op privacy op de werkplek. Ir. E.J. (Erwin) Vermeulen is adviseur van het College van Bestuur van de Universiteit Utrecht. Hij is sinds 1992 verbonden aan de universiteit en bereikt in 2011 de pensioengerechtigde leeftijd. Hij werd in 1992 beleidsdirecteur Onderwijs en Personeel. Daarna directeur Strategie en tenslotte, van 2004 tot 2009, Algemeen Directeur. Hij studeerde aan de Technische Universiteit Delft en specialiseerde zich daar in bedrijfskunde. Vervolgens, na een eerste periode in Utrecht als medewerker Planning, was hij zelfstandig trainer en adviseur op het gebied ondernemingsstrategie en medezeggenschap. Aan de Universiteit Utrecht heeft hij ondermeer de invoering van Docentkwalificaties (BKO/SKO) en van het Utrechtse model voor Bachelor/Master geleid. Over beide heeft hij gepubliceerd in vaktijdschriften op het gebied van Hoger Onderwijs Management. Op dit moment is hij onder meer adviseur voor de strategische herpositionering van de lerarenopleidingen aan de universiteit.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
71
Prof. dr. J.W. (Jaap) Zwemmer (1945) is emeritus hoogleraar Belastingrecht aan de Universiteit van Amsterdam. Zwemmer studeerde Notarieel recht (afgestudeerd in 1968) en Fiscaal recht (afgestudeerd in 1971) aan de Universiteit van Amsterdam. In 1975 promoveerde hij. Hij was diverse malen decaan van de juridische faculteit en ook eenmaal van de economische faculteit van de UvA en was lid van de Raad van Toezicht van het AMC/UvA. In 2007 was Zwemmer interim-rector magnificus van de UvA en in 2008/2009 interim-decaan van het Academisch Centrum Tandheelkunde Amsterdam (ACTA). Hij is lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en redacteur van diverse fiscale tijdschriften. Naast zijn universitaire werkzaamheden is hij raadsheer-plaatsvervanger in de gerechtshoven van Arnhem, ’s-Hertogenbosch en Amsterdam.
72
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Bijlage B: Programma van het bezoek 20 februari 2011 19.00 21 februari 2011 09.00 – 11.30 11.30 – 12.30 12.30 – 13.30 13.30 – 14.15 14.15 – 15.00 15.00 – 15.15 15.15 – 15.45 15.45 – 16.15 16.15 – 16.45 16.45 – 17.15 17.15 – 18.00 19.30 – 21.30 22 februari 2011 09.00 – 09.30 09.30 – 10.00 10.00 – 10.30 10.30 – 11.00 11.00 – 12.00 12.00 – 13.00 13.00 – 13.30 13.30 – 14.30 14.30 – 16.30 16.30 – 17.00 17.00
Diner met commissieleden
Voorbereidende vergadering commissieleden (intern) Gesprek met inhoudelijk verantwoordelijken Lunch Bachelorstudenten Masterstudenten Pauze/intern overleg Docenten bacheloropleiding Docenten masteropleiding Pauze/intern overleg Leden van de werkveldcommissie Alumni Diner commissieleden met delegatie van de UNA
Voorbereidende vergadering commissieleden (intern) Studentleden Faculteitsraad Overige leden Faculteitsraad (docenten en niet-wetenschappelijke stafleden) Examencommissie Rondleiding Lunch Intern overleg commissie, voorbereiding gesprek formeel verantwoordelijken Formeel verantwoordelijken Intern overleg commissie, opstellen voorlopige bevindingen Mondelinge presentatie voorlopige bevindingen Afsluiting, receptie
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
73
74
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Bijlage C: Vaardigheden bacheloropleiding
Kennismanagement
Methodologie
B1 Algemene Vaardigheden
B 2/3 Algemene & academische vaardigheden
1. Vergaren van ‘bibliotheekvaardigheden’; 2. Doorontwikkelen ‘leesvaardigheden’: selecteren, verwerken en samenvatten van primaire literatuur (studieboeken, wetsteksten, juridische literatuur, jurisprudentie en readers). 1. Vergaren, rubriceren en analyseren primaire literatuur en het leggen van relaties tussen verschillende bronnen.
1. Kennis systematisch beheren, planmatig denken; 2. Kritische houding t.a.v. inhoud bronnen, toepassen kennis, realistisch denken, analyseren primaire en secundaire literatuur.
Communicatieve vaardigheden
1. Verslaglegging (eenvoudig verslag / werkstuk, mondelinge presentatie); 2. Inhoudelijk feedback ontvangen en verwerken; 3. Discussie (discussiëren op een relatief laag abstractieniveau).
Specifiek juridische vaardigheden
1. Begrijpen van primaire literatuur; 2. Probleemgerichte houding bij toepassing methodologie; 3. Plaatsen van juridische begrippen en leerstukken tegen een historische achtergrond; 4. Actieve kennis van de basisbegrippen van de Nederlands juridische taal; 5. Oplossen van een eenvoudige casus door toepassing van bovenstaande vaardigheden; 6. Schrijven van een eenvoudig juridisch betoog.
1. Hanteren van juridisch wetenschappelijke methoden vanuit een kwalitatieve aanpak (feitenverzameling, analyse, creatie en beredenering oplossing, etc.). 1. Beargumenteerde positie innemen (van gemiddeld abstractieniveau) in een schriftelijk of mondeling juridisch debat.
1. Systematisch analyseren en interpreteren van juridische informatie met onderscheid van feiten en meningen (mede gericht op de actualiteit); 2. Op basis van eigen analyse toepassen van specifiek juridische vaardigheden; 3. Plaatsen van juridische begrippen en leerstukken tegen een maatschappelijke achtergrond; 4. Oplossen van een casus van gemiddelde moeilijkheidsgraad door toepassing van bovenstaande vaardigheden.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
B3 (afstudeertraject bachelor) Academische vaardigheden 1. Synthese en hypothese, objectief en onafhankelijk denken, interdisciplinariteit (‘contextueel denken’).
1. Zelfstandig opzetten en uitvoeren van eenvoudig juridisch wetenschappelijk onderzoek. 1. Discussiëren, beargumenteren van juridische standpunten op een gemiddeld abstractieniveau; 2. Schrijven, presenteren en verdedigen van een eenvoudig juridisch wetenschappelijk onderzoek. 1. Combineren van de verworven vaardigheden; 2. Conceptueel denken met een kritische en brede benadering van juridische vraagstukken.
75
76
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
Bijlage D: Vaardigheden masteropleiding Kennismanagement
Methodologie
Communicatieve vaardigheden
Specifiek juridische vaardigheden
Academische vaardigheden 1. Diepgaand analyseren en interpreteren van literatuur, juridische bronnen evenals complexe casus, ook op onbekend rechtsgebied; 2. Stellen van kritische vragen en aandragen van vernieuwende oplossingen. 1. Zelfstandig opzetten en uitvoeren van juridisch wetenschappelijk onderzoek; 2. Kritisch evalueren van de resultaten; 3. Doen van aanbevelingen en suggesties. 1. Discussiëren, beargumenteren van juridische standpunten op een hoog abstractieniveau; 2. Schrijven, presenteren en verdedigen van een juridisch wetenschappelijk onderzoek; 3. Beargumenteerde positie innemen in een wetenschappelijk juridisch debat. 1. Combineren van onderzoeksvaardigheden op complexe juridische onderwerpen; 2. Evalueren van en reflecteren op juridische vaardigheden; 3. Oplossen van een complexe casus door toepassing van bovenstaande vaardigheden.
QANU / Rechtsgeleerdheid, Universiteit van de Nederlandse Antillen
77