Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
Dit rapport hoort bij het rapport Rechtsgeleerdheid (VSNU, juli 2004) van de ongedeelde opleiding Nederlands Recht, Notarieel Recht en Internationaal & Europees Recht
juli 2005 QANU (Quality Assurance Netherlands Universities) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA UTRECHT T 030 – 230 31 00 F 030 – 230 31 29 E
[email protected] I www.qanu.nl
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
2
Inhoud Inleiding Hoofdstuk 1 Bacheloropleiding 1.1 Doelstellingen 1.2 Programma 1.3 Inzet van het personeel 1.4 Voorzieningen 1.5 Interne kwaliteitszorg 1.6 Te verwachten resultaten Hoofdstuk 2 Masteropleidingen 2.1 Doelstellingen 2.2 Programma 2.3 Inzet van het personeel 2.4 Voorzieningen 2.5 Interne kwaliteitszorg 2.6 Te verwachten resultaten Hoofdstuk 3 Interne kwaliteitszorg Hoofdstuk 4 Totaal oordeel van de opleidingen Bijlagen 1. Curricula vitae leden visitatiecommissie 2. Werkwijze van de commissie 3. Doelstellingen en eindtermen van de opleidingen 4. Dublin-descriptoren 5. Programma van de opleidingen
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
3
0.
Inleiding
0.1
Opleidingen
Type Ba
Naam opleiding Rechtsgeleerdheid
CROHO 50700
Varianten voltijd+deeltijd
Ma Ma
Fiscaal Recht Internationaal & Europees Recht Juridische-economische Studies Nederlands Recht Notarieel Recht Recht & Onderneming Recht, Bestuur & Management
66827 66829
voltijd voltijd
60742 66451 60165 60741 60743
Ma Ma Ma Ma Ma
voltijd
Ongedeelde opleiding Nederlands Recht, Notarieel Recht en Internationaal & Europees Recht Nederlands Recht Internationaal & Europees Recht Nederlands Recht
CROHO 6451, 6828 en 6829
6451
voltijd+deeltijd voltijd voltijd voltijd
Nederlands Recht Notarieel Recht Nederlands Recht Nederlands Recht
6451 6828 6451 6451
6451 6829
Het betrokken visitatierapport Rechtsgeleerdheid verscheen in juli 2004. Dit rapport is openbaar en beschikbaar op www.QANU.nl. De opleidingen bouwen in voldoende mate voort op de ongedeelde opleidingen die in het visitatierapport zijn beoordeeld. De commissie heeft dit aan de hand van een analyse van de doelstellingen en programmaonderdelen van de ongedeelde en gedeelde opleidingen vastgesteld. 0.2
Commissie
a) De commissie was als volgt samengesteld: mr. G.A.M. Stevens, president van het Gerechtshof in ’s-Hertogenbosch. Voorzitter van de commissie. mr. W. Duitemeijer, president van de Rechtbank in Groningen. Vice-voorzitter van de commissie. prof. dr. J. Herbots, emeritus gewoon hoogleraar Contractenrecht en voormalig lid van de Hoge Raad voor de Justitie. drs. B.M.J. Hermans, hoofd Onderwijs Adviesbureau van de Vrije Universiteit Amsterdam. M.R. Lantink, studente Nederlands Recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. Secretaris van de commissie was drs. R.V. van der Dussen, projectleider van QANU. Voor korte curricula vitae van de commissieleden; zie bijlage 1. De commissie oordeelt onafhankelijk. Om deze onafhankelijkheid te waarborgen hebben afzonderlijke leden van de commissie kritisch in ogenschouw genomen of er opleidingen waren waar belangenverstrengeling of schijn van belangenverstrengeling zou kunnen optreden. Deze overwegingen hebben ertoe geleid dat bij een aantal opleidingen bepaalde commissieleden niet konden deelnemen aan de beoordeling.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
4
1. mr. W. Duitemeijer heeft niet deelgenomen aan de beoordeling van de Rijksuniversiteit Groningen. 2. drs. B.M.J. Hermans heeft niet deelgenomen aan de beoordeling van de Vrije Universiteit. 3. M.R. Lantink heeft niet deelgenomen aan de beoordeling van de Erasmus Universiteit Rotterdam. De commissieleden ondertekend.
hebben
de
onafhankelijkheidsverklaring
van
QANU
b) De commissie had tot taak om krachtens de tussen de NVAO i.o. en de VSNU overeengekomen Overgangsregeling bekostigd wetenschappelijk onderwijs en de daarop gebaseerde Richtlijnen vervroegde accreditatieaanvraag: i) een samenvattend totaal oordeel over de opleiding uit te spreken alsmede; ii) een oordeel over doelstellingen, programma en interne kwaliteitszorg en iii) gebaseerd op het reguliere visitatierapport, een oordeel over de inzet van personeel, over de voorzieningen en de te verwachten resultaten. c) De werkwijze van de commissie is verder toegelicht in bijlage 2.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
5
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
6
Hoofdstuk 1.
Bacheloropleiding
In dit gedeelte wordt de bacheloropleiding van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht beoordeeld. Het gaat hierbij om één bachelor, te weten de bachelor Rechtsgeleerdheid. Binnen de bachelor zijn vier trajecten onderscheiden: Toga traject, Algemeen traject, Fiscaal traject en Notarieel traject. Voor de opleiding geldt dat de onderdelen van toepassing zijn voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant, tenzij anders vermeld. 1.1
Doelstellingen van de bacheloropleiding
1.1.1
Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Eindkwalificaties afgestudeerden De eindtermen van de opleiding (zie bijlage 3) zijn duidelijk en helder geformuleerd. De commissie heeft tevens vastgesteld dat de eindtermen verwantschap vertonen met de eindtermen van de ongedeelde opleidingen, die door de visitatiecommissie van voldoende academisch niveau werden bevonden. De opleiding heeft geen expliciete doelstelling geformuleerd en de commissie is van oordeel dat de opleiding haar karakter beter kan identificeren middels het formuleren van een doelstelling. De eindtermen zijn niet expliciet ingedeeld in termen van kennis, vaardigheden en attitude, maar beslaan voldoende deze gebieden. Benchmarking met (internationale) standaarden Een eenduidig internationaal referentiekader op het gebied van universitaire opleidingen Rechten ontbreekt. De bij deze additionele beoordeling betrokken faculteiten geven aan dat regelgeving die van invloed is op de inhoud van opleidingen zoals Nederlands Recht, Notarieel Recht en Fiscaal Recht, veelal op nationaal niveau bepaald wordt. Dit maakt een internationale vergelijking van de eindkwalificaties niet alleen lastig, maar ook weinig zinvol. De commissie onderkent deze problematiek. Toch is de commissie van oordeel dat de opleiding Rechtsgeleerdheid door het aanleren van vaardigheden op het gebied van Rechtsvergelijking en internationale vaktaal (bijv. legal english), in staat moet zijn de beoogde eindkwalificaties van haar afgestudeerden in een internationaal perspectief te plaatsen. De commissie heeft in dit opzicht kunnen vaststellen dat de faculteit in haar additionele informatie overtuigend heeft beargumenteerd dat de bacheloropleiding aansluiting heeft bij de relevante internationale context op haar vakgebied. Aansluiting op de eisen beroepspraktijk De bij deze additionele beoordeling betrokken juridische faculteiten beschouwen over het algemeen de bacheloropleiding niet als uitstroomopleiding. De opleidingen hebben dan ook nauwelijks tot geen informatie verstrekt over de aansluiting of voorbereiding van de eindtermen bij de eisen die worden gesteld vanuit de beroepspraktijk. Men ziet de bacheloropleiding als basis voor het behalen van de mastergraad, voorheen het doctoraal. De afstemming op een beroepspraktijk vindt vooral in en na de masteropleiding plaats. Toch is de commissie van mening dat de bacheloropleiding Rechtsgeleerdheid, door de uitgebreide aandacht voor maatschappelijke problematiek met juridische Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
7
implicaties en met het oefenen van schriftelijke en mondelinge presentaties, de student voorbereidt op de uitoefening van bepaalde juridische functies, die hij na voltooiing van de bachelor zou kunnen vervullen. De commissie beveelt de faculteit aan om de discussie over de vraag tot welke beroepen de bacheloropleiding toegang zouden kunnen geven – het liefst in interfacultair verband – voort te zetten. Gezien het bovenstaande is de commissie van mening dat de eindkwalificaties die van een afgestudeerde worden verwacht, aansluiten bij de eisen die door de (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. De commissie is daarom van oordeel dat de opleiding voldoet aan de domeinspecifieke vereisten die aan de eindkwalificaties worden gesteld. 1.1.2
Niveau
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of een master.
De instelling heeft een expliciete koppeling gemaakt met de Dublin-descriptoren (zie bijlage 4), waarmee de eindkwalificaties bij algemene, internationaal geaccepteerde kwalificaties van de bachelor aansluiten, zoals blijkt uit de doelstellingen en eindtermen. Kennis en inzicht Het ambitieniveau van de bachelor beantwoordt aan de omschrijving. De eindtermen, met name de eindtermen 1 en 2, voldoen dan ook aan deze descriptor. Toepassen kennis en inzicht De eindtermen, in het bijzonder 5 t/m 7, zijn in voldoende mate gericht op de competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied. De commissie is van oordeel dat meer aandacht besteed zou mogen worden voor de professionele benadering van werk of beroep. Oordeelsvorming De vereisten van deze descriptor zijn voldoende neergelegd in de geformuleerde eindtermen, in het bijzonder de eindtermen 3 en 4 die gericht zijn op het opstellen van een juridisch oordeel. Communicatie Met name de eindtermen 7 t/m 9 accentueren de rol van het schriftelijk en mondeling presenteren van informatie, ideeën en oplossingen aan een publiek met (niet)specialisten. Leervaardigheden De eindtermen omtrent kennis en vaardigheden van de bacheloropleiding zijn in voldoende mate gericht op de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie aan te gaan die een hoog niveau van autonomie veronderstelt, te weten een masteropleiding. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de eindkwalificaties van de opleiding Rechtsgeleerdheid aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
8
1.1.3
Oriëntatie
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor en een master in het WO: de eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld; een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt; een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WOopleiding vereist is of dienstig is.
Eindkwalificaties De eindkwalificaties brengen het wetenschappelijk karakter voldoende tot uitdrukking. Er zijn nauwelijks concessies gedaan ten opzichte van ongedeelde opleidingen die in het visitatierapport als voldoende werden beoordeeld (p. 65-84). Toegang tot masteropleiding en beroepenveld Afgestudeerden van de bachelor Rechtsgeleerdheid hebben directe toegang tot de master Nederlands Recht, Juridisch-economische Studies en Recht & Onderneming. Tevens hebben zij toegang tot de andere masteropleidingen van de Faculteit, indien zij aan de specifieke toegangseisen en/of selectiecriteria voldoen. De toegangseisen, vertaald in bachelorvakken, zijn zo gesteld dat een student daarnaast altijd nog vrije keuzeruimte overhoudt voor het volgen van een minor (verbredingdoelstelling). Alleen het notariële traject is hierop een uitzondering. Door het brede karakter van de bachelor-eindkwalificaties, kan verondersteld worden dat er voldoende aansluiting is met de beroepspraktijk. De faculteit acht het goed mogelijk dat afgestudeerden op diverse plaatsen op de arbeidsmarkt terechtkomen. Tevens wordt met de bachelor de basis gelegd voor het behalen van het civiel effect. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de eindkwalificaties van de opleidingen terecht een wetenschappelijke oriëntatie hebben. 1.1.4
Gewogen eindoordeel over doelstellingen
Gelet op de hierboven per facet weergegeven informatie en argumenten, is de commissie van oordeel dat de doelstellingen voldoen aan de voor accreditatie geldende eisen. 1.2
Programma van de bacheloropleiding
Het programma van de bachelor staat beschreven in bijlage 5. 1.2.1
Eisen wetenschappelijk onderwijs
Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Interactie tussen onderwijs en onderzoek De interactie tussen onderzoek en onderwijs wordt gewaarborgd doordat docenten veelal verbonden zijn aan onderzoeksprogramma’s van de Faculteit. Dit verband Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
9
komt bij het Toga traject tot uitdrukking in de zogenoemde zwaartepuntvakken, zoals Omgevingsrecht, Mensenrechten en Algemene Rechtsvergelijking. In deze vakken wordt een directe koppeling gelegd met de resultaten van de eerder genoemde onderzoeksprogramma’s van de Faculteit. Hierdoor is de koppeling tussen onderzoek en onderwijs sterker aanwezig dan in de ongedeelde opleidingen. Bij de overige trajecten adviseert de commissie tot waakzaamheid op dit punt. Aantoonbaar verband met actuele theorieën Door in het programma drie onderzoeksmethoden of benaderingswijzen van het recht te hanteren – te weten; interne analyse van het recht, externe analyse van het recht en de rechtsvergelijking – waarborgt het programma de aansluiting bij de actuele wetenschappelijke theorieën en de ontwikkeling van academische vaardigheden. Interne analyse komt terug in de Grondslagvakken, externe analyse komt terug in de reflectie- en integratievakken en de rechtsvergelijking komt terug in het derde bachelorjaar. De commissie is oordeel dat in het curriculum het aandeel rechtsvergelijking in aanmerking komt voor verruiming. Ontwikkeling onderzoeksvaardigheden In de werkgroepen wordt de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden geïntegreerd, mede via daarop toegesneden opdrachten en alternatieve werkvormen zoals mondelinge presentaties, simulatiespelen en moot courts. Om de vaardigheden rond tekstanalyse te verbeteren ligt de nadruk op schriftelijke vaardigheden. Een afstudeerwerk van 7,5 EC ligt in alle varianten vast. Verband met de praktijk Het verband met de praktijk komt voornamelijk naar voren middels de docenten die vaak ook een functie hebben buiten de faculteit. De praktijk komt eveneens naar voren tijdens de vele opdrachten die gemaakt moeten worden. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de (voorgenomen) invulling van het programma van de opleiding voldoet aan de wetenschappelijke vereisten van een WO-bachelor. 1.2.2
Relatie doelstellingen/programma
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Concretisering eindkwalificaties In de aangeleverde informatie wordt geëxpliciteerd hoe de eindkwalificaties geconcretiseerd zijn in samenhangende onderdelen van het programma. De commissie heeft de voorgenomen programmaonderdelen van de opleiding (inclusief de trajecten) gelegd naast de beoogde kennis, vaardigheden en attitude zoals neergelegd in de geformuleerde eindkwalificaties, en heeft deze vergeleken. Op grond van deze vergelijking heeft de commissie een verband geconstateerd tussen de eindtermen ten aanzien van kennis, attitude en vaardigheden. De kennisdoelstellingen zijn geconcretiseerd in programmaonderdelen als de Grondslagenvakken en Kernvakken. In onder meer de Reflectievakken, waarbij studenten leren om te reflecteren op de ontwikkeling en inhoud van het recht, zijn de eindkwalificaties wat betreft attitude geconcretiseerd. Ook de vaardigheden zijn adequaat geconcretiseerd, aangezien studenten gedurende de opleiding met behulp Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
10
van schriftelijke en mondelinge opdrachten gestimuleerd worden met de stof te leren werken. Vertaling eindkwalificaties Uit de studiegids blijkt dat de eindkwalificaties adequaat vertaald zijn in leerdoelen van (onderdelen van) het programma, ook wel cursusdoelen. Mogelijkheden om eindkwalificaties te bereiken De commissie is van oordeel dat door middel van de gekozen didactische werkvormen en bij een studie-inzet c.q. –houding die van studenten in het wetenschappelijk onderwijs verwacht mag worden, de geformuleerde eindkwalificaties op adequate wijze te bereiken zijn. Een belangrijke bijdrage daaraan levert de verplichte aanwezigheid bij werkgroepen en de individuele toetsing van de behaalde kwalificaties aan de hand van tentamens, papers, werkstukken en/of presentaties. Ter ontwikkeling van competenties en zelfstandige verwerving van kennis, zijn er geen vakken meer waar uitsluitend het hoorcollege als werkvorm wordt gebruikt. Om een variatie in werkvormen te bereiken, geldt bij alle vakken dat gebruik gemaakt wordt van kleinschalige werkgroepen, waarin studenten begeleid worden bij het uitvoeren van verschillende soorten opdrachten en waarin zij vragen kunnen stellen en discussies kunnen voeren. Deeltijders kunnen alleen kiezen voor het Toga traject. De commissie heeft vastgesteld dat het deeltijd- en voltijdprogramma van dit traject dezelfde onderdelen bevat. Het deeltijdprogramma is opgezet als een zesjarige opleiding. De opleiding geeft aan dat bij het deeltijdprogramma meer de nadruk op individuele in plaats van groepsopdrachten wordt gelegd. De inhoud van het programma biedt deeltijdstudenten voldoende de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de relatie tussen de doelstellingen en het programma van de opleiding voldoet. 1.2.3
Samenhang programma
Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
De opleiding kent voor de meeste trajecten een relatief ruime keuzevrijheid waarbij het grootste gedeelte van de opleiding met juridische vakken wordt ingedeeld (major). Het eerste anderhalf jaar kent een inhoudelijk vastgesteld programma, waarbij kennis wordt gemaakt met de belangrijkste rechtsgebieden. Daarna stellen studenten aan de hand van de vier trajecten meer hun eigen programma vast. De trajecten zijn: Algemeen, Toga, Fiscaal en Notarieel. Binnen de trajecten, met uitzondering van Notarieel, hebben de studenten de mogelijkheid om een pakket van 30 EC aan cursussen uit een andere discipline (minor) te kiezen. Samenhang wordt hierbij op de eerste plaats bewaakt door de spelregels voor keuzes ten aanzien van het niveau van cursussen. De commissie is van oordeel dat de bij de ruime keuzevrijheid noodzakelijke mate van begeleiding en ondersteuning van het studiekeuzeproces adequaat door de opleiding wordt uitgevoerd. Gezien het bovenstaande en het overzichtelijke karakter van het programma is de commissie van oordeel dat studenten van de opleiding een samenhangend programma volgen.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
11
1.2.4
Studielast
Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Er is een evenwichtige verdeling van het aantal EC over de jaren. Studiedruk wordt periodiek gemeten met behulp van de derdejaarsmonitor. Er is een systeem van individuele loopbaanbegeleiding en de verplichting voor iedere student een (elektronisch) portfolio aan te leggen. Dit zorgt voor een ondersteuning van het studiekeuzeproces. Elke cursus kent meerdere toetsmomenten. De commissie is van mening dat een curriculum met een grote mate van keuzevrijheid risicovolle elementen met zich meedraagt, maar dat deze door de opleiding adequaat worden ondervangen middels de individuele begeleiding. De commissie heeft geconstateerd dat de faculteit studenten zonder bachelordiploma niet toelaat in de masterfase, in tegenstelling tot de meeste andere juridische faculteiten. Eventuele studievertraging wordt adequaat ondervangen door twee instroommomenten in de master. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de studielast evenwichtig is en reëel zal zijn door de beoogde feedback in de kwaliteitszorg (zie aldaar). 1.2.5
Instroom
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 4). 1.2.6
Duur
De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 EC studiepunten. - WO-master: minimaal 60 EC studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
De bacheloropleiding beslaat 180 studiepunten. De commissie oordeelt dat de opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. 1.2.7
Afstemming vorm en inhoud
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 3). 1.2.8
Beoordeling en toetsing
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 3). 1.2.9
Gewogen eindoordeel over programma
Gelet op de hierboven per facet weergegeven informatie en argumenten, is de commissie van oordeel dat het programma voldoet aan de voor accreditatie geldende eisen. Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
12
1.3
Inzet van het personeel
1.3.1
Eisen WO
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 8). 1.3.2
Kwantiteit personeel
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 8). 1.3.3
Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 8). 1.3.4
Gewogen eindoordeel over inzet van het personeel
Onder verwijzing naar het visitatierapport beoordeelt de commissie de inzet van het personeel in alle opzichten – eisen wetenschappelijk onderwijs, kwantiteit personeel en kwaliteit personeel – als voldoende. Er is geen aanvullende informatie die aanleiding geeft het oordeel te herzien. 1.4
Voorzieningen
1.4.1
Materiële voorzieningen
De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 9). 1.4.2
Studiebegeleiding
De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 5). 1.4.3
Gewogen eindoordeel voorzieningen
Onder verwijzing naar het visitatierapport beoordeelt de commissie de voorzieningen in alle opzichten – materiële voorzieningen en studiebegeleiding – als voldoende. Er is geen aanvullende informatie die aanleiding geeft het oordeel te herzien.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
13
1.5
Interne kwaliteitszorg
Voor de beoordeling van dit onderwerp wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van dit rapport. 1.6
Te verwachten resultaten
1.6.1
Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 7). 1.6.2
Onderwijsrendement
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Het oordeel van de visitatiecommissie over het kwaliteitsaspect Doorstroom en rendementen luidt ‘matig’ en de commissie heeft in het visitatierapport een aantal verbetermaatregelen geformuleerd (p. 76-77). De faculteit heeft aanleiding gezien om dit facet nogmaals door de commissie te laten beoordelen en heeft aanvullende informatie omtrent dit onderdeel aangeleverd. De commissie heeft in de aanvullende informatie en tijdens het gesprek met een afvaardiging van de faculteit voldoende aanknopingspunten gevonden om vast te stellen dat de faculteit maatregelen heeft genomen, dan wel plannen heeft ontwikkeld om het onderwijsrendement te verhogen. De geformuleerde maatregelen zijn gericht op een betere oriëntatie en selectie in het eerste jaar, begeleiding, verwijzing en keuzevoorlichting. Zo is per september 2004 een bindend studieadvies ingevoerd en wordt meer gebruik gemaakt van intensievere werk- en toetsvormen in de eerstejaarsvakken, zodat studenten sneller weten of zij geschikt zijn voor de opleiding. Ook wordt meer gebruikt gemaakt van deeltoetsen, waardoor het mogelijk is om op basis van feedback te verbeteren en alsnog een voldoende resultaat te behalen. Tevens wordt met voorlichtingsactiviteiten op het gebied van studiekeuze, alternatieven in het HBO aangeboden. Tot slot heeft de commissie vastgesteld dat de faculteit een aantal concrete streefdoelen op het gebied van rendementen heeft geformuleerd. Hiermee stelt de commissie het oordeel over het kwaliteitsaspect Faciliteiten en voorzieningen bij. 1.6.3
Gewogen eindoordeel te verwachten resultaten
Ten aanzien van de resultaten verwacht de commissie een voldoende resultaat.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
14
Hoofdstuk 2.
Masteropleidingen
In dit gedeelte worden de masteropleidingen van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht beoordeeld. Dit zijn de opleidingen: - Fiscaal Recht - Internationaal & Europees Recht (IER) - Juridische-economische Studies (JES) - Nederlands Recht - Notarieel Recht - Recht & Onderneming (RO) - Recht, Bestuur & Management (RBM) De in dit hoofdstuk beschreven bevindingen en conclusies van de commissie zijn van toepassing op de bovengenoemde, aan elkaar verwante opleidingen. Relevante verschillen tussen de opleidingen zullen expliciet beschreven worden. Voor de opleiding Nederlands Recht geldt dat de onderdelen van toepassing zijn voor zowel de voltijd- als de deeltijdvariant, tenzij anders vermeld. 2.1
Doelstellingen van de masteropleidingen
2.1.1
Domeinspecifieke eisen
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
Eindkwalificaties afgestudeerden De masteropleidingen van de juridische faculteit hanteren negen identieke algemene eindtermen. Deze worden per master aangevuld met minimaal één opleidingspecifieke eindkwalificatie. De opleiding RO is hierop een uitzondering en heeft alleen opleidingspecifieke eindkwalificaties geformuleerd. De doelstellingen en de eindtermen van de opleidingen (zie bijlage 3) zijn duidelijk en helder geformuleerd, al vraagt de commissie zich af of de eindkwalificaties haalbaar zijn voor alle studenten. De commissie heeft vastgesteld dat de doelstellingen verwantschap vertonen met de doelstellingen van de ongedeelde opleidingen, die door de visitatiecommissie van voldoende academisch niveau werden bevonden. De master Fiscaal Recht beoogt studenten voor te bereiden op het uitoefenen van een beroep waarvoor kennis en vaardigheden omtrent fiscaal recht op gevorderd/academisch niveau nodig zijn. De doelstelling van het programma van de master IER is het opleiden van juristen voor een groot aantal, verschillende functies op academisch niveau waarvoor al dan niet civiel effect vereist is, met name in de internationaal georiënteerde beroepspraktijk. Een afgestudeerde van de master Juridische-economische Studies heeft op het terrein van het recht en de economie zodanig competenties (kennis, inzicht en vaardigheden) verworven, dat hij/zij in staat is veelzijdige vraagstukken binnen het bedrijfsleven, de overheid en andere maatschappelijke organisaties te analyseren en een bijdrage te leveren aan het oplossen van dergelijke vraagstukken. De master Nederlands Recht biedt een verdieping van de juridische kennis op één of meer van de kerngebieden van het Nederlands Recht (het privaatrecht, het strafrecht, het staats- en bestuursrecht en de rechtstheorie).
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
15
In de opleiding Notarieel Recht worden de specifieke leerstukken van de samenstellende vakgebieden als vennootschapsrecht, erfrecht, onroerend goed en personen- en familierecht behandeld en uitgediept en vervolgens in hun maatschappelijke context geplaatst. Het terrein van de master Recht & Onderneming is het ondernemingsrecht en handelsrecht, het economisch publiekrecht, waaronder met name het mededingingsrecht, en het arbeids- en socialezekerheidsrecht, zowel op nationaal als op Europees niveau en op mondiaal niveau daar waar regelingen van internationaal recht reële invloed hebben op het opereren en functioneren van de onderneming. De afgestudeerde van de master Recht, Bestuur & Management heeft inzicht in de werking van de gedecentraliseerde eenheidsstaat, de functie van wetgeving en beleid en het functioneren van internationale organisaties. De eindtermen van de masters zijn expliciet ingedeeld in termen van kennis, vaardigheden en attitude en beslaan voldoende deze gebieden. Benchmarking met (internationale) standaarden Een eenduidig internationaal referentiekader op het gebied van universitaire opleidingen Rechten ontbreekt. De bij deze additionele beoordeling betrokken faculteiten geven aan dat regelgeving die het voorwerp uitmaakt van opleidingen zoals Nederlands Recht, Notarieel Recht en Fiscaal Recht, veelal van louter nationale oorsprong en gelding is. Dit maakt een internationale vergelijking van de eindkwalificaties niet alleen lastig, maar ook weinig zinvol. De commissie onderkent deze problematiek. Toch is de commissie van oordeel dat de opleidingen door het aanleren van vaardigheden op het gebied van de rechtsvergelijking en van de internationale vaktaal (bijv. legal english), in staat moeten zijn de beoogde eindkwalificaties van haar afgestudeerden in een internationaal perspectief te plaatsen. Over het algemeen vormt de wisselwerking tussen nationaal en Europees recht een integraal onderdeel van het onderwijs. De commissie heeft in dit opzicht kunnen vaststellen dat de faculteit in haar additionele informatie overtuigend heeft beargumenteerd dat de masteropleidingen aansluiting hebben bij de relevante internationale context op haar vakgebied. De commissie is positief over het gegeven dat bij de realisatie van de eindtermen van de master JES, aansluiting van het programma bij internationale maatstaven wordt nagestreefd. Aansluiting op de eisen beroepspraktijk In de eindtermen van de master Fiscaal Recht is rekening gehouden met de vereisten van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) voor kandidaatleden die de beroepsopleiding tot belastingadviseur willen volgen. Afgestudeerden hebben een zeer brede academische achtergrond die hun ruime mogelijkheden op de arbeidsmarkt zal geven. De opleiding baant de weg naar een loopbaan in uiteenlopende functies, in het bijzonder belastingadviseur, estate planner, bedrijfsfiscalist, belastinginspecteur of -ontvanger, beleids- of wetgevend ambtenaar, adviseur bij internationale organisaties zoals EU, IMF en Wereldbank, en advocaat of rechterlijk ambtenaar. Bij de eindkwalificaties van JES is, net zoals bij IER, Nederlands Recht en Recht & Onderneming, rekening gehouden met het civiel effect. Functies die aansluiten op de eindkwalificaties zijn te vinden in het bedrijfsleven, de financiële sector en non-
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
16
profitorganisaties (account manager, bedrijfsjurist, advocaat-stagiair, marketing manager, mededingjurist, onderzoeksmedewerker). De opleiding IER geeft drie perspectieven aan na afronding van de opleiding: - in de transnationale commerciële beroepspraktijk (de grote, transnationaal opererende advocatenkantoren en accountantskantoren en de juridische afdelingen van internationaal werkende grote ondernemingen); - bij onderdelen van nationale overheden en bedrijven die zich bezighouden met internationale en Europese vraagstukken, bij internationale organisaties en nietgouvernementele organisaties; - in de Nederlandse beroepspraktijk in de meest brede zin, vooral daar waar de doorwerking van het Europese en internationale recht een rol speelt. Bij Nederlands Recht is er aansluiting bij de togaberoepen, de overheid (wetgevingsjurist, beleidsjurist) en ondernemingen (adviespraktijk, bedrijfsjurist). De eindkwalificaties van Notarieel Recht sluiten aan bij het Besluit beroepsvereisten kandidaat-notaris (KB d.d.13 mei 1999). Het arbeidsperspectief van Recht & Onderneming is onder meer de advocatuur, de rechterlijke macht, bedrijfsjuristen op algemene en op meer specifieke terreinen, medewerkers P&O. Het beroepsperspectief ligt behalve in Nederland ook binnen Europa en bij internationale organisaties op economisch en sociaal terrein. De eindkwalificaties RBM zijn gericht op beleids- en adviesfuncties in de publieke sector en non-profitorganisaties. Gezien het bovenstaande is de commissie van mening dat de eindkwalificaties die van een afgestudeerde worden verwacht aansluiten bij de eisen die door de (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld. De commissie is daarom van oordeel dat de opleiding voldoet aan de domeinspecifieke vereisten die aan de eindkwalificaties worden gesteld. 2.1.2
Niveau
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor of een master.
De instelling heeft een expliciete koppeling gemaakt met de Dublin-descriptoren (zie bijlage 4), waarmee de eindkwalificaties bij algemene, internationaal geaccepteerde kwalificaties van de master aansluiten, zoals blijkt uit de doelstellingen en eindtermen. De genoemde cijfers verwijzen naar de voor elke masteropleiding geldende eindkwalificaties. De commissie heeft geconstateerd dat de opleidingspecifieke eindkwalificaties met name gericht zijn op kennis, inzicht en het toepassen daarvan. Kennis en inzicht Het ambitieniveau van de masters beantwoordt aan de omschrijving. Kennis en inzicht worden geschraagd op het fundament van de bacheloropleiding en bieden een basis om een originele bijdrage te leveren aan onderzoek. De eindtermen, met name de eindtermen 2 en 3, voldoen dan ook aan deze descriptor. Toepassen kennis en inzicht De eindtermen, in het bijzonder 4 en 5, zijn in voldoende mate gericht op het toepassen van opgedane kennis en inzicht op complexe vraagstukken, het formuleren van een probleemstelling en het uitvoeren van onderzoek. Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
17
Oordeelsvorming Het vormen van een eigen mening omtrent een juridisch probleem of ontwikkeling wordt nadrukkelijk genoemd bij de schriftelijke en mondelinge vaardigheden, zoals neergelegd in eindterm 7. Communicatie Ten aanzien van communicatie kan vermeld worden dat de opleiding gericht is op het helder en bondig overbrengen van een juridisch wetenschappelijk onderzoek of betoog op een publiek van specialisten of niet-specialisten en op het actief deelnemen aan een wetenschappelijk debat op het gebied van het desbetreffende rechtsgebied. Dit is voornamelijk neergelegd in eindterm 8. Leervaardigheden Volgens de eindterm 9 heeft de afgestudeerde een eindniveau bereikt waarbij er op het eigen leerproces gereflecteerd, gestuurd en gepland kan worden. Hiermee is gegarandeerd dat de afgestudeerde een vervolgopleiding kan volgen met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de eindkwalificaties van de masteropleidingen Nederlands Recht en Notarieel Recht aansluiten bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. 2.1.3
Oriëntatie
De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor en een master in het WO: de eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld; een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt; een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een WOopleiding vereist is of dienstig is.
Eindkwalificaties Zoals eerder is vastgesteld zijn de eindkwalificaties van de opleidingen verwant met de ongedeelde opleiding die in het visitatierapport als voldoende werd beoordeeld (p. 65-84). De commissie sluit met haar beoordeling aan bij het visitatierapport. Er wordt voldoende aandacht besteed aan een brede, academische vorming en verwerving van academische onderzoeksvaardigheden en –technieken, waardoor de eindkwalificaties het wetenschappelijk karakter voldoende tot uitdrukking brengen. Onderzoekskwalificatie De opleidingen bieden een basis voor rechtswetenschappelijk of met het recht verbonden wetenschappelijk onderzoek. De afgestudeerde heeft hiermee de kwalificaties om zelfstandig wetenschappelijk onderzoek te doen en de masteropleidingen geven toegang tot promotie. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de eindkwalificaties van de opleidingen terecht een wetenschappelijke oriëntatie hebben.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
18
2.1.4
Gewogen eindoordeel over doelstellingen
Gelet op de hierboven per facet weergegeven informatie en argumenten, is de commissie van oordeel dat de doelstellingen voldoen aan de voor accreditatie geldende eisen. 2.2
Programma van de masteropleidingen
De programma’s van de opleidingen staan beschreven in bijlage 5. 2.2.1
Eisen wetenschappelijk onderwijs
Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding: Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Interactie tussen onderwijs en onderzoek De interactie onderwijs-onderzoek krijgt gestalte door de aansluiting met de facultaire onderzoeksprogramma’s. In de onderwijsprogramma’s staan theoretische verdieping en het uitvoeren van een zelfstandige onderzoeksopdracht centraal. Verder krijgen de zwaartepuntvakken een inhoudelijk verdiepend vervolg in de te onderscheiden verplichte vakken en gebonden keuzevakken. De commissie uit ten aanzien van de opleiding Notarieel Recht haar bezorgdheid over de interactie tussen onderzoek en onderwijs. Aantoonbaar verband met actuele theorieën Door in het programma drie onderzoeksmethoden of benaderingswijzen van het recht te hanteren – te weten; interne analyse van het recht, externe analyse van het recht en de rechtsvergelijking – waarborgt het programma aan te sluiten bij de actuele wetenschappelijke theorieën en de ontwikkeling van academische vaardigheden. De commissie uit ten aanzien van de opleiding Notarieel Recht haar bezorgdheid op dit punt. Ontwikkeling onderzoeksvaardigheden De meeste mastervakken worden afgesloten met een werkstuk of andere vorm van praktijktoepassing waarin studenten een onderzoeksthema dienen op te zetten en uit te voeren. Daarnaast wordt de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden gewaarborgd doordat in alle opleidingen een scriptie van 15 EC is geprogrammeerd. Verband met de praktijk Er zijn diverse contacten van docenten met de praktijk, zoals vooraanstaande (advocaten)kantoren, markttoezichthouders, betrokken beroepsorganisaties. De praktijk komt eveneens naar voren tijdens de vele opdrachten die gemaakt moeten worden. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de (voorgenomen) invulling van het programma van de zeven opleidingen voldoet aan de wetenschappelijke vereisten van een WO-master. Ten aanzien van Notarieel Recht is de commissie is van oordeel dat waakzaamheid geboden is ten aanzien van de aansluiting van het programma met de wetenschappelijke criteria, maar beoordeelt het geheel – alles overwegend – als voldoende. Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
19
2.2.2
Relatie doelstellingen/programma
Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
Concretisering eindkwalificaties In de aangeleverde informatie wordt geëxpliciteerd hoe de eindkwalificaties geconcretiseerd zijn in samenhangende onderdelen van het programma. De commissie heeft de voorgenomen programmaonderdelen van de opleiding (inclusief de trajecten) gelegd naast de beoogde kennis, vaardigheden en attitude zoals neergelegd in de geformuleerde eindkwalificaties, en heeft deze vergeleken. Op grond van deze vergelijking heeft de commissie een verband geconstateerd tussen de eindtermen ten aanzien van kennis, attitude en vaardigheden. Bij Notarieel Recht wordt de ruime aandacht voor notariële vaardigheden positief gewaardeerd. Bij Nederlands Recht waardeert de commissie het aanbod aan metajuridische vakken als positief. Bij de opleidingen JES en Fiscaal Recht heeft de commissie vastgesteld dat de concretisering van de eindkwalificaties een andere vorm heeft gekregen dan bij de ongedeelde opleidingen, aangezien er relatief weinig equivalentie te vinden is met de ongedeelde programma’s. Vertaling eindkwalificaties Uit de studiegids blijkt dat de eindkwalificaties adequaat vertaald zijn in leerdoelen van (onderdelen van) het programma, ook wel cursusdoelen. Mogelijkheden om eindkwalificaties te bereiken De commissie is van oordeel dat door middel van de gekozen didactische werkvormen en bij een studie-inzet c.q. –houding die van studenten in het wetenschappelijk onderwijs verwacht mag worden, de geformuleerde eindkwalificaties op adequate wijze te bereiken zijn. Een belangrijke bijdrage daaraan levert de individuele toetsing van de behaalde kwalificaties aan de hand van tentamens, papers, werkstukken en/of presentaties. De invulling van het programma wordt meer vrijgelaten, omdat van masterstudenten meer zelfstandigheid en initiatief wordt verwacht dan van de bachelorstudenten. In de masteropleidingen is de begeleiding meer op afstand en wordt nadrukkelijk uitgegaan van activerend onderwijs, diversiteit in werkvormen en de nadruk op integrale toetsing. Met name bij de scriptie wordt van de studenten verwacht dat zij zelf de verantwoordelijkheid nemen met betrekking tot begeleiding en voortgang van het proces. Het deeltijdprogramma van Nederlands Recht omvat geen afstudeerrichtingen, maar een beperkt aantal cursussen van de verschillende richtingen binnen het voltijdprogramma. Het deeltijdprogramma is opgezet als een anderhalf jaar durende opleiding. De opleiding geeft aan dat bij het deeltijdprogramma meer de nadruk op individuele in plaats van groepsopdrachten wordt gelegd. De inhoud van het programma biedt deeltijdstudenten voldoende de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de relatie tussen de doelstellingen en het programma van de opleidingen voldoet.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
20
2.2.3
Samenhang programma
Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
Samenhang in het programma wordt in eerste instantie bewaakt door de spelregels voor keuzes ten aanzien van de inhoud van cursussen. Studenten worden gestuurd door de verplichtingen in het programma en de onderscheiden richtingen. Aangezien veel gebruik gemaakt wordt van gebonden keuzes heeft de student binnen marges de mogelijkheid zijn eigen profiel te kiezen. Voor alle programma’s, met uitzondering van Notarieel Recht, geldt dat civiel effect behaald kan worden door zowel in de bachelor- als in de masteropleiding aan inhoudelijke vereisten te voldoen, waarbij in ieder geval het vak Procesrecht in de master gevolgd moet worden. Enkele opleidingspecifieke kenmerken: Fiscaal Recht kent twee afstudeerrichtingen, namelijk: Estate Planning en Internationaal ondernemen. De varianten verschillen nauwelijks en er is geen keuzeruimte. Bij de samenstelling van het curriculum is rekening gehouden met de vereisten van de NOB. Hierbij staan bij alle cursussen theoretische verdieping en het uitvoeren van een zelfstandige onderzoeksopdracht centraal. Bij RO zijn drie verplichte kernvakken, twee gebonden keuzevakken uit een lijst van 10 vakken en één keuzevak. Elk academisch jaar wordt een bepaalde thematiek als rode draad door de masteropleiding gehanteerd. Daarvoor lenen zich in het bijzonder thema’s als liberalisering, privatisering en maatschappelijke verantwoordelijkheid. Binnen de master IER zijn drie afstudeerrichtingen, namelijk: Europees recht, Internationaal publiekrecht en Transnationale commerciële rechtspraktijk. Vijf van de zes vakken geven inhoud aan de richting, het zesde vak is een vrij keuzevak (7,5 EC) uit het totale juridische aanbod. Nederlands Recht kent vier afstudeerrichtingen, namelijk: Grondslagen van het recht, Privaatrecht, Staats- & Bestuursrecht en Strafrecht. Bij Nederlands Recht en JES is sprake van relatief veel keuzevrijheid, met name voor de profielen Privaatrecht en Staats- & Bestuursrecht. Bij de master JES zijn er zijn vijf gebonden keuzevakken (2 uit 4, 2 uit 4 en 1 uit 2) en één keuzevak (uit facultair aanbod). Door een specifieke combinatie van vakken te kiezen kunnen studenten een samenhangend profiel binnen het programma naar eigen keuze gebonden vormgeven. Het voor deeltijdstudenten Nederlands Recht geprogrammeerd curriculum kent geen afstudeerrichtingen, maar een vastgesteld programma met weinig keuzemogelijkheden. Bij RBM is een beperkte keuzeruimte van 7,5 EC geprogrammeerd en Notarieel Recht heeft geen keuzeruimte Gezien het bovenstaande en het overzichtelijk karakter van de programma’s, inclusief de te volgen afstudeertrajecten, is de commissie van oordeel dat studenten van de opleidingen een samenhangend programma volgen. 2.2.4
Studielast
Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Er is een evenwichtige verdeling van het aantal EC over het jaar en ieder semester kent circa 30 EC. De werkelijke studiedruk wordt per vak gemonitored met behulp van een cursusevaluatie.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
21
Gezien het bovenstaande is de commissie van oordeel dat de studielast evenwichtig is en reëel zal zijn door de beoogde feedback in de kwaliteitszorg (zie aldaar). 2.2.5
Instroom
Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 4). 2.2.6
Duur
De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 EC studiepunten. - WO-master: minimaal 60 EC studiepunten, afhankelijk van de opleiding.
De masteropleidingen beslaan 60 studiepunten. De commissie oordeelt dat de opleidingen voldoen aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum. 2.2.7
Afstemming vorm en inhoud
Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 3). 2.2.8
Beoordeling en toetsing
Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 3). 2.2.9
Gewogen eindoordeel over programma
Gelet op de hierboven per facet weergegeven informatie en argumenten, is de commissie van oordeel dat de programma’s voldoen aan de voor accreditatie geldende eisen. 2.3
Inzet van het personeel
2.3.1
Eisen WO
Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 8). 2.3.2
Kwantiteit personeel
Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 8).
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
22
2.3.3
Kwaliteit personeel
Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 8). 2.3.4 Gewogen eindoordeel over inzet personeel Onder verwijzing naar het visitatierapport beoordeelt de commissie de inzet van het personeel in alle opzichten – eisen wetenschappelijk onderwijs, kwantiteit personeel en kwaliteit personeel – als voldoende. Er is geen aanvullende informatie die aanleiding geeft het oordeel te herzien. 2.4
Voorzieningen
2.4.1
Materiële voorzieningen
De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 9). 2.4.2
Studiebegeleiding
De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 5). 2.4.3
Gewogen eindoordeel voorzieningen
Onder verwijzing naar het visitatierapport beoordeelt de commissie de voorzieningen in alle opzichten – materiële voorzieningen en studiebegeleiding – als voldoende. Er is geen aanvullende informatie die aanleiding geeft het oordeel te herzien. 2.5
Interne kwaliteitszorg
Voor de beoordeling van dit onderwerp wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van dit rapport. 2.6
Te verwachten resultaten
2.6.1
Gerealiseerd niveau
De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
Ten aanzien van dit onderdeel wordt het oordeel van de visitatiecommissie overgenomen (aspect 7). 2.6.2
Onderwijsrendement
Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Het oordeel van de visitatiecommissie over het kwaliteitsaspect Doorstroom en rendementen luidt ‘matig’ en de commissie heeft in het visitatierapport een aantal Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
23
verbetermaatregelen geformuleerd (p. 76-77). De faculteit heeft aanleiding gezien om dit facet nogmaals door de commissie te laten beoordelen en heeft aanvullende informatie omtrent dit onderdeel aangeleverd. De commissie heeft in de aanvullende informatie en tijdens het gesprek met een afvaardiging van de faculteit voldoende aanknopingspunten gevonden om vast te stellen dat de faculteit maatregelen heeft genomen, dan wel plannen heeft ontwikkeld om het onderwijsrendement te verhogen. Zo heeft de commissie vastgesteld dat de faculteit een aantal concrete streefdoelen op het gebied van rendementen heeft geformuleerd. Hiermee stelt de commissie het oordeel over het kwaliteitsaspect Faciliteiten en voorzieningen bij. 2.6.3
Gewogen eindoordeel te verwachten resultaten
Ten aanzien van de resultaten verwacht de commissie een voldoende resultaat.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
24
Hoofdstuk 3.
Interne kwaliteitszorg
De beschrijving van de kwaliteitszorg voor de verschillende opleidingen is per zelfstudie opgenomen in een apart hoofdstuk. Dit hoofdstuk is voor de bacheloropleiding en masteropleidingen overeenkomstig, met uitzondering van een anders uitgewerkt en extra streefdoel bij de masteropleidingen. Dit hoofdstuk is daarom voor alle opleidingen van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Utrecht identiek. 3.1
Evaluatie resultaten
De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
Er vindt zowel op cursus- als op curriculumniveau een systematische evaluatie plaats. Het systeem van onderwijskwaliteitsverbetering is gebaseerd op het Kwaliteitsplan Onderwijs. Op cursusniveau wordt na afloop van een cursus studenten om een oordeel gevraagd aan de hand van een vragenformulier. Dit formulier wordt door de docent samengesteld op basis van vragen uit een database. Hierdoor is de kwaliteit van de vragenlijst verbeterd ten opzichte van de voorgaande jaren, toen docenten hun eigen vragen maakten. Een standaardvragenlijst met evaluatievragen is ook beschikbaar. Er is ook een mogelijkheid voor studenten om deel te nemen aan een studentenpanel waarin de uitkomsten van de cursusevaluatie worden besproken. Op curriculumniveau wordt eveneens gebruik gemaakt van panelgesprekken waarbij grotere delen van het curriculum worden geëvalueerd. De faculteit maakt bij de periodieke evaluaties gebruik van enkele toetsbare streefdoelen. De onderwijsdirecteur bekijkt de verschillende evaluatieresultaten in het licht van de facultaire streefdoelen. De commissie waardeert de concretisering van het streefdoel betreffende de doorstroom bij de bachelor en de masteropleidingen. Een streefdoel voor interne evaluatieresultaten ontbreekt en dient in de toekomst geformuleerd te worden. De commissie is van oordeel dat sprake is van een goede opzet van een systematische en periodieke evaluatie en het gebruik van toetsbare streefdoelen hierbij. 3.2
Maatregelen tot verbetering
De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
De cursus- en curriculumevaluaties vormen een vast agendapunt in de opleidingscommissie bachelor- of masteropleiding(en). Deze commissie adviseert de onderwijsdirecteur en het Faculteitbestuur over eventuele tekortkomingen in het programma, signaleert problemen en stelt verbetermaatregelen voor. De onderwijsdirecteur is ervoor verantwoordelijk dat de geformuleerde verbetermaatregelen op vakniveau, op curriculumniveau en op voorzieningenniveau worden omgezet in uitvoeringsmaatregelen die op hun beurt weer getoetst worden in de volgende evaluatiecyclus. Vergeleken met de in de ongedeelde opleiding gehanteerde evaluatiemethoden is er sprake van een aantal verbeteringen. De opmerkingen van de visitatiecommissie omtrent het vragenformulier (zie p. 79) zijn door de Faculteit overgenomen. De commissie heeft vastgesteld dat het stelsel van de interne kwaliteitszorg de nadruk legt op de verbeterfunctie. Op elk niveau zijn verbetercycli ontwikkeld die Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
25
weer gekoppeld zijn aan de planning en controlecyclus. De faculteit is in staat voldoende maatregelen ter verbetering te nemen die bijdragen aan de beoogde streefdoelen. 3.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Studenten en alumni spelen met behulp van de eerstejaars, derdejaars- en arbeidsmonitor een belangrijke rol bij de evaluatie van het onderwijs en de onderwijsvoorzieningen. De visie van het beroepenveld speelt een rol bij de evaluatie van de onderwijsresultaten. De inbreng van medewerkers in de interne kwaliteitszorg is in mindere mate geformaliseerd, maar speelt voldoende een rol. Medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld worden in voldoende mate betrokken met het evaluatieproces. 3.4
Gewogen eindoordeel over interne kwaliteitszorg
Gelet op de hierboven per facet weergegeven informatie en argumenten, is de commissie van oordeel dat de interne kwaliteitszorg in dit stadium voldoet aan de voor accreditatie geldende eisen.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
26
Hoofdstuk 4.
Totaal oordeel van de opleidingen
De commissie is van oordeel dat de bachelor Rechtsgeleerdheid van de Faculteit Rechtsgeleerdheid, zowel voltijd als deeltijd, voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit. Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
2. Programma
3. Inzet van personeel
4. Voorzieningen
5. Interne kwaliteitszorg
6. Resultaten
1
Oordeel1 +
+
+
+
+
+
Facet
Oordeel1
1.1. Domeinspecifieke eisen
+
1.2. Niveau
+
1.3. Oriëntatie
+
2.1. Eisen WO
+
2.2. Relatie doelstellingen en programma
+
2.3. Samenhang programma
+
2.4. Studielast
+
2.5. Instroom
+
2.6. Duur
+
2.7. Afstemming vormgeving en inhoud
+
2.8. Beoordeling en toetsing
+
3.1. Eisen WO
+
3.2. Kwantiteit personeel
+
3.3. Kwaliteit personeel
+
4.1. Materiële voorzieningen
+
4.2. Studiebegeleiding
+
5.1. Evaluatie resultaten
+
5.2. Maatregelen tot verbetering
+
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
+
6.1. Gerealiseerd niveau
+
6.2. Onderwijsrendement
+
+ = voldoende - = onvoldoende
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
27
De commissie is van oordeel dat de master Fiscaal Recht van de Faculteit Rechtsgeleerdheid voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit.
Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
2. Programma
3. Inzet van personeel
4. Voorzieningen
5. Interne kwaliteitszorg
6. Resultaten
1
Oordeel1 +
+
+
+
+
+
Facet
Oordeel1
1.1. Domeinspecifieke eisen
+
1.2. Niveau
+
1.3. Oriëntatie
+
2.1. Eisen WO
+
2.2. Relatie doelstellingen en programma
+
2.3. Samenhang programma
+
2.4. Studielast
+
2.5. Instroom
+
2.6. Duur
+
2.7. Afstemming vormgeving en inhoud
+
2.8. Beoordeling en toetsing
+
3.1. Eisen WO
+
3.2. Kwantiteit personeel
+
3.3. Kwaliteit personeel
+
4.1. Materiële voorzieningen
+
4.2. Studiebegeleiding
+
5.1. Evaluatie resultaten
+
5.2. Maatregelen tot verbetering
+
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
+
6.1. Gerealiseerd niveau
+
6.2. Onderwijsrendement
+
+ = voldoende - = onvoldoende
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
28
De commissie is van oordeel dat de master Internationaal & Europees Recht van de Faculteit Rechtsgeleerdheid voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit.
Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
2. Programma
3. Inzet van personeel
4. Voorzieningen
5. Interne kwaliteitszorg
6. Resultaten
1
Oordeel1 +
+
+
+
+
+
Facet
Oordeel1
1.1. Domeinspecifieke eisen
+
1.2. Niveau
+
1.3. Oriëntatie
+
2.1. Eisen WO
+
2.2. Relatie doelstellingen en programma
+
2.3. Samenhang programma
+
2.4. Studielast
+
2.5. Instroom
+
2.6. Duur
+
2.7. Afstemming vormgeving en inhoud
+
2.8. Beoordeling en toetsing
+
3.1. Eisen WO
+
3.2. Kwantiteit personeel
+
3.3. Kwaliteit personeel
+
4.1. Materiële voorzieningen
+
4.2. Studiebegeleiding
+
5.1. Evaluatie resultaten
+
5.2. Maatregelen tot verbetering
+
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
+
6.1. Gerealiseerd niveau
+
6.2. Onderwijsrendement
+
+ = voldoende - = onvoldoende
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
29
De commissie is van oordeel dat de master Juridische-economische Studies van de Faculteit Rechtsgeleerdheid voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit.
Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
2. Programma
3. Inzet van personeel
4. Voorzieningen
5. Interne kwaliteitszorg
6. Resultaten
1
Oordeel1 +
+
+
+
+
+
Facet
Oordeel1
1.1. Domeinspecifieke eisen
+
1.2. Niveau
+
1.3. Oriëntatie
+
2.1. Eisen WO
+
2.2. Relatie doelstellingen en programma
+
2.3. Samenhang programma
+
2.4. Studielast
+
2.5. Instroom
+
2.6. Duur
+
2.7. Afstemming vormgeving en inhoud
+
2.8. Beoordeling en toetsing
+
3.1. Eisen WO
+
3.2. Kwantiteit personeel
+
3.3. Kwaliteit personeel
+
4.1. Materiële voorzieningen
+
4.2. Studiebegeleiding
+
5.1. Evaluatie resultaten
+
5.2. Maatregelen tot verbetering
+
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
+
6.1. Gerealiseerd niveau
+
6.2. Onderwijsrendement
+
+ = voldoende - = onvoldoende
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
30
De commissie is van oordeel dat de master Nederlands Recht van de Faculteit Rechtsgeleerdheid voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit. Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
2. Programma
3. Inzet van personeel
4. Voorzieningen
5. Interne kwaliteitszorg
6. Resultaten
1
Oordeel1 +
+
+
+
+
+
Facet
Oordeel1
1.1. Domeinspecifieke eisen
+
1.2. Niveau
+
1.3. Oriëntatie
+
2.1. Eisen WO
+
2.2. Relatie doelstellingen en programma
+
2.3. Samenhang programma
+
2.4. Studielast
+
2.5. Instroom
+
2.6. Duur
+
2.7. Afstemming vormgeving en inhoud
+
2.8. Beoordeling en toetsing
+
3.1. Eisen WO
+
3.2. Kwantiteit personeel
+
3.3. Kwaliteit personeel
+
4.1. Materiële voorzieningen
+
4.2. Studiebegeleiding
+
5.1. Evaluatie resultaten
+
5.2. Maatregelen tot verbetering
+
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
+
6.1. Gerealiseerd niveau
+
6.2. Onderwijsrendement
+
+ = voldoende - = onvoldoende
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
31
De commissie is van oordeel dat de master Notarieel Recht van de Faculteit Rechtsgeleerdheid, zowel voltijd als deeltijd, voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit. Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
2. Programma
3. Inzet van personeel
4. Voorzieningen
5. Interne kwaliteitszorg
6. Resultaten
1
Oordeel1 +
+
+
+
+
+
Facet
Oordeel1
1.1. Domeinspecifieke eisen
+
1.2. Niveau
+
1.3. Oriëntatie
+
2.1. Eisen WO
+
2.2. Relatie doelstellingen en programma
+
2.3. Samenhang programma
+
2.4. Studielast
+
2.5. Instroom
+
2.6. Duur
+
2.7. Afstemming vormgeving en inhoud
+
2.8. Beoordeling en toetsing
+
3.1. Eisen WO
+
3.2. Kwantiteit personeel
+
3.3. Kwaliteit personeel
+
4.1. Materiële voorzieningen
+
4.2. Studiebegeleiding
+
5.1. Evaluatie resultaten
+
5.2. Maatregelen tot verbetering
+
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
+
6.1. Gerealiseerd niveau
+
6.2. Onderwijsrendement
+
+ = voldoende - = onvoldoende
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
32
De commissie is van oordeel dat de master Recht & Onderneming van de Faculteit Rechtsgeleerdheid voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit. Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
2. Programma
3. Inzet van personeel
4. Voorzieningen
5. Interne kwaliteitszorg
6. Resultaten
1
Oordeel1 +
+
+
+
+
+
Facet
Oordeel1
1.1. Domeinspecifieke eisen
+
1.2. Niveau
+
1.3. Oriëntatie
+
2.1. Eisen WO
+
2.2. Relatie doelstellingen en programma
+
2.3. Samenhang programma
+
2.4. Studielast
+
2.5. Instroom
+
2.6. Duur
+
2.7. Afstemming vormgeving en inhoud
+
2.8. Beoordeling en toetsing
+
3.1. Eisen WO
+
3.2. Kwantiteit personeel
+
3.3. Kwaliteit personeel
+
4.1. Materiële voorzieningen
+
4.2. Studiebegeleiding
+
5.1. Evaluatie resultaten
+
5.2. Maatregelen tot verbetering
+
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
+
6.1. Gerealiseerd niveau
+
6.2. Onderwijsrendement
+
+ = voldoende - = onvoldoende
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
33
De commissie is van oordeel dat de master Recht, Bestuur & Management van de Faculteit Rechtsgeleerdheid voldoet aan de criteria voor basiskwaliteit. Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
2. Programma
3. Inzet van personeel
4. Voorzieningen
5. Interne kwaliteitszorg
6. Resultaten
1
Oordeel1 +
+
+
+
+
+
Facet
Oordeel1
1.1. Domeinspecifieke eisen
+
1.2. Niveau
+
1.3. Oriëntatie
+
2.1. Eisen WO
+
2.2. Relatie doelstellingen en programma
+
2.3. Samenhang programma
+
2.4. Studielast
+
2.5. Instroom
+
2.6. Duur
+
2.7. Afstemming vormgeving en inhoud
+
2.8. Beoordeling en toetsing
+
3.1. Eisen WO
+
3.2. Kwantiteit personeel
+
3.3. Kwaliteit personeel
+
4.1. Materiële voorzieningen
+
4.2. Studiebegeleiding
+
5.1. Evaluatie resultaten
+
5.2. Maatregelen tot verbetering
+
5.3. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
+
6.1. Gerealiseerd niveau
+
6.2. Onderwijsrendement
+
+ = voldoende - = onvoldoende
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
34
Bijlage 1.
Curricula vitae leden visitatiecommissie
mr. W. Duitemeijer Willem Duitemeijer (1948) studeerde Nederlands Recht aan de toenmalige Rijksuniversiteit van Utrecht. Van 1975 tot 1990 was hij advocaat in ondermeer Groningen. Begin jaren tachtig was hij docent Recht aan de HEAO te Groningen. Vanaf 1990 heeft Duitemeijer op verschillende plaatsen als kantonrechter gefunctioneerd. Sinds 1999 is hij werkzaam bij de Rechtbank van Groningen, in eerste instantie als coördinerend vice-president en vanaf 2001 als president. Duitemeijer was als lid van de Raad van Toezicht van de dienst Prisma betrokken bij de verbetering van de kwaliteitsystemen voor de rechtsprekende macht en als lid van de commissie Leemhuis betrokken bij de reorganisatie van de rechtelijke macht. Duitemeijer is betrokken geweest bij de ontwikkeling van een masterprogramma aan de Rijksuniversiteit van Groningen. prof. dr. J. Herbots Jacques Herbots (1937) was van 1963 tot 1969 docent aan de Lovanium Universiteit te Kinshasa, Congo. Van 1969 tot 2002 was hij docent en hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven in Leeropdrachten Contractenrecht en Inleiding tot het recht. Tevens had hij gastaanstellingen aan de Universiteit Antwerpen, KULAK en King’s College. Van 1993 tot 1999 was Herbots eveneens decaan van de Leuvense Rechtenfaculteit en was als zodanig betrokken bij verdere internationalisering, het International House, de invoering van het Master of Law-programma en de oprichting van de Ius Commune Onderzoekschool. Buiten de faculteit was hij assessor bij de Raad van State en plaatsvervangend raadsheer in het Hof van Beroep te Brussel. Herbots was tot 2004 lid van de Hoge Raad voor Justitie. drs. B.M.J. Hermans Dick Hermans (1943) studeerde Psychologie aan de Katholieke Universiteit Nijmegen. Van 1971 tot 1989 was hij als wetenschappelijk (hoofd-)medewerker verbonden aan het Instituut voor Onderzoek van het Wetenschappelijk Onderwijs (IOWO) van deze universiteit. In deze periode heeft hij zich beziggehouden met onderzoek naar studiestaken, onderwijsevaluatie, toetsingsvraagstukken en de laatste jaren met de ontwikkeling van computer assisted instruction. Van 1989 tot 1995 was hij rector van de Gemeentelijke Scholengemeenschap te Doetinchem. In 1995 werd hij hoofd van het Onderwijs Adviesbureau van de Vrije Universiteit Amsterdam. Het bureau verzorgde kwaliteitsbewaking van het onderwijs en docententrainingen voor de VU en ondersteunde docenten bij de ontwikkeling van ICT-toepassingen in het onderwijs. Van 1997 tot 2000 was hij bestuurslid van de Contactgroep Research Wetenschappelijk Onderwijs. Het bureau werd eind 2001 samengevoegd met het instituut voor Didactiek en Onderwijs. Op verzoek van het College van Bestuur is hij toen invulling gaan geven aan de nieuwe functie van ombudsman voor studenten. In 1997 was hij lid van de visitatiecommissie onderwijs Politicologie (in VSNU-verband) en van de visitatiecommissie Rechtsgeleerdheid 2003/2004. M.R. Lantink Martine Lantink (1979) deed in 1998 eindexamen Havo aan de Interconfessionele Scholengemeenschap het Westland te ‘s-Gravenzande. In 1999 deed zij eindexamen VWO aan het Luzac College te Den Haag. Vervolgens begon zij in datzelfde jaar haar studie Nederlands recht aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. In 2000 begon zij tevens aan de studie bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit Rotterdam. De eerste twee jaar was zij actief lid bij de Rotterdamsche Vrouwelijke Studentenvereniging. In haar derde jaar (2001-2002) was zij voorzitter van de Juridische Faculteitsvereniging Rotterdam en voorzitter van de Meesterweek 2002. Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
35
Het collegejaar 2003-2004 was zij student-lid van de universiteitsraad. Momenteel heeft zij zitting in de beleidsadvies commissie van de Juridische Faculteitsvereniging van Rotterdam. Lantink was lid van de VSNU visitatiecommissie Rechtsgeleerdheid 2003/2004. mr. G.A.M. Stevens (voorzitter) Wiel Stevens (1940) studeerde de privaatrechtelijke variant van Nederlands Recht aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Van 1971 tot 1978 was hij werkzaam als docent Recht bij de Sociale Academie te Sittard. Van 1978 tot 1992 heeft hij diverse functie uitgeoefend bij de Raad van Beroep, waaronder het voorzitterschap. Van 1992 tot 1995 was Stevens vice-president en voorzitter van de sector bestuursrecht in Maastricht. Van 1995 tot 2001 was hij president van de rechtbank in Roermond. Vanaf 1999 combineerde hij die functie met het lidmaatschap van het kernteam Project Versterking Rechterlijke Organisatie (PVRO) en de voorbereidingsgroep van de Raad voor de Rechtspraak, waarvan hij tot eind 2002 ook lid is geweest. Sedertdien is hij president van het Gerechtshof in ’s-Hertogenbosch. Stevens is sinds 1993 plaatsvervangend voorzitter van de Commissie van Beroep voor de Examens van de Universiteit Maastricht.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
36
Bijlage 2.
Werkwijze van de commissie
De commissie heeft de beoordeling uitgevoerd conform de Overgangsregeling bekostigd wo (2003)1. Op grond van deze overgangsregeling kan accreditatie worden aangevraagd voor de bachelor- en masteropleidingen die voortkomen uit de in een visitatierapport beoordeelde ongedeelde opleidingen: “Uitgangspunt is dat accreditatie kan worden verleend aan de bachelor- en masteropleidingen die uit de ongedeelde opleidingen voortkomen, indien: - de kwaliteit van de ongedeelde opleiding, getoetst volgens de huidige visitatiekaders, als voldoende beoordeeld is; - er voldoende zicht is op en vertrouwen in de kwaliteit van de bachelor, voortkomend uit de ongedeelde opleiding - en (indien van toepassing), voldoende zicht op en vertrouwen in de kwaliteit van de master. Voldoende zicht op en vertrouwen in de kwaliteit van de bachelor- en/of masteropleiding(en) zal moeten blijken uit het visitatierapport. Het rapport moet een helder beeld geven met betrekking tot de volgende onderwerpen: A. De doelstellingen De doelstellingen zijn helder en vertonen verwantschap met de doelstellingen van de beoordeelde ongedeelde opleiding. Zij reflecteren op het bachelor- of masterniveau en de wetenschappelijke oriëntatie. B. Het programma De doelstellingen zijn adequaat vertaald in het programma. Het programma biedt de mogelijkheid aan de studenten de geformuleerde eindkwalificaties ook te bereiken. C. Formele eisen De opleiding voldoet aan de formele eisen voor bachelor respectievelijk master. Verder geldt dat de interne kwaliteitszorg moet voldoen aan de eisen die in het NVAO i.o.- accreditatiekader zijn geformuleerd. Met betrekking tot de overige onderwerpen en facetten uit het accreditatiekader (zoals: studielast en didactisch concept, beoordeling en toetsing, inzet personeel (kwalitatief en kwantitatief), voorzieningen, studiebegeleiding en de resultaten) geldt dat het oordeel dat is uitgesproken voor de ongedeelde opleiding, van toepassing wordt verklaard op de daaruit voortkomende bachelor- en masteropleiding(en). Indien de informatie in het rapport niet voldoende is, zal er een aanvullend onderzoek plaatsvinden om een oordeel te kunnen vormen.” Uit: Overgangsregeling bekostigd wo (2003), NVAO i.o., p. 3-4 De overgangsregeling is door de toenmalige VBI-VSNU i.o. nader uitgewerkt in de Richtlijnen vervroegde accrediteringsaanvraag (mei, 2003)2. Deze uitvoering van de overgangsregeling heeft met zich meegebracht dat voor de meeste visitaties waarop de overgangsregeling van toepassing is een aanvullend onderzoek naar de kwaliteit van de bachelor- en masteropleidingen heeft plaatsgevonden. Zeker voor de visitaties die in het begin van 2003 werden afgerond geldt dat de BaMa-opleidingen slechts deels operationeel zijn, de beoordeling heeft derhalve, zoals voorzien in de overgangsregeling, sterk het karakter van een beoordeling van plannen gehad.
1 2
Verkrijgbaar op www.NVAO.net Verkrijgbaar op www.QANU.nl
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
37
De rapportages zijn omgeven met een inhoudelijke en formele toets op kwaliteit die bestaat uit een intercollegiale toetsing, waarbij een intern protocol wordt gevolgd en een bestuurlijke toetsing door het QANU-bestuur waarin wordt nagegaan of de beoordeling conform de Richtlijnen vervroegde accrediteringsaanvraag en de kwaliteitsstandaarden van QANU is uitgevoerd. In het beginstadium is tevens aandacht besteed aan het waarborgen van de consistentie in de beoordelingen. Bij de intercollegiale toetsing van de eerste rapportages Vervroegde accreditatie heeft een 'consistentiecommissie' de concepten hierop geanalyseerd. De bevindingen daarvan zijn neergeslagen in het interne protocol intercollegiale toetsing. Het visitatierapport Rechtsgeleerdheid is in juli 2004 gepubliceerd. Het referentiekader van de commissie, zoals opgenomen in dit rapport, heeft in deze overgangsfase de rol vervuld van het door de NVAO gevraagde domeinspecifiek referentiekader. De beoordeling van de aanvullende informatie over de bachelor- en masteropleidingen kon plaatsvinden in het licht van deze eerdere beoordeling van de ongedeelde opleiding. Alle instellingen die hebben deelgenomen aan de onder auspiciën van de VSNU gehouden visitatie Rechtsgeleerdheid, zijn in de gelegenheid gesteld om deel te nemen aan de vervroegde accreditatie voor de bachelor- en masteropleidingen die zijn voortgekomen uit de ongedeelde opleidingen die in dat verband werden beoordeeld. Een instelling heeft besloten om zich uit dit proces terug te trekken. Voor de onderwerpen Inzet personeel, Voorzieningen en Te verwachte resultaten van het NVAO-accreditatiekader kan in overeenstemming met de overgangsregeling het oordeel worden overgenomen uit het bestaande visitatierapport. De commissie heeft hierbij in het bijzonder rekening gehouden met het feit dat deze onderwerpen in het bestaande rapport doorgaans op facultair niveau zijn beoordeeld. De commissie heeft dan ook de opleidingspecifieke kenmerken, waar nodig, geaccentueerd. Daar waar de commissie toch afwijkt van het oordeel uit het visitatierapport van de ongedeelde opleiding, wordt dit gemotiveerd. De onderwerpen Doelstellingen, Programma en Interne kwaliteitszorg zijn, voor zover voorgeschreven door de overgangsregeling, volgens het NVAO-beoordelingskader voor bestaande opleidingen beoordeeld. Het onderwerp Interne kwaliteitszorg is door de commissie op facultair niveau beoordeeld. De overige onderwerpen zijn beoordeeld op het niveau van de opleiding, evenwel omwille van efficiencyverhoging beschreven in een facultair rapport. De commissie heeft het visitatierapport alsmede de door de opleiding verstrekte additionele informatie bestudeerd. De commissie heeft vergaderd op 16 november 2004, 14 december 2004, 22 februari 2005, 22 maart 2005, 19 april 2005 en 8 juni 2005. De commissie is in haar werkwijze afgeweken van de standaardprocedure van de additionele beoordeling. Om verschillende redenen is besloten om de uitvoering van de overgangsregeling aan te vullen met een extra informatiebron, namelijk een contactmoment tussen de faculteit en de commissie. Deze redenen waren: 1. De bezoeken tijdens de visitatie van de ongedeelde opleiding hebben tussen november 2002 en juni 2003 plaatsgevonden. Van de toenmalige visitatiecommissie zijn een tweetal leden, te weten drs. B.M.J. Hermans en M.R. Lantink, betrokken bij de additionele beoordeling. Een overgroot deel van de commissie was niet betrokken bij de visitatie en had behoefte aan een contactmoment met de faculteiten. 2. De faculteiten hadden de behoefte om de aanvullende informatie toe te lichten danwel te actualiseren. 3. Onduidelijkheden bij de commissie naar aanleiding van de aanvullende informatie konden op een effectieve wijze weggenomen worden. Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
38
Na overleg met de faculteiten heeft het voorstel geleid tot een bijeenkomst met een afvaardiging van de faculteit en de commissie. In deze afvaardiging waren per instelling de volgende functies vertegenwoordigd: - Portefeuillehouder onderwijs en/of onderwijsdirecteur. - Voorzitter van de opleidingcommissie. - Ontwikkelaar of coördinator van het BaMa-stelsel van de instelling. - Studentenvertegenwoordiger. - Centrale verantwoordelijke voor de interne kwaliteitszorg. Per faculteit was een uur gereserveerd en over het algemeen is 45 minuten over onderwerp 1 en 2 (Doelstellingen en Programma) en 15 minuten over onderwerp 5 (Interne kwaliteitszorg) gesproken. Voorafgaand aan ieder gesprek heeft een analyse per opleiding plaatsgevonden middels een Voorbereidende Inventariserende Analyse (VIA). Hierin werd zichtbaar waar onduidelijkheden en knelpunten in de aanvullende informatie optraden. Deze analyses zijn besproken tijdens de voorafgaande commissiebijeenkomst. De data van de gesprekken waren als volgt: - 22 februari 2005: Vrije Universiteit, Universiteit van Tilburg en Universiteit Utrecht. VIA’s besproken op 14 december 2004. - 22 maart 2005: Universiteit van Amsterdam, Radboud Universiteit en Open Universiteit. VIA’s besproken op 22 februari 2005. - 19 april 2005: Erasmus Universiteit, Universiteit Maastricht en Rijksuniversiteit Groningen. VIA’s besproken op 22 maart 2005. De commissie heeft nauwgezet op opleidingsniveau elk van de criteria beoordeeld. Binnen de commissie heeft een taakverdeling plaatsgevonden, waarbij elke opleiding werd beoordeeld door twee reviewers. Conceptbeoordelingen zijn door de commissie als geheel besproken, de beoordelingen worden hierdoor intersubjectief gedragen door alle leden van de commissie. De commissie hanteert voor de beoordeling op onderwerpsniveau een tweepuntsschaal: ‘voldoende’ of ‘onvoldoende’. Het gebruik van een tweepuntsschaal is tijdens een bijeenkomst in 2003 van voorzitters van verschillende commissies overeengekomen. De motivering hiervoor is dat de beoordeling in belangrijke mate een planbeoordeling is. Het is niet goed mogelijk op grond van plannen verantwoord tot een nadere differentiatie in de beoordeling te komen omdat er altijd een zekere onzekerheid over de uitvoering blijft bestaan. Ook voor de oordelen op het niveau van de facetten wordt gebruik gemaakt van deze tweepuntsschaal. In het beoordelingsschema wordt een plus (+) opgenomen wanneer voldoende wordt voldaan aan de criteria en een min (-) wanneer dit onvoldoende geschiedt. Na de vaststelling van de conceptrapporten door de commissie tijdens de slotvergadering, zijn deze voor hoor en wederhoor aan de opleidingen voorgelegd. Tijdens deze procedure hebben de instellingen de mogelijkheid gekregen om eventuele feitelijke onjuistheden aan de commissie te melden. Daar waar deze opmerkingen aanleiding gaven tot correcties zijn deze doorgevoerd. Begin juni 2005 heeft de interne kwaliteitstoetsing van QANU plaatsgevonden: intercollegiale beoordeling en bestuurlijke toetsing hebben daaropvolgend plaatsgevonden. De conceptrapporten zijn in juli 2005 definitief vastgesteld door de commissie en aan de opleidingen verzonden.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
39
Bijlage 3.
Doelstellingen en eindtermen van de opleidingen
De formuleringen zijn overgenomen uit de additioneel aangeleverde informatie. Bachelor Rechtsgeleerdheid Een Utrechtse bachelorgediplomeerde: 1. Heeft kennis van de theoretische en methodologische hantering van juridische vraagstukken en kan deze op het gebied van een aantal juridische kernleerstukken zelfstandig hanteren. 2. Heeft kennis van en inzicht in de basisdisciplines van het recht, te weten: Privaatrecht, Strafrecht, Staats- en bestuursrecht, en Internationaal en Europees recht. 3. Is in staat bestaande wetenschappelijke kennis te vergaren, deze op waarde te schatten en zich deze eigen te maken, ongeacht of de bronnen van deze kennis in het Nederlands of in het Engels zijn gesteld. 4. Kan een juridische argumentatie opbouwen en mondeling presenteren, alsmede een casus oplossen door het opstellen van een juridisch oordeel of van algemene regels. 5. Kan regelgeving toepassen in concrete gevallen. 6. Heeft kennis van en inzicht in de maatschappelijke context waarin het recht functioneert, een rol speelt bij de totstandkoming van normen en waarden, en invloed uitoefent op de inhoud en plaats van het recht in de (internationale) samenleving. Hij of zij is in staat deze context mee te wegen in de analyse van juridische problemen. 7. Kan een wetenschappelijk onderzoek uitvoeren naar aanleiding van aspecten van een leerstuk of naar aanleiding van een concreet probleem; waarbij een probleemstelling geformuleerd wordt en een onderzoeksopzet ontworpen. 8. Kan zowel schriftelijk als mondeling voldoende helder presenteren. 9. Kan een schriftelijk of mondeling betoog van een ander kritisch analyseren en waarderen. 10. Kan een beargumenteerd standpunt innemen in de voortgaande publieke discussie over de ontwikkeling van het recht; en geeft daarbij blijk zich bewust te zijn van de grenzen en de werking van het recht en van metajuridische aspecten die bij de rechtsvorming en de rechtshandhaving een rol spelen. 11. Kan op kritische wijze reflecteren op eigen handelen. 12. Heeft een attitude gericht op de wetenschappelijke beroepsuitoefening en gericht op levenslang leren. Algemene eindtermen voor alle masteropleidingen van de juridische faculteit Een afgestudeerd jurist: 1. Heeft kennis van en inzicht in de theoretische en methodologische grondslagen van een aantal juridische kernleerstukken, inclusief hun internationaalrechtelijke aspecten, indien van toepassing. 2. Heeft een diepgaande kennis van de gebieden bestreken in de door hem of haar gekozen richting. 3. Heeft kennis van en inzicht in de maatschappelijke context, en daarmee van historische, politieke en economische factoren die een rol spelen bij de totstandkoming van normen en waarden, en die invloed uitoefenen op de inhoud en plaats van het recht in de (internationale) samenleving. 4. Is in staat bestaande wetenschappelijke kennis te vergaren, deze op waarde te schatten en zich deze eigen te maken met het oog op de eigen beroepsuitoefening.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
40
5. Kan zelfstandig een wetenschappelijk verantwoord onderzoek verrichten naar aanleiding van aspecten van een leerstuk of naar aanleiding van een concreet probleem, en het resultaat daarvan zowel schriftelijk als mondeling helder presenteren. 6. Kan een schriftelijk of mondeling betoog van een ander kritisch analyseren en waarderen. 7. Kan een beargumenteerd standpunt innemen in de voortgaande publieke discussie over de ontwikkeling van het recht. Hij of zij geeft daarbij blijk zich bewust te zijn van de grenzen en de werking van het recht en van metajuridische aspecten die bij de rechtsvorming en de rechtshandhaving een rol spelen. 8. Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten. 9. Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter. Master Fiscaal Recht 10. Heeft gedegen kennis van en inzicht in de voor de fiscale praktijk belangrijke vakken binnen het belastingrecht, de economie en het privaatrecht, waaronder Estate planning of Internationaal ondernemen. 11. Is in staat tot kwalitatief hoogstaand wetenschappelijk onderzoek op het terrein van het belastingrecht en de raakvlakken met de overige rechtsgebieden. 12. Heeft het vermogen om belastingwetenschap en de fiscale praktijk kritisch te benaderen en te plaatsen tegenover andere juridische en niet-juridische opvattingen, hierover een standpunt te bepalen en dit over te brengen aan anderen. 13. Heeft een gedegen kennis van fiscale theorieën, waarmee hij of zij in staat is de relatie tussen belastingrecht en ander recht, alsmede tussen belastingen en samenleving te analyseren. 14. Heeft een diepgaande kennis van het belastingrecht en de toepassing daarvan in de praktijk, waarbij vooralsnog twee specialisaties (Estate planning en Internationaal ondernemen) zijn voorzien. 15. Heeft vaardigheid in de toepassing van het belastingrecht, in samenhang met andere rechtsdisciplines. 16. Voldoet aan de toelatingseisen voor het beroep van belastingadviseur, zoals geformuleerd door de Nederlandse orde van Belastingadviseurs. Master Internationaal & Europees Recht 10. Heeft een gedegen kennis van (afhankelijk van de gekozen richting): a) het materiële internationaal publiekrecht (volkenrecht en recht der internationale organisaties, en het recht van de Europese Unie); of b) het recht van de Europese Unie en de doorwerking daarvan in en vervlechting met het Nederlandse recht; of c) de juridische implicaties van grensoverschrijdende transacties, waarbij het accent ligt op het (internationaal) privaatrecht, rechtsvergelijking en geschillenbeslechtingsmiddelen. 11. Voor de richtingen Internationaal publiekrecht en Europees recht voorts: heeft kennis van en inzicht in specifieke handhavingsen geschillenbeslechtingsmethoden en -procedures binnen het internationaal publiekrecht en het Europees recht, met ruime aandacht voor de niet-juridische elementen die een zo belangrijke rol spelen in de internationale betrekkingen.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
41
Master Juridische-economische Studies 10. Is in staat tot zelfstandig academisch denken en handelen op het snijvlak van recht en economie. 11. Heeft op economisch terrein kennis van en inzicht in de rechtseconomie en de economische analyse van juridische specialisaties. 12. Heeft op juridisch terrein kennis van en inzicht in privaatrecht, bestuursrecht, sociaal en economisch recht, inclusief de Europeesrechtelijke onderdelen van deze vakgebieden. 13. Is in staat zich op professionele wijze te verstaan met zowel juristen als economen en is in staat kennis te nemen van wetenschappelijke vakliteratuur op het terrein van zowel het recht als de economie, bij uitstek waar het vraagstukken betreft van regulering van markten en bedrijven. 14. Is in staat tot het zelfstandig verrichten van wetenschappelijk rechtseconomisch onderzoek en het schrijven van een wetenschappelijk artikel op juridischeconomisch gebied. 15. Is in staat veelzijdige vraagstukken binnen het bedrijfsleven, de overheid en andere maatschappelijke organisaties zowel vanuit juridisch als economisch perspectief op een geïntegreerde wijze te benaderen en te analyseren, en een bijdrage te leveren aan het oplossen van dergelijke vraagstukken. Master Nederlands Recht 10. Beheerst de juridische kernleerstukken van één van de hoofdonderdelen van het Nederlands recht (privaatrecht, staats- en bestuursrecht, strafrecht en rechtstheorie). Dat geldt zowel voor de materiële als voor de formele aspecten van het Nederlands recht (het vak Rechtsplegingsrecht), waarbij ook de Europees- en internationaalrechtelijke dimensies de vereiste aandacht hebben gekregen, voortbouwend op de specialistische kennis die in de bachelorfase is opgedaan. Master Notarieel Recht 10. Heeft gedegen kennis van en inzicht in de voor het notariaat belangrijke vakken binnen het privaatrecht, het belastingrecht, het bestuursrecht en het formeel notarieel recht, en enig inzicht in enkele economische vakken. 11. Kan de plaats van de verschillende notariële vakken in het recht doorgronden en de samenhang tussen de verschillende rechtsgebieden inzichtelijk maken. 12. Is in staat de op het terrein van het notariaat verworven kennis en inzicht, alsmede de ontwikkelde probleemoplossende vermogens, toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere context die gerelateerd is aan het vakgebied. 13. Heeft het civiel effect ten behoeve van het notariaat behaald, conform de vereisten gesteld in het Koninklijk Besluit beroepsvereisten kandidaat-notaris. 14. Heeft inzicht in de ethische aspecten van de notariële praktijk, de relevante maatschappelijke context waarbinnen het beroep wordt uitgeoefend en het maatschappelijke draagvlak, en is in staat op grond daarvan te oordelen. 15. Kan de methode van rechtsvergelijkende analyse toepassen door relevante rechtsgebieden in internationale context te plaatsen en door verdieping van kennis over wetgeving rond successie en belastingen van rechtsverkeer.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
42
Master Recht, Bestuur & Management 10. Heeft inzicht in de werking van de gedecentraliseerde eenheidsstaat, de functie van wetgeving en beleid en het functioneren van internationale organisaties. 11. Heeft kennis van en inzicht in het verloop van beleidsprocessen bij publieke organisaties en het beschrijven, analyseren en verklaren van hun maatschappelijke effecten. 12. Is in staat bestuurlijke en maatschappelijke problemen zowel vanuit juridisch als vanuit bestuurskundig perspectief op een geïntegreerde wijze te benaderen en op te lossen. 13. Beheerst elementaire sociaal-wetenschappelijke onderzoeksvaardigheden en is in staat theoretische concepten van een empirische uitwerking en onderbouwing te voorzien. Master Recht & Onderneming De afgestudeerde: 1. Heeft kennis van en inzicht in de theoretische, methodologische en vakinhoudelijke aspecten van de belangrijke kernleerstukken op de betreffende deelvakgebieden in hun nationaalrechtelijke, Europeesrechtelijke en internationaalrechtelijke context. 2. Heeft kennis van en inzicht in historische, politieke, maatschappelijke en economische factoren die een rol spelen bij de ontwikkeling, de totstandkoming en de toepassing van de onderscheiden regelingen en de daarin opgenomen normen en waarden, en die invloed uitoefenen op de inhoud en plaats van het recht in de (internationale) samenleving. 3. Heeft kennis, inzicht en vaardigheden op de drie gebieden waarop de onderneming opereert: het nationale en internationale handelsverkeer; het functioneren als arbeidsorganisatie; de nationale en Europese markt. 4. Kan complexe situaties analyseren en beoordelen op hun juridische en praktische implicaties ten einde een eigen en kritische bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de vakgebieden. 5. Kan reflecteren op de ontwikkeling, de vormgeving van de juridische normen en de consequenties ervan op de terreinen waarop de master zich richt, zowel nationaal als Europees en internationaal. 6. Kan de samenhang tussen verschillende vraagstukken op het gebied van het ondernemings- en handelsrecht, economisch publiekrecht en het arbeids- en socialezekerheidsrecht goed doorgronden en helder uiteen zetten. 7. Moet in staat zijn de vergaarde wetenschappelijke kennis op waarde te schatten en zich deze eigen te maken met het oog op de eigen beroepsuitoefening. 8. Kan zelfstandig een wetenschappelijk verantwoord onderzoek verrichten naar aanleiding van aspecten van een leerstuk of naar aanleiding van een concreet probleem, en het resultaat daarvan zowel schriftelijk als mondeling helder presenteren. 9. Kan een schriftelijk of mondeling betoog van een ander kritisch analyseren en waarderen. 10. Kan een beargumenteerd standpunt innemen in de voortgaande publieke discussie over de ontwikkeling van het recht op het brede vakgebied. Hij of zij geeft daarbij blijk zich bewust te zijn van de grenzen en de werking van het recht en van metajuridische aspecten die bij de rechtsvorming, rechtstoepassing en rechtshandhaving een rol spelen. 11. Kan de gekozen oplossing in de economische, politieke en sociale context plaatsen en aan een publiek van juristen en andere beoefenaren van andere, aanpalende disciplines overtuigend presenteren.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
43
12. Is in staat om met de opgedane kennis een vervolgstudie op een hoger niveau te gaan volgen dan wel een eigen onderzoeksproject te ondernemen.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
44
Bijlage 4.
Dublin-desciptoren kwalificaties bachelor
kwalificaties master
kennis en inzicht
Heeft aantoonbare kennis en inzicht van een vakgebied, waarbij wordt voortgebouwd op het niveau bereikt in het voortgezet onderwijs en dit wordt overtroffen; functioneert doorgaans op een niveau waarop met ondersteuning van gespecialiseerde handboeken, enige aspecten voorkomen waarvoor kennis van de laatste ontwikkelingen in het vakgebied vereist is.
Heeft aantoonbare kennis en inzicht, gebaseerd op de kennis en het inzicht op het niveau van bachelor en die deze overtreffen en/of verdiepen, alsmede een basis of een kans bieden om een originele bijdrage te leveren aan het ontwikkelen en/of toepassen van ideeën, vaak in onderzoeksverband.
toepassen kennis en inzicht
Is in staat om zijn/haar kennis en inzicht op dusdanige wijze toe te passen, dat dit een professionele benadering van zijn/haar werk of beroep laat zien, en beschikt verder over competenties voor het opstellen en verdiepen van argumentaties en voor het oplossen van problemen op het vakgebied.
Is in staat om kennis en inzicht en probleemoplossende vermogens toe te passen in nieuwe of onbekende omstandigheden binnen een bredere (of multidisciplinaire) context die gerelateerd is aan het vakgebied; is in staat om kennis te integreren en met complexe materie om te gaan.
oordeelsvorming
Is in staat om relevante gegevens te verzamelen en interpreteren (meestal op het vakgebied) met het doel een oordeel te vormen dat mede gebaseerd is op het afwegen van relevante sociaalmaatschappelijke, wetenschappelijke of ethische aspecten.
Is in staat om oordelen te formuleren op grond van onvolledige of beperkte informatie en daarbij rekening te houden met sociaalmaatschappelijke en ethische verantwoordelijkheden, die zijn verbonden aan het toepassen van de eigen kennis en oordelen.
communicatie
Is in staat om informatie, ideeën en oplossingen over te brengen op een publiek bestaande uit specialisten of niet-specialisten.
Is in staat om conclusies, alsmede de kennis, motieven en overwegingen die hieraan ten grondslag liggen, duidelijk en ondubbelzinnig over te brengen op een publiek van specialisten of niet-specialisten.
leervaardigheden
Bezit de leervaardigheden die noodzakelijk zijn om een vervolgstudie die een hoog niveau van autonomie veronderstelt aan te gaan.
Bezit de leervaardigheden die hem of haar in staat stellen een vervolgstudie aan te gaan met een grotendeels zelfgestuurd of autonoom karakter.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
45
Bijlage 5.
Programma van de opleidingen
De formuleringen zijn overgenomen uit de additioneel aangeleverde informatie. Bachelor Rechtsgeleerdheid Jaar 1 Semester 1
2
Variant 1:
Vakken Grondslagen van het recht Grondslagen Publiekrecht Grondslagen Privaatrecht Kernvak Staats- en Bestuursrecht Kernvak Privaatrecht
EC 15 7,5 7,5 15 5,7 Totaal 60
Algemeen Traject
Jaar 2 Semester 1 2
Vakken Kernvak IER Kernvak Strafrecht Reflectievak * Twee juridische vakken ** Keuzeruimte ***
EC 15 15 7,5 15 7,5 Totaal 60
Jaar 3 Semester
* ** ***
Vakken Keuzeruimte *** Afstudeerwerk
EC 52,5 7,5 Totaal 60 TOTAAL BACHELOR 180
Keuze uit Rechtsfilosofie, Rechtssociologie, Rechtstheorie en Rechtsgeschiedenis. Keuze uit al het juridische onderwijs van de Subfaculteit. Keuze uit het aanbod van de UU.
Variant 2:
Togatraject
Jaar 2 Semester 1 2
Vakken Kernvak IER Kernvak Strafrecht Reflectievak * Juridisch vak ** Verdiepingsvak *** Keuzeruimte ****
EC 15 15 7,5 7,5 7,5 7,5 Totaal 60
Jaar 3 Semester
Vakken Twee zwaartepuntvakken ***** Integratievak ‘Uitbreiding’ Keuzeruimte **** Afstudeerwerk
EC
15 7,5 30 7,5 Totaal 60 TOTAAL BACHELOR 180
* **
Keuze uit Rechtsfilosofie, Rechtssociologie, Rechtstheorie en Rechtsgeschiedenis. Keuze uit al het juridische onderwijs van de Subfaculteit.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
46
*** Keuze uit Handels- en Rechtspersonenrecht en Europees Materieel Recht. **** Keuze uit het aanbod van de UU. ***** Keuze uit Mensenrechten, Arbeidsrecht, Omgevingsrecht, Algemene rechtsvergelijking en Economisch publiekrecht.
Variant 3:
Fiscaal Traject
Jaar 2 Semester 1 2
Vakken Kernvak IER Kernvak Strafrecht Kernvak Belastingrecht Reflectievak * Bedrijfseconomie Inkomsten- en loonbelasting
EC 15 15 7,5 7,5 7,5 7,5 Totaal 60
Jaar 3 Semester 1
2
Vakken Inkomstenbelasting-winst Economie voor fiscalisten Keuzeruimte ** Keuzeruimte ** Europees en internationaal belastingrecht I Afstudeerwerk
EC 7,5 7,5 15 15 7,5
7,5 Totaal 60 TOTAAL BACHELOR 180
* **
Keuze uit Rechtsfilosofie, Rechtssociologie, Rechtstheorie en Rechtsgeschiedenis. Keuze uit het aanbod van de UU.
Variant 4:
Notarieel Traject
Jaar 2 Semester 1 2
Vakken Kernvak IER Kernvak Strafrecht Kernvak Notariaat Omgevingsrecht Handels- en personenrecht Bedrijfseconomie
EC 15 15 7,5 7,5 7,5 7,5 Totaal 60
Jaar 3 Semester 1
2
*
Vakken Personen- & familierecht Ìnl. huwelijks-, vermogens- en erfrecht Vennootschappen en Rechtpersonenrecht Bijzondere contracten Kernvak belastingrecht Inl. Successierecht en belastingen van rechtsverkeer Reflectievak * Afstudeerwerk Totaal TOTAAL BACHELOR
EC 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 60 180
Keuze uit Rechtsfilosofie, Rechtssociologie, Rechtstheorie en Rechtsgeschiedenis.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
47
Master Fiscaal Recht Variant 1:
Estate Planning
Vakken Scriptie Successierecht en Wet Belastingen Rechtsverkeer voor fiscalisten European and International Tax Law 2 Estate Planning 1 Formeel belastingrecht Estate planning 2 Anglo-Amerikaanse trust TOTAAL MASTER
Variant 2:
EC 15 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 60
Internationaal Ondernemen
Vakken Scriptie Successierecht en Wet Belastingen Rechtsverkeer voor fiscalisten European and International Tax Law Estate Planning 1 Formeel belastingrecht Fusies en overnames Multinationale ondernemingen TOTAAL MASTER
EC 15 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 60
Master Internationaal & Europees Recht Variant 1:
Europees Recht
Vakken Scriptie Europees staats- en bestuursrecht Europees privaatrecht European/International Criminal Law Keuzeruimte * TOTAAL MASTER *
EC 15 7,5 7,5 7,5 22,5 60
Keuzeruimte dient opgevuld te worden met 2 vakken uit onderstaande lijst en 1 vak uit het juridisch vakkenaanbod. Mededingingsrecht Europees economisch recht en beleid European and National Environmental Law International and European Governance Europees arbeidsrecht European Political Integration International Law and Women: equal treatment under the EU Air Law European Migration Law Masterstage
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
48
Variant 2:
Internationaal Publiekrecht
Vakken
EC
Scriptie Theory of International Law and Organization International Law Moot Court Seminar Keuzeruimte * TOTAAL MASTER
15 7,5 7,5 30 60
*
Keuzeruimte dient opgevuld te worden met 3 vakken uit onderstaande lijst en 1 vak uit het juridisch vakkenaanbod. Constitutional Law of the EU International and European Security Law International Environmental Law International Economic Law History of International Law International Law of the Sea International Humanitarian Law International Law: Individual Research Air Law Space Law Human Rights vakken van het SIM (nog nader vast te stellen) International Relations Status of International Law in the National Legal Order International Criminal Courts International and European Governance Masterstage
Variant 3:
Transnationale Commerciële Rechtspraktijk
Vakken Scriptie International & Commercial Financial Law Ondernemingsrecht Effectenrecht Keuzeruimte * TOTAAL MASTER *
EC 15 7,5 7,5 7,5 22,5 60
Keuzeruimte dient opgevuld te worden met 2 vakken uit onderstaande lijst en 1 vak uit het juridisch vakkenaanbod. European Corporate Law Mededingingsrecht Europees en internationaal belastingrecht 1 Internationaal privaatrecht International commercial arbitration Ondernemings-financiering International economic law Individueel en collectief arbeidsrecht Masterstage
Master Juridische-economische Studies Vakken Scriptie Keuzeruimte I Keuzeruimte II Keuzeruimte III TOTAAL MASTER
EC 15 15 15 15 60
Keuzeruimte I Twee vakken te kiezen uit: Theory and Methods of Law and Economics1 Ondernemingsrecht Individueel en collectief arbeidsrecht Principles of Microeconomics1 1
Verplicht voor degenen die niet een vak Rechtseconomie in de bachelor gevolgd hebben.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
49
Keuzeruimte II Twee vakken te kiezen uit: Mededingingsrecht Rechtseconomische analyse van bedrijfsregulering/The Economics of Regulation Contract Drafting: Economic and Strategic Aspects Regulation and Economics / Labour Law and Economics Keuzeruimte III Eén vak kiezen uit juridisch aanbod en één vak te kiezen uit: Corporate Law and Economics Rechtseconomische analyse van de marktregulering/ Competition Law and Economics
Master Nederlands Recht Variant 1:
Grondslagen van het recht
Vakken Scriptie Keuzeruimte * TOTAAL MASTER *
EC 15 45 60
Keuzeruimte dient opgevuld te worden met 3 vakken uit het juridisch vakkenaanbod en 3 vakken uit onderstaande lijst: - Argumentatie en rechtsvinding - Rechtspleging - Recht en ethiek - Recht, cultuur en samenleving
Variant 2:
Privaatrecht
Vakken
EC
Scriptie Internationaal privaatrecht Keuzevak 1 Keuzevak 2 Keuzeruimte *
15 7,5 7,5 7,5 22,5 60
TOTAAL MASTER *
Keuzeruimte dient opgevuld te worden met 3 vakken uit het juridisch vakkenaanbod.
Keuzeruimte 1 Eén vak kiezen uit: - Faillissementsrecht - Ondernemingsrecht - Verzekeringsrecht - Handelsverkeersrecht Keuzeruimte 2 Eén vak kiezen uit: - Civil Procedure in Europe - Europees consumentenrecht - Europees overeenkomstenrecht - European Corporate Law - Europees privaatrecht - Europees goederenrecht
1
Verplicht voor degenen die niet een vak Inleiding in de economie of Inleiding in de micro-economie in de bachelor gevolgd hebben. Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
50
Variant 3:
Staats- en bestuursrecht
Vakken Scriptie Verdieping bestuursrecht Verdieping staatsrecht Keuzeruimte * TOTAAL MASTER *
EC 15 7,5 7,5 30 60
Keuzeruimte dient opgevuld te worden met 3 vakken uit het juridisch vakkenaanbod en 1 vak uit deze lijst: - European and National Environmental Law - Europees Staats- en bestuursrecht - Comparative Constitutional and Administrative Law 2
Variant 4:
Strafrecht
Vakken
EC
Scriptie Materieel strafrecht Bijzonder strafrecht (caputvak) European/International criminal law Keuzeruimte * TOTAAL MASTER
15 7,5 7,5 7,5 22,5 60
*
Keuzeruimte dient opgevuld te worden met 3 vakken uit het juridisch vakkenaanbod.
Deeltijdvariant Vakken
EC
Verdieping Bestuursrecht, of Verdieping Staatsrecht Bijzondere strafrecht, of Materieel strafrecht Internationaal privaatrecht Rechtstheoretisch vak: Legal argumentation Burgerlijk procesrecht Een literatuurvak naar keuze Scriptie TOTAAL MASTER
7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 15 60
Master Notarieel Recht Vakken
EC
Scriptie Huwelijksvermogensrecht en erfrecht (verdiept) Ondernemingsrecht Onroerend goedrecht Successierecht en belastingen van rechtsverkeer (verdiept) Notarieel formeel recht Internationaal privaatrecht TOTAAL MASTER
15 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 7,5 60
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
51
Master Recht & Onderneming Vakken Scriptie Ondernemingsrecht Mededingingsrecht Individueel en collectief arbeidsrecht Keuzeruimte* TOTAAL MASTER *
EC 15 7,5 7,5 7,5 22,5 60
Eén van naar keuze uit het juridische vakkenaanbod en twee vakken uit de volgende lijst: - Caput Recht en onderneming - Effectenrecht - Europees Arbeidsrecht - Europees economisch recht & beleid - Faillissementsrecht - Handelsverkeersrecht - Recht van de sociale verzekeringen - Verzekeringsrecht - International Commercial and Financial Law - European Corporate Law
Master Recht, Bestuur & Management Vakken
EC
Scriptie Inleiding Bestuurs- en organisatieonderzoek Practicum Beleidsontwikkeling en –uitvoering Recht, beleid en internationalisering Capita selecta: Reflectie op recht, bestuur en management Keuzevak * TOTAAL MASTER
15 7,5 15 7,5 7,5
*
7,5 60
keuzevak uit het juridisch vakkenaanbod.
Additionele beoordeling Faculteit der Rechtsgeleerdheid Universiteit Utrecht
25-7-2005
52