Hogeschool Rotterdam, Rotterdam Toets Nieuwe Opleiding: Watermanagement, hbo-bachelor Varianten:
voltijd
Visitatiedatum:
16 mei 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, september 2008
2/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 10 11 12
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 22 32 35 38 41
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Condities voor continuïteit
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
43 44 51 55 57
3/57
4/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
5/57
6/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de Toets Nieuwe Opleiding Watermanagement van Hogeschool Rotterdam heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van Toets Nieuwe Opleiding in hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in april 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 16 mei 2008. Het panel bestond uit: De heer professor dr. R.J. Schotting (domeinpanellid); De heer professor dr.ir. C. Zevenbergen (domeinpanellid); De heer ir. L.G. Silvis (domeinpanellid); Mevrouw drs. P. Göbel (NQA-auditor); De heer P. van Achteren (NQA-junior auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de tweepuntsschaal (onvoldoende, voldoende) zoals die door de NVAO is voorgeschreven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool Rotterdam (HR) biedt 80 bacheloropleidingen en veertien masteropleidingen aan. Het onderwijsaanbod van de HR is breed. De opleidingen van de HR zijn ondergebracht bij elf instituten. De opleidingen worden ondersteund door negen centrale diensten. Het College van Bestuur (CvB) fungeert als bevoegd gezag dat zich primair richt op de strategische positie en ontwikkeling van de hogeschool. De hogeschool heeft zich, naar eigen zeggen, ontwikkeld van een opleidingsinstituut naar een kennisinstelling.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
7/57
Na een periode van sterke groei gedurende een aantal jaren (de instroom is tussen 2002 en 2007 met 47% toegenomen), loopt de instroom in 2007 licht terug. Bij de HR staan ongeveer 26.000 studenten ingeschreven. Er werken circa 2050 personen bij de HR, waarvan circa 1300 docerend personeel. Er is ongeveer 875 fte’s onderwijscapaciteit beschikbaar. Vanuit de maatschappelijke rol van de hogeschool zijn twee hoofdtaken geformuleerd, oftewel aspecten van de bijdrage die de hogeschool wil leveren aan de ontwikkeling van de regio Rotterdam: - opleiden van voldoende hbo’ers voor de arbeidsmarkt; - bijdragen aan de ontwikkeling van de beroepsuitoefening in de regio. Om die taken goed te kunnen uitvoeren wordt binnen de HR gewerkt aan de realisatie van vier hoofddoelen: - Verbreden van de participatie in het hoger onderwijs, door te richten op nieuwe doelgroepen, door verbetering van de doorstroom in de beroepskolom en door het bieden van diplomagerichte maatwerktrajecten met erkenning van eerder verworven competenties (EVC); - In de praktijk van alledag verzorgen van goed hbo-onderwijs. Dat beogen de opleidingen door studenten intensief en attractief onderwijs, en uitdagende opdrachten te geven binnen het kennisgestuurde, praktijkgestuurde en studentgestuurde onderwijs van het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM). Hierdoor wordt het studiesucces geoptimaliseerd, en worden studenten gericht voorbereid op een rol als resultaatgerichte en innovatieve probleemoplosser voor hun beroepspraktijk; - In nauwe samenwerking met de omgeving bijdragen aan kennisontwikkeling, relevant praktijkgericht (ontwerp)onderzoek doen, vooral gericht op het aanpakken van weerbarstige vraagstukken die met de economische en sociale ontwikkeling van de regio samenhangen; - ontwikkelen van contractactiviteiten en maatwerktrajecten voor bedrijven en instellingen, die gevoed worden door de opleidingen en onderzoekprogramma’s van de hogeschool. Daarmee draagt de HR bij aan een praktijk van levenslang leren. Deze hoofddoelen zijn ook sturend voor de interne organisatie: - instituten voor de verschillende sectoren, die elk een volledig en samenhangend pakket bieden van opleidingen, onderzoek (lectoraten) en maatwerk en contractactiviteiten; - personeelsbeleid voeren dat gericht is op het werven van en kansen bieden aan mensen die zichzelf willen overtreffen bij het realiseren van onze ambities, met een gerichte inzet op professionalisering, - de voorzieningen en de communicatie van de hogeschool afstemmen op de vereisten van een kennisinstelling; - de ambities van de hogeschool in het systeem van sturing en kwaliteitszorg verankeren, opdat systematisch gewerkt wordt aan het realiseren daarvan.
8/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
De HR heeft elf maatschappelijke sectoren in Rotterdam en de regio met kernopgaven onderscheiden waaraan de hogeschool een bijdrage wil leveren. De elf instituten van de hogeschool zijn elk direct verbonden met een sector. De instituten zijn gericht op het onder één regie aanbieden van de drie hoofdtaken: bachelor- en masteronderwijs, onderzoek in lectoraten en contractactiviteiten voor de relevante maatschappelijke sector. Per instituut is een directie met een voorzitter en een lid of adjunct-directeur aangesteld. De voorzitters van de instituutsdirecties vormen met het CvB de Bestuursraad, die het belangrijkste overlegorgaan is voor de ontwikkeling van het hogeschoolbeleid. Het aanbod aan minoren – een samenhangend programma van 30 EC in het derde en vierde jaar van de bacheloropleiding – is in het curriculum van elke student een profilerend element. Een minor kan gericht zijn op verbreding en/of verdieping of doorstroom naar een masteropleiding. ‘Water’, ‘waterbeheer’ en ‘watermanagement’ zijn begrippen die zich in de laatste 10 jaar een steeds prominentere positie hebben verworven op de beleidsagenda van lokale, provinciale en nationale overheden en het bedrijfsleven. Dit is een trend die zich niet alleen in Nederland voltrekt. Vergelijkbare ontwikkelingen spelen wereldwijd. Nederland is één van de belangrijkste spelers op het gebied van water- en deltatechnologie. Nederland als waterland, en zeker Rotterdam als havenstad, zijn daarin pioniers die wereldwijd gerespecteerd worden. Volgens inschattingen van het Nederlands Water Partnership zijn in Nederland momenteel 22.000 personen werkzaam in de watersector. Mondiaal en binnen Nederland is er de komende jaren sprake van een groei van het aantal projecten op het gebied van Deltatechnologie & Deltadesign. De gemiddelde groei van de watersector in de afgelopen jaren wordt geschat op ongeveer 11% (Nederland: 7%) per jaar. Er is de laatste jaren een beeld van de watermanager ontstaan: een professional die duurzaamheid als uitgangspunt neemt en in zijn werk uitgaat van de context van het totale watersysteem. Dit betekent dat het werk vraagt om enerzijds hoogwaardige, ‘watergerelateerde’ kennis en anderzijds om het vermogen om ontwerptaken te verrichten binnen een context van samenwerkende ketendisciplines en bestuurlijke dynamiek. Hierbij streeft de watermanager naar een blijvende fysieke, sociale, economische en ecologische waarde. De professional moet tevens kennis kunnen vertalen naar uitgangspunten zoals het garanderen van de veiligheid, een duurzame watervoorziening en het voorkomen van wateroverlast, maar ook iemand die de duurzaamheidprincipes kent en ze kan toepassen bij het ontwerp en gebruik van het watersysteem, bij concrete inrichtingsvraagstukken en bij water als onderdeel van de omgevingskwaliteit (water als kanskaart voor quality of urban living). Tenslotte moet de watermanager kunnen functioneren binnen een interdisciplinaire projectorganisatie en hierin rekening kunnen houden met vragen en eisen vanuit niettechnische disciplines (economische, vrijetijdsdisciplines, ecologie, recht, financiën), en vanuit wet- en regelgeving en complexe besluitvormingstrajecten.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
9/57
De Hogeschool Rotterdam kan door haar huidige samenstelling van opleidingen op een vrij eenvoudige manier inspelen op de nieuwe behoefte aan onderzoek en onderwijs op het gebied van wonen, werken en recreëren met water binnen stedelijke delta. Alle benodigde vakgebieden – architectuur, stedenbouw, bouwkunde, ruimtelijke ordening, planologie, civiele techniek, logistiek en technische vervoerskunde en bedrijfskunde – zijn immers aanwezig. Het lectoraat Stad en Water kan bovendien een brug slaan tussen innovatie aan kennisinstituten/bedrijfsleven en de toepassing van de innovatie in de beroepspraktijk (nationaal en internationaal). De opleiding Watermanagement is ontwikkeld en wordt verzorgd in nauwe samenwerking met de opleidingen Civiele Techniek en Ruimtelijke Ordening en Planologie/Stedenbouw van het Instituut Bouw en Bedrijfskunde van de Hogeschool Rotterdam en wordt als opleiding toegevoegd aan de bacheloropleidingen van het Instituut. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de nieuwe opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. In diezelfde periode april 2008 bereidden de panelleden zich inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 16 mei 2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor tenslotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd.
10/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, ontwikkelteam en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin van het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-) oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft het panel een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken. De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de nieuwe opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding een aanvraag voor een nieuwe opleiding indienen bij de NVAO. De opleiding heeft in juni 2008 een concept van het Facetrapport (deel B) voor een controle op feitelijke onjuistheden ontvangen. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Dit rapport is in augustus 2008 voor een controle op feitelijke onjuistheden aan de opleiding voorgelegd. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in september 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk in september 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de aanvraag voor een nieuwe opleiding kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
11/57
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
hbo-bachelor TNO Watermanagement
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie HBO bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen HBO 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen HBO 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Systematische aanpak 5.2 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Condities voor continuïteit 6.1 Afstudeergarantie 6.2 Investeringen 6.3 Financiële voorzieningen Totaaloordeel
12/57
Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldoende Voldaan Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Positief Voldoende Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Doelstellingen opleiding Alle facetten van onderwerp 1 zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding WM derhalve positief. Programma Alle facetten van onderwerp 2 zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding WM derhalve positief. Inzet van personeel Alle facetten van onderwerp 3 zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding WM derhalve positief. Voorzieningen Alle facetten van onderwerp 4 zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding WM derhalve positief. Interne kwaliteitszorg Alle facetten van onderwerp 5 zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding WM derhalve positief. Condities voor continuïteit Alle facetten van onderwerp 6 zijn als voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding WM derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
13/57
14/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
15/57
16/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Hogeschool Rotterdam stimuleert dat instituten en opleidingen stevige verbindingen leggen met de beroepspraktijk. De hogeschool institutionaliseert en professionaliseert de relaties met de beroepspraktijk in de bureaus externe betrekkingen op hogeschool- en instituutsniveau. Op opleidingsniveau bestaat er een beroepenveldcommissie en onderhouden docenten en lectoraat relaties met de beroepspraktijk. Hierdoor zijn de instituten en opleidingen op de hoogte van actuele eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. • Het beleid van de Hogeschool Rotterdam op het gebied van internationalisering is vastgelegd in de beleidsnota Internationalisering HR (2005). In het strategisch beleidsplan per instituut dient het internationaliseringbeleid van de opleidingen van het desbetreffende instituut in relatie tot het eigen beroepsprofiel te zijn uitgewerkt. • De opleiding Watermanagement (WM) leidt studenten op tot integrale watermanagers die in een vaak internationale, multidisciplinaire context invulling kunnen geven aan duurzaam, klimaatrobuust waterbeheer en ontwikkeling van deltagebieden. Afgestudeerden dienen verstand te hebben van techniek, ruimtelijke ordening, (water)stedenbouw en omgevingsmanagement. In de Rotterdamse context is er speciale aandacht voor deltatechnologie, deltadesign en het managen hiervan. • De opleiding WM werkt binnen het domein Built Environment, dat zich richt op de ontwikkeling, de inrichting en het gebruik van de ruimte en van de gebouwde omgeving. Er zijn vijf competenties voor dit domein geformuleerd, geordend naar de vijf fasen van de voortbrengingscyclus van producten en diensten: initiëren en definiëren (programmafase), ontwerpen (ontwerpfase), specificeren (uitwerkingsfase), uitvoeren (uitvoeringsfase) en beheren (gebruiksfase). • De opleiding WM richt zich op drie deeldomeinen binnen Built Environment: - deltadesign: het ontwerpen van innovatieve oplossingen voor het bouwen met water om het wonen, werken en recreëren in de stedelijke delta aantrekkelijker te maken en het ontwikkelen van stedelijke gebieden en wijken uitgaande van de functies van het desbetreffende gebied; - deltatechnologie: het ontwerpen van (infrastructurele) voorzieningen binnen een stedelijke deltaomgeving (innovatieve waterbouw, waterhuishouding en waterbeheer, waterberging en energie) uitgaande van de functies van het desbetreffende gebied en om het opstellen van een duurzaam, efficiënt beheer hiervan;
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
17/57
-
•
•
•
omgevingsmanagement: het ontwerpen en managen van complexe, multidisciplinaire projecten, programma’s en multi-actorprocessen. Tevens gaat het om sturing geven aan complexe besluitvormingsprocessen en om advisering, waarbij veel stakeholders en belangenbehartigers een rol spelen. Door de toegenomen ruimtedruk, de gevolgen van klimaatsveranderingen, de toegenomen waarde van economische goederen en de maatschappelijke eisen aan duurzaamheid van (infrastructurele) voorzieningen neemt de complexiteit van waterontwerpopgaven toe. Er is niet alleen sprake van een toenemende technologische complexiteit, maar ook van een toenemende bestuurlijke en maatschappelijke complexiteit (inspraakprocedures, wetgeving). Watermanagers dienen daarom te beschikken over hoogwaardige, technologische kennis. Ontwerpprocessen krijgen steeds meer een transnationaal, interdisciplinair karakter waardoor een groter beroep op programma- en procesmanagement gedaan wordt en op vaardigheden op het gebied van omgevingsmanagement, omgevingsbewustzijn en op sociaalcommunicatieve vaardigheden. Door de internationale oriëntatie van bedrijven op het gebied van watermanagement dient er ook aandacht te zijn voor interculturele oriëntatie en een goede beheersing van Engels. De opleiding WM werkt in het domein van Built environment. De opleiding WM onderscheidt zich op twee punten van de opleidingen Civiele Techniek en Ruimtelijke Ordening & Planologie. Ten eerste is ‘water’ het sturende element en ten tweede is het werk van de watermanager complex en interdisciplinair. Binnen de opleiding WM ligt de aandacht voornamelijk bij gebied/leefomgeving en infrastructuur Binnen de opleiding WM worden vakken aangeboden op het gebied van water, civiele techniek, ruimtelijke ordening, stedenbouwkunde, bedrijfskunde en management, waardoor studenten opgeleid worden tot integrale watermanagers. De opleiding WM heeft de volgende competenties geformuleerd: 1. Het signaleren van en kunnen participeren in beleidsontwikkelingen met betrekking tot het domein watermanagement, op internationaal, Europees, landelijk, regionaal en (groot)stedelijk niveau. 2. Het signaleren van internationale, innovatieve, integrale, betaalbare (duurzame) oplossingen voor vraagstukken betreffende gebiedsinrichting, waterbeheer, (water)stedenbouw en duurzame energie vanuit het perspectief water. 3. Deltadesign (waterstedenbouwkundig ontwerp): het ontwerpen van innovatieve oplossingen voor het bouwen met water, om het wonen, werken en recreëren in de stedelijke delta veilig en aantrekkelijk te maken. 4. Deltadesign (gebiedsontwikkeling): het opstellen van inrichtings- en waterplannen in overleg met stakeholders binnen een stedelijke deltaomgeving. 5. Deltatechnologie: ontwerpen van (infrastructurele) voorzieningen binnen een stedelijke deltaomgeving (innovatieve waterbouw, waterhuishouding/waterbeheer, waterberging en energie) uitgaande de functies van het betreffende gebied, rekening houdend met duurzaam en effectief beheer. 6. Mede sturing geven aan complexe besluitvormingsprocessen, waarin veel stakeholders en belangen een rol spelen. 7. Het ontwerpen en managen van multidisciplinaire projecten, programma’s en multiactorprocessen binnen het werkgebied van een watermanager.
18/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
• •
•
8. Het onderzoeken, modelleren, monitoren, toetsen en rapporteren binnen een (transnationale), multidisciplinaire context: a. het opstellen, uitvoeren en rapporteren over een onderzoeks- en/of monitoringsplan; b. het modelleren van praktijksituaties om de effecten op een bouwwerk en/of de omgeving vast te leggen; c. het toetsen van wet- en regelgeving in het werk van de watermanager; d. het analyseren van watersystemen. 9. Adviseren van betrokkenen bij het verhelderen van, en oplossingen zoeken voor (crossculturele) vraagstukken op het gebied van watermanagement, waarbij specialistische deskundigheden benodigd zijn. 10. Het opstellen, implementeren en bewaken van een duurzaam en efficiënt beheersen onderhoudsplan van ruimte en (infrastructurele) voorzieningen binnen een deltaomgeving. De door het werkveld gevalideerde competenties zijn vastgelegd in het opleidingsboek voor docenten en in de studiegids voor studenten. De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport opgenomen hoe genoemde competenties zich verhouden tot de beroepscompetenties van Built Environment. Competenties 1, 2 en 9 behoren tot initiëren en definiëren, competenties 3, 4 en 5 tot ontwerpen, competenties 8 en 9 tot specificeren, competenties 6, 7 en 9 tot uitvoeren, en competenties 9 en 10 tot beheren. Het panel vindt dat de opleiding goed over de competenties heeft nagedacht. Er is voldoende aandacht voor infrastructuur en leefomgeving. De opleiding gaat uit van integraal waterbeheer, waarbij waterkwantiteit en waterkwaliteit onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De aandacht voor gebouwen en milieuhygiëne is naar de mening van het panel beperkt. Van het management heeft het panel begrepen dat dit bewust is gebeurd om te voorkomen dat de opleiding te breed zou worden en om zich te kunnen onderscheiden van andere hbo-watermanagementopleidingen.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Voldoende
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Ter ondersteuning van de invulling van de Dublin Descriptoren op opleidingsniveau heeft de Hogeschool Rotterdam een hogeschoolbrede concretisering van de Dublin Descriptoren geformuleerd voor zowel de bachelor- als de masteropleidingen. • De opleiding hanteert de Dublin descriptoren als uitgangspunt bij het bepalen van het niveau van de hbo-bachelorgraad BBE (Bachelor Built Environment).
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
19/57
•
•
De opleiding heeft de Dublin descriptoren als volgt geconcretiseerd: 1. kennis en inzicht: de afgestudeerde heeft aantoonbare kennis van de producten en processen binnen het domein watermanagement en functioneert op een niveau waardoor hij zelfstandig taken van een beginnend beroepsbeoefenaar kan uitvoeren, kan functioneren binnen een arbeidsorganisatie en zich verder kan professionaliseren; 2. toepassen kennis en inzicht: de afgestudeerde kan zelfstandig een probleem op het gebied van watermanagement formuleren en stelselmatig aanpakken. Hij kan relevante kennis, inzichten, theorieën, concepten en onderzoeksresultaten toepassen bij het oplossen van vraagstukken. Hij kan vraagstukken analyseren en komt met innovatieve ideeën en oplossingen. Hij is zowel sturend als participerend in multidisciplinaire teams; 3. oordeelsvorming: de afgestudeerde is omgevingsbewust en is in staat een oordeel te vormen over probleemstellingen vanuit het perspectief water in relatie tot de maatschappelijke impact en de verschillende schaalniveaus. Hij stelt realistische doelen en is planmatig. Hij heeft een professionele houding waarin hij relevante ethische, normatieve en maatschappelijke aspecten kan betrekken; 4. communicatie: de afgestudeerde kan communiceren en samenwerken in crossculturele, internationale en multidisciplinaire omgevingen. Hij kan leiding geven en managementtaken uitvoeren; 5. leervaardigheden: de afgestudeerde kan kennis, inzichten en vaardigheden in uiteenlopende beroepssituaties toepassen. Hij heeft de vaardigheden ontwikkeld om zijn kennis steeds te actualiseren. Het panel is van mening dat de opleiding overtuigend heeft aangetoond dat de competenties aan het niveau van de Dublin descriptoren gerelateerd kunnen worden.
Facet 1.3
Oriëntatie HBO bachelor
Voldoende
Criteria De beoogde eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een bachelor: - mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties - een hbo-bachelor heeft de kwalificaties voor het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De beroepsgerichte identiteit van de eindkwalificaties komt tot uiting in de contacten met het beroepenveld op het niveau van de hogeschool, de instituten en de opleidingen in de Bureaus Externe Betrekkingen en met de beroepenveldcommissies. • De minor biedt de student een extra inhoudelijke startkwalificatie als beginnend beroepsbeoefenaar en de student ontwikkelt daarin een innovatieve competentie.
20/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
•
•
•
•
•
De projectgroep BBE heeft als uitgangspunt dat het beroepenveld de geformuleerde domeincompetenties herkent en erkent. Ze dienen samen met de opleidingsspecifieke competenties die hiervan een specificatie vormen, te leiden door een door het beroepenveld gevalideerde opleiding. De afgestudeerde watermanager kan de opleidingsspecifieke competenties toepassen binnen de taakgebieden van de watermanager: beleidsvorming, inrichtingsvraagstukken voor de kust, stad, haven en polder, omgevingsmanagement, onderzoeken, modeleren, monitoren, toetsen, rapporteren en adviseren. Inhoudelijke uitgangspunten hierbij vormen innovatie, klimaatbestendigheid en duurzaamheid. De watermanager is dus enerzijds een proces ontwerper en aanstuurder en anderzijds heeft hij kennis in diverse disciplines. De afgestudeerde watermanager gaat aan de slag in de volgende functies en/of werkomgevingen: - Projectleider, onderzoeker, beleidsmedewerker, waterbeheerder, projectcoördinator bij Rijkswaterstaat, provincies, gemeenten en waterschappen. De aandachtsgebieden hierbij zijn gebiedsontwikkeling, waterbeleid of veiligheid. - Projectleider en waterbeheerder bij ontwerp-, ontwikkel- en ingenieursbureaus in binnen en buitenland. - Uitvoerder en werkvoorbereider bij aannemermaatschappijen. - Binnen commerciële- en technische functies of als innovator. - Onderzoeker, waterbeheerder bij NGO’s en internationale organisaties. - Projectleider, onderzoeker, waterbeheerder vanuit een eigen adviesbureau. Binnen deze functies/werkomgevingen zijn de beroepssituaties te kenmerken als multidisciplinair, transnationaal/ internationaal, transitioneel en het schakelen tussen schaalniveaus. De vereiste beroepshoudingen hierbij zijn een reflecterende en onderzoekende houding, ketenbewustzijn (bewust van eigen effect op andere schakels in de processen), kansen zien en durven grijpen (inclusief risico nemen), resultaatgerichtheid, inschatten commerciële haalbaarheid van nieuwe producten en/of productmarktcombinaties, initiatieven nemen en entrepeneurship. De opleidingscompetenties voor de opleiding WM zijn ontworpen vanuit competentieprofielen die getoetst zijn in het arbeidsmarktonderzoek dat is uitgevoerd door het Kenniscentrum Beroepsonderwijs en Arbeidsmarkt. Ze zijn gevalideerd door middel van gehouden interviews en daarna verder ontwikkeld in samenspraak met vertegenwoordigers van uit het beroepenveld en de beroepenveldcommissie. De beroepenveldcommissie is in het leven geroepen om de ontwikkeling van de opleiding Watermanagement te valideren, regelmatig de kwaliteit van het onderwijs te toetsen en tevens de ontwikkelingen in de diverse onderdelen van het werkveld van de watermanager te inventariseren en te vertalen naar de onderwijsprogramma’s. Het panel heeft met de beroepenveldcommissie gesproken en heeft vastgesteld dat er gediscussieerd is over het eerder genoemde onderzoeksrapport en over breedte versus diepte van de nieuwe opleiding. Vanuit de commissie gaat de voorkeur uit naar breed opgeleide watermanagers. Het panel herkent deze voorkeur voor verbreding, mede vanuit het type functies dat de toekomstige watermanager moet kunnen bekleden.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
21/57
•
•
De beroepenveldcommissie voor de opleiding WM bestaat uit zeven vertegenwoordigers van Gemeentewerken Rotterdam, Ingenieursbureau Oranjewoud, Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard, Rijkswaterstaat Zuid-Holland, Dura Vermeer Business Development, DS+V en Havenbedrijf Rotterdam. Het panel stelt vast dat het werkveld breed vertegenwoordigd is in de beroepenveldcommissie, een goede mix van publieke en private partijen. Wel heeft het panel geconstateerd dat de beroepenveldcommissie nog in beweging is en dat er in het begin een aantal personele wisselingen heeft plaatsgevonden. Het panel vindt committent van de beroepenveldcommissie voor een aantal jaren wenselijk om een goede validerende rol te kunnen spelen. Het opleidingsprogramma, inclusief de competenties, wordt twee maal per jaar ter validatie voorgelegd aan de beroepenveldcommissie.
Onderwerp 2
Programma
De opleiding WM heeft het volgende curriculum ontwikkeld: Studiejaar Kwartaal
Voltijd opleiding 1e jaar (60 EC) 1 Water en stad 2 Water en ruimte
Thema
Wonen en werken in een stad in de delta
Praktijkgestuu rd onderwijs
Integrale leerlijn • projecten • stage/werk
Rotterdam, attractieve Waterstad (4)
Kennisgestuur d onderwijs
Conceptuele leerlijn • cursussen
De Nederlandse waterhuishouding (3)
Vaardigheden leerlijn • trainingen
Studentgestuu rd onderwijs
Competenties
22/57
Ervarings- en reflectie leerlijn Studentgerichte leerlijn • bijspijkeren • keuzeonderwijs • minor
Deltadesign Integrale gebieds- ontwikkeling in Europees perspectief Gebiedsontwikkeling rondom de Europese rivier (4) Besturen van water en ruimte (2)
3 Water en infrastructuur Deltatechnologie Kunstwerken
4 Water en bouwen/wonen Deltadesign Klimaaten waterbestendig bouwen
Waterkunstwerken in de haven (4)
Grensverleggend bouwen met water (4) De waarde van water (2)
Ontwerpen en dimensioneren van waterkunstwerken (3)
Watersysteemanalyse (3)
Waterplannen (3)
Hydrologie (3)
Methodisch ontwerpen van gebieden en voorzieningen (2)
Technisch rekenen (2)
Maken van analysemodellen (3)
Onderzoeken en Digitaal kaarttekenen samenwerken (2) (1) Studieloopbaancoaching (3) e e Excursies 2x in het 2 en 3 kwartaal Hogeschoolbreed Bijspijker wiskunde/ keuzevak (afhankelijk Nederlands/Engels van gevolgde (2) bijspijkermodule) (2) 1, 3, 5, 7 en 8
1, 4, 6, 7 en 9
Projectmanagement en procesadvisering (3) Maken van bestemmingsplan en watertoets (2) Digitaal kaarttekenen (1)
Hogeschoolbreed keuzevak (2)
Hogeschoolbreed keuzevak (2)
2, 5 en 9
2, 3, 7 en 9
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Studiejaar Kwartaal Thema Praktijkgestuu rd onderwijs
Integrale leerlijn • projecten • stage/werk
Kennisgestuur d onderwijs
Conceptuele leerlijn • cursussen
Vaardigheden leerlijn • trainingen
Voltijd opleiding 2e jaar (60 EC) 1 Water en 2 Water en veiligheid maatschappij Nederland boven Urban water watermanagement Veiligheid wat kun je Waardering van water doen? (4) in de wijk (4)
Duurzame en intelligente dijken (2)
Stedelijk afvalwater beheer (2)
Waterstromen (3)
Milieueffectrapportage (2)
Omgevingsmanagem ent (2)
Monitoringstechnieke n (2)
3 Water en de wereld Global Cities and Water Asian Watermanagement (6)
4 Water en klimaatbestendig beheer Sustainable Delta
The water challenges of megacities (3)
Beroepsprofileringscursus: o.a. Water en ruimte (3)
Cross cultural management (2)
Ontwikkelen van een project (2)
Business English (2)
Studentgestuu rd onderwijs
Craddle to Craddle (2) Communicatiestrategieën: Presenteren en beïnvloeden I: (2)
Training English (2)
Rapporteren (2)
Ervarings- en reflectie leerlijn Studentgerichte leerlijn • bijspijkeren • keuzeonderwijs • minor
Een nieuw Eiland voor de Kust (4)
Studieloopbaancoaching (3) e e Excursies 2x in het 2 en 3 kwartaal Hogeschoolbreed keuzevak (6)
Competenties
2, 5, 6 en 7
Studiejaar Kwartaal Thema
Voltijd opleiding 3e jaar (60 EC) 1 2 (Internationale) (Internationale) stage stage
Praktijkgestuu rd onderwijs
Integrale leerlijn • projecten • stage/werk
Stage (24)
Kennisgestuur d onderwijs
Conceptuele leerlijn • cursussen
Integraal ontwerpen: omgevingsfactoren (3)
6, 7, 8, 9 en 10
1, 2, 7, 8 en 9
2, 3, 4, 5 en 10
3 Deltatechnologie/ Deltadesign
4 Omgevingsmanagement DT/DD PI-project (2), of De dynamiek van de Rotterdamse Haven (2)
PI-project (2), of De dynamiek van de Rotterdamse Haven (2) Bouw- en woningrijp maken van urbane gebieden (3), en Het beheersen van grondwater (3)
Studentgestuu rd onderwijs
Competenties
Ervarings- en reflectie leerlijn Studentgerichte leerlijn • bijspijkeren • keuzeonderwijs • minor
Transitiemanageme nt (3) en professioneel discussiëren (1) (in totaal 4)
Omgevingsmanagem ent: leidinggeven en besluitvorming (1)
Vaardigheden leerlijn • trainingen
Studieloopbaancoaching (3)
1-10
1-10
Minor (15) - Watermanagement en waterbouw - Gebiedsontwikkeling: vernieuw je stad! - Water and the city - Internationaal Hulpverlenen 1-10 1-10
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
23/57
Studiejaar Kwartaal Thema Praktijkgestuu rd onderwijs
Integrale leerlijn • projecten • stage/werk
Kennisgestuur d onderwijs
Conceptuele leerlijn • cursussen
Studentgestuu rd onderwijs
Vaardigheden leerlijn • trainingen Ervarings- en reflectie leerlijn Studentgerichte leerlijn • bijspijkeren • keuzeonderwijs • minor
Competenties
Facet 2.1
Voltijd opleiding 4e jaar (60 EC) 1 2 Deltatechnologie/ OmgevingsDeltadesign management DT/DD PI-project (2), of PI-project (2), of De dynamiek van de De dynamiek van de Rotterdamse haven Rotterdamse Haven (2) (2) Waterbodem en De kosten van water: waterkwaliteit (3) macro-economie en overheidsfinanciën (3) Innovatiemanagement (3) Training: statistiek (2) Training: onderzoeksvaardighe den (1) Studieloopbaancoaching (3) Minor (15) - Watermanagement en waterbouw - Gebiedsontwikkeling: vernieuw je stad! - Water and the city - Internationaal Hulpverlenen 1-10 1-10
Eisen HBO
3 Afstuderen
4 Afstuderen
Afstuderen (24)
Training Presenteren met digitale technieken (2)
1-10
1-10
Voldoende
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding wil de praktijk een centrale plaats geven in het curriculum door de beroepspraktijk in de school te halen. In het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM) zijn daarvoor kaders vastgelegd, onder meer wat betreft de omvang. Vanaf het begin van de studie wordt studenten geleerd om vraagstukken aan te pakken die ze in hun beroepspraktijk tegenkomen. Het betreft zoveel mogelijk echte vraagstukken met een echte opdrachtgever. Zoveel mogelijk samen met andere studenten, ook met studenten van andere opleidingen. Een deel van het studiemateriaal wordt in samenspraak met ‘Leven met Water’ en ‘Habiforum’ ontwikkeld waardoor het rechtstreeks aan de praktijk ontleend is.
24/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
•
•
•
•
•
•
In 2006 is op hogeschoolniveau de Taskforce Praktijksturing actief geworden, gericht op het versterken van het praktijkgestuurde onderwijs in de opleidingen. Zij kreeg de specifieke opdracht opleidingen te ondersteunen zodat deze actief aan de slag kunnen gaan met vragen/opdrachten die in de omgeving leven (‘authentieke leerervaringen’). De werkzaamheden van de Taskforce zijn eind 2007 afgerond. Het werk van de Taskforce heeft geresulteerd in een serie handreikingen voor de opleidingen voor het omgaan met praktijkopdrachten in het onderwijs. De kenniskringen van lectoraten hebben een rechtstreekse verbinding met het onderwijs. Nieuw ontwikkelde inzichten dienen te worden vertaald in het onderwijsprogramma. Ook dragen de studenten bij aan het ontwikkelen van die kennis. Studenten leveren hun bijdrage door te participeren in onderwijsprojecten die gericht zijn op het aanpakken van vragen uit de praktijk. De opleiding WM hanteert het Rotterdams Onderwijsmodel (Waarom werken met het Rotterdams Onderwijs Model, 2006) als uitgangspunt voor de vormgeving van het curriculum. Drie leerlijnen zijn daardoor in de opleiding te herkennen: - kennisgestuurde leerlijn: verwerven van actuele kennis op het terrein van concepten en vaardigheden. Als werkvormen worden (werk)colleges, practica, trainingen, probleemgestuurd onderwijs, zelfstudieopdrachten, simulatie en skilllabs ingezet; - praktijkgestuurde leerlijn: aanpakken van vraagstukken uit de beroepspraktijk, in de vorm van projecten of door werk in de praktijk. Tot deze leerlijn behoren ook beroepsoriëntaties, stages en afstudeeropdrachten; - studentgestuurde leerlijn: werken aan de persoonlijke ontwikkeling door reflectie op ervaringen en het maken van keuzes binnen het ontwikkelingstraject. Studenten leren studievaardigheden en andere learning skills. Zowel de beroepenveldcommissie als het praktijkgerichte onderzoek van het lectoraat leveren input voor het actualiseren van de kenniscomponent in het programma. Daarbij wordt ook gekeken naar de inhoud en actualiteit van gebruikt cursusmateriaal en vakliteratuur. Het panel heeft de studieboeken ingezien en stelt vast dat naast de klassieke literatuur er ook recente boeken worden gebruikt en door docenten samengestelde readers. In modulehandleidingen wordt verwezen naar andere relevante literatuur. Het panel is van mening dat de literatuur tamelijk standaard is en nog wel aangevuld mag worden, bijvoorbeeld met de organisatiekant en met internationale literatuur. In het kennisgestuurde onderwijs (zie curriculumoverzicht) verwerft de student een body of knowledge op het gebied van watermanagement. De opleiding heeft ervoor gekozen om in de kennislijn minder aandacht aan milieuhygiëne te besteden, omdat dat al bij vergelijkbare opleidingen centraal staat. Wel ziet ze mogelijkheden om dit aspect in een minor verder te ontwikkelen. In Rotterdam staat waterkwantiteit centraal en het bouwen in een omgeving met water. Ongeveer 25 procent van het programma bestaat uit technische vakken. Via een minor kunnen studenten zich eventueel verder in verdiepen in ecologie en milieuhygiëne. De praktijklijn krijgt vorm in projecten, stages en afstudeeropdrachten. De projecten zullen in samenwerking met studenten van andere opleidingen in interdisciplinaire teams worden uitgevoerd. De opdrachten zullen uit het veld (bedrijfsleven en publieke opdrachtgevers) afkomstig zijn. Voor stages kunnen studenten ook naar het buitenland.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
25/57
•
•
•
De opleiding heeft al contacten met deltasteden in het buitenland (bijvoorbeeld New Orleans). De opleiding wil studenten toerusten voor een loopbaan in het buitenland. Er zullen daarom naast de stages ook buitenlandse excursies in het programma worden opgenomen. De studenten verwerven beroepsvaardigheden in de kennisgestuurde leerlijn en in de praktijklijn. In de kennisgestuurde leerlijn komen bijvoorbeeld adviesrollen, communicatiestrategieën en presentatietechnieken aan bod die in de praktijklijn in projecten worden toegepast en nogmaals worden getoetst. Kennis en inzicht van kaarttekenen (GIS) worden behandeld en getoetst in cursussen. Deze worden tevens toegepast en getoetst binnen projecten. De opleiding waarborgt de actualiteit van het programma door de regelmatige contacten met het werkveld, met name via de beroepenveldcommissie. Deze commissie speelt een actieve rol bij de ontwikkeling van de opleiding zoals het panel heeft kunnen vaststellen. De commissie heeft bevestigd dat de opleiding is opgebouwd rond actuele thema’s. Zij wil betrokken worden bij projecten van studenten en als gastdocent worden ingezet. De lector wil de relatie tussen de opleiding en het lectoraat Stad en Water verder versterken, zodat de opleiding snel op de hoogte is van actuele ontwikkelingen.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het beoogde programma, het didactisch concept, de werkvormen en de wijze van toetsing weerspiegelen de te bereiken eindkwalificaties van de opleiding. - De te bereiken eindkwalificaties zijn aantoonbaar vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het beoogde programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De latere beroepspraktijk van de watermanager vraagt om zelfstandige en zelfverantwoordelijke beroepsbeoefenaren die in samenwerking met anderen problemen op kunnen lossen in steeds wisselende internationale contexten. Het leren wordt gezien als een actief construerende activiteit gericht op het opbouwen van een samenhangend kennisbestand, dat toegesneden is op het gebruik van die kennis in beroepssituaties en dat leidt tot competent gedrag. Studenten leren oplossingen ontwerpen voor gebouwen, bruggen, infrastructurele werken, logistieke vraagstukken, waterbouwkundige werken en vraagstukken, beheersplannen en planologische structuurplannen. De opleiding hanteert daarom als uitgangspunten bij het leren van de student: taakgericht leren (leertaken in verband met de cognitieve ontwikkeling), contextgebonden leren (taken binnen een gestructureerde leer- en werkperiode), collectief leren (in projectteams) en assessmentgericht leren (meten en beoordelen van competentieniveaus in samenhang). • In de visie op onderwijs staat het competentiegericht leren centraal waarin de volgende kenmerken voorkomen: - beroepsauthentieke leeromgeving: opdrachten afkomstig uit de beroepspraktijk, werken met actuele vakliteratuur en gespecialiseerde handboeken;
26/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
-
•
•
•
•
leertaken centraal: integratie van toepassingsgerichte kennis en sociale competenties in kritische beroepssituaties en praktijkvraagstukken; - cursorisch onderwijs: kennisgestuurd onderwijs ter ondersteuning van kennis- en vaardigheidverwerving door de student; - krachtige leeromgeving: leeromgeving zo veel mogelijk overeenkomstig de latere beroepsomgeving; - projectonderwijs: opdracht uitvoeren in groepsverband; - blended learning: verschillende onderwijsmethoden in combinatie met leren on line. De elektronische leeromgeving bevat opdrachten, praktijkcasussen, praktijksimulaties, audiovisuele informatie en hyperlinks (onder andere naar vakliteratuur en handboeken); - studieloopbaancoaching: vroegtijdig signaleren van stagnaties in de studie. In het programma komen de volgende componenten voor: projecten, cursussen, trainingen, studieloopbaancoaching, HR-keuzevakken en minoren. In de modulehandleidingen van deze componenten staan de competenties beschreven waar in de module aan gewerkt wordt. Deze competenties zijn doorvertaald naar leerdoelen. De opleiding heeft in een schema een aantal onderwijseenheden uitgewerkt. Daarin is de relatie tussen competenties, inhoud, leerdoelen, beroepsproduct, toetsvorm en Dublin descriptor inzichtelijk gemaakt. Het panel is positief over dit schema. Ook in de modulehandleidingen die ter inzage lagen, wordt de relatie van de leerdoelen van dat studieonderdeel met de competenties en in sommige gevallen met de Dublin descriptoren gelegd. Het toetsbeleid (Toetsbeleid 2004, Projectgroep toetsbeleid IBB) van de opleiding sluit aan bij het toetsbeleid van het IBB en is een aanvulling op wat in het studentenstatuut is opgenomen. De toetscommissie bewaakt de toetscyclus, zowel procedureel als inhoudelijk. Er wordt niet in aparte periodes getoetst, maar in de vorm van tussentijdse toetsen die in het onderwijs zijn geïntegreerd. Door deze spreiding is het studieprogramma studeerbaar gehouden. In het studierooster staan naast alle onderwijsactiviteiten ook de toetsmomenten en de inleverdata voor de thuistoetsen. Studenten worden via de modulehandleidingen vooraf geïnformeerd over de manier waarop een module wordt afgerond en getoetst. Studenten hebben per jaar recht op één herkansing. In de modulehandleidingen zijn beoordelingscriteria voor de toetsen opgenomen. De opleiding hanteert vier basistoetsvormen: individuele producten (voortgangstoets, integratieve casustoets), individuele toetsing van het proces (360º feedback), groepsproducten (tussen- en eindproducten) en toetsing groepsproces (reflectieverslagen, logboek, presentatie). Voor de beoordeling wordt het 2-4-6waarderingssysteem gebruikt. Na een eerste scan wordt het cijfer bepaald: 6 voldoet aan de eisen, 4 voldoet nog niet maar is in hetzelfde kwartaal te repareren en 2 voldoet niet en de module moet worden overgedaan. Via bonuspunten, die gerelateerd zijn aan de toetsspecificaties behorende tot het beroepsproduct, kunnen studenten een 6 nog verder opwaarderen. In de kennisgestuurde leerlijn worden cursussen en trainingen afgesloten met deelopdrachten, casustoetsen en indien relevant actieve deelname.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
27/57
•
•
•
De projecten uit de praktijkgestuurde leerlijn worden in vier stappen beoordeeld: vormniveau, inhoud groepsproduct, individuele prestaties en reparatie- en/of bonuspunten voor groepsproduct of individueel verslag. De stages worden beoordeeld op basis van het oriëntatieverslag, twee verslagen van een professionele casus en het portfolio van beroepsproducten. Bij het toekennen van de studiepunten worden ook de resultaten uit de trainingen en/of cursussen tijdens terugkomweken verdisconteerd. De beoordeling van de stage ligt bij de docent, zo nodig geadviseerd door de stagebegeleider en/of workshoptrainer. De afstudeeropdracht wordt uitgevoerd in de beroepspraktijk. Het eindproduct is een onderzoeksrapport met een innovatief karakter dat bruikbaar is voor de opdrachtgever. Het eindcijfer is gebaseerd op de kwaliteit van het onderzoeksrapport, te beoordelen door de eerste docentbegeleider(s). De bedrijfsbegeleider beoordeelt het functioneren van de afstudeerder in de afstudeerorganisatie; de afstudeercommissie beoordeelt de eindpresentatie en de verdediging. In de studentgerichte leerlijn maakt de student afspraken over studieactiviteiten met de studieloopbaancoach en bespreekt de voorgang tijdens studieloopbaangesprekken. De student legt de afspraken vast in een persoonlijk ontwikkelingsplan. Hij wordt beoordeeld op het bijhouden van het portfolio, zijn bijdragen aan intervisiebijeenkomsten, zijn studieloopbaanplannen en de reflectieverslagen. Bij een onvoldoende krijgt de student een aanvullende opdracht. Het panel is van mening dat het programma er in concept goed uitziet. Wel vraagt de uitwerking nog de nodige aandacht, zeker tegen de achtergrond van de breedte versus diepte discussie. Het panel vindt dat het toetsbeleid voldoende garanties voor een adequate toetsing biedt.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Voldoende
Criterium - Het beoogde programma is inhoudelijk samenhangend. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Elke student van de opleiding wordt een aantal keuzemogelijkheden geboden. Daarmee wordt ingespeeld op de diversiteit van de beginsituaties en leervragen van de studenten. De keuzeruimte in het eerste studiejaar is bij voorrang bestemd voor het organiseren van gerichte (cursorische of individuele) ondersteuning van studenten, bijvoorbeeld doordat zij met achterstanden instromen. Voor zover een student de keuzeruimte niet voor dit doel nodig heeft, zal hij gebruik kunnen maken van het hogeschoolbrede keuzeonderwijs. • Het curriculum omvat een minor met een omvang van 30 EC. De opleiding heeft een overzicht van de minoren waaruit studenten kunnen kiezen. De minoren bieden de studenten een extra inhoudelijke eindkwalificatie. Het werken aan concrete vraagstukken uit de beroepspraktijk staat centraal in het minorprogramma. Ook verdiept de student zich in nieuwe conceptuele kaders. Er worden drie typen minoren onderscheiden:
28/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
•
•
• •
verbredende minoren, verdiepende minoren en doorstroomminoren. Het assortiment aan minoren sluit aan bij de strategische inzet van de hogeschool (speerpunten). De opleiding heeft een aantal leerlijnen in het programma aangebracht, passend bij het ROM: de integrale leerlijn (praktijkgericht), de conceptuele, vaardigheden- en ervaringsleerlijn (kennisgericht), en de studentgestuurde leerlijn (studentgericht). Uit de schema’s bij facet 2.1 blijkt dat elke leerlijn in het hele curriculum aanwezig is. Concepten en vaardigheden uit de kennisgestuurde leerlijn ondersteunen het aanpakken van praktijkproblemen binnen het projectonderwijs van de praktijkgestuurde leerlijn. Naarmate de studie vordert, veranderen de verhoudingen waarin de leerlijnen voorkomen en loopt de moeilijkheidsgraad op. De opleiding kent daarnaast een aantal inhoudelijke leerlijnen op basis van de deeldomeinen deltatechnologie, deltadesign en omgevingsmanagement. Per kwartaal staat één thema centraal. Projecten en excursies hebben een inhoudelijk verband met het thema van het kwartaal. De opleiding kiest er bewust voor om binnen het curriculum de kennis- en praktijkgestuurde leerlijn niet altijd in samenhang te programmeren. Er is volgens de opleiding verschil in dynamiek en studenten hebben de neiging met het uitvoeren van het project te wachten tot de gehele cursus is gevolgd. Kenmerkend voor de opleiding is de toename in complexiteit, de afnemende begeleiding, het minder weggeven van informatie en het in de loop van de jaren zwaarder toetsen. Het panel is van mening dat de leerlijnen een goede, verticale opbouw van het programma laten zien. Via de projecten vindt de horizontale integratie van kennis en vaardigheden plaats.
Facet 2.4
Studielast
Voldoende
Criterium - Het beoogde programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het OER van de opleiding zijn normen vastgesteld met betrekking tot de studeerbaarheid van het programma. Het programma wordt conform deze normen uitgevoerd. • De opleidingen doen regelmatig onderzoek onder studenten naar factoren die zij als belemmerend voor hun studie ervaren en voeren waar nodig verbeteringen uit. Ook wordt regelmatig in kaart gebracht of de feitelijke studielast overeenkomt met de geplande studielast. • Het programma van de opleiding WM bestaat uit een propedeutische fase van 60 EC (1680 uur) en een hoofdfase van 180 EC (5040 uur). • De opleiding heeft een Onderwijs- en Examenreglement (OER) en een Studentenstatuut die zijn opgenomen in de studiegids en op intranet (Hint). Hierin is onder andere vastgelegd welke drempels in het programma zijn opgenomen:
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
29/57
-
•
•
• • • •
bindend studieadvies: een student moet minimaal 37 EC, waarvan 10 EC uit het kernprogramma, behaald hebben om de studie te mogen vervolgen; - om aan het derde jaar (stage) te mogen beginnen moet de student de propedeuse behaald hebben en 40 EC uit het tweede jaar; - in het zevende semester moet de student zijn afstuderen aanvragen en moet hij alle EC uit semester één tot en met vijf behaald hebben; - bij aanvang van semester acht moeten semester één tot en met zes zijn afgerond. De opleiding hanteert twee rendementsmonitors. De startmonitor geeft informatie over instroom, rendement en uitval in het propedeusejaar en in de hoofdfase en over de aard en het aantal langstudeerders. De voortgangsmonitor geeft informatie over behaalde resultaten van het afgelopen kwartaal, zoals gemiddeld aantal EC per student en struikelvakken. In alle vier de studiejaren volgen studenten studieloopbaancoaching. De coach heeft een signalerende functie voor stagnerende studenten. Voor hen is er een apart programma met extra monitoring en intensive begeleiding. De opleiding houdt structureel schriftelijk en mondeling evaluaties bij studenten om de studeerbaarheid van het programma en de studielast te toetsen. In navolging van de andere opleidingen binnen IBB biedt de opleiding ondersteunende lessen wiskunde en Engels aan voor studenten die deze onvoldoende beheersen. Het minimum aantal geplande contacturen bedraagt 20 uur per week in de eerste twee jaar en 12 uur in de laatste twee jaar. Het panel is van mening dat de opleiding voldoende momenten ingebouwd heeft om de voortgang van de student te peilen en bij te sturen.
Facet 2.5
Instroom
Voldoende
Criterium - Het beoogde programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Hogeschool Rotterdam wil de komende periode op twee vlakken extra inspanningen leveren. Voor de poort door de werving van studenten expliciet te richten op nieuwe doelgroepen. De hogeschool spoort ‘verborgen talenten’ op en daagt hen uit de stap richting hoger onderwijs te wagen. Studenten van de hogeschool spelen hierbij een centrale rol. In dit verband hanteert de hogeschool de term ‘outreach’. Na de poort spant de hogeschool zich in de begeleiding en ondersteuning van studenten goed vorm te geven, met als doel studenten te helpen ‘zichzelf te overtreffen’ en de studie succesvol af te ronden. • Voor studenten buiten de EU heeft de hogeschool de Code of Conduct ondertekend. De Code of Conduct geldt voor alle opleidingen van de Hogeschool Rotterdam.
30/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
•
•
•
•
• •
•
In 2007 is een hogeschoolbreed project volgens het Projectplan EVC (2007) gestart, gericht op het erkennen van eerder verworven competenties (EVC) en het aansluitend daarop bieden van maatwerktrajecten. Daarmee wil de Hogeschool Rotterdam tegemoet komen aan de toenemende vraag naar omscholing van mbo’ers met relevante werkervaring in diplomagerichte maatwerktrajecten. Bij diverse opleidingen in de hogeschool is relevante ervaring aanwezig, die in het project ter beschikking zal komen van de gehele hogeschool. In 2008 zullen bij diverse opleidingen pilots plaatsvinden om te komen tot gecertificeerde EVC-procedures en daarop aansluitende maatwerktrajecten. Voor aankomende studenten van techniekopleidingen, waaronder de opleiding WM, wordt een Summerschool georganiseerd. Tijdens het weekprogramma kunnen studenten in een informele setting kennismaken met andere studenten, docenten, opleidingsmanagers, directeuren en met Rotterdam als leeromgeving. In het programma wordt onder andere aandacht besteed aan wiskunde (bijspijkermodule), toekomstige beroepenveld en persoonlijke ontwikkeling. De opleiding wil in 2009 van start gaan met 60 studenten watermanagement. Het panel vindt deze streefnorm voor instroom vanuit het perspectief van de arbeidsmarktbehoefte van de deltatechnologiesector prijzenswaardig, maar vraagt zich of deze niet wat ambitieus is. Toelaatbaar tot de opleiding zijn studenten met een havo-getuigschrift en het profiel natuur en techniek, natuur en gezondheid en economie en maatschappij. Niet toelaatbaar zijn studenten met het profiel cultuur en maatschappij. Voor vwo-studenten gelden dezelfde profieleisen. Studenten met een getuigschrift mbo-niveau-4 en mbo-groen zijn toelaatbaar tot de studie. Door studenten met genoemde profielen toe te laten, toont de opleiding volgens het panel dat zij een brede opleiding voorstaat. Studenten die niet het juiste vakkenpakket of profiel hebben, kunnen een deficiëntieprogramma volgen. De Hogeschool Rotterdam geeft op diverse manieren voorlichting aan aankomende studenten: via open dagen, open avonden, open dag voor meisjes, proefstuderen, meeloopdagen en oriëntatiedagen. Daarnaast wordt voorlichting op scholen voor voortgezet onderwijs gegeven, op beurzen en via de website. Tot slot heeft de hogeschool een keur aan voorlichtingsmateriaal. Het panel heeft tijdens het bezoek een voorlichtingspresentatie voor aankomende studenten gezien die niet alleen mooi om te zien was, maar studenten een helder beeld geeft van wat de opleiding beoogt. De opleiding werkt aan een vrijstelling-/EVC-procedure. Het panel heeft het plan van de Hogeschool Rotterdam ingezien.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
31/57
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De reguliere doorlooptijd van de opleiding WM bedraagt vier jaar waarin de student 240 EC moet behalen (vergelijk ook facet 2.1). • De opleiding werkt aan mogelijkheden voor een verkort traject.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen HBO
Voldoende
Criterium De opleiding sluit aan bij het volgende criterium voor de inzet van personeel: - het onderwijs zal voor een belangrijk deel worden verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De uitgangspunten van het personeelsbeleid van de Hogeschool Rotterdam zijn vastgelegd in het Beleidsplan afdeling P&O 2003-2006. Het beleid is in 2006 geactualiseerd. Centraal staat het uitgangspunt dat werknemers zich kunnen ontwikkelen om een optimale bijdrage te leveren aan de strategische doelstellingen van de hogeschool. De hogeschool stelt zich ten doel dat de docenten beschikken over voor de opleiding relevante en actuele praktijkkennis. De kenniskringen die geworteld zijn in de beroepspraktijk vervullen een structurele rol bij de professionalisering van de docenten. • De opleiding stelt op basis van het hogeschoolbeleid een meerjaren personeelsbeleidsplan op, waarbinnen specifiek aandacht wordt besteed aan scholing. De instituten dan wel opleidingen voeren een beleid gericht op actuele praktijkervaring van docenten en op het actief betrekken van docenten bij onderzoek en beroepsontwikkeling. • De opleiding watermanagement sluit aan bij het integraal personeelsbeleid van het instituut Bouw en Bedrijfskunde (IBB) van de Hogeschool Rotterdam: - het vaststellen, informeren, uitdragen, en draagvlak creëren voor de koers van het instituut en de opleiding en het onderwijsconcept daarbinnen; - het werken met competentieprofielen van docenten en medewerkers; - het voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken waarin persoonlijke ontwikkelingsplannen van docenten en overig personeel centraal staan en waarin loopbaanperspectieven op management- en onderwijsgebied worden geïnventariseerd; - het verder doorvoeren van een helder en gedifferentieerd taakbeleid met als uiteindelijk doel dat docenten breed inzetbaar zijn binnen een innovatief onderwijsaanbod. Het personeelsbeleid is vastgelegd in het document Personeelsbeleid 2006-2010.
32/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
•
•
• • •
•
•
Het onderwijs binnen het IBB en de opleiding watermanagement wordt ontwikkeld en verzorgd door zowel interne als externe docenten. De vier externe docenten hebben een aanstelling voor één of twee dagen in de week en werken daarnaast in de beroepspraktijk. Twee andere docenten hebben recente werkervaring. Het panel heeft dit ook uit de cv’s kunnen afleiden. Naast de externe docenten die een actuele koppeling vanuit de beroepspraktijk in het onderwijs inpassen, werkt de opleiding ook met gastdocenten. De gastdocenten worden ingezet voor enkele lessen of een geheel programma en zorgen voor een beroepsgericht onderwijsprogramma. Het lectoraat en het kenniscentrum Transurban spelen een belangrijke rol bij de professionalisering van de docenten en bij de actualisering van de opleiding. Docenten zullen via het begeleiden van stages, projecten en afstudeeropdrachten in contact komen met het werkveld. In de programma’s van de opleidingen van het instituut IBB is een gedeelte gereserveerd voor de inbreng uit het relevante beroepenveld in het kader van OIIO (outside in – inside out). Docenten worden verplicht om kennis en vaardigheden regelmatig te upgraden om als professional te kunnen blijven werken en snel en adequaat te kunnen reageren op veranderingen in de beroepspraktijk. In de deskundigheidsbevordering van het instituut is ruimte voor medewerkers opgenomen voor het volgen van cursussen maar ook voor het bezoeken van symposia en lezingen. Het panel stelt vast dat er voldoende relaties met het werkveld bestaan, zowel bij docenten als via gastdocenten. De lector blijkt daarnaast over een goed netwerk te beschikken. Een goede verbinding tussen de lector en de opleiding is essentieel voor (internationale) stages en in het inbrengen van de actuele ontwikkelingen uit het werkveld in de opleiding. Het panel verwacht dat de lector hiertoe goed in staat zal zijn. Gezien het deeltijdkarakter van de aanstelling van de lector, is daarnaast een goede verbinding tussen de staf van het lectoraat en de opleiding van groot belang. Het panel heeft begrepen dat daar invulling aan is gegeven door een van de leden van de staf daar verantwoordelijk voor te maken.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Voldoende
Criteria - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de opleiding te kunnen starten. - Er wordt voldoende capaciteit vrijgemaakt om de opleiding te kunnen continueren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De hogeschool heeft als norm dat de staf/student-ratio tussen 1:25 en 1:30 moet liggen. • Bij de toewijzing van onderwijstaken aan docenten wordt het taaktoedelingsinstrument (TTI) gebruikt. In het licht van het streven naar intensievere begeleiding van studenten wordt in het door het CvB voorgestelde model voor een nieuwe TTI de begeleidende docenttaken centraal gesteld. Dat leidt tot een nieuw uitgangspunt, namelijk dat van de
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
33/57
• •
•
•
•
tijd die docenten voor onderwijstaken inzetten gemiddeld over het gehele opleidingsteam ten minste de helft wordt besteed aan rechtstreeks contact met studenten (individueel of in groepen). De hogeschool heeft als streefdoel gesteld dat de opleidingen minimaal 65% van het budget besteden aan onderwijsactiviteiten. De opleiding watermanagement wordt ingebed in de bestaande structuur van initiële bouw- en bedrijfskundeopleidingen van het IBB. Bij de ontwikkeling en bij de uitvoering van de opleiding watermanagement zijn docenten van de bestaande opleiding CT, ROP en bedrijfskunde betrokken. Docenten voor de opleiding zijn recent geworven. Naast docenten met een affiniteit voor watermanagement zijn er professionals uit het werkveld aangetrokken. De opleiding streeft naar 60 studenten in het studiejaar 2009-2010. De vaste formatie van de opleiding bestaat uit 3 fte’s, naast de formatie die de opleiding betrekt uit andere opleidingen binnen IBB en de opleiding vastgoed en makelaardij. Hierdoor ligt de staf/student-ratio rond 1:20. Om in de toekomst aan de verwachte groei aan personeelsbehoefte te kunnen voldoen door groeiende studentenaantallen steunt de opleiding in eerste instantie op haar uigebreide netwerk. De opleiding realiseert zich dat er voornamelijk in de techniek een krapte is op de docentenarbeidsmarkt, maar kan waar nodig een beroep doen op docenten uit de opleidingen CT, ROP, TB, vanuit het lectoraat Stad en Water en vanuit de opleiding Vastgoed en Makelaardij waarmee wordt samengewerkt. Het panel is het met de opleiding eens dat de inbedding in IBB een garantie is voor het ontwikkelen en verzorgen van de nieuwe opleiding WM.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Voldoende
Criterium - Inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In 2008 ligt het accent op het ontwikkelen van de vaardigheden van docenten die nodig zijn bij de intensivering van het onderwijs en van de begeleiding van studenten via SLC. Ook ligt het accent op de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden. Gemiddeld wordt 10% van de arbeidstijd ingezet voor scholing. • Ter ondersteuning van het personeelsbeleid is in 2005 het HR-project Professionalisering en Implementatie in het leven geroepen. Het project is per 2008 integraal onderdeel van de centrale dienst P&O, met een harde kern van scholingsmakelaars en een groep van (interne en externe) trainers. Doelstelling van het project is het opzetten en uitvoeren van deskundigheidsbevorderingtrajecten voor onderwijzend en ondersteunend personeel ter ondersteuning van de strategie van de hogeschool. Het project ondersteunt noodzakelijke veranderingen op het terrein van onderwijs, personeel en organisatie. Voor docenten gaat het om kennis en vaardigheden op het gebied van onderwijskunde, didactiek, ICT en het ROM (studieloopbaancoaching,
34/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
•
•
• •
•
actualiseren van vakkennis, praktijksturing, internationalisering en nieuwe taken zoals toegepast onderzoek). De opleidingen dan wel instituten verwoorden in een eigen scholingsplan dat past binnen het HR-beleid de plannen met betrekking tot professionalisering van hun personeel voor de komende vier jaar. Professionalisering is gekoppeld aan de gesprekscyclus die HR-breed wordt toegepast. Drie docenten hebben de didactische training gevolgd. De Hogeschool Rotterdam zet ten behoeve van de deskundigheidsbevordering zowel een formatiebudget als een financieel budget in. Als regel wordt gehanteerd dat gemiddeld tien procent van de taakomvang van docenten besteed dient te worden aan scholing. Voor het niet-onderwijzend personeel wordt daarvoor drie procent gehanteerd. Nieuwe docenten nemen deel aan een inwerkprogramma. Het docententeam van de opleiding watermanagement bestaat uit docenten met een (meervoudig) afgeronde academische opleiding en/of werkervaring binnen het beroepenveld. Het panel heeft de cv’s ingezien en vastgesteld dat alle docenten een afgeronde academische opleiding hebben in voor de opleiding relevante vakgebieden. De Hogeschool Rotterdam werkt sinds 2006 met een nieuwe jaarlijkse gesprekscyclus van functionerings- en beoordelingsgesprekken. De cyclus bestaat uit twee gesprekken. Aan het begin van de cyclus worden afspraken over prestaties en professionalisering gemaakt (evaluatie- en planningsgesprek). Aan het einde van de cyclus wordt de medewerker door de leidinggevende beoordeeld op de realisatie van deze afspraken (beoordelingsgesprek).
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criterium - De beoogde huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Hogeschool Rotterdam streeft op het gebied van huisvesting en voorzieningen naar een hoge kwaliteit. Dit betekent dat er voor studenten en medewerkers sprake is van een plezierige studeer- en werkomgeving. De voorgenomen intensivering van het onderwijs en de (verwachte) groei van de studentenpopulatie zetten de huisvesting van de hogeschool onder druk. Om goede huisvesting te realiseren wordt geïnvesteerd in de bestaande bouw en wordt nieuwbouw gerealiseerd. Om het streven te realiseren de instituten qua locatie te bundelen, is een aantal opleidingen verhuisd. • Een onderdeel van het ROM is gericht op de onderwijsorganisatie. In de notitie Onderwijsorganisatie Heroverwogen is beleid geformuleerd gericht op verbetering van de ‘kleine kwaliteit’. Dit betekent concreet dat vanaf 2004 een hogeschoolbrede roosterorganisatie is ingevoerd, roosterprocessen zijn herzien en bedrijfstijden en de
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
35/57
•
•
•
•
• •
•
•
docentbelasting zijn aangepast. De directeuren zijn verantwoordelijk voor de implementatie van het beleid. De opleiding zal gehuisvest zijn op locatie Academieplein van de Hogeschool Rotterdam, als onderdeel van het instituut Bouw en Bedrijfskunde. Voor het praktijkonderwijs zal de opleiding tevens gebruik maken van de nieuwe RDM-campus (Research Design and Manufacturing campus). Verwacht wordt dat deze praktijklocatie vanaf januari 2009 in gebruik genomen kan worden. De locaties zijn goed bereikbaar, beschikken over voldoende lokalen die geschikt zijn voor de verschillende werkvormen (project, practicum, innovatielab, college, instructie en zelfstudie). Tevens zijn er voldoende geoutilleerde werkplekken voor medewerkers. Deze werkplekken worden gerealiseerd op de locatie Academieplein. Op de RDM-campus werken onderwijs en onderzoeksinstellingen en bedrijfsleven samen om studenten op te leiden voor de huidige en toekomstige beroepspraktijk. De campus biedt 6000 m2 praktijkruimte, waar met name de practica van techniekopleidingen worden ondergebracht. Studenten watermanagement krijgen op dit terrein de beschikking over een waterloopkundig laboratorium, hebben de mogelijkheid om binnen ontwerpgericht onderzoek te experimenteren en mee te werken aan prototyping en one offs. Hogeschool Rotterdam draagt zorg voor voldoende voorzieningen voor de studenten, zoals computers, randapparatuur, audiovisuele middelen, printmogelijkheden en vrije werkplekken. Studenten hebben de mogelijkheid om op de vrije werkplekken een eigen laptop aan te sluiten op het netwerk van de hogeschool. De locatie Academieplein beschikt over een eigen mediatheek met een ruime collectie nationale en internationale boeken, tijdschriften, naslagwerken, readers, afstudeerverslagen, video’s en cd-rom’s op het gebied van Architectuur, Bouw, Biologie, Chemie, Informatica, Service management, Techniek en Watermanagement. Alle instituten van de Hogeschool Rotterdam beschikken over een bedrijfsbureau waar studenten terecht kunnen met vragen. Tevens is het bedrijfsbureau verantwoordelijk voor de uitvoering van administratieve taken binnen het instituut, zoals secretariële werkzaamheden, bijhouden van financiën, opstellen van lesroosters, literatuurlijsten en toetsroosters, invoeren van cijfers en andere onderwijsondersteunende taken. Het panel heeft de locaties van de opleiding bekeken en acht deze beoogde huisvesting en materiële voorzieningen toereikend om het programma te kunnen realiseren. De in aanbouw zijnde praktijklocatie wordt bijzonder positief door het panel gewaardeerd. Het staat volgens het panel model voor de snelle ontwikkeling in het Rotterdamse havengebied, waarbij deltatechnologie en deltadesign een belangrijke rol spelen.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Voldoende
Criterium - Er is voorzien in personele capaciteit voor studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten, die adequaat zijn met het oog op de studievoortgang.
36/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De belangrijkste bron voor informatie voor de studenten is de studiegids, waarin het Onderwijs- en Examenreglement (OER) is opgenomen. In het OER staan de eindtermen, de opbouw van de studie, reglement met betrekking tot de studievoortgang en overige organisatorische zaken. • Planning van de onderwijsactiviteiten worden minimaal twee weken voor aanvang van een module digitaal gepubliceerd op het intranet van de hogeschool ‘Hint’ en staan tevens in de modulebeschrijvingen. • Studieloopbaancoaching (SLC) is een belangrijk onderdeel van het ROM. Daarom heeft de opleiding in elke studiefase SLC als programmaonderdeel opgenomen. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de kadernotitie Studieloopbaancoaching aan de HR (2006). SLC maakt deel uit van het studentgestuurde onderwijs en omvat onderdelen als oriëntatie op de studie en beroep, selectie, bewaken en bevorderen van de studievoortgang, planning van studie en loopbaan, bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid en het opbouwen van een netwerk. De professionele ontwikkeling van de student staat in de SLC centraal. De student leert onder begeleiding van een, zo mogelijk door de Hogeschool Rotterdam gecertificeerde, studieloopbaancoach de individuele ontwikkeling van de studieloopbaancompetenties en de eigen studievoortgang te bewaken en te sturen, gericht op de door de opleiding beoogde eindkwalificaties. Ook bij de invulling van de keuzemogelijkheden binnen het programma vervult SLC een belangrijke functie. Studieloopbaanbegeleiding omvat 5 procent van het curriculum, 3 EC per jaar (voltijd). • De student heeft per jaar tenminste drie individuele gesprekken met zijn studieloopbaancoach. Het digitaal portfolio (N@tschool) wordt bij deze gesprekken als instrument gebruikt. In het portfolio slaat de student alle opdrachten voor studieloopbaancoaching op. De docent kan zo van elke student eenvoudig zien welke opdrachten zijn ingeleverd. • Tevens zijn er per kwartaal een aantal groepsbijeenkomsten die worden begeleid door de studieloopbaancoach. De mate van sturing in het coachingsproces verloopt van docentgestuurd in de propedeusefase tot zelfsturing in de laatste studiefase. • Hoofddoel van het SLC-programma is het volgen en sturen van de ontwikkeling van de student tot competent beroepsbeoefenaar, en het vergroten van het studiesucces en het voorkomen van onnodige uitval. • De opleiding zal voor wat betreft de informatievoorziening gebruik maken van het intranet van de Hogeschool Rotterdam. Onder de kop ‘Mijn gegevens’ kunnen de studenten informatie vinden over studie en resultaten, rooster, coaching en begeleiding, mijn locatie en rechten & plichten. Studieresultaten worden overigens ook op de publicatieborden bekend gemaakt. Onder de kop ‘Mijn cluster (IBB)’ wordt op het intranet informatie verstrekt over studiemateriaal, studie-informatie, onderwijs, stage, afstuderen en daarna en het onderwijsplein. Tevens kunnen de studenten op intranet informatie vinden over onder andere: voorzieningen, medezeggenschap, in- en uitschrijving, coaching & begeleiding, organisatie & huisvesting en visie & beleid.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
37/57
•
Studenten kunnen via het e-mailaccount gegevens vinden over hoe ze docenten kunnen bereiken. Het gaat om gegevens als telefoonnummer op de hogeschool, e-mailadres en kamernummer.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Systematische aanpak
Voldoende
Criterium - Er is voorzien in een systeem van interne kwaliteitszorg, waarbij mede aan de hand van toetsbare streefdoelen en periodieke evaluaties verbetermaatregelen worden getroffen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het kwaliteitsbeleid van de Hogeschool Rotterdam staat beschreven in het document Kwaliteitszorgbeleid bij de Hogeschool Rotterdam (2006). Het motto is: ‘Kwaliteit is doelbereiking’. Het kwaliteitszorgkader is ontleend aan het strategisch beleid van de hogeschool en aan het accreditatiekader van de NVAO. • Het kwaliteitsbeleid van hogeschool berust op drie pijlers: 1. De beleids- en jaarplancyclus van planning en control (P&C-cyclus). Basis voor het management en sturing is de planvorming van het cluster zoals dat is vastgelegd in het meerjarig strategisch beleidsplan van het instituut. Binnen de P&C-cyclus worden de beleidsterreinen financiën, onderwijs en kwaliteit van management en sturing onderscheiden. Het jaarlijkse managementcontract met prestatiedoelen vervult hierbij een centrale rol. Elk instituut dient over een gesystematiseerd geheel van procedures en documenten te beschikken, waaruit de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteitscriteria kan worden vastgesteld. 2. De interne kwaliteitszorgsystematiek van opleidingen. Hierin wordt cyclisch en methodisch wordt gewerkt aan kwaliteitsverbetering. De kwaliteitszorg heeft betrekking op drie door de Hogeschool Rotterdam vastgestelde domeinen: Onderwijskwaliteit, Kwaliteit van management en sturing, en Operationele kwaliteit. In het HR-kwaliteitskader zijn onder genoemde domeinen de NVAO-criteria opgenomen. De hogeschool heeft de NVAO-criteria en de HR-doelen uitgewerkt in toetsbare streefdoelen. Binnen dit kader ontwikkelt de opleiding een eigen kwaliteitsbeleid dat de kwaliteit weerspiegelt die opleiding nastreeft en dat past binnen het hogeschool- en instituutsbeleid. 3. Het bureau Auditing, Monitoring en Control (AMC). Het bureau AMC is relatief zelfstandig en biedt het College van Bestuur onafhankelijke informatie. Ook heeft het AMC een adviestaak. Als onderdeel van het kwaliteitsbeleid voert het AMC periodiek audits uit bij de opleidingen. Dit gebeurt halverwege de accreditatiecyclus. De interne audits hebben zowel een verantwoordingsfunctie als een spiegelfunctie. • Het kwaliteitsbeleid van de opleiding watermanagement staat beschreven in het Kwaliteitszorgplan 2006-2010. Hiermee sluit de opleiding aan bij de beleidsbundel Kwaliteitsbeleid bij de Hogeschool Rotterdam (juni 2004) en het Positionpaper 2007
38/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
•
•
•
•
•
•
De directeur van het IBB is eindverantwoordelijk voor de kwaliteitszorg van de opleiding watermanagement. De onderwijsmanager van de opleiding is operationeel verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken, het monitoren en verbeteren van de onderwijskwaliteit. Tevens is de onderwijsmanager verantwoordelijk voor het in stand houden en waar nodig verbeteren van het kwaliteitszorgsysteem. Het kwaliteitszorgsysteem is opgezet op basis van de plan-do-check-act cyclus en is bedoeld om doelbewust en systematisch te werken aan kwaliteitsverbetering, gericht op geformuleerde doelen. De streefdoelen zijn enerzijds afgeleid van de NVAO-kaders en anderzijds van de criteria die verbonden zijn met de eigen doelen van de opleiding watermanagement, het IBB of de Hogeschool Rotterdam. In dit werkdocument zijn de criteria van de NVAO en de doelen die ontleend zijn aan het strategisch beleid van de hogeschool uitgewerkt en geconcretiseerd in toetsbare streefdoelen. Het IBB heeft drie speerpunten geformuleerd die binnen de opleiding Watermanagement terugkomen in het opleidingsprofiel, opleidingsprogramma, de organisatie, et cetera. Het instituut heeft bij de ontwikkeling van de opleiding Watermanagement nadrukkelijk de opdracht gegeven om binnen de opleiding invulling te geven aan deze drie elementen: duurzaamheid, internationalisering en ondernemerschap. De opleiding WM heeft daarbij nog een eigen speerpunt geformuleerd: multidisciplinair werken. Een kwart van het opleidingsprogramma besteed aandacht aan het element internationalisering. De drie elementen duurzaamheid, ondernemerschap en multidisciplinair werken komen elk kwartaal aan de orde, in de modules of anderszins. Als er bijvoorbeeld geen internationale onderwerpen voorkomen binnen een kwartaal wordt er wel Engels onderwijs gegeven. De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van hierboven genoemde streefdoelen. De uitkomsten van deze evaluaties vormen de basis voor het verbeterbeleid. De opleiding heeft de evaluatie-instrumenten verdeeld in schriftelijke evaluaties en onderzoeken, en kwaliteitszorg-overleggen. De schriftelijke evaluaties en onderzoeken vinden plaats in de vorm van: module-evaluaties (per kwartaal), stage-evaluaties (jaarlijks), afstudeerevaluaties (jaarlijks), uitstroomonderzoek onder medewerkers en alumni (driejaarlijks), tevredenheidonderzoek studenten (jaarlijks), exit onderzoek en HBO-monitor. Als kwaliteitszorg-overleggen worden de kwaliteitskringen, opleidingscommissie, toetscommissie, curriculumcommissie en de beroepenveldcommissie verstaan. Bij 30 procent ontevredenheid worden de uitkomsten van een aantal soorten evaluatiesl in docentenvergaderingen besproken, bij 40 procent ontevredenheid worden de uitkomsten van alle soorten evaluaties besproken in de docentenvergaderingen en met de ondervraagden. In beide gevallen kunnen de besprekingen tot verbeteracties leiden. De hogeschool beschikt tevens over een bezwaar- en beroepsprocedure en een klachtenprocedure. Beide staan beschreven in de studiegids voor de studenten.
Facet 5.2
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Voldoende
39/57
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Om studenten, medewerkers, alumni en het afnemende beroepenveld te betrekken bij de kwaliteitszorg van de opleiding worden zij periodiek en systematisch geëvalueerd op de onderwerpen: doelstellingen, programma en voorzieningen. • De verschillende instrumenten en commissies worden beschreven het kwaliteitszorgplan IBB. • Studenten maken deel uit van de opleidingscommissie en de instituutsmedezeggenschapsraad. De opleiding verzorgt voor de meting van de waardering van studenten, periodieke evaluaties (zie 5.1). • De opleiding zal evaluaties verzorgen voor de meting van de waardering van alumni met betrekking tot het profiel, de beroepskwalificaties, de programmering, de uitvoering en het voorzieningenniveau. De opleiding verricht daartoe een driejaarlijks uitstroomonderzoek en de jaarlijkse HBO-monitor. Zodra de studenten van de eerste leergang zijn afgestudeerd, zal er een alumnivereniging worden opgezet. • Medewerkers, onder wie docenten, maken deel uit van de opleidingscommissie, curriculumcommissie, examencommissie, toetscommissie en de instituutsmedezeggenschapsraad. De opleiding organiseert minimaal jaarlijks een overleg van het docententeam, waarin in elk geval de resultaten van de tevredenheidsonderzoeken onder studenten en het advies vanuit de alumni en het beroepenveld besproken worden. Tevens worden resultaten van de module-evaluaties en kwaliteitskringen besproken in kwaliteitskringen. Dit leidt tot verbetervoorstellen die waar mogelijk worden meegenomen naar het volgende kwartaal en/of studiejaar. • De relatie tussen de opleiding en het beroepenveld wordt geborgd door twee keer per jaar een bijeenkomst te organiseren met de beroepenveldcommissie. De beroepenveldcommissie heeft als doel te bevorderen dat het opleidingsprofiel en het programma van de opleiding zo goed mogelijke aansluiten op het betreffende beroepsprofiel, zowel op inhoud als niveau. Tevens zal er driejaarlijks een uitstroomonderzoek worden uitgezet bij werkgevers om inzicht te krijgen in de mening van het werkveld over de afgestudeerden van de opleiding, ook hier zowel met betrekking tot inhoud als niveau. Dit geldt ook voor stage- en afstudeerevaluaties die worden uitgezet bij de werkgevers. • Het panel constateert dat de opleiding bij de ontwikkeling van het opleidingsprofiel en de opzet van het programma het beroepenveld heeft betrokken en serieus omgaat met de daaruit voortvloeiende voorstellen.
40/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Onderwerp 6
Facet 6.1
Condities voor continuïteit
Afstudeergarantie
Voldoende
Criterium - De instelling geeft aan studenten de garantie dat het programma volledig kan worden doorlopen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Hogeschool Rotterdam stelt zich, zoals vermeld in het zelfevaluatierapport, garant voor de uitvoering van het programma. Deze garantie geldt voor studenten die de studie in de nominale tijd voltooien. Studenten die langer dan vier jaar over het programma doen, kunnen met wijzigingen in het programma worden geconfronteerd. • De opleiding Watermanagement is ingebed in het IBB en de opleiding ROP en werkt nauw samen met de bouwopleidingen binnen dit instituut. Ook bij geringe aantallen studenten garandeert de Hogeschool Rotterdam dat studenten het bachelordiploma Watermanagement kunnen behalen. • Het panel vindt dat er op basis van bovenstaande voldoende garantie bestaat om studenten het volledige programma te laten doorlopen.
Facet 6.2
Investeringen
Voldoende
Criterium - De voorziene investeringen zijn toereikend om de opleiding (inclusief voorzieningen) tot stand te brengen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Op basis van het doelmatigheidsonderzoek door het KBA is een inschatting gemaakt van te verwachten aantallen studenten en de kosten en baten die daarmee gemoeid zijn. • De Hogeschool Rotterdam is in staat om voor een instroom van zo’n 60 studenten te voorzien in goede faciliteiten, huisvesting, ICT en dergelijke, én van voldoende gekwalificeerd ondersteunend en onderwijsgevend personeel. De hogeschool stelt zich garant voor een goede en adequate organisatorische ondersteuning. • Het panel vindt dat de opleiding uitgebreid onderzoek heeft gedaan naar de doelmatigheid en heeft vertrouwen in de vertaling die de opleiding heeft gemaakt naar de kosten en baten, die op basis van het te verwachten aantal studenten is opgesteld.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
41/57
Facet 6.3
Financiële voorzieningen
Voldoende
Criterium - De financiële voorzieningen voor de gecalculeerde negatieve resultaten zijn voldoende voor dekking van de aanloopverliezen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het College van Bestuur van de Hogeschool Rotterdam ondersteunt het ontwikkelen en starten van de opleiding Watermanagement. De opleiding heeft voor de ontwikkelkosten een vergoeding gekregen uit het Innovatiefonds van de Hogeschool Rotterdam. De dienst Onderwijs&Kwaliteit betaalt namens de Hogeschool Rotterdam de kosten van visitatie en de aanvraag voor accreditatie. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport een begroting bijgevoegd waaruit een en ander blijkt. • Het panel heeft de begroting bekeken en ontleent hieraan het vertrouwen dat er voldoende financiële zekerheden zijn voor de dekking van eventuele aanlooptekorten.
42/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
43/57
Bijlage 1:
44/57
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
45/57
46/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
47/57
48/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
49/57
50/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Bijlage 2:
Deskundigheden panelleden
toets nieuwe opleiding Watermanagement Hogeschool Rotterdam
Panellid De heer ir. L.G. Silvis
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X
X
Panellid NQA De heer P. van Achteren
Panellid De heer prof.dr.ir. C. Zevenbergen
Relevante werkvelddeskundigheid
Panellid NQA: Mevrouw drs. P. Göbel
Panellid De heer prof.dr. R.J. Schotting
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; 22 augustus 2005
X
X
X
X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
X
Specifieke aanvullingen op de deskundigheden van de panelleden:
Panellid de heer prof. dr. R.J.Schotting De heer Schotting is ingezet als panellid vanwege zijn expertise op het gebied van Milieuhydro(geo)logie, Grondwater, Waterbeheer en Watermanagement. Met zijn 30 jaar werkervaring in dit domein is de heer Schotting goed op de hoogte van de ontwikkelingen in verschillende domeinen van watermanagement. Door zijn ervaring als universitair (hoofd)docent beschikt hij tevens over een ruime onderwijsdeskundigheid. Hij is vertrouwd met de meest recente ontwikkelingen op het gebied van aquatische ecotechnologie en land- en watermanagement, ook beschikt de heer Schotting over relevante werkvelddeskundigheid op het gebied van watermanagement, aquatische ecotechnologie, civiele techniek en communicatie. Hij heeft uitgebreide en intensieve kontakten met het Nederlandse (water)bedrijfsleven en mocht samen met één van zijn promovendi, in december 2007 de prestigieuze Leverhulme Technology Transfer Award (70000 Euro) in ontvangst nemen. Ook beschikt de heer Schotting over een groot aantal internationale contacten. Hij werkt actief samen met o.a. de universiteiten van Stuttgart, Kazan, Moscow, Princeton, Bergen en Heidelberg en begeleid MSc studenten die in Benin (Africa, drie studentes), US Colorado School of Mines, Kazan State University, Moscow State University, en promovendi die met Heidelberg, Bergen, Kazan, Edinburgh, Sheffield, et cetera samenwerken of samengewerkt hebben. Ook heeft de heer Schotting intensieve
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
51/57
contacten met een groot aantal bedrijven dat zich bezig houdt met milieu, waterresearch, ondergrondse energieopslag en drinkwaterproductie. Uit opleiding en werkervaring heeft de heer Schotting kennis van de accreditatiesystematiek, daarnaast is hij voor deze visitatie aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1975 – 1980 1998
HTS Technische Natuurkunde (Fysische Techniek) Promotie TU Delft Technische Wiskunde & Informatica (Stroming en transport in poreuze media)
Werkervaring: 1980 – 1985 Projectleider Milieu, Laboratorium voor Grondmechanica Delft (nu GeoDelft) 1986 – 1988 Docent HTS Natuurkunde Dordrecht 1989 – 1996 Onderzoeksmedewerker poreuze media/milieu onderzoek, TU Delft (Afdeling Technische Wiskunde & Informatica) 1996 – 1998 Senior medewerker, Centrum voor Wiskunde en Informatica Amsterdam (promotie onderzoek poreuze media) 1998 – 2000 Universitair docent Hydrologie, TU Delft 2000 – 2003 Universitair Hoofddocent Hydrologie, TU Delft 2004 – 2007 Universitair Hoofddocent Milieuhydrogeologie, Universiteit Utrecht 2007 – heden Hoogleraar kwantitatief watermanagement, Universiteit Utrecht
Panellid de heer prof. dr. ir. C. Zevenbergen De heer Zevenbergen is ingezet als panellid vanwege zijn relevante werkvelddeskundigheid en zijn internationale deskundigheid op het gebied van waterbouwkunde, watermanagement, materiaalkunde, milieukunde en milieutechnologie en zijn internationale deskundigheid op het gebied van ruimtelijke ordening en planologie. De heer Zevenbergen beschikt tevens over onderwijsdeskundigheid door zijn ervaring als hoogleraar afdeling Waterbouwkunde en als professor Urban Infrastructure bij UnescoIHE (Institute for Water Education), het kennis- en opleidingcentrum voor water van Unesco. Voor deze visitatie is de heer Zevenbergen individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1985 1994
Ir. Landbouw Universiteit Wageningen, Biologie Universiteit Utrecht, Promotie Aardwetenschappen
Werkervaring: 1985 – 1986 1986 – 1989 1989 – 1994 1994 – 1998 1998 – 1999 1999 – heden 2005 – 2007 2007 – heden
Post doc “Zure Regenonderzoek” (Landbouw Universiteit/STIBOKA). Onderzoeker Milieu en Dubo (INTRON, Instituut voor de Bouw) Onderzoeker Milieuchemie (bodem-bouwstoffen-afval-water) (IWACO) Specialist/adviseur Milieutechnologie (IWACO) Hoofd Milieutechnologie (Royal Haskoning (IWACO)) Directeur Business Development (Dura Vermeer Groep NV) Associate professor Urban Infrastructure, UNESCO-IHE (part-time) Hoogleraar afdeling waterbouwkunde in de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen, TU Delft (parttime) 2007 – heden Professor Urban Infrastructure, UNESCO-IHE (part-time)
52/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Diverse nevenfuncties: Bestuurslid BSIK programma Leven met Water Lid Advies Raad Universiteitsfonds Delft Lid commissie KUST Provincie Zuid-Holland Bestuurslid Nederlands Water Partnership (NWP) Voorzitter COST Europees kennisnetwerk Urban Flood Management C22 Lid Kennis Impulsteam Dordrecht Bestuurslid Amsterdam Waterexpo 2010
Panellid de heer ir. L.G. Silvis De heer Silvis is ingezet als panellid vanwege zijn kennis van het domein en zijn internationale deskundigheid. Na zijn studie civiele techniek met specialisatie in waterbeheer en irrigatie werkte de heer Silvis als onderzoeker aan de technische Universiteit Delft en als junior ingenieur bij Lyall and Macoun Consulting Engineers in Australië. Hij liep stage in Mauritius en studeerde af in de Verenigde Staten, hij beschikt over ruim 10 jaar ervaring in het werkveld. In de periode dat hij voor WL | Delft Hydraulics werkte combineerde hij opdrachten van waterschappen en provincies met korte uitzendingen naar verschillende Europese landen. Momenteel is hij werkzaam bij het Netherlands Water Partnership; de netwerkorganisatie van de Nederlandse watersector die als doel heeft de internationale positie van Nederland te versterken. Voor deze visitatie is de heer Silvis individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1985 – 1991 1991 – 1997 1994
Werkervaring: 09/97 – 02/98 04/98 – 12/98 03/99 – 06/99 06/99 – 01/01 06/01 – 04/03 04/03 – 09/05 09/05 – heden
Stedelijk Gymnasium, Leiden Civiele Techniek, Technische Universiteit Delft, gespecialiseerd in de richting waterbeheer en irrigatie. Bestuurslid studievereniging “Practische Studie”; organisatie van excursies, eeuwfeest en trekker van alumnivereniging.
Toegevoegd onderzoeker, Technische Universiteit Delft, Faculteit der Civiele Techniek Junior engineer, Lyall & Macoun Consulting Engineers, Sydney (Australië). Systeemontwikkelaar bij Demis BV, Delft Junior adviseur waterbeheer, WL | Delft Hydraulics Adviseur waterbeheer WL | Delft Hydraulics Hoofd van de groep “Regionaal & Stedelijk Waterbeheer”, WL | Delft Hydraulics Project Manager, Netherlands Water Partnership
Diversen: • Diverse cursussen: projectleiding, klantgerichte communicatie multi-party, coachen/leidinggeven. • Lid van de KIvI-werkgroep “informatie en communicatie in het waterbeheer” sinds 2001, recent verantwoordelijk voor de organisatie en dagvoorzitter van het symposium “Waterkennis in Overvloed” (november 2004) over kennismanagement in het waterbeheer. • Lid van de Nederlandse Vereniging van Waterbeheer (NVA) • Lid van de Nederlandse Hydrologische Vereniging (NHV)
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
53/57
Mevrouw drs. P. Göbel Mevrouw Göbel is ingezet als NQA-auditor. Zij heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. Ze heeft bij Lloyd’s auditcursussen gevolgd. Verder heeft zij twintig jaar ervaring met ontwikkelen van onderwijsprogramma’s, lesgeven en beoordelen van studenten en met management in het hoger beroepsonderwijs in uiteenlopende sectoren. Opleiding: 1971 – 1976 1976 – 1979
Tweedegraads lerarenopleiding: Nederlands en Engels Rijksuniversiteit Utrecht, Nederlandse taal- en letterkunde
Werkervaring: 1980 – 1993 Docent taalbeheersing bij de sector Economie Saxion Hogeschool Enschede 1987 – 1993 Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sector Economie Saxion Hogeschool Enschede 1993 – 1995 Studentendecaan en vertrouwenspersoon bij de sectoren Welzijn en Arbeid, Lerarenopleiding Basisonderwijs en Conservatorium 1994 – 1997 Directeur van het instituut Welzijn en Arbeid bij de Saxion Hogeschool Enschede 1997 – 2000 Projectleider bij de afdeling Onderwijszaken van de Saxion Hogeschool Enschede 2000 – 2004 Medewerker kwaliteitszorg bij de HBO-raad 2004 – heden Auditor NQA Overig: 2006 – heden lid hoofdbestuur VVAO
Panellid NQA de heer P. van Achteren Panellid de heer Van Achteren heeft in 2006 de opleiding Sociaal Juridische Dienstverlening aan de Hogeschool van Utrecht afgerond. Daarna heeft hij onderwijskunde en politicologie gestudeerd. Sinds 2008 is de heer Van Achteren werkzaam als junior auditor bij NQA. Hij heeft ervaring met verschillende visitaties in uiteenlopende sectoren van het hbo. Opleiding: 1995 – 1999 1999 – 2001 2001 – 2002 2002 – 2006 2006 – 2007 2006 – heden
Mavo Havo Management, Economie en Recht Sociaal Juridische Dienstverlening Onderwijskunde Politicologie
Werkervaring: 2008 – heden 2006 – 2007 2005 – 2007 2004 – 2005
NQA, junior auditor Docentenauditor ISBW opleidingen Voorzitter opleidingscommissie SJD Stagiair beleidsmedewerker/publieksvoorlichter Tweede Kamerfractie D66
54/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie TNO Watermanagement op 16 mei 2008 Tijdstip 09.00 – 10.00 uur
Programmaonderdeel Ontvangst en intern paneloverleg
Deelnemers
10.00 – 10.45 uur
Uiteenzetting over opzet opleiding
Opleidingsmanagement en staf
10.45 – 12.15 uur
Materiaalbestudering
Panel
12.15 – 13.00 uur
Lunch
13.00 – 13.30 uur
Rondleiding
13.30 – 14.30 uur
Gesprek met ontwikkelteam
Panel
14.30 – 15.15 uur
Gesprek met werkveld
Werkveld betrokken bij opzet beroepsprofiel
15.15 – 16.00
Nader overleg met opleidingsmanagement Opleidingsmanagement
16.00 – 17.00 uur
Paneloverleg
17.00
Afronding
Panel
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
55/57
56/57
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
Materiaal Beleidsdocumenten (op opleidings- en hogeschoolniveau) kwaliteitszorg organisatie personeelsbeleid (o.a. functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren) onderwijsbeleid en toetsbeleid rendementsbeleid Evaluatierapporten/ -resultaten (zowel intern als extern onderzoek) Inclusief de meetinstrumenten Onderwijs- en examenregeling Beoogde eindkwalificaties Beroepsprofiel of vergelijkbaar document Studiegids Overzicht van het programma (voor elke variant en locatie) inclusief studiepunten Overzicht van personeel (kwalificaties van docenten) Kengetallen Curriculummateriaal: modulehandleidingen stage/afstudeerhandleidingen boekenlijst projectopdrachten studieboeken readers
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, TNO Watermanagement hbo-bachelor (vt)
Onderwerp/facet 5
3 2 5, 6 2, 3.3, 4, 5, 6.2 1 1 2, 4.2 2 3.1 6.1 2
57/57