Hogeschool Rotterdam, Rotterdam Opleiding: Croho: Variant:
Gezondheidszorg Technologie; hbo-bachelor 39219 voltijd
Visitatiedatum:
8 oktober 2008
© Netherlands Quality Agency (NQA) Utrecht, december 2008
2/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Inhoud Inhoud
3
Deel A: Onderwerpen 1.1 Voorwoord 1.2 Inleiding 1.3 Werkwijze 1.4 Oordeelsvorming 1.5 Oordelen per facet en onderwerp
5 7 7 10 11 12
Deel B: Facetten Onderwerp 1 Onderwerp 2 Onderwerp 3 Onderwerp 4 Onderwerp 5 Onderwerp 6
15 17 23 36 40 43 47
Deel C: Bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5:
Doelstelling van de opleiding Programma Inzet van personeel Voorzieningen Interne kwaliteitszorg Resultaten
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden Deskundigheden panelleden Bezoekprogramma Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
51 52 57 61 62 63
3/64
4/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Deel A: Onderwerpen
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
5/64
6/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
1.1
Voorwoord
Dit rapport is het verslag van het panel dat in opdracht van NQA de opleiding Gezondheidszorg Technologie van de Hogeschool Rotterdam heeft onderzocht. Het beschrijft de werkwijze, de bevindingen en de conclusies. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in het kader van de accreditatie van hogere beroepsopleidingen. Het onderzoek is begonnen in juli 2008, toen het zelfevaluatierapport bij NQA is aangeleverd. Als onderdeel van het onderzoek heeft het panel de opleiding gevisiteerd op 8 oktober 2008. Het panel bestaat uit: De heer prof. dr. P. Van Roy (voorzitter en domeindeskundige); De heer dr. P. Inia (domeindeskundige); De heer P. Chambille (studentpanellid); De heer W. van Uden (NQA-auditor). Dit panel voldoet aan de eisen zoals gesteld in het document Protocol ter beoordeling van de werkwijze van visiterende en beoordelende instanties van de NVAO (oktober 2007). Het panel beschikt over relevante werkvelddeskundigheid en over vakdeskundigheid. Onder vakdeskundigheid wordt verstaan het vertrouwd zijn met de meest recente ontwikkelingen en vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op het niveau/oriëntatie van de te beoordelen opleiding. Daarnaast beschikt het panel over onderwijsdeskundigheid, studentgebonden deskundigheid en visitatiedeskundigheid (zie bijlage 2). Het rapport bestaat uit drie delen: • Deel A: een hoofdrapport, het Onderwerprapport, waarin de oordelen van het panel over de basiskwaliteit van de opleiding op onderwerpniveau worden uitgesproken met daarbij de overwegingen waarop die oordelen zijn gebaseerd. Het gaat hier om oordelen in de gradatie positief/negatief. Tevens wordt hier het eindoordeel geformuleerd. • Deel B: een Facetrapport waarin op facetniveau door het panel oordelen en argumenten ter onderbouwing van dat oordeel worden gegeven. De oordelen gaan uit van de vierpuntsschaal (onvoldoende, voldoende, goed en excellent) conform het voorschrift van de NVAO. Uitzondering hierop is facet 2.6, als gevolg van aanvullende instructies van de NVAO wordt hier het oordeel voldaan of niet voldaan gegeven. Dit Facetrapport vormt de basis van het Onderwerprapport. • Deel C: hierin zijn alle relevante bijlagen opgenomen. 1.2
Inleiding
De Hogeschool Rotterdam (HR) biedt 80 bacheloropleidingen en 12 masteropleidingen aan. Het onderwijsaanbod van de HR is breed. De opleidingen van de HR zijn ondergebracht bij 11 instituten. De opleidingen worden ondersteund door 9 centrale diensten. Het college van bestuur (cvb) fungeert als bevoegd gezag dat zich primair richt op de strategische positie en ontwikkeling van de hogeschool. De hogeschool heeft zich, naar eigen zeggen, ontwikkeld van een opleidingsinstituut naar een kennisinstelling.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
7/64
Na een periode van sterke groei gedurende een aantal jaren (de instroom is tussen 2002 en 2007 met 47% toegenomen), loopt de instroom in 2007 licht terug. Bij de HR staan ongeveer 26.000 studenten ingeschreven. Er werken circa 2050 personen bij de HR, waarvan circa 1300 docerend personeel. Er is ongeveer 875 fte onderwijscapaciteit beschikbaar. Vanuit de maatschappelijke rol van de hogeschool zijn twee hoofdtaken geformuleerd, waarmee de hogeschool een bijdrage wil leveren aan de ontwikkeling van de regio Rotterdam: opleiden van voldoende hbo’ers voor de arbeidsmarkt; en bijdragen aan de ontwikkeling van de beroepsuitoefening in de regio. Om die taken goed te kunnen uitvoeren wordt binnen de HR gewerkt aan de realisatie van vier hoofddoelen: - Verbreden van de participatie in het hoger onderwijs, door te richten op nieuwe doelgroepen, door verbetering van de doorstroom in de beroepskolom en door het bieden van diplomagerichte maatwerktrajecten met erkenning van eerder verworven competenties (EVC); - In de praktijk van alledag verzorgen van goed hbo-onderwijs. Dat beogen de opleidingen door studenten intensief en attractief onderwijs, en uitdagende opdrachten te geven binnen het kennisgestuurde, praktijkgestuurde en studentgestuurde onderwijs van het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM). Hierdoor wordt het studiesucces geoptimaliseerd, en worden studenten gericht voorbereid op een rol als resultaatgerichte en innovatieve probleemoplosser voor hun beroepspraktijk; - In nauwe samenwerking met de omgeving bijdragen aan kennisontwikkeling, relevant praktijkgericht (ontwerp)onderzoek doen, vooral gericht op het aanpakken van weerbarstige vraagstukken die met de economische en sociale ontwikkeling van de regio samenhangen; - ontwikkelen van contractactiviteiten en maatwerktrajecten voor bedrijven en instellingen, die gevoed worden door de opleidingen en onderzoekprogramma’s van de hogeschool. Daarmee draagt de HR bij aan een praktijk van levenslang leren. Deze hoofddoelen zijn ook sturend voor de interne organisatie: - instituten voor de verschillende sectoren, die elk een volledig en samenhangend pakket bieden van opleidingen, onderzoek (lectoraten) en maatwerk en contractactiviteiten; - personeelsbeleid voeren dat gericht is op het werven van en kansen bieden aan mensen die zichzelf willen overtreffen bij het realiseren van onze ambities, met een gerichte inzet op professionalisering, - de voorzieningen en de communicatie van de hogeschool afstemmen op de vereisten van een kennisinstelling; - de ambities van de hogeschool in het systeem van sturing en kwaliteitszorg verankeren, opdat systematisch gewerkt wordt aan het realiseren daarvan. De HR onderscheidt elf maatschappelijke sectoren in Rotterdam en de regio met kernopgaven waaraan de hogeschool een bijdrage wil leveren. De elf instituten van de hogeschool zijn elk direct verbonden met een sector. De instituten zijn gericht op het onder één regie aanbieden van de drie hoofdtaken: bachelor- en masteronderwijs, onderzoek in lectoraten en contractactiviteiten voor de relevante maatschappelijke sector. Per instituut is
8/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
een directie met een voorzitter en een lid of adjunct-directeur aangesteld. De voorzitters van de instituutsdirecties vormen met het cvb de Bestuursraad, die het belangrijkste overlegorgaan is voor de ontwikkeling van het hogeschoolbeleid. Het aanbod aan minoren – een samenhangend programma van 30 studiepunten in het derde en vierde jaar van de bacheloropleiding – is in het curriculum van elke student een profilerend element. Een minor kan gericht zijn op verbreding en/of verdieping of doorstroom naar een masteropleiding. Generieke audit In het kader van de visitatie van de te accrediteren opleidingen van de Hogeschool Rotterdam heeft op 12 februari 2008 een zogenoemde generieke instellingsaudit plaats gevonden. Het doel van een generieke audit was het op een hoger aggregatieniveau verzamelen van informatie en evidenties die kunnen bijdragen aan het beoordelen van basiskwaliteit van de individuele opleiding. De audit richtte zich op de onderwerpen: Missie, Beleid en Uitgangspunten; Planning en Control; Kwaliteitszorg van de Hogeschool Rotterdam; Onderwijs en Personeel. De resultaten van de generieke audit zijn in dit beoordelingsrapport verwerkt, voor zover die de opleiding Gezondheidszorg Technologie betreffen. Gezondheidszorg Technologie De opleiding Gezondheidszorg Technologie (GZT) is onderdeel van het Instituut Engineering and Applied Science (EAS), waarvan ook deel uitmaken de opleidingen Autotechniek, Elektrotechniek, Werktuigbouwkunde, Industrieel Product Ontwerpen, Chemie, Chemische Technologie, en Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek. Het Instituut EAS biedt een aantal van deze opleidingen niet alleen als voltijdopleiding aan, maar ook als deeltijd- of duale variant. De opleiding GZT is in 2004 ontstaan uit het Hoger Laboratorium Onderwijs en is in 2005 ondergebracht bij het toenmalige cluster Engineering. Inclusief de onderwijsmanager bestaat het team uit zeven personen, met een totale functieomvang van 3,8 fte. Er staan 83 studenten ingeschreven bij de opleiding. De jaarlijkse instroom bedraagt ongeveer 27 studenten. De staf-studentratio is daarmee 1:21,8. De opleiding wordt alleen in voltijd aangeboden op de locatie Academieplein. De opleiding heeft als belangrijkste doel beroepsbeoefenaren op te leiden die kunnen functioneren op het snijvlak van zorg en techniek. De opleiding stelt dat ze ‘zorgingenieurs’ opleidt. Om dat doel te bereiken heeft de opleiding een curriculum ontworpen waarin de competentieontwikkeling van studenten centraal staat. De competenties zijn beschreven aan de hand van een aantal rollen die afgestudeerden in de praktijk moeten kunnen vervullen. Drie van die rollen moeten op niveau 3 worden beheerst, de overigen op niveau 2. Daarmee voldoet de opleiding naar eigen zeggen aan het bachelorniveau van een hbo-instelling. Het curriculum van de opleiding bestaat uit een combinatie van theorieonderwijs, projecten, opdrachten en stages. Daarnaast leert de student te reflecteren en zijn keuzes te verantwoorden. De opleiding heeft het programma opgebouwd uit leerlijnen die ieder aansluiten op een van de genoemde onderdelen.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
9/64
Afgestudeerden werken in ziekenhuizen, andere gezondheidszorginstellingen, leveranciers van medische apparatuur en dergelijke. Op het moment van visitatie heeft de opleiding twintig afgestudeerden. 1.3
Werkwijze
De beoordeling van de opleiding door het panel verliep volgens de werkwijze zoals die is neergelegd in het Beoordelingsprotocol van NQA. Deze werkwijze wordt hieronder beschreven. Het onderzoek vond plaats op basis van het domeinspecifieke referentiekader dat voor de opleiding geldt (zie facet 1.1). NQA onderscheidt drie fasen in het visiteren: de voorbereidingsfase, het eigenlijke bezoek door het panel en de rapportagefase. Hieronder volgt een korte toelichting per fase. De voorbereidingsfase Allereerst heeft een NQA-auditor het zelfevaluatierapport gecontroleerd op kwaliteit en compleetheid (de validatie) en daarmee op bruikbaarheid voor de visitatie. Vervolgens bereidden de panelleden zich in de periode september 2008 inhoudelijk voor op het bezoek d.d. 8-10-2008. Zij bestudeerden het zelfevaluatierapport (en bijlagen), formuleerden in een beoordelingsformat hun voorlopige oordelen op basis van argumenten en zij formuleerden vraagpunten. Zij gaven hun bevindingen door aan de NQA-auditor. Op basis van een overzicht van voorlopige oordelen inventariseerde de NQA-auditor ten slotte kernpunten en prioriteiten voor materialenonderzoek en gesprekken. Tijdens een voorbereidende vergadering is het bezoek door het panel voorbereid. De opleiding heeft in haar zelfevaluatierapport kenbaar gemaakt voor welk domeinspecifiek referentiekader zij kiest. De NQA-auditor heeft met de domeindeskundigen in het panel bekeken of sprake is van adequate domeinspecifieke doelstellingen, of dat nadere aanvulling dan wel nadere specificatie nodig is. In het facetrapport is aangegeven op welke landelijke beroeps- en opleidingsprofielen het domeinspecifieke kader (en het opleidingsprogramma) is gebaseerd. Het bezoek door het panel NQA heeft een bezoekprogramma ontwikkeld voor de (dag-)indeling van het bezoek door het panel dat is aangepast aan de specifieke situatie van de opleiding (bijlage 3). Er vonden gesprekken plaats met het opleidingsmanagement, docenten, studenten, afgestudeerden en met werkveldvertegenwoordigers. Aan het begin en tijdens het bezoek heeft het panel ter inzage gevraagd materiaal bestudeerd. Tussen de gesprekken door heeft het panel ruimte ingelast om de bevindingen uit te wisselen en te komen tot gezamenlijke en meer definitieve (tussen-)oordelen. De bevindingen zijn door de panelleden beargumenteerd. Aan het einde van het bezoek heeft de voorzitter een mondelinge terugkoppeling gegeven van enkele indrukken en ervaringen van het panel, zonder expliciete oordelen uit te spreken.
10/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
De fase van rapporteren Door NQA is, op basis van de bevindingen van het panel, een tweeledige rapportage opgesteld, bestaande uit een facetrapport en een onderwerprapport, waarin de kwaliteit van de opleiding is beoordeeld. Met dit rapport kan de opleiding accreditatie aanvragen bij de NVAO. De opleiding heeft in november 2008 een concept van het Onderwerprapport (deel A) en Facetrapport (deel B) ontvangen voor een controle op feitelijke onjuistheden. Naar aanleiding daarvan zijn enkele wijzigingen aangebracht. In het Onderwerprapport (deel A) wordt door NQA een oordeel op de onderwerpen en op de opleiding als geheel gegeven. Het definitieve rapport is door het panel vastgesteld in december 2008. Het visitatierapport is uiteindelijk eveneens in december 2008 ter beschikking gesteld aan de opleiding, die het samen met de accreditatieaanvraag kan indienen bij de NVAO. 1.4
Oordeelsvorming
In dit hoofdstuk wordt per onderwerp een oordeel uitgesproken op basis van weging van de facetten die van dat onderwerp deel uitmaken. Bij deze weging spelen de beslisregels zoals die door NQA in het Beoordelingsprotocol zijn geformuleerd en nader uitgewerkt in de notitie Handreiking voor oordeelsvorming een belangrijke rol. Tevens is bij de beoordeling rekening gehouden met accenten die de opleiding eventueel legt, het domeinspecifieke kader en een vergelijking met andere relevante opleidingen op een aantal aspecten. Het eindoordeel is voorzien van een aanvullende tekst als sprake is van: • weging van de oordelen op facetniveau; • benchmarking; • generieke bevindingen die het facetniveau overschrijden; • bepaalde accenten respectievelijk ‘best practices’. In de oordelen per onderwerp wordt steeds een herhaling gegeven van de oordelen op de facetten gevolgd door een weging die leidt tot het eindoordeel. De (uitgebreide) argumentatie is te vinden in het facetrapport.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
11/64
1.5
Oordelen per facet en onderwerp
Totaaloverzicht van oordelen op facet- en onderwerpniveau Onderwerp/Facet
Onderwerp 1 Doelstelling van de opleiding 1.1 Domeinspecifieke eisen 1.2 Niveau bachelor 1.3 Oriëntatie hbo bachelor Totaaloordeel Onderwerp 2 Programma 2.1 Eisen hbo 2.2 Relatie doelstellingen en inhoud programma 2.3 Samenhang in opleidingsprogramma 2.4 Studielast 2.5 Instroom 2.6 Duur 2.7 Afstemming tussen vormgeving en inhoud 2.8 Beoordeling en toetsing Totaaloordeel Onderwerp 3 Inzet van personeel 3.1 Eisen hbo 3.2 Kwantiteit personeel 3.3 Kwaliteit personeel Totaaloordeel Onderwerp 4 Voorzieningen 4.1 Materiële voorzieningen 4.2 Studiebegeleiding Totaaloordeel Onderwerp 5 Interne kwaliteitszorg 5.1 Evaluatie resultaten 5.2 Maatregelen tot verbetering 5.3 Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld Totaaloordeel Onderwerp 6 Resultaten 6.1 Gerealiseerd niveau 6.2 Onderwijsrendement Totaaloordeel
12/64
Opleiding Gezondheidszorg Technologie Voldoende Goed Goed Positief Goed Voldoende Goed Goed Goed Voldaan Goed Voldoende Positief Voldoende Goed Goed Positief Voldoende Goed Positief Voldoende Goed Goed Positief Voldoende Voldoende Positief
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Doelstellingen opleiding De facetten 1.2 en 1.3 zijn door het panel als goed beoordeeld. Facet 1.1 is met voldoende beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Programma De facetten 2.1, 2.3, 2.4, 2.5 en 2.7 heeft het panel met goed beoordeeld. Aan de facetten 2.2 en 2.8 is het oordeel voldoende toegekend. Aan facet 2.6 is voldaan. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Inzet van personeel Facet 3.1 is als voldoende beoordeeld. De facetten 3.2 en 3.3 zijn door het panel als goed beoordeeld. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Voorzieningen Facet 4.1 heeft panel beoordeeld met voldoende, facet 4.2 met goed. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Interne kwaliteitszorg De facetten 5.2 en 5.3 van dit onderwerp zijn als goed beoordeeld. Aan facet 5.1 is het oordeel voldoende toegekend. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Resultaten Beide facetten van dit onderwerp heeft het panel beoordeeld als voldoende. Het oordeel op het onderwerp is voor de opleiding derhalve positief. Totaaloordeel Op grond van voorgaand schema en de inhoudelijke onderbouwing daarvan blijkt dat de opleiding op de zes onderwerpen positief scoort. De conclusie is dat het totaaloordeel over de opleiding positief is.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
13/64
14/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Deel B: Facetten
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
15/64
16/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Onderwerp 1
Facet 1.1
Doelstelling van de opleiding
Domeinspecifieke eisen
Voldoende
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Hogeschool Rotterdam stimuleert dat instituten en opleidingen stevige verbindingen leggen met de beroepspraktijk. De hogeschool institutionaliseert en professionaliseert de relaties met de beroepspraktijk in de bureaus externe betrekkingen op hogeschool- en instituutsniveau. Hierdoor zijn de instituten en opleidingen op de hoogte van actuele eisen die door vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden. • De HR heeft in de ontwikkelingsfase van de opleiding de arbeidsmarkt voor gezondheidszorgtechnologen onderzocht en verkend. De hogeschool heeft gebruik gemaakt van bestaande onderzoeksrapporten van de Commissie Technologie, Zorg en Opleidingen, zoals Arbeidsmarktverkenning medische techniek (2004) en Techniek met zorg (2004). De arbeidsmarktverkenning beschrijft hoe de arbeidsmarkt voor medisch technici is samengesteld in de zorg, de industrie & handel, bij de consument en in de sector research & development. De behoefte aan medisch technici in alle sectoren wordt op basis van de onderzoeksgegevens geschat tussen de 470 en de 1140. • De commissie die het rapport Techniek met zorg heeft samengesteld, verwacht dat er een arbeidsmarkt van ongeveer 250 medisch technologen is de komende jaren. Wat de kerncompetenties van zorgtechnologen betreft, stelt de commissie: TZ-professionals hebben als kerncompetentie een brede en diepe kennis van (onderdelen van) de technologie, waarmee zij een duidelijke meerwaarde hebben in een team met andere zorgverleners. Betreffende hbo- en wo-opleidingen dienen daarom in hun curriculum in de eerste plaats aandacht te geven aan de technologie. In aanvulling daarop moeten zij zorgen voor goede communicatieve vaardigheden en voldoende kennis van de organisatie en cultuur van de zorg. De commissie denkt daarbij aan een verdeling van ongeveer tachtig procent technologie en twintig procent zorg. Deze bagage stelt de TZprofessional in staat de noodzakelijke brug te slaan tussen de tot nog toe gescheiden werelden van techniek en zorg.
•
Het panel is van oordeel dat de opleiding deze beschrijving afdoende in eigen verwoording in het competentieprofiel heeft verwerkt. Daarnaast heeft de hogeschool zelf een studie gedaan naar de behoefte aan zorgtechnologen en de aard van de competenties die de markt aan deze technologen stelt, verwoord in Voorstudie Opleiding Gezondheidszorg Technologie (2002).
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
17/64
•
•
In dit rapport wordt in grote lijnen geadviseerd om een opleiding Gezondheidszorg Technologie zodanig in te richten dat: - Moderne en innoverende medische technologieën en ict-technieken deel uit maken van het programma; - De studenten leren te functioneren als technisch intermediair tussen zorgverleners en patiënt; - De deelsectoren algemene en academische ziekenhuizen en de thuiszorg als beroepscontext in ruime mate aan bod komen in het programma. Studenten aan de opleiding worden opgeleid tot Bachelor of Applied Science, waarvoor in 2008 nieuwe domeincompetenties zijn vastgesteld. De kernbegrippen van deze domeincompetenties zijn in overzicht 1 weergegeven. De domeincompetenties zijn gekoppeld aan zowel de Nederlandse generieke hbo-competenties als aan de internationaal gebruikt Dublin descriptoren. Het management overweegt de opleiding, gelet op de technologische accenten, te plaatsen in het domein Engineering. Daarover is echter nog geen besluit genomen. De opleiding heeft in het Opleidingsprofiel HBO Bachelor Gezondheidszorg-technologie (GZT) (versie 2008) het competentieprofiel beschreven aan de hand van rollen. Deze rollen komen voor een groot deel overeen met de domeincompetenties Applied Science (AS), zoals uit overzicht 1 blijkt. Overzicht 1 vergelijking domeincompetenties en rollen GZT Domeincompetentie AS Rol GZT Onderzoeken Productspecialist Experimenteren Ontwikkelen Inrichter Beheren/coördineren Beheerder Adviseren/in- en verkopen Adviseur Instrueren/begeleiden/doceren/coachen Instructeur Leiding geven/managen Projectleider Zelfsturing Participant in het zorgaanbod
•
Voor de competentie experimenteren is geen exacte pendant in de rolbeschrijvingen van GZT. De competentie zelfsturing is opgenomen in de niveaubeschrijving van de Dublin descriptoren. In het Opleidingsprofiel verantwoordt de opleiding de domeincompetenties in het licht van de GZT-rollen, waarbij alle rollen aan een competentie gekoppeld worden. De rollen die GZT geformuleerd heeft, zijn in het Opleidingsprofiel en de Studiegids uitgewerkt in competentiebeschrijvingen. Enkele voorbeelden hier van zijn in overzicht 2 beschreven. Tevens heeft de opleiding een korte verantwoording van de rol gegeven.
18/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Overzicht 2 rollen en competentiebeschrijving Rol GZT Verantwoording Instructeur Omdat de GZT’er medische professionals of patiënten zelf instructies geeft over het gebruik van medische apparatuur.
•
•
Productspecialist
Omdat de GZT’er een inhoudsdeskundige is, die de vraag van de gebruiker het beste kan verwoorden naar leveranciers of ontwerpers van producten/diensten.
Participant in zorgaanbod
Omdat de GZT’er ervoor zorgt dat diagnostisch medisch onderzoek en/of de behandeling zelf efficiënt, doelgericht en veilig verloopt
Competentiebeschrijving Om het uitvoeren van taken, efficiënt en effectief te laten verlopen, instrueert de zorgingenieur aanbieders van zorg, andere professionals en cliënten in het uitvoeren van handelingen waarbij medische instrumentatie (inclusief ICT) een rol speelt. Vanuit de kant van het aanbod (leverancier) of vanuit de kant van de vraag (zorginstituut, patiëntenvereniging en dergelijke) begeleidt de zorgingenieur als inhoudsdeskundige het contact tussen klant en leverancier (of ontwerper) van producten en diensten. Om het uitvoeren van preventieve activiteiten, het verrichten van diagnostiek en het leveren van zorg veilig, efficiënt en effectief te laten verlopen participeert de zorgingenieur in het primaire proces van de zorg als aanbieder.
Het panel stelt vast dat de opleiding het beroepenveld op diverse manieren betrokken heeft bij de totstandkoming van het opleidings- en beroepsprofiel, zowel in de hoedanigheid van rapporteur als in die van ondervraagde en informatieverstrekker. Het panel is daarover positief. Noch uit de documentatie noch uit de gesprekken met het management van de opleiding blijkt echter dat er overleg is geweest met vergelijkbare en verwante hbo- of wo-opleidingstrajecten op het gebied van medische technologie. Volgens de opleiding wordt dit veroorzaakt doordat er geen andere verwante en volledige bacheloropleidingen gezondheidszorg technologie zijn. Afstemming tussen verwante opleidingen in het domein en de beroepspraktijk is daardoor niet goed mogelijk. Het beleid van de Hogeschool Rotterdam op het gebied van internationalisering is vastgelegd in de beleidsnota Internationalisering HR (2005). In het strategisch beleidsplan per instituut dient het internationaliseringsbeleid van de opleidingen van het desbetreffende instituut in relatie tot het eigen beroepsprofiel te zijn uitgewerkt. Het instituut Engineering and Applied Science heeft het eigen internationaliseringsbeleid beschreven in Internationalisering bij het Instituut Engineering and Applied Science, beleidsplan voor de periode 2008-2011.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
19/64
•
Het plan bevestigt het belang van internationalisering voor GZT, aangezien de ontwikkelingen in het vakgebied meestal multinationaal plaatsvinden. Een van de ambities in het plan is om docenten in staat te stellen de ontwikkelingen in het vakgebied en de beroepscontext internationaal te volgen en een internationaal netwerk op te bouwen. Het panel vindt dit een goede ambitie, maar stelt ook vast dat met het verwezenlijken ervan nog begonnen moet worden. Ten tijde van de visitatie was er bijvoorbeeld nog geen vergelijking van de opleidingsdoelen van GZT met die van vergelijkbare opleidingen in het buitenland. De wenselijkheid hiervan wordt vergroot door het gegeven dat een aantal afgestudeerden de ambitie heeft om (mogelijk in het buitenland) verder te studeren op masterniveau. Vanwege het ontbreken van GZT-specifieke samenwerking met vergelijkbare opleidingen in Nederland en het buitenland, beoordeelt het panel dit facet als voldoende en niet als goed.
Facet 1.2
Niveau bachelor
Goed
Criterium - De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een bachelor. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Ter ondersteuning van de invulling van de Dublin descriptoren op opleidingsniveau heeft de Hogeschool Rotterdam een hogeschoolbrede concretisering van de Dublin descriptoren geformuleerd voor zowel de bachelor- als de masteropleidingen. Deze vertaling op bachelorniveau is als bijlage 2 opgenomen in het Opleidingsprofiel. De vertaling van de Dublin descriptor toepassen van kennis en inzicht is opgenomen in overzicht 3. Voor de andere Dublin descriptoren zijn vergelijkbare vertalingen gemaakt. Overzicht 3: vertaling Dublin descriptor toepassen kennis en inzicht: Vertaling Hogeschool Rotterdam Is in staat om zijn/haar kennis Pakt vraagstukken methodisch en en inzicht op dusdanige wijze oplossingsgericht aan; het toe te passen, dat dit een probleem is niet vooraf professionele benadering van gedefinieerd, er is geen standaard zijn/haar werk of beroep laat oplossing voorhanden. zien, en beschikt verder over Werkt effectief samen bij het competenties voor het oplossen van problemen. opstellen en verdiepen van Integreert kennis, inzicht en argumentaties en voor het vaardigheden uit verschillende oplossen van problemen op takken van wetenschap en het vakgebied. beroeps-domeinen.
20/64
Invulling bij GZT Het toepassen van kennis en inzicht is onderdeel van alle beroepscompetenties. Bijvoorbeeld bij de competentie adviseur: Fungeert als intermediair tussen gebruiker en leverancier (toetsbare gedragsindicatoren C3, D3 en G3) Professionele attitude bij alle beroepscompetenties: (Zie met name de gedragindicatoren: participant in de zorg I3, projectleider I3 en beheerder F2)
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
•
Tevens heeft de opleiding vier niveaus beschreven met voor elk niveau globale gedragindicatoren, vergelijkbaar met de beschrijving in het landelijk profiel. Deze niveaus en indicatoren zijn: niveau 1
niveau 2
niveau 3
niveau 4
•
Basisbegrippen benoemen/informatie verzamelen. Theorie toepassen in eenvoudige situaties. Bewust van het belang van de betreffende competentie. Kan basisbegrippen van het beroep uitleggen. Kan in veel voorkomende situaties theorie toepassen. Kan problemen systematisch aanpakken en oplossen. Vertoont in veel voorkomende situaties de juiste houding. Reflecteert op zijn eigen houding en vergelijkt deze met de gewenste beroepshouding. Kan verbanden leggen tussen verschillende kennisgebieden. Kan transfers maken tussen verschillende kennisgebieden. Kan in complexe situaties theorie toepassen. Kan complexe problemen systematisch aanpakken en oplossen. Heeft de juiste beroepshouding. Zorgt voor kennisvermeerdering binnen het beroep. Adviseert vanuit eigen ervaring. Ontwikkelt nieuwe methoden en technieken. Vertoont voorbeeldgedrag.
Het vierde niveau valt buiten de context van de opleiding en wordt bereikt door ervaring en bijscholing in de eerste jaren na het afstuderen. Voor de andere drie niveaus zijn globale indicatoren beschreven die vervolgens zijn vertaald naar de rollen/competenties van de gezondheidszorgtechnoloog. Dat levert bijvoorbeeld bij de rol van projectleider voor de indicator vaardig in budgetteren de beschrijving op die in overzicht 4 is opgenomen. Het panel is van oordeel dat de competenties op deze wijze duidelijk in niveaus worden verdeeld en in termen van waarneembaar gedrag worden beschreven. Dit geldt ook voor het eindniveau van de opleiding. Overzicht 4 rol projectleider, vaardigheid budgetteren Niveau 1 Niveau 2 Niveau 3 Draagt zorg voor de Levert, als deelnemer, Neemt (in oefensituaties) uitvoering van korte, een bijdrage aan eenvoudige projecten eenvoudige projecten. regelmatig te rol van projectleider op zich. (Zie verder de competentie beschrijving hierboven).
Niveau 4 Geeft leiding aan het uitvoering van complexe projecten. (Zie verder de competentie beschrijving hierboven) Hij laat dit zien door: Hij laat dit zien door: Hij laat dit zien door: Hij laat dit zien door: Een projectbegroting Samen met anderen De meest relevante Te letten op op te stellen, te een projectbegroting randvoorwaarden die randvoorwaarden op te stellen, rekening budgetteren binnen de (financiën, tijd, manbij de uitvoering van gegeven randvoorte houden met kracht, wetgeving, een project een rol waarden en de randvoorwaarden en enzovoorts) te kunnen spelen. budgetbewaking uit te zorg te dragen voor herkennen bij een voeren. budgetbewaking. project.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
21/64
•
•
•
Het panel is van mening dat in dit type beschrijvingen voldoende indicatoren worden genoemd waarmee de relatie met de Dublin descriptoren gelegd wordt. Enkele voorbeelden van deze indicatoren zijn: op de hoogte zijn van technische basisprincipes, zelfstandig verwerven van nieuwe technische kennis, luisteren naar patiënt en zorgverlener, voor- en nadelen van oplossingen bespreken met patiënt en zorgverleners, ethische vraagstukken herkennen, analyseren en tot een onderbouwd standpunt komen. Met dit type beschrijvingen sluit de opleiding goed aan bij Dublin descriptoren als (toepassen van ) kennis en inzicht, communicatie, en oordeelsvorming. Een student die het bachelordiploma wil behalen, moet drie competenties op niveau 3 afsluiten; de overige mogen op niveau 2 worden afgesloten. Het management motiveert deze keuze door te stellen dat de competenties breed zijn en dat de benodigde kennis en vaardigheden voor het uitoefenen van de rollen ook aan de hand van drie rollen vast te stellen zijn. Het visitatiepanel heeft de opleiding de overweging meegegeven om het brede spectrum in afstudeerrichtingen te vatten en vervolgens het niveau 3 als criterium te stellen voor alle competenties behorende tot de afstudeerrichting. De niveaubeschrijvingen en de rollen met hun competentieniveaus zijn opgenomen in de Studiegids 2008-2009 gezondheidszorg technologie waarmee het complete overzicht van de opleiding beschikbaar is voor alle studenten op het moment dat ze met de opleiding beginnen.
Facet 1.3
Oriëntatie hbo bachelor
Goed
Criteria - De eindkwalificaties zijn mede ontleend aan de door (of in samenspraak met) het relevante beroepenveld opgestelde beroepsprofielen en/of beroepscompetenties. - De eindkwalificaties weerspiegelen het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar in een specifiek beroep of samenhangend spectrum van beroepen waarvoor een hbo-opleiding vereist is of dienstig is. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De beroepsgerichte identiteit van de eindkwalificaties komt tot uiting in de contacten met het beroepenveld op het niveau van de hogeschool, de instituten en de opleidingen in de Bureaus Externe Betrekkingen. De opleiding GZT beschikt over een beroepenveldcommissie. • Uit het gesprek dat het panel met leden van de beroepenveldcommissie heeft gevoerd, is gebleken dat zij betrokken werden vanaf het moment dat de hogeschool is gestart met de ontwikkeling van de opleiding. Er is met het werkveld gesproken over de inhoud van de opleiding, de rollen en de bijbehorende competentiebeschrijvingen. De beroepenveldcommissie is samengesteld uit werkveldvertegenwoordigers die diverse aspecten van het werk van de gezondheidstechnoloog vertegenwoordigen, zoals het veld van de medische instrumentatie, zorgverleners en managers. Uit verslagen van de beroepenveldcommissie heeft het panel afgeleid dat de inbreng van het werkveld nuttig is.
22/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
•
•
•
In verschillende documenten is beschreven voor welke beroepen studenten GZT worden opgeleid. In het beroepsbeeld (bijvoorbeeld in de Studiegids) wordt vermeld dat de gezondheidstechnoloog (of zorgingenieur) intermediair is tussen zorgverleners en technici die kan werken in zorginstellingen, bij producenten van medische apparatuur en bij toeleveranciers. Kenmerkend voor de beroepsbeoefening van de zorgingenieur is diens innovatieve attitude. In het Opleidingsprofiel is de kern van het beroep beschreven. Trefwoorden daarin zijn beheren en innoveren van technische apparatuur, intermediair zijn, de taal spreken van artsen en verpleegkundigen, patiëntgericht zijn. Verder is de gezondheidstechnoloog onder meer in staat om medisch-technische oplossingen te creëren, risico’s te inventariseren en onderhoudsprotocollen te ontwikkelen. Hij heeft kennis van medische apparatuur en van anatomie, fysiologie en veel voorkomende ziektes, alsook van een aantal beperkingen en handicaps waarmee de patiënten als gevolg van acuut of chronisch lijden kunnen worden geconfronteerd. De minor biedt de student een extra inhoudelijke startkwalificatie als beginnend beroepsbeoefenaar en de student ontwikkelt daarin een innovatieve competentie.
Onderwerp 2
Facet 2.1
Programma
Eisen hbo
Goed
Criteria - Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats via vakliteratuur, aan de beroepspraktijk ontleend studiemateriaal en via interactie met de beroepspraktijk en/of (toegepast) onderzoek. - Het programma heeft aantoonbare verbanden met actuele ontwikkelingen in het vakgebied/de discipline. - Het programma waarborgt de ontwikkeling van beroepsvaardigheden en heeft aantoonbare verbanden met de actuele beroepspraktijk. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De literatuur die studenten dienen te gebruiken is naar het oordeel van het panel van voldoende niveau en actueel. Tevens is de literatuur volgens het panel representatief voor het werkveld. Het panel komt tot die conclusie op basis van de literatuurlijst die het ter inzage heeft gekregen en de literatuur die ter inzage is gelegd. Er wordt in beperkte mate gebruik gemaakt van vakliteratuur in het Engels. Nadat studenten hadden opgemerkt dat niet alle literatuur van de boekenlijst gebruikt wordt, heeft de opleiding onderscheid gemaakt tussen verplichte en aanbevolen literatuur. • De opleiding wil de praktijk een centrale plaats geven in het curriculum door de beroepspraktijk in de school te halen. In het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM) zijn daarvoor kaders vastgelegd, onder meer wat de omvang betreft. Vanaf het begin van de studie wordt studenten geleerd om vraagstukken aan te pakken die ze in hun
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
23/64
•
•
•
•
•
•
beroepspraktijk tegenkomen. Het betreft zoveel mogelijk échte vraagstukken met een échte opdrachtgever. Ze worden zoveel mogelijk samen met andere studenten opgelost, ook met studenten van andere opleidingen van de hogeschool. In 2006 is op hogeschoolniveau de Taskforce Praktijksturing actief geworden, gericht op het versterken van het praktijkgestuurde onderwijs in de opleidingen. Zij kreeg de specifieke opdracht opleidingen te ondersteunen zodat deze actief aan de slag kunnen gaan met vragen/opdrachten die in de omgeving leven (‘authentieke leerervaringen’). De werkzaamheden van de Taskforce zijn eind 2007 afgerond. Het werk van de Taskforce heeft geresulteerd in een serie handreikingen voor de opleidingen voor het omgaan met praktijkopdrachten in het onderwijs. In de opleiding GZT wordt de relatie tussen theorie en praktijk overtuigend gelegd door de projecten en de stages. Deze opvatting over de rol van de praktijk in het onderwijs wordt door GZT gepraktiseerd in de vorm van projecten in de eerste twee jaar van de opleiding. Hiervoor zijn 36 credits gereserveerd in het opleidingsprogramma. Eerstejaars werken vanaf het eerste kwartaal aan praktijkopdrachten. De eerste drie kwartalen zijn die fictief (beademingsapparatuur, infuustechnologie en de CT-scan), daarna in de vorm van realistische opdrachten. Studenten hebben gewerkt aan een praktijkvraagstuk over de vervanging van oorthermometers voor een ziekenhuis. Anderen hebben onderzoek gedaan naar het functioneren van bed-exitsensoren. Multidisciplinaire projecten (waarin studenten samenwerken met studenten van andere opleidingen) zijn het project Infuuspomp en het project Zorgdomotica in het tweede jaar van de opleiding. Dit is een duidelijke verbetering vergeleken met de voorgaande versie van de modulebeschrijving. Naast de praktijkgestuurde leerlijn in het eerste en tweede jaar, waarin studenten werken aan projecten zoals hiervoor genoemd, bevat het opleidingsprogramma stages die de relatie met de praktijk verstevigen. In het derde jaar is er een stageperiode met een omvang van 24 studiepunten geplaatst en in het vierde jaar wordt de afstudeerperiode (24 studiepunten) in de beroepspraktijk doorgebracht. In het studieprogramma zijn verder nog korte kennismakingen met diverse aspecten van de beroepspraktijk opgenomen in de vorm van bedrijfsbezoeken en beursbezoek. Er zijn ieder jaar minimaal twee excursies naar ziekenhuizen en/of fabrikanten van medische apparatuur. Daarnaast bezoeken studenten beurzen, zoals Medica in Düsseldorf, Domotica in de Zorg en Zorg en ICT in Nederland. De kenniskringen van lectoraten hebben een rechtstreekse verbinding met het onderwijs. Nieuw ontwikkelde inzichten dienen te worden vertaald in het onderwijsprogramma. Ook dragen de studenten bij aan het ontwikkelen van die kennis. Studenten leveren hun bijdrage door te participeren in onderwijsprojecten die gericht zijn op het aanpakken van vragen uit de praktijk. Een voorbeeld hiervan uit de opleiding GZT is het project Kloppend Hart in het tweede jaar. In deze vorm worden studenten in contact gebracht met toegepast onderzoek, dat zijn verdere uitwerking krijgt in het vierdejaars afstudeerproject. Zowel de projecten, de excursies als de stages dragen bij aan een verbinding van het opleidingsprogramma met de actuele beroepspraktijk. Met name vanaf het tweede jaar, als projecten worden uitgevoerd voor opdrachtgevers uit de beroepspraktijk, is die verbinding sterk. Voorbeelden hiervan zijn hierboven genoemd.
24/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
•
•
•
•
•
Algemene beroepsvaardigheden zijn op diverse momenten in het programma verwerkt. Communicatieve vaardigheden als interviewen, instrueren, vergaderen en presenteren zijn onderdeel van de propedeuse. In het tweede jaar staan interview, rapportage en advisering op het programma. In het laatste jaar is een onderdeel advisering in het programma opgenomen. Tevens is ethiek een onderdeel van het vierdejaars curriculum. In de projecten oefenen studenten vaardigheden als samenwerken, notuleren en verslaglegging. Er is een cursus Engels, gericht op medische terminologie, in het programma opgenomen, wat het panel niet veel vindt. Algemene communicatievaardigheden in het Engels zijn geen onderdeel van het curriculum. Bij verschillende rolbeschrijvingen maken algemene vaardigheden deel uit van de rol. Tot deze vaardigheden behoren bijvoorbeeld het omgaan met klanten, planmatig en projectmatig werken, samenwerken en reflectieve vaardigheden. De vaardigheden zijn gekoppeld aan specifieke rollen waarbij ze in de praktijk passen, zoals reflectie past bij de rol van instructeur en communicatieve vaardigheden belangrijk zijn bij de rol van participant in het zorgaanbod. In de modulebeschrijvingen in de Studiegids 2008-2009 is vermeld aan welke vaardigheden de student in welke cursus werkt door een verwijzing naar de competentiebeschrijvingen. Studenten zijn van mening dat er meer aandacht nodig is voor technische vaardigheden. De opleiding is naar aanleiding van opmerkingen van studenten hierover begonnen met het inroosteren van extra practica technische vaardigheden. Uit de jaarevaluatie 2006-2007 blijkt dat studenten tevreden zijn over de vaardigheidstrainingen. Over de actualiteit van de literatuur en de readers zijn studenten matig tevreden. Ruim driekwart van de studenten vindt dat de vaardigheden die nodig zijn voor de beroepsuitoefening goed getraind worden en dat de inhoud van de modulen relevant is voor de beroepspraktijk. Ook vindt een meerderheid van de studenten dat ze een duidelijk beroepsbeeld kunnen ontwikkelen. Hoewel er niet veel Engelstalige literatuur gebruikt wordt, beoordeelt het panel dit facet toch als goed, omdat de relatie met de beroepspraktijk een sterk punt is.
Facet 2.2
Relatie doelstellingen en inhoud programma
Voldoende
Criteria - Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. - De eindkwalificaties van de doelstellingen zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. - De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheden om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het curriculum van de opleiding is opgebouwd uit drie leerlijnen. In de kennisgestuurde leerlijnen zijn programmaonderdelen opgenomen in de vorm van de klassieke vakken uit de domeinen techniek, geneeskunde en algemeen vormende vakken. In de
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
25/64
•
•
•
•
praktijkgestuurde leerlijn zijn projecten, stages en afstudeerfase opgenomen. Ten slotte bevat de studentgestuurde leerlijn de studieloopbaanbegeleiding en keuzemogelijkheden. In de leerlijnen zijn modulen opgenomen die, op een enkele uitzondering na, een looptijd hebben van een kwartaal. Afhankelijk van het aantal curriculumonderdelen per kwartaal varieert de omvang van een module tussen de 2 en 5 credits. Aan een aantal projecten worden 8 credits toegekend en aan de stage- en afstudeerperiode ieder 24 credits. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om alle kwalificaties te realiseren. In de kennisgestuurde leerlijn biedt de opleiding modulen aan in vakken als elektrotechniek, wiskunde, natuurkunde, oncologie, medische beeldvorming, cardiologie, chirurgie. In een aantal vakken wordt de brug gemaakt tussen technische aspecten en aspecten i.v.m. de gezondheidszorg. Dit is o.m. het geval in vakken zoals oncologie, cardiologie en chirurgie. Het verdient daarom aanbeveling om deze verwevenheid ook in de naamgeving van de vakken duidelijk te maken. Naast deze beroepsgerichte vakken zijn er ook vakken die gericht zijn op het verwerven van algemene vaardigheden: Engels, vergaderen, presenteren, rapporteren, interviewen en ethiek. De integratie van kennisgebieden onderling en met de praktijk komt aan de orde in de projecten, de stage en het afstuderen. De uitwerking van de leerlijnen in de genoemde modulen leidt tot een goede aansluiting op de Dublin descriptoren. Kennis en inzicht komen in de onderdelen van de kennisgestuurde leerlijn aan bod, evenals het trainen van communicatieve vaardigheden. Goed punt daarin is ook de aandacht voor didactiek, die een GZT’er nodig heeft in zijn rol als instructeur. Oordeelsvorming is een integraal onderdeel van vele projecten, waarin de student afwegingen moet maken tussen verschillende oplossingsmogelijkheden. Ook in het onderdeel ethiek, in het vierde jaar, is oordeelsvorming een belangrijk onderdeel. Leervaardigheden, ten slotte, worden ontwikkeld in de studentgestuurde leerlijn, bij het onderdeel studieloopbaanbegeleiding. Op basis van de beschikbare informatie kan het panel niet vaststellen dat alle kwalificaties op de beoogde niveaus in het programma aan de orde komen en worden getoetst en beoordeeld. De opleiding heef weliswaar een goed uitgewerkt schema van de rollen en de bijbehorende competentiebeschrijvingen op vier niveaus, maar het is nog niet voldoende inzichtelijk in welke modulen die niveaus getoetst worden. De opleiding heeft daarmee wel een begin gemaakt door in de Studiegids 2008-2009 bij de modulebeschrijvingen een verwijzing naar de rollen en competenties op te nemen. Uit de dekkingsmatrix blijkt welke kwalificaties in een specifieke module van het programma aan de orde komen, maar in de modulen is dat niet altijd terug te vinden. In de Stagehandleiding Gezondheidszorgtechnologie 2007-2008 en de Afstudeerhandleiding Gezondheidszorgtechnologie 2007-2008 is wel vermeld hoe de student in zijn stage- of afstudeerplan de leerdoelen voor de bijbehorende competenties moet omschrijven. Het panel heeft een aantal modulen ingezien tijdens het bezoek aan de opleiding. In de meeste modulen worden de leerdoelen van het vak beschreven. Wel heeft het panel op basis van het materiaal de indruk dat er nog naar meer eenduidigheid toegegroeid moet worden, zowel in de manier waarop ze beschreven worden als in termen van meetbaar gedrag.
26/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
•
•
Het panel beoordeelt dit facet met voldoende. Het constateert dat de opleiding doende is de relatie tussen doelstellingen en inhoud van het programma nadrukkelijker te expliciteren, maar dat er nog leemtes zijn. Het management meldt in het gesprek met het panel hieraan nog te werken. Bijna 90% van de studenten geeft in de jaarevaluatie 2006-2007 aan tevreden te zijn over de mate waarin de opleiding aangeeft wat er van hen verwacht wordt.
Facet 2.3
Samenhang in opleidingsprogramma
Goed
Criterium - Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend opleidingsprogramma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In het curriculum van de opleiding worden drie leerlijnen onderscheiden die in elke studiefase (in wisselende verhouding) aanwezig zijn en onderling inhoudelijk verbonden zijn: kennisgestuurd, praktijkgestuurd en studentgestuurd. Deze lijnen vormen de kern van het didactisch concept van de hogeschool, het Rotterdams Onderwijsmodel (ROM), en dienen de samenhang van het onderwijs te stimuleren. Het panel is van oordeel dat de uitwerking van het ROM bij de opleiding GZT geslaagd is. • Met betrekking tot de leerlijnen zijn voor de instituten/opleidingen richtinggevende kadernotities ontwikkeld. Zo zijn er handreikingen beschikbaar voor de functie en organisatie van de minoren, de invulling van het onderwijs in de laatste twee jaar van de studie naast de minor en het ontwerpen van een curriculum van een deeltijd en duale opleiding. Deze op hogeschoolniveau vastgestelde randvoorwaarden stimuleren de borging van een inhoudelijk samenhangend studiepad van de student. • Het panel leidt uit de documentatie die het van de opleiding tot zijn beschikking heeft gekregen af, dat de samenhang tussen de leerlijnen goed is. De concentrische ontwikkeling van studenten naar de beoogde niveaus is helder verwoord in het Opleidingsprofiel, maar kan nog beter zichtbaar gemaakt worden in het curriculummateriaal. Positief is het panel ook over de inhoudelijke samenhang: de vakinhouden en de projecten hebben een duidelijke relatie met de latere beroepspraktijk. Het panel leidt dit af uit de modules die ter inzage hebben gelegen tijdens het visitatiebezoek en uit het gesprek met studenten. • De horizontale samenhang in het programma wordt geborgd door de thematische aanpak per kwartaal. Theorie- en vaardigheidsonderwijs staan in het teken van het thema. Enkele voorbeelden van thema´s uit het programma zijn: Beademing, Medische beeldvorming, Chirurgie, en Oncologie. Soms is een ziektebeeld het vertrekpunt, soms de technologie. Telkens wordt wel een verbinding gelegd tussen ziektebeelden, medische behandeling en technologie. • Elke student van de opleiding wordt een aantal keuzemogelijkheden geboden. Daarmee wordt ingespeeld op de diversiteit van de beginsituaties en leervragen van de studenten. De keuzeruimte in het eerste studiejaar is bij voorrang bestemd voor het
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
27/64
•
•
•
• •
28/64
organiseren van gerichte (cursorische of individuele) ondersteuning van studenten, bijvoorbeeld doordat zij met achterstanden instromen. Voor zover een student de keuzeruimte niet voor dit doel nodig heeft, kan hij gebruik maken van het hogeschoolbrede keuzeonderwijs. Uit het gesprek dat het panel met studenten had, blijkt dat zij de keuzemogelijkheden positief waarderen. Het curriculum omvat een minor met een omvang van 30 EC. De opleiding heeft een overzicht van de minoren waaruit studenten kunnen kiezen. De minoren bieden de studenten een extra inhoudelijke eindkwalificatie. Het werken aan concrete vraagstukken uit de beroepspraktijk staat centraal in het minorprogramma. Ook verdiept de student zich in nieuwe conceptuele kaders. Er worden drie typen minoren onderscheiden: verbredende minoren, verdiepende minoren en doorstroomminoren. Het assortiment aan minoren sluit aan bij de strategische inzet van de hogeschool (speerpunten). In de Studiegids Gezondheidszorg Technologie 2008-2009 wordt beschreven dat minoren een relatie dienen te hebben met het beroep waarvoor de student opgeleid wordt. De opleiding adviseert studenten in het Opleidingsprofiel een keuze uit twee minoren: Innovatie en Productrealisatie en E-health. Er zijn plannen om met andere opleiding van het Instituut EAS een verdiepende minor Medische Techniek te ontwikkelen. Deze minoren hebben een inhoudelijke samenhang met het beroepsprofiel. De projecten in het curriculum van GZT vormen een goede illustratie van het Outside In/Inside Out-principe van het ROM. De projecten komen, met uitzondering van de eerste drie in de propedeuse, tot stand in overleg met het werkveld. De projectopdrachten gaan derhalve over situaties die op de praktijk gebaseerd zijn en in de praktijk spelen. Daarnaast sluiten de projecten aan op de kennisgestuurde leerlijn in de desbetreffende onderwijsperiode. Voorbeelden van deze projecten zijn Domotica (in samenwerking met de ICT-opleiding) en Bed-exit-sensoren in samenwerking met de Kenniskring Innovatie, Energie en Productrealisatie (KIEP)). De stageperiode wordt voorbereid tijdens de lessen studieloopbaanbegeleiding. De Stagehandleiding Gezondheidszorgtechnologie 2007-2008 is daarbij de leidraad. In de voorbereiding is aandacht voor het werven van een stageplaats, de eisen die er aan gesteld worden, de begeleiding en de beoordeling. In het kader van horizontale verbanden tussen theorie en praktijk is het aanbieden van training ´schrijven van een adviesrapport´ gekoppeld aan de stageperiode van de afstudeerfase. De opleiding heeft een curriculumcommissie ingesteld die belast is met de bewaking van de samenhang in het curriculum. Uit de jaarevaluatie 2006-2007 blijkt dat een meerderheid van de studenten van mening is dat er goede samenhang is tussen projecten, trainingen en cursussen in het programma.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Facet 2.4
Studielast
Goed
Criterium - Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • In de OER van de opleiding zijn normen vastgesteld met betrekking tot de studeerbaarheid van het programma. Het programma wordt conform deze normen uitgevoerd. • De opleiding doet regelmatig onderzoek onder studenten naar factoren die zij als belemmerend voor hun studie ervaren en voert waar nodig verbeteringen uit. Ook wordt regelmatig in kaart gebracht of de feitelijke studielast overeenkomt met de geplande studielast. • In de notitie Werken aan attractief en intensief onderwijs (2008, versie 0.3) is met het oog op het vergroten van studiesucces een aantal hogeschoolbrede en kaderstellende aanscherpingen met betrekking tot studielast vastgesteld. De gevolgen van deze aanscherpingen zullen vooral zichtbaar moeten worden door een betere aansluiting tussen de geprogrammeerde en feitelijke studielast. Zo wordt met ingang van het aankomend studiejaar (2008/2009) een aantal aanpassingen doorgevoerd die de studeerbaarheid moeten vergroten. In het eerste jaar zullen de aanpassingen alleen gelden voor het propedeuse jaar van de voltijdse varianten. Zo geldt vanaf 2008/2009 een minimum aantal van 20 contacturen van 40 minuten voor eerstejaars studenten. Vanaf 2009/2010 geldt een minimum aantal contacturen van 20, 12 en 12 voor respectievelijk tweede, derde en vierdejaars studenten. De realiseerbaarheid van deze uitbreiding van contacttijd zal begin 2008 per locatie met de instituutdirecties worden besproken. Ook vervalt per 1 september 2008 de verplichting om voor alle studenten een roostervrije dag per week te realiseren. De eerstejaars studenten die het panel gesproken heeft, bevestigen dat zij twintig geroosterde contacturen per week hebben. • Uit roosterinformatie die de opleiding op verzoek van het panel beschikbaar heeft gesteld, blijkt de daadwerkelijk geroosterde contacttijd. Voor eerstejaars bedraagt die 476 contacturen op jaarbasis en voor het tweede tot en met het vierde jaar respectievelijk 344, 409 en 412 (exclusief stageperiodes). De opleiding bereidt maatregelen voor om de contacttijd in het eerste en tweede jaar te vergroten en die van de twee andere jaren te verminderen. • De opleiding hanteert een bindend studieadvies. De normen daarvoor zijn opgenomen in de Onderwijs- en Examenregeling (OER) en in de Studiegids. Een studieadvies is bindend negatief indien de student minder dan 37 studiepunten heeft behaald in de propedeutische fase of tussen de 36 en 45 studiepunten maar niet aan de kwalitatieve eisen voldoet. Deze kwalitatieve eisen zijn dat minstens 10 studiepunten zijn behaald met de modulen communicatie, elektrotechniek, studieloopbaanbegeleiding en extern project 2. De examencommissie verstrekt het studieadvies.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
29/64
•
•
•
•
•
Om te garanderen dat studenten over voldoende kennis en vaardigheden beschikken voordat ze op stage gaan, mogen ze pas aan de stage deelnemen als ze de propedeuse hebben behaald, 32 studiepunten hebben behaald uit de eerste drie kwartalen van het tweede studiejaar en daarvan in ieder geval de projecten met goed gevolg hebben afgesloten. Voor de afstudeerfase gelden vergelijkbare kwalitatieve en kwantitatieve normen. Schriftelijke toetsen worden gepland in de laatste twee weken van een kwartaal. Dat is ook de periode waarin projecten en vaardigheidstrainingen worden afgerond. Er worden dan geen lessen meer gegeven, waardoor studenten hun tijd volledig aan de toetsingsfase kunnen besteden. Herkansingen van schriftelijke toetsen worden door het bedrijfsbureau van de opleiding gespreid over het kwartaal volgend op de toetsing. Studenten zijn tevreden over de feedback die ze krijgen op toetsen. Vanwege de schaalgrootte van de opleiding wordt feedback op schriftelijke toetsen informeel geregeld, tot tevredenheid van de studenten. Feedback op de voortgang van projecten en opdrachten gebeurt grotendeels tijdens de onderwijsperiode. De docenten van de opleiding delen een kantoorruimte met elkaar en zijn daardoor goed te vinden voor de studenten. Uit de gesprekken met studenten en docenten leidt het panel af dat de drempel voor studenten om met docenten te overleggen laag is. Studenten maken geen melding van struikelvakken. Wel constateren ze dat studenten, afhankelijk van hun vooropleiding, voor bepaalde vakken hard moeten werken om aan de eisen te voldoen. Uit de jaarevaluatie 2006-2007 blijkt dat rond de 70% van de respondenten maximaal 15 uur besteedt aan contacturen en nog eens 15 uur aan zelfstudie. Deze groep respondenten besteedt dus ongeveer 30 uur per week aan de studie. De respondenten zijn ook tevreden over de spreiding van de studielast over het kwartaal en over het studiejaar. Ook zijn de respondenten tevreden over de organisatie van tentamens en de herkansingen ervan.
Facet 2.5
Instroom
Goed
Criterium - Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: vwo, havo, middenkaderopleiding of specialistenopleiding (WEB) of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De HR wil adequaat inspelen op de diversiteit die kenmerkend is voor Rotterdam. Er is sprake van een grote en groeiende diversiteit in de populatie van aspirant-studenten met betrekking tot vooropleiding, leeftijd, moedertaal en sociale en culturele achtergrond. De hogeschool streeft ernaar dat haar studentenpopulatie een afspiegeling is van de omgeving. Aspirant-studenten met een allochtone achtergrond krijgen daarom extra aandacht. De opleiding GZT voert over deze instroomcategorie gesprekken met diverse ROC’s in de omgeving.
30/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
•
• •
•
•
•
•
De Hogeschool Rotterdam wil de komende periode op twee vlakken extra inspanningen leveren: voor en na de poort. Voor de poort door de werving van studenten expliciet te richten op nieuwe doelgroepen. De hogeschool spoort ‘verborgen talenten’ op en daagt hen uit de stap richting hoger onderwijs te wagen. Studenten van de hogeschool spelen hierbij een centrale rol. In dit verband hanteert de hogeschool de term ‘outreach’. Na de poort spant de hogeschool zich in de begeleiding en ondersteuning van studenten goed vorm te geven, met als doel studenten te helpen ‘zichzelf te overtreffen’ en de studie succesvol af te ronden. De opleiding GZT zet in dit verband de zogeheten Reflectortoets in en biedt instaptoetsen wiskunde en Nederlands aan. Tevens is er een summerschool wiskunde. Voor begeleiding van studenten van buiten de EU heeft de hogeschool de Code of Conduct ondertekend. De Code of Conduct geldt voor alle opleidingen van de HR. Met elke instromende student vindt een gestructureerde intake plaats. Daarbij worden de aanwezige kennis en vaardigheden in kaart gebracht. Voorts bieden de opleidingen studenten die daarvoor in aanmerking komen ondersteuningsprogramma’s dan wel vrijstellingen aan. De opleiding GZT verplicht studenten die niet over de vereiste kennis op diverse vakgebieden beschikken, deze achterstand in het eerste jaar weg te werken. Daarvoor is ruimte gecreëerd in het keuzedeel van het propedeuseprogramma. In 2007 is een hogeschoolbreed project volgens het Projectplan EVC (2007) gestart, gericht op het erkennen van eerder verworven competenties (EVC) en het aansluitend daarop bieden van maatwerktrajecten. Daarmee wil de Hogeschool Rotterdam tegemoet komen aan de toenemende vraag naar opscholing van mbo’ers met relevante werkervaring in diplomagerichte maatwerktrajecten. Bij diverse opleidingen in de hogeschool is relevante ervaring aanwezig, die in het project ter beschikking zal komen van de gehele hogeschool. In 2008 zullen bij diverse opleidingen pilots plaatsvinden om te komen tot gecertificeerde EVC-procedures en daarop aansluitende maatwerktrajecten. De opleiding GZT heeft de EVC-procedure kort beschreven in de OER. De procedure is toegepast op aspirant-studenten die willen in stromen in de driejarige route van de opleiding. Studenten die menen in aanmerking te komen voor vrijstellingen, dienen daarvoor zelf een verzoek in bij de examencommissie. Deze beoordeelt het verzoek van de student op basis van materiaal dat de student moet aanleveren, eventueel ondersteund door een advies van de studieloopbaanbegeleider en de vakdocent. De procedure is beschreven in de OER. Op basis van programmavergelijkingen en afspraken met verwante opleidingen van ROC’s in de regio kunnen studenten in aanmerking komen voor een verkort programma. Het gaat hier om studenten met een relevante technische mbo-4 opleiding of een mbo-4 opleiding verpleegkunde. Het panel heeft studenten gesproken die van deze opleidingen afkomstig zijn. Zij melden dat de aansluiting goed is verlopen en dat ze geen problemen ervaren. Vwo’ers kunnen in aanmerking komen voor individuele vrijstellingen, afhankelijk van hun afstudeerprofiel. De vrijstellingen liggen in het algemeen op het vlak van wiskunde, natuurkunde of Engels. Vwo’ers vragen een vrijstelling aan volgens de hiervoor vermelde procedure. Het is mogelijk dat vwo’ers in aanmerking komen voor een driejarig programma. De voorwaarden daarvoor zijn beschreven in de OER.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
31/64
•
•
•
•
•
•
Met een van de ROC’s in de regio, het Albeda College, ontwikkelt de opleiding afspraken om tot een doorstroomprogramma te komen voor studenten uit de mbo-opleiding Medisch Instrumentatie Technicus. Met studenten die in aanmerking komen voor een verkorte route wordt een intakegesprek gehouden. In de jaren 2004-2006 gebeurde dat op informele basis, maar sinds 2007 is daarvoor een handleiding beschikbaar: de Procedure Intakegesprekken. Het reguliere studieprogramma zonder vrijstellingen is bestemd voor alle studenten die geen gebruik wensen te maken van vrijstellingen of daarvoor niet in aanmerking komen. Tot de laatste categorie behoren studenten die voldoen aan de gewone toelatingseisen die vermeld zijn in de OER: havisten (met uitzondering van het profiel Cultuur en Maatschappij), vwo’ers met alle profielen en mbo’ers met wiskunde en niveau 4. De begeleiding in het eerste jaar is er op gericht studenten te laten wennen aan het studeren aan een hbo-opleiding. Naast de inhoudelijke begeleiding, worden studenten ook begeleid bij het werken in groepen en aan opdrachten en projecten. De opleiding informeert aspirant-studenten met diverse voorlichtingsmiddelen: de website van de hogeschool, brochures, open dagen, voorlichtingsbijeenkomsten op scholen, meeloopdagen enzovoorts. De opleiding organiseert specifieke bijeenkomsten in het leerbedrijf Techniek Plaza om studenten die daarvoor niet direct kiezen, voor een technisch georiënteerde opleiding te interesseren. Tevens neemt de opleiding deel aan activiteiten in het kader van HBO-Sprint die tot doel hebben de instroom te vergroten. Een ruime meerderheid van de studenten is het eens tot zeer eens met de stelling dat de inhoud van de vakken in het eerste jaar aansluit bij de vooropleiding. Ook is ruim 70% van de studenten tevreden over de mate van zelfstandigheid die van hen verwacht wordt.
Facet 2.6
Duur
Voldaan
Criterium - De opleiding voldoet aan formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum: hbo-bachelor: 240 studiepunten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De omvang van het programma is beschreven in de studiegids. Uit de Studiegids 20082009 gezondheidszorg technologie blijkt dat het programma een omvang heeft van 240 credits, waarvan 60 credits voor de propedeutische fase. Van ieder programmaonderdeel is in de studiegids de formele omvang in studiepunten genoemd.
Facet 2.7
Afstemming tussen vormgeving en inhoud
Goed
Criteria - Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. - De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
32/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De hogeschool heeft het Rotterdamse Onderwijsmodel (ROM) ontwikkeld dat richtinggevend is voor alle opleidingen. Inzet van het ROM is om alle opleidingen een eenduidige en herkenbare opbouw van het curriculum te geven. Belangrijke uitgangspunten van het model zijn: een centrale plaats van de beroepspraktijk in de opleiding en een resultaatgerichte probleemaanpak, een stevige basis voor kennisontwikkeling, inspelen op de diversiteit in de populatie van studenten en de mogelijkheid tot opleidingsoverstijgende samenwerking van studenten, met name in projecten en minoren. Deze benaderingen komen samen onder de noemer ‘Denken en Doen’. In het curriculum van de opleiding GZT komt deze noemer tot uitdrukking in de projecten en stages, die de beroepspraktijk in de opleiding brengen. • Uitgangspunt is dat in het curriculum van de opleiding drie samenhangende leerlijnen zijn aan te wijzen: 1. kennisgestuurd: deze lijn legt een fundament van kennis en vaardigheden. 2. praktijkgestuurd: in deze lijn leren studenten vraagstukken uit hun toekomstige beroepspraktijk aan te pakken. 3. studentgestuurd: in deze lijn staat de individuele student centraal, waarbij de studenten begeleid wordt door een studieloopbaancoach (SLC). Iedere student krijgt in het keuzeonderwijs en de minor de ruimte om accenten in het eigen programma aan te brengen. Deze leerlijnen zijn in het programma van de opleiding GZT zeer herkenbaar neergezet en passen naar het oordeel van het panel goed bij de doelstellingen. • De omvang van deze lijnen is in het ROM vastgelegd. De opleiding kiest daarbij voor een pragmatische mix van werkvormen. Ieder van de drie leerlijnen omvat directe betrokkenheid van docenten. In de loop van de studie is er sprake van een toenemende zelfsturing van het leerproces door de studenten. Daarmee kiest de hogeschool voor een zowel kennisgeoriënteerde als studentgeoriënteerde werkwijze gebaseerd op een open uitwisseling met de praktijk. • De werkvormenmix die de opleiding GZT gebruikt in het binnenschoolse deel van het programma bestaat uit (werk)colleges, vaardigheidstrainingen/practica, projectopdrachten, studieloopbaancoaching en zelfstudie. Bij studieloopbaancoaching wordt gebruik gemaakt van individuele gesprekken, groepsbijeenkomsten en trainingen. In de loop van het studieprogramma neemt de zelfstudie en zelfwerkzaamheid van studenten toe. Dat wil zeggen dat er minder begeleide uren worden ingeroosterd. Het buitenschoolse deel van het programma (de stage en de afstudeerperiode) bevordert de zelfstandigheid van de student. De docent begeleidt deels op afstand en de student doet ervaring op in een authentieke beroepssituatie, waarin de intensiteit van de begeleiding beperkt is. • De opleiding vindt projectonderwijs de belangrijkste werkvorm in het programma, omdat deze vorm de combinatie van theorie en beroepspraktijk goed mogelijk maakt. Om studenten goed voor te bereiden op en te begeleiden bij projectonderwijs heeft de opleiding een Algemene Studiehandleiding Projectonderwijs GZT samengesteld. In de handleiding wordt het begrip project(onderwijs) gedefinieerd, worden de rollen en projectmatig werken beschreven, wordt de fasering genoemd en worden op te leveren producten genoemd.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
33/64
•
•
•
•
Uit de documentatie en de gesprekken met studenten en docenten blijkt dat de werkvormen gericht worden ingezet, toegespitst op de te realiseren leerdoelen in een module. Het panel is van oordeel dat de werkvormen passen bij de leerdoelen en de eindkwalificaties die studenten moeten realiseren. Signalen uit het interne kwaliteitszorgsysteem hebben de Hogeschool Rotterdam ertoe gebracht in 2007 een discussie te starten die erop gericht is de uitvoering van het ROM op enkele punten te verbeteren en aan te scherpen. De discussie is uitgemond in de notitie Werken aan attractief en intensief Onderwijs (2008) waarin een reeks kaderstellende aanscherpingen van het ROM zijn geformuleerd, die tot stand zijn gekomen na overleg tussen het cvb en de instituutsdirecties. In de notitie staan onder meer voorstellen voor intensivering van het onderwijs met aanbevelingen voor de inrichting van het curriculum, blokperioden, curriculumonderdelen en aanbevelingen voor de aanpak van kennisgestuurd en praktijkgestuurd onderwijs en de consequenties voor de onderwijsorganisatie. Het panel leidt uit de gesprekken met het management en de docenten af dat men deze aanscherping voor GZT uitwerkt. De opleiding maakt gebruik van ict om het onderwijs optimaal vorm te geven en om bijvoorbeeld plaats- en tijdonafhankelijk leren mogelijk te maken. De HR beschikt over een eigen elektronische leeromgeving N@tschool. Uit het studenttevredenheidsonderzoek blijkt dat studenten van GZT vinden dat deze leeromgeving hen voldoende informatie biedt en voldoende mogelijkheden om hun portfolio bij te houden. De opleiding wil het gebruik van N@tschool uitbreiden. De studenten die aan de jaarevaluatie 2006-2007 hebben meegedaan, zijn matig tevreden over de variatie in werkvormen zoals zij de meemaken. De meerderheid is wel tevreden over de opbouw in moeilijkheidsgraad die ze ervaren in het programma. De studenten geven aan tevreden te zijn over het aanbod van keuzeonderwijs (minoren), de kwaliteit en de organisatie ervan.
Facet 2.8
Beoordeling en toetsing
Voldoende
Criterium - Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De bewaking van de kwaliteit van de toetsen vindt primair plaats op het niveau van de opleiding. De opleiding formuleert daartoe een eigen beleid. Centraal staat dat aangetoond wordt, dat elke eindkwalificatie wordt beoordeeld. Ook wordt de rol van de examencommissie vastgelegd. Het toetsbeleid van de opleiding GZT is vastgelegd in Toetsbeleid Cluster Engineering (2005). Naast aanwijzingen over de toets- en beoordelingsprocedures, bevat de notitie ook aanwijzingen voor de docent om de validiteit en betrouwbaarheid van de toetsen te vergroten. Ook wordt er onderscheid gemaakt tussen formatief en summatief toetsen.
34/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
•
•
•
•
•
De opleiding zet diverse toets- en beoordelingsvormen in, afhankelijk van de te toetsen en te beoordelen leerdoelen en competenties. Instromers leggen een diagnostische toets af voor wiskunde en Nederlands, waarvan de resultaten kunnen leiden tot verplichte bijspijkercursussen (zie facet 2.5). Theorieonderdelen worden getoetst met toetsen die bestaan uit open vragen, juist/onjuistvragen, opdrachten of presentaties. Vaardigheden worden getoetst aan de hand van take home-opdrachten. Projecten worden beoordeeld conform de aanwijzingen in de Algemene Studiehandleiding Projectonderwijs GZT, waaronder plan van aanpak, rapportage en presentatie. In studieloopbaancoaching wordt twee keer een assessment ingezet om de ontwikkeling van de student in kaart te brengen. Ook stage en afstuderen worden met een assessmentgesprek beoordeeld. Uit de evaluatie van tweedejaars studenten blijkt dat zij het assessment positief waarderen, maar dat in het kader van hun voorbereiding erop nog een paar puntjes op de i gezet moeten worden. De assessementgesprekken vinden plaats aan de hand van een portfolio, waarin persoonlijke ontwikkelingsplannen, persoonlijke activiteitenplannen en bewijsmateriaal zijn opgenomen. De beoordeling van stage en afstuderen gebeurt door de begeleider vanuit de instelling en door de docent-begeleider gezamenlijk. Bij het afstuderen is ook een onafhankelijke externe deskundige (gecommitteerde) aanwezig. Studenten zijn tegenover het panel positief over deze beoordelingsvorm. Het panel heeft van een aantal modulen de toetsen bekeken en stelt op grond van die waarnemingen vast dat de kennistoetsen doorgaans goed aansluiten op de leerdoelen en de lesstof van de modulen. Ook de beoordelingscriteria voor dit type toetsen zijn naar het oordeel van het panel in orde. Daar waar vaardigheden en integrale competenties worden getoetst en beoordeeld, heeft de opleiding beoordelingshandleidingen samengesteld, die echter ruimte voor interpretatieverschillen laten, met name als niet geschoolde beoordelaars (zoals bedrijfsbegeleiders bij stage en afstuderen) worden ingezet. In de Handleiding Afstuderen zijn twee beoordelingsformulieren (tussentijdse en eindbeoordeling) opgenomen waarin drie Dublin descriptoren op een driepuntsschaal (goed, voldoende, zwak) worden beoordeeld door een bedrijfsbegeleider, wiens oordeel als een advies aan de docent telt. De opleidingsdocenten signaleren verder zelf (in het gesprek met het panel) dat men onvoldoende toetst of studenten de taal van artsen en andere werkers in de zorg in voldoende mate spreken. De stage wordt beoordeeld aan de hand van het beoordelingsformulier dat in de Stagehandleiding Gezondheidszorg Technologie is opgenomen. De handleiding vermeldt wat de student moet inleveren en aan de hand van welke aspecten hij beoordeeld wordt. Deze aspecten refereren aan de Dublin descriptoren. Deze formulieren zijn consequent ingevuld, maar een toelichting op de beoordeling ontbreekt, waardoor het niet inzichtelijk is waarom de student een bepaald oordeel heeft gekregen. Een vergelijkbare situatie doet zich voor in de afstudeerfase. Ter illustratie een voorbeeld. Een van de beoordelingscriteria is beheersing van beroepscompetenties, waarbij een aantal toelichtingen horen. De beoordeling geschiedt op een vijfpuntsschaal, maar een toelichting op het oordeel aan de hand van de schaalcriteria is niet toegevoegd. Hierdoor wordt de interbeoordelaars-betrouwbaarheid niet bevorderd. Volgens de studenten die
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
35/64
•
•
•
•
•
•
het panel gesproken heeft, wordt de procedure uit de stagehandleiding uitgevoerd. De opleiding meldt dat beoordelingen mondeling worden toegelicht. De beoordelingscriteria voor alle toetsen zijn opgenomen in de modulewijzers die bij aanvang van een kwartaal aan studenten ter beschikking wordt gesteld. Ook informatie over de toetsvormen, toetsafname en dergelijke zijn daarin opgenomen. Algemene informatie over het toetsingsproces is opgenomen in de OER. Voor feedback op schriftelijke alle toetsen zijn regelingen vastgesteld in de OER. Binnen dertig dagen na afname van de toets heeft de student op zijn verzoek recht op inzage in de beoordeling. Veelal ontvangen studenten tijdens opdrachten feedback op concepten van rapportages, waardoor de feedback na beoordeling beperkt is. Studenten geven in het gesprek met het panel aan tevreden te zijn over de feedbackmogelijkheden. De rol en taak van de examencommissie is onder andere beschreven in de OER. De belangrijkste taken van de examencommissie zijn het vaststellen van studieresultaten, het bewaken van de goede orde tijdens het afnemen van tentamen en examens, en het aanwijzen van examinatoren. De kwaliteit van de toetsen wordt bewaakt door het docententeam door middel van collegiale intervisie. In de notitie van de werkgroep Toetsing getiteld Projectplan Versterking Toetskwaliteit en Efficiency (2007) worden de volgende ontwikkel- en implementatieactiviteiten beschreven: 1. Op HR niveau de ontwikkeling van een toetskader, waarin voorschriften en aanbevelingen voor het toetsbeleid op instituutsniveau worden beschreven. 2. Ontwikkeling en implementatie van toetsbeleid op instituutsniveau. Het creëren van voorzieningen op instellingsniveau die effectief en efficiënt toetsen ondersteunen. 3. Op docentniveau gaat het om ondersteuning en deskundigheidsbevordering. Bijna alle respondenten in de jaarevaluatie 2006-2007 (95%) zijn van mening dat de toetsen goed aansluiten bij de inhoud van de modulen. Driekwart vindt ook de beoordeling adequaat en ruim de helft is tevreden over de feedback die gegeven wordt door docenten. Tweederde van de respondenten is tevreden over de variatie in toetsvormen. Het panel beoordeelt het facet met voldoende omdat de beoordelingscriteria voor praktijkdelen van het programma tamelijk veel ruimte laten voor interpretatieverschillen en omdat de toetsen voor bepaalde modulen nog beter kunnen worden afgestemd op de beoogde competenties.
Onderwerp 3
Facet 3.1
Inzet van personeel
Eisen hbo
Voldoende
Criterium - Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door personeel dat een verbinding legt tussen de opleiding en de beroepspraktijk.
36/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De uitgangspunten van het personeelsbeleid van de Hogeschool Rotterdam zijn vastgelegd in het Beleidsplan afdeling P&O 2003-2006. Het beleid is in 2006 geactualiseerd. Centraal staat het uitgangspunt dat werknemers zich kunnen ontwikkelen om een optimale bijdrage te leveren aan de strategische doelstellingen van de hogeschool. De hogeschool stelt zich ten doel dat de docenten beschikken over voor de opleiding relevante en actuele praktijkkennis. De kenniskringen die geworteld zijn in de beroepspraktijk vervullen een structurele rol bij de professionalisering van de docenten. • Er werken zeven docenten aan de opleiding met een totale functieomvang van 3,8 fte. Twee docenten met een kleine aanstelling bij de opleiding hebben relevante werkervaring in de beroepspraktijk van GZT. Docenten met grotere aanstellingen hebben die ervaring niet of dergelijke werkervaring is langer dan drie jaar geleden. Studenten melden het panel dat ze behoefte hebben aan docenten met meer praktijkervaring in de specifieke settings van de gezondheidszorgtechnoloog. Werkveld en alumni zijn van oordeel dat er voldoende docenten met enige praktijkervaring in het team aanwezig zijn. • Docenten stellen zich op de hoogte van nieuwe ontwikkelingen in de beroepspraktijk door studenten te begeleiden bij stages, afstudeerstages en projecten. Doordat (afstudeer-) stages en projecten jaarlijks veranderen, komen docenten met telkens ander beroepscontexten in aanraking. Vier medewerkers van de opleiding overleggen frequent met de beroepenveldcommissie, die input levert voor het opleidingsprogramma. Het Erasmus Medisch Centrum is betrokken geweest bij de inrichting van de opleiding en is nog steeds een belangrijke leverancier van gastdocenten, stageplaatsen en projecten. Ook hierdoor blijft de opleiding op de hoogte van actuele ontwikkelingen in de praktijk. • De opleiding zet regelmatig gastdocenten in die afkomstig zijn uit de beroepspraktijk. Een voorbeeld hiervan is het Universitair Medisch Centrum Utrecht dat voor tweedejaars studenten een gastcollege en een practicum verzorgt over toepassing van lasertechnologie. • De opleiding stelt op basis van het hogeschoolbeleid een meerjaren personeelsbeleidsplan op, waarbinnen specifiek aandacht wordt besteed aan scholing. De instituten dan wel opleidingen voeren een beleid gericht op actuele praktijkervaring van docenten en op het actief betrekken van docenten bij onderzoek en beroepsontwikkeling. Uit het scholingsplan van de opleiding blijkt dat docenten regelmatig congressen en beurzen bezoeken om zich op de hoogte te stellen van nieuwe ontwikkelingen in het werkveld of het vakgebied. • Ook is de opleiding betrokken bij een kenniskring van een van de lectoraten van het instituut EAS: de Kenniskring Innovatie, Energie en Productrealisatie (KIEP), waarin domotica en fotonica een belangrijke rol zullen gaan spelen. Het is de bedoeling dat de kenniskring participeert in projecten die worden uitgevoerd in de beroepspraktijk, waardoor docenten en studenten van verschillende opleidingen in aanraking komen met de praktijk. Het panel is van mening dat verdere uitbouw van de strategische relatie met het Erasmus Medisch Centrum toekomstperspectieven biedt op het gebied van onderwijs en technologische infrastructuur zodat de mogelijkheden van studenten om aldaar met de beroepspraktijk en de technologische infrastructuur kennis te kunnen maken, verder toenemen.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
37/64
•
•
Van de studenten die hebben deelgenomen aan de jaarevaluatie 2006-2007 is ruim 70% tevreden over de deskundigheid van de docenten. Tweederde van de respondenten is tevreden over mate waarin docenten een relatie leggen met de beroepspraktijk. In het gesprek met het panel zeggen studenten dat ze graag meer docenten met recente GZTpraktijkervaring zouden willen hebben. Het panel beoordeelt het facet als voldoende omdat het huidige docententeam over slechts weinig recente relevante beroepservaring op het terrein van GZT beschikt. Het panel weegt hierbij ook de mening van de studenten mee.
Facet 3.2
Kwantiteit personeel
Goed
Criterium - Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De hogeschool heeft als norm dat de staf-student-ratio tussen 1:25 en 1:30 moet liggen. De staf-student-ratio van GZT ligt bij een inzet van 3,5 fte en 83 ingeschreven studenten op 1:24. Dat is gunstiger dan de norm van de hogeschool voorschrijft. Het aantal inschrijvingen lijkt ook in de toekomst niet explosief te zullen gaan groeien, waardoor het de verwachting is dat de staf-docent-ratio rond de 1:25 zal blijven. • Het ziekteverzuim van de opleiding ligt op ongeveer 5%, wat lager is dan het gemiddelde van het Instituut EAS: instituutsbreed is het ziekteverzuim 7,9%. • Docenten die het panel gesproken heeft, vinden de werkdruk acceptabel. Het kleine team is kwetsbaar, maar de opleiding is goed te ‘runnen’. In het verleden heeft de omvang niet geleid tot problemen met de behoefte aan specifieke GZT-deskundigheid, omdat ook gastdocenten ingezet kunnen worden. • Bij de toewijzing van onderwijstaken aan docenten wordt het taaktoedelingsinstrument (TTI) gebruikt. In het licht van het streven naar intensievere begeleiding van studenten wordt in het door het cvb voorgestelde model voor een nieuwe TTI de begeleidende docenttaken centraal gesteld. Dat leidt tot een nieuw uitgangspunt, namelijk dat van de tijd die docenten voor onderwijstaken inzetten gemiddeld over het gehele opleidingsteam ten minste de helft wordt besteed aan rechtstreeks contact met studenten (individueel of in groepen). De opleiding GZT blijft met de taaktoedeling aan docenten binnen de afgesproken bandbreedte: voor onderwijsactiviteiten is 72%-86% beschikbaar, voor deskundigheidsbevordering 8%-18% en voor organisatorische activiteiten 6%-10%. • In het Organisatieplan van het Instituut voor Engineering en Applied Science is de invulling van de medewerkersrollen beschreven. Ook zijn van de leidinggevende rollen de verantwoordelijkheden genoemd. De onderwijsmanager is degene die direct verantwoordelijk is voor de operationele gang van zaken bij de opleiding. Zij geeft direct leiding aan het docententeam. • De hogeschool heeft als streefdoel gesteld dat de opleidingen minimaal 65% van het budget besteden aan onderwijsactiviteiten. Uit de instituutsbegroting blijkt dat de
38/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
•
opleiding GZT ongeveer 75% van het budget bestemd is voor onderwijsgebonden activiteiten. Driekwart van de respondenten in de jaarevaluatie 2006-2007 is tevreden over de bereikbaarheid en beschikbaarheid van docenten.
Facet 3.3
Kwaliteit personeel
Goed
Criterium - Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Uit de CV’s van de docenten die het panel ontvangen heeft, leidt het panel af dat de docenten minimaal een hbo-opleiding hebben. Vier docenten hebben een universitaire opleiding en één docent is gepromoveerd. De breedte van het vakgebied van de gezondheidstechnoloog wordt door het docententeam bestreken: zowel deskundigheid op het gebied gezondheidszorg, als techniek, als communicatie is in het team aanwezig. • In 2008 ligt het accent op het ontwikkelen van de vaardigheden van docenten die nodig zijn bij de intensivering van het onderwijs en van de begeleiding van studenten via SLC. Ook ligt het accent op de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden. Gemiddeld wordt 10% van de arbeidstijd ingezet voor scholing. De prioriteiten van het instituut EAS liggen bij intensief en attractief onderwijs, studieloopbaancoaching, toetsen en beoordelen, klantgerichtheid, en project- & procesmanagement. • Scholing wordt voor een deel instituutsbreed georganiseerd. Er zijn drie verplichte scholingsdagen, die vakinhoudelijk en didactisch worden ingevuld. Daarnaast is er een keuzepakket, waaruit medewerkers in overleg met hun leidinggevende een keuze maken. Alle GZT-docenten hebben in de afgelopen jaren een cursus didactiek en een studieloopbaancoaching gevolgd. Nieuwe docenten nemen deel aan een inwerkprogramma. • De personeelsontwikkeling wordt gestuurd in de jaarlijkse cyclus van plannings- en beoordelingsgesprekken, zowel voor het zittende als voor het nieuwe personeel. Aan het begin van de cyclus worden resultaatafspraken gemaakt met iedere medewerker ten aanzien van het verzorgen van onderwijs, werk in de organisatie en professionalisering. Aan het eind van de cyclus wordt de medewerker beoordeeld op realisatie van de afspraken. Docenten hebben tegenover het panel bevestigd dat de gesprekscyclus wordt gevoerd. • Ter ondersteuning van het personeelsbeleid is in 2005 het HR-project Professionalisering en Implementatie in het leven geroepen. Het project is per 2008 integraal onderdeel van de centrale dienst P&O, met een harde kern van scholingsmakelaars en een groep van (interne en externe) trainers. Doelstelling van het project is het opzetten en uitvoeren van deskundigheidsbevorderingstrajecten voor onderwijzend en ondersteunend personeel ter ondersteuning van de strategie van de hogeschool. Het project ondersteunt noodzakelijke veranderingen op het terrein van onderwijs, personeel en organisatie. Voor docenten gaat het om kennis en vaardigheden op het gebied van onderwijskunde,
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
39/64
•
•
•
didactiek, ict en het ROM (studieloopbaancoaching, actualiseren van vakkennis, praktijksturing, internationalisering en nieuwe taken zoals toegepast onderzoek). De opleidingen dan wel instituten verwoorden in een eigen scholingsplan dat past binnen het HR-beleid de plannen met betrekking tot professionalisering van hun personeel voor de komende vier jaar. Professionalisering is gekoppeld aan de gesprekscyclus die HR-breed wordt toegepast. Het scholingsplan voor GZT is opgenomen in het Meerjaren Strategisch Personeelsplan 2008-2012. Het instituut wordt aangestuurd door een tweehoofdige directie, die leiding geeft aan een aantal onderwijsmanagers en ondersteunende diensten, en de contacten met het college van bestuur onderhoudt. De onderwijsmanager leidt het docententeam van GZT en dat van de opleiding Industrieel Product Ontwerpen. De onderwijsmanager heeft enige jaren ervaring in coördinerende functies. Uit onderzoeken onder studenten blijkt dat zij tevreden zijn over de vakinhoudelijke en didactische kwaliteiten van hun docenten. In het gesprek met het panel benadrukken studenten dat zij met name tevreden zijn over de studieloopbaancoaching.
Onderwerp 4
Facet 4.1
Voorzieningen
Materiële voorzieningen
Voldoende
Criterium - De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Hogeschool Rotterdam streeft op het gebied van huisvesting en voorzieningen naar een hoge kwaliteit. Dit betekent dat er voor studenten en medewerkers sprake is van een plezierige studeer- en werkomgeving. De voorgenomen intensivering van het onderwijs en de (verwachte) groei van de studentenpopulatie binnen het Instituut EAS zetten de huisvesting van de hogeschool onder druk. Om goede huisvesting te realiseren wordt geïnvesteerd in de bestaande bouw en wordt nieuwbouw gerealiseerd. Een aantal opleidingen van de hogeschool is verhuisd in verband met het streven de instituten qua locatie te bundelen. • Een onderdeel van het ROM is gericht op de onderwijsorganisatie. In de notitie Onderwijsorganisatie Heroverwogen is beleid geformuleerd gericht op verbetering van de ‘kleine kwaliteit’. Dit betekent concreet dat vanaf 2004 een hogeschoolbrede roosterorganisatie is ingevoerd, roosterprocessen zijn herzien en bedrijfstijden en de docentbelasting zijn aangepast. De directeuren zijn verantwoordelijk voor de implementatie van het beleid. • De opleiding GZT is, als onderdeel van het Instituut EAS, gehuisvest in de locatie aan het Academieplein te Rotterdam. Het gebouw is in de afgelopen jaren gemoderniseerd en aangepast aan de onderwijskundige wensen van het ROM-concept. Er zijn lokalen voor theorieonderwijs, er zijn ruimtes voor projectgroepen en sinds kort beschikt de opleiding
40/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
•
•
•
•
GZT over een eigen plek in het Technopark. Het Technopark is een hal van ongeveer 1000 m2 waarin machines voor diverse technische opleidingen zijn opgesteld. De apparatuur die voor GZT beschikbaar is, is nog minimaal gelet op de opleidingsdoelstellingen. Wel maakt de opleiding gebruik van de mogelijkheden van het Erasmus Medisch Centrum, om studenten kennis te laten maken met apparatuur die de opleiding niet zelf kan bekostigen. Deze mogelijkheid is echter niet continu aanwezig en uitbreiding van het Technopark met GZT-faciliteiten is dan ook een uitdrukkelijke wens van studenten, zo bleek in het gesprek dat het panel met hen had. De opleiding zoekt de vervulling van deze wens in het maken van afspraken met universitaire ziekenhuizen, het Albeda College en INTOP beroepsopleidingen. De overleggen met deze instellingen hierover zijn reeds in gang gezet. De docenten van GZT hebben een gezamenlijke werkkamer in de nabijheid van een klein studielandschap waar studenten GZT veelal werken aan opdrachten en projecten. Inhoudelijke begeleiding kan daardoor makkelijk gegeven worden. Studenten en docenten zijn erg tevreden over de informele contacten die op deze manier tot stand komen en naar hun oordeel leidt tot goede begeleiding. Er zijn voldoende ict-mogelijkheden in het gebouw aanwezig. Naast het studielandschap in de mediatheek, zijn er verspreid in het gebouw nog enkele kleinere studielandschappen, waar studenten individueel of in groepjes zelfstandig kunnen werken. Er is ongeveer één computer per vier studenten beschikbaar. Het gehele gebouw is voorzien van draadloos internet zodat studenten met laptops overal kunnen inloggen in het hogeschoolnetwerk. De mediatheek is in voldoende mate voorzien van studieboeken, handboeken en tijdschriften. Beschikbare tijdschriften zijn bijvoorbeeld FMT Gezondheidszorg, ICT en Zorg en Journal of Telemedicine and Telecare. Studenten en docenten hebben daarnaast toegang tot databanken zoals Cochrane en Cinahl. De specifieke selectie literatuur voor GZT is toegankelijk via www.mediatheek.hro.nl. Uit tevredenheidsonderzoeken blijkt dat studenten over het algemeen tevreden zijn met de faciliteiten van de opleiding. In het gesprek met het panel geven ze echter wel aan dat het GZT-materiaal in het Technopark gemoderniseerd en uitgebreid zou moeten worden. Het panel is het met deze opvatting eens en beoordeelt het facet daarom met voldoende.
Facet 4.2
Studiebegeleiding
Goed
Criteria - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op de studievoortgang. - De studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Studieloopbaancoaching (SLC) is een belangrijk onderdeel van het ROM. Daarom heeft de opleiding in elke studiefase SLC als programmaonderdeel opgenomen. De uitgangspunten zijn vastgelegd in de kadernotitie Studieloopbaancoaching aan de HR
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
41/64
•
•
•
•
(2006). SLC maakt deel uit van het studentgestuurde onderwijs en omvat onderdelen als oriëntatie op de studie en beroep, selectie, bewaken en bevorderen van de studievoortgang, planning van studie en loopbaan, bevorderen van de eigen verantwoordelijkheid en het opbouwen van een netwerk. De professionele ontwikkeling van de student staat in de SLC centraal. De student leert onder begeleiding van een, zo mogelijk door de Hogeschool Rotterdam gecertificeerde, studieloopbaancoach de individuele ontwikkeling van de studieloopbaancompetenties en de eigen studievoortgang te bewaken en te sturen, gericht op de door de opleiding beoogde eindkwalificaties. De opleiding maakt daarbij gebruik van de zogeheten Reflector-test, waarmee capaciteiten, interesses, leerstijl en motivatie van de student in beeld gebracht worden. Ook bij de invulling van de keuzemogelijkheden binnen het programma vervult SLC een belangrijke functie. De studenten die het panel gesproken heeft, zijn zeer tevreden over de SLC die de opleiding hen biedt. Dit blijkt ook uit de jaarevaluatie 20062007: rond de 70% van de respondenten is tevreden over de begeleiding van de studievoortgang, rondom keuzemogelijkheden en de oriëntatie op de beroepspraktijk. De opleidingen worden in de gelegenheid gesteld studenten in te zetten voor peercoaching, dat wil zeggen ouderejaarsstudenten die als mentor of tutor ondersteuning bieden aan andere studenten. Peercoaching wordt ingezet met het oog op begeleiding en ondersteuning, en dient uitgevoerd te worden conform de notitie Peercoaching (2007). In deze notitie zijn de doelen, de aanpak en de kwaliteitsborging van deze vorm van begeleiding vastgelegd. De inzet van de circa 350 peercoaches heeft een structurele plek binnen de Hogeschool Rotterdam. De instituten krijgen uit hogeschoolmiddelen extra budget om studenten als studentassistent aan te stellen. Ieder instituut ontwikkelt of gebruikt een matchingsysteem om ondersteuningsvraag en -aanbod op elkaar te kunnen afstemmen, bijvoorbeeld in de vorm van een leerbedrijf. De opleiding GZT zet 0,5 fte aan peercoaches in. Zij helpen jongerejaars inhoudelijk bij moeilijke vakken. De peercoaches kunnen hun activiteiten voor dit onderdeel inzetten als bewijsmateriaal bij de rollen instructeur of adviseur uit het competentieprofiel van de opleiding. Het digitaal portfolio is een ruimte binnen de elektronische leeromgeving N@tschool waarin studenten hun materialen kunnen verzamelen. Aan de hand hiervan kunnen studenten laten zien welke competenties zijn gerealiseerd en welke nog moeten worden aangeleerd. Studenten van GZT maken van deze mogelijkheid gebruik om hun portfolio samen te stellen. Tijdens SLC wordt ook aandacht besteed aan het portfolio. Er wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid een negatief bindend studieadvies (BSA) uit te brengen met een drempel zoals is vastgelegd in de OER. Daarbij wordt ook gebruik gemaakt van inhoudelijke selectiecriteria (zie facet 2.5). Tijdens SLC worden studenten over de procedure geïnformeerd. De wijze waarop studenten begeleid worden tijdens de stage en de afstudeerperiode is beschreven in de Stagehandleiding Gezondheidszorg Technologie en in de Handleiding Afstuderen. Tijdens de stage wordt een student begeleid door een stagedocent die de stagiair twee keer bezoekt en ondersteuning biedt indien zich problemen voordoen. Deze docent stelt ook het stageplan van de student vast. Vanuit de opleiding wordt wekelijks (bij het afstuderen: tweewekelijks) een terugkomdag georganiseerd, waarin studenten ervaringen uitwisselen. De docent is eindverantwoordelijk voor de beoordeling. De stagebegeleider (van de instelling) is de dagelijkse begeleider van de student. Zijn taken
42/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
•
en verantwoordelijkheden zijn eveneens beschreven. Deze begeleider kan zo nodig vanuit de opleiding worden geholpen. In de afstudeerhandleiding wordt de begeleiding van de afstudeerder op vergelijkbare wijze beschreven. Het beleid met betrekking tot de informatievoorziening is gericht op bevordering van de studievoortgang en op de behoeften van de studenten. Ten aanzien van de informatievoorziening is door de hogeschool een aantal concrete streefdoelen geformuleerd. In 2007 is een nieuw studentvolgsysteem (Osiris) geïntroduceerd dat ook voor de SLC van belang is, met name om de studievoortgang te volgen en daarover afspraken met studenten vast te leggen. De studenten hebben geen klachten over dit systeem.
Onderwerp 5
Facet 5.1
Interne kwaliteitszorg
Evaluatie resultaten
Voldoende
Criterium - De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het kwaliteitsbeleid van de Hogeschool Rotterdam staat beschreven in het document Kwaliteitszorgbeleid bij de Hogeschool Rotterdam (2006). Het motto is: ‘Kwaliteit is doelbereiking’. Het kwaliteitszorgkader is ontleend aan het strategisch beleid van de hogeschool en aan het accreditatiekader van de NVAO. • Het kwaliteitsbeleid van hogeschool rust op drie pijlers: 1. De beleids- en jaarplancyclus van planning en control (P&C-cyclus). Basis voor het management en sturing is de planvorming van het cluster zoals dat is vastgelegd in het meerjarig strategisch beleidsplan van het instituut. Binnen de P&C-cyclus worden de beleidsterreinen financiën, onderwijs en kwaliteit van management en sturing onderscheiden. Het jaarlijkse managementcontract met prestatiedoelen vervult hierbij een centrale rol. Elk instituut dient over een gesystematiseerd geheel van procedures en documenten te beschikken, waaruit de stand van zaken met betrekking tot de kwaliteitscriteria kan worden vastgesteld. 2. De interne kwaliteitszorgsystematiek van opleidingen. Hierin wordt cyclisch en methodisch gewerkt aan kwaliteitsverbetering. De kwaliteitszorg heeft betrekking op drie door de Hogeschool Rotterdam vastgestelde domeinen: Onderwijskwaliteit, Kwaliteit van management en sturing, en Operationele kwaliteit. In het HR-kwaliteitskader zijn onder genoemde domeinen de NVAOcriteria opgenomen. De hogeschool heeft de NVAO-criteria en de HR-doelen uitgewerkt in toetsbare streefdoelen. Binnen dit kader ontwikkelt de opleiding een eigen kwaliteitsbeleid dat de kwaliteit weerspiegelt die de opleiding nastreeft en dat past binnen het hogeschool- en instituutsbeleid.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
43/64
•
•
•
3. Het bureau Auditing, Monitoring en Control (AMC). Het bureau AMC is relatief zelfstandig en biedt het college van bestuur onafhankelijke informatie. Ook heeft het AMC een adviestaak. Als onderdeel van het kwaliteitsbeleid voert het AMC periodiek audits uit bij de opleidingen. Dit gebeurt halverwege de accreditatiecyclus. De interne audits hebben zowel een verantwoordingsfunctie als een spiegelfunctie. Het kwaliteitszorgkader is verder uitgewerkt in toetsbare streefdoelen die zijn beschreven in het document Toetsbare streefdoelen van de Hogeschool Rotterdam (2006). Dit document dient als handvat bij de bepaling van een instituut dan wel opleiding welke toetsbare streefdoelen als basis fungeren voor het systeem van interne kwaliteitszorg. Het instituut kan op basis van eigen beleid de toetsbare streefdoelen aanpassen of additionele doelen formuleren. De streefdoelen zijn gebaseerd op facetten van het accreditatiekader. Voorbeelden van streefdoelen zijn: - Het perioderooster is twee weken voor aanvang van de lesperiode beschikbaar en voor studenten ook via Internet te raadplegen. - De faciliteiten zijn in voldoende mate afgestemd op studenten met een handicap, waar dat gezien de feitelijke populatie wenselijk en realistisch is. - Het beleid m.b.t. studieloopbaanbegeleiding en de uitvoering ervan differentiëren naar studiefase en studieroute en houden aanwijsbaar rekening met de diversiteit in de studentenpopulatie. - Er zijn duidelijke beoordelingscriteria beschreven voor de verschillende stages, afgestemd op de geformuleerde stagedoelen. Het panel vindt de meetbaarheid van deze streefdoelen niet in alle opzichten even specifiek, meetbaar en tijdgebonden, zodat niet altijd zal zijn na te gaan of de doelen gerealiseerd zijn. De opleiding heeft verschillende evaluatie-instrumenten tot de beschikking om periodiek te meten in welke mate de streefdoelen zijn gerealiseerd. Bij deze metingen wordt in ieder geval de mening van de studenten over de inhoud en vorm van het onderwijs bevraagd. De hogeschool verricht op instellingsniveau eens per twee jaar een studententevredenheidsonderzoek (STO). Eind 2007 heeft een nieuw STO plaatsgevonden waarvan de resultaten eind februari 2008 zijn gepubliceerd. De opleiding zelf heeft haar evaluatie-instrumentarium beschreven in het Handboek Kwaliteitszorg (2005). Deze instrumenten zijn: schriftelijke module-evaluatie, studenttevredenheidsonderzoek, werkgeversonderzoek, alumni-onderzoek, HBOMonitor, beroepenveldcommissie, studentenoverleg, opleidingscommissie en curriculumcommissie. Een aantal van deze instrumenten is pas in 2008 voor het eerst ingezet en een aantal instrumenten zal in 2009 pas voor het eerst ingezet worden. De opleiding had al wel op informele wijze mondeling geëvalueerd. Bij de schriftelijke tevredenheidsonderzoeken is vastgelegd welke tevredenheidsnorm gehanteerd wordt: minimaal een 6.0, minimaal voldoende/goed, minimaal 60% tevreden. Het panel vindt dit werkbare doelen, maar is ook van mening dat de variatie nogal groot is. De hogeschool beschikt over het DocumentatieKwaliteitsbeheerSysteem (DKS) van Infoland om kwaliteitszorg digitaal te ondersteunen. Het systeem biedt applicaties waarmee een intern kwaliteitszorgsysteem kan worden opgebouwd en onderhouden. Zowel bij externe als bij interne audits wordt door de opleidingen het DKS en de
44/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
•
Compliance Manager uit dat systeem standaard ingezet, waardoor documentatie op een eenvoudige manier beschikbaar is voor auditoren. Het panel beoordeelt het facet met voldoende omdat de meetbaarheid van een aantal inhoudelijke streefdoelen niet in voldoende mate meetbaar zijn geformuleerd en omdat een aantal meetinstrumenten nog niet is ingezet.
Facet 5.2
Maatregelen tot verbetering
Goed
Criterium - De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan de realisatie van de streefdoelen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De opleiding Gezondheidszorg Technologie is niet eerder gevisiteerd. • De Hogeschool Rotterdam heeft een aantal instrumenten voor handen om de werking van de PDCA-cyclus van de instituten dan wel de opleidingen te monitoren. Deze instrumenten worden ingezet om de sturing van deelprocessen te borgen en om het gewenste kwaliteitsniveau van de eindproducten of diensten te realiseren. Deze instrumenten zijn onder meer kwaliteitsbewaking in de vorm van interne audits, reviews en onderzoeken, toepassen branchecode, beoordelingsgesprekken met het opleidingsmanagement en het managementcontract. • De afspraken die in het kader van de P&C-cyclus tussen het cvb en de instituutsdirecteur worden gemaakt, worden jaarlijks vastgelegd in een managementcontract. In het managementcontract zijn de beleidsdoelen en verbeterplannen van het instituut geformuleerd. Deze zijn ontleend aan: - Het meerjarig Strategisch Beleidsplan van het instituut. - Resultaten van een gehouden externe visitatie, dan wel de voorbereiding hierop, of andere externe onderzoeken (HBO-Monitor). - Resultaten vanuit het interne kwaliteitszorgsysteem. - Door het cvb te stellen minimumeisen met betrekking tot onderwerpen en streefdoelen, zoals financieel beheer, stand van zaken ROM en kwaliteitszorg. • De centrale diensten van de Hogeschool Rotterdam verschaffen de instituten in redelijke mate de ruimte om de beheersprocessen over onderwijskwaliteit zelf vorm te geven. Dit vanuit de gedachte dat de kwaliteit intern gedreven moet zijn. De Hogeschool Rotterdam stimuleert dat de instituten/opleidingen onderzoek doen naar de oorzaken van het eventueel niet bereiken van de streefdoelen. Voorts wordt van elk instituut/opleiding een kwaliteitszorgplan verwacht waarin de interne kwaliteitszorg is uitgewerkt aan de hand van de PDCA-cyclus en waarin is vastgelegd hoe is geborgd dat voor elk kwaliteitsaspect het proces van kwaliteitsverbetering middels verbeterplannen plaatsvindt. Een en ander kan ook worden vastgelegd in een voortgangsrapportage. In de verbeterplannen worden de verbeteracties, doelen, termijnen, middelen en verantwoordelijkheden omschreven. • Enkele voorbeelden van verbetermaatregelen op hogeschoolniveau die vanuit het systeem van interne kwaliteitszorg zijn ingezet:
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
45/64
-
•
•
•
•
Een herprogrammering die gericht is op het onderwijs binnen de kaders van het ROM nog intensiever en attractiever vorm te geven. De effecten van deze herprogrammering zullen met name zichtbaar zijn door een betere aansluiting tussen geprogrammeerde en feitelijke studielast, een verbetering van de studiebegeleiding en een verbetering van het opleidingsrendement. - Verbetering van de aansluiting tussen doelen, programma en toetsing nog beter. In dit kader is een aantal nieuwe kaders voor de toetsing vastgesteld ten einde de kwaliteit en efficiency van de toetsing te verhogen. - In het Risicoregister (2007) zijn de belangrijkste risico’s benoemd en de verantwoordelijken voor het beheersen van het betreffende risico. Het risicoregister is opgesteld in het kader van de branche-code. Naar aanleiding van evaluaties heeft de opleiding de afgelopen jaren verbeteringen doorgevoerd. Als voorbeeld noemt de opleiding: nieuwe practica in de technische vakken van het programma, verplaatsing van modulen uit het derde jaar naar het eerste of tweede om studenten beter voor te bereiden op de stage, de inhoud van de keuzeminor Veiligheid, Beheer en Innovatie is opgenomen in het verplichte programma. Naar aanleiding van een interne audit heeft de opleiding de documentatie van al haar activiteiten gestroomlijnd en opgenomen in het documentbeheerssysteem van de hogeschool. Daarmee is gestructureerd beheer ervan beter geborgd. Studenten hebben het panel verteld dat ze in redelijke mate betrokken worden bij de verbeteringen van de opleiding. Ook de vertegenwoordigers uit het werkveld die het panel gesproken heeft, zijn van mening dat de opleiding maatregelen neemt als evaluaties daartoe aanleiding geven. Met name de werkveldvertegenwoordigers die vanaf het begin betrokken zijn geweest bij de ontwikkeling van de opleiding vinden dat er goed geluisterd wordt naar de verbetermogelijkheden die zij hebben aangedragen. Alle groepen die het panel gesproken heeft constateren dat kwaliteitszorg langzamerhand een meer formele structuur krijgt, naast de informele lijnen die passen bij de kleinschaligheid van GZT. Het panel is van mening dat beide elementen hun bijdrage leveren aan de kwaliteitsattitude binnen het opleidingsteam.
Facet 5.3
Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld
Goed
Criterium - Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • De Hogeschool Rotterdam verwacht van instituten en opleidingen dat zij kunnen aantonen op welke wijze medewerkers, studenten, alumni en het beroepenveld zijn betrokken bij evaluatieonderzoek en het formuleren van verbeterplannen. De door de opleiding gehanteerde evaluatie-instrumenten zijn vastgelegd in het kwaliteitszorg handboek van de opleiding.
46/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
•
•
•
•
De Hogeschool Rotterdam verwacht in ieder geval dat de opleidingsdirecteur de resultaten van de kwaliteitsmetingen en de eventuele dooruit voortvloeiende verbeteracties bespreekt met de opleidingscommissie, waarin studenten en docenten zitting hebben. Volgens de studenten vergadert de opleidingscommissie frequent, en worden de resultaten en de effecten ervan besproken. De opleidingscommissie is niet betrokken bij mogelijke verbeteracties. Het panel heeft vastgesteld dat de opleidingscommissie frequent vergadert en heeft vergaderverslagen ingezien. Daarnaast vindt veel informele informatie-uitwisseling plaats, wat gezien de schaalgrootte van de opleiding mogelijk en begrijpelijk is. Docenten zijn niet alleen via de opleidingscommissie betrokken bij kwaliteitsbeleid, maar ook via de bijeenkomsten met het opleidingsteam, de curriculumcommissie en de beroepenveldcommissie. De docenten met wie het panel gesproken heeft zijn tevreden over de mogelijkheden de ze hebben om bij te dragen aan de verbeteractiviteiten van de opleiding. Het werkveld is positief over de resultaten van zijn inbreng. Enkele leden van de beroepenveldcommissie zijn al vanaf het begin van de opleiding betrokken bij de ontwikkeling. Zij zijn positief over de wijze waarop de opleiding met hun adviezen om gaat. De opleiding heeft nog niet veel afgestudeerden en bovendien zijn de alumni minder dan een jaar geleden afgestudeerd. Zij constateren dat de opleiding hen na het afstuderen opzoekt en probeert in contact te blijven. Alumni leveren bijdragen aan de opleiding in de vorm van opdrachten en projecten en door stageplaatsen te regelen voor de huidige studenten. De afgestudeerden hebben aan een alumnionderzoek deelgenomen, waarin zij op een aantal aspecten terugblikken op hun opleiding en de aansluiting met de beroepspraktijk beoordelen.
Onderwerp 6
Facet 6.1
Resultaten
Gerealiseerd niveau
Voldoende
Criterium - De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het gerealiseerde niveau van studenten wordt vastgesteld in de afstudeerfase. De structuur ervan is beschreven in de Handleiding Afstuderen. De afstudeerfase heeft een omvang van 24 credits en duurt ongeveer 20 weken. De afstudeerder werkt vier dagen per week in een bedrijf of instelling en is één dag per week beschikbaar voor begeleidingsactiviteiten op school, onder andere intervisie & loopbaanbegeleiding en de cursus rapporteren & adviseren. De studenten moeten voor alle competenties een bepaald niveau aantonen. Ze bepalen zelf welke drie competenties ze op niveau 3
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
47/64
•
•
•
• •
•
•
48/64
willen aantonen; de overige competenties moeten minimaal op niveau 2 worden aangetoond. Nadat de studenten een afstudeerplaats heeft gevonden, maakt hij een stageplan waarin hij opneemt welke leerdoelen en competenties op welk niveau aangetoond zullen worden. De afstudeercoördinator moet dit plan goedkeuren. De begeleiding daarna vindt plaats door een afstudeerbegeleider (die vanaf dat moment de SLC van de student is) en een bedrijfsbegeleider. In de handleiding is verder opgenomen op welke criteria het afstudeerverslag beoordeeld zal worden. De student zoekt zelf een stageplaats, daarbij ondersteund door zijn SLC. In de afstudeerhandleiding is opgenomen aan welke eisen de stageplaats en de afstudeeropdracht moeten voldoen. Naast voldoende begeleiding, qua tijd en niveau, moet de opdracht aan een aantal eisen voldoen om het niveau te kunnen borgen. Enkele eisen zijn: de opdracht moet een gezondheidszorg- en technische component hebben, de student moet kunnen functioneren op hbo-niveau, de opdracht moet een onderzoeksaspect hebben waarin een aantal onderzoeksvaardigheden in praktijk gebracht moeten worden. Het afstudeerwerkstuk wordt op een aantal criteria beoordeeld, die ook in de afstudeerhandleiding zijn vermeld. De criteria hebben betrekking op werkhouding tijdens de afstudeerstage, inhoudelijk niveau van het werk en het verslag, verslaglegging (van de afstudeeropdracht), mondelinge toelichting tijdens de afstudeerzitting en het reflectieverslag. De beoordelingsformulieren die hierbij gebruikt worden en de problemen die daarbij zijn te signaleren, zijn reeds bij facet 2.8 besproken. Bij de beoordeling van de afstudeerproducten zijn de begeleidend docent, een tweede examinator en een extern deskundige betrokken. Het panel heeft een tiental afstudeerproducten ter inzage ontvangen. Op grond daarvan stelt het panel vast dat de keuze van onderwerpen aansluit bij het domein van de opleiding. De gebruikte Nederlandstalige literatuur is adequaat, onderzoeksmethodes en weergave van de resultaten van onderzoek zijn correct en in voldoende mate onderbouwd, conclusies en aanbevelingen zijn in lijn met de onderzoeksresultaten. Ook is het panel van mening dat het niveau aansluit bij het bachelorniveau. Op grond van zijn waarnemingen ziet het panel nog wel een aantal aandachtspunten. Het gebruik van Engelstalige literatuur in de afstudeerwerkstukken dient naar het oordeel van het panel verplicht te zijn. De kwaliteit van de verwijzingen in de werkstukken verdient aandacht. Het panel heeft tijdens zijn bezoek aan de opleiding vastgesteld dat dit wordt opgepakt. De beoordeling van de scripties dient beter onderbouwd te worden. De beoordelingsformulieren worden door de examinatoren ingevuld, maar een onderbouwing van hun oordeel is niet zichtbaar. Dat maakt het voor derden moeilijk om in te schatten of de beoordeling correct geschiedt. Sommige werken scoren erg hoog, rekening houdend met de afwezigheid of minimaal gebruik van verwijzingen naar internationale literatuur. De hogeschool neemt jaarlijks deel aan de HBO-Monitor. Hieruit blijkt dat afgestudeerden over het algemeen snel een baan hebben gevonden die beroep doet op hun hbo-kwalificaties. Jaarlijks wordt een managementsamenvatting van de
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
•
•
•
resultaten van de HBO-Monitor aan de instituten verschaft. Van de opleiding GZT hebben nog geen afgestudeerden aan de hbo-Monitor deelgenomen, omdat er pas in 2007 voor het eerst studenten zijn afgestudeerd. Wel heeft de opleiding een eigen onderzoek uitgevoerd onder afgestudeerden en hun werkgevers. Aan het alumni-onderzoek hebben 6 afgestudeerden meegedaan. Uit de resultaten is af te leiden dat de afgestudeerden binnen 6 maanden na afstuderen een relevante werkplek op hbo-niveau hebben. Ze zijn tevreden over de aansluiting tussen de opleiding en hun werk. De alumni vinden dat ze de competentie in voldoende mate beheersen om als zelfstandig, beginnend beroepsbeoefenaar aan de slag te kunnen. De zes respondenten vinden dat de competenties die betrekking hebben op het primaire proces en de introductie en implementatie van nieuwe technieken niet zo relevant voor hen zijn. Een competentie beheersen ze naar hun oordeel onvoldoende: het beheren van een technische infrastructuur. Het werkveldonderzoek heeft twee respondenten opgeleverd. Zij vinden dat de afgestudeerden die zij in dienst hebben alle competenties in voldoende mate beheersen en ze vinden alle competenties relevant. Ook de werkveldvertegenwoordigers die het panel gesproken heeft hebben deze opvatting. Het panel vindt het aantal respondenten vanuit het werkveld en de alumni nog te gering om duidelijke conclusies te trekken. Het panel beoordeelt het facet met voldoende omdat de hierboven vermelde aspecten betreffende de kwaliteit en de beoordeling verbeterd dienen te worden.
Facet 6.2
Onderwijsrendement
Voldoende
Criteria - Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. - Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Het oordeel wordt als volgt beargumenteerd: • Het college van bestuur heeft in 2005 het onderwijsrendement tot een van de speerpunten van het beleid verheven. Het rendement is een vast onderdeel van het managementcontract. De Hogeschool Rotterdam verwacht van de instituten en de opleidingen dat streefcijfers worden geformuleerd voor het propedeuserendement, het afstudeerrendement, de studieduur van studiestakers en de studieduur van afstudeerders. Als de resultaten niet in overeenstemming zijn met de streefcijfers volgt een verklaring/analyse. • Het Instituut EAS streeft naar een opleidingsrendement van 50%: dat wil zeggen dat 50% van de instromende studenten van een opleiding het bachelordiploma haalt. Een ander streefcijfer is dat 80% van de studenten die de propedeuse halen, ook het diploma behalen. Er zijn geen streefcijfers voor de studieduur geformuleerd. • De rendementsgegevens van de opleiding worden vergeleken met die van andere soortgelijke opleidingen in Nederland of elders; indien er sprake is van afwijkingen worden deze geanalyseerd. Indien nodig wordt verbeterbeleid uitgevoerd. Voor GZT zijn
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
49/64
•
•
•
•
•
nog maar weinig gegevens beschikbaar. Enerzijds vanwege het feit dat de opleiding nog maar kort bestaat, anderzijds vanwege de kleine aantallen. Van verbeterbeleid is daarom ook nog geen sprake. Het streven tot verhoging van studiesucces en tot voorkoming van onnodige uitval van studenten heeft de aanzet gegeven tot de intensivering van het onderwijs en de begeleiding. De opleiding GZT heeft in dit kader het aantal contacturen in de propedeuse verhoogd (zie facet 2.4). De studentenpopulatie van de hogeschool bestaat voor een groot deel – althans meer dan het landelijk gemiddelde – uit studenten met een niet-Nederlandse culturele achtergrond en studenten die als eerste uit hun gezin of omgeving de stap naar het hoger onderwijs maken. Dit leidt volgens de hogeschool tot extra opgaven, juist met het oog op rendement en studiesucces. In hoeverre dit ook voor GZT geldt, blijkt niet uit het aan het panel ter beschikking gestelde materiaal. Uit het beschikbare cijfermateriaal blijkt dat het aantal studenten sinds de start van de opleiding in 2004 is gegroeid van 36 naar 84. Het aantal instromende studenten is gedaald van 36 in 2004 naar 27 in 2006 en 2007. Per 1 oktober 2008 bedraagt de instroom 26 studenten. De opleiding streeft naar een instroom van 40 studenten per jaar. Deze doelstelling haalt de opleiding niet. Het grootste deel van de instromende studenten is afkomstig van de havo (rond de 60%). De verdeling van het restant tussen vwo, mbo en overige opleidingen fluctueert. De uitval na twee jaar ligt rond de 35%, wat binnen de streefnorm van het Instituut EAS is. Vanuit het driejarig traject zijn de eerste studenten afgestudeerd in 2007. In 2008 zijn de eerste studenten van het vierjarig traject afgestudeerd. In percentages uitgedrukt levert dat een opleidingsrendement van 15% op na drie jaar. Van de cohort 2004 zijn inmiddels 15 studenten afgestudeerd en van de cohort 2005 zijn er 5 afgestudeerd. De opleiding houdt de realisatie van de streefcijfers bij, maar er zijn slechts weinig kengetallen bekend, omdat de opleiding nog maar kort bestaat. Het panel beoordeelt het facet daarom met voldoende.
50/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Deel C: Bijlagen
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
51/64
Bijlage 1:
52/64
Onafhankelijkheidsverklaring panelleden
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
53/64
54/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
55/64
56/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Panellid: De heer prof. dr. P. van Roy
Panellid: De heer dr. P. Inia
Deskundigheid cf. Protocol VBI’s; oktober 2007
Relevante werkvelddeskundigheid
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met meest recente ontwikkelingen
X
X
Vakdeskundigheid: Vertrouwd met lesgeven en beoordeling en toetsing minstens op niveau/oriëntatie te beoordelen opleiding
X
X
Onderwijsdeskundigheid
X
X
X X
Studentgebonden deskundigheid Visitatiedeskundigheid
Panellid NQA: De heer drs. W.A.J. van Uden
Deskundigheden panelleden
Panellid student: De heer P.H.M.J.A. Chambille
Bijlage 2:
X
X
X
X
Nadere informatie over de achtergronden van de panelleden:
Panellid de heer prof. dr. P. van Roy De heer Van Roy is ingezet als panellid vanwege zijn onderwijsdeskundigheid op hbo-niveau en hoger en zijn expertise in het domein van de anatomie, motorische revalidatie, toegepaste biomechanica en atrokinematica. Hij heeft onderzoek gedaan naar onder meer anatomische varianten van het musculoskeletaal stelsel, in het bijzonder m.b.t. de gewrichten van de extremiteiten en van de wervelkolom en op het gebied van de goniometrie. Ook heeft hij driedimensionale bewegingsanalyses gemaakt van de extremiteiten en de wervelkolom, naast studies naar de correlaties tussen anatomie en medische beeldvorming. De heer Van Roy is de laatste tien jaar als commissielid en coördinator betrokken geweest bij verschillende visitaties en heeft dientengevolge kennis van de accreditatiesystematiek. Hij beschikt door zijn werkervaring bij een hogeschool voor fysiotherapie in Nederland, België en Zwitserland over internationale deskundigheid. Voor deze visitatie is de heer Van Roy aanvullend individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie en over de werkwijze van NQA.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
57/64
Opleiding: 1972 1975 1980 1982 1988
Gegradueerde in de kinesitherapie Getuigschrift van bekwaamheid tot het verstrekken van onderwijs Kandidaat motorische revalidatie en kinesitherapie Licentiaat in de motorische revalidatie en kinesitherapie Doctor in de motorische revalidatie en kinesitherapie
Werkervaring: 1972–1980 Kinesitherapeut Sint Jozefskliniek Vilvoorde 1972–1988 Deeltijds stagebegeleider en praktijkleraar, later voltijds leraar en directeur van hogeschoolonderwijs in kinesitherapie aan het Hoger Technisch Instituut Aedes Paramedicurum in Brussel 1988–1990 Hoofddocent anatomie hogeschool voor fysiotherapie aan de Hogeschool Thim van der Laan in Utrecht 1990–1991 Directeur hogeschool voor fysiotherapie Thim van der Laan in Landquart, Zwitserland 1989–1991 Deeltijds hoofddocent aanvullende biomechanica aan de Vrije Universiteit Brussel 1993–heden Voltijdse tewerkstelling aan de Vrije Universiteit Brussel met opeenvolgend de graden: doctor assistent, docent, hoofddocent, hoogleraar, gewoon hoogleraar
Panellid de heer dr. P. Inia De heer Inia is ingezet als panellid vanwege zijn werkvelddeskundigheid, zijn internationale deskundigheid en zijn visitatiedeskundigheid. Door zijn werkervaring als klinisch fysicus en door zijn rol als directeur, bestuurslid en directielid bij respectievelijk het Klinisch Chemisch Laboratorium van de Leeuwarder Ziekenhuizen, Huisartsenlaboratorium en Trombosedienst Friesland en Medisch Centrum Leeuwarden is hij op de hoogte van de laatste ontwikkelingen in het werkveld. De heer Inia heeft gedurende zijn loopbaan zitting gehad in diverse internationale werkgroepen waaronder de European Federation of Organizations for Medical Physics, het Internationale Atoom Energie Agentschap in Wenen en de programmacommissie voor het European Congress of Radiology. Daardoor, en door het feit dat hij projecten voor PUM heeft gedaan, beschikt de heer Inia over internationale ervaring. Uit opleiding en werkervaring heeft de heer Inia tevens kennis van de accreditatiesystematiek, daarnaast is hij voor deze visitatie individueel geïnstrueerd over het proces van accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1971 1980–1981 1984 1995–1996
Doctoraat experimentele natuurkunde RUG Ziekenhuisbeleid Universiteit Tilburg Digital Radiology, Manchester Commissarissencyclus, NCD Nyenrode
Werkervaring: 1972–2004 Klinisch fysicus, verbonden aan de medische staven van Medisch Centrum Leeuwarden 1987–2004 Directeur Stichting Klinisch Chemisch Laboratorium Leeuwarden 1995–2004 Lid directie Medisch Centrum Leeuwarden
58/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Nevenactiviteiten in het onderwijs: 1975–1988 Gecommitteerde bij de afdeling Elektrotechniek van de Hogere Technische School te Leeuwarden, stagebegeleider HTS ICT/elektrotechniek 1985–1990 Lector milieukunde-straling (avondcolleges), gastcolleges op hbo- en wo-niveau 1980–1990 opleider geweest voor de vocational/inservice opleiding tot klinisch fysicus en mede aan de wieg gestaan aan de opzet van registratie van de klinisch fysicus Diverse bestuurlijke functies in professionele organisaties: 1982–1986 Nederlandse Vereniging voor Klinische Fysica; Nederlandse Vereniging voor Nucleaire Geneeskunde (voorzitter) 1987–1990 European Federation of Organizations for Medical Physics, secretary 1990–1992 Idem, president 1985–1990 Diverse Internationale werkgroepen onder andere voor het Internationale Atoom Energie Agentschap (IAEA) in Wenen 1991–1992 Idem, chairman 1993–1995 Programmacommissie European Congress of Radiology Maatschappelijke activiteiten: Vanaf 1972 Bij voortduring (bestuurlijk) actief ten behoeve van diverse organisaties 1998–1999 Voorzitter Begeleidingscommissie Sectordoorlichting Biomedische Bedrijven Noordelijk Technologiebeleid van het Samenwerkingsverband Noord-Nederland 2000–2008 Voorzitter Raad van Toezicht woningcorporatie Nieuw Wonen Sinds 2003 Secretaris Sint Anthony Gasthuis (gasthuis, boerderijen, landerijen) Sinds 2003 Stichting Raeflex voor visitatie woningcorporaties – diverse visitaties Nederlands Instituut voor Accreditatie van Ziekenhuizen (NIAZ) – auditor Mei 2006 Teamleider Group Study Exchange Rotary Foundation naar Zuid-Korea Sept. 2006 Expertmissie voor PUM (VNO/NCW) naar Yogjakarta Mei 2007 Expertmissie voor PUM naar Tbilisi
De heer P.H.M.J.A. Chambille De heer Chambille is ingezet als student panellid. Hij is vierdejaarsstudent biometrie aan Hogeschool Zuyd. Naast zijn studie is de heer Chambille klassevertegenwoordiger en houdt hij zich tevens bezig met het organiseren van open dagen. Ook is hij secretaris van de Faculteitsmedezeggenschapsraad van de Faculteit Gezondheid en Techniek en deelnemer aan het Honours Programma van Hogeschool Zuyd. Hij beschikt over studentgebonden deskundigheden met betrekking tot de studielast, de onderwijsaanpak, de voorzieningen en de kwaliteitszorg bij opleidingen in het domein. Voor deze visitatie is de heer Chambille individueel geïnstrueerd over het proces van visitatie en accreditatie in het hoger onderwijs en over de werkwijze van NQA. Opleiding: 1989–1995 1995–1997 1997–2000 2000–2005 2005–heden
havo hbo Technische Natuurkunde mbo Motorvoertuigentechniek hbo Elektrotechniek hbo Biometrie
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
59/64
Werkervaring: 1995–2008 Horecamedewerker Hotel Walram 2007–heden Medewerker Cardio-thoracale Chirurgie, Maastricht University
Panellid NQA de heer W.A.J. van Uden De heer Van Uden is ingezet als NQA-auditor. Hij heeft diverse auditcursussen gevolgd en heeft ruime ervaring met visiteren in bijna alle sectoren van het hbo. De heer Van Uden heeft ervaring in het hoger beroepsonderwijs als docent in uiteenlopende sectoren, en als opleidingsmanager en beleidsmedewerker aan de Hogeschool Zeeland. In de periode van 2000 tot 2002 heeft hij als medewerker kwaliteitszorg gewerkt bij de afdeling kwaliteitszorg van de HBO-raad. Hij heeft dat werk voortgezet bij NQA, daarnaast is hij sinds 2001 zelfstandig communicatieadviseur. Opleiding: 1975–1976 1976–1981 1981 1983–1987 1996 1994–heden
Propedeuse Psychologie Lerarenopleiding Nederlands en geschiedenis Kandidaatsexamen Nederlands Nederlands MO B Postdoctorale opleiding Corporate communication in bedrijfskundig perspectief, Erasmus Universiteit diverse cursussen over onderwijsontwikkeling, toetsmethodieken, competentiegericht onderwijs, werkvormen, onderwijsmanagement en accreditatie
Werkervaring: 1983–1991 Docent Nederlands/communicatie MBO 1991–heden Docent Communicatie Hogeschool Zeeland 1993–2004 Opleidingsmanager opleiding Communicatie Hogeschool Zeeland (onderbreking ’00-’02) 2004–heden beleidsadviseur kwaliteitszorg Hogeschool Zeeland, vanaf 2007 Manager Dienst Onderwijs 2001–heden Beleidsmedewerker Kwaliteitszorg HBO-raad, secretaris visitatiecommissies/Auditor NQA 2001–heden zelfstandig communicatieadviseur 1997–heden auteur en bewerker van studieboeken over communicatie en psychologie
60/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Bijlage 3:
Bezoekprogramma
Programma visitatie Gezondheidszorg Technologie op 8 oktober 2008 Tijd Onderwerpen Gesprekspartners panel
Locatie La Plaza
08.30 - 8.40 uur
Ontvangst panel
Directielid
08.40 - 9.10 uur
Rondleiding Academieplein
Academieplein Mevrouw Mirjam vd Bosch & mevrouw Anouk van Kleinwee
09.10 - 11.00 uur Bestudering materiaal
De heer prof. dr. P. van Roy De heer dr. P. Inia De heer drs. W.A.J. van Uden De heer P.H.M.J.A. Chambille
La Plaza
11.00 - 11.45 uur Gesprek opleidingsmanagement
Mevrouw Ostara Bes De heer Jaap Korteland Mevrouw Mirjam van den Bosch
La Plaza
11.45 - 12.30 uur Gesprek met studenten
La Plaza De heer Joost van Gaalen De heer Stefan Janssen Mevrouw Anouk van Kleinwee De heer Jesse van de Sande
12.30 - 13.15 uur Lunch panelleden
La Plaza
13.15 - 14.00 uur Gesprek met docenten
De heer B.A. de Jong De heer G. Bakker De heer J.C. Kurpershoek De heer R. de Wilde
La Plaza
14.00 - 14.45 uur Gesprek werkveldcommissie en alumni
De heer R.A. Zandbergen De heer N.G.C. Laheij De heer W. Sjoerdsma De heer G. de Man De heer Manuell van ’t Sant De heer Jos Toet
La Plaza
La Plaza
14.45 - 16.30 uur Eventueel extra gesprekken Materiaal bestuderen Intern paneloverleg 16.30 - 17.00 uur Tweede gesprek opleidingsmanagement inclusief terugkoppeling
Mevrouw Ostara Bes De heer Jaap Korteland Mevrouw Mirjam van den Bosch
La Plaza
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
61/64
Bijlage 4:
Overzichtslijst van door de opleiding ter inzage gelegd materiaal
1. Onderwijsbeleid en toetsbeleid 2. Een representatieve selectie uit het studiemateriaal, zoals: • Readers/syllabi (selectie) • Moduleboeken en handleidingen of studiewijzers (compleet overzicht) • (Stage- en afstudeer)handleidingen • Literatuurlijst en boekenlijst + selectie van boeken (onderscheiden in verplicht en aanbevolen) • Projectopdrachten (selectie) 3. Een representatieve set van gemaakte toetsen (inclusief beoordelingen): • Toetsen • Opdrachten • Portfolio’s en assessments • Stageverslagen • Projectverslagen 4. Personeelsbeleid (onder andere functie- en kwalificatieprofielen, documentatie over functioneren en professionaliseren, scholingsplan). 5. Informatie over het interne kwaliteitszorgsysteem: • Beleid, overzicht van evaluatie-instrumenten, streefcijfers • Recente evaluatierapporten (zowel intern als extern, inclusief de meetinstrumenten) van aspecten van het onderwijs, zoals verslagen van gecommitteerden, evaluaties door studenten en docenten, module-evaluaties, studenten tevredenheidsonderzoek, uitkomsten en analyses van evaluaties en verbeteractiviteiten. 6. Samenstellen van relevante overlegorganen (opleidingscommissie, werkveldadviescommissie, examencommissie, stafoverleg, e.a.) statuten/reglementen en/ notulen van de overlegorganen. Overzicht van externe contacten en aard van die contacten. 7. De meest recente voorlichtingsbrochure en overig relevant voorlichtingsmateriaal. 8. Alle overige documenten waar de opleiding in het zelfevaluatierapport naar verwijst.
62/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
Bijlage 5:
Domeinspecifieke referentiekader en opleidingscompetenties
Het domeinspecifieke referentiekader is te vinden op de website van de HBO-raad: www.hbo-raad.nl Opleidingscompetenties: Rol 1. Participant in het zorgaanbod
2. Instructeur
Verantwoording omdat de GZT’er er voor zorgt dat diagnostisch medisch onderzoek en/of de behandeling zelf efficiënt, doelgericht en veilig verloopt. omdat de GZT’er medische professionals of patiënten zelf instructies geeft over het gebruik van medische apparatuur.
3. Projectleider
omdat de GZT’er projecten kan leiden die met de aanschaf of innovatie van medische apparatuur te maken hebben.
4. Adviseur
omdat de GZT’er zorgaanbieders kan adviseren over nieuwe of alternatieve producten.
5. Productspecialist
omdat de GZT’er een inhoudsdeskundige is die de vraag van de gebruiker het beste kan verwoorden naar leveranciers of ontwerpers van producten/diensten. omdat de GZT’er in staat is de technische infrastructuur van een zorginstelling te beheren.
6. Beheerder
7. Inrichter
omdat de GZT’er nieuwe technieken kan introduceren en implementeren in de technische infrastructuur van zorginstellingen.
Beschrijving kerncompetentie Om het uitvoeren van preventieve activiteiten, het verrichten van diagnostiek en het leveren van zorg veilig, efficiënt en effectief te laten verlopen participeert de zorgingenieur in het primaire proces van de zorg als aanbieder. Om het uitvoeren van taken, efficiënt en effectief te laten verlopen, instrueert de zorgingenieur aanbieders van zorg, andere professionals en cliënten in het uitvoeren van handelingen waarbij medische instrumentatie (inclusief ICT) een rol speelt. Om ervoor te zorgen dat het project binnen de organisatie succesvol wordt uitgevoerd, coacht en begeleidt de zorgingenieur de projectleden, communiceert met de opdrachtgever, organiseert de projectwerkzaamheden en bewaakt de voortgang. Om het uitvoeren van preventieve activiteiten, het verrichten van diagnostiek en het leveren van zorg te verbeteren adviseert de zorgingenieur aanbieders van de zorg en andere professionals over (nieuwe, alternatieve) producten. Vanuit de kant van het aanbod (leverancier) of vanuit de kant van de vraag (zorginstituut, patiëntenvereniging en dergelijke) begeleidt de zorgingenieur als inhoudsdeskundige het contact tussen klant en leverancier (of ontwerper) van producten en diensten. Om een efficiënt en effectief verloop van het zorgproces te faciliteren door middel van de technische infrastructuur, is de zorgingenieur in staat om de technische infrastructuur (op gebied van onderhoud, kwaliteit, milieu, veiligheid, arbo en vervanging) te beheren. Om een efficiënt/effectief verloop van het zorgproces te faciliteren door middel van de technische infrastructuur is de zorgingenieur in staat om nieuwe technieken te introduceren en te implementeren.
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)
63/64
64/64
© NQA - visitatie Hogeschool Rotterdam, hbo-bacheloropleiding Gezondheidszorg Technologie (vt)