Grip op Rioleringsbeleid! Onderzoek naar het rioleringsbeleid van de gemeente Zandvoort
Rekenkamer Zandvoort juni 2009
INHOUD
BLADZIJDE
1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
INLEIDING Aanleiding onderzoek rioleringsbeleid Doelstelling Centrale vragen Het toetsingskader Onderzoeksverantwoording Leeswijzer
3 3 3 4 4 5 6
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
BELEIDSKADER VAN HET ZANDVOORTSE RIOLERINGSBELEID Inleiding Collegeplan 2006 – 2010 Gemeentelijk Rioleringsplan Zandvoort periode 2005 - 2009 Programbegroting Nota Lokale heffingen 2006 - 2009 Conclusies
7 7 7 8 12 16 16
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
ORGANISATIE EN SAMENWERKING IN HET RIOLERINGSBELEID Inleiding Afdeling Ontwikkeling en Beheer Personele bezetting Interne samenwerking Afstemming met externe partijen Conclusies
17 17 17 18 18 19 19
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10
REALISATIE (INHOUDELIJKE) DOELEN GRP Inleiding Verminderen overlast van ‘water op straat’ Afkoppelen van regenwater Realiseren extra bergingscapaciteit Vervangen rioleringen Frequentie van onderhoud Afhandelen klachten Benutten mogelijkheden werk met werk maken Deelname aan benchmark rioleringszorg Conclusies
20 20 20 20 211 22 23 23 23 24 24
5 5.1 5.2 5.3 5.4
MONITORING Inleiding Wijze van beleidsmonitoring Wijze van monitoring van het rioleringssysteem Conclusies
24 24 25 25 25
6 6.1 6.2
FINANCIËLE ONTWIKKELINGEN IN HET RIOLERINGSBELEID Inleiding Financiële ontwikkeling t.a.v. verbetering, vervanging en reparatie
26 26 26
-1-
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
6.3 6.4 6.5
Ontwikkeling van het rioolrecht Toerekening veegkosten aan riolering Conclusies
26 28 29
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5
INFORMATIEVOORZIENING AAN DE RAAD Inleiding Kaderstellende rol van de raad Controlerende rol van de raad Samenspel college, raad en ambtelijk apparaat Conclusies
30 30 30 30 33 33
8 8.1 8.2 8.3
ANTICIPEREN OP WET GEMEENTELIJKE WATERTAKEN Inleiding Wet gemeentelijke watertaken Conclusies
35 35 35 36
9 9.1 9.2
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Inleiding Conclusies en aanbevelingen
37 37 37
BESTUURLIJKE REACTIE COLLEGE B&W
42
NAWOORD REKENKAMER
45
BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE BIJLAGE
-2-
1 2 3 4 5
Het toetsingskader Overzicht documenten Overzicht geïnterviewden personen Samenvatting evaluatie GRP 1999 – 2004 Lijst met afkortingen
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
1
1.1
INLEIDING
Aanleiding onderzoek rioleringsbeleid Het belangrijkste doel van de riolering is het beschermen van de volksgezondheid en het voorkomen van verontreiniging van het milieu. De gemeente heeft een wettelijke taak voor de aanleg en het beheer van de riolering. De basis voor deze taak is sinds 1 maart 1993 in de Wet Milieubeheer vastgelegd. Hierin staat beschreven dat de gemeente een zogenaamde zorgplicht heeft (Wm art. 10.33). De zorgplicht is daarin geformuleerd als ‘zorgen voor een doelmatige inzameling en een doelmatig transport van afvalwater’. Om aan de wettelijke verplichtingen die samenhangen met de zorgplicht te kunnen voldoen, is het van belang dat de gemeente inzicht heeft in het functioneren en de staat van onderhoud van de riolering. Bovendien dient de gemeente de juiste randvoorwaarden te creëren om de uitvoering van haar rioolbeleid zo doelmatig mogelijk te laten plaatsvinden. Het rioleringsbeleid is dan ook een complex onderdeel van het gemeentelijk beleid. Ook voor de gemeenteraad is het rioleringsbeleid vaak een lastig te doorgronden materie. Tegelijkertijd kan het gemeentelijk rioleringsbeleid grote politieke en financiële consequenties hebben. Voor een goede uitvoering van de controlerende en kaderstellende taak van de raad is het daarom van belang dat de regels goed worden vastgelegd en dat de informatievoorziening met betrekking tot de uitvoering van het rioleringsbeleid zo transparant mogelijk plaatsvindt. Ook in de gemeente Zandvoort is rioleringsbeleid een actueel thema. Twijfels zijn geuit over de gemaakte kosten in het kader van het onderhoud van rioleringen, over de wijze waarop kosten worden doorberekend aan burgers en over de sturingsmogelijkheden van de raad. De Rekenkamer Zandvoort heeft daarom besloten een onderzoek uit te voeren naar het onderhoudsbeleid van de gemeentelijke riolering in Zandvoort. Onder verantwoordelijkheid van en begeleid door de Rekenkamer heeft het bureau DHV het onderzoek uitgevoerd.
1.2
Doelstelling Het doel van het onderzoek is een bijdrage te leveren aan het bevorderen van de transparantie en effectiviteit van het bestuur. Bovendien dienen de resultaten tot versterking van de controlerende, kaderstellende en volksvertegenwoordigende rol van de gemeenteraad. Het doel van dit onderzoek is daarom als volgt geformuleerd: Inzicht verkrijgen in de mate waarin doelen uit het Gemeentelijk Rioleringsplan 2005 (GRP) zijn gerealiseerd en inzicht verkrijgen in de kostenontwikkeling van het onderhoud van de riolering en de gevolgen daarvan op het vastgestelde beleid zoals geformuleerd in het GRP om uiteindelijk aanbevelingen te kunnen doen aan de raad om optimaal invulling te kunnen geven aan haar kaderstellende en controlerende taak.
-3-
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Het in 2005 door de gemeenteraad vastgestelde Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) was daarbij richtinggevend voor het onderzoek, maar ook daaraan voorafgaand beleid is, daar waar relevant, in het onderzoek betrokken. 1.3
Centrale vragen Om te kunnen voldoen aan de doelstelling van het onderzoek zijn voor het onderzoek de volgende drie centrale vragen verwoord: 1. In hoeverre zijn de doelstellingen zoals geformuleerd in het GRP (en in daarvan eventueel afgeleid beleid) gerealiseerd en heeft de uitvoering conform planning plaatsgevonden? 2. Welke financiële middelen zijn tot dusver voor de uitvoering van het GRP ingezet (is dit conform begroting) en hoe vindt doorberekening van de kosten aan de burger plaats? 3. Op welke wijze geeft de gemeenteraad invulling aan haar kaderstellende en controlerende rol in het kader van het rioleringsbeleid en welke verbeteringen zijn daarin mogelijk?
1.4
Het toetsingskader Om uitspraken te kunnen doen over de bevindingen van het gemeentelijk rioleringsbeleid, is een toetsingskader (normenkader) ontwikkeld waartegen het rioleringsbeleid is afgezet. Het toetsingskader is opgesteld door het rioleringsbeleid in een aantal thema’s uit een te leggen en daar op basis van landelijk en gemeentelijk beleid normen voor te formuleren. De kern van het toetsingskader is hieronder opgenomen. Het volledige toetsingskader is opgenomen in bijlage 1 (inclusief de bronverwijzing). Bestaand rioolbeleid: GRP In het rioleringsbeleid is vastgelegd hoe met alle verplichte onderwerpen van het rioolbeleid wordt omgegaan; De doelen van het rioleringsbeleid zijn SMART geformuleerd; Het rioleringsbeleid is door de raad vastgesteld; Er bestaan duidelijke regels over de kosten voor het onderhoud; Het is transparant en eenduidig hoe de kosten worden doorberekend aan de burgers; Risico’s zijn inzichtelijk gemaakt en worden beheerd; Er wordt geanticipeerd op de nieuwe Waterwet (2010); Uitvoering rioolbeleid Uitvoering van het rioleringsbeleid wordt door het college uitgevoerd conform het GRP; Alle procedures worden volgens de geldende wet- en regelgeving en vastgestelde gemeentelijke verordening uitgevoerd; De voortgang van de maatregelen worden gemonitoord; Er wordt conform de regels over de kosten voor het onderhoud gehandeld; De kosten naar de burgers worden conform de regels uitgevoerd; Rioolrecht is conform voorschriften BBV;
Processen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
-4-
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het kader van het rioleringsbeleid zijn intern vastgelegd (duidelijke mandaaten delegatieregeling); Er is duidelijke afstemming van bevoegdheden met externen (waterschappen, provincie, uitvoerders)
Informatievoorziening aan de raad De raad heeft duidelijke kaders gesteld en besluiten genomen over het te voeren rioolbeleid; De raad wordt volledig, tijdig en juist geïnformeerd over de voortgang van de projecten binnen het rioolbeleid om haar kaderstellende en controlerende taak te vervullen; De raad heeft afspraken gemaakt met het college over de wijze waarop zij geïnformeerd wil worden over het rioolbeleid. 1.5
Onderzoeksverantwoording In navolging van het doel- en de centrale vraagstelling is dit onderzoek ingestoken als enerzijds een bestuurskundig en anderzijds een inhoudelijk vraagstuk. Deze benadering is erop gericht om ten aanzien van het rioleringsbeleid enerzijds inzicht te krijgen in de verhouding tussen college, raad en ambtelijk apparaat en anderzijds inzicht te krijgen in de mate waarin de doelen uit het GRP zijn gerealiseerd en de wijze waarop de kostenontwikkeling van het onderhoud van de riolering (en de doorberekening naar de burger) heeft plaatsgevonden. Daarnaast wordt nagegaan in welke mate wordt geanticipeerd op de Wet gemeentelijke watertaken. Deze Nota van Bevindingen is tot stand gekomen op basis van documentenstudie (zie bijlage 2) en interviews op ambtelijk en bestuurlijk niveau (zie bijlage 3). Op basis van de documentenstudie is de beleidsmatige vaststelling van het rioleringsbeleid feitelijk in beeld gebracht en is voor zover mogelijk een eerste beeld verkregen van de wijze van uitvoering van het rioleringsbeleid. Tevens is op basis hiervan het toetsingskader verder uitgewerkt (zie paragraaf 1.4). Gebaseerd op de uitkomsten van de documentenstudie is een interviewguide opgesteld. De uitkomsten van de documentenstudie en de interviewguide zijn besproken met de rekenkamer. Vervolgens zijn binnen de gemeente 6 interviews gehouden. Interviews hebben plaatsgevonden met de wethouder, beleidsmedewerkers rioleringsbeleid en (een groepsinterview met) raadsleden. Opgemerkt wordt dat de raadsleden breed uitgenodigd zijn, maar dat de respons voor deelname aan het interview beperkt was. Van alle interviews zijn gespreksverslagen gemaakt die ter verificatie van de feitelijkheden zijn voorgelegd aan de geïnterviewden (nog niet allemaal retour ontvangen). Naar aanleiding hiervan zijn eventueel nog bijstellingen of aanvullingen in de verslagen doorgevoerd. De interviews hadden tot doel de bevindingen uit de documentenstudie te toetsen, witte vlekken in te vullen en na te gaan in hoeverre de uitvoering conform beleid heeft plaatsgevonden. De informatie uit de documentenstudie en de interviews is in onderlinge samenhang en in het licht van de centrale doelstelling van dit onderzoek geanalyseerd. De feitelijke bevindingen zijn in een concept Nota van Bevindingen verwoord en voorgelegd voor ambtelijke hoor wederhoor. Vervolgens zijn op basis van de geverifieerde feitelijke bevindingen de conclusies en aanbevelingen geformuleerd die zijn opgenomen in deze Nota van Bevindingen die voor bestuurlijke hoor wederhoor wordt voorgelegd.
-5-
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
1.6
Leeswijzer Volgend op deze inleiding wordt in hoofdstuk 2 het beleidskader van het Zandvoortse rioleringsbeleid beschreven. Daarin wordt kort ingegaan op het onderdeel riolering uit het Collegeplan, op het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) Zandvoort 2005 – 2009 en op hetgeen is opgenomen in de programmabegrotingen en in de Nota Lokale heffingen. Hoofdstuk 3 gaat in op de wijze waarop het rioleringsbeleid binnen de gemeente is georganiseerd, de interne samenwerking met andere gemeentelijke onderdelen en de afstemming met externe partijen. De mate waarin de (inhoudelijk) doelen en ambities uit het GRP zijn gerealiseerd komt aan de orde in hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5 gaat in op de wijze waarop het rioleringsbeleid wordt gemonitoord. Hoofdstuk 6 beschrijft de financiële ontwikkeling van het rioleringsbeleid waarbij onder meer wordt ingegaan op het rioolrecht. De wijze van informatievoorziening richting de raad en de mate waarin de raad op basis daarvan haar kaderstellende en controlerende rol kan vervullen is beschreven in hoofdstuk 7. Daarbij wordt ook ingegaan op het samenspel tussen college, raad en ambtelijk apparaat. Hoofdstuk 8 gaat in op de mate waarin de gemeente anticipeert op de Wet gemeentelijke watertaken. Alle voorgaande hoofdstukken worden afgesloten met een tekstblok waarin tussentijdse conclusies zijn verwoord. Ten slotte zijn in hoofdstuk 9 de belangrijkste overall conclusies en aanbevelingen beschreven ten aanzien van het rioleringsbeleid van de gemeente Zandvoort.
-6-
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
2
2.1
BELEIDSKADER VAN HET ZANDVOORTSE RIOLERINGSBELEID
Inleiding Dit hoofdstuk beschrijft het beleidskader van het rioleringsbeheer en onderhoud in de gemeente Zandvoort. Hierin zijn de ambities, kaders, uitgangspunten en doelen van het rioleringsbeleid opgenomen. Basis voor deze beschrijving vormt een groot aantal documenten, zoals die bij de gemeente zijn opgevraagd (zie bijlage 2). Inzicht in het rioleringsbeleid is belangrijk om vast te kunnen stellen welke kaders zijn vastgelegd en welke keuzes zijn gemaakt. Op basis hiervan kan worden nagegaan of de uitvoering van het rioleringsbeleid daadwerkelijk conform het beleidskader plaatsvindt en waar zich om welke redenen afwijkingen voordoen.
2.2
Collegeplan 2006 – 2010 Het collegeplan 2006 – 2010 geeft inzicht in de wijze waarop het college haar beleid wil voeren en de voornaamste aandachtpunten daarbinnen. Hierin is opgenomen dat de gemeente, zowel intern als extern richting burgers, actief wil communiceren over het voorgenomen beleid en over de uitvoering van dat beleid. Daarnaast is onder meer opgenomen dat er aandacht moet komen voor de bedrijfsvoering en voor gerichte en systematische verbeteringen daarbinnen om te komen tot een bedrijfsvoering die zich kenmerkt door hoogwaardige kwaliteit en klantgerichte dienstverlening. Tevens wil het college integraal werken. Specifiek voor het rioleringsbeleid is onder het onderwerp ‘Wonen en Leefomgeving’ opgenomen dat ‘op het gebied van wegen en rioleringen een zo continue mogelijk investeringsniveau wordt gehanteerd en het huidige participatieniveau (informeren en raadplegen) wordt gehandhaafd’. Daarbij wordt voorgesteld jaarlijks te komen tot het opstellen/actualiseren en uitvoering geven aan het investering- en nieuw beleidsplan wegen en rioleringen (infrastructuur)1, in 2007 te komen tot een meerjarig contract voor onderhoudswerkzaamheden aan wegen en riolering en in 2009 het Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) te actualiseren (hiervoor is een krediet opgenomen in het investeringsplan). Binnen het onderwerp ‘Financiën en Algemene dekkingsmiddelen’ is als strategische doelstelling in het collegeplan opgenomen: ‘de gemeente voert een gezond financieel beleid en beheer met voldoende weerstandsvermogen om risico’s op te vangen waarbij de lasten voor de burgers niet onevenredig hoog zijn’. Resultaat dat daarbij onder meer bereikt moet worden is dat de retributies (reinigingsheffingen; rioolrecht; begraafplaatsrechten; brandweerrechten en leges) kostendekkend zijn, voorzover niet wettelijk gemaximaliseerd. Voorgesteld is in 2007 hiervoor een onderzoek kostendekkendheid retributies uit te laten voeren. Als specifiek aandachtspunt binnen het beleid wordt genoemd dat ‘indien de tariefsverhoging voor rioolrecht en de reinigingsheffingen meer dan 10% bedraagt, op grond van een meerjarenberekening over tien jaar, het uitgangspunt zal zijn dat in het vierde jaar na het begrotingsjaar sprake is van kostendekkende tarieven’. 1 Jaarlijks wordt door middel van een investerings- en nieuw beleidsplan het investeringsniveau infrastructuur (wegen en rioleringen) aan de raad voorgelegd als onderdeel van de begroting.
-7-
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
2.3
Gemeentelijk Rioleringsplan Zandvoort periode 2005 - 2009 Vanuit de wettelijke verplichting heeft de gemeente Zandvoort in 2005, als opvolging van het GRP 1999 – 2004, een nieuw GRP laten opstellen door een extern bureau voor de periode 2005 – 20092. Dit GRP is door de raad vastgesteld op 18 oktober 20053 en op 3 november 2005 is het plan in werking getreden. Het GRP draagt als ondertitel ‘Adequate en betaalbare rioleringszorg’. Het GRP beschrijft op hoofdlijnen hoe richting wordt gegeven aan de rioleringszorg. Het betreft een visie en strategie voor de lange termijn. In het GRP is aangegeven dat de gemeente de werking van het GRP als beleidsinstrument en de uitvoering van de in het GRP genoemde acties ieder jaar wil evalueren om, indien nodig, bij te sturen in het operationele proces. Daarnaast zal terugkoppeling naar het college van Burgemeester en Wethouders plaatsvinden indien het vastgestelde beleid een tussentijdse aanpassing vergt. Situatie anno 2004 en gehanteerde berekeningen Het GRP beschrijft allereerst de stand van zaken van het rioleringsbeheer anno 2004. Daarbij worden kenmerken van het Zandvoortse rioleringsbeleid beschreven (o.m. aantal woningen, Wijze van afvoer afvalwater (bron: GRP 2005 – heffingseenheden, afgekoppeld 2009) oppervlak, aantal kilometers Het afvalwater wordt afgevoerd naar de plaatselijke riolering en persleidingen, vrijverval afvalwaterzuiveringsinstallatie in Zandvoort. Het riolen en gemalen, effluent wordt via een transportsysteem vertraagd modelberekeningen etc.) en wordt afgevoerd naar het rioolstelsel van Haarlem. Als het kort aangegeven hoe het afvalwater aanbod van afvalwater en regenwater groter is dan wordt afgevoerd (zie tekstkader de afvoercapaciteit van het transportsysteem, dan hiernaast). Het functioneren van het wordt eerst de berging in het rioolstelsel van rioolstelsel van Zandvoort is met Zandvoort benut en wanneer deze vol is dan gaan behulp van een rekenmodel de overstorten naar de buffervijvers werken. De gecontroleerd. Het betreft een buffervijvers kunnen volledig worden beschouwd als theoretische benadering, die wel een onderdeel (voorziening) van het afvalwatersysteem. duidelijke indicatie geeft over Dat is een reden waarom er een hek om de vijvers is mogelijke knelpunten maar geen geplaatst. exacte benadering is van de feitelijke overlast. De toetsing op basis van deze twee theoretische neerslaggebeurtenissen wijkt af van het vorig GRP. Daar werd bui08 gehanteerd in die zin dat “water op straat” in minimale omvang acceptabel werd geacht. Voortschrijdend inzicht, zo staat 2
Voor dit GRP is het hydraulisch functioneren van het rioolstelsel geanalyseerd, omdat dit een belangrijk
onderdeel is in de uitwerking van dit plan. De resultaten van deze analyse zijn vooral in grafische vorm geïntegreerd in dit GRP. Een aparte rapportage in de vorm van een BRP is daarom overbodig geworden (GRP 2005 – 2009). 3
Vaststellingsprocedure GRP: Het ontwerp GRP is aangeboden aan het college van Burgemeester en
Wethouders en na instemming besproken in de commissievergadering en toegezonden aan de Gedeputeerde Staten van de Provincie Noord-Holland en het Hoogheemraadschap van Rijnland. De reacties van de externe partijen zijn als bijlage aan het GRP toegevoegd, waarna het ter vaststelling aan de gemeenteraad wordt aangeboden (GRP 2005 – 2009).
-8-
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
beschreven in het GRP, heeft geleerd dat de norm uit het vorig GRP op korte termijn niet haalbaar is vanwege de specifieke situatie in Zandvoort. Bui08 wordt in dit GRP wel gebruikt, echter de interpretatie van de resultaten is genuanceerder. Niet alle berekende locaties worden in de praktijk waargenomen of ervaren als een knelpunt. Locaties die in de praktijk in meer of mindere mate tot overlast leiden, zijn: 1. Koninginneweg/Kostverlorenstraat 2. Gerkestraat/Tolweg 3. Center Parcs 4. Bentveld Zandvoort ligt in hellend gebied. Vooral de kern van Zandvoort heeft voor Nederlandse begrippen grote hoogteverschillen. Dat is de reden waarom overbelasting van de riolering sneller kan leiden tot daadwerkelijke overlast: “water op straat”. Vooral de laag gelegen delen van het gebied hebben hiermee te maken. Op het diepste gedeelte van de kom is in de jaren negentig een speciale bergingsvoorziening gerealiseerd, met een extra regenwatergemaal naar de vijvers. Het doel van deze maatregel was het aanpakken van de destijds regelmatig optredende overlast in het centrum van Zandvoort. Verder is in het GRP 2005 – 2009 ook een korte evaluatie van het voorgaand GRP4 opgenomen die ook is voorgelegd aan de raad. Een samenvatting van de voornaamste uitkomsten is opgenomen in bijlage 4. Toekomstige ontwikkelingen en inzet gemeente Verder worden in het GRP een aantal (toekomstige) ontwikkelingen beschreven die van invloed (kunnen) zijn op de rioleringszorg van Zandvoort. In dat kader maakt de gemeente de volgende keuzes: de gemeente concentreert de inspanningen in het verbeteren van het functioneren van het systeem op het afkoppelen van regenwater. Dit is een duurzame benadering. Minder afvoer van regenwater via de riolering betekent dat er minder water hoeft te worden afgevoerd naar Haarlem, dat de buffervijvers minder vaak belast worden met overstortingen en dat de “water op straat” problematiek zoveel mogelijk lokaal kan worden opgelost. de gemeente is voornemens mee te doen aan de benchmark rioleringszorg van Stichting Rioned; aangegeven is dat het aanbeveling verdient het monitoren te verbreden naar de kritische punten in het systeem. Een beter inzicht in het functioneren van het systeem is noodzakelijk om forse investeringen in (nood)maatregelen te kunnen onderbouwen (het functioneren van de vijvers wordt eens in de vijf jaar geëvalueerd). Ambitie en inzet van de gemeente In het GRP is aangeven dat de gemeente er naar streeft de rioleringszorg vooral doelmatig uit te voeren. De ambities van de gemeente voor het verbeteren van het functioneren van het rioleringssysteem zijn daarbij primair gericht op "water op straat" en eventueel daaruit voortvloeiende overlast. Daarbij is opgemerkt dat, als gevolg van de 4
Prioriteiten maatregelen voor knelpunten ‘water op straat’ zijn: - Koninginneweg - Gerkestraat/Tolweg - Bentveld - Center Parcs
Deze evaluatie is uitgevoerd door het externe bureau dat ook het GRP 2005 - 2009 heeft opgesteld.
-9-
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
specifieke situatie in Zandvoort, “water op straat” situaties in Zandvoort blijven bestaan en dat het onmogelijk is dit te voorkomen. Ambities ten aanzien van de vuiluitworp vanuit de riolering naar het oppervlaktewater zijn niet opgenomen omdat hiervan in Zandvoort slechts beperkt sprake is. De belangrijkste overstorten zitten op de buffervijvers en die worden niet beschouwd als oppervlaktewater. Verder zijn de volgende ambities gesteld: Voor de verbetering van het functioneren van het rioleringssysteem wordt hoofdzakelijk gericht op het realiseren van extra bergingscapaciteit onder de grond (in de bodem) op lage punten in het stelsel.
Voor het afkoppelen van regenwater wordt het volgende tempo5 aangehouden: In 2007 is 7% afgekoppeld In 2015 is 15% afgekoppeld In 2030 is 30% afgekoppeld Verder worden kansen van werk met werk maken, door bijvoorbeeld mee te liften met andere ontwikkelingen, zo veel mogelijk benut. Het vervangen van vrijverval riolering is een hoofdactiviteit, het is veruit de grootste kostenpost. Inspecties worden uitgevoerd voordat besloten wordt riolering te vervangen. De aanpak – de wijze van en frequentie van onderhoud – van de afgelopen periode wordt gecontinueerd. Een onderhoudsplan wordt opgesteld. De komende periode zal wederom voldoende aandacht worden besteed aan afstemming met andere disciplines. Het afhandelen van klachten wil de gemeente verbeteren. Gestreefd wordt naar het afhandelen van klachten binnen een termijn van twee weken. Door directe melding van storingen aan gemalen kan snel worden opgetreden en kan overlast worden voorkomen. Het plan is dit te realiseren door automatische melding naar een gsm-toestel van de afdeling. Uitgangspunt is dat de rioleringszorg op een termijn van 20 jaar kostendekkend is, waarbij de fluctuaties in het egalisatiefonds zo beperkt mogelijk blijven. Het is wenselijk dat de stijging van het rioolrecht geleidelijk gaat en dat er rekening wordt gehouden met de lokale belastingdruk.
Concrete invulling aan rioleringszorg In het GRP is verder beschreven op welke wijze in de planperiode 2005 – 2009 concreet invulling wordt gegeven aan de rioleringszorg, vooral met betrekking tot activiteiten, maatregelen en kostendekking. Hieruit komt het volgende naar voren: komen tot optimalere benutting van de beschikbare berging in het bestaande systeem om de vuiluitworp op de vijvers te beperken en het beheersen van de kansen op “water op straat” (capaciteit) en mogelijk daaruit voortvloeiende overlast. een meetplan wordt opgezet om breder te gaan monitoren en de omvang van knelpunten van ‘water op straat’ beter in beeld te krijgen. Daarmee kunnen de noodzakelijke maatregelen beter worden onderbouwd. een noodplan buffervijvers wordt opgesteld voor extreme situaties waarbij niet meer onder vrij verval op de buffervijvers kan worden geloosd. Hiermee wordt gestreefd naar het beter beheersbaar maken van de situatie. 5
Deze planning loopt in de pas met het provinciale en nationale beleid (hoofdstuk 3).
- 10 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
naast het realiseren van maatregelen is het plan om het systeem op meer punten te gaan monitoren, om het inzicht in het functioneren van het systeem te verdiepen. In samenhang daarmee ontstaan er ook mogelijkheden om het functioneren van het systeem meer te gaan sturen. de organisatie van de rioleringszorg wordt niet gewijzigd. Er wordt wel meer aandacht besteed aan het afhandelen van klachten en het in orde houden van de rioleringsbestanden.
Kwaliteitsniveaus voor de toestand van bestaande en nog te realiseren riolering In de bijlage van het GRP zijn de kwaliteitsniveaus voor de toestand van bestaande en nog te realiseren riolering beschreven. Daarbij zijn zes doelen geformuleerd waaraan vervolgens functionele eisen, maatstaven en meetmethode zijn verbonden. De geformuleerde doelen zijn: 1. inzameling van het binnen het gemeentelijke gebied geproduceerde afvalwater 2. inzameling van hemelwater 3. transport van het ingezamelde water naar een geschikt afleveringspunt 4. het voorkomen van ongewenste emissies naar oppervlaktewater, bodem en grondwater 5. het voorkomen van overlast voor de omgeving (in de breedste zin van het woord) 6. doelmatig beheer en een goed gebruik van de riolering Financiële aspecten Verder zijn de maatregelen voor de verbetering van het functioneren van het rioolstelsel en de objectgerichte maatregelen voor de planperiode 2005 – 2008 opgesomd waarbij de geraamde kosten en planningen zijn aangegeven. De objectgerichte maatregelen betreffen hoofdzakelijk vervangen en repareren van riolering. Met deze maatregelen wordt tevens de achterstand weggewerkt. In het GRP is aangeven dat de gemeente de afgelopen jaren een beperkte achterstand heeft opgelopen in de ontwikkeling van het rioolrecht. Voor de ontwikkeling van het rioolrecht naar een kostendekkend niveau over een periode van 20-60 jaar is een aantal lange termijn kostendekking scenario’s beschouwd. Deze scenario’s geven richting aan de ontwikkeling van het rioolrecht op de kortere termijn en geven een indicatie voor de langere termijn. Voor de afweging van een kostendekkend rioolrecht is een aantal scenario’s beschouwd: A0 Een directe verhoging van het bestaande rioolrecht naar een kostendekkend rioolrecht A1 Een geleidelijke stijging van 4% over een periode van 15 jaar, gevolgd door een beperktere stijging in de daaropvolgende 10 jaar, daarna geen stijging A2 Een beperkte stijging over een periode van 25 jaar, gevolgd door een geringe stijging A3 Een relatief grote initiële stijging van 6% per jaar gedurende 5 jaren, gevolgd door een beperktere stijging over een periode van 10 jaar, daarna geen stijging In het GRP is aangegeven dat met een gematigde stijging van het rioolrecht voor de planperiode 2005-2009 de lasten en baten goed met elkaar in de pas kunnen lopen. De scenario’s A1 en A2 zijn daartoe beide geschikte opties. Daarbij laat scenario A1, met een stijging van het rioolrecht van 4% een positieve balans in het
- 11 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
fonds zien en op lagere termijn een relatief beperkte stijging van de heffing. De raad heeft dan ook in het raadsbesluit van 18 oktober 2005 tot dit scenario besloten. Raadsvoorstel bij GRP 2005 - 2009 In het raadsvoorstel van 12 juli 2005 met als onderwerp ‘Gemeentelijk Rioleringsplan 2005 -2009’ (registratienr. OB/CT/2005/7188) wordt de raad kort geïnformeerd over de inhoud, procedure en financiële aspecten van het GRP. Daarbij is aangegeven dat de belangrijkste wijziging ten opzichte van het GRP 1999-2004 de afzwakking van de functionele eis is van minder dan twee keer per jaar water op straat naar minder dan één keer per jaar en deze eis niet binnen de planperiode te realiseren. Een andere belangrijke aanpassing die wordt genoemd is de uitwerking van de lasten ten gevolge van afkoppelen (20% extra ten opzichte van vervangen en het nemen van (nood)maatregelen ter plaatse van de buffervijvers). Daarbij is aangegeven dat voor het berekenen van het rioolrecht de bedragen over de jaren worden gemiddeld. Verder is aangegeven dat de bezuinigingen in de meerjaren investeringsplanning reeds een gunstig effect hebben op de benodigde stijging (slechts 4% exclusief inflatie in plaats van de eerder gemelde 7% exclusief inflatie) van het rioolrecht in de komende jaren. Aanbevolen wordt verder om voor de komende 20 jaar te rekenen met 20% kostentoeslag bij vervanging van riolen en voor de periode 20102014 rekening te houden met aanvullende investeringen in de verbetering van het functioneren van het rioolstelsel in orde van 500.000 euro per jaar (verwacht mag worden dat aanvullende maatregelen nodig zijn om vooral de effecten van “water op straat” te beheersen vanwege de klimaatontwikkeling). Ook is aangegeven dat de inkomsten hoger zijn dan de uitgaven. De lasten ten gevolge van de investeringen zullen echter tot 2030 met meer dan 100% stijgen en daarna stabiliseren. Dit betekent dat het nodig is dat de komende 20 jaar de rioolrechten met 4% boven de inflatie moeten stijgen om dit op te kunnen vangen. Het is belangrijk de egalisatievoorziening mede door de manier van financieren voorlopig in stand te houden. De belangrijkste redenen zijn dat verwacht mag worden dat aanvullende maatregelen nodig zijn om vooral de effecten van “water op straat” te beheersen (klimaatontwikkeling). Daarboven is het belangrijk dat er een kleine reserve te houden voor eventuele calamiteiten.
2.4
Programbegroting De verschillende (program)begrotingen en jaarverslagen geven een beeld van hoe het rioleringsbeleid en de uitvoering daarvan zich door de jaren heen heeft ontwikkeld. Hieronder worden kort de beleidsmatige aspecten van het rioleringsbeleid uit de (program)begrotingen beschreven.
- 12 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Programbegroting 2005 In de Programbegroting 2005 heeft de gemeente het volgende verwoord ten aanzien van wat haar ‘gewone werk’ is ten aanzien van het rioleringsbeleid: ‘het aanleggen, beheren en onderhouden van het rioleringsnetwerk en het maken van huisaansluitingen. Het heffen en innen van rioolrechten. Het publiekrechtelijke invorderen van rioolrechten van de gemeente’. Het onderwerp rioleringen valt onder Programma 2: ‘Wonen en Leefomgeving’ van de begroting. Hierin is opgenomen dat met ingang van 2005 gewerkt wordt aan een (geactualiseerd) GRP 2005 – 2009. Daarbij is aangegeven dat vervanging van de riolering veelal wordt afgestemd op onderhoud aan de wegen om een hoge efficiëntie te bereiken en de overlast te beperken. Verder wordt in overleg met het Hoogheemraadschap Rijnland (HHR) gewerkt aan een zo effectief mogelijk afvoersysteem van grond- en rioolwater in Zandvoort. Als risico Wijze van tariefsverhoging (bron: Programbegroting 2005, ten aanzien van het 2006, 2007) rioleringsbeleid wordt Kostendekkende tarieven voor de riolering en de afvalinzameling en in Programma 2 afvalverwerking blijven het uitgangspunt. Indien de tariefsverhoging genoemd: onaanvaardbaar hoog is op grond van een meerjaren berekening over ‘schadeclaims op het tien jaar dan zal het uitgangspunt zijn dat in het vierde jaar na het gebied van begrotingsjaar sprake is van kostendekkende tarieven. Ieder grondwateroverlast begrotingsjaar zal dit perspectief voor tien jaar opnieuw berekend door de worden en de hoogte van de tarieven worden vastgesteld voor het onderhoudsstaat van begrotingsjaar. Daarbij zal ook de verwachting voor de in de volgende de riolering en het nog jaren voor te stellen tarieven voor de drie jaren daarna worden niet volledig gereed gegeven en inzichtelijk worden gemaakt wat de gevolgen zijn voor de zijn van een stijging van de tarieven na vier jaar. Bij een onaanvaardbaar hoge gescheiden systeem tariefsverhoging zullen de uitgaven bekeken moeten worden op hun gronden noodzakelijkheid ten einde de tariefsverhoging zo veel mogelijk te hemelwaterafvoer’. beperken. Uitgangspunt is verder dat de tarieven kostendekkend zijn (zie voor de wijze van tariefsverhoging nevenstaand kader). Programbegroting 2006 In de Programbegroting van 2006 verwoord de gemeente dezelfde aspecten onder het ‘gewone werk’. Tevens wordt aangegeven dat in 2006 de achterstand in vervanging van oude riolen verder zal worden ingelopen waarbij ook de volgende meetbare prestaties ten aanzien van het rioleringebeleid zijn geformuleerd: Voldaan zal worden aan de eisen gesteld in het nieuwe Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) van 2005, qua afkoppeling (hemelwater van overig rioolwater), qua investeringsvolume. De ambitie zoals vastgelegd in het GRP zal in 2006 worden gehaald. Dat houdt in dat per jaar 1% van de riolering moet worden afgekoppeld. In Programma 2: ‘Wonen en leefomgeving’ is wederom aangegeven dat de onderhoudswerkzaamheden – vervanging van oude en versleten riolen – bijna altijd zullen plaatsvinden in combinatie met wegwerkzaamheden, waarbij de onderhoudsnoodzakelijkheid van de riolering leidend is. Verder worden dezelfde risico’s benoemd als in 2005, maar wordt tevens aangegeven dat indien de rioolrechten ook na 2006 niet extra verhoogd worden, dit leidt tot een verminderde
- 13 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
financiële ruimte voor investeringen, waardoor er een risico bestaat dat niet geplande werken alsnog moeten worden uitgevoerd.
Programmajaarverslag 2006 In het Programmajaarverslag van 2006 is aangegeven dat zoveel als mogelijk de rioleringsprojecten gelijk gepland worden met het noodzakelijk onderhoud aan de wegen. Het onderhoud aan de riolering van de gemeente Zandvoort vindt plaats op de uitgangspunten en conclusies van het Gemeentelijk
Rioleringsplan
(GRP
2006).
Tevens
is
aangegeven
dat
daar
waar
mogelijk
infiltratievoorzieningen worden aangelegd en dat deze afkoppeling van hemelwater van rioolwater leidt
tot
een
mindere
belasting
van
het
stelsel
in
Zandvoort.
Bij
de
rioleringsvervangingswerkzaamheden wordt daarnaast aandacht besteed aan het bergingsvermogen van het rioolstelsel. In een enkel geval wordt het riool niet vervangen, maar wordt het riool ‘relined’. Verder is aangegeven welke concrete werkzaamheden/projecten in 2006 zijn verricht en is aangegeven dat er in 2006 minder dan 1% is afgekoppeld. Oorzaak hiervan is dat bij de rioleringsprojecten alleen de riolering van de Parkbuurt geschikt was om af te koppelen. Aangegeven is ook dat er minder uren zijn besteed aan onderhoud van riolering. De daarbij gegeven uitleg is dat de
laatste
jaren
steeds
meer
duidelijk
is
geworden
dat
er
een
steeds
beter
werkend
rioleringssysteem aanwezig is door de vele vervangingen (en er dus minder reparaties nodig zijn).
Programbegroting 2007 In de Programmabegroting 2007 worden onder Programma 2 ‘Wonen en leefomgeving’: ‘rioolbeheer en grondwaterbeheersing’, voor het eerst ten aanzien van het rioleringsbeleid het doel, de indicatoren, een norm en de bestuurlijke inspanningen beschreven. Doel: Zorgdragen voor een doelmatig beheer van het gemeentelijk rioleringsstelsel en de zorgplicht voor de inzameling van afvalwater. Indicatoren: - Riolering (her)aanleggen - Rioolstelsel met toereikende kwaliteit en afvoercapaciteit - Toereikende bergingscapaciteit Norm: 1.200 m¹ Bestuurlijke inspanning 2007: - Uitvoering Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP) 2005-2009 - Actualiseren en uitvoering geven aan het investerings- en nieuw beleidsplan wegen en rioleringen - Meerjarig onderhoudscontract voor onderhoud riolering - Verplaatsing AWZI Aangegeven is dat de plannen die voor het jaar 2007 zijn opgenomen in lijn staan met de aanbevelingen en conclusies van het GRP (beschreven zijn de in het investerings- en nieuw beleidsplan opgenomen activiteiten). Deels worden daarbij onder programma 2 dezelfde risico’s benoemd als voorgaande jaren. Aanvullend daarop wordt nog genoemd dat een eventuele omslag in de economie gevolgen kan hebben voor de kosten van onderhoudswerken wegen en riolering. Verder is in de begroting nog aangegeven dat in 2007 een meerjarig onderhoudscontract voor onderhoud riolering zal worden aanbesteed.
- 14 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Jaarverslag 2007 In het Jaarverslag 2007 is aangegeven dat de gemeente ten aanzien van de indicator ‘riolering (her)aanleggen’ in plaats van de streefnorm van 1200m, 2300m gerealiseerd. Verder is aangegeven dat de meeste rioolprojecten gecombineerd zijn georganiseerd met de wegwerkzaamheden. Ten aanzien van het speerpunten afkoppelen van regenwater is aangegeven dat het afkoppelen van hemelwater tot minder belasting van het rioolstelsel in Zandvoort leidt. In de ter hand genomen projecten zijn, waar mogelijk, infiltratievoorzieningen aangelegd. Ondanks dat in het GRP aandacht is besteed aan het verminderen van wateroverlast op straat, heeft in 2007 de Koningstraat met de omliggende straten blank gestaan. Het is duidelijk dat Zandvoort nog niet klaar is met de rioolwerkzaamheden die noodzakelijk zijn, niet alleen vanwege de onderhoudsinspanning, maar ook vanuit het perspectief van voorkomen van wateroverlast (op straat en – nog erger – in huis). T.a.v. de rioolrechten is aangegeven dat zowel de inkomsten als de kosten voor riolering lager uitvallen dan begroot. Hierdoor wordt, overeenkomstig de gehanteerde systematiek, een lagere storting in de voorziening rioolrechten gedaan dan in de begroting was opgenomen.
Programbegroting 2008 In de Programmabegroting van 2008 staat in programma 2 ‘Wonen en Leefomgeving’ voor het rioolbeheer hetzelfde doel en meetbare prestaties genoemd als in de begroting van 2007. Aan de meetbare prestaties zijn nu echter ook streefnormen gekoppeld: Riolering (her)aanleggen (streefnorm: 1200 m1); Rioolstelsel met toereikende kwaliteit en afvoercapaciteit (streefnorm: minder dan 5x per jaar wateroverlast op straat) Toereikende bergingscapaciteit (streefnorm: uitvoeren taken verwoord in GRP 2005) Verder wordt verwezen naar het GRP 2005 – 2009 en is aangegeven dat de plannen die voor het jaar 2008 (en verder) zijn opgenomen in lijn staan met de aanbevelingen en conclusies van het GRP. Ook hier wordt als risico benoemd de schadeclaims op het gebied van wateroverlast door de onderhoudsstaat van de riolering en het nog niet volledig gereed zijn van een gescheiden systeem grond- en hemelwaterafvoer. Verschillen op financieel vlak tussen de Programbegrotingen Er worden tussen de verschillende Programbegrotingen verschillen geconstateerd. Zo komen de bedragen van de Egalisatievoorziening Rioolrechten van 31 december van het vorige jaar niet overeen met de bedragen van 1 januari van het er opvolgende jaar. Tabel Egalisatievoorziening Rioolrechten Programbegroting 2005 2006 2007 2008 1-jan 848.840 1.082.947 1.339.000 1.559.311 31-dec 938.937 1.224.619 1.447.000 1.522.311
2009 1.878.690 1.720.752
Daarnaast komen deze bedragen van de Egalisatievoorziening Rioolrechten niet overeen met de bedragen zoals genoemd in de jaarrekeningen.
- 15 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Tabel Egalisatievoorziening Rioolrechten jaarrekening 2005 2006 2007 1-jan 1.008.000 1.198.000 1.451.000 31-dec 1.198.000 1.451.000 1.703.000 Verschil 190.000 253.000 252.000 Tot slot verschilt de weergave van Programbegrotingen en de jaarrekeningen. 2005 programbegroting Jaarrekening
2.5
€ 1.611.000 € 1.592.000
2006 € 1.674.000 € 1.630.000
de
werkelijke
baten
tussen
de
2007 € 1.699.000 € 1.684.000
Nota Lokale heffingen 2006 - 2009 Op 18 oktober 2005 is de Nota Lokale heffingen 2006 – 2009 vastgesteld door de raad (registratienr. 2005/8823). Dit is de eerste maal dat de nota lokale heffingen werd opgesteld. De nota behandelt de samenstelling van het pakket aan gemeentelijke belastingen en heffingen, het kwijtscheldingsbeleid en het tarievenbeleid. Op deze manier wordt een overzicht van de diverse lokale heffingen en belastingen op hoofdlijnen verkregen. Voor het rioleringsbeleid is aangegeven dat kostendekkende tarieven het uitgangspunt zijn. Indien de tariefsverhoging onaanvaardbaar hoog is op grond van een meerjaren berekening over tien jaar, dan zal het uitgangspunt zijn dat in het vierde jaar na het begrotingsjaar sprake is van kostendekkende tarieven. Bij een onaanvaardbaar hoge tariefsverhoging zullen de uitgaven bekeken moeten worden op hun noodzakelijkheid ten einde de tariefsverhoging zo veel mogelijk te beperken. Verder is aangegeven dat bij het berekenen van de rioolrechten rekening wordt gehouden met een “fictieve” BTW component. Voor de rioolrechten bestaat een groot deel van de kosten uit investeringen. Dit heeft tot gevolg dat naast de BTW op exploitatie-uitgaven ook de BTW van rioolinvesteringen een rol speelt. Aangezien de korting van het rijk op de algemene uitkering bepaald is aan de hand van de BTW uitgaven in 2003 en aangezien het ondoenlijk is om elk jaar de BTW kosten geactiveerd in beeld te brengen en te houden is ervoor gekozen om de BTW korting in 2003 die betrekking had op BTW uitgaven riolering 2003 als BTW component in de berekening mee te nemen.
2.6
Conclusies Geconcludeerd wordt dat in de Programbegrotingen nieuwe doelen en streefnormen worden benoemd die niet als zodanig zijn vastgelegd in het GRP (bv. minder dan 5x per jaar wateroverlast op straat). Er zijn geen raadsstukken gevonden waaruit blijkt dat de raad hier een besluit over heeft genomen c.q. heeft ingestemd met een tussentijdse aanpassing van het beleid. Geconcludeerd wordt dat de Jaarverslagen geen goed inzicht geven in de wijze waarop en mate waarin invulling is gegeven aan de doelstellingen van het
- 16 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
vastgestelde rioleringsbeleid zoals verwoord in het GRP en de Programbegrotingen. Geconcludeerd wordt dat de werkelijke baten en de stand van de egalisatievoorziening rioolrechten verschillen tussen de Programbegrotingen en Jaarrekeningen.
3
ORGANISATIE EN SAMENWERKING IN HET RIOLERINGSBELEID
3.1
Inleiding Voor een goed begrip van de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het gemeentelijk rioleringsbeleid van de gemeente Zandvoort is het van belang allereerst inzichtelijk te maken op welke wijze het rioleringsbeleid binnen de gemeente is georganiseerd en op welke wijze interne (met andere gemeentelijke beleidsvelden) en externe (met andere partijen) samenwerking plaatsvindt. Deze paragraaf geeft hiervan een korte beschrijving.
3.2
Afdeling Ontwikkeling en Beheer De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsbeleid ligt binnen de gemeente Zandvoort bij de afdeling ‘Ontwikkeling en Beheer’. Er zijn bij deze afdeling meerdere taakvelden ondergebracht zoals aanleg, onderhoud en beheer van riolering, buffervijvers en gemalen, maar ook onderhoud en beheer van wegen, van openbare verlichting en verkeerslichten. Op het gebied van rioolbeheer wordt er een onderscheid gemaakt tussen de binnendienst en de buitendienst. De
- 17 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
binnendienst is verantwoordelijk voor de beleidsvorming, de planvoorbereiding (projectleiding), het toezicht op de uitvoering en het beheer van de rioleringsgegevens, terwijl de buitendienst is belast met de straatreiniging, technische reparaties en de afhandeling van meldingen. 3.3
Personele bezetting Bij aanvang van het GRP in 2005 waren 3 medewerkers (circa 2 fte) aanwezig voor het uitvoeren van het rioolbeleid. In het GRP is voor de jaren 2005 t/m 2009 een overzicht opgenomen van de benodigde personele capaciteit, op basis van ervaringscijfers en de leidraad module A1050. Deze is afgezet tegen de beschikbare capaciteit, waaruit blijkt dat sprake is van een personeelstekort. Jaarlijkse vindt daarom externe inhuur6 plaats. De omvang daarvan is afhankelijk van het aantal geplande projecten, maar kan soms oplopen tot ca. 2 fte.
Leidraad Riolering (module A1050) In de Leidraad Riolering (module A1050) is opgenomen dat het hoofdstuk ‘middelen en kostendekking’ in het GRP ook in dient te gaan op de personele middelen. Ten behoeve hiervan is in de Leidraad Riolering een module (D2000) opgenomen met betrekking tot de ‘Personele aspecten van gemeentelijke watertaken’. Deze voorziet in informatie voor de bepaling van de benodigde formatie voor rioleringswerkzaamheden. Daarbij wordt een analyse gemaakt van de benodigde tijdsbesteding volgens de Leidraad (met een bepaalde bandbreedte) en de werkelijke tijdsbesteding van de gemeente in de afgelopen periode. Er wordt onderscheid gemaakt naar verschillende kerntaken (zoals onderhoud, inspectie/reiniging, management, etc) en tevens rekening gehouden met het opleidingsniveau. Op basis van deze gegevens kan de gemeente bepalen in hoeverre de formatie op orde is.
Eind 2008 is de beleidsmedewerker rioleringen overgestapt naar een andere werkgever en staat de personele capaciteit voor het rioleringsbeleid onder druk. Momenteel wordt geen invulling gegeven aan de beleidsmatige taken ten aanzien van het rioleringsbeleid waaronder het anticiperen op de nieuwe wetgeving (zie ook hoofdstuk 8). Nadelige gevolgen hiervan komen niet direct aan het licht, maar potentiële knelpunten kunnen wel worden benoemd. Zo wordt momenteel geen opvolging gegeven aan nieuwe ontwikkelingen binnen het rioleringsbeleid (m.n. gevolgen van klimaatverandering) en staat het opstellen van het nieuwe GRP onder druk. Nagegaan wordt welke mogelijkheden binnen de gemeente aanwezig zijn om toch invulling te geven aan de meer beleidsmatige taken. Daarnaast staan extern vacatures uit. 3.4
Interne samenwerking De afdeling ‘Ontwikkeling en Beheer’ is verantwoordelijk voor de uitvoering van het rioolbeleid. Daarbij worden de projecten die in het GRP staan benoemd integraal opgepakt met het beleidsterrein wegen, groen en nutsvoorzieningen. Ingezet wordt op het zoveel mogelijk ‘werk met werk’ maken. Hiertoe vindt elke 14 dagen werkoverleg plaats tussen de onderdelen ‘riolering’ en ‘wegen’ en worden de uitkomsten van de inspecties van wegen en rioleringen in onderlinge samenhang 6
Externe inhuur vindt plaats voor activiteiten als het maken van rioolplannen voor wijken/buurten, het
maken van tekeningen en bestekken en het uitvoeren van specifieke onderzoeken.
- 18 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
bekeken. Verder blijkt uit de interviews dat binnen de gemeente korte organisatorische lijnen bestaan, onder meer doordat beide taakvelden in dezelfde afdeling zijn ondergebracht, waardoor onderlinge afstemming eenvoudig verloopt. Dit zijn binnen de gemeente ingerichte randvoorwaarden om rioleringswerkzaamheden zo efficiënt mogelijk uit te voeren. 3.5
Afstemming met externe partijen De afstemming met het Hoogheemraadschap van Rijnland is zeer beperkt. De reden hiervan is dat binnen de gemeente vrijwel geen open water aanwezig is. Hierdoor kan het rioolstelsel niet lozen op het open water en zijn in het verleden buffervijvers aangelegd, waardoor het rioolstelsel van Zandvoort als gesloten beschouwd kan worden (absoluut stelsel). Wettelijke verplichtingen zoals de basisinspanning (beperken overstortingen op open water) zijn dan ook niet van toepassing. Ook Hoogheemraadschap Rijnland geeft aan dat er ten aanzien van de basisinspanningen de afgelopen twee jaar nauwelijks contact is geweest met de gemeente Zandvoort en dat hier ook geen dwingende aanleiding toe is. Wel zijn er tussen gemeente en Hoogheemraadschap goede contacten met betrekking tot de buffervijvers, de awzi (die inmiddels is vervangen door een afvalwatertransportgemaal), de persleiding van het awtg naar de zuivering in de Waarderpolder te Haarlem etc.
3.6
Conclusies Geconcludeerd wordt dat binnen de gemeente verschillende randvoorwaarden aanwezig zijn die een goede afstemming van rioolwerkzaamheden met andere disciplines waarborgen waarmee wordt ingezet op het zoveel mogelijk ‘werk met werk’ maken (combineren inspecties, vertegenwoordiging in één afdeling, regelmatige werkoverleggen); Geconcludeerd wordt dat het tekort aan personeel voor de nabije toekomst risico’s met zich meebrengt ten aanzien van met name de voortgang van beleidsmatige activiteiten binnen het rioleringsbeleid (inspelen op nieuwe ontwikkelingen als klimaatveranderingen, opstellen van het nieuwe GRP, bijhouden gegevens etc.); Geconcludeerd wordt dat afstemming met het waterschap beperkt is, maar gezien de fysieke omstandigheden van het rioolstelsel in Zandvoort ook niet dwingend noodzakelijk is.
- 19 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
4
REALISATIE (INHOUDELIJKE) DOELEN GRP
4.1
Inleiding Het GRP 2005 – 2009 bevat verschillende ambities, doelen en uitgangspunten (zie ook paragraaf 2.3). Daarnaast zijn in het GRP verschillende projecten benoemd waaraan in de periode 2005 – 2009 uitvoering moet worden gegeven. Deze paragraaf beschrijft de mate waarin realisatie van ambities, doelen, uitgangspunten en projecten heeft plaatsgevonden. Opgemerkt wordt dat het inzicht in de mate van realisatie en daarmee de voortgang van de uitvoering van het GRP binnen de gemeente beperkt inzichtelijk is als gevolg van het ontbreken van een beleidsmonitoringssystematiek. Hier wordt in hoofdstuk 5 verder op ingegaan. Tijdens de interviews is aangegeven dat de uitvoering van het GRP in grote lijnen op schema ligt.
4.2
Verminderen overlast van ‘water op straat’ Belangrijke ambitie uit het GRP is het beperken en beheersen van overlast door ‘water op straat’ (bijvoorbeeld doordat water huizen instroomt). In de Programmabegroting 2008 is hier een streefnorm aan gekoppeld zijnde minder dan 5x per jaar wateroverlast op straat. Gezien de specifieke Zandvoortse situatie is ‘water op straat’ namelijk nooit helemaal te voorkomen. Zo heeft in 2007 de Koningstraat met de omliggende straten blank gestaan en is in 2008 ‘water op straat’ drie keer voorgekomen. Om overlast te voorkomen werden wegen afgesloten. Zo werd golfvorming voorkomen en stroomde geen water huizen binnen. Hiermee was beperkt sprake van overlast.
4.3
Afkoppelen van regenwater Mede om de problematiek met ‘water op straat’ aan te pakken en tot minder belasting van het rioolstelsel te komen is in het GRP ingezet op het afkoppelen van regenwater. Daarbij zijn voor verschillende jaren afkoppelpercentages benoemd. In de Programmabegrotingen is aangegeven dat dit neerkomt op ongeveer 1% afkoppeling per jaar. De documentenstudie en de interviews geven geen sluitend inzicht in de mate waarin de afkoppeldoelstellingen zijn gerealiseerd. Deze informatie wordt niet als zodanig bijgehouden. Alleen in het programmajaarverslag van 2006 is aangegeven dat minder dan 1% is afgekoppeld. Dit kwam omdat bij de rioleringsprojecten alleen de riolering van de Parkbuurt geschikt was om af te koppelen. Aangegeven werd dat dit in het volgend jaar gecompenseerd zou worden door de parkeervakken bij de Boulevard Barnaart binnen de bebouwde kom af te koppelen. Uiteindelijk worden de parkeervakken in het najaar van 2009 afgekoppeld. Verder is tijdens de interviews aangegeven dat ten aanzien van het afkoppelen een grote slag is gemaakt en dat de gemeente waarschijnlijk voor loopt op de planning. In het GRP was verder opgenomen dat een meetplan zou worden opgezet om breder te gaan monitoren en de omvang van knelpunten van ‘water op straat’ beter in beeld te krijgen. Daarmee zouden noodzakelijke maatregelen beter kunnen worden onderbouwd. Deze bredere monitoring is opgepakt, maar tijdens de
- 20 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
voorbereidingen van de te nemen maatregelen bleek dat deze technisch nog niet haalbaar zijn. 4.4
Realiseren extra bergingscapaciteit Verder wordt in het GRP, voor het verbeteren van het functioneren van het rioleringssysteem, ingezet op het realiseren van extra bergingscapaciteit onder de grond (in de bodem) op lage punten in het stelsel. Hoeveel extra bergingscapaciteit is gerealiseerd is op basis van de beschikbare documentatie niet inzichtelijk. In de programbegrotingen worden opsommingen gegeven die niet één op één terug te koppelen zijn met het GRP. Daarnaast is in het GRP onderscheid gemaakt tussen projecten die als focus hebben om het functioneren van het rioolstelsel te verbeteren en de rioolvervangingsprojecten. Onderstaande tabel geeft een overzicht van de geplande en uitgevoerde projecten die bijdragen aan het verbeteren van het functioneren van het rioolstelsel (en de bergingscapaciteit). Hoeveel extra bergingscapaciteit hiermee is gerealiseerd is niet inzichtelijk. Systeem AWZI AWZI Van Alphenstraat voorbereiding AWZI AWZI Parkbuurt Koninginnebuurt Koninginnebuurt 2e fase Van Lennepweg Boulevard Paulus Loot
Planning 2005 2006 2007 2007 2008 2006 2008 2009 2009 2009
Uitgevoerd/planning 2005 2006 2009 2007 2008 2006 2010 2011 2011 2010
In de Voorjaarsnota 2008 is opgenomen dat een onderzoek uitgevoerd moet worden naar de mogelijkheden naar extra bergingscapaciteit (riool)waterberging (€ 60.000 incidenteel 2009 ten laste van egalisatievoorziening rioolrechten). Het doel is om extra bergingscapaciteit te creëren om in te spelen op de klimaatsverandering en de wateroverlast binnen de woonkern van de gemeente tot een minimum te beperken. De voorbereiding hiervan start in 2008 en loopt door tot het 4e kwartaal van 2009, waarbij integraal gekeken wordt naar het gemeentelijk rioleringsplan en de uitvoering van de te nemen maatregelen in 2010 en verder. Verder was gedurende de looptijd van het GRP voor de in bovenstaande tabel genoemde projecten ca. € 2,5 miljoen geraamd (o.m. voor de vervanging van het vijzelgemaal, het vergroten van de capaciteit van de buffervijvers etc.). Op voorhand zijn de resultaten van de beoogde aanpassingen niet goed in beeld te brengen door de complexiteit van de maatregelen en de specifieke stelseleigenschappen van de gemeente Zandvoort. Uit tijdens de looptijd van het GRP uitgevoerde onderzoeken bleek dat de beoogde aanpassingen niet het gewenste resultaat zouden opleveren. Hierdoor bleek het vijzelgemaal niet nodig en zijn de aanpassingen aan de vijvers maar zeer beperkt, waardoor de nu geraamde kosten nog maar ruim € 1 miljoen bedragen.
- 21 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
4.5
Vervangen rioleringen In het GRP is aangegeven dat het vervangen van vrijverval riolering een hoofdactiviteit is. Ten aanzien van de vervanging van riolering ligt de gemeente goed op schema zo blijkt uit de documentatie en de interviews. Wel is nog sprake van een achterstand uit het verleden, maar de verwachting is dat deze in de periode van het aankomende nieuwe GRP geheel wordt ingelopen. Knelpunten zijn bekend en zijn opgenomen in de meerjarenplanning (o.m. Koninginnebuurt en Hogeweg). In onderstaande tabel zijn de geplande en uitgevoerde rioolvervangingen opgenomen. Rioolvervanging/ relining Relinen Zandvoortselaan Zandvoortselaan (onder de bomen) Parkbuurt Gerkestraat West (tussen Hogeweg en Tolweg) Van Alphenstraat voorbereiding Hogeweg Koninginnebuurt voorbereiding Koninginnebuurt Koninginnebuurt 2e fase Van Lennepweg uitvoering (fase 1) Van Lennepweg uitvoering (fase 2) Boulevard Paulus Loot
Planning 2005 2006 2006 2007
Uitgevoerd/planning 2006 2006 2006 2009
2007 2007 2007 2008 2009 2008 2009 2009
2009 2010 2009 2010 2011 2010 2011 2010
Uit bovenstaande tabel blijkt dat een aantal projecten zijn uitgesteld. Dit is enerzijds een gevolg van het feit dat uit onder meer video-inspecties blijkt dat geplande inspecties nog niet uitgevoerd hoeven te worden (het systeem blijkt nog langer mee te kunnen) en anderzijds is dit een gevolg van het uitgangspunt van het rioleringsbeleid dat werk met werk gemaakt moet worden op zo efficiënt mogelijk te werken (onder meer afstemming met werkveld wegen). Naast dat dit betekend dat werkzaamheden in de tijd naar achteren worden geschoven worden soms ook projecten in de tijd naar voren gehaald, die (nog) niet in het GRP waren opgenomen, zoals de volgende tabel laat zien. Op basis van een toename van het aantal klachten en/of nieuwe inzichten is besloten deze projecten uit te voeren. In onderstaande tabel zijn deze vervangingsprojecten genoemd. Niet in GRP opgenomen Oud Noord Friedhoffplein Nieuwstraat Marisstraat Nieuw Noord
- 22 -
Uitgevoerd/planning 2003-2006 2009 2009 2009 2010
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
4.6
Frequentie van onderhoud In het GRP is opgenomen dat de aanpak – wijze van en frequentie van onderhoud – zoals gedurende het voorgaande GRP was ingezet wordt gecontinueerd en dat een onderhoudsplan opgesteld wordt. Inmiddels is een globaal onderhoudsplan aanwezig waarvoor een door de raad goedgekeurd onderhoudsbudget leidend is. Verder beschikt de gemeente over een meerjarenplanning (2009 – 2013) voor de uitvoering van wegen- en rioleringsprojecten onder meer om een zo continu mogelijk investeringsniveau te hanteren (de uren van gemeentelijk medewerkers worden op het project geschreven en komen ten laste van het project evenals de kosten van externe inhuur). Door het ontbreken van voldoende gedetailleerde gegevens bij het opstellen van het GRP konden geen gedetailleerde plannen worden gemaakt. Tijdens de huidige onderhoudswerken worden ontbrekende gegevens zo veel mogelijk verzameld waardoor het mogelijk moet worden bij het nieuwe GRP wel een gedetailleerdere planning op te nemen. Verder wordt, in geval van niet voorziene gebeurtenissen zoals een zware storm, voorrang verleend aan het opruimen van zand uit de putten en dergelijke. Hierdoor schuiven andere reinigingsmaatregelen naar achteren. In de BERAP wordt aangegeven wat hiervan de financiële consequenties zijn. Zo is in de BERAP van 2006 aangegeven dat door de vele riool reparaties en de wateroverlast in de maand augustus meer kosten zijn gemaakt (€ 15.000,-) die gedekt zullen worden uit de egalisatievoorziening rioolrechten.
4.7
Afhandelen klachten In het GRP is opgenomen dat de gemeente het afhandelen van klachten wil verbeteren. Gestreefd wordt naar een afhandeling binnen een termijn van twee weken. Sinds enkele jaren is binnen de gemeente een klachtenregistratiesysteem aanwezig. Hier worden klachten centraal geregistreerd. Alle klachten met betrekking tot rioleringen zijn binnen de termijn van twee weken afgehandeld, behalve sommige klachten met betrekking tot stank waar aanvullende onderzoeken voor nodig waren. In dit systeem is ook opgenomen hoe vaak sprake is van ‘water op straat’. Verder is in veel oude buurtjes de riolering vervangen waardoor over het algemeen sprake is van een jonger rioleringssysteem dat tot minder knelpunten en klachten leidt. Het ad hoc onderhoud wordt daardoor minder. De afgelopen jaren werden jaarlijks bij 40 tot 60 woningen klachten verholpen nu gebeurt dit nog maar bij ca. 20 woningen per jaar. Verder is er 9 jaar geleden een bergingsbak aangelegd waardoor er minder overlast is van ‘water op straat’ en er minder klachten binnenkomen.
4.8
Benutten mogelijkheden werk met werk maken Het GRP geeft aan dat de kansen van werk met werk maken, door bijvoorbeeld mee te liften met andere ontwikkelingen, zo veel mogelijk moeten worden benut. Zoals eerder aangegeven vindt binnen de gemeente Zandvoort vanuit het onderdeel rioleringen nauwe afstemming plaats met het onderdeel wegen. Beide zijn ondergebracht in één afdeling ‘Ontwikkeling en Beheer’ waarbij elke 14 dagen werkoverleg plaatsvindt om werkzaamheden zo efficiënt mogelijk uit te voeren.
- 23 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Hiertoe worden ook de uitkomsten van de inspecties van wegen en rioleringen in onderlinge samenhang bekeken 4.9
Deelname aan benchmark rioleringszorg In het GRP is opgenomen dat de gemeente voornemens is mee te doen aan de benchmark rioleringszorg van Stichting Rioned. In de afgelopen jaren heeft de gemeente niet deelgenomen aan deze benchmark als gevolg van een gebrek aan personele capaciteit.
4.10
Conclusies Geconcludeerd wordt dat de gemeente geen inzicht heeft in de mate waarin de ambities en doelen uit het GRP zijn gerealiseerd. Gegevens hiervoor zijn slechts beperkt aanwezig en worden niet in relatie gebracht met hetgeen in het GRP is geformuleerd (er is geen sprake van beleidsevaluatie); Ten aanzien van de ‘water op straat’ problematiek kan worden geconcludeerd dat hieraan de afgelopen jaren is gewerkt middels het vergroten van de bergingscapaciteit en afkoppeling en dat ‘water op straat’ zich minder dan 5x per jaar heeft voorgedaan. Hiermee is de doelstelling gehaald. Geen uitspraak kan worden gedaan over de realisatie van de doelstellingen ten aanzien van het afkoppelen van hemelwater. Voldoende gegevens hierover ontbreken over de afgelopen 4 jaar. Ten aanzien van het realiseren van extra bergingscapaciteit, het vervangen van rioleringen en de frequentie van onderhoud kan worden geconcludeerd dat de gemeente projecten heeft uitgevoerd, maar dat ook verschillende projecten zijn uitgesteld. Daarnaast zijn ook projecten voor de vervanging van de riolering uitgevoerd die niet waren opgenomen in het GRP. Daarmee loopt de gemeente iets achter op de planning. Geconcludeerd kan worden dat het afhandelen van klachten de afgelopen jaren is verbeterd met het instellen van het klachtenregistratiesysteem. De doelstelling van het afhandelen van klachten binnen de termijn van twee weken wordt gehaald (behalve sommige klachten met betrekking tot stank waar aanvullende onderzoeken voor nodig waren). Ten aanzien van het ‘werk met werk’ maken wordt geconcludeerd dat vrijwel alle rioleringsprojecten in afstemming met het onderdeel wegen worden opgepakt.
5
MONITORING
5.1
Inleiding Om goed zicht te houden op de voortgang van het rioleringsbeleid en zonodig tijdig te kunnen bijsturen is (beleids-)monitoring van groot belang. Het structureel bijhouden van relevante gegevens, zoals onder meer de hoeveelheid bergingscapciteit, het percentage afkoppeling en het aantal klachten, maakt het mogelijk tijdig knelpunten in het rioleringssysteem te signaleren. Ook in het GRP
- 24 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
2005 – 2009 is aandacht gevraagd voor het verbeteren van de monitoring. Zo is aangegeven dat het aanbeveling verdient het monitoren te verbreden naar de kritische punten in het systeem, zodat een beter inzicht in het functioneren van het systeem ontstaat dat nodig is om forse investeringen in (nood)maatregelen te kunnen onderbouwen. Daarnaast kan door monitoring het functioneren van het systeem meer worden gestuurd. 5.2
Wijze van beleidsmonitoring Binnen de gemeente is ten aanzien van het rioleringsbeleid geen beleidsmonitoringssystematiek aanwezig. Tijdens de interviews is aangegeven dat verschillende kengetallen, zoals het aantal meters riolering en infiltratieriool dat is aangelegd of het aantal aangelegde kolken etc., wel op ‘lijstjes’ worden bijgehouden (door het bestuur worden deze kengetallen gevraagd), maar dat deze gegevens niet in relatie worden gebracht met hetgeen aan ambities en doelstellingen in het GRP is verwoord. Daarmee is geen helder beeld aanwezig van de voortgang van het GRP en de mate waarin ambities en doelen worden gerealiseerd. Ook monitoring op projectniveau vindt niet plaats. In het GRP is aangegeven dat hiervoor in Zandvoort een monitoringssystematiek ontwikkeld zou worden. Deze systematiek is wel ontwikkeld, maar nooit tot uitvoering gebracht. Verder is in het GRP opgenomen dat het hierin opgenomen beleid jaarlijks geëvalueerd zou worden. Deze jaarlijkse evaluaties hebben door gebrek aan capaciteit niet plaatsgevonden. Daarnaast staat het bijhouden van de gegevens op de eerder genoemde ‘lijstjes’ onder druk door het vertrek van de beleidsmedewerker eind 2008.
5.3
Wijze van monitoring van het rioleringssysteem Tijdens de interviews is aangegeven dat het verbreden van de monitoring naar de kritische punten in het systeem om zo meer inzicht te krijgen in het functioneren van het systeem een initiatief is geweest van een beleidsmedewerker die enkele jaren geleden de gemeente heeft verlaten. In het verleden is dus wel een aanzet gemaakt om tot een bredere monitoring te komen, maar uiteindelijk is dit niet doorgezet. Dit onder meer doordat tijdens de voorbereidingen van de te nemen maatregelen bleek dat deze technisch nog niet haalbaar waren.
5.4
Conclusies Geconcludeerd wordt dat binnen de gemeente ten aanzien van het rioleringsbeleid geen sprake is van beleidsmonitoring waardoor er onvoldoende inzicht is in de voortgang van GRP en ook de mogelijkheden voor bijsturing van het beleid onvoldoende zijn. Monitoring van het rioleringssysteem vindt niet structureel plaats waardoor onvoldoende inzicht bestaat in het functioneren van het systeem en de kans bestaat dat forse investeringen in (nood)maatregelen niet vroegtijdig kunnen worden onderbouwd.
- 25 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
6
FINANCIËLE ONTWIKKELINGEN IN HET RIOLERINGSBELEID
6.1
Inleiding In het GRP zijn ook financiële ramingen opgenomen voor de uitvoering van het daarin geformuleerde rioleringsbeleid. Daarbij gaat het om kosten voor verbetering van het functioneren van het rioolstelsel en om kosten voor vervanging en reparatie. Daarnaast wordt in het GRP ingegaan op de rioolrechten. Rioolrechten worden geheven over gebruikers van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. In het GRP is aangeven dat de gemeente de afgelopen jaren een beperkte achterstand heeft opgelopen in de ontwikkeling van het rioolrecht. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de financiële ontwikkelingen van het rioleringsbeleid.
6.2
Financiële ontwikkeling t.a.v. verbetering, vervanging en reparatie De financiële ontwikkelingen binnen het rioleringsbeleid van de gemeente Zandvoort zijn op basis van begrotingen en jaarverslagen lastig in beeld te brengen. In het GRP is aangegeven dat voor maatregelen ter verbetering van het functioneren van het rioolstelsel in totaal € 2.525.100 nodig zou zijn en dat voor maatregelen ter vervanging en reparatie van de riolering € 3.982.100 nodig is. Daarbij heeft een uitsplitsing naar projecten plaatsgevonden die deels niet te herleiden zijn naar de projecten zoals genoemd in begrotingen, jaarverslagen, BERAP’s en MARAP’s en zijn verschillende projecten in de tijd vooruitgeschoven en zijn projecten uitgevoerd die niet in het GRP waren opgenomen. Een sluitend inzicht in het kostenverloop is daardoor niet te reconstrueren op basis van de aanwezige documentatie. Tijdens de interviews is aangegeven dat ten aanzien van de projecten voor het verbeteren van het functioneren van het rioolstelsel uiteindelijk ca. € 1,5 miljoen minder nodig was als gevolg van voortschrijdend inzicht en een gunstig aanbestedingsklimaat.
6.3
Ontwikkeling van het rioolrecht Uitgangspunt van het GRP is dat voor het rioolrecht kostendekkende tarieven worden gehanteerd. In het GRP is dan ook voorgesteld het rioolrecht jaarlijks gedurende een periode van 15 jaar met 4% te verhogen, gevolgd door een beperktere stijging in de daaropvolgende 10 jaar. Dit was nodig om het rioolrecht naar een kostendekkend niveau te brengen over een periode van 20-60 jaar7. Uiteindelijk heeft verhoging van het rioolrecht in de periode 2005 tot en met 2008 op een andere wijze plaatsgevonden zoals onderstaande tabel en de daaronder opgenomen toelichting aangeven.
2005 153,96
7
Ontwikkeling van het rioolrecht 2006 2007 2008 162,12 164,55 167,43
2009 171,62
Het uiteindelijke rioolrecht zou dan in 2064 € 389,- bedragen exclusief inflatiecorrecties (een ander
scenario was een directe verhoging van het bestaande rioolrecht naar een kostendekkend rioolrecht, waarbij het rioolrecht naar een bedrag moest van € 336,-).
- 26 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Bron: programmabegroting 2008 en de Verordeningen Rioolrecht van de gemeente Zandvoort voor de jaren 2005, 2006, 2007, 2008 en 2009 In 2006 is op basis van het GRP de in 2005 voorgespiegelde jaarlijkse structurele extra verhoging van 7% van het rioolrecht bijgesteld tot jaarlijks 4% structureel boven het inflatiepercentage (1,25%). Voor het tarief rioolrecht voor een huishouden betekende dit een lastenstijging van € 8,16, waardoor het tarief kwam te liggen op een bedrag van € 162,12 (belastingverordening 2006). In 2007 werd het voldoende geacht om alleen trendmatig te verhogen met 1,5% (belastingvoorstel 2007) en in 2008 is verhoogd met een inflatie van 1,75% (programmabegroting 2008). Vanaf 2007 is de gemeente dus gestopt met het extra verhogen van het rioolrecht. De reden hiervoor, zoals aangegeven in de raadsstukken en tijdens de interviews, was dat in de egalisatievoorziening voldoende financiële middelen aanwezig waren als gevolg van het gunstige aanbestedingsklimaat (waarin projecten soms wel tot 50% goedkoper uitvielen door lagere inschrijvingen en uitvoeringskosten) en het lager uitvallen van toekomstige kosten (voor de vervanging van het vijzelgemaal, het vergroten van de capaciteit van de buffervijvers etc was € 2,5 miljoen gedurende de looptijd van het GRP geraamd waarbij door voortschrijdend inzicht uiteindelijk bleek dat het vijzelgemaal niet nodig was en de aanpassingen aan de vijvers zeer beperkt nodig is, waardoor de nu geraamde kosten ruim 1 miljoen bedragen; dus 2 ton per jaar). Daarnaast is sprake van een lager waterverbruik dan waarmee in de opbrengstberekening rioolrecht bedrijven is gerekend. Op opbrengst is daarom structureel met € 45.000,- naar beneden bijgesteld waardoor minder gestort wordt in de egalisatievoorziening rioolrechten. Gezien de in het GRP benodigde hoogte van het kostendekkende rioolrecht en de lange termijn om hiernaar toe te groeien is het volgens de onderzoekers maar de vraag of het verstandig is om (tijdelijk) de benodigde verhoging te stoppen. Dit mede gezien het feit dat in 2008 ook nog 50% van de directe veegkosten (= € 50.000,- omgerekend ca. € 5,75 per huishouden) zijn toegerekend aan de riolering en besloten werd geen extra verhoging door te voeren (de extra lasten van het meenemen van de directe veegkosten is nooit meegenomen in de berekening van het rioolrecht zoals opgenomen in het GRP). Hierover heeft de raad ook vragen gesteld die in de Memorie van Antwoord bij de Programmabegroting 2007 zijn beantwoord (zie onderstaand tekstkader). Memorie van Antwoord bij de Programmabegroting 2007 Hoe kan het dat er in het GRP is opgenomen dat de rioolrechten jaarlijks met 4% extra (bovenop het inflatiepercentage) moeten stijgen terwijl in de begroting 2007 de tarieven alleen met het inflatiepercentage stijgen? Dit ondanks opname van de veegkosten in de tarieven. In de meerjarenbegroting is bezuinigd op de budgetten onder andere door het verder doorschuiven van voorgenomen investeringen voor de riolering. Bovendien is in het GRP rekening gehouden met een positieve stand van de reserve over 15 jaar. Voor de begroting is de stand van de reserve doorgerekend over 10 jaar zoals opgenomen in de financiële beleidskaders. Vanaf 2015 zal de reserve leeg zijn wanneer voor die tijd geen extra verhogingen worden toegepast. Ook wanneer extra investeringen nodig zijn in het kader van waterbeheersing zullen daar extra verhogingen voor noodzakelijk zijn.
- 27 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
6.4
Toerekening veegkosten aan riolering Rechtelijke uitspraken zijn gedaan over het toerekenen van veegkosten aan de riolering. Volgens jurisprudentie mag een gemeente echter geen kosten verhalen op de riolering die slechts zijdelings met de riolering te maken hebben. Dit omdat zij die kosten geheel of nagenoeg geheel voor andere doeleinden heeft gemaakt. ‘Nagenoeg geheel’ betekent ‘voor negentig procent of meer’. Dus als de kosten voor meer dan tien procent samenhangen met de riolering, kunt u het samenhangende deel verhalen via de rioolheffing. Per geval en per gemeente moet dus beoordeeld worden of en hoeveel verhaal mogelijk is. Een gemeente kan een percentage van verhaal van veegkosten op de riolering van een andere gemeente dus niet zonder meer overnemen. Zij zal zelf moeten motiveren welk deel van de veegkosten aan de riolering is toe te rekenen. Indien deze motivatie of onderbouwing ontbreekt, kan het rioolrecht door een rechter ongeldig verklaard worden. Directe veegkosten Zoals hierboven aangehaald wordt vanaf 2008 50% van de directe veegkosten toegerekend aan de riolering. Daarbij gaat het om een bedrag van € 50.000,- per jaar. Directe veegkosten hebben betrekking op onder meer het personeel en de veegwagens. Een onderbouwing gericht op de relatie tussen deze veegkosten en de kosten van het onderhoud van de riolering is niet aanwezig. Het is wel aannemelijk (op basis van expert judgement) dat veegkosten van deze omvang gerelateerd kunnen worden aan de onderhoudskosten van de riolering. Indirecte veegkosten Verder is in de programbegroting 2009 bij de dekkingsvoorstellen opgenomen om ook 50% van de indirecte veegkosten ten laste te brengen van de riolering. Indirecte veegkosten hebben betrekking op verzekeringen van machines, loodsen etc. De extra lasten door het toerekenen van 50% van de indirecte veegkosten bedragen in 2009 € 378.800,- (dit betreft 22% van de huidige jaarlijkse baten, € 43,50 per huishouden). Als onderbouwing daarbij is opgenomen: ‘Het is toegestaan om 50% van de indirecte veegkosten mee te nemen in de berekening voor de kostendekkendheid van het product Rioolbeheer. Dit is het maximaal toegestane percentage dat mag worden meegenomen in de berekening van de Rioolrechten.’ Opgemerkt wordt dat dit percentage vaak gehanteerd wordt, maar dat het percentage uiteindelijk geheel afhankelijk is van omstandigheden in een gemeente (zie alinea over jurisprudentie hiervoor) en dus nader onderbouwd moet worden. Een nadere onderbouwing is binnen de gemeente Zandvoort niet aangetroffen. Verder is in de programmabegroting opgenomen dat, indien 50% van de indirecte veegkosten wordt meegenomen in de berekening van de rioolrechten, een jaarlijkse extra verhoging van de rioolrechten vanaf 2009 met 1,75%, naast het reguliere inflatiepercentage, noodzakelijk is. Deze voorgestelde verhoging had betrekking op de toerekening van 50% van de directe veegkosten en niet op de indirecte veegkosten, die meer dan 7 keer zo groot is. Op grond van de huidige cijfers zal de voorziening, zelfs met een jaarlijkse extra verhoging van 1,75%, in 2012 opraken. Dit betekent dat, bij gelijkblijvende cijfers, vanaf 2012 een verdere boventrendmatige verhoging van de Rioolrechten nodig is. Daarbij is aangegeven dat na de herziening van het GRP in 2009 opnieuw zal worden berekend wat dit voor gevolgen heeft voor het verloop van de egalisatievoorziening rioolrechten en
- 28 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
de daarmee samenhangende hoogte van de tarieven (Programmabegroting 2009, november 2008).
van de
rioolrechten
In het raadsbesluit van 9 december 2008 heeft de raad vervolgens besloten de indirecte veegkosten nu niet te verhalen op de inwoners door de tarieven met 1,75% extra te verhogen en de extra lasten eenmalig ten laste van de egalisatievoorziening te brengen (raadsbesluit, 9 december 2008). Het beleid van het college is er verder op gericht om verhoging van de rioolrechten vanaf 2012 te beperken. Hierop wordt met name ingezet door na te gaan welke mogelijkheden er zijn om het riool efficiënter te beheren door samen te werken met partners in de handhavingsketen (Rijnland en Waternet). Momenteel worden de mogelijkheden voor samenwerking verkend. 6.5
Conclusies
Geconcludeerd wordt dat door het toerekenen van 50% van de totale veegkosten zonder een noodzakelijke onderbouwing, zeker gezien de enorme grootte van de toerekening (totaal bijna € 430.000,- lasten op €1.878.690 baten), het risico groot is dat het rioolrecht ongeldig wordt verklaard (gezien de jurisprudentie). Geconcludeerd wordt dat de egalisatievoorziening doordat er geen extra baten tegenover staan snel in omvang afneemt en in 2012 op is waardoor op termijn schommelingen in de stijgende kosten van het rioolbeheer niet kunnen worden opgevangen (niet voor niets werd in het door de raad vastgestelde GRP gekozen om gedurende de komende 25 jaar het rioolrecht boven het inflatie niveau te verhogen, zonder rekening te houden met de veegkosten). Geconcludeerd wordt dat de vaste stijging van 4% bovenop het inflatiepercentage van het rioolrecht na één jaar is afgeschaft vanwege de stijging van de egalisatievoorziening rioolrecht. Daarbij is niet duidelijk gemaakt hoe dan de lasten worden opvangen ten gevolge van de met meer dan 100% stijgende investeringen tot 2030, zoals is opgenomen in het raadsvoorstel bij het GRP 2005 – 2009 (zie ook paragraaf 2.3 onder het kopje ‘Raadsvoorstel bij GRP 2005 – 2009’). Verder wordt geconcludeerd dat de wijze van berekening van het rioolrecht conform de voorschriften van de BBV is en dat de gehanteerde afschrijvingstermijnen in lijn zijn met het landelijk gemiddelde (de voorgestelde stijging in verhouding tot het huidige rioolrecht is wat men redelijkerwijs kan verwachten in vergelijk met het landelijk gemiddelde rioolrecht).
- 29 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
7
INFORMATIEVOORZIENING AAN DE RAAD
7.1
Inleiding Om op een goede wijze haar kaderstellende en controlerende rol in te kunnen vullen is het van belang dat de raad tijdig, juist en volledig wordt geïnformeerd over onder meer het rioleringsbeleid. Een goede informatievoorziening richting de raad maakt het mogelijk om tijdig tot eventuele bijsturing van het beleid te komen. Dit hoofdstuk beschrijft de wijze waarop de raad van informatie ten aanzien van het rioleringsbeleid wordt voorzien en op basis van welke informatie de raad besluiten neemt. De basis voor dit hoofdstuk wordt gevormd door raadsvoorstellen en – besluiten en de beelden van enkele geïnterviewde raadsleden (zie bijlage 3) en van de wethouder.
7.2
Kaderstellende rol van de raad Uit de interviews met ambtenaren en enkele raadsleden blijkt dat de raad voor wat betreft het rioleringsbeleid een beperkt kaderstellende rol vervult. Zo is de raad beperkt betrokken geweest bij de opstelling van het GRP 2005 – 2009. De raad heeft geen keuzes voorgelegd gekregen ten aanzien van doelen en uitgangspunten van het beleid waarbij tevens de consequenties van de verschillende keuzes inzichtelijk was gemaakt. Het GRP, inclusief de kaders, is wel aan de raad voorgelegd. De raad heeft vervolgens kritische vragen gesteld waarop antwoorden zijn verkregen en op basis daarvan is het GRP vastgesteld. Ook gedurende de uitvoering van het GRP heeft de raad ten aanzien van ontwikkelingen met betrekking tot afkoppeling en ‘water op straat’ geen keuzes voorgelegd gekregen over hoe hiermee omgegaan zou kunnen worden. Veelal worden ambtelijk voorstellen opgesteld die worden ingebracht bij de raad. Door de in dit onderzoek betrokken raadsleden is aangegeven dat zij bij het actualiseren van het rioleringsbeleid via het nieuw op te stellen GRP, graag keuzes voorgelegd krijgen inclusief de beleidsmatige en financiële consequenties van deze keuzes. Daarnaast zouden zij graag inzicht krijgen in hetgeen wettelijk verplicht is en wat door de gemeente Zandvoort extra wordt gedaan c.q. waar door de gemeente Zandvoort extra op ingezet wordt.
7.3
Controlerende rol van de raad Wijze van informatievoorziening Om op een goede manier haar kaderstellende rol in te kunnen vullen is het van belang dat de raad tijdig, juist en volledig wordt geïnformeerd. Ten aanzien van het rioleringsbeleid wordt de raad via de Programmabegroting, Jaarverslagen, MARAP’s (4x per jaar) en BERAP’s geïnformeerd. In de Programmabegrotingen wordt op hoofdlijnen beschreven waar de gemeente het komend jaar voor gesteld staat ten aanzien van het rioleringsbeleid. Daarbij wordt tevens ingegaan op mogelijke risico’s. Zo zijn als risico’s benoemd: - Schadeclaims op het gebied van grondwateroverlast door de onderhoudsstaat van de riolering en het nog niet volledig gereed zijn van een gescheiden systeem grond- en hemelwaterafvoer;
- 30 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Dat indien de rioolrechten ook na 2006 niet extra verhoogd worden, dit leidt tot een verminderde financiële ruimte voor investeringen, waardoor er een risico bestaat dat niet geplande werken alsnog moeten worden uitgevoerd; - Een eventuele omslag in de economie kan gevolgen hebben voor de kosten van onderhoudswerken wegen en riolering. Een nadere kwantificering van de risico’s en een beschrijving van de te nemen risicobeheersingsmaatregelen is niet opgenomen in de Programmabegroting. -
Met de Jaarverslagen wordt de raad op hoofdlijnen geïnformeerd over de stand van zaken ten aanzien van enkele onderdelen uit het GRP. Veelal betreft het algemene opmerkingen ten aanzien van afkoppeling, ‘water op straat’ en de combinatie met uitvoering van wegwerkzaamheden. Daarnaast is een korte beschrijving opgenomen van de werkzaamheden die in voorbereiding, uitvoering en afronding zijn. De raad krijgt hiermee een globaal inzicht in de stand van zaken ten aanzien van het rioleringsbeleid, maar krijgt geen beeld van de mate waarin ambities en doelen uit het GRP zijn gerealiseerd. Met de MARAP’s en BERAP’s wordt de raad geïnformeerd over afwijkingen in de uitvoering van rioolwerkzaamheden of ten aanzien van het beleid en wordt aangegeven en onderbouwd voor welke werkzaamheden eventueel extra financiële middelen nodig zijn. Perceptie van de raad op invulling controlerende rol Tijdens de interviews hebben raadsleden aangegeven dat het GRP voor de raad slechts beperkt als een sturend instrument heeft gefunctioneerd. Zij hebben de voortgang van het rioleringsbeleid, zoals onder meer verwoord in de Jaarverslagen, niet afgezet tegen doelen en uitgangspunten van het GRP (dit is ook slechts beperkt in de Jaarverslagen opgenomen). De raadsleden geven aan dat het voor hen dan ook niet geheel inzichtelijk is in welke mate beleidsdoelen en – uitgangspunten uit het GRP worden opgevolgd en gerealiseerd. Wel worden zij geïnformeerd over afwijkingen van het beleid via de BERAP’s. Verder geven de raadsleden aan dat zij hun controlerende rol ten aanzien van het rioleringsbeleid beperkt hebben ingevuld. De raad krijgt wel informatie ten aanzien van het rioleringsbeleid, maar zet dit niet af tegen de kaders en uitgangspunten die in het GRP zijn vastgesteld. Tussentijds heeft de raad wel aandacht gevraagd voor verschillende onderwerpen die van invloed zijn op het rioleringsbeleid en waarvan men van mening is dat deze onvoldoende geborgd zijn in het huidige GRP. Zo is tijdens de bijeenkomst van de commissie Planning en Control van 7 juni 2007 aandacht gevraagd voor de volgende onderwerpen: - vernatting van de duinen – hierdoor wordt de bergingscapaciteit kleiner wat consequenties zal hebben voor de afvoer en waarvan onduidelijk is bij welke partijen deze consequenties worden neergelegd c.q. welke consequenties dit heeft voor de gemeente; - gevolgen van klimaatverandering – welke capaciteit is in de toekomst nodig voor een goede afvoer; - veranderingen in de waterketen – samenwerking tussen waterketenpartijen. Aangegeven is dat de raad geen inzicht heeft de aanwezige bergingscapaciteit van de riolering en of deze voldoende is om piekbelastingen en de gevolgen van de klimaatverandering op te kunnen vangen.
- 31 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Perceptie van de wethouder De wethouder geeft aan dat sprake is van een actieve informatieverstrekking richting de raad ten aanzien van de onderwerpen die in het GRP zijn benoemd. Structurele monitoring en jaarlijkse evaluaties hebben tot dusver niet plaatsgevonden, maar hieraan kan volgens hem in de toekomst mogelijk beter invulling gegeven worden door te komen tot een samenwerking met Rijnland en Waternet in het kader van de waterketen. De wethouder geeft verder aan dat de raad kritisch is ten aanzien van het rioleringsbeleid en regelmatig vragen stelt onder meer naar aanleiding van stortbuien en in het kader van klimaatontwikkelingen. Tijdens de interviews is aangegeven dat de financiën ten aanzien van het rioleringsbeleid complex zijn voor zowel de wethouder als de raad en dat hierbij wordt vertrouwd op het ambtelijk apparaat. Informatievoorziening ten aanzien van rioolrecht In de Memorie van Antwoord bij de Programmabegroting 2007 wordt antwoord gegeven op de vraag van de raad over hoe het kan dat er in het GRP is opgenomen dat de rioolrechten jaarlijks met 4% extra (bovenop het inflatiepercentage) moeten stijgen terwijl in de begroting 2007 de tarieven alleen met het inflatiepercentage stijgen en dit ondanks opname van de veegkosten in de tarieven. Aangegeven is dat dit komt doordat in de meerjarenbegroting is bezuinigd op de budgetten onder andere door het verder doorschuiven van voorgenomen investeringen voor de riolering. Verder is aangegeven dat in het GRP rekening is gehouden met een positieve stand van de reserve over 15 jaar en dat voor de begroting de stand van de reserve is doorgerekend over 10 jaar zoals opgenomen in de financiële beleidskaders. Daarbij is aangegeven dat vanaf 2015 de reserve leeg zal zijn wanneer voor die tijd geen extra verhogingen worden toegepast. Ook is aangegeven dat wanneer extra investeringen nodig zijn in het kader van waterbeheersing daar extra verhogingen voor noodzakelijk zullen zijn. Opvallend is dat de raad bij de begroting 2007 (november 2006) heeft besloten om 50% van de directe veegkosten mee te nemen in de tarieven van de rioolheffing zonder dat hieraan een onderbouwing ten grondslag ligt. Daarbij is in de begroting ook niet aangegeven wat hiervan de consequenties zijn voor de lange termijn. Wel is in de Memorie van Antwoord bij de Programmabegroting 2007 aangegeven dat indien de raad besluit deze kosten ten laste van de egalisatievoorziening te brengen, dit bij ongewijzigd beleid voor het daarop volgend jaar geen effect heeft op Over het wel of niet meenemen van de het tarief. In volgende jaren worden de indirecte veegkosten in de bedragen vervolgens automatisch egalisatievoorziening riolering is uitgebreid meegenomen in de berekening van het gediscussieerd in de raad. Dit blijkt ook uit noodzakelijke tarief rioolrechten. het feit dat het amendement van 4/5 november, waarin wordt voorgesteld ‘nu niet
Daarnaast is bij de begroting 2009 in eerste instantie het besluit genomen om ook 50% van de indirecte veegkosten mee te nemen in de tarieven van de rioolheffing. Ook hier ontbreekt een onderbouwing van het percentage van 50% (en dus van de relatie veegkosten en kosten onderhoud riolering). Wel is globaal
over
te
gaan
tot
medeneming
van
de
indirecte veegkosten’, in eerste instantie werd
aangenomen.
Later
is
een
motie
ingediend waarmee dit besluit is herroepen. Weer later is bij de behandeling van de belastingvoorstellen opnieuw een discussie over
het
meenemen
van
de
indirecte
veegkosten gevoerd dat uiteindelijk heeft geresulteerd in het aannemen van een motie
- 32 -
(in iets aangepaste vorm) gelijk aan de eerste motie van 4/5 november 2008.
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
aangegeven wat de consequenties zijn van deze keuze voor de egalisatievoorziening rioleringen en de ontwikkeling van het rioolrecht en hoe hierin op welke termijn nader inzicht verschaft zal worden. Uiteindelijk heeft de raad in het raadsbesluit van 9 december 2008 besloten de indirecte veegkosten toch niet te verhalen op de inwoners door de tarieven met 1,75% extra te verhogen en de extra lasten eenmalig ten laste van de egalisatievoorziening te brengen (raadsbesluit, 9 december 2008). Een onderbouwd inzicht wat hiervan precies de consequenties zijn is niet aanwezig. 7.4
Samenspel college, raad en ambtelijk apparaat Tijdens de interviews is aangegeven dat het samenspel tussen college, raad en ambtelijk apparaat verbeterd kan worden. Zo wordt door het ambtelijk apparaat aangegeven dat de raad enerzijds geen kaders stelt voor het beleid en anderzijds niet aangeeft op welke wijze zij, onder meer ten aanzien van het rioleringsbeleid, geïnformeerd wil worden. Afspraken tussen college en raad over de wijze waarop de raad over het rioleringsbeleid geïnformeerd wil worden zijn ook niet aanwezig. Dit leidt er soms toe dat veel detailinformatie wordt aangeleverd en er binnen de raad soms tot op het niveau van de diameter van rioolbuizen wordt gediscussieerd. Ook stellen raadsleden direct vragen aan het ambtelijk apparaat. Voor zowel het ambtelijk apparaat als de raad is dit een grote ‘administratieve last’. Verder is tijdens de interviews aangegeven dat de wethouder en de raad tussentijds informeel mondeling worden geïnformeerd over de stand van zaken van projecten. Daarnaast wordt ook ten aanzien van de rioolrechten, tijdens de interviews geconstateerd dat de relatie tussen ambtelijk apparaat, college en raad verbeterd kan worden. Het ambtelijk apparaat heeft reeds vroegtijdig negatief geadviseerd over het ten laste brengen van de veegkosten aan de egalisatievoorziening riolering aan de afdeling Financiën en het Managementteam, omdat deze kosten niet zonder onderbouwing (dekking) mogen worden doorberekend aan de riolering. Of dit advies de raad heeft bereikt is voor de geïnterviewden onduidelijk. Uiteindelijk heeft het College een voorstel gedaan richting de raad voor het ten laste brengen van 50% van de indirecte veegkosten zonder onderbouwing. De raad heeft hier uitgebreid over gediscussieerd en uiteindelijk gevraagd om in de voorjaarnota een nadere onderbouwing te geven. Ook in de Bestuurskrachtmeting van mei 2008 werd geconstateerd dat de relatie tussen college en raad aandacht verdient. Aangegeven werd dat de rolverdeling duidelijker moet worden, waardoor de bestuurskracht van het bestuur kan toenemen. Het bestuur moet verder duidelijker keuzes maken en de raad zal een meer kaderstellende rol moeten krijgen.
7.5
Conclusies Geconcludeerd wordt dat de rollen van raad, college en ambtelijk apparaat binnen het rioleringsbeleid soms door elkaar lopen. Een duidelijke rolverdeling waarin de raad de kaders stelt en controleert, het college verantwoordelijk is voor de uitvoering en het ambtelijk apparaat daadwerkelijk uitvoert ontbreekt. Geconcludeerd wordt dat de raad onvoldoende kaderstellend is ten aanzien van het rioleringsbeleid en onvoldoende beleidsmonitoringsinformatie ontvangt voor het goed kunnen invullen van haar controlerende rol.
- 33 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
In samenhang met de voorgaande bullet wordt geconstateerd dat de raad zich, voor wat betreft het rioleringsbeleid, passief opstelt in haar kaderstellende en controlerende rol en het rioleringsbeleid als een technisch vraagstuk beschouwd terwijl hieraan tevens politiek-bestuurlijke componenten zijn verbonden (denk aan het rioolrecht en de dekking vanuit de voorziening). Geconcludeerd wordt dat de onderbouwing van voorstellen van het college naar de raad ten aanzien van het opnemen van veegkosten in de egalisatievoorziening onvoldoende zijn.
- 34 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
8
ANTICIPEREN OP WET GEMEENTELIJKE WATERTAKEN
8.1
Inleiding Wanneer in 2009 de nieuwe Waterwet in werking treedt is er één wet die de bestaande wetten op het gebied van waterbeheer integreert. Daarmee wordt inzichtelijker welke regelgeving van toepassing is op het beheer van het watersysteem. Ook wordt de wetgeving opgeschoond en verdwijnt overlap.
8.2
Wet gemeentelijke watertaken Nieuw heffingstelsel Onderdeel van die waterwet is de Wet Gemeentelijke Watertaken, die per 1 januari 2008 van kracht is geworden. De wet kent drie zorgplichten toe aan de gemeenten: voor afvalwater, hemelwater en grondwater. De gemeente moet hiermee rekening houden bij het opstellen van het verbreed Gemeentelijk Rioleringsplan (verbreed GRP). Ook komt er met de verontreinigingsheffing een nieuw heffingstelsel dat meer flexibiliteit biedt voor de financiering. De nieuwe wet biedt een nieuw heffingstelsel, waarmee ook de kosten voor hemelwater en grondwater kunnen worden gedekt. Deze zogenaamde verontreinigingsheffing mag maximaal kostendekkend zijn. De gemeente kan hierbij kiezen om één heffing te hanteren, of om de heffing op te splitsen naar een waterketen-deel (voor het afvalwater) en een watersysteem-deel (voor het hemelwater en grondwater). Voor Zandvoort betekent dit dat het in 2009 nieuw op te stellen GRP een verbreed GRP dient te worden. In dit GRP kan een keuze gemaakt worden inzake de heffing. Binnen de gemeente is hier nog niet concreet over gesproken. Splitsing zorgplicht stedelijk afvalwater en hemelwater De splitsing tussen de zorgplicht voor stedelijk afvalwater en hemelwater volgt uit de praktijk: in de praktijk van het stedelijke waterbeheer wordt steeds vaker gekozen voor het gescheiden afvoeren en lozen van het relatief schone regenwater (afkoppelen). Met de nieuwe splitsing tussen afvalwaterzorgplicht en hemelwaterzorgplicht wordt duidelijk dat voor hemelwater naar andere oplossingen gezocht kan worden. Deze wet biedt meer mogelijkheden voor de gemeente om naast het afkoppelen van het openbare terrein ook meer het particuliere terrein hierin te betrekken. Hierover dienen dan eerst beleidskeuzes over de wijze en toepassing gemaakt te worden. Binnen de gemeente Zandvoort is onderzoek naar mogelijke beleidskeuzes nog niet gestart. Zorgplicht voor grondwater Een nieuwe taak voor de gemeente is per 1 januari 2008 de zorgplicht voor grondwater. De gemeente wordt aanspreekbaar op grondwateroverlast, maar wordt niet verantwoordelijk en dus niet aansprakelijk voor de grondwaterstand. De gemeente vormt het loket voor klachten en zorgt voor een doelmatige aanpak. Maatregelen in het openbaar gebied komen voor rekening van de gemeente. Binnen de gemeente Zandvoort is er vrijwel geen sprake van grondwateroverlast. In tegenstelling tot de meeste andere gemeenten in Nederland worden de
- 35 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
grondwaterstanden al jaren lang gemonitoord. Momenteel zijn er circa 30 peilbuizen in Zandvoort. Incidentele gevallen van grondwateroverlast kunnen burgers melden bij een daarvoor ingericht meldpunt.
8.3
Conclusies
Geconcludeerd wordt dat de gemeente beperkt anticipeert op de komst van de nieuwe Waterwet. Zo wordt nog geen onderzoek gedaan naar beleidskeuzes ten aanzien van het afkoppelen van verhard oppervlak van particulieren en de wijze waarop wordt omgegaan met de heffing. Geconcludeerd wordt verder dat de consequenties van de nieuwe Waterwet voor de gemeente Zandvoort beperkt zijn doordat onder meer geen direct acties nodig zijn voor de grondwaterzorgplicht.
- 36 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
9
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
9.1
Inleiding Het doel van dit onderzoek was inzicht verkrijgen in enerzijds de mate waarin doelen uit het Gemeentelijk Rioleringsplan 2005 (GRP) zijn gerealiseerd en anderzijds in de kostenontwikkeling van het onderhoud van de riolering en de gevolgen daarvan op het in het GRP vastgestelde beleid. Op basis van dit inzicht worden aanbevelingen richting de raad geformuleerd om optimaal invulling te kunnen geven aan zijn kaderstellende en controlerende taak. In het licht van deze doelstelling stonden de volgende onderzoeksvragen centraal: 1. In hoeverre zijn de doelstellingen zoals geformuleerd in het GRP (en in daarvan eventueel afgeleid beleid) gerealiseerd en heeft de uitvoering conform planning plaatsgevonden? 2. Welke financiële middelen zijn tot dusver voor de uitvoering van het GRP ingezet (is dit conform begroting) en hoe vindt doorberekening van de kosten aan de burger plaats? 3. Op welke wijze geeft de gemeenteraad invulling aan haar kaderstellende en controlerende rol in het kader van het rioleringsbeleid en welke verbeteringen zijn daarin mogelijk? In dit hoofdstuk zijn, in het licht van de genoemde doelstelling en onderzoeksvragen en op basis van de feitelijke bevindingen uit het onderzoek, zoals verwoord in de voorgaande hoofdstukken, de conclusies en aanbevelingen beschreven. Het betreft hier de, in de ogen van de rekenkamercommissie, belangrijkste overall conclusies en aanbevelingen. In de voorgaande hoofdstukken zijn namelijk voor de specifieke onderdelen uit het onderzoek in tekstkaders ‘tussentijdse conclusies’ geformuleerd. Zij vormen, samen met het in paragraaf 1.4 weergegeven toetsingskader, de basis voor de in dit hoofdstuk geformuleerde overall conclusies en aanbevelingen.
9.2
Conclusies en aanbevelingen GRP biedt onvoldoende beleidskader voor kaderstellende en controlerende rol van de raad Geconcludeerd wordt dat het GRP 2005 – 2009 (vastgesteld door de raad op 18 oktober 2005) op een hoog abstractieniveau is vormgegeven waarbij de hoofdlijnen van het gemeentelijk rioleringsbeleid zijn beschreven, maar een helder overzicht van ambities, doelen en uitgangspunten ontbreekt. Deze zijn veelal impliciet verweven in de tekst en zijn niet SMART geformuleerd. Daarbij is in het GRP ook niet duidelijk aangegeven welke maatregelen (in welke mate en op welke termijn) kunnen bijdragen aan het realiseren van de ambities, doelen en uitgangspunten. Het GRP kan dan ook niet fungeren als een transparant beleidskader voor de raad
- 37 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
op basis waarvan zij haar kaderstellende en controlerende rol kan vervullen en kan komen tot eventuele bijsturing van het gemeentelijke rioleringsbeleid. Aanbevelingen Aanbevolen wordt bij het in 2009 nieuw op te stellen GRP nadrukkelijk aandacht te besteden aan het formuleren van SMART ambities, doelen en uitgangspunten en deze op een consistente wijze door te vertalen naar de uit te voeren maatregelen. Door daarbij ook de raad vanuit haar kaderstellende rol vroegtijdig bij het ontwikkelen van het nieuwe GRP te betrekken wordt zij optimaal in staat gesteld de komende jaren haar controlerende rol te vervullen. Geen beleidsmonitoring en -evaluatie; onvoldoende inzicht in realisatie ambities en doelen Beleidsmonitoring is belangrijk om goed zicht te houden op de voortgang van het rioleringsbeleid en zonodig tijdig bij te sturen. Geconcludeerd kan worden dat binnen de gemeente Zandvoort geen beleidsmonitoringssystematiek aanwezig is waardoor niet inzichtelijk is in welke mate ambities en doelen uit het GRP zijn gerealiseerd. Wel worden verschillende kengetallen, zoals het aantal meters riolering en infiltratieriool dat is aangelegd of het aantal aangelegde kolken etc., bijgehouden, maar deze worden niet in relatie gebracht met ambities en doelen uit het GRP. Geconcludeerd wordt tevens dat geen uitvoering is gegeven aan het voornemen in het GRP om het beleid jaarlijks te evalueren. Hiermee wilde de gemeente de werking van het GRP als beleidsinstrument en de uitvoering van de in het GRP genoemde acties ieder jaar in beeld brengen om indien nodig te komen tot bijsturing in het operationele proces. Door gebrek aan beleidsmonitoring en – evaluatie kan ook geen antwoord worden gegeven op de eerste onderzoeksvraag. Aanbevelingen Aanbevolen wordt om in 2009 parallel aan het ontwikkelen van het nieuwe GRP een beleidsmonitoringssystematiek te ontwikkelen waarmee de voortgang in de uitvoering van het rioleringsbeleid gevolgd kan worden. Hiertoe moeten ambities en doelen uit het GRP doorvertaald worden naar relevante indicatoren waarmee op beleidsniveau inzicht wordt verkregen in de voortgang. Tevens wordt aanbevolen eens per twee jaar het GRP te evalueren. Deze evaluatie moet zich richten op de werking van het beleidsinstrument GRP en op knelpunten en verklaringen daarvan in de uitvoering van het beleid. Daarmee worden mogelijkheden tot bijsturing door de gemeenteraad inzichtelijk. Gebrek aan personele capaciteit draagt potentiële risico’s in zich voor de toekomst Geconcludeerd wordt dat de personele capaciteit voor het rioleringsbeleid binnen de gemeente Zandvoort onder druk staat. Met het vertrek van de beleidsmedewerker rioleringen komen een aantal taken binnen het rioleringsbeleid onder druk te staan. Het betreft met name beleidsmatige taken zoals het in 2009 opstellen van het nieuwe GRP, het opvolging geven aan nieuwe ontwikkelingen binnen het rioleringsbeleid zoals de gevolgen van klimaatveranderingen, het anticiperen op de Wet gemeentelijke watertaken (die naar alle waarschijnlijkheid in 2009 in werking treedt) en het bijhouden van de verschillende kengetallen (wat eigenlijk een eerste aanzet tot de eerder genoemde beleidsmonitoring is). Het voor langere tijd niet invullen van de vacature van beleidsmedewerker rioleringen draagt risico’s in zich met betrekking tot de voortgang van de hiervoor genoemde onderwerpen.
- 38 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Aanbevelingen Aanbevolen wordt op korte termijn invulling te geven aan de vacature van ‘beleidsmedewerker riolering’ via interne of externe sollicitaties of via externe inhuur. De urgentie hiervan is groot aangezien dit jaar het nieuwe GRP vastgesteld moet worden en beleidskeuzes voorbereid moeten worden in het kader van de Wet gemeentelijke watertaken. De gemeente heeft reeds extern vacatures uitstaan. Weinig transparant beeld kostenverloop rioleringsbeleid Geconcludeerd wordt dat een sluitend beeld van het kostenverloop voor de uitvoering van maatregelen in het kader van het GRP lastig te reconstrueren is. De uitsplitsing van projecten zoals opgenomen in het GRP is deels niet te herleiden naar de projecten zoals genoemd in begrotingen, jaarverslagen, BERAP’s en MARAP’s. Daarnaast zijn verschillende projecten in de tijd vooruitgeschoven en zijn projecten uitgevoerd die niet in het GRP waren opgenomen. Dit maakt het voor de raad lastig de financiële voortgang van het rioleringsbeleid te volgen en te controleren. Aanbevelingen Aanbevolen wordt een transparant overzicht op te stellen van de maatregelen/projecten zoals opgenomen in het GRP en de geraamde en gerealiseerde kosten voor de uitvoering daarvan en daarbij tevens aan te geven welke projecten in de tijd zijn verschoven en/of nieuw zijn toegevoegd. De kosten kunnen uiteindelijk worden afgezet tegen de begroting van het rioleringsbeleid waarmee de financiële voortgang beter in beeld wordt gebracht.
Afwijkende ontwikkeling van het rioolrecht Geconcludeerd wordt dat de gemeente is afgeweken van de in het GRP voorgenomen jaarlijkse verhoging van de rioolrechten met 4% bovenop het inflatiepercentage gedurende een periode van 15 jaar, nodig om het rioolrecht naar een kostendekkend niveau te brengen. Uit het onderzoek blijkt dat vanaf 2007 de gemeente gestopt is met het extra verhogen van het rioolrecht (redenen: in egalisatievoorziening voldoende financiële middelen aanwezig als gevolg van gunstig aanbestedingsklimaat en het lager uitvallen van toekomstige kosten). Bij het loslaten van de vaste stijging van 4% van het rioolrecht (boven het inflatiepercentage) is echter niet aangegeven wat hiervan de consequenties zijn op de korte en langere termijn. De extra lasten van het meenemen van onder meer de directe veegkosten is immers nooit meegenomen in de berekening van het rioolrecht zoals opgenomen in het GRP. Aanbevelingen Aanbevolen wordt duidelijk in beeld te brengen wat de consequenties zijn van het stopzetten van de jaarlijkse verhoging van het rioolrecht met 4% bovenop het inflatiepercentage (mede in relatie tot het ten laste brengen van de veegkosten van de egalisatievoorziening rioolrecht). Maatregelen moeten geformuleerd worden om te voorkomen dat de egalisatievoorziening straks leeg is en schommeling als gevolg van aanvullende maatregelen niet meer opgevangen kunnen worden.
- 39 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Motivatie en onderbouwing toerekening veegkosten aan riolering ontbreekt Geconcludeerd wordt dat door het toerekenen van 50% van de totale veegkosten zonder een noodzakelijke onderbouwing, zeker gezien de enorme grootte van de toerekening (totaal bijna € 430.000,- lasten op €1.878.690 baten), het risico groot is dat het rioolrecht van de gemeente Zandvoort ongeldig wordt verklaard. Volgens de jurisprudentie mag een gemeente geen kosten verhalen op de riolering die slechts zijdelings met de riolering te maken hebben. Dit omdat zij die kosten geheel of nagenoeg geheel voor andere doeleinden heeft gemaakt. ‘Nagenoeg geheel’ betekent ‘voor negentig procent of meer’. Dus als de kosten voor meer dan tien procent samenhangen met de riolering, kan het samenhangende deel worden verhaald via de rioolheffing. Per geval en per gemeente moet dus beoordeeld worden of en hoeveel verhaald mogelijk is. Aanbevelingen Aanbevolen wordt een gedegen onderbouwing op te stellen voor het toerekenen van 50% van de veegkosten aan het rioolrecht en zonodig het percentage van toerekening bij te stellen. Daarnaast moeten de consequenties van de toerekening voor de ontwikkeling van het rioolrecht inzichtelijk worden gemaakt (en voor de bijbehorende egalisatievoorziening). Uitputting egalisatievoorziening Geconcludeerd wordt dat de egalisatievoorziening snel in omvang afneemt en in 2012 op is (doordat er extra kosten/veegkosten worden toegevoegd aan het rioolrecht waar geen inkomsten tegenover staan). Hierdoor kunnen op termijn (schommelingen in) de stijgende kosten van het rioolbeheer niet worden opgevangen. Op grond van de huidige cijfers, ten aanzien van de ontwikkeling van het rioolrecht en het ten laste brengen van de veegkosten, zal de voorziening, zelfs met de nu voorgestane jaarlijkse extra verhoging van 1,75%, in 2012 opraken. Dit betekent dat, bij gelijkblijvende cijfers, vanaf 2012 een verdere boventrendmatige verhoging van de Rioolrechten nodig is. Aanbevelingen Op korte termijn moet berekend worden wat precies de gevolgen zijn voor het verloop van de egalisatievoorziening en de ontwikkeling van de rioolrechten mede in relatie tot de herziening van het GRP. Nagegaan moet worden hoe verhoging van de rioolrechten zoveel mogelijk gelijkmatig kan plaatsvinden, zonder extreme schommelingen.
Informatievoorziening aan de raad kan beter Geconcludeerd wordt dat de raad in het kader van het rioleringsbeleid beperkt in staat is gesteld haar kaderstellende rol te vervullen en dat de raad zelf ook beperkt deze rol heeft genomen. In het kader van het GRP hebben zij geen beleidskeuzes voorgelegd gekregen waarbij de verschillende consequenties in beeld zijn gebracht. Ook ten aanzien van het ten laste brengen van de veegkosten aan de egalisatievoorziening was de onderbouwing van de voorstellen in eerste instantie beperkt en waren de consequenties op onder meer de ontwikkeling van het rioolrecht niet inzichtelijk. Gefundeerde keuzes konden door de raad dan ook niet worden gemaakt.
- 40 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Verder wordt geconcludeerd dat de raad op de formele momenten (begroting, jaarverslag MARAP’s BERAP’s) wordt geïnformeerd over het rioleringsbeleid, maar dat hierbij geen relatie wordt gelegd met de ambities en doelen uit het GRP. Uiteindelijk is dan ook voor de raad niet inzichtelijk wat de voortgang van het rioleringsbeleid is en of bijsturing nodig is. Deze constatering, naast het feit dat geen sprake is van beleidsmonitoring, maakt het voor de raad lastig haar controlerende rol te vervullen. De raad heeft ook geen afspraken gemaakt met het college over de wijze waarop zij van welk type informatie wil worden voorzien in het kader van het rioleringsbeleid. Geconstateerd wordt dan ook dat de raad onvoldoende in staat wordt gesteld haar kaderstellende en controlerende rol te vervullen, maar dat de raad zich hier ook zelf passief in opstelt. De raad beschouwd het rioleringsbeleid veelal als een technisch vraagstuk, terwijl hieraan ook politiek-bestuurlijke componenten zijn verbonden waar de raad wel degelijk zijn rol kan nemen (denk aan het rioolrecht en de dekking vanuit de voorziening). Ten aanzien van de rollen van raad, college en ambtelijk apparaat binnen het rioleringsbeleid wordt geconcludeerd dat deze soms door elkaar lopen. Een duidelijke rolverdeling waarin de raad de kaders stelt en controleert, het college verantwoordelijk is voor de uitvoering en het ambtelijk apparaat daadwerkelijk uitvoert ontbreekt. Aanbevelingen Aanbevolen wordt de raad bij het in 2009 op te stellen nieuwe GRP keuzes voor te leggen inclusief de beleidsmatige en financiële consequenties daarvan, zodat de raad optimaal invulling kan geven aan haar kaderstellende rol. Ook voor tussentijdse aanpassingen van het beleid en/of wijzigingen in de financiële onderbouwing van het beleid wordt aanbevolen de raad keuzes voor te leggen inclusief inzicht in de consequenties. Aanbevolen wordt tevens de informatievoorziening naar de raad duidelijk te verbinden aan de ambities en doelen die in het GRP zijn gesteld, zodat voor de raad de voortgang van het rioleringsbeleid inzichtelijk wordt. Hiertoe kan de raad afspraken maken met het college over de wijze van informatievoorziening. De raad moet hierin ook zelf een meer actieve rol gaan vervullen, waarbij hij duidelijk maakt welke informatie ontvangen moet worden om de kaderstellende en controlerende rol te kunnen vervullen. Daarbij gaat het niet om technische informatie, maar om politiek-bestuurlijk interessante informatie zoals bijvoorbeeld duidelijke onderbouwingen van het rioolrecht en de werking van en omgang met de egalisatievoorziening. Als laatste wordt aanbevolen in het kader van het rioleringsbeleid tot een duidelijke rolverdeling te komen tussen college, ambtelijk apparaat en raad. Aanbevolen wordt deze rolverdeling te verankeren in het nieuwe GRP. BESTUURLIJKE REACTIE COLLEGE B&W
- 41 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Aan: Rekenkamer Zandvoort
Telefoon: 023-5740100 Fax: 023-5713724
[email protected] www.zandvoort.nl E-mail: Postbus 2 AA Internet: 2040 Postadres: Zandvoort Swaluëstraat 2 Bezoekadres: 2042 KB Zandvoort Bankrekening: BNG 28.50.10.034 Uw kenmerk: Ons kenmerk: 2009/05/811 Zaaknummer: Informatie: J. Pieterse Doorkiesnummer: 100 Bijlagen:
Onderwerp: Datum: 26 mei ‘09
onderzoeksrapport
Rioleringsbeleid
Geachte leden, Hartelijk dank voor het onderzoeksrapport Rioleringsbeleid en daaruit volgend uw aanbevelingen om zodoende een betere invulling te geven aan de sturing en beheersing door de Raad bij de uitvoering van het gemeentelijk rioleringsbeleid. De voorbereiding om te komen tot een nieuw gemeentelijk rioleringsplan (GRP) is in gang gezet. De gemeentelijke rioleringszorgplicht is verbreed tot een drietal gemeentelijke watertaken: voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het - vierde generatie GRP zal een verbreed GRP (VGRP) worden en zal een looptijd voor de periode 2010-2014 kennen. Onderdeel van deze voorbereiding is om te komen tot een projectvoorstel waarin de wensen en kaders welke de gemeente heeft, voor het nieuw op te stellen VGRP, zullen worden aangegeven. Ten aanzien van uw aanbevelingen berichten wij u het volgende. 1 en 2. Smart formuleren van ambities, doelen en uitgangspunten, ontwikkelen van relevante indicatoren en het evalueren van het GRP. - Er zal worden getracht een en ander meer transparant te formuleren, opdat de Raad de mogelijkheid krijgt haar controlerende en kaderstellende rol te vervullen.
- 42 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Binnen de gemeente Zandvoort worden met betrekking tot het rioleringstelsel kengetallen bijgehouden. Deze kengetallen hebben over het algemeen betrekking op de beheersmatige kant. De aanbeveling om inzichtelijk te maken hoe het met de voortgang van maatregelen en projecten is gesteld, zullen wij zeker overnemen om zo spoedig mogelijk te komen tot een inzichtelijker systeem. 3. Op korte termijn invulling geven aan de vacature van beleidsmedewerker riolering. - Aan de vacature van Beleidsmedewerker Ontwikkeling en Beheer is inmiddels invulling gegeven, zodat het gebrek aan personele capaciteit is verminderd en aldus minder risico’s met zich brengt. 4. Op te stellen overzicht van maatregelen/projecten zoals opgenomen in het GRP. - Er zal bekeken worden of een betere doorvertaling van GRP naar het investerings- en nieuw beleidsplan van Zandvoort gemaakt kan worden. Verwarring kan ontstaan doordat projecten vaak anders worden benoemd dan opgenomen in het investeringsplan. Getracht zal worden uit te gaan van gelijksoortige aanduidingen zodat voor de Raad transparant wordt hoe het kostenverloop inzake de uitvoering van maatregelen in het kader van het GRP verloopt. 5 en 6. Afwijkende ontwikkeling van het rioolrecht, motivatie en onderbouwing veegkosten. - Gedeeltelijke afwijking van de ontwikkeling van het rioolrecht kan worden toegeschreven aan het besluit van de Raad om geen indexering toe te passen. Met betrekking tot het toerekenen van de veegkosten aan het rioolrecht delen wij uw mening niet dat deze slechts zijdelings met de riolering te maken hebben. Volgens een uitspraak van het gerechtshof in Arnhem mogen kosten van straatreiniging worden meegenomen in de tarieven. Artikel 12 gemeenten worden hier zelfs toe verplicht. Wij delen uw conclusie niet. Als u over andere en/of aanvullende jurisprudentie beschikt worden wij daar graag door u over geïnformeerd. Wel zullen wij uw aanbeveling tot onderbouwing en verrekening van de veegkosten in de rioolheffing inzichtelijk maken in het nieuw op te stellen VGRP. 7. Uitputting egalisatievoorziening. - De overweging om op korte termijn te berekenen hoe het verloop van de egalisatie-voorziening zich zal ontwikkelen zal in het nieuwe VGRP worden meegenomen door middel van een kostendekkingberekening. Daarbij zullen de ontwikkeling van het rioolrecht, de veegkosten en de ontwikkeling van de egalisatievoorziening inzichtelijk gemaakt worden. Uitgangspunt daarbij zal zijn de verhoging van de rioolrechten zoveel mogelijk gelijkmatig te laten plaatsvinden. 8. Politiek-bestuurlijke rolvervulling. - Het College heeft uw aanbeveling terzake ter harte genomen en zal dit in een raadscommissie bespreken. Het College geeft de Raad in overweging om de verordening op de Rekenkamer in die zin aan te passen dat in plaats van de aangegeven responstermijn van vier weken voortaan wordt gewerkt met een responstijd van zes weken.
- 43 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
Hoogachtend, burgemeester en wethouders van Zandvoort
de gemeentesecretaris
- 44 -
de burgemeester
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
NAWOORD REKENKAMER ZANDVOORT
Bij de totstandkoming van een rapport van de Rekenkamer Zandvoort wordt als laatste onderdeel aan het College van burgmeester en wethouders, de mogelijkheid geboden om een bestuurlijke reactie te geven. Dit is conform het gestelde in de verordening op de Rekenkamer en het document Visie en werkwijze Rekenkamer Zandvoort. In dit nawoord reageert de Rekenkamer op de bestuurlijke reactie van het College. De aard van de bestuurlijke reactie van het College rechtvaardigt naar het oordeel van de Rekenkamer een nawoord. De Rekenkamer mist in de reactie van het College een krachtig ambitieuze opstelling terwijl de conclusies en aanbevelingen uit het onderzoek hiertoe alleszins aanleiding geven. Reactie De Rekenkamer heeft kennisgenomen van de bestuurlijke reactie van het College. Het valt daarbij op dat het College slechts is ingegaan op de aanbevelingen uit het rapport en dit naar het oordeel van de Rekenkamer op een wel erg bescheiden wijze. De Rekenkamer mist een stellingname van het College over de gepresenteerde conclusies. Het College gaat vooral in op de aanbevelingen. Aangezien het College per subonderdeel gereageerd heeft op de aanbevelingen, geeft de Rekenkamer onderstaand een weerwoord op de bestuurlijke reactie. (1)
GRP biedt onvoldoende beleidskader voor kaderstellende en controlerende rol van de Raad
(2)
Geen beleidsmonitoring en –evaluatie; onvoldoende inzicht in gerealiseerde ambities en doelen De Rekenkamer ziet in de bestuurlijke reactie van het College “een intentie om te werken aan”. De Rekenkamer heeft ook in eerdere rapporten al aandacht geschonken aan de helderheid en concreetheid van formuleringen van beleid (SMART) en aan de mate waarin beleid controleerbaar is op doelmatigheid en doeltreffendheid. Daarom komt het de Rekenkamer voor dat een concretere en meer resultaatgerichte toezegging door het College wenselijk zou zijn geweest. De Rekenkamer acht het van belang dat kengetallen en verzamelde gegevens in relatie worden gebracht met de doelen en ambities die in het rioleringsbeleid zijn gesteld. In de reactie wordt voorts voorbij gegaan aan de aanbeveling om de Raad vroegtijdig te betrekken bij de totstandkoming van het VGRP. Evenzo mist de Rekenkamer een standpunt over de aanbevolen monitoringssystematiek en de tweejaarlijkse evaluatie. Het is dan ook mede op basis hiervan dat de Rekenkamer de reactie van het College als weinig krachtig ambitieus karakteriseert.
(3) Gebrek aan personele capaciteit draagt potentiële risico’s in zich voor de toekomst De Rekenkamer is van mening dat met invullen van één vacature niet alle risico’s voor de langere termijn zijn afgedekt. Uit de reactie van het College spreekt naar het oordeel van de Rekenkamer geen visie met betrekking tot het beheersen van de risico’s met een adequaat daarop toegesneden personeelsbeleid. Risico’s binnen het rioleringsbeleid zitten immers niet alleen in de personele capaciteit.
- 45 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
(4)
Weinig transparant beeld kosten verloop rioleringsbeleid Het College geeft aan dat “getracht zal worden uit te gaan van gelijksoortige aanduidingen zodat voor de Raad transparant wordt hoe het kostenverloop inzake de uitvoering van maatregelen in het kader van het GRP verloopt”. Naar het oordeel van de Rekenkamerheeft het College het volledig in eigen hand om te voorkomen dat er onduidelijkheid ontstaat over projecten. Door het verbeteren of uniformeren van aanduidingen slechts als een inspanningsverplichting te formuleren ontstaat het eerder hierboven genoemde beeld van gebrek aan krachtige ambitie. Het College gaat voorts niet in op de essentie van de conclusies rond de problematische controleerbaarheid van het ‘vooruitschuiven of nieuw inbrengen van projecten’. Dit door de Rekenkamer gesignaleerde probleem is bepaald verstrekkender dan de door het College aangestipte aanduidingsprobleem.
(5)
Afwijkende ontwikkeling van het rioolrecht In de reactie van het College op aanbevelingen 5 en 6 wordt slechts ingegaan op de discussie over de veegkosten. Het College stelt dat “gedeeltelijke afwijking van de ontwikkeling van het rioolrecht kan worden toegeschreven aan het besluit van de Raad om geen indexering toe te passen”. Het komt de Rekenkamer voor dat het College hier wel erg snel door de bocht gaat. Dat de afwijking mede ook gebaseerd is op en besloten is door de Raad is de Rekenkamer geenszins ontgaan. Het gaat de Rekenkamer in deze echter om de materiële gevolgen van dit bepaald ingrijpende besluit tot afwijking. Een meer inhoudelijke reactie door het College zou naar het oordeel van de Rekenkamer dan ook passend zijn geweest, aangezien (de ontwikkeling van) het rioolrecht juist een van de meest bruikbare sturingsmiddelen voor de Raad is.
(6)
Motivatie ontbreekt
en
onderbouwing
toerekening
veegkosten
riolering
De Rekenkamer is verbaasd over de visie van het College met betrekking tot de toerekening en onderbouwing van veegkosten. De Rekenkamer heeft in het rapport niet het oordeel uitgesproken dat de veegkosten slechts zijdelings met de riolering te maken hebben. De RKZ heeft betoogd dat voor toerekening een goede onderbouwing gegeven dient te worden. Uit de jurisprudentie blijkt dat de kosten van het vegen van wegen voor een deel via rioolrechten kunnen worden verhaald. De gemeente dient daartoe aannemelijk te maken dat de veegkosten niet slechts zijdelings verband houden met de riolering. Het punt voor de gemeente Zandvoort is dat nergens een onderbouwing gevonden is voor het toerekenen van 50% van de veegkosten aan de rioolrechten. In verband met het ontbreken van de onderbouwing is erop gewezen dat volgens de jurisprudentie geen veegkosten toegerekend mogen worden die slechts zijdelings met riolering te maken hebben. Of hiervan in Zandvoort sprake is heeft de Rekenkamer niet onderzocht; dat kon ook niet gebeuren juist wegens het ontbreken van een onderbouwing. De omvang van de toerekening draagt wel een risico in zich dat dit niet volledig aannemelijk
- 46 -
GRIP OP RIOLERINGSBELEID
gemaakt kan worden. Maar om dit daadwerkelijk duidelijk te maken is het College aan zet. De gevraagde jurisprudentie treft u aan in de onderstaande stukken: (7)
Hof ’s-Gravenhage, 4 januari 2002, nr. BK-01/00188, M-4, Belastingblad 2002/994 Hof Arnhem, 19 oktober 1994, nr. 931000, MII, Belastingblad 1995/361.
Uitputting egalisatieverordening Uit de reactie van het College ten aanzien van de uitputting van de egalisatievoorziening maakt de Rekenkamer op dat door het inzichtelijk maken van ontwikkelingen van rioolrecht, veegkosten en de egalisatiereserve een kostendekkende tariefsaanpassing zal ontstaan. De verhoging van rioolrechten zal volgens het College “zoveel mogelijk gelijkmatig” plaatsvinden. Onduidelijk is wat nagestreefd wordt. Gezien de urgentie van dit probleem had de Rekenkamer een concretere opstelling verwacht. De Rekenkamer hoopt dat de Raad een duidelijk concreter voorstel tegemoet kan zien met een duiding van welke maatregelen genomen zullen worden. Wanneer een en ander zal worden doorgevoerd en in welke omvang en tijdsspanne.
(8)
Informatievoorziening aan de Raad kan beter De laatste aanbeveling van de Rekenkamer sluit ook nauw aan op aanbevelingen uit eerdere rapporten, maar ook op de bevindingen uit de Bestuurskrachtmeting. Het stelt dan ook teleur dat het College hierover slechts met de gemeenteraad- (scommissie) wil spreken. De Rekenkamer vraagt zich af of het College een en ander niet onderschrijft, want hij had een meer concrete en meer op resultaat gerichte reactie verwacht.
In algemene zin wil de Rekenkamer er nog op wijzen dat bij de voorbereiding van het nieuwe VGRP de Raad als kaderstellend orgaan een belangrijke rol heeft bij het richting geven van het voorgenomen rioleringsbeleid. De verantwoordelijkheden en betrokkenheid hierbij liggen zowel bij de Raad als bij het College. Afsluitend stelt de Rekenkamer dat uit de bestuurlijke reactie geen ambitie spreekt of krachtig van toonzetting is. Ondanks dat wel een poging gedaan is om aanbevelingen uit het rapport over te nemen, vindt de Rekenkamer de reactie van het College teleurstellend.
juni 2009
Rekenkamer Zandvoort
- 47 -
BIJLAGE 1
Onderwerp Bestaand rioolbeleid: GRP
HET TOETSINGSKADER
Waar te vinden (bron) Algemeen • Gemeentelijk Rioleringsplan • Anticiperend op nieuwe wetgeving (Waterwet)
Norm Algemeen • In het rioleringsbeleid is vastgelegd hoe met alle verplichte onderwerpen van het rioolbeleid wordt omgegaan; • De doelen van het rioleringsbeleid zijn SMART geformuleerd; • Het rioleringsbeleid is door de raad vastgesteld; • Er bestaan duidelijke regels over de kosten voor het onderhoud; • Het is transparant en eenduidig hoe de kosten worden doorberekend aan de burgers; • Risico’s zijn inzichtelijk gemaakt en worden beheerd. • Er wordt geanticipeerd op de nieuwe Waterwet (2010)
bijlage -1-
Onderwerp Uitvoering rioolbeleid
Waar te vinden (bron) Algemeen • Vastgesteld beleid (GRP)
Processen, taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden
Algemeen • Mandaatdelegatieregeling • Vastgelegde werkprocessen • Afdelingsplannen
Informatievoorziening aan de Raad
Algemeen • GRP
bijlage -2-
en
Norm Algemeen • Uitvoering van het rioleringsbeleid wordt door het college uitgevoerd conform het GRP; • Alle procedures worden volgens de geldende weten regelgeving en vastgestelde gemeentelijke verordening uitgevoerd; • De voortgang van de maatregelen worden gemonitord; • Er wordt conform de regels over de kosten voor het onderhoud gehandeld; • De kosten naar de burgers worden conform de regels uitgevoerd • Rioolrecht is conform voorschriften BBV Algemeen • Taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het kader van het rioleringsbeleid zijn intern vastgelegd (duidelijke mandaat- en delegatieregeling); • Er is duidelijke afstemming van bevoegdheden met externen (waterschappen, provincie, uitvoerders) Algemeen • De raad heeft duidelijke kaders en besluiten genomen over het te voeren rioolbeleid; • De raad wordt volledig, tijdig en juist geïnformeerd over de voortgang van de projecten binnen het rioolbeleid om haar kaderstellende en controlerende taak te vervullen; • De raad heeft afspraken gemaakt met het college over de wijze waarop zij geïnformeerd wil worden over het rioolbeleid.
BIJLAGE 2
OVERZICHT VAN DOCUMENTEN
1. Collegeplan 2006 – 2010, gemeente Zandvoort, vastgesteld door het college op 29 augustus 2006, registratienr.: 2006/6749 2. Gemeentelijk Rioleringsplan Zandvoort periode 2005 – 2009, ‘Adequate en betaalbare rioleringszorg’, Tauw, 18 oktober 2005, inwerkingtreding d.d. 3 november 2005 3. Gemeentelijk Rioleringsplan Zandvoort periode 2005 – 2009, ‘Bijlagen’, Tauw, 18 oktober 2005, inwerkingtreding d.d. 3 november 2005 4. Raadsvoorstel, onderwerp: Gemeentelijk Rioleringsplan 2005-2009, OB/CT/2005/7188, 12 juli 2005 5. Jaarverslag 2007 inclusief jaarrekening, gemeente Zandvoort, registratienr.: 2008/9453 6. Besluit aanlsuitvergunning nr. 06.05219/V.41757, Hoogheemraadschap van Rijnland, 3 februari 2006 7. Nota lokale heffingen 2006 – 2009, gemeente Zandvoort, vastgesteld door gemeenteraad op 18 oktober 2005, registratienr. 2005/8823 8. Programmabegroting 2005, gemeente Zandvoort, raad november 2004 9. Programbegroting 2006, gemeente Zandvoort, raad november 2005 10. Programbegroting 2007, gemeente Zandvoort, raad november 2006 11. Programbegroting 2008, gemeente Zandvoort, raad november 2007, registratienr.: 2007/10319 12. Programmabegroting 2009, gemeente Zandvoort, raad november 2008 13. Programmajaarverslag 2006 inclusief jaarrekening, gemeente Zandvoort, raad 3 juli 2007 14. Raadsbesluit inzake het vaststellen diverse belastingverordeningen, registratienr. PD/BL/2006/13895 15. Raadsbesluit Gemeentelijk Rioleringsplan 2005 – 2009 vast te stellen en deze ter inzage te leggen en te publiceren, registratienr. OB/CT/2005/7187, 18 oktober 2005 16. Raadsbesluit Verordening rioolrecht, registratienr. PD/BL/2005/12370, 13 december 2005 17. Raadbesluit begroting 2007, 7 november 2006, registratienr. FB/FN/ 2006/10702, versie 2 18. Raadsvergadering van 18 oktober 2005, besluiten 19. Raadsvoorstel belastingvoorstellen 2007, registratienr. PD/BL/06/12685, 7 november 2006 20. Raadsvoorstel ‘Vaststellen diverse belastingverordeningen 2006 inclusief toelichtingen’, registratienr. PD/BL/2005/11058, 10 oktober 2005 21. Raadsvoorstel ‘Belastingvoorstellen 2007’, registratienr. PD/BL/2006/12685, 7 november 2006 22. Verordening rioolrecht 2006, gemeente Zandvoort, registratienr. 2005/10737, vastgesteld door gemeenteraad op 13 december 2005 23. Verordening rioolrecht 2007, gemeente Zandvoort, registratienr. 2006/12608, vastgesteld door gemeenteraad op 12 december 2006 24. Verordening rioolrecht 2008, gemeente Zandvoort, registratienr. 2007/14225, vastgesteld door gemeenteraad op 11 december 2007
bijlage -3-
25. Voorjaarsnota gemeente Zandvoort, deel III van de kadernota betreffende de meerjarenprognose voor de begroting 2007, registratienr. 2006/6936, vastgesteld door gemeenteraad op 27 juni 2006 26. Voorjaarsnota 2008, deel III van de kadernota betreffen de meerjarenprognose voor de begroting 2009, registratienr. 2008/10646 27. Verslag van de handelingen van de Raad van de gemeente Zandvoort op 4 en 5 november 2008, registratienr.: GF/GF/2008/12/1834 28. Verslag van de handelingen van de Raad van de gemeente Zandvoort op 9 december 2008, registratienr.: GF/GF/2009/01/1949 29. Besluitenlijst van de vergadering van de commissie Planning en Control op 26 november 2008, registratienr.: 30. Raadsbesluit 9 december 2008, gemeente Zandvoort, registratienr.: PD/BB/2008/11/821 31. Memorie van Antwoord bij de Programmabegroting 2007, gemeente Zandvoort, raad, november 2006 32. Memorie van Antwoord begroting 2008, gemeente Zandvoort, 23 oktober 2007 (2007/13418) Opgevraagde documenten waarvan de gemeente heeft aangegeven dat deze niet aanwezig zijn. 1. Actueel Waterplan 2. Plan van aanpak nieuwe Waterwet of implementatieplan Waterwet 3. Documenten ten aanzien van tussentijdse actualisaties van het GRP/rioleringsbeleid 4. Documentatie ten aanzien van de participatie/uitkomsten van de benchmark
bijlage -4-
BIJLAGE 3
OVERZICHT GEINTERVIEWDEN PERSONEN
De heer Pieterse
Medewerker Riolering, Werken en Wegen
De heer Willigers
Medewerker Civieltechniek
De heer van Zwet
Medewerker Bedrijfsvoering
De heer van Noort
Ex –beleidsmedewerker Ontwikkeling en Beheer
De heer Tates
Wethouder, VVD
Groepsinterview met:
De heer F.J.F. Paap
Raadslid, VVD
De heer B.I.M. Bouberg Wilson
Raadslid, Ouderen Partij Zandvoort
De heer W.O. Paap
Raadslid, Sociaal Zandvoort
De heer C.J. van Koningsbruggen
Commissielid Planning & Control, Gemeentebelangen Zandvoort (buitengewoon lid)
bijlage -5-
BIJLAGE 4
SAMENVATTING EVALUATIE GRP 1999 - 2004
In het GRP 2005 – 2009 is een evaluatie opgenomen van het vorig GRP. Hierin is beschreven dat door afkoppeling van verhard oppervlak en door koppeling van rioleringen sprake is van een afname van het aantal klachten van “water op straat” situaties. Verder is aangegeven dat alle objecten over het algemeen in goede staat verkeren en naar behoren functioneren (gebaseerd op aanbevolen werkwijze van de Leidraad riolering). Ten aanzien van de serviceverlening naar de afnemers is geconstateerd dat deze verbeterd kan worden (aantal afgehandelde klachten in 2004: 98, waarvan slechts 44 binnen de termijn). Verder is het vorige GRP niet gebruikt om sturing aan het operationele proces te geven (zo is de meerjarenplanning niet getoetst aan het vorige GRP). In het GRP 2005 – 2009 is dan ook aangegeven dat gestreefd wordt naar een betere aansluiting op de werkwijze van de afdeling die is belast met de Rioleringszorg en op de uitwerking van het GRP in de operationele jaarprogramma’s. Met betrekking tot de afstemming van de discipline riolering met andere disciplines (groen, ruimtelijke ordening, verkeer) is aangegeven dat deze goed verloopt. Verder verloopt de afstemming met andere overheden naar tevredenheid van de gemeente (er is frequent overleg).
bijlage -6-
BIJLAGE 5
LIJST MET AFKORTINGEN
AWTG
Afvalwatertransportgemaal
AWZI
Afvalwaterzuiveringsinstallatie
BBV
Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten
BERAP
Bestuursrapportage
BRP
Basis Rioleringsplan
Fte
Fulltime-equivalent
GRP
Gemeentelijk Rioleringsplan
HHR
Hoogheemraadschap van Rijnland
MARAP
Managementrapportage
Wm
Wet milieubeheer
SMART
Specifiek, Meetbaar, Acceptabel, Realistisch, Tijdgebonden
bijlage -7-