GEMEENTEBESTUUR VAN VEENDAM Adviesnota
Beleidsfase:
Verkennend
Definiërend
Realiserend
Afsluitend
Nummer:
2013R0131
Afdeling:
College van Burgemeester en Wethouders Veendam
Veendam, 19 november 2013 Onderwerp:
Principebesluit gemeentelijke herindeling
Voorstel Het college stelt de raad voor: 1. zich uit te spreken voor een gemeentelijke herindeling in westelijke richting met de gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde en Slochteren. 2. De herindeling uiterlijk 1 januari 2018 te realiseren 3. Het college opdracht te geven conform de wet Arhi een herindelingsontwerp voor te bereiden onder voorbehoud van gelijkluidende principebesluiten bij de beoogde herindelingspartners. 4. Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen te informeren over uw principebesluit. 1.
Inleiding
Op 25 september 2013 hebben Provinciale Staten hun visie op de bestuurlijke organisatie “Herindeling niet of, maar hoe” vastgesteld. Met deze visie op de bestuurlijke organisatie in Groningen heeft de provincie richting willen geven aan de herindelingsdiscussie in de provincie Groningen en wordt een proces geschetst om uiterlijk per 1 januari 2018 te komen tot een nieuwe bestuurlijke organisatie in de provincie Groningen. Een van de eerste processtappen die in de visie is vastgelegd, is dat alle gemeenteraden voor 1 december 2013 een principebesluit nemen over de gewenste toekomstige indeling. Voordat wij nader ingaan op ons voorstel om te komen tot zo’n principebesluit, volgt eerst een korte terugblik op het proces dat wij met u hebben doorlopen vanaf het verschijnen van het rapport “Grenzeloos Gunnen”. 2.
Terugblik
Op 28 februari jl. verscheen het rapport “Grenzeloos Gunnen” van de commissie Jansen. Het rapport kwam tot stand na gezamenlijk opdrachtgeverschap van de Vereniging van Groninger Gemeenten (VGG) en de provincie Groningen. Na het verschijnen van het rapport “Grenzeloos Gunnen” van de commissie Jansen, hebben wij op 12 maart jl. in een informele raadsvergadering met u van gedachten gewisseld over de inhoud van het rapport. U gaf aan dat u zich kon vinden in de belangrijkste conclusies en uitgangspunten. Verder gaf een groot deel van de raad aan een positieve grondhouding te hebben ten aanzien van het door de visitatiecommissie geadviseerde nieuwe cluster De Compagnie, waar Veendam samen met (grote delen van) Slochteren, Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde en Pekela deel van uit zou maken. U gaf daarbij ook aan een Oost-Groninger variant op
voorhand niet uit te willen sluiten. Tot slot heeft u het belang onderstreept om de inwoners zo goed mogelijk te informeren over en te betrekken bij de vervolgstappen. In de maanden april en mei hebben wij in alle wijk- en dorpenteams een presentatie gegeven over de inhoud van het rapport, de voorlopige opvattingen daarover van college en raad en de vervolgstappen. Uiteraard was er daarnaast uitgebreid de gelegenheid voor een nadere gedachtenwisseling. Over het algemeen gaf men aan zich goed te kunnen vinden in de door de visitatiecommissie voorgestelde variant (De Compagnie). In verschillende wijkteams werd gewezen op het risico dat de afstand tussen burger en bestuur niet groter moet worden als gevolg van een herindeling. De vrees werd geuit dat de invloed van de burger op bestuurlijke processen af zal nemen als gevolg van schaalvergroting. Een fijn vertakt systeem van wijkgericht werken zou kunnen voorkomen dat er een grotere afstand ontstaat tussen gemeentebestuur en ambtelijke organisatie enerzijds en de burger in de kernen, wijken en buurten anderzijds. Het college heeft aangegeven er aan te hechten dat de ontwikkeling van wijkgericht werken juist in een heringedeelde gemeente een prominente plek moet krijgen. Een grotere schaal mag o.i. nooit betekenen dat daardoor het zicht op de burger van ondergeschikt belang wordt en dat de vitaliteit van gemeenschappen onder druk komt. Op 24 juni jl. hebben wij opnieuw met u gediscussieerd over het rapport van de commissie Jansen, met als doel te komen tot een nadere standpuntbepaling. Een grote meerderheid van uw raad gaf aan een nadrukkelijke voorkeur te hebben voor een herindeling in westelijke richting, ofwel: De Compagnie. Een belangrijke overweging was dat deze variant vanuit economisch perspectief (o.a. bundeling van industriegebieden) het meest voor de hand ligt. U gaf daarbij tevens aan dat wanneer de gemeenteraad van Pekela zich uit zou spreken voor een herindeling in oostelijke richting, dat consequenties (ontvlechting) kan hebben voor de gezamenlijke werkorganisatie De Kompanjie. Daarover gaf u aan dat zowel de raad van Pekela als de raad van Veendam zijn eigen afweging heeft te maken als het gaat om een voorkeursvariant voor een gemeentelijke herindeling. Ontvlechting van de Kompanjie mocht wat u betreft geen blokkade vormen in het proces. Mocht desondanks een oostelijke variant in beeld komen, dan zou dat naar de opvatting van zowel raad als college een gemeente moeten zijn die bestaat uit de voormalige streekraadgemeenten. Dan zou een gemeente Oost-Groningen ontstaan met drie elkaar niet concurrerende kernen (Winschoten, Stadskanaal, Veendam) die voldoende robuust is. 3.
Nader onderzoek
Na de zomer is onder gezamenlijk opdrachtgeverschap van provincie en VGG een makelaar (de heer Hendrikx) aangesteld om de gemeenten te helpen een goede invulling te geven aan de vraagstukken en dillema's die nog voorlagen. In één van de eerste gesprekken met de makelaar, heeft het college uw opvattingen - een sterke voorkeur voor een herindeling in westelijke richting met HoogezandSappemeer, Slochteren en Menterwolde - kenbaar gemaakt. In de gesprekken met de makelaar bleek echter ook dat de gemeenten Hoogezand-Sappemeer en Oldambt opdracht hadden gegeven tot een nadere (externe) sociaal economische verkenning naar de A7-variant. Met de A7-variant wordt bedoeld een samenvoeging van de gemeenten HoogezandSappemeer, Slochteren, Menterwolde en Oldambt. Realisering van de A7-variant zou betekenen dat Veendam zich zou moeten richten op een herindeling in (zuid)oostelijk richting. Om een goede vergelijking te kunnen maken tussen de sociaal economische potentie van de A7variant en de (voor ons) westelijke variant met Hoogezand-Sappemeer, Slochteren, Menterwolde en Veendam (N33 variant), hebben wij hetzelfde onderzoeksbureau (CAB) opdracht gegeven een vergelijkbaar onderzoek uit te voeren naar die laatste (N33) variant. In navolging van beide nadere onderzoeken naar de A7 en N33-variant, heeft het college van Stadskanaal besloten nader onderzoek te doen naar de sociaal economische potentie van een cluster Zuid-Oost Groningen (Stadskanaal, Vlagtwedde, Bellingwedde, Pekela, Veendam) en Oost-Groningen groot (idem + Oldambt).
Hieronder gaan we eerst in op de belangrijkste conclusies die getrokken kunnen worden uit het onderzoek dat wij uit hebben laten voeren naar de sociaal-economische potentie van de N33 of westelijke variant. Daarna gaan we kort in op de overeenkomsten en verschillen met de overige onderzochte varianten, gevolgd door een slotoverweging en conclusie. 3.1
N33 variant
Uit het onderzoek naar de N33 (westelijke) variant blijkt dat deze nieuw te vormen gemeente voldoende robuust is en goed in staat zich economisch te ontwikkelen. De samenwerking in deze variant zou een bijna aaneengesloten bedrijventerrein opleveren langs de A7 en de N33. De nieuwe gemeente ontsluit de stad Groningen oostelijk via de A7 en de (binnenkort) verdubbelde N33 met de randstad. Daarnaast vormt het de noordoostelijke ontsluiting van het regiogebied Groningen-Assen. De N33 en de A7 zijn daarmee de logische ‘assen’ in deze nieuwe gemeente, wat herkenbaarheid uitstraalt richting bedrijfsleven. De onderzoekers schatten in dat hiermee goede kansen worden geboden voor strategische ontwikkeling en thematisering van bedrijventerreinen en daarmee aantrekkelijk is voor nieuwe én bestaande bedrijven. De onderzoekers concluderen dat industrie in Hoogezand sterk vertegenwoordigd is. Zorg, zakelijke dienstverlening en overheid zijn sectoren die goed scoren in Veendam. Landbouw is relatief sterk vertegenwoordigd in Slochteren in Menterwolde. Verder concluderen de onderzoekers dat de N33 variant groot genoeg lijkt om de grote sociaalmaatschappelijke opgaven in het sociaal domein adequaat uit te voeren. Net als de andere gemeenten ten oosten van de stad is de arbeidsparticipatie laag. De uitdaging is dan ook om meer inwoners economisch zelfstandig te laten zijn en daarbij vooral de nabijheid van de stad Groningen te benutten, omdat dat daar naar verhouding veel banen zijn voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. De onderzoekers concluderen dat de twee grotere kernen in deze variant – Hoogezand-Sappemeer en Veendam – elk hun eigen verzorgingsgebied hebben en daarmee vooral complementair zijn. Het platteland van de nieuwe N33 gemeente kenmerkt zich door landbouw, recreatie en toerisme. De onderzoekers zien kansen voor toeristisch-recreatief beleid voor de gehele nieuwe gemeente N33. 3.2
Overeenkomsten en verschillen
In hun eindpresentatie(Gemeentelijke opschaling langs horizontale of verticale as) gaan de onderzoekers in op een tweetal scenario’s: het horizontale en het verticale scenario. Het horizontale scenario vormt een combinatie van de A7 (Hoogezand-Sappemeer, Slochteren, Menterwolde, Oldambt) en Zuid-Oost Groningen (Stadskanaal, Vlagtwedde, Bellingwedde, Pekela, Veendam). Het verticale scenario is de combinatie van de N33 (Hoogezand-Sappemeer, Slochteren, Menterwolde, Veendam) en Oost-Groningen (Stadskanaal, Vlagtwedde, Bellingwedde, Pekela, Oldambt). Alle onderzochte varianten (A7, N33, Zuid-Oost Groningen en Oost-Groningen) blijken voldoende robuust te zijn om zich economisch goed te ontwikkelen en om de sociaal-maatschappelijke opgaven in het sociaal domein op te pakken. Ook blijkt uit het onderzoek dat de grote kernen in elke variant complementair zijn en elk hun eigen verzorgingsgebied hebben. In de A7 variant gaat het dan om Hoogezand-Sappemeer en Winschoten, in de N33 variant om Veendam en Hoogezand-Sappemeer, in de zuidoostelijke variant om Veendam en Stadskanaal en de variant Oost-Groningen om Stadskanaal en Winschoten. Verder blijkt dat in elk scenario dat: de nabijheid van de stad Groningen van groot belang is in verband met pendel van en naar de stad Groningen, ontwikkeling bedrijventerreinen en de aanwezigheid van kenniscentra; de Eemshaven ontwikkelingsmogelijkheden biedt; er een grote sociaal maatschappelijke infrastructuur aanwezig is; Duitsland goed bereikbaar is en mogelijkheden biedt voor inwoners om daar te werken; het grootste deel van economie en arbeidsmarkt is geconcentreerd in de grote plaatsen en dat er veel plattelandsgebied is met landbouw en toerisme als belangrijkste sectoren. Uit de onderzoeken blijkt dan ook dat er vooral veel overeenkomsten bestaan tussen de verschillende varianten.
De verschillen tussen de varianten zijn niet zodanig groot dat geconstateerd moet worden dat één van de onderzochte varianten niet levensvatbaar zou zijn. Het gaat vooral om nuance- en accentverschillen. Een sterk punt in de A7 variant is met name de A7 zelf die de ruggengraat vormt tussen enerzijds de dynamiek van de stad Groningen en anderzijds de verbinding vormt met Duitsland. Dat biedt kansen voor strategische ontwikkeling van bedrijventerreinen waar ook andere gemeenten van kunnen profiteren. De zuidoostelijke variant kenmerkt zich door een evenwichtige verdeling van de te onderscheiden sectoren en bedrijventerreinen waar – net als bij de overige varianten – onder één bestuur meer synergie te halen is. De zuidoostelijke variant zou gepositioneerd worden tussen vier goed functionerende assen en economisch welvarender regio’s waarmee een perspectiefrijke aansluiting zou kunnen ontstaan. Ten aanzien van de variant Oost-Groningen concluderen de onderzoekers minder complementariteit en iets meer dubbeling tussen beide kernen (Stadskanaal en Winschoten). De variant Oost-Groningen groot achten de onderzoekers minder sterk in vergelijking met de hiervoor genoemde varianten. De Oost-Groningen groot variant kent drie kernen (Stadskanaal, Veendam, Winschoten) waarbij volgens de onderzoekers sprake is van meer dubbeling en minder complementariteit in vergelijking met de varianten met twee kernen. De grotere omvang van deze gemeente biedt volgens de onderzoekers geen duidelijke extra voordelen ten opzichte van de overige varianten. Ook om een andere reden ligt een gemeente Oost Groningen groot minder voor de hand. Consequentie van deze keuze zou kunnen zijn dat aan de westelijke kant van dit cluster een gemeente zou ontstaan die qua omvang en robuustheid wellicht te klein is. De “Gorecht” variant (Haren, Slochteren, Menterwolde, Hoogezand-Sappemeer) lijkt namelijk van de baan te zijn omdat Haren bestuurlijk de keuze heeft gemaakt voor de stad Groningen.. 3.3
Slotoverweging en conclusie
Na het verschijnen van het rapport “Grenzeloos Gunnen” van de commissie Jansen heeft uw raad een en andermaal aangegeven zich te kunnen vinden in de conclusies en uitgangspunten die in dat rapport worden geschetst. Eveneens heeft u in het gehele proces consequent aangegeven een (sterke) voorkeur te hebben voor een variant waarbij Veendam is ingedeeld in een westelijk cluster. Bij de indeling zoals de commissie Jansen die in zijn rapport heeft gepresenteerd, hebben overwegingen van nodale aard een belangrijke rol gespeeld. Daarmee doelt de commissie op de daadwerkelijke oriëntatie van inwoners op voorzieningen of stedelijke kernen en de nog levende cultuurhistorische verbanden in het gebied. Vanuit die invalshoek heeft de N33 variant onze sterke voorkeur. Een substantieel deel van de gemeente Menterwolde is qua voorzieningen aangewezen op Veendam. Muntendam en Veendam lopen letterlijk in elkaar over en het dorp Borgercompagnie is op dit moment in drie gemeenten (Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde, Veenam) gevestigd. Uit oogpunt van interne samenhang en dorps- en kernenbeleid – één van de criteria uit het beleidskader gemeentelijke herindeling – is het logisch dat dergelijke kernen in één gemeente komen te liggen. Tot slot kan vermeld dat Groningen Railport is gevestigd in de gemeenten Menterwolde en Veendam. De bevindingen uit het CAB onderzoek bevestigen dat dit cluster niet alleen vanwege de nodale aspecten en onderlinge samenhang, maar ook uit oogpunt van sociaal-economische ontwikkelingsmogelijkheden een adequaat antwoord is op de opgaven waar we de komende jaren voor staan. Een keuze voor de N33 variant betekent verder dat er goede en evenwichtige regionale verhoudingen ontstaan. Aan de oostzijde van deze nieuw te vormen gemeente, kan een gemeente Oost-Groningen worden gevormd die voldoende robuust is om zich economisch te ontwikkelen en de maatschappelijke opdracht in het sociaal domein op te pakken. Ook in die zin sluit deze variant aan bij de vooraf vastgestelde criteria. Gelet op het voorgaande stellen wij u dan ook voor zich uit te spreken voor een herindeling in westelijke richting met gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Slochteren en Menterwolde. Hoewel de provincie in zijn ‘Visie op de bestuurlijke organisatie in Groningen’ heeft aangegeven dat het rapport van de commissie Jansen leidend is, zijn ook andere uitkomsten denkbaar. Alternatieven moeten dan wel provinciebreed een betere indeling opleveren, er mogen geen ‘witte vlekken’ ontstaan
en het dient tot evenwichtige regionale verhoudingen te leiden. Daarnaast gelden de kaders en randvoorwaarden die in het nieuwe beleidskader gemeentelijke herindeling worden genoemd (draagvlak, interne samenhang/dorps- en kernenbeleid, bestuurskracht, evenwichtige regionale verhoudingen, duurzaamheid). Als we de door CAB onderzochte varianten – A7, N33, Zuid-Oost Groningen – op een rij zetten, zien we dat alle varianten robuust en levensvatbaar zijn en dat er veel overeenkomsten bestaan tussen de varianten. De verschillen tussen de varianten zijn op onderdelen weliswaar relevant maar niet opzienbarend. In elk geval geven deze verschillend voor ons geen aanleiding om op basis daarvan een andere voorkeursvariant voor te stellen dan de N33 variant. Mocht in de loop van het proces blijken dat de N33 variant niet haalbaar is, achten wij een herindeling met de zuid-oostelijke partners (Stadskanaal, Pekela, Vlagtwedde, Bellingwedde) ook robuust genoeg en als eerste bespreekbaar. 4.
Vervolgproces
Nadat alle raden principebesluiten hebben genomen over de gewenste indeling (en deze besluiten gezamenlijk ook kunnen leiden tot een grootschalige herindeling in de provincie), stellen de nieuw te vormen gemeenten gezamenlijk een toekomstvisie op. Hierin geven de nieuw te vormen gemeenten – in het licht van sterkten, zwakten, kansen en bedreigingen – aan wat zij als de belangrijkste opgaven voor de nieuw te vormen gemeenten zien en hoe zij dat aan willen pakken. In deze toekomstvisie moet onder andere worden ingegaan op het kernenbeleid van de nieuwe gemeenten en wordt aangegeven op welke wijze gewerkt moet worden aan de geconstateerde ontwikkelopgaven, inclusief de verdere invoering van de decentralisaties. De gezamenlijke toekomstvisies moeten voor 1 oktober 2014 gereed zijn. Op basis van de toekomstvisie werken de gemeenten vervolgens in een samenwerkingsagenda de stappen uit die gezet moeten worden om van samenwerking tot daadwerkelijke samenvoeging te komen (proces + tijdpad). Uiterlijk op 1 oktober 2014 stellen de samen te voegen gemeenten een gelijkluidend herindelingsontwerp vast, waarmee de formele ARHI procedure wordt gestart. Voor de leidraad voor de verdere gemeentelijke besluitvorming op grond van de Wet ARHI verwijzen wij u naar bijlage 2 van de provinciale visie op de bestuurlijke organisatie in Groningen van 2 juli 2013.
burgemeester en wethouders van Veendam,
S.B. Swierstra
, burgemeester.
A. Castelein
, secretaris
Nummer: 2013R0131 De raad der gemeente Veendam gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 19 november 2013
besluit 1. zich uit te spreken voor een gemeentelijke herindeling in westelijke richting met de gemeenten Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde en Slochteren. 2. De herindeling uiterlijk 1 januari 2018 te realiseren 3. Het college opdracht te geven conform de wet Arhi een herindelingsontwerp voor te bereiden onder voorbehoud van gelijkluidende principebesluiten bij de beoogde herindelingspartners. 4. Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen te informeren over uw principebesluit.
Besloten in de openbare vergadering van 9 december 2013
De raad voornoemd,
Voorzitter,
Griffier,
S.B. Swierstra
R. Brekveld