GEMEENTEBESTUUR VAN UKKEL Gemeentelijk reglement betreffende de coördinatie en de organisatie van de werken op de openbare weg
OVERWEGENDE dat het nodig is, voor werven uitgevoerd op de niet in bijlage 1 van het regeringsbesluit van 16 juli 1998 vermelde gemeentewegen, de voorschriften vermeld in de ordonnantie van 5 maart 1998 en in zijn uitvoeringsbesluit, aan te vullen met voorschriften die van dien aard zijn dat zij voorzien in het respect voor de rust, de reinheid, de salubriteit en de veiligheid van de personen en goederen gedurende de duur van de werf ; dat het nodig is precieze regels vast te stellen om borg te staan, na de werken, voor een behoorlijke herstelling van de weg met het oog op een maximale duurzaamheid; dat het nodig is de toename en hernieuwing in een korte tijd van de ingrepen van de concessiehouder op de openbare weg te vermijden door hem niet toe te laten gedurende twee jaar een nieuwe werf aan te vangen op de wegstrook waarop hij toegelaten werd werken uit te voeren ; Gelet op de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorziening; Gelet op de wet van 17 januari 1938 tot regeling van het gebruik door de openbare besturen, de verenigingen van gemeenten en de concessiehouders van openbare diensten of van openbaar nut, van de openbare domeinen van de Staat, van de provincies en van de gemeenten, voor het aanleggen en het onderhouden van leidingen en inzonderheid van gas- en waterleidingen; Gelet op de wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen; Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1975 houdende algemene regeling op de verkeerspolitie en het ministerieel besluit van 7 mei 1999 betreffende de signalisatie van werven en obstakels op de openbare weg; Gelet op het koninklijk besluit van 10 maart 1981 betreffende de elektrische kabels; Gelet op de ordonnantie van 5 maart 1998 van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de coördinatie en de organisatie van de werven op de openbare weg in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;
2
Gelet op het besluit van 16 juli 1998 van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de coördinatie en de organisatie van de werven op de openbare weg in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest; Gelet op artikel 112, 114, 117, 118, 119, § 1, en 135 van de nieuwe gemeentewet; Op voorstel van het College van Burgemeester en Schepenen; Besluit: Gemeentelijk reglement betreffende de coördinatie en de uitvoering van werken op de openbare weg, dat luidt als volgt : Artikel 1: Definities Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: de concessiehouders: de gebruikers van de grond, de ondergrond en de ruimte boven de openbare weg en inzonderheid de intercommunale distributiebedrijven, de openbare besturen, de autonome overheidsbedrijven en de privé-personen als dusdanig erkend door het College van Burgemeester en Schepenen; de leidende concessiehouder: de concessiehouder die een gemeenschappelijke vergunningsaanvraag indient in naam van en voor rekening van alle betrokken concessiehouders; de openbare weg: iedere ruimte gelegen tussen de rooilijnen die de privéeigendommen van de openbare weg scheiden; die ruimte omvat meer bepaald de rijbaan, de voetpaden, de bermen, de kantstroken, de sloten, de bermen en de taluds; de beheerder van de werken : de natuurlijke persoon die als verantwoordelijke van de werken is aangesteld door de houder van de vergunning en hem vertegenwoordigt. Ingeval de gemeente zelf de werken uitvoert, is de beheerder van de werken het College van Burgemeester en Schepenen; de coördinator van de werken : de natuurlijke persoon die door de betrokken concessiehouders als verantwoordelijke van de werf is aangesteld in geval van gemeenschappelijke vergunningsaanvraag en hen vertegenwoordigt ; dag: kalenderdag; aanwonende: iedere persoon die voor zijn privé-leven of voor zijn beroepsactiviteit gebruik maakt van een gebouw of een gedeelte ervan dat zich bevindt langs de openbare weg waaraan de werken worden uitgevoerd; ingenomen terrein: de feitelijke begrenzing van de werf aangegeven door afsluitingen of door enig ander herkenningsteken. de houder van de vergunning: de concessiehouder of de leidende concessiehouder die de in onderhavig reglement opgenomen vergunning heeft gekregen. Artikel 2: Toepassingsveld Onderhavig reglement is van toepassing op alle openbare wegen op het grondgebied van de gemeente, met uitzondering van die vermeld in bijlage 1 van het besluit van 16 juli 1998 van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering betreffende de coördinatie en de organisatie van de werf op de openbare weg in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
3
Onderhavig reglement is van toepassing op iedere concessiehouder, met inbegrip van die aan wie het recht om werken uit te voeren op het openbaar domein werd toegekend, ofwel krachtens de wet, ofwel krachtens een concessie of krachtens een wegvergunning. Onderhavig gemeentelijk reglement behandelt de modaliteiten van de uitoefening van dat recht. Artikel 3: Principe van coördinatie en vergunning Onverminderd de maatregelen die ambtshalve dienen te worden genomen ingeval de openbare veiligheid in het gedrang komt, mag geen enkel werk aangevangen worden op, onder of boven de gemeentelijke openbare weg zonder verplichte voorafgaande coördinatie in tijd en ruimte en zonder voorafgaande vergunning afgeleverd door het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente. In afwijking van het eerste lid is voor dringende werken, werken voor de vervanging van kabels in bestaande kokers, alsook de in het volgende lid beoogde werken wanneer het door de werf ingenomen terrein op de zone voor autoverkeer overloopt, geen coördinatie maar wel een voorafgaande vergunning vereist. In afwijking van het eerste en het tweede lid zijn de volgende werken van miniem belang noch aan coördinatie noch aan een vergunning onderworpen, op voorwaarde dat het door de werken ingenomen terrein niet op de zone voor autoverkeer overloopt:: -
-
-
het plaatselijk opbreken van een voetpad of een parkeerzone voor de plaatsing of het onderhoud van de aansluitingen van een enkele eigendom op de bestaande netwerken in de omgeving ervan; de plaatselijke ingreep op een bepaald punt langs de openbare weg met betrekking tot bestaande aftakdozen voor elektriciteit, trekputten voor kabels van telecommunicatie en kabeltelevisie, gas- of waterafsluiters, bezoekskamers, straatkolken en andere voorzieningen of lichte installaties van hetzelfde type; met plaatselijke ingreep bedoelt men de werken waarvan het ingenomen terrein geen 5 m² overschrijdt.
Artikel 4: Beperkende maatregel Ieder werk uitgevoerd op, onder of boven de openbare weg of iedere installatie die er wordt geplaatst, moet zodanig worden ontworpen en uitgevoerd dat latere ingrepen op de openbare weg zo veel mogelijk worden beperkt indien werken van dezelfde aard moeten worden uitgevoerd of aanpassingen moeten worden aangebracht. Artikel 5: Verplichting om zich bekend te maken Iedere concessiehouder die op de door onderhavig reglement bedoelde openbare wegen werken zou kunen uitvoeren die aan coördinatie onderworpen zijn, is verplicht zich uiterlijk de 75ste dag na de inwerkingtreding van het reglement bekend te maken aan de dienst die de weg beheert.
4
Iedere nieuwe concessiehouder die wettelijk een gebruiksrecht van het openbaar domein heeft verkregen, is verplicht zich bekend te maken binnen de 30 dagen nadat hij zijn gebruiksrecht heeft verkregen. Een bijgewerkte lijst van die concessiehouders is beschikbaar bij de dienst die de weg beheert. Iedere concessiehouder die over een planning van zijn werken beschikt, is verplicht die onverwijld over te maken aan de dienst die de weg beheert. Iedere concessiehouder is eveneens verplicht iedere bijwerking van de planning van zijn werken over te maken aan de dienst die de weg beheert. Artikel 6: Verplichting tot voorafgaande coördinatie § 1. De concessiehouders die werken wensen uit te voeren die krachtens dit reglement aan coördinatie onderworpen zijn op, onder of boven eenzelfde gedeelte van de openbare weg, moeten hun werken vooraf coördineren en een gemeenschappelijke vergunningsaanvraag indienen. § 2. De eerste betrokken concessiehouder zendt aan iedere concessiehouder die zich krachtens artikel 5 van onderhavig reglement bekendmaakt, een kopie van zijn project met duidelijke en precieze vermelding van het/de gedeelte(n) van de openbare weg waaraan werken zullen worden uitgevoerd, alsook een exemplaar van een coördinatiefiche waarvan het model als bijlage 1 van onderhavig reglement opgenomen is en waarvan hij vooraf het gedeelte dat op hem betrekking heeft, heeft ingevuld. Iedere concessiehouder moet de correct ingevulde coördinatiefiche binnen tien dagen na ontvangst terugsturen naar de eerste betrokken concessiehouder. De eerste betrokken concessiehouder zendt de concessiehouder die niet binnen de in het voorgaand lid beoogde termijn heeft geantwoord, de in het 1ste lid van deze paragraaf bedoelde documenten per aangetekend schrijven met ontvangstbewijs. Als die concessiehouder zijn coördinatiefiche niet per aangetekend schrijven naar de eerste concessiehouder terugzendt binnen 10 dagen na ontvangst van de aangetekende zending, wordt hij geacht geen werken te willen uitvoeren op, onder of boven het/de gedeelte(n) van de betrokken openbare weg gedurende de in artikel 25 van dit reglement vermelde periode van twee jaar. Alle betrokken concessiehouders stellen samen de leidende concessiehouder en de coördinator van de werken aan. Naast de in het tweede lid van deze paragraaf vermelde verplichting werkt, de concessiehouder die op het/de gedeelte(n) van de betrokken openbare weg werken wenst uit te voeren, mee aan de samenstelling van het dossier van gemeenschappelijke vergunningsaanvraag en doet hij zijn aanvraag indienen door de leidende concessiehouder.
5
Behoudens andersluidende overeenkomst maakt de in de vorige alinea bedoelde concessiehouder aan de leidende concessiehouder alle documenten over die nodig zijn voor de aanvraag van de vergunning binnen een termijn van 15 dagen te dateren vanaf de verzending naar de leidende concessiehouder van zijn ingevulde coördinatiefiche. Indien hij dat niet doet, wordt ervan uitgegaan dat hij geen werken wil uitvoeren op, onder of boven het/de gedeelte(s) van de betrokken openbare weg gedurende de in artikel 25 van dit reglement vastgelegde periode van twee jaar. § 3. De in artikel 5 van dit reglement bedoelde concessiehouders worden verzocht met elkaar een overeenkomst te sluiten betreffende de volgende zaken: 1. de goedkeuring van de ondernemers voor de graafwerken en het herstel van de weg; 2. de verdeling van de kosten voor de installatie van de werven, de graafwerken en het herstel; 3. de verdeling van de administratieve kosten, de bewaking en de cartografie die door de leidende concessiehouders worden gedragen voor rekening van de gecoördineerde concessiehouders; 4. de termijn voor het overmaken aan de leidende concessiehouder van alle vereiste documenten voor de indiening van de vergunningsaanvraag; 5. het formaat voor de indiening van de plannen en de gegevens bedoeld in artikel 12, 9° en 10°, en artikel 31, 2° en 3°; 6. de ten laste neming van de door de gemeenten geheven bedragen krachtens artikel 22, 23 en 28 als ze niet ten laste van de ondernemer zijn; 7. de bepalingen met betrekking tot de betaling van de in 2°, 3° en 6° van deze paragraaf bedoelde bedragen. § 4 Twee keer per jaar organiseert de Gemeente een infosessie over het werkprogramma van elke tussenkomende partij op de openbare weg waaraan de concessiehouders, die krachtens onderhavig reglement aan de coördinatie onderworpen zijn, moeten deelnemen. Artikel 7: Verplichting tot informatieverstrekking aan de andere beheerders van wegen In geval van een vergunningsaanvraag met betrekking tot werken die aan coördinatie onderworpen zijn die worden uitgevoerd op door onderhavig reglement bedoelde gemeentelijke openbare wegen die aangrenzen aan een of meer andere openbare gemeentewegen die gelegen zijn op het grondgebied van een of meer aangrenzende gemeenten en door deze worden beheerd, is de aanvrager van de vergunning verplicht de betrokken aangrenzende gemeente(n) ter informatie een kopie van zijn vergunningsaanvraag per aangetekend schrijven over te maken. In geval van een vergunningsaanvraag met betrekking tot werken die aan coördinatie onderworpen zijn die worden uitgevoerd op door onderhavig reglement bedoelde gemeentelijke openbare wegen die aangrenzen aan een of meer andere openbare wegen waarvan de beheerder de Directie van de Wegen van het Bestuur van Uitrusting en van Vervoer van het Ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is,is de aanvrager van de vergunning verplicht de genoemde dienst ter
6
informatie een schrijven over
kopie
van
zijn vergunningsaanvraag per aangetekend
te maken, alsook een correct ingevulde informatieaanvraag waarvan het model als bijlage 2 van onderhavig reglement is opgenomen. Artikel 8: Financiële waarborg per werf § 1. Geen door artikel 3, eerste lid, van dit reglement bedoelde werken, met uitzondering van de vervanging van kabels in bestaande kokers, mogen worden ondernomen zonder aan de gemeente het bewijs te leveren dat een onherroepelijke bankwaarborg ten gunste van de gemeente werd samengesteld, die oproepbaar is op haar eerste verzoek en waarvan het model als bijlage 3 van dit reglement is opgenomen. De in het eerste lid bedoelde bankwaarborg dient te worden uitgegeven door een kredietinstelling die onderworpen is aan de wet van 22 maart 1993 betreffende het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen of door een kredietinstelling die onderworpen is aan het recht van een lidstaat van de Europese Unie. Bij indiening van een gemeenschappelijke vergunningsaanvraag levert iedere betrokken concessiehouder voor zijn eigen rekening het bewijs van de samenstelling van de in het eerste lid van deze paragraaf bedoelde waarborg. § 2. Het bedrag van de bankwaarborg wordt berekend in verhouding tot de totale oppervlakte uitgedrukt in m2 van de nodige terreinen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken die aan coördinatie onderworpen zijn overeenkomstig artikel 3, eerste lid, van onderhavig reglement. Dat bedrag is vastgesteld op 25 Euro (1008 BEF)/m2. Bij een gemeenschappelijke vergunning moet iedere betrokken concessiehouder een waarborg samenstellen zodat het totale bedrag van de samengestelde waarborgen de totale oppervlakte dekt van de ingenomen terreinen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de gemeenschappelijke werf. Indien de gemeente van oordeel is dat de samengestelde bankwaarborg(en) ontoereikend is/zijn, wordt het dossier als onvolledig beschouwd in de zin van artikel 14. § 3. De bankwaarborg wordt teruggegeven overeenkomstig artikel 24. § 4. Wanneer de gemeente bij het onderzoek van een vergunningsaanvraag vaststelt dat de samengestelde bankwaarborg(en) ontoereikend is/zijn of geworden is/zijn, wordt het dossier als onvolledig beschouwd in de zin van artikel 14, onverminderd de sancties die van toepassing zijn op de niet-naleving van onderhavig artikel.
7
Artikel 9: Meerjarige bankwaarborg In afwijking van artikel 8 kan de concessiehouder voorstellen het bewijs te leveren van de samenstelling van een meerjarige bankwaarborg op eerste verzoek van een forfaitair bedrag vastgesteld op 50.000 Euro (2.016.995 BEF). In dat geval mag het College van Burgemeester en Schepenen met de concessiehouder de overeenkomst afsluiten waarvan het model in bijlage 4A van onderhavig reglement vastgesteld is. Deze waarborg dekt alle door dit reglement beoogde werken die de concessiehouder op het gemeentelijk grondgebied zal verrichten gedurende de periode gedekt door deze waarborg. De in het eerste lid bedoelde bankwaarborg moet uitgegeven worden door een kredietinstelling die onderworpen is aan de wet van 22 maart 1993 betreffende het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen of door een kredietinstelling die onderworpen is aan het recht van een lidstaat van de Europese Unie. Wanneer de gemeente in toepassing van artikel 22, 23 en/of 28 van dit reglement geld uit de waarborg haalt en het bedrag van de waarborg ontoereikend wordt, moet de concessiehouder het bewijs leveren dat de waarborg opnieuw werd opgetrokken tot het bedrag van 50.000 Euro (2.016.995 BEF) en dit binnen de 15 dagen na de datum waarop de som er werd afgehaald. Wanneer de door een concessiehouder krachtens onderhavig artikel samengestelde waarborg afloopt op het moment van de uitvoering van werken door of voor rekening van die concessiehouder of gedurende de in artikel 23 vastgelegde waarborg, dient de concessiehouder uiterlijk 10 dagen vóór de afloop van de waarborg een nieuwe meerjarige waarborg conform onderhavig artikel samen te stellen. Wanneer de gemeente bij het onderzoek van een vergunningsaanvraag vaststelt dat de samengestelde bankwaarborg(en) ontoereikend geworden is/zijn, wordt het dossier als onvolledig beschouwd in de zin van artikel 14, onverminderd de sancties die van toepassing zijn op de niet-naleving van onderhavig artikel. Artikel 10: Indiening van de vergunningsaanvraag De vergunningsaanvraag voor werken wordt tenminste 90 dagen vóór de aanvang van de werken hetzij door een concessiehouder hetzij door een leidende concessiehouder ingediend bij het College van Burgemeester en Schepenen van de gemeente. In geval van dringende werken dient de aanvraag de motieven van de hoogdringendheid te omvatten. Bij ontstentenis zal de gemeente de dringende aanvraag niet aanvaarden.
8
Artikel 11: Samenstelling van het dossier in geval van een aanvraag van één concessiehouder Het dossier van de vergunningsaanvraag bevat de volgende documenten en gegevens : 1. naam, adres, telefoon- en faxnummer van de vergunningsaanvrager en van de contactpersoon die hem geldig vertegenwoordigt; 2. naam, adres, telefoon- en faxnummer van de beheerder van de werken; 3. een korte beschrijving van het doel van de aanvraag, alsook de lengte en de breedte in meter en de oppervlakte in m2 van het ingenomen terrein dat voor de uitvoering van de werken noodzakelijk is; 4. het type van de geplande werken (nieuwe installatie, uitbreiding, vervanging en/of onderhoud van een bestaande installatie, koppeling, aftakking, verwijdering of andere werken); 5. de referenties van de vergunningen die door de gemeente of door het gewest of door een andere gemeentelijke overheid eventueel reeds aan de vergunningsaanvrager werden afgegeven voor de bestaande installaties op het gedeelte van de openbare weg waaraan de werken worden uitgevoerd; 6. de nummers, data en kentekens van de bij de aanvraag gevoegde plannen en het kenmerk van alle andere documenten die deel uitmaken van het aanvraagdossier; 7. de vermelding van de andere vergunningen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dezelfde werken en van de voorwaarden die zij opleggen; 8. de gewenste datum of periode voor de uitvoering van de werf en de schatting van de duur van de werken, met inbegrip van de duur van de herstelling in goede staat van de plaatsen; 9. een situatieplan op 1/10.000; 10.een plattegrond van de werken getekend op een minimumschaal van 1/500; 1. dat plan moet : a) een duidelijke legende bevatten; b) vermelden : - de namen van de openbare wegen; - de huisnummers van de gebouwen; c) de topografische gegevens van de volgende elementen bevatten : - de afbakening van de voetpaden, de parkeergelegenheden, de bermen, de verkeerseilanden; - de installaties van het openbaar vervoer; - het ingenomen terrein van de werf; d) de gegevens van de volgende elementen bevatten,als ze op het door de werken ingenomen terrein aanwezig zijn en niet in de topografische gegevens voorkomen :: - de verkeerstekens; - de verkeerslichten; - de bomen, de ondergrondse kunstwerken; - de openbare verlichting; - de telefooncellen, de publieke banken en de vaste vuilnisbakken; - de wegmarkeringen, met inbegrip van de fietspaden of -stroken.
9
2. Op het plan moet exact aangeduid staan waar de werken worden uitgevoerd. (inbegrepen de opslagruimte). Dwarsdoorsneden op een minimumschaal van 1/100 maken het mogelijk op het plan de ligging te bepalen van de te bouwen constructies en meer bepaald van de kabels en de leidingen in normaalprofiel, alsook daar waar bomen staan, waar MIVB-sporen liggen en in de omgeving van kunstwerken; 11. wat de kabels en leidingen betreft, een beschrijvende nota met vermelding van: - de aard van de kabels en leidingen, alsook hun afmetingen; - de samenstelling en de afmetingen van de kokers en andere beschermingsinrichtingen; - de uit te voeren plaatselijke werken (bezoekskamers); - het al dan niet demonteren van de bestaande, buiten dienst gestelde installaties en de redenen waarom zij eventueel niet worden gedemonteerd; - de voor de uitvoering van de werken voorgestelde technieken. 12.een nota met de beschrijving van de hinder op de mobiliteit van alle gebruikers en aanwonenden, de exacte duur en plaats van die hinder, alsook de daartegen voorziene maatregelen; 13 in voorkomend geval de coördinatiefiches ontvangen krachtens artikel 6, § 2, tweede alinea of bij ontstentenis de kopie van de ontvangstbewijzen of, bij ontstentenis, van de aangetekende verzendingen bedoeld in artikel 6, § 2; 14 in voorkomend geval het bewijs van de aangetekende verzending van de in artikel 7, eerste alinea, vermelde documenten; 15 in voorkomend geval het bewijs van de aangetekende verzending van de in artikel 7, tweede alinea, vermelde documenten, alsook het eventuele antwoord op de informatieaanvraag; 16 in voorkomend geval het bewijs van de bankwaarborg op eerste verzoek bedoeld in artikel 8, § 1, van onderhavig reglement en waarvan het geschatte bedrag overeenkomstig artikel 8, § 2, werd berekend; 17 in voorkomend geval de redenen van de dringende noodzakelijkheid. Het dossier van de vergunningsaanvraag en alle documenten die er deel van uitmaken, moeten worden ingediend in 3 exemplaren en overeenkomstig het als bijlage 5 van onderhavig reglement opgenomen model. Artikel 12: Samenstelling van het dossier in geval van een aanvraag van een leidende concessiehouder Het dossier van de gemeenschappelijke vergunningsaanvraag bevat de volgende documenten en informatie: 1) naam, adres, telefoon- en faxnummer van de leidende concessiehouder, van de contactpersoon die hem geldig vertegenwoordigt en van alle gecoördineerde concessiehouders; 2) naam, adres, telefoon- en faxnummer van de coördinator van de werken; 3) een korte beschrijving van het doel van de aanvraag, alsook de lengte en de breedte in meter en de oppervlakte in m2 van het ingenomen terrein dat noodzakelijk is voor de door iedere betrokken concessiehouder uit te voeren werken;
10
4) het type van de door iedere betrokken concessiehouder geplande werken (nieuwe installatie, uitbreiding, vervanging en/of onderhoud van een bestaande installatie, koppeling, aftakking, verwijdering of andere werken); 5) de referenties van de vergunningen die door de gemeente of door het gewest of door een andere gemeentelijke overheid eventueel reeds aan iedere betrokken concessiehouder werden afgegeven voor de bestaande installaties op het gedeelte van de openbare weg waaraan de werken worden uitgevoerd; 6) de nummers, data en kentekens van de bij de aanvraag gevoegde plannen en het kenmerk van alle andere documenten die deel uitmaken van het aanvraagdossier; 7) de vermelding van de andere vergunningen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van dezelfde werken en van de voorwaarden die zij opleggen; 8) de gewenste datum of periode voor de uitvoering van de werf en de raming van de totale duur van de uit te voeren werken, met inbegrip van de duur van de herstelling in goede staat van de plaats; 9) een situatietekening op 1/10.000; 10)een plattegrond van de door alle betrokken concessiehouders uit te voeren werken, getekend op een minimumschaal van 1/500; 1. dat plan moet : a) een duidelijke legende bevatten; b) vermelden : - de namen van de openbare wegen; - de huisnummers van de gebouwen; c) de topografische gegevens van de volgende elementen bevatten : - de afbakening van de voetpaden, de parkeergelegenheden, de bermen, de verkeerseilanden; - de installaties van het openbaar vervoer; - het ingenomen terrein van de werf; d) de gegevens van de volgende elementen bevatten, als ze op het door de werken ingenomen terrein aanwezig zijn en niet in de topografische gegevens voorkomen: - de verkeerstekens; - de verkeerslichten; - de bomen, de ondergrondse kunstwerken; - de openbare verlichting; - de telefooncellen, de publieke banken en de vaste vuilnisbakken; - de wegmarkeringen, met inbegrip van de fietspaden of -stroken. 2. De exacte situering van de werken die moeten worden uitgevoerd door alle betrokken concessiehouders, moet op het plan aangeduid zijn en iedere concessiehouder dient de kleur van zijn kabels te gebruiken. Dwarsdoorsneden op een minimumschaal van 1/100 maken het mogelijk op het plan de ligging te bepalen van de te bouwen constructies en meer bepaald van de kabels en de leidingen in normaalprofiel, alsook daar waar bomen staan, waar MIVB-sporen liggen en in de omgeving van kunstwerken; 11)wat de kabels en leidingen betreft, een beschrijvende nota met vermelding van: - de aard van de kabels en de leidingen, alsook hun afmetingen; - de samenstelling en de afmetingen van de kokers en andere beschermingsinrichtingen; - de uit te voeren plaatselijke werken (bezoekskamers);
11
- het al dan niet demonteren van de bestaande, buiten dienst gestelde installaties en de redenen waarom zij eventueel niet worden gedemonteerd; - de voor de uitvoering van de werken voorgestelde technieken. 12. een nota met de beschrijving van de hinder op de mobiliteit van alle gebruikers en aanwonenden, de exacte duur en plaats van die hinder alsook de daartegen voorziene maatregelen; 13. de coördinatiefiches ontvangen krachtens artikel 6, § 2, tweede alinea, of bij ontstentenis de kopie van de ontvangstbewijzen of, bij ontstentenis, van de aangetekende verzendingen bedoeld in artikel 6, § 2; 14. in voorkomend geval het bewijs van de aangetekende verzending van de in artikel 7, eerste alinea, vermelde documenten 15. ;in voorkomend geval het bewijs van de aangetekende verzending van de in artikel 7, tweede alinea, vermelde documenten, alsook het eventuele antwoord op de informatieaanvraag; 16. in voorkomend geval de bewijzen van de bankwaarborgen op eerste verzoek bedoeld in artikel 8, § 1, van onderhavig reglement en waarvan de geschatte bedragen overeenkomstig artikel 8, § 2, werden berekend. Het dossier van de gemeenschappelijke vergunningsaanvraag wordt ondertekend door de leidende concessiehouder en in ieder onderdeel medeondertekend door alle gecoördineerde concessiehouders en door de coördinator van de werken. Het dossier van de vergunningsaanvraag en alle documenten die er deel van uitmaken moeten worden ingediend in 3 exemplaren en overeenkomstig het als bijlage 6 van onderhavig reglement opgenomen model. Artikel 13: Indiening van het dossier en indieningsbewijs van het dossier. Het dossier kan bij de gemeente worden ingediend. Er wordt onmiddellijk een attest van indiening afgegeven. De aanvraag kan ook aan de gemeente worden gericht met een ter post aangetekende zending. Artikel 14: Ontvangstbewijs van het volledige dossier Wanneer het dossier volledig is overeenkomstig artikel 11 of 12 van onderhavig reglement en wanneer de gemeente meent dat geen enkel ander document of gegeven met betrekking tot de vergunningsaanvraag vereist is, wordt door de gemeente aan de vergunningsaanvrager een ontvangstbevestiging afgegeven binnen de dertig dagen na de ontvangst van het volledige dossier. De aanvraag wordt dan geacht te zijn ingediend op de dag van de indiening van het dossier of van de ontvangst van de aangetekende zending. In geval van een onvolledig dossier krachtens artikel 11 of 12 of wanneer de gemeente (een) bijkomend(e) document(en) of gegeven(s) met betrekking tot de vergunningsaanvraag nodig acht, stelt de gemeente de aanvrager per aangetekend schrijven, binnen dezelfde termijn, in kennis met vermelding van de ontbrekende, onvolledige en/of bijkomende documenten of inlichtingen. De aanvrager wordt verzocht zijn dossier te vervolledigen en het aan de gemeente te richten op de in de eerste alinea van dit artikel bepaalde wijze. De gemeente geeft de ontvangstbevestiging af binnen de dertig dagen na ontvangst van de documenten en de inlichtingen die toelaten het dossier als volledig te beschouwen. De aanvraag
12
wordt dan geacht te zijn ingediend de dag van de indiening of de ontvangst van de aanvullende documenten en inlichtingen.
Wordt binnen die termijn van dertig dagen geen ontvangstbevestiging afgegeven of niet medegedeeld dat het dossier onvolledig is, dan wordt de ontvangstbevestiging geacht te zijn afgegeven op de eenendertigste dag na de indiening van het aanvraagdossier of de ontvangst van de aangetekende zending. De aanvraag wordt dan geacht te zijn ingediend op de dag van de indiening of de ontvangst van het dossier. Artikel 15 :Vergunning Het College van Burgemeester en Schepenen betekent zijn beslissing van vergunning of weigering met een ter post aangetekende zending binnen 60 dagen na de indiening van de aanvraag overeenkomstig artikel 14. In geval van een gemeenschappelijke vergunningsaanvraag maakt de gemeente met een ter post aangetekende zending haar beslissing aan de leidende concessiehouder over en maakt ze ter informatie een kopie ervan over aan de gecoördineerde concessiehouders. In geval van in artikel 7 bedoelde werken maakt de gemeente ter informatie een kopie van haar beslissing tot vergunning over aan de in de eerste alinea bedoelde aangrenzende gemeente(n) en/of aan de in de tweede alinea bedoelde Directie van de Wegen. Artikel 16: Inhoud van de vergunning Onverminderd de derde alinea van dit artikel houdt de vergunning voor de uitvoering van de werken de toestemming in de werf te openen en de werken aan te vatten. De vergunning vermeldt de periode waarin de werken moeten aanvangen, het gebied van de werf, de maximale duur, alsook de voorschriften die op de werf van toepassing zijn. De afgifte van de vergunning stelt de houder niet vrij vooraf de andere vergunningen en toelatingen aan te vragen die door andere wetgevingen vereist zijn, alsook de door de politiedienst van de gemeente af te geven toestemmingen. Artikel 17: Informatie aan de aanwonenden § 1. Uiterlijk acht dagen vóór de datum van de aanvang van de werken of, in geval van dringende noodzakelijkheid, ten laatste 24 uur vóór de aanvang van de werken verwittigt de houder van de vergunning de in artikel 1 bedoelde aanwonenden. Deze termijn van acht dagen kan op 30 dagen gebracht worden door het College bij zijn toelatingsbrief wanneer het het nodig acht (bijvoorbeeld in de handelswijken). Dat bericht bestaat uit een in het Nederlands en het Frans opgestelde omzendbrief die door de houder van de vergunning en op zijn kosten in de brievenbus van alle
13
aanwonenden wordt gestoken. Die brief vermeldt enerzijds de reden en het belang van de werken, de omvang, de aard, de geplande duur en de aanvangsdatum van de werken en anderzijds de naam, het adres en het telefoonnummer van de houder van de vergunning; de naam, het adres en het telefoonnummer van de beheerder van de werken of van de coördinator van de werken, alsook in voorkomend geval de identiteit van de gecoördineerde concessiehouder(s); § 2. Wanneer de werken langer dan vijftien dagen duren, worden door de houder van de vergunning en op zijn kosten op de aanvangsdag van de werken en gedurende de werken informatieaffiches opgesteld in het Nederlands en in het Frans, overeenkomstig het model en de voorschriften van bijlage 7 van onderhavig reglement, en deze worden op het terrein van de werf aangebracht. § 3. De houder van de vergunning of de betrokken concessiehouder informeert de betrokken aanwonenden per omzendbrief in het Nederlands en in het Frans aangaande de afsluitingen die door de werken kunnen worden veroorzaakt, en dit ten laatste twee werkdagen vóór de genoemde afsluitingen § 4. Een kopie van de in § 1, § 2 en § 3 vermelde documenten wordt aan de gemeente overgemaakt. Artikel 18: Plaatsbeschrijving en kadastrale documenten § 1. Voor de werken onderworpen aan een toelating in toepassing van artikel 3 van onderhavig reglement, met uitzondering van de vervanging van kabels in bestaande kokers, alsook telkens als het College van Burgemeester en Schepenen erin voorziet, wordt een plaatsbeschrijving opgesteld door en op kosten van de houder van de vergunning, tegenstrijdig, vóór en na de werken, in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van de gemeente en de beheerder van de werken of de coördinator van de werken. Als de houder van de vergunning weigert of als, in geval van een gemeenschappelijke werf, alle betrokken concessiehouders geen plaatsbeschrijving opmaken vóór de uitvoering van de werken, wordt het gedeelde van de openbare weg waaraan de werken worden uitgevoerd, verondersteld in goede staat te zijn. § 2. Behoudens tegenstrijdig advies van het College van Burgemeester en Schepenen wordt de plaatsbeschrijving in drievoud opgesteld en bevat ze de volgende elementen: 1. de naam, voornaam en hoedanigheid van de natuurlijke personen die bij de opstelling van de plaatsbeschrijving aanwezig zijn; 2. de datum en het uur waarop de plaatsbeschrijving wordt opgesteld 3. een plan van het terrein waarvan de plaatsbeschrijving wordt opgemaakt, met vermelding van de nummers en de gezichtshoeken van de foto's die eventueel door één van beide partijen worden gevraagd; 4. de door één van de partijen gevraagde meldingen;
14
5. onderaan iedere bladzijde van de plaatsbeschrijving de handtekening van de in punt 1° bedoelde natuurlijke personen. 6. de door de gemeente afgegeven toelating om de werken uit te voeren. De plaatsbeschrijving wordt uiterlijk de dag voor de aanvang van de werken voor handtekening voorgelegd aan het College van Burgemeester en Schepenen. § 3. Na afloop van de werken maakt de houder van de vergunning aan de gemeente de in artikel 31 van onderhavig reglement bedoelde kadastrale documenten over op een informaticadrager die compatibel is met die welke door de gemeente wordt gebruikt. De plaatsbeschrijving na de werken moet uiterlijk binnen de twintig dagen na afloop van de werken worden opgesteld en mag in geen geval worden opgesteld zonder dat de in vorig alinea bedoelde kadastrale documenten werden overgemaakt. § 4. De kadastrale documenten alsook de plaatsbeschrijvingen vóór en na de werken worden bij het oorspronkelijk dossier met de vergunningsaanvraag gevoegd. Artikel 19: Verplichte naleving van de voorschriften van de vergunning, veiligheid, salubriteit en herstelling van de werf. Onverminderd alle andere dwingendere wettelijke of reglementaire bepalingen zijn alle werken op de door onderhavig reglement beoogde openbare wegen onderworpen aan de verplichting qua veiligheid, salubriteit, herstelling van de openbare weg volgens de regels van de kunst en de naleving van de voorschriften van de uitvoeringsvergunning. Artikel 20: Regels met betrekking tot de veiligheid en de salubriteit van de werf. De concessiehouders dienen inzonderheid de volgende veiligheids- en salubriteitsregels in acht te nemen: 1. de werf moet net en ordelijk worden gehouden; dit geldt zowel voor de omgeving, de afsluitingen en de schuttingen als voor het werkterrein zelf en de voertuigen en machines die er worden gebruikt; 2. de werf, met inbegrip van de bijbehorende installaties, de aarde en diverse producten, moet permanent afgezonderd worden van de ruimten voorbehouden voor het personen- en voertuigenverkeer door een vaste afsluiting waarvan de modellen en de gebruiksvoorschriften in bijlage 8 van onderhavig reglement staan, hier en daar onderbroken en vervangen door een niet-aaneensluitende en losse afsluiting op de volgende specifieke punten: - de zones waar het door de werf ingenomen terrein van zodanige aard is dat een vaste afsluiting de normale uitvoering van de werken verhindert; - de in- en uitritten van de machines; 3. voor de werfvoertuigen moet worden voorzien in parkeerplaatsen binnen de werf; buiten de werf mogen geen werfvoertuigen geparkeerd worden; 4. buiten de werf is geen enkele opslagplaats van materialen, graafspecie, aanvullingspecie of afval toegelaten;
15
5. de werf moet worden beschermd tegen mogelijke beschadigingen en worden afgebakend; 6. de werf moet steeds overeenkomstig de regels betreffende het wegverkeer worden aangegeven en overeenkomstig het door de Politie goedgekeurde signalisatieplan; 7. de beplantingen en het stadsmeubilair binnen de werf en in de omgeving ervan moeten een adequate bescherming krijgen; ze moeten worden geïnventariseerd bij de vergunningsaanvraag, aangeduid op de plannen die aan de gemeente worden overgemaakt, en opgenomen in de plaatsbeschrijving die vóór de werken wordt opgesteld; 8. de werken die in fasen kan worden uitgevoerd, moeten zo worden opgevat en georganiseerd dat zij op die manier kan worden uitgevoerd en dat de plaatsen na afloop van iedere fase kunnen worden hersteld; 9. de werfmachines en –voertuigen zijn goed onderhouden, proper en zien er verzorgd uit; bij de besturing ervan worden de beplantingen en het stadsmeubilair ontzien en wordt vermeden dat personen, gevels en voorgevels worden bespat; 10. onverminderd de federale bevoegdheden inzake de bescherming van de werknemers worden de werfinstallaties voor het personeel kraaknet gehouden door onmiddellijk aanplakbiljetten te doen verwijderen en door ze regelmatig schoon te maken en te herschilderen; 11. de vlekken die door de activiteiten van de werf zouden zijn veroorzaakt, worden onmiddellijk en volledig verwijderd; 12. de stammen en wortels van de bomen die zich op het terrein van de werf of in de onmiddellijke omgeving ervan bevinden, worden vooraf volledig beschermd tot op de hoogte en over de oppervlakte die noodzakelijk zijn; de beschermingsvoorzieningen zijn in harmonie met de afsluiting van de werf; die voorzieningen staan beschreven in bijlage 9 van onderhavig reglement; 13. alle nodige maatregelen moeten getroffen worden om de doorgang van de voetgangers te waarborgen en de toegang tot de aanliggende gebouwen en winkels tijdens de werken te waarborgen. 14. De Titel III van de Gewestelijke stedenbouwkundige verordening van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest is van toepassing. Artikel 21: Regels voor de herstelling van de werf Voor de herstelling in goede staat van de werf dienen de concessiehouders inzonderheid de volgende regels na te leven: 1. de herstelling in goede staat respecteert de bestemming(en) van de openbare weg en de behoeften die daaruit voortvloeien, en zij dient te worden uitgevoerd met vergelijkbare materialen met de voorgaande of conform die welke door het College van Burgemeester en Schepenen werden voorgeschreven en de vlakheid van de oppervlakte van de bedekkingen moet hersteld worden in verhouding tot de bestaande bedekkingen.Met het oog hierop moet de aandamming van de opvulling van de sleuf zorgvuldig uitgevoerd worden en de kwaliteit van de opvullingsmaterialen geverifieerd worden om een samendrukbaarheidscoëfficiënt conform aan de voorschriften van het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw te bekomen. Het bestuur kan plaatproeven eisen op kosten van de concessiehouder(s). Indien de resultaten onvoldoende zijn moet de sleuf correct aangedamd en/of opgevuld worden tot het bekomen van de geëiste waarde.In de hypothese dat de gemeente in haar
16
2. 3. 4. 5.
vergunning evenwel het herstel van het voetpad of de rijweg oplegt over een breedte van meer dan het dubbele van de breedte van de opening, of het gebruik van andere dan de bestaande materialen oplegt, betaalt de gemeente echter de eventuele meerkost terug, zoals overeengekomen vóór de aanvang van de werken; de herstelling van werken in fasen gebeurt naar gelang van de voltooiing van de fasen; installaties, machines, materiaal en afval moeten worden verwijderd ten laatste op de dag die werd vastgesteld voor de beëindiging van de werken of de opeenvolgende uitvoeringsfasen; de herstelling houdt in dat beschadigde beplantingen, markeringen en stadsmeubilair dienen te worden hersteld of vervangen; een herstelling in goede staat houdt in dat het gedeelte van de openbare weg waaraan de werken werden uitgevoerd, dient te worden schoongemaakt met inbegrip van het ontstoppen van de slikkers.
Artikel 22: Verklaring van voltooiing van de werken Na de plaatsbeschrijving van de beëindiging van de werken geeft de gemeente aan de houder van de vergunning met een ter post aangetekende zending ofwel een verklaring van voltooiing van de werken, ofwel een ingebreke stelling tot uitvoering van bijkomende werken, binnen een bepaalde termijn, op kosten van de houder van de vergunning of van de betrokken concessiehouders teneinde de plaats opnieuw in overeenstemming te brengen met de voorschriften van de uitvoeringsvergunning, de salubriteitsregels van de werf en/of de regels van de herstelling in goede staat. Indien de bijkomende werken niet binnen de vooropgestelde termijn worden uitgevoerd, kan de gemeente zonder verdere formaliteit uit de overeenkomstig artikel 8 en/of 9 gestelde waarborg(en) het bedrag halen dat nodig is voor de uitvoering van de bevolen bijkomende werken. Na de uitvoering van de werken betekent de gemeente aan de houder van de vergunning met een ter post aangetekende zending een verklaring van voltooiing van de werken. Tenzij het College van Burgemeester en Schepenen er anders over beslist, worden voor de uitvoering van bijkomende werken die zijn bevolen overeenkomstig de eerste alinea, dezelfde regels in acht genomen als die welke gelden voor de in toepassing van artikel 3, eerste en tweede alinea, van onderhavig reglement vergunde werken. In geval van in artikel 7 bedoelde werken maakt de gemeente ter informatie een kopie van de verklaring van de voltooiing over aan de in de eerste alinea bedoelde aangrenzende gemeente(n) en/of de in het tweede alinea bedoelde Directie van de Wegen. Artikel 23: Termijn voor de waarborg van de werken Onverminderd dwingendere wettelijke of reglementaire bepalingen dient de houder van de vergunning de uitgevoerde werken te waarborgen gedurende twee jaar te dateren vanaf de dag van de betekening van de in artikel 22 bedoelde verklaring van voltooiing van de werken.
17
In geval van een gemeenschappelijke werf moeten de betrokken concessiehouders gezamenlijk de uitgevoerde werken waarborgen gedurende de in de eerste alinea vastgelegde periode van twee jaar.
Indien gedurende de in de eerste alinea vastgelegde waarborgtermijn een gebrek opdaagt dat aan de uitgevoerde werken te wijten is, betekent de gemeente de houder van de vergunning een in gebreke stelling aan om binnen een bepaalde termijn de werken uit te voeren die ze beveelt om de werf in goede staat te herstellen. Bij ontstentenis kan de gemeente zonder verdere formaliteit uit de in artikel 8 en/of 9 samengestelde bankwaarborg(en) putten teneinde de werf in goede staat te herstellen. Indien een werf in goede staat wordt hersteld door de houder van de vergunning of door de betrokken concessiehouders of voor zijn/hun rekening, wordt een plaatsbeschrijving van voltooiing van de werken opgesteld, wordt door de gemeente een nieuwe verklaring van voltooiing betekend overeenkomstig artikel 22 en loopt een nieuwe waarborgperiode van twee jaar voor die herstelwerken vanaf de datum van de betekening van de nieuwe verklaring van voltooiing. Indien een werf door de gemeente wordt hersteld, wordt door de gemeente overeenkomstig artikel 22 een nieuwe verklaring van voltooiing betekend en loopt een nieuwe waarborgperiode van twee jaar vanaf de datum van de betekening van de nieuwe verklaring van voltooiing. Artikel 24: Vrijmaking van de financiële waarborg De vrijmaking van de bankwaarborg zal krachtens de voorschriften vervat in bijlagen 3 en 4 van het reglement verricht worden. Artikel 25: Verbod Behoudens dringende noodzakelijkheid met reden omkleed door de aanvrager van de vergunning mag geen enkel nieuw werk worden aangevat op, onder of boven het gedeelte van de openbare weg waaraan werken zijn uitgevoerd, binnen de twee jaar na de voltooiing ervan, vanaf het ogenblik dat ze overeenkomstig artikel 3, eerste alinea, van onderhavig reglement werden gecoördineerd. De dag van de in de eerste alinea, in artikel 22 en in bijlage 3 bedoelde beëindiging van de werken is die van de betekening van de verklaring van voltooiing van de werken en de poststempel heeft bewijskracht. In geval van betekening van verschillende verklaringen van voltooiing is de dag van de beëindiging van de werken die van de betekening van de laatste verklaring van voltooiing van de werken.
18
De dag van de beeïndiging van de werken moet door de betrokken concessiehouder meegedeeld worden aan de kredietinstelling die de bankwaarborg heeft toegekend krachtens artikel 8, en dit door de betekening van een kopie van de werkbeëindigingsverklaring.
Artikel 26: Wijziging van de uitvoeringstermijn Met een beslissing gebaseerd op onvoorziene omstandigheden of overmacht kan het College van Burgemeester en Schepenen de periode voor de uitvoering van de werken die in de in artikel 15 bedoelde vergunning is opgenomen, verlengen of verkorten. In geval van in artikel 7 bedoelde werken maakt de gemeente ter informatie een kopie van de beslissing over aan de in het eerste alinea bedoelde aangrenzende gemeente(n) en/of de in het tweede alinea bedoelde Directie van de Wegen. Artikel 27: Controle Onverminderd de bevoegdheid van de ambtenaar van de openbare macht, is het speciaal door het College van Burgemeester en Schepenen aangestelde gemeentepersoneel belast met de controle op de naleving van dit reglement. Deze personeelsleden kunnen tijdens de uitvoering van hun taak alle proeven, controles en onderzoeken uitvoeren en alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van onderhavig reglement werkelijk in acht worden genomen, en inzonderheid: - iedere persoon ondervragen over ongeacht welk feit waarvan de kennis nuttig is voor de uitoefening van het toezicht; - ter plaatse alle documenten, stukken of andere opzoeken die nuttig zijn voor de uitvoering van hun opdracht, er een fotokopie of andere kopie van nemen, of ze tegen ontvangstbewijs meenemen; - in geval van overtreding een verslag opstellen; Deze personeelsleden mogen tijdens de uitoefening van hun taak de bijstand van een ambtenaar van de openbare macht vorderen, en inzonderheid om op ieder uur van de dag of de nacht de werven te betreden. Artikel 28: Sancties Ingeval de artikelen 3 t/m 9, 17 t/m 25 en 31 niet worden nageleefd, kan de gemeente indien nodig en naar gelang van de ernst van de niet-naleving, die in voorkomend geval blijkt uit het verslag van het in artikel 27 bedoelde personeel, een verwittiging of een proces-verbaal opstellen. Het in de eerste alinea bedoelde proces-verbaal of verwittiging wordt ofwel aan de vermoede dader van de overtreding, ofwel aan de houder van de vergunning gericht met een ter post aangetekende zending.
19
Het bevat in voorkomend geval een kopie van het in de eerste alinea bedoelde verslag en een ingebreke stelling om zich aan te passen aan de voornoemde bepalingen binnen een redelijke termijn, rekening houdend met eventuele hoogdringendheid, alsook in voorkomend geval een bevel om maatregelen te treffen om een einde te stellen aan de niet-naleving.
Indien binnen de vastgelegde termijn geen gevolg werd gegeven aan de ingebreke stelling en/of het bevel omschreven in de verwittiging of in het proces-verbaal, kan de gemeente een (tweede) proces-verbaal opstellen en dat per aangetekend schrijven naar de in gebreke gebleven persoon zenden. Dat proces-verbaal bevat de betekening van de beslissing van de gemeente ambtshalve de maatregelen uit te voeren of te doen uitvoeren die in de verwittiging of in het eerste proces-verbaal ten laste van de overtreder werden bevolen. De door de gemeente gemaakte kosten worden in voorkomend geval zonder verdere formaliteit teruggevorderd op de overeenkomstig artikel 8 en/of 9 van onderhavig reglement samengestelde bankwaarborg(en). Artikel 29: Solidariteit In geval van een gemeenschappelijke werf zijn de betrokken concessiehouders gezamenlijk verantwoordelijk voor de naleving van de verplichtingen van onderhavig reglement en inzonderheid de uitvoering van de werken overeenkomstig de bepalingen van onderhavig reglement en de voorschriften van de door de gemeente afgeleverde vergunning, alsook voor de betaling van de kosten veroorzaakt door de uitvoering van de werken om de werf in overeenstemming te brengen met de voorschriften van de vergunning, de regels met betrekking tot de salubriteit en de veiligheid en/of de regels van herstelling van de werf in goede staat. Artikel 30: Strafbepaling De overtredingen van de bepalingen van onderhavig reglement die niet bij wetten of reglementen zouden zijn voorzien, worden met politiestraffen bestraft. Artikel 31: Kadaster van de ondergrond Vooral de in artikel 3, eerste alinea, van dit reglement bedoelde werken, alsook telkens het College van Burgemeester en Schepenen erin voorziet, dient de houder van de vergunning de volgende kadastrale documenten op te maken: 1) een kadastrale kaart waarvan het model als bijlage 10 is opgenomen; 2) een plan op minimumschaal 1/200, waarop de aard en de afmeting vermeld staan van de kabels, leidingen, kokers en plaatselijke constructies die in het kader van de werken zijn gelegd of uitgevoerd; dat plan moet het mogelijk maken de ligging ervan te bepalen ten opzichte van vaste punten (bijvoorbeeld de gevels van in de buurt van de werf gelegen gebouwen); 3) een of meerdere dwarsdoorsneden op minimumschaal 1/100, waarop de aard en de afmeting vermeld staan van kabels, leidingen, kokers en plaatselijke
20
constructies die in het kader van de werken zijn gelegd of uitgevoerd; iedere doorsnede moet het mogelijk maken te bepalen op welke diepte ze gelegen zijn ten opzichte van het niveau van de openbare weg. Het plan en de dwarsdoorsnede(n), bedoeld in 1° en 2°, vermelden eveneens de plaatsaanwijzingen van de kabels, leidingen, kokers en andere constructies die tijdens de uitvoering van de werken worden aangetroffen. In geval van een gemeenschappelijke werf dienen de gecoördineerde concessiehouders samen de in 2° van huidig artikel bedoelde kadastrale documenten op te stellen. Artikel 32: Overgangsbepalingen De werken die het voorwerp uitmaken van een wegvergunning of ongeacht welke gelijkwaardige vergunning afgegeven vóór de inwerkingtreding van onderhavig reglement, zijn niet onderworpen aan onderhavig reglement op voorwaarde dat de werken ten laatste de 90ste dag na de inwerkingtreding van onderhavig reglement aanvangen. De eis van het in artikel 12, 10°, vermelde plattegrond is pas van toepassing vanaf 1 januari 2002; tot die datum moeten de respectievelijke plannen van elke tussenkomende concessiehouder zich verplicht beperken tot het projekt van de leidende concessiehouder. Wat de in artikel 11, 10°, en 12, 10°, bedoelde plattegrond betreft, dient iedere concessiehouder het topografisch referentieplan te gebruiken dat voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zal worden uitgewerkt. De verplichting aan de gemeente kadastrale documenten over te maken krachtens artikel 18, § 3 en § 4, en artikel 31 treedt in werking op 1 januari 2002. Besloten door de Gemeenteraad in zitting van 6 september 2001 Onderworpen aan een openbaar onderzoek van 24/O9/ tot 8/1O/2OO1 Reglement goedgekeurd door de Voogdijoverheid op 1O.12.2OO1 Bekendgemaakt op 24/09/01
20/09/2001