FREQUENTIELIJST (literaire termen nog niet alle vertaald)

1

2e opzet („en construction‟ / ongecorrigeerd)

FREQUENTIELIJST (literaire termen nog niet alle vertaald) aan de hand doen, doen/ laten opkomen aan aanbellen aanbevelen aanbieden aanbrengen aandacht vestigen op aandringen aangaan aangenaam aangeven aangeven, aanwijzen aangezien aangrijpen (de gelegenheid) aanhanger aanhef (begin van verhaal) aanhouden, aandringen aanknopen aankondigen aankoop aanleg aanleg aanleren aanmerking (in - nemen) aanmerking aanmoedigen aannemen aanpassen aan (zich -) aanpassen aanplakbiljet aanplakbord aanraden aanraken aanroepen aanslag aansporen tot aansporen aanspreken aansteken aantal (een - …) aantal aantrekken (zich niets ... van) aantrekken aantrekken aanvaarden, aannemen aanval aanvaller

suggérer à (etc.: waarom etc. ?) sonner <à la porte> recommander offrir appliquer attirer l'attention f sur; relever insister sur concerner agréable passer qch// dénoncer ('police') indiquer comme; (vu que) saisir l'occasion f partisan entrée f en matière insister <sur> renouer annoncer achat m aménagement m aptitude f <à> (... voor iets) apprendre; faire l'apprentissage m de considérer; prendre en considération susceptible<s> de + INF encourager accepter; adopter// voter s'adapter à adapter placard m panneau m conseiller toucher invoquer; appeler attentat m exhorter à ( >> exhortation) inciter à// provoquer aborder qn; accoster qn allumer un certain nombre de nombre m se moquer de attirer ("naar zich toe") mettre; enfiler (vêtement) accepter attaque f attaquant, -e

2

aanvoerder aanvoeren aanvullend aanwezig aanwezige aanwijzen aanwijzen aanzetten aanzetten tot aanzicht aarde aarzelen, weifelen absoluut absurd accent (beklemtoond) accent achten achter achter achtergrond (figuurlijk) achtergrond (letterlijk) achterin achterkant achterlaten achterlaten, in de steek laten achterspeler achtervolgen, najagen achting acteur acteur actie actief adel (van -) adel ademhalen ader afbeelding afgeplat afgrijzen afgrond afhangen van afhankelijk zijn van afkeuren (afkeuring) afkoelen afkomst afkondigen afleggen afleggen afleiden van afleiden afleiding afloop

chef de file// capitaine („sports‟) alléguer complémentaire présent, -e assistant,-e m/f désigner indiquer; désigner mettre; faire marcher; actionner inciter à ( >> incitation f) vue f terre f hésiter absolu,-e; absolument; forcément ('c'est certain') absurde accent tonique accent m estimer arrière derrière toile f de fond arrière-plan m à l‟arrière („voiture‟)/ au fond („salle‟); dans le fond dossier m // verso m abandonner; laisser derrière soi abandonner arrière m poursuivre estime f acteur m acteur m/ actrice f action (au théâtre) actif,-ve// militante,-e (m/f) noble (m) noblesse f respirer veine f image// planche f („page‟) aplati,-e horreur f gouffre m; abîme m dépendre de relever de désapprouver (désapprobation f) refroidir origine f proclamer; divulguer franchir; couvrir ('distance') se dépouiller de ('vêtements' + fig) dériver de divertir // dériver ('un mot') divertissement m; distraction f issue f

3

afmaken afmaken afnemen afremmen afschaffen afschrikwekkend afschuw afspelen (zich -) afspelen (zich ...) afspelen (zich ...) afspraak maken afspraak afspreken (=het eens worden) afstand afvaardigen afvoer afwas afweren afwezigheid afwisseling afzien van aids al beweert de schrijver nu <wel> alarm aldus alexandrijn algemeen (in het ...) algemeen alinea alledaags alleen (uitsluitend) alleen Alleen, … allegorie alliantie (woord-) alliteratie alsof altijd (nog -) ambtenaar anacoluthe anafoor analogie (naar ... van) analogie analyseren, ontleden anders (zo niet) angst antiphrase f antithèse f aparté apologie apostrophe apparaat

achever terminer; finir retirer// confisquer freiner supprimer; abolir redoutable horreur f; répulsion se passer se dérouler (actief) se situer; être situé,-e (passief) prendre rendez-vous// fixer un rendez-vous rendez-vous m convenir <de> distance f// recul m ('prendre du recul') déléguer; envoyer une députation égout m vaisselle f parer; contrer absence f variation f// variété f renoncer à Sida m l'auteur a beau affirmer que ...., (mais) alerte f; alarme m ainsi; de la sorte alexandrin m en général; généralement général,-e alinéa m; paragraphe m commun(e); quotidien(ne); journalier -ière uniquement seulement Seulement, … allégorie f alliance f de mots allitération comme si + EEN VERLEDEN TIJD toujours fonctionnaire m anacoluthe f anaphore f par analogie f avec analogie f analyser sinon angoisse f; peur f antiphrase f antithèse f aparté apologie apostrophe f appareil m; distributeur m

4

applaudisseren arbeider architectuur, opbouw argument argument argumentatif argumenteren aristocratie; aristocratisch arm armband armoede artikel arts as as assistent assonance assonancerend, geassonanceerd assonantie asyndète atheïsme; atheïst atmosfeer auctorieel verhaal auteur (vrouwelijk) auteur van komedies auteur van tragedies auteur auteur authentiek autobiografie autobiografisch autobiographie avond avontuur avontuurlijk baan baas baksteen ballade band barok (het ...ke) barok Barok baseren op basis bed (naar ... gaan) bedanken bedekken (weer -; geheel -) bedelaar bederven bedoelen (daarmee …) bedoeling, plan

applaudir ouvrier m architecture f// composition f argument argument m; raison f argumentatif (texte -) argumenter aristocratie f; aristocratique bras m bracelet m pauvreté f; misère f// indigence f article m médecin (MAIS: le docteur Jansen) axe m ('maths'/'trafic') cendre<s> fpl aide m/f; adjoint,-e assonance f assonancé,-e assonance f asyndète f athéïsme m; athée m/f atmosphère f; une ambiance f (=sfeer) récit m du narrateur omniscient femme-auteur f auteur m comique auteur m tragique auteur auteur m/f authentique autobiographie f autobiographique autobiographie f soirée f aventure f aventureux,-se; plein<..> d‟ aventures fpl emploi m; poste m; situation f patron m brique f ballade f lien m // bande f le baroque baroque la Baroque fonder sur; baser sur base f se coucher remercier <de> recouvrir mendiant,-e m/f gâter vouloir dire (par là) intention f

5

bedreigen bedriegen bedrijf bedrijf bedrijf, akte bedroefd beëindigen beeld beeld beeldbuis beeldhouwkunst beeldhouwwerk beeldverhaal begaan begerig (gulzig) begin schooljaar begin beginnen begraafplaats begrafenis begraven begrijpen begrip<svermogen> behagen, believen behalen behalve (-) behalve (naast +) behalve (uitgezonderd) behandelen beheersen beheersing beheren behoefte behoren bij (vallen onder) behoren bij behoudend bekemtoning bekend maken bekend maken (openbaren) bekend, welbekend bekennen bekeren bekering bekeuring beklagen beklemtonen, doen uitkomen beklemtoond beknopt beknoptheid bekoring, charme bekwaam bekwaam

menacer tromper; tricher acte m acte m un acte attristé,-e; triste terminer image f statue f ('sculpture') petit écran; sculpture f sculpture f bande f dessinée// images fpl commettre avide rentrée f <scolaire> début; commencement m commencer cimetière m enterrement m; funérailles fpl enterrer comprendre// <soms: entendre> compréhension f plaire <à> remporter; obtenir; décrocher excepté; à l'exception de outre sauf traiter maîtriser; dominer (=heersen ) maîtrise f gérer; administrer besoin m ressortir de relever de // appartenir à conservateur, -trice accentuation f déclarer; proclamer; divulguer; annoncer rendre public; divulguer// notifier// révéler bien connu,-e avouer; admettre convertir conversion f contravention f; procès-verbal m se plaindre <de> accentuer, mettre sous l'accent accentué(e) succint,-e; concis,-e concision f charme m capable; compétent,-e qualifié,-e

6

belachelijk maken ridiculiser; se moquer de belachelijk ridicule beladen met charger de belang stellen in (zich interesseren voor) s‟intéresser à belang intérêt m; importance f belangrijk important,-e belangrijk important,-e; …. d'importance belangrijkst le/a plus important(e); le/a ... principal(e) belangstelling intérêt m <porté à> belasting betalen être imposé belasting impôt<s> m belasting taxe f <sur> belastingbetaler contribuable m beledigen insulter; offenser belediging affront m; insulte f beleg siège m belegeren (het beleg slaan) assiéger beleven vivre// traverser belofte promesse f belonen récompenser beloven promettre bemanning équipage m bemoeien met se mêler à bende bande f; gang m beneden (naar ... brengen) descendre ( + AVOIR) beneden (naar ... gaan) descendre benijden envier benzine essence f beoefenen pratiquer beogen viser <à> bepaald certain // bien déterminé bepalen déterminer// définir beperken tot (zich -) se borner à; se limiter à beperken restreindre; limiter; réduire beperking restriction f; limitation f beproeven éprouver// tenter beproeven expérimenter; tester beproeving épreuve f bereid prêt,-e <à> bereiken atteindre; parvenir à; en arriver à bereiken, er toe raken/ komen parvenir à bereiken, treffen atteindre berekening calcul m; compte m berg (hoop) amoncellement m; tas m; pile f beroemd célèbre// fameux,-se beroemen op (zich -) se vanter de beroep profession f beroepen (zich ... op iemand) s'en rapporter à, en appeler à beroepen (zich ... op iets) invoquer; faire valoir beroven van priver de beroven dérober; voler berusten in se résigner à

7

beschadigen bescheiden bescheiden beschermen bescherming beschikken over beschouwen, bezien beschouwen, overwegen beschrijven beschrijving beslissen beslissing besluit besluit; slot besluiten besluiten; oplossen besmettelijk besmetting bespieden bespotten bespreken bespreken best doen (zijn ...) bestaan (het -) bestaan in + ww bestaan in +vnw/le/la subst.) bestaan in bestaan uit (samengesteld zijn uit) bestaan uit bestaan bestelling bestraat besturen besturen bestuur bestuurder bestuurder betekenen betekenis betoging betoog (literair ...) betoog betoog, uiting betreffen betrekking hebben op betreuren betrouwbaar betrouwbaar betwisten beurs beurtelings bevallen

abîmer; endommager effacé,-e ('homme') modeste; discret,-ète protéger protection f disposer de contempler considérer décrire description f décider décision f résolution f; décision f conclusion f décider <de> résoudre contagieux, -se contagion f guetter railler; se moquer de débattre <de> discuter; discuter de s'appliquer à, s'efforcer de existence f consister à consister en (dans) consister à être composé,-e de; se composer de consister en + SUBST exister (NOOIT: *EXISTER DE) commande f pavé,-e conduire // administrer diriger // gérer administration f; gestion f conducteur, -trice ('trafic') gestionnaire m ('entreprise') signifier; vouloir dire sens m; signification f manifestation f (manif' f) commentaire m composé (van leerling) discours m ; argumentation f démonstration f concerner; regarder se rapporter à; avoir trait à regretter fidèle sûr,-e; fiable// digne de foi contester bourse f// Bourse f à tour de rôle; tour à tour accoucher

8

bevallen plaire <à qn> bevalligheid grâce f bevatten (=begrijpen) saisir, comprendre bevatten comporter; renfermer bevatten concevoir ('pensée'); renfermer bevatten, inhouden contenir bevechten combattre bevel ordre m bevelen ordonner; commander beven trembler; tressaillir bevestigen confirmer// affirmer beving tremblement m bevoegd qualifié,-e bevolking population f bevoorrecht privilégié,-e bevriezen geler bevrijden délivrer; libérer bevrijding libération f bevroren gelé,-e bewaken garder; surveiller bewaker gardien,-nne; surveillant,-e bewaren préserver <de>; sauvegarder bewaren garder; conserver beweegreden mobile m bewegen (zich -) bouger bewegen remuer; bouger; mouvoir beweging (in ... brengen) mettre en action; enclencher beweging (plotselinge -) élan m beweging mouvement m beweren prétendre; affirmer bewerkt (gemaakt) worden rond s'organiser autour bewijs preuve f bewijzen prouver bewonderaar admirateur, -trice bewonderenswaardig admirable;admirablement/ merveilleusement bewustzijn conscience f bezetten occuper bezighouden met (zich -); zorgen voor s'occuper de bezighouden occuper ('l'esprit') bezit possession f bezitten posséder bezorgdheid préoccupation f// (souci m = zorg) bezuinigen économiser; faire des économies bibliografie bibliographie f bidden prier bij elkaar brengen (“vergelijken”) rapprocher bij à; chez etc. bijeenkomen se réunir bijeenkomst réunion f bijfiguur personnage m secondaire bijlage annexe f; supplément m bijten mordre

9

bijvoeglijk naamwoord; benaming bijwonen bijzonder (ADV) bijzonder (in het ...) bijzonder binnen (erbinnen) binnenvallen biografie biografisch blad blaffen blazen blijk geven van blijkbaar blijspel blijven bestaan blijven praten blijven wijzen op blijven blind blindheid bloed bloei (tot ... komen) bloei bloeien bloeiend bocht bodem boeien, meeslepen (zich laten) boeien; zeer geboeid zijn door boeiend boek boekdeel boekentas boekje boerde (fabliau) boete (geld-) bondig bondigheid boodschap („information‟) boodschap boos boosaardig bootje borst borstelen bos bosboterham bouffon bouwen boven gaan (weer naar ...)

épithète f assister à particulièrement notamment; en particulier particulier/particulière// spécial,-e dedans envahir biographie f biographique plateau m aboyer souffler manifester; faire preuve de évidemment; manifestement// appremment comédie f continuer à exister; persister continuer à parler insister sur demeurer, rester aveugle cécité f sang m s'épanouir (fig.) floraison f; prospérité f fleurir (lett. et fig.) prospère virage m; tournant m fond m (se laisser) entraîner passionner; être passionné,-e par captivant ; passionnant livre m; tome m (=division de l'auteur) volume m (=division de l'éditeur) serviette f; cartable m livret m// bouquin m fabliau m amende f concis,-e concision f message m course f; emplette f fâché,-e méchant,-e barque f; petit bateau poitrine f; gorge f; sein m brosser bois m; forêt f forestier tartine f bouffon construire; bâtir remonter

10

boven bovennatuurlijk braken brand branden van brandstof brandweerman breed breekbaar breiwerk breken breken breken brengen naar breuk breuk brief- (briefkunst) brief, zendbrief bromfiets bron bronnen, hulpbronnen brug bruin ("gebruind") bruin BTW buigen (verbuigen) buigen buiten (naar ... gaan) buitenbuiten buitengewoon buitenlands bundel burgemeester burgerij (gegoede ...) burgerlijk burlesque bus (doos) bus bypass catharsis centrum césure cesuur (kleine ...) cesuur, breuk champ lexical champ sémantique chanteren charmant (innemend) chiasme (kruistelling) chronologie chronologisch

au-dessus de merveilleux,-se; surnaturel,-lle vomir incendie m; feu m brûler de (soms: + pour = zeer houden van) carburant m; combustible m ('énergie') pompier m; sapeur-pompier m large fragile tricot m <se> casser briser qch rompre; rompre avec qn ('se séparer') apporter à; porter à fissure ('géol.') rupture f// césure f épistolaire (de l'art épistolaire) épître m// lettre f mobylette f// cyclomoteur m; vélomoteur source f ressources fpl pont m bronzé,-e brun,-e TVA f (taxe à la valeur ajoutée) tordre plier sortir extérieur,-e hors <de>; dehors extraordinaire étranger,-ère recueil ('littérature')// liasse f maire m bourgeoisie f bourgeois,-e burlesque boîte f autobus m// autocar m; car m pontage m ('coeur') catharsis centre m// foyer m césure f coupe f césure f (duidelijke pauze in versregel) champ lexical champ sémantique faire chanter charmant,-e chiasme m chronologie f chronologique

11

circularité circularité circus cirque m Classicisme Classicisme m climax climax m comedie comédie f comediespeler comédien,-nne comique comique commentaar geven, becommentariëren commenter commentaar commentaire m comparaison comparaison f compte des syllabes compte m des syllabes concluderen conclure connecteurs connecteurs connotation connotation conservatief conservateur/ conservatrice consument consommateur,-trice consumeren consommer contact (in .. brengen met) mettre en contact avec contact (in .. staan met) être en contact avec // communiquer avec contact zoeken met contacter; se mettre en contact avec contant au comptant conte (vertellling; verhaal) conte (merveilleux; philosophique) contract contrat m contrast contraste m contre-rejet contre-rejet m controverse controverse f conventie convention f// convenance f conversatie conversation f converseren converser coordination coordination f correspondent („profession‟) correspondancier m correspondent correspondant,-e correspondentie correspondance f corresponderen met correspondre avec; être en correspondance avec coulissen coulisses fpl coupe coupe couplet couplet m creëren créer crematie incinération f crisis crise f cursus cours m daadwerkelijk effectif,-ve; effectivement daarboven là-dessus daarna puis daarop là-dessus (ook: FIG.) daarvoor auparavant; avant dagblad quotidien m dagboek journal m dagelijks quotidien,-ne; quotidiennement dagelijks quotidien,-nne; journalier,-lière dak (onder ... brengen) abriter dak toit m

12

dan ook darm décasyllabe decor déduction deel deelnemen definiëren (omschrijven) deïsme; deïst deken delen deling demonstreren denken (het ...) denken denken, uitdenken denken/ bedenken, dromen dénotation dénouement (ontknoping) derde dergelijk descriptif (beschrijvend) description (functies van de -) dessin destinataire detective-, politie-roman deuce deugd diachronie; -gisch dialectique dialoog dicht dicht dichtbij (verwant) dichtbij dichter dichterbij brengen dichtkunst, het dichten dictie didactisch (onderwijzen) didaktiek didaktisch didascalies dief diefstal (stelen) diégétique dienen dienst (in ... nemen) dienst (in ... treden) dienst diep bedroefd (spijt me erg) diepgaand

Aussi ("begin zin") intestin m décasyllabe f décor m déduction part f// partie f // tome m ('livre') participer à; prendre part à définir deïsme; un/ une déïste couverture f partager // diviser division f// répartition f manifester pensée f penser; songer penser; concevoir songer dénotation dénouement tiers m // troisième; tierce pareil,-le; tel,-le; descriptif (texte -) description (fonctions de la -) dessin m destinataire m policier m; roman policier m; polar m égalité f ('tennis') vertu f diachronie f; diachronique dialectique (plan -) dialogue m dense („trafic‟/ „brouillard‟) fermé,-e proche proche; près de poète m (poétesse f) rapprocher (ook: 'comparer') poésie f (faire des vers) diction f didactique (enseigner) didactique didactique (texte -) didascalies voleur m vol m (voler) diégétique servir engager; embaucher entrer en service; s'engager service m // office m désolé,-e profond,-e; approfondi,-ie

13

diepte diérèse dij dik dikwijls voorkomend direct discotheek discours << >> récit discours direct discours indirect libre discours indirect discours rapporté discussie disposition des rimes (rijmschema) distique document dode dodelijk doden doek („tableau‟) doek („théâtre) doel doel<stelling> doelgroep doelgroep doeltreffend doelwit doetreffendheid dol op dol zijn op dolblij dom dominee dood doodkist doordringen, binnendringen doorlopen doormaken doorzoeken doos dopen dorp dossier double énonciation doven draad (rode …) draaien draaien dragen dragen dralen drama

profondeur f diérèse f cuisse f gros,-se; épais,-se fréquent,-e immédiat,-e// immédiatement; tout de suite discothèque f discours <> récit discours direct discours indirect libre discours indirect discours rapporté discussion f disposition des rimes distique document m mort m/ morte f mortel, mortelle tuer toile f rideau fin f// but m objectif m cible f groupe-cible m efficace cible f efficacité f// efficience f gourmand,-e raffoler de ravi,-e bête; stupide pasteur m mort f cercueil m; bière f ??? pénétrer parcourir // continuer// circuler traverser; vivre fouiller boîte f baptiser village m dossier m double énonciation (= dialogue) éteindre fil m passer (un disque) tourner; tordre ('verdraaien') porter supporter ('chagrin') traîner drame m

14

drama drama-serie op t.v. dramatisch dramatisering drijven dringend verzoeken om droefgeestigheid; droevig dromen dronken droom druk (het - hebben) druk bezocht druk druk druk drukken drukken drukkerij drukte druppel duidelijk maken/doen uitkomen duidelijk duidelijkheid (helderheid) duidelijkheid duiken duim duister, donker duizeling dun durf durven duwen dwang dynamique du jeu e muet („stomme‟ e) echt (waar) echter echtgenoot echtgenote edel edelman edelmoedig edelmoedigheid; edelmoedig één eenheid eens (het ... worden), afspreken eens worden over eens eensgezindheid eenvoud eenvoudig<weg> eenvoudigweg

drame m feuilleton m télévisé dramatique dramatisation f flotter solliciter qch tristesse f; triste rêver ivre; saoûl,-e rêve m; songe m être très pris,-e/ occupé,-e fréquenté,-e animé,-e pressé,-e (je suis pressé) pression f imprimer serrer imprimerie f animation f goutte f expliciter clair,-e// clairement; net,-tte; nettement limpidité f// clarté f netteté f plonger pouce m obscur,-e vertige m mince f audace f oser pousser contrainte f dynamique du jeu e muet vrai,-e; véridique cependant; toutefois mari m; époux m épouse f noble noble m généreux,-se générosité f; généreux,-se un<e> seul<e> unité f// union f se mettre d‟accord se mettre d'accord sur un jour; (il était une fois=er was eens) unanimité f// commun accord m simplicité f simple<ment> bonnement

15

eenzaamheid eer ik het vergeet eerder (liever) eerder ('temps') eerste eerzucht, ambitie eerzuchtig eeuw effect (poëtisch ...) effect effect eigen (aan) eigen eigen(naam) eigenaar eigendom eigenschap eind eind eindexamen eindexamen eindexamenkandidaat eindrijm eis eisen (ver-) (noodzakelijk maken) eisen elders elegantie élégiaque ( >> élégie) éléments modificateurs elisie elleboog ellende ellips emphase emphatique enchâssement enjambement énoncé énonciation enthousiasme entracte epicurisme; epicurist epiek epigram episch episode epos, heldendicht er is/ er zijn erboven eredienst ergens anders

plus tôt

solitude f à propos; j'y pense plutôt premier,-ière; principal,-e ambition f ambitieux,-se siècle m; ook fig.: âge m effet m poétique effet m titre m („Bourse‟) propre (à) propre nom m propre propriétaire m propriété f propriété f (“choses”); la qualité bout m fin f bac/ bachot/ baccalauréat m examen m de fin d'études bachelier assonance// rime finale revendication f; exigence f exiger exiger// revendiquer ailleurs; autre part élégance f élégiaque éléments modificateurs élision f coude m misère f ellipse emphase emphatique enchâssement (= récit enchâssé) enjambement m énoncé m (types d‟…) énonciation f enthousiasme m entracte m épicurisme m; épicuriste m/f genre épique// épopée f épigramme f épique épisode m épopée f il y a dessus culte m ailleurs; autre part

16

erger (slechter) ergeren (zeer -) erkennen (herkennen) erkenning (herkenning) ernstig ernstig erop ervaring essay essayist essentie euphemisme even ... als evenals eveneens evenement evenveel evenwicht evolutie; (ver)loop examen Existentialisme existentialistisch experiment extra ezel fabelschrijver fable fabriek factor fantastisch feuilleton fictie fictie fiets fietser figuur fijnproever film filosofie firma firma flashback flash-forward flatgebouw flauw flauwvallen flink fluiten focalisation focalisation focalisation folie (vel)

pire exaspérer reconnaître reconnaissance f grave grave; sérieux,-se// sérieusement dessus// y (etc.) expérience f essai m essayiste m/f essence f euphémisme m aussi ... que comme; ainsi que; de même que également événement m// manifestation f autant équilibre m évolution f examen m Existentialisme m existentialiste m/f expérience f supplémentaire âne m fabuliste m fable f usine f; fabrique; manufacture f facteur m fantastique feuilleton m fiction f fiction f vélo m; bicyclette f cycliste figure f; image f gourmet m pellicule f // film m philosophie f firme f// établissement<s> m société f (entreprise f) retour m en arrière// regard m en arrière regard m en avant// prospection f immeuble m fade; insipide s'évanouir ferme// costaud,-e siffler focalisation interne focalisation externe focalisation omnisciente pellicule f

17

fooi force agissante formaat fout fragment fris functie functies van de taal (taalfuncties) gaan door gaan zitten gadeslaan, waarnemen gang, loop gangbaar gastvrouw gat gazon geadresseerde gebaar gebergte (bergen) gebeuren (plotseling -) gebeuren gebeurtenis gebied geboorte geboren worden gebrek gebrek gebruik (hernieuwd ...) gebruik gebruikelijk gebruiken (= ‟bezigen‟) gebruiken gebruiker gebruiksaanwijzing gedaan krijgen gedaante gedaanteverandering gedachte gedicht (kort ...); versje gedicht gedrag gedragen (zich) geducht geduldig geel worden geen enkel geest geest; (van de ...) geestdrift geestelijk geheel (een ...) geheel

pourboire m force agissante format m faute f fragment m frais, fraîche fonction f fonctions du langage traverser// passer à travers/ au travers de s'asseoir observer allure f courant,-e hôtesse f trou m pelouse f destinataire m geste m montagne f survenir arriver; se passer (Cela se passe à/en) événement m domaine m // région f naissance f naître manque <de> m; pénurie f défaut m; déficience f réemploi m// reprise f emploi m, utilisation f; usage m usuel,-le (user des mots grossiers) employer; utiliser; se servir de (NIET: user) utilisateur m; usager m mode m d'emploi m obtenir figure f transformation f; métamorphose f pensée f; idée f poésie f poème m conduite f; comportement m se comporter, se conduire redoutable patient,-e// patiemment jaunir nul,-le; aucun,-e esprit m esprit m; spirituel,-lle entraîn<ement> m; enthousiasme m spirituel,-lle ensemble m (un -) ; un tout entier/entière// total,-e

18

geheim geheim geheimzinnig(heid) geheugen geijkte formulering geit<ekaas> gek maken gek gelasten (gebieden) geldstuk geleden (twee jaar -) geleding geleerd geleerdheid gelegenheid geleidelijk geliefde gelijk (vijftien -) gelijk gelijkheid gelofte geloof; gelovig geloven geloven geluid geluid, klank geluk geluk gemak gemakkelijk gemakkelijkeheid gemeen gemeenplaats gemeenplaats gemeenschap gemeenschappelijk gemeente gemeente gemeentehuis gemeenteraad gemengd gemiddeld gemiddelde genade; gratie genegenheid genoeg genre des rimes genre georganiseerd gepraat (het …) geregeld gerust

secret m secret/secrète mystérieux m// mystérieux,-se mémoire f expression f consacrée chèvre f (du chèvre) affoler; rendre fou fou, folle, fous, folles enjoindre qn à faire qch// intimer pièce f il y a deux ans; voici (voilà) deux ans articulation f savant,-e; érudit,-e érudition f occasion f; opportunité f graduellement;progressif,-e; progressivement amant,-e // maîtresse f quinze à; quinze partout ('tennis') égal,-e; pareil, pareille égalité f voeu m foi f (croyance f); croyant,-e croire croire à/ en bruit m son m bonheur m chance f aisance m; aise f; facilité f facilement; aisément facilité f méchant,-e lieu commun lieu m commun société f// communauté f// rapports <sexuels> commun,-e commune f commune f; municipalité f mairie f conseil m municipal mixte; mélangé,-e en moyenne moyenne f grâce f affection f; inclinaison f assez; suffisant,-e/ suffisamment genre des rimes genre m rangé,-e propos m; discussion f rangé,-e// arrangé,-e tranquille

19

geruststellen geschikt om geschoren geschrift gesloten einde gesprek gesteente gestelde (het …) ('propos') gestuelle getal (in groten ...e) getroffene getuige getuigen getuigenis gevaar lopen om geval gevangene geven (=spelen) gevoel gevoelen gevoelig („lichtgeraakt‟) gevoelig gevoeligheid; gevoelig gevolg gewaarwording geweer geweld gewend geweten; bewustzijn gewicht gewichtigheid gewoon gewoonlijk gewoonte gewoonten gezang („eglise‟) gezang gezelschap gezicht ('expression') gezicht gids gijzelaar (gegijzelde) gijzeling gijzelnemer glans glans; tekenends gleuf glijden glimlach glimlachen God (godin) goddelijk

rassurer; apaiser propre à; propice à rasé,-e écrit m fin f ouverte conversation f roche f; rocher m// pierre f assertion f; affirmation f gestuelle f nombreux,-se; en grand nombre sinistré m// le/la/les ... touché<e>s par témoin m témoigner témoignage m risquer de ; courir le risque de cas m prisonnier,-ière m/f donner (:On donne ce soir L'Avare) sentiment m ressentir susceptible; irascible délicat,-e // sensible sensibilité f; sensible effet m; conséquence f sensation f fusil m violence f habitué,-e; accoutumé,-e conscience f poids m importance f ordinaire// ordinairement// simple<ment> habituellement; d'habitude; d'ordinaire coutume f; habitude f coutumes fpl cantique m chant m compagnie f// société f mine f figure f; face f; visage m guide m/f otage m prise f d'otage preneur d'otage éclat m relief m (donner du relief à) fente f glisser sourire m sourire Dieu (déesse f) divin,-e

20

goden goed passen bij (aller bien avec) goed passen bij (aller bien avec) goed passen bij (aller bien avec) goed passen bij (aller bien avec) goeddunken goedkeuren (=aannemen) goedkeuren (goedkeuring) golf gooien goot gordijn goud goudkleurig graad graag graan gradation gradation graf grapje grappig gras gratie gratis graven graven grendel grens grijpen (bevatten) grijpen (het -) groeien groente groep grof grommen grond grondgebied grondvesten groot groot grootbrengen grootmoedigheid; grootmoedig grootte grootte grote groter maken groter worden grotesk gul gulzig gunst

dieux mpl cadrer avec correspondre à être conforme à répondre à gré m (au gré de …) voter approuver; agréer// approbation f vague f jeter égout m // gouttière f ('toit') rideau m or m doré,-e degré m volontiers blé m gradation f gradation <descendante> f tombe f plaisanterie f// blague f (mop) drôle; marrant,-e herbe f grâce f gratuit,-e// gratuitement creuser fouiller; creuser verrou m frontière f saisir prise f// saisie f pousser// croître; s‟accroître légume<s> m groupe m; bande f grossier, -ière gronder; grommeler sol m territoire m constituer grand,-e; important,-e élever grandeur f d'âme; avec de la ... importance; grandeur f taille f (ook: lengte) majeur,-e grandir; agrandir s'agrandir; grandir grotesque généreux,-se gourmand; goulûment faveur f

21

gunstig haag haakje (tussen ...s) haard (huiselijke -) haard haasten (zich -) halen (er uit …) halfvers (van alexandrijn ) ham handdoek handel (illegale -) handel handelaar handelaar handelen (het gaat over ...) handelen handeling handeling handhaven handig handtekening handvol hangen hanteren hap hard worden/ maken hard harde schijf („hard disc‟) hardklinkend hardware harmonie harmonie harmonieus hart (op het ... drukken) hart hartelijk hartstocht (passie) hartverscheurend hebben (het ... over) hedendaags, eigentijds heel +ADJ heel wat heengegaan (=gestorven) heersen heersen, regeren heg heidendom; heiden<s> heilig hek hekel (een ... hebben aan) hel ( >> hels) held

favorable haie f entre parenthèses fpl foyer m poêle m// cheminée f// foyer m (FIG) se presser; se dépêcher de degager; relever qch hémistiche f jambon m serviette f trafic m commerce m actant m commerçant// trafiquant m agir (il s'agit de ...) procéder; agir action f action f// acte m maintenir habile signature f poignée f suspendre; pendre manier bouchée f durcir dur,-e; rude disque dur éclatant,-e // bruyant,-e// sonore matériel m harmonie (imitative; suggestive) harmonie f harmonieux,-se recommander <de> coeur m (uit het hoofd=par coeur) cordial,-e; cordialement passion f navrant,-e traiter de contemporain,-e très; fort bien des; pas mal de disparu,-e régner // sévir (FIG) régner (er heerst= il règne) haie f paganisme m; païen,-nne sacré,-e grille f// clôture f détester + 4 enfer m; (infernal,-e) héros

22

held; heldin heldendicht (Middeleeuwen) heldendicht helder, duidelijk helder; helder klinkend helderheid; duidelijkheid helft helling helm helpen hemel (hemels) hémistiche herder,-in herdersherhaling herinneren (zich -) herinneren aan herinnering herleiden tot, terugbrengen tot héroï-comique heropvoering hersenen herstellen hervatten heup hevig (zich ...interesseren voor) hexameter hiatus hier is/ hier zijn hij/zij-verhaal hinderen historicus historie (verhaal) historisch hitte hoe handig zij ook is hoe handig zij ook is hoek hoeveelheid, kwantiteit hoewel ik (hem) wel begrijp hoewel hof (het ... maken) hof (hoofs) hol honderdtal honger hongersnood hoofdletter hoofdpersoon hoofdstad hoofstuk hoogte

le héros/l'héroïne chanson f de geste (Moyen Age) épopée f; poème m épique clair,-e sonore clarté f; limpidité f moitié f (demi m) pente f casque m secourir; aider ciel m; (céleste) hémistiche berger,-ère pastoral,-e répétition f; reprise f se rappeler qch; se souvenir de qch rappeler (je vous rappelle que ...) souvenir m; mémoire f réduire à héroï-comique reprise f cerveau m// cervelle f réparer; corriger reprendre hanche f se passionner pour hexamètre m (=division en 6 du vers) hiatus m voici récit m à la troisième personne gêner historien m histoire historique chaleur f quelque/ si/ pour habile qu'elle soit tout habile qu‟elle est coin m quantité f tout en (le) comprenant (...), je bien que +S; encore que +S faire la cour à qqn; courtiser qqn cour f (courtois,-e) creux,-se centaine f faim f famine f capitale f personnage principal (p. central) m capitale f chapitre m hauteur f; altitude f

23

hoop (berg) hoop; hopen horen (ik heb van X gehoord dat) horen dat horen houden houding hout hoveling huid huidig Huidige Tijd huilen huishuishouden huiskamer huiswerk hulp humor; humoristisch hut huur huwelijk hypallage hyperbool hypothse ideaal ijdelheid ik (het "...") ik-persoon ik-verhaal immers (omdat -) impliciet imponeren in elkaar zetten inboezemen, inspireren indices d‟organisation indices de subjectivité indruk induction ingaan op een opmerking ingeven, inspireren ingewanden inhalen inhoud inhoudsopgave inleiden inleiding inlichten innemen (het -) inrichten inrichten, ordenen; houden

prise f

tas m; amoncellement m espoir m; espérer apprendre (j‟ai appris par X que) entendre dire que entendre tenir // conserver; garder attitude f <devant> bois m courtisan m; courtisane f peau f actuel,-lle// courant,-e L'Epoque f contemporaine pleurer domestique ménage m séjour m; salle de séjour m; salon m devoirs mpl secours m// aide f humour f humoristique cabane f loyer m mariage m hypallage hyperbole hypothèse idéal,-e vanité f le moi personnage-je m récit m à la première personne// moi-narrateur m puisque implicite en imposer à qqn; faire impression sur assembler inspirer indices d‟organisation indices de subjectivité (= modalisateurs) impression f induction relever une remarque inspirer; suggérer; (insuffler) intestins m rejoindre contenu m index m; sommaire m introduire// présenter introduction f informer de// renseigner sur aménager organiser

24

inroepen (hulp) inschenken inschrijven (zich - voor) inslaan inslikken insluiten inspannen (zich -) inspanning instelling instorten intellectueel intelligent interessant intiem intonatie intrige inversie; omkering invloed hebben op iets invloed invoeren, binnenleiden inwijden inwijding inwoner inzetten (zich -) inzicht ironie irriteren ja zelfs (en zelfs) jaartelling (tijdperk) jaloersheid; jaloers jaloezie jammer (het is … dat) jasje jeugd joch jood juist toen juist juistheid onderzoeken van (verifiëren) juxtaposition kade kader (="plek", omgeving) kamer (vertrek) pièce f kamer (zaal) kant kantoor kapitaal kapot gaan karakter karakter karikatuur kauwen

invoquer (du secours)// implorer verser inscrire; s‟inscrire à enfoncer avaler inclure; joindre ('lettre')// encercler s'efforcer <de> effort m organisme m // institution f s'effondrer; s'écrouler intellectuel,-lle (m/f) intelligent,-e intéressant,-e intime intonation f intrigue f; le noeud <de l'action> inversion f influer sur qch; influencer qch influence f introduire initier (à) initiation f habitant m s'engager vue f ironie f énerver; irriter voire ère f jalousie f; jaloux,-se jalousie f // envie f dommage (c‟est … que +S) veston m; veste f jeunesse f gosse m juif, -ve comme + IMPARFAIT (en in hoofzin: PS) exact,-e// juste// correct,-e vérifier juxtaposition quai m cadre m (="lieu" m, abords mpl) salle f côté m bureau m capital m se casser caractère m caractère m// personnage m caricature f mâcher

25

keel keerpunt keizerrijk kelder kenmerk; kenmerkend kennis kennis kerkdienst kern keten ketting kiezen voor („politiek‟) kiezen voor kiezen (uitkiezen) kiezen kiezer kijken naar kijker kinderjaren klaar klaarmaken klank klankvolheid, klankeffect klassiek klassiek klauw kledingstuk kletsen kleuren kleurmenging; schijn klimaat klimmen klinken klinker kloof kloppen klucht klucht knagen aan knap (lief) knutselen koken kolom komedie (intrige...) komedie (karakter...) komedie (zeden...) komen (plotseling …) komen tot, bereiken komisch komma konijn kooi

gorge f tournant m; point m tournant empire m cave f caractéristique f; caractéristique <de> connaissance f („personne‟) connaissance<s> fpl// savoir m office m// culte m noyau m// fond m chaîne f chaîne f voter pour („stemmen op‟) opter pour élire choisir électeur m regarder +4// considérer spectateur m; spectatrice f enfance f prêt,-e préparer son m// sonorité f sonorité f; effet m sonore classique classique griffe f vêtement; habit m bavarder colorer// colorier coloris m climat m grimper retentir; sonner voyelle f fossé m (FIG)// fissure f; crevasse f; fente f frapper farce farce f rogner à mignon,-ne bricoler faire la cuisine; cuisiner // cuire colonne f comédie f d'intrigue comédie f de caractère comédie f de moeurs survenir parvenir à; en arriver à; (atteindre à) comique virgule f lapin m cage f

26

koop (aan-) koopwaar koper<en> koppig doorgaan met koppig kort geleden kort korter maken korter worden kosten kosten kouwelijk krabben kracht (macht) kracht (van ... zijn) kracht kracht krachtsinspanning krant; dagelijks kreet,schreeuw; geschreeuw kreunen krijgen, verkrijgen kritiek kritikus kroniek kroniekschrijver kruid kruis krul kuil kuis, eerbaar kunnen/mogen kunstgreep; bedrevenheid kussen (elkaar -) kussen kussen kwaadspreken kwajongen kwaliteit kwartier kwatrijn kweken kwestie kwetsen kwitantie laag (de -) laatst land (aan ... gaan; landen) landbouwlandgenoot landschap langzaam

.

achat m marchandise f; denrée f cuivre m (en cuivre) s'obstiner à têtu,-e; entêté,-e; obstiné,-e naguère// très récemment bref/ brève; brièvement// court,-e raccourcir se raccourcir coût m// frais mpl coûter frileux,-se gratter puissance f; (pouvoir m) être en vigueur f force vigueur f// fermeté f effort m quotidien m; quotidien,-nne cri m; les cris mpl gémir obtenir critique f critique m/f chronique f chroniqueur m herbe f croix f boucle f fosse f pudique pouvoir// être autorisé à artifice m s‟embrasser// se donner un baiser/la bise// coussin m embrasser; donner un baiser (la bise) médire <de> gamin m; gosse m qualité f quart m d'heure quatrain m cultiver question f (affaire f) blessen; heurter quittance f couche f dernièrement// récemment atterrir agricole compatriote m/f paysage m lent// lentement

27

last laten voorgaan laten wachten (op zich ...) laten zien laten latere lauw lawaai lawaai (groot/ hels) leeg leer leer; leder legen (=ledigen) legende leiden leiden leider leidmotief (leitmotieven) lenen (zich ... tot) lenen (zich niet ... tot) lenen aan lenen van lengte lente leren les letteren lettergreep lettergrepen (met ...) leugen leuk (dat vind ik leuk) leuk gevonden worden leunen leuning levend levende (de ...) levendig levendigheid levensmiddelen leveren (af-) leveren levering lichamelijk (fysisch) licht (het -) licht licht, luchtig lichtgeraakt lid lied, gezang lied, liedje lief liefde

charge f s'effacer devant ; céder le passage à qqn traîner// se faire attendre montrer laisser // faire ultérieur,-e tiède // mollement éclat m (éclats de voix) fracas m; vacarme m; tapage m vide; creux doctrine f cuir m (en/<de> cuir) vider légende f conduire // gérer diriger // mener// administrer// gérer chef m// dirigeant m// leader m leitmotiv m (pl. op -e) se prêter à se refuser à prêter à emprunter à taille f // longueur f printemps m apprendre cours m; leçon f les lettres f syllabe f syllabique mensonge m cela me plaît; cela m'amuse plaire (il plaît à tout le monde) s‟appuyer <sur> dossier m vivant,-e vivant m vif; vive vivacité f vivres mpl// provisions fpl livrer fournir livraison f physique lumière f clair,-e (une couleur bleu clair) léger; légère ombrageux; irascible membre m chant m chanson f mignon,-ne// .... chéri amour m

28

liever lift lijden (het -) lijden aan lijken op lijkrede likken liniaal links („politique‟) list (truc) literair literatuur literatuur litotes logica; logisch logique du discours loket long loop lopen (het -) losbarsten losmaken (vrijmaken); er uit halen losmaken van (zich -) losmaken van lot (nood-) lot lotsbestemming louer lovend luchtvaart luiden (klinken) lyriek lyrisch lyrisme maagd Maria maagd maar drie maat maat maat maatregel maatschappij („entreprise‟) macht (kracht) macht machtig, krachtig mager maken ( maken) maken makkelijk mand manier (op die -) manier

plutôt ascenseur m souffrance f souffrir de ressembler à oraison f funèbre lécher règle f de gauche ruse f// astuce f littéraire littérature f littérature f// lettres fpl litote f logique f; logique logique du discours guichet m poumon m cours m// courant m marche f éclater dégager se détacher de dégager; détacher destin m// destinée f sort m// destin m destinée f huren laudatif,-ve aviation f sonner lyrisme m lyrique lyrisme m la Vierge Marie vierge f seulement trois/ trois eulement mesure f mesure f// (pointure f “chaussures)) taille f // mesure f // dimension f mesure f société f// compagnie le pouvoir pouvoir m; puissance f puissant,-e maigre; chétif,-ve rendre effectuer// faire // rendre facile; aisé,-e panier m de la sorte manière <de + nom>// écriture f

29

manier manifest mannelijk markt (op de - <=ECONOMIE>) markt masker mate (in gelijke -) mate materiaal matras mededeling (vertrouwelijke ..) mededeling medeklinker medelijden medeplichtig<e> medeplichtigheid medeweten (met - van) medeweten (zonder -) meebrengen (met zich ...) meebrengen meedogenloos (onbarmhartig) meegaan met meegesleept worden door meenemen meer (het -) meer meerdere (=verscheidene) meerderheid meerderjarig meeslepen/ meevoeren meester meid melodrama melodramatisch memoirenschrijver memoires memorie (geheugen) menen mengen menig menigte mening menselijkheid mensen mensheid merendeel merk merkbaar merveilleux met name metafoor meten

manière f; façon f manifeste m masculin,-e sur le marché marché f (au marché) masque m également degré m <de> matériel m// matériau m ('construction') matelas m confidence f communication f ; information f; annonce f consonne f pitié f complice <m/f> complicité f au su de à l'insu de entraîner amener; apporter impitoyable accompagner qn être entraîné,-e par emporter // emmener lac m davantage; plus plusieurs majorité f majeur,-e entraîner maître m gamine f; fille f mélodrame m mélodramatique mémorialiste m mémoires fpl mémoire f estimer// être d'avis mélanger maint/ mainte (maintes fois) foule f avis m; opinion f humanité f gens fpl; monde m humanité f plupart f (la - +VERBE AU PLURIEL) marque f sensible; perceptible merveilleux notamment métaphore f mesurer

30

methode metonymia metrum meubilair middagvoorstelling middel Middeleeuwen; middeleeuws midden (te ... van) midden mijmering, gepijns mijn (de -e) mijn mikken minachting minder belangrijk minder mindere minderjarig minderwaardigheid mis misbruik maken van misbruik misdaad misdrijf mise en abyme mise en scène mishandelen mislukken missen missie mits modalisation model modern Moderne Tijd moed moeder-/ moederlijk moeilijk moeilijkheid moeite hebben om moeite moeten moeten moment monologue moord moordenaar mopperen moralist moreel inlaten/verplichten motif motor

méthode f métonymie f mètre mobilier m; meubles mpl matinée f moyen m Moyen Age m; médiéval, moyen-âgeux,-se parmi; au milieu de milieu m rêverie f le mien/ la mienne/les miens/les miennes mine f viser mépris m mineur,-e; de moindre importance moins <de>/ moindre mineur,-e infériorité f messe f abuser de abus m crime m délit m// crime m mise en abyme mise f en scène maltraiter échouer; rater; être un échec se passer de; manquer; faire défaut mission f pourvu que +S modalisation modèle m moderne Les Temps modernes (>1789) courage m maternel,-le difficile; pénible difficulté f avoir du mal à peine f// difficulté f devoir// falloir// avoir à falloir (il faut +INF; il faut que +S) instant m; moment m monologue m meurtre m; assassinat m meurtrier m; assassin m gronder; grommeler moraliste m s'engager à motif m moteur m

31

motorfiets mouw muurkast mysticus,-a mystiek mythe naakt (bloot) na-apen naar (in de richting van) naar voren brengen.,eruit halen naar nabij(gelegen) nabijheid nabloeier, epigoon nachtclub nadat nadeel nadenken over naleven, nakomen Naturalisme naturalistisch nature des rimes natuur (naar de ...) natuur (ook:=aard) natuur natuurlijk nauw navigatie navolgen, imiteren navolgend navolger navorsen nawoord nederlaag neef neerkomen op neerschieten neerslaan neerzetten neerzetten neigen tot neiging hebben om neiging nek nemen net<werk> nicht niet in staat niet weten, onkundig zijn van niets (helemaal -) nieuws nieuwsgierig

moto f manche f placard m mystique m/f mystique m; mysticisme m mythe m nu,-e// dénudé,-e singer vers relever pénible; triste; sombre proche (de) proximité f épigone m bôite f <de nuit> après que +IND inconvénient m; désavantage m réfléchir sur/ à observer; respecter Le Naturalisme naturaliste nature des rimes d'après nature nature (ex. la nature de l'homme) nature f évidemment; bien sûr étroit,-e navigation f imiter postérieur,-e imitateur; -trice rechercher postface f défaite f cousin m// neveu m revenir à descendre; tirer dessus écraser; abattre déposer; poser; placer noter („écrire‟) pencher vers tendre à tendance f // penchant m nuque f prendre réseau m cousine f// nièce f incapable <de> ignorer rien du tout nouvelles fpl curieux,-se

32

niveau (taal-) nodig hebben noemen noeud de l‟action dramatique nog altijd nogal noodzaak (dringende -) noodzakelijkerwijs Nouveau Roman novelle novellenschrijver nu pas nutteloos nuttig octosyllabe ode oefenen (zich ... in) oever offer ofschoon om te omcirkelen omgekeerd omgooien omhelzen omhoog brengen omhoog gaan omkeren omlaag doen omniscience (alwetendheid) omringen omschrijven (nauwkeurig ...) omschrijven omstreeks (ongeveer) omstreeks omvang omverwerpen onafgebroken onafhankelijk onbeduidend onbekend onbekwaam onbescheiden onbewustheid; onbewust ondanks onder onderbreken onderbroek (slipje) onderdak onderdeel onderdrukken onderdrukken

niveau de langue falloir (il me faut ...); avoir besoin de nommer// citer noeud de l‟action dramatique toujours; (encore et toujours) plutôt; assez urgence f forcément; nécessairement Le Nouveau Roman nouvelle f nouvelliste m ce n'est que maintenant; seulement maintenant inutile utile octosyllabe ode f s'exercer à rive f sacrifice m quoique f afin de; pour encercler à l'inverse// inversement renverser embrasser monter (+AVOIR) monter retourner; faire marche arrière baisser omniscience f entourer préciser décrire approximativement vers// aux approches de étendue f renverser continu,-e// continûment; sans cesse indépendant,-e insignifiant,-e; mince inconnu,-ue incapable; inapte indiscret, indiscrète inconscience f; inconscient,-e malgré sous interrompre slip m// (caleçon m) logement m // refuge m pièce f <de rechange> opprimer; oppresser réprimer ('réaction')

33

ondergaan ondergeschikt onderhandelen onderhandeling onderhoud onderhouden ondernemen onderneming onderscheiden ondersteboven halen ondersteunen onderstrepen, doen uitkomen ondervinden ondervragen onderwerp onderwijs onderwijzen onderwijzen onderwijzer onderworpenheid onderzoek onderzoeken onderzoeking; onderzoek ondeugd ondeugend ongegrond ongehoorzaam ongehuwd ongelijk ongelofelijk ongeluk ongelukkig ongemanierd ongerust maken (zich …) ongerustheid ongeval ongeveer ongewoon, ongewone onhandigheid onkosten onlangs onmisbaar onrust onschuldig onstaan, geboren worden ontboezemen ontbreken (er … er drie) ontdekken, blootleggen ontdoen van onthouden van (zich -) onthouden onthullen

subir subalterne négocier négociation f entretien m entretenir entreprendre entreprise f distinguer bouleverser// bouleversement m soutenir souligner éprouver// ressentir interroger sujet m // matière f enseignement m enseigner instruire; enseigner instituteur (-trice) soumission f examen m; investigation f rechercher; aller à la recherche de recherche f vice m malin, maligne gratuit,-e//gratuitement; sans fondement désobéissant,-e célibataire; non-marié,-e tort (avoir ...) incroyable accident m malheureux,-se grossier, -ière// ce ne sont pas des manières inquiéter (s‟ …) inquiétude f accident m// sinistre m environ; à peu près insolite maladresse f frais mpl récemment indispensable trouble<s> mpl // inquiétude f innocent,-e naître épancher manquer (il en manque trois) découvrir se débarrasser de; se défaire de s'abstenir de retenir inaugurer ('monument')

34

onthullen, openbaren ontkennen ontketenen ontknoping ontlasten ontleden ontleding (analyse) ontlening (aan) ontluiking, ontplooiing ontmoeten ontmoeting ontroerd worden door ontroerd ontroeren; diep ontroeren ontroerend ontroering ontsnappen aan ontsnappen uit ontspannen (zich -) ontstaan (doen -) ontstaan ontvallen ontvangen ontvluchten ontwaken (het -) ontwerp, opzet (opstel) ontwerp, schema ontwerpen ontwikkelen, uitwerken ontwikkeling onverschillig onverschilligheid onverstoorbaar onweer onzinnigheid oog oogst ooit ook oor oordelen oorlog oorsprong („wortels‟) oorsprong oorzaak oostelijk oosten op de markt brengen opbeurend opbouw; bouw, samenstelling opbouwen opbrengen

révéler nier; dénier déclencher// déchaîner dénouement m décharger analyser// disséquer analyse f emprunt m (à) épanouissement m rencontrer rencontre f s'émouvoir de ému,-ue émouvoir; pénétrer émouvant,-e émotion f échapper à s'échapper de; s'évader de se détendre susciter naître; se créer/ être créé échapper (cela m'a échappé) recevoir; acceuillir s'enfuir de, s'évader de réveil m plan m; conception f plan („rédaction‟)// schéma m concevoir développer développement m// évolution f indifférent,-e négligence f // indifférence f impassible; orage m bêtise f oeil m (yeux pl) récolte f// moisson f jamais aussi; également oreille f juger <de> guerre f racines fpl origine f cause f oriental,-e Orient m lancer <sur le marché> réconfortant,-e composition f composer// construire rapporter <de l‟argent>

35

opbrengst opbrengst opbrengsten opdat (om) opdracht opdragen aan opdringen (zich), zich dwingen opeenvolging open einde openbaar openbaren openbaren openen opera opereren opgeven (zwichten) opgeven opheffen ophopen ophouden met opkomst (op het toneel) opkopen opleggen opleggen; opdringen oplopen ("ziekte") oplossen oplossing opmaken (zich -) opmerkelijk opmerkelijk opmerken (opmerking maken) opmerken opmerking opnemen ("vluchtelingen") opnemen opnoemen, aanhalen oppakken oppervlakkig oprecht oprechtheid oprichten („stichten”) oprichten oproepen (beelden); ophalen opruimen opscheppen opschorten opschrijven, aantekenen opsluiten opspringen opspuiten opstaan opstand

production f; produit m// resultat m rendement m revenus mpl pour que +S charge f// mission f// devoir („école‟) dédier à s'imposer <à> succession f fin f ouverte public,-que// laïque révéler révéler; rendre publi ??? inaugurer; ouvrir opéra opérer céder abandonner éliminer// annuler s'amasser cesser de ; arrêter de entrée f en scène racheter (>> rachat m) infliger imposer attraper; contracter résoudre solution f se maquiller remarquable remarquable<ment> faire remarquer/ faire observer apercevoir; remarquer remarque f; observation f recueillir <des réfugiés> enregistrer// absorber citer ramasser; recueillir superficiel,-lle sincère sincérité f fonder dresser évoquer ranger <ses affaires etc.> se vanter de suspendre (suspension f) noter enfermer bondir jaillir se lever révolte f

36

opstel opstootje opstropen optekenen optillen optrekken opvatten, uit/ bedenken opvatting opvliegend opvoeren opvolgen (-ing) opvolger opwarmen opwekken opwelling opwinden (zich -) opwinden opzet opzettelijk opzetten opzicht oratoire orde (volgorde) ordenen orgaan organisme origineel origineel oud (waardevol) oud oud<er> worden ouderwets Oudheid; van de Oudheid oudst overal overblijven overdacht overdekt overdenken overdenking overdrijven overeenbrengen („idées) overeenbrengen overeenkomen overeenkomen/-stemmen met overeenkomst overeenstemmen met elkaar overeenstemmen overeenstemmen overeenstemmen, passen (bij) overeind zetten overgaan tot

rédaction f; dissertation f rixe f; bagarre f; échauffourrée f retrousser prendre note soulever; lever retrousser; relever concevoir conception f irascible représenter succéder à (succession f) successeur m réchauffer susciter élan m // sursaut m s'exciter exciter conception f// jet m// facture f etc. volontairement dresser // fonder égard m (à cet égard) oratoire (texte -) ordre; ordre m de succession ordonner; mettre de l'ordre organe m; organisme m organisme m original m; original,-e originel,-lle („van oorsprong‟) ancien,-nne vieux/ vieil/ vieille/ vieux/ vieilles vieillir démodé,-e; vieux-jeu Antiquité f; antique aîné,-e partout rester (il me reste dix francs) réfléchi,-e couvert,-e méditer méditation f exagérer concilier faire concorder; conformer correspondre <à> correspondre avec convention f// correspondance f être en accord; s'accorder accorder +4 coïncider; être en accord; s'accorder convenir (à) relever// dresser// ériger procéder à

37

overgang (naar) overheersen overladen met overleven overlevende overlijden (het -) overmaat overmaken („geld‟) overnemen (économie‟) overrijden overschrijden oversteken overstroming overtreden overtreding overtrekken ("grens") overtuigen overvol overwicht overwinnaar overwinnen overzicht oxymoron p.s. pad pakket (pakje) pakket pamflet panthéïsme; panthéïstisch paradox paragraaf parallélisme paranomase paratexte parkeren Parnassus (van de ...) Parnassus parochie parodie Pasen passage passen bij passeren passeren passie pastiche pastoor pathetisch pauze pauze pauze pech

transition f (à) dominer accabler de; surcharger de survivre à survivant m décès m excès m virer reprendre ( >> reprise f) écraser dépasser; franchir traverser inondation f violer; enfreindre infraction f// délit m franchir persuader; convaincre encombré,-e // bondé,-e prépondérance f// domination f vainqueur m surmonter ('peur')// vaincre revue f; vue f d'ensemble oxymore/ oxymoron post-scriptum m (P.S. m) sentier m colis m paquet m pamphlet m panthéïsme m; panthéïste paradoxe paragraphe m parallélisme paronomase paratexte se garer // stationner parnassien Le Parnasse paroisse f parodie f Pâques fpl passage m convenir à// aller bien avec dépasser// doubler franchir// dépasser passion f pastiche m curé m pathétique entracte m (à l‟…) pause (dans la narration) pause f („algemeen‟) panne f // déveine f; malchanche f

38

peilen pensioen pentameter percentage performatif période péripétie (verwikkeling) periphrase perron persiflage personaal personificatie personnage principal personnage persoon persoonlijk persoonlijkheidsverheerlijking perspectief (in het licht van) perspectief phases de l‟intrigue philosophe (als een ...) pijler pijn pijnlijk pijnlijk pit (kern) pittoresk plaats (weer op z. - zetten) plaatsen plaatsvinden plagen plagerig plakken plan (van ... zijn) plan plan(nen) plank planken plannen plannen plattegrond plattelandsplechtig plechtig plegen Pléiade pleiten plek pleonasme plot plotseling plunderen

sonder retraite f (prendre sa retraite) pentamètre m (=division en 5 du vers) pourcentage m; taux m performatif période péripétie périphrase f quai m persiflage m récit m à la troisième personne personnification personnage principal personnage personnage (litt.); la personne ("levend") personnel,-lle le culte m du moi perspective f (dans la perspective de) perspective f/ focalisation f phases de l‟intrigue en philosophe// en tant que philosophe pilier m douleur f délicat,-e // pénible douloureux,-se noyau m pittoresque remettre situer avoir lieu taquiner malicieux,-se; taquin,-e coller envisager de projet m // dessein m// plan m le(s) projet(s); faire des projets, planifier planche f planches fpl (sur les planches) faire un planning; une planification planifier; prévoir plan m rural,-e solennel, -lle solennel,-le commettre; réaliser La Pléiade plaider endroit m; lieu m pléonasme intrigue f brusquement; soudain<ement>; subitement piller; saccager

39

pocket(boek) poème en prose poëzie poging point de vue (gezichtspunt) polemiek (pennestrijd) polemisch polemisch polemist politicus politieagent politiek (de ...) polysémie pool populair portie portret portrettenschrijver positie van de vrouw positief post ("brieven") post ("instelling") postbode postulaat potentieel prachtig praten precies precieus Preciositeit preek, sermoen premie premiere présupposé prétérition priester prikken prioriteit proberen probleem produceren produkt proef proeven programma progressief progression du discours proletariër propos prosa prosaïsch prosopopée

le livre de poche (en poche) poème en prose poésie f démarche f// tentative f; effort m point de vue polémique f polémique polémique (texte -) polémiste m homme politique m, politique m agent m de police; policier m politique f polysémie pôle m populaire ration f; portion f portrait m portraitiste m condition f de la femme positif,-ve courrier m poste f; Postes fpl facteur m postulat en puissance; potentiel,-lle splendide; magnifique// formidable discuter <de>; parler; causer précis,-e; juste ; précisément, justement précieux,-se La Préciosité sermon m prime f première f (en première) présupposé prétérition prêtre m piquer priorité f chercher à; essayer de; tâcher de problème m// ennui m produire produit m épreuve f sentir// goûter programme m progressiste („politique‟); progressif,-ve progression du discours prolétaire m propos prose f prosaïque prosopopée f

40

protagoniste proza prozaschrijver psalm psychoanalyse psycho-analytisch psychologie psychologisch punt qualité des rimes quatrain quintil quiproquo raken; betreffen ramp rand rapporteren rationalisme rauw reactie realiseren (zich) dat Realisme realistisch recht rechtbank rechterrechtop rechts rechtstreeks rechtvaardig récit redden rede; betoog redelijk reden redenaar redenaars- (redenaarskunst) redeneren, beredeneren redevoering redondantie reeds reeks refrein regel (“système”) regel (“texte”); lijn regel (voorschrijven) regelen regelmatig regelmatig; onregelmatig regeren regering regisseren

protagoniste prose f prosateur m psaume m psychanalyse f psychanalytique psychologie f psychologique point m// pointe f qualité des rimes quatrain quintil quiproquo toucher (concerner) désastre m; catclysme m; catastrophe f rive f // bord m // bordure f rapporter; faire le rapport de ... rationalisme m cru,-e réaction f se rendre compte que (se réaliser que) Le Réalisme réaliste droit m tribunal m droit,-e// de droite debout à droite direct-e (directement) juste// équitable récit enchâssé sauver discours m raisonnable<ment> raison f orateur m oratoire (<de> l'art oratoire) raisonner discours m // allocution f ; harangue f redondance déjà série f//gamme f refrain m règle f ligne f (à la ligne x) règle f (prescrire) arranger// régler régulièrement régulier,-ière// irrégulier,-ière régner; gouverner gouvernement m// régne m mettre en scène

41

register van de taal reiken reisverhaal reiziger rejet religiositeit; religieus remmen Renaissance renforcer renforcer renforcer renforcer renforcer renforcer rennen répartition repetitie repliek research reserveren respect resulteren in rethoriek (rethorica) reusachtig riche pauvre/ sufffisante / riche richten (zich ... tot) richting ridder ridderschap; ridderlijk rijden in (besturen) rijden in rijden rijm (afwisselend) rijm (arm ...) rijm (binnenrijm) rijm (dubbel ...) rijm (kruis...) rijm (manlijk) rijm (omarmend ...) rijm (rijk ...) rijm (verbannen ...) rijm (vlak ...) rijm (voldoende ...) rijm (vrouwelijk) rijm rijp rijpen rijpheid rime consonantique rime croisée rime embrassée rime féminine

registre de langue tendre récit m de voyage voyageur m rejet m religiosité f; religieux,-se freiner la Renaissance accentuer faire ressortir insister sur mettre en valeur mettre l‟accent sur s‟ajouter à courir répartition des espaces de la parole composition f („école‟) réplique recherche f réserver; retenir égard<s> m; respect m résulter en rhétorique f géant,-e riche pauvre/ sufffisante / riche adresser (s'adresser à) direction f// sens m chevalier m chevalerie f; chevaleresque conduire conduire +4// rouler rouler rime f alternée rime f pauvre rime f intérieure rime f léonine (= sur > deux syllabes) rime f croisée rime f masculine rime f embrassée rime f riche rime f proscrite rime f plate/ suivie rime f suffisante rime f féminine rime f mûr,-e mûrir maturité f rime consonantique rime croisée rime embrassée rime féminine

42

rime masculine rime plate (suivie) rime vocalique rime riskeren ritme (met ...) ritme ritmisch gemaakt rivaal rok rol rollen roman fantastique roman historique roman psychologique roman réaliste roman romanschrijver Romantiek romantisch romantische (het ...) rondgaan rondhangen rondom ronduit rood worden rook rots rotten rug ruiken ruimschoots ruimte ruiter rukken (los-) uit rust rust rustig (gerust) ruw (hard) ruw rythme binaire/ ternaire rythme rythme rythme rythme saai samen samenstellen samenvallen (FIG) samenvoegen samenvoeging samenzweren

rime masculine rime plates (=rime suivie) rime vocalique rime risquer <de> rythme m (rythmé,-e) rythme m cadencé,-e; rythmique rival,-e jupe f rôle („pièce‟/ „film‟) rouler roman fantastique roman historique roman psychologique roman réaliste roman m romancier/ romancière Le Romantisme romanesque; (du Romantisme: romantique) le romanesque circuler traîner autour de carrément // rondement rougir fumée f rocher m; roche f pourrir dos m sentir largement espace m cavalier m arracher de calme m; paix f repos m tranquille<ment> rude brutal,-e// brutalement rythme binaire; ternaire rythme croissant (= crescendo) rythme de la narration (tempo) rythme décroissant (= decrescendo) rythme m insipide; fade ensemble composer coïncider joindre réunion f// rattachement m// jonction f conspirer

43

satire satirisch satirist scène f schaamte schaamte schaap schade schadelijk schaduw schakering, nuance schat schatten ("hoeveel") schatten ("waarderen") scheepvaart (navigatie) scheiden (niet verwarren) scheiden scheppen (maken), uitvinden schepping scherm schieten schijn schijnbaar schijnen schijnsel schilderachtig schilderen, afbeelden schilderij schildering schip schitteren schitterend schitterend schoenmaker school schoolschoolplein schoon schoonmaken schot schouder schouwspel schrijfwijze schrijven schrijver schrijver schrik aanjagen schudden schuilhut schuilplaats schuld schuld

satire f satirique satiriste m (=„auteur); satirique m scène honte f pudeur f mouton m dégâts mpl; dommages mpl nuisible ombre f nuance f trésor m estimer; évaluer apprécier navigation f séparer divorcer ('ils ont divorcé') créer création f écran m tirer apparence f apparent,-e paraître // luire// briller lueur f pittoresque peindre peinture f; tableau m peinture f navire m briller éclatant // magnifique ravissant,-e; charmant,-e cordonnier m école f scolaire cour f (préau m) propre nettoyer tir m épaule f spectacle m orthographe m écrire auteur m// écrivain m écrivain m effrayer agiter; secouer ('mode d'emploi') refuge m abri m; refuge m culpabilité f // dette f („moreel/ geld‟) faute f

44

schuldgevoel schuldig aan schuldig zijn aan seconde sens figuré sens propre séquence narrative sfeer sissen situatie situation situation finale situation initiale sizain slaan (terug…) op slaan op slaan slaan slaap slachtoffer slag slagen; erin slagen in slechts slepen sleutel; sleutelroman slim slipje sloot slordig slordigheid slotsluiten smaak (in de ... vallen) smal (eng) smelten sneeuw snel snelheid snijden sociaal software somber sommaire sonnet soort soortgelijk sorteren sous-entendu spanning spanning sparen (ook: fig.) sparen

remords m coupable de devoir à seconde f sens figuré sens propre séquence sphère f ('sciences')// ambiance f siffler// grésiller situation f situation d‟énonciation situation finale situation initiale sizain renvoyer à porter sur; avoir trait à battre taper <sur> sommeil m victime f // sinistré m coup m arriver à, parvenir à; réussir à uniquement; seulement; ne ... que traîner clé/clef f (roman à clé) malin, maligne slip m fossé f négligent,-e négligence f final,-e fermer// clôturer plaire (cela lui plaît); correspondre au goût de étroit,-e fondre neige f rapide<ment> vitesse f couper; trancher social,-e logiciel m sombre sommaire sonnet m espèce f; genre m// sorte f semblable trier sous-entendu suspense m// tension f tension f // suspens m épargner économiser; faire des économies

45

speciaal specialiteit; specialist speld spelen spelling spiegel spiegelen (zich -) spijt hebben van spijt spits spleet spoedgeval spoedig spoorweg spotten met sprake (ter ... brengen) spreekbeurt spreker springen (op-) springen sprong staaf staal staande houden (bewering) staande staart staat (in ... om) staat staat, leefwereld stadion stadium staken staker stal stances stand (tot ... brengen) standbeeld stanze stap stapel stedenbouwkunde steenkool steil stelen stelling (de … die) stem ("keuze") stem stembus stemmen stemming (verkiezing) ster stéréotype

spécial,-e spécialité f; le spécialiste, l'expert épingle f jouer orthographe m le miroir se mirer regretter qch regret m caustique ('réponse')// pointu,-e fente f urgence f bientôt; rapidement chemin m de fer m se moquer de évoquer exposé m; conférence f locuteur bondir sauter // jaillir saut m barre f acier m soutenir (une remarque) debout queue f capable de; en mesure de état m condition f (cf. la condition de la femme) stade m stade m faire grève gréviste m étable f stances fpl mettre à exécution; la réalisation statue f stance f démarche f// pas m pile f; tas m urbanisme m charbon m raide; en pente raide; escarpé,-e voler la thèse qui veut/ dit que vote m voix f scrutin m voter scrutin m étoile f// vedette f stéréotype

46

sterfte sterk sterker maken sterven steun steunen steunen stevig stevig stevigheid stichomythie stichten stijf stijl (elegante -) stijl (expressieve -) stijl (gemakkelijke -) stijl (klassieke -) stijl (uitbundige -) stijl (vol kleur) stijl stijl. stijl.. stijl.. stijl.. stijl.. stijl.. stijl.. stijl.. stijlfiguur stikken stilte stof stof stof stoïcijn<s> stoïcisme stom stommiteit stoom stoomboot stoppen storen storm storten („geld‟/‟vloeistof‟) storten (naar beneden ...) stoten stout straal straf straf straffen strekken

punir

mortalité f fort fortifier// renforcer mourir; disparaître; décéder appui m; soutien m appuyer; soutenir; supporter gémir; geindre ferme fort; solide fermeté f stichomythie f fonder rigide style élégant style expressif style aisé style classique style exubérant style coloré style m// manière f style puissant style facile style gracieux style harmonieux style noble style pittoresque style soutenu style vigoureux figure f de style étouffer silence m matière f poussière f tissu m; étoffe f stoïcien; stoïcien/stoïcienne stoïcisme m muet, muette ('paroles')// bête; stupide gaffe f; bévue f; bêtise f vapeur f vapeur m arrêter; s'arrêter; cesser déranger tempête f (orage m) verser précipiter heurter; buter méchant,-e rayon m châtiment m; punition f peine f (“justice”) tendre

47

streng streven naar streven naar strijd (in ... met) strijd strijden strijdend strijder strikt strofe van 12 verzen strofe van 2 verzen strofe van 3 verzen strofe van 4 verzen strofe van 5 verzen strofe van 6 verzen strofe van 7 verzen strofe van 8 verzen strofe van 9 verzen strofe strofe strofe stromen stroming strooien stropdas structuur studie stuk stuk (een klein toneel... vooraf) stuk<je> stuur stuwdam style style style style style style style style style style style style subliem sublimering subordination subtiel succes suggestie Surrealisme surrealistisch

sévère// rigoureux,-se aspirer à; tendre à; ambitionner prétendre à en contradiction avec; contrairement <à> lutte f; combat m lutter; combattre militant; luttant militant m; lutteur m strict,-e; rigoureux,-se douzain m distique m tercet m quatrain m quintil m, quintain m sizain m septain m huitain m neuvain m strophe f strophe f strophe f couler courant m semer; saupoudrer cravate f structure f études fpl pièce f // morceau m lever m de rideau morceau m volant m ('auto')// guidon m ('vélo') barrage m style clair style emphatique style fleuri style guindé style imagé style limpide style maniéré style net style pompeux style précis style prolixe style travaillé sublime sublimation subordination subtil,-e succès m; réussite f suggestion Le Surréalisme surréaliste

48

syllabe syllogisme symbolisch Symbolisme symbolistisch symbool symbool sympathie; sympathiek synecdoque synerese taai taak taal; tong taalgebruik taalkunde; taalkundig tableau, tafereel tafellaken talent talrijk, groot tamelijk ; genoeg tarief te (teveel) team techniek teder (teer) tederheid teer tegen tegenstellen tegenhouden; (zich ...) tegenover elkaar stellen tegenspraak (in ... zijn met) tegenspreken (zichzelf …) tegenstander tegenstellend tegenstrijdig (met) tegenstrijdigheid teken tekenen tekening tekst tekstverwerking teleurstelling tellen temperament tempo (rythmisch ...) tempo tendens, neiging teneergeslagen tentamen tenzij tercet

syllabe syllogisme symbolique Le Symbolisme symboliste symbole m symbole m sympathie f; sympathique synecdoque synérèse f tenace tâche f langue f langage f linguistique f; linguistique tableau m nappe f talent m nombreux,-se assez tarif m trop équipe f technique f tendre tendresse f goudron m contre m opposer qch à qch retenir (se); se contenir opposer qch à qch contredire à; être en contradiction avec contredire (se …) adversaire m; opposant m antithétique contradictoire; en contradiction avec contradiction f signe m dessiner dessin m texte m traitement m de texte déception f compter tempérament m cadence f rythme m// tempo tendance f abattu,-e partiel m à moins que +S tercet

49

term (juiste ...) term terugbetalen terugblik terugbrengen met terugbrengen tot terugbrengen tot terugbrengen teruggaan (het -) teruggaan tot teruggang teruggeven terugkeren terugkomen op terugkomst terugkopen terugkrijgen terugkrijgen terugroepen terugtrekken terugzenden terwijl terzet tetrameter teveel tevergeefs tevreden stellen théâtre à l‟italienne thema theorie these tiental tijd tijd tijd tijd tijd tijde (ten ... van) tijdperk tijdschrift tijdsverloop tijdversnelling tijdvertraging timmerman tint (gelaatskleur) tint, zweem tirade titel toch (echter) toch tocht („lucht‟) tocht

le terme propre terme m rembourser; (repayer) regard m en arrière réduire de ramener à réduire à rapporter; reconduire recul m remonter à régression f; repli m; recul m rendre rentrer reveenir sur retour m; rentrée f racheter ravoir; récupérer; rentrer en possession de recouvrer rappeler <à la mémoire> retirer; retrait m// retraite f renvoyer pendant que; alors que; tandis que tercet m tétramètre (=division en 4 du vers) trop// de trop en vain satisfaire; contenter théâtre à l‟italienne thème m théorie f thèse dizaine f temps de l‟histoire temps de la fiction temps de représentation (temps représenté) temps du récit/ de la narration/ narré temps; (MAIS: c'est l'heure <de ...>) lors de époque f // ère f // période f // âge revue f; magazine m intervalle m// écoulement m du temps accélération f ralentissement m charpentier; menuisier m teint m teinte f tirade f titre m pourtant quand même; tout de même courant m d‟air tour m; excursion f

50

toebehoren aan toegang hebben tot toegang toegeeflijk toegeven aan toegeven toejuichen toekomst toekomstig toelaten toen .... toen; dan toenemen toenmalig toepassen toeschrijven aan toespeling toespraak toestaan toestand toestemmen in toestemming geven/ verlenen toeval toevertrouwen aan toevlucht (zijn ... nemen t.) toevluchtsoord toevoeging toezicht houden op toneel (op het ... brengen) toneel toneel, scène toneelschrijver toneelstuk toon top toren tot stand brengen totaal tour traan traditie tragedie tragi-comisch tragikomedie tragisch trainen trainen training traliewerk trede treffen trek (kenmerk)

appartenir à, être à avoir accès à; accéder à accès m; entrée f indulgent,-e céder admettre// concéder acclamer avenir m futur,-e admettre; autoriser quand; lorsque alors; c'est alors que augmenter; s'accroître d'épôque; d'alors pratiquer// appliquer attribuer à allusion f discours f// allocution f permettre; accorder; autoriser situation f// condition f consentir à autoriser <à>; donner l‟autorisation de hasard m confier à recourir à; avoir recours à refuge m; terre f d'asile f ajout m; supplément m surveiller mettre en scène (=regisseren) théâtre m la scène; (sur la scène) dramaturge m pièce f <de théâtre> ton sommet m tour f effectuer; réaliser total,-e; totalement // au total; en tout tour m; tournée f larme f tradition f tragédie f tragi-comique tragi-comédie f tragique s'entraîner („zelf‟)// entraîner + 4 s'entraîner <à> entraînement m grille f grillage m marche f frapper; toucher trait m

51

trek trek trekken uit trekken treuzelen trillen trilling trimeter troosten trots trouw trui tuinier tussen tussenbeide komen twaalftal tweede twijfel twijfelen aan type type typen (soorten) typen uitbarsten uitbraken uitdoen (afzetten) uitdrukken uitdrukken uitdrukking uiteenvallen („instorten‟) uiteenvallen uiteenzetten uiteenzetting („théâtre‟) uiteenzetting uiten uiterlijk uitgaan uitgang uitgave uitgave, publicatie uitgaven uitgebreid uitgelatenheid uitgeput uitgestrekt uitgeven (uitgever) uitgeven, publiceren uitgever uitgever(shuis) uithollen uiting uitkering

appétit m; faim f migration f ('oiseaux'; 'humains') extraire ( >> extrait m) tirer// traîner traîner; tergiverser trembler; tressaillir tremblement m// oscillation f trimètre m (=division en 3 du vers) consoler fier,-ière fidèle tricot m // pull m; chandail m jardinier m entre // parmi intervenir douzaine f deuxième// second,-e doute m douter de type littéraire type m types de textes taper <à la machine> éclater vomir ôter <s'>exprimer exprimer expression f; (parole f) s'effondrer éclater; se désagréger exposer exposition f exposé m proférer air m; physique m// physionomie f sortir sortie f édition f (d'un éditeur) publication f dépenses fpl vaste; étendu,-e liesse f (être en -) épuisé,-e; usé,-e vaste éditer (éditeur) publier éditeur m (Les Editions X) maison f d'éditions creuser manifestation f allocation f <sociale>

52

uitkiezen uitkleden (zich -) uitleg, verklaring uitleggen uitleven (zich -) uitleven (zich) uitlokken, uitdagen uitlopen op uitmaken (=zijn) uitmuntend uitoefenen (bekleden) uitoefenen uitputten uitroepen uitrusting uitschakelen uitsluitend uitstallen uitstappen uitstekend uitstellen uitstellen uitstrekken (zich -) uittrekken uittreksel uitvegen uitvinden uitvoeren uitweiden over uitwerking uitwisselen uitwissen uitzending uitzicht uitzoeken uitzonderlijk unie (vereniging) universeel universum urgentie utopie vaag vak (beroep) vakbond val vallei vallen onder vallen vals spelen van plan zijn vanzelfsprekend vanzelfsprekend;(geheel ...)

élire se déshabiller explication f expliquer// expliciter s'éclater; se défouler se réaliser („philosophie‟) provoquer aboutir à; déboucher sur constituer excellent,-e; exquis,-e exercer (revêtir) pratiquer; exercer s‟épuiser// épuiser qch s'écrier équipement m éliminer uniquement; exclusivement étaler descendre excellent,-e remettre; reporter// suspendre renvoyer <à>; remettre s'étendre retirer; ôter résumé m effacer//biffer inventer exécuter s'étendre sur élaboration f// développement m// effet m échanger effacer diffusion f // émission f ('programme') vue f choisir; chercher exceptionnel,-le; exceptionnellement union f universel,-lle univers m urgence f utopie f vague métier m syndicat m chute f vallée f (val m) ressortir de; relever de tomber tricher avoir l'intention <de>; compter bien entendu; évidemment évident,-e; de toute évidence

53

vanzelfsprekendheid variëren varken vastgrijpen vastleggen vastleggen vastmaken („verbinden‟) vastmaken vastmaken vaststellen vatbaar vaudeville vechten tegen vechten vechtpartij veeleisend veelvuldig veelvuldig veiligheid veld (tennis-, tennisbaan) veld ver verachten (verachting) veranderen veranderen verandering verankerd verantwaardigd raken verantwoordelijk voor verband, betrekking verbannen verbanning verbazen (zich) over verbazen verbazing verbazingwekkend verbeelden (zich ...) verbeelding verbergen verbergen, verstoppen verbeteren verbieden verbinden verbinden verbinden verbinden; met elk. verbinden verbintenis (verhouding) verblijf verblinden verbond verbouwen verbruiken

évidence f varier cochon m; porc m s'accrocher à; saisir fixer, attacher stipuler que …// consigner rattacher attacher// accrocher fixer déterminer susceptible vaudeville m se battre contre se battre; (bevechten=combattre) bagarre f exigeant,-e fréquent,-e multiple sécurité f// sûreté court m de tennis champ m loin; éloigné,-e mépriser (mépris m) altérer; varier changer, transformer; modifier transformation f; changement m; modification f ancré,-e s'indigner responsable de rapport m exiler exil m s'étonner de étonner étonnement m étonnant,-e; stupéfiant,-e s'imaginer; se figurer imagination f dissimuler // cacher cacher améliorer; rendre meilleur,-e,-s,-es interdire; défendre lier; relier// unir panser ('médecine') rattacher <à>; relier lier; relier liaison f séjour m éblouir alliance f cultiver consommer

54

verbuigen décliner ('mots') (déclinaison f) verdedigen défendre verdelen répartir verdelen, indelen diviser; répartir verdienen mériter (FIG) verdienen gagner +4 verdienste mérite m verdrag traité m; alliance f verdragen („uithouden‟) endurer verdragen subir; souffrir; supporter verdriet douleur f // chagrin m// peine f verdrietig triste; pénible verdubbelen doubler // redoubler verduidelijken préciser verduidelijken, verhelderen éclaircir; expliciter verdwalen s'égarer; se perdre; se fourvoyer verdwijnen disparaître (+ avoir) verdwijnen disparaître (=ook: "mourir" !) verdwijnen s'éclipser; s'évanouir; s'effacer verenigen (samenbrengen) réunir verenigen assembler; unifier; unir verenigen conjuguer// unifier; unir verenigen; glad maken unir vereniging association f verfijnd délicat,-e // sophistiqué,-e vergelijken comparer vergelijken rapprocher ('erbij betrekken') vergelijking comparaison f vergezeld gaan, vergezellen,begeleiden accompagner vergissing erreur f; méprise f vergrendelen verrouiller vergroten agrandir verhaal („vertellling‟) récit m verhaal conte m/ narration f verhaal histoire f; conte m verhalen (litt.) faire le récit de ...; conter verhalend, vertellend narratif/ narrative verhandeling mémoire m verheerlijking culte m// exaltation f verhelderen éclaircir verhelpen remédier <à>; pallier à verheven sublime verhinderen empêcher verhuren donner en location; louer verifiëren vérifier verjagen chasser verkeer circulation f verkeersader axe m verkiezing élection f verklaren déclarer verklaren expliquer// éclaircir verklarend (uitleggend/ explicatief) explicatif (texte -)

55

verkoop verkoopster verkorten verkrachten verkrijgen verlagen verlangen verlangen verlaten verleden verlegenheid (in ... brengen) verlengen verlevendigen verlichten verlichten verlichten verlichting verlichting verliefd verlies verliezen verloop vermaak vermaard vermenigvuldigen vermijden, voorkomen verminderen verminkt vermoeden vermommen vermoorden vernederen vernemen vernielen vernietigen vernieuwen vernieuwen, hervatten vernieuwing, hernieuwing veroordelen veroorzaken veroveren verovering verpakken verpakking verpesten verplaatsen verpleger verplicht verplichten tot (zich -) verplichten verplichten verraden

vente f vendeuse f raccourcir violer obtenir baisser désir m désirer; souhaiter quitter qch; abandonner passé m embarasser// gêner prolonger animer alléger décharger //alléger // soulager éclairer déchargement m//allègement m//soulagement m éclairage m// illumination f amoureux,-se <de> perte f perdre déroulement m divertissement m; amusement m fameux,-se multiplier éviter diminuer mutilé,-e se douter de déguiser assassiner bafouer; humilier apprendre détruire anéantir rénover; renouveler renouveler renouvellement m; rénovation f condamner causer; provoquer // susciter conquérir conquête f emballer emballage m; empaquetage m gâcher déplacer infirmier, -ière m/f obligé,-e <de>; forcé,-e s'engager à engager, obliger obliger trahir

56

verrukt vers (=versregel) vers (achtlettergrepig ...) vers (even/ oneven) vers (lettergrepig ...) vers (metrisch ...) vers (ritmisch ...) vers (tienlettergrepig) vers (vrije/ gevarieerde) vers blanc vers impair vers libre vers verschaffen verscheiden verscheidenheid verscheuren verschijnen (plotseling -) verschijnen verschijnen verschijnen verschijnen verschijnsel verschillend zijn verschrikkelijk verschrikkelijk versiering verslaan verslag doen, berichten verslappen (laten -) versleten versnellen versperring verspillen verspreiden verspreiden verspreiding verstand (gezond ...) verstand verstandhouding versteld doen staan versterkend verstoppen verstoren verstrijken vertalen vertaling vertegenwoordigen vertellen (het ...) vertellen (over iets) vertellen (over zijn leven) vertellen

ravi,-e vers m vers m octosyllabique vers m pair/ impair vers m syllabique (= en français) vers m métrique vers m rythmique vers m décasyllabique vers m libre/ varié vers blanc vers impair vers libre frais, fraîche procurer divers/diverses variété f; divergence f déchirer surgir paraître comparaître apparaître apparaître// paraître (ook: "livre") phénomène m différer; être différent,-e effrayant,<-e> // atroce terrible; horrible; atroce ornement m; décoration f battre qn; l'emporter sur qn rapporter relâcher usé,-e précipiter // accélérer barrage m gaspiller; gâcher répandre répartir distribution f; diffusion f le bon sens raison f; intelligence f entente f éblouir // émerveiller // épater revigorant,-e; réconfortant,-e dissimuler troubler; déranger s'écouler traduire traduction f représenter narration f raconter quelque chose raconter sa vie narrer (litt.); conter (litt.)

57

vertellen vertellend (verhalend) verteller (litt.) verteller (van verhalen) verteller vertelling vertelling vertelling; het vertelde vertelwijze vertolken vertolking vertragen vertraging vertrek („kamer‟) vertrek vertrekken vertroebelen vertrouwd vertrouwelijk vertrouwelijkheden vertrouweling vertrouwen verval verval vervangen vervelen (zich -) verveling vervloeken vervoegen vervoermiddel vervolg, reeks vervolgens vervullen vervullen vervullen verwaandheid verwaardigen (zich -) verwaarlozen verwachten verwachting verwant verwarming verwarren verwarring (grote -) verwarring verwennen verwerven verwezenlijken verwijt verwijten (zich iets) verwijten verwikkeling, wederwaardigheid

raconter narratif (texte -) narrateur m/ narratrice f conteur m narrateur conte m récit m narration f mode m de narration f interpréter interprétation f retarder délai m; retard m pièce f départ m partir troubler familier,-ière confidentiel,-lle confidences fpl (=ook: mededelingen) confident m/ confidente f confiance f décadence f; déchéance f déclin m remplacer s'ennuyer ennui m maudire conjuguer ('verbe') (la conjugaison) véhicule m; moyen m de transport suite f; succession f ensuite accomplir ('tâche') revêtir ('fonction') revêtir vanité f// arrogance f daigner +INF négliger s'attendre à prévision f proche chauffage m confondre désarroi m confusion f// trouble m gâter acquérir réaliser reproche m se reprocher qch reprocher à péripétie f

58

verwisselen, omwisselen verwoesten verwonderen (zich) verwonderen; verwonderd zijn verwonderlijk verzachten verzamelen verzameling verzekeren verzekeren verzet verzetten (zich ... tegen) verzoeken verzoenen (met elkaar) verzoenen (zich - met elkaar) verzorgen verzorgen vestigen (een fabriek -) vestigen (zich -) vestiging viezerik viezigheid visie; beeld visum vlag vlak vlakte vlam (in ... zetten) vleien vleugel vliegen vloeken vloer vlot vlot vlucht („avion‟) vlucht (hoge -) vlucht vluchteling vluchten voor (personen) vluchten voor iets vochtig voeden voeding voedsel voegen bij (zich -) voelen voelen voeren voeren, leiden voet voetganger

substituer ravager; ruiner s'étonner de; s'émerveiller de étonner; être étonné/ surpris par étonnant,-e// merveilleux,-se soulager// adoucir recueillir// rassembler //faire la collection de rassemblement m // (recueil m) affirmer; prétendre assurer; rassurer résistance f s'opposer <à ce que +S) prier concilier se réconcilier soigner soigner; prendre soin de implanter s'établir établissement m // implantation f cochon m saleté f vision f visa m drapeau m plat,-e plaine f enflammer flatter aile f voler jurer; blasphémer plancher m; sol m radeau m rond<ement> vol m essor m vol m réfugié m fuir devant fuir qch humide nourrir alimentation f nourriture f rejoindre; se joindre à éprouver; ressentir ('gevoelen') sentir nourrir mener; conduire un pied piéton m

59

voetlicht (het) vogel vol vol voldoen voldoende zijn voldoende/ toereikend zijn volgeling volgen volgend volgende dag volgende ochtend volgende volgens volgorde (in ...) volgorde, orde volgt (als) volharden in volhouden volk volkomen. volmaakt volledig maken volledig voltooien voorafgaan (komen vóór iets) voorafgaan voorafgaand vooral voorbeeld voorbereiden voorbijgaan voordat voordeel hebben/ trekken voordeel voordeel voordoen (zich -) voorganger voorgevel voorgrond (op de ... plaatsen) voorgrond (van het toneel) voorheen voorhoofd voorkant voorkeur geven voorkeur voorkomen (veel -) voorkomen voorkomen voorkomen voorlopig voornaam voornaamste

les feux (mpl.) de la rampe oiseau m complet, -ète plein satisfaire suffire suffire, être suffisant,-e disciple m// épigone m suivre suivant,-e le lendemain le lendemain matin prochain; suivant selon; d'après; suivant ordre m; par ordre de succession ordre m// succession f comme suit persister à; s'obstiner à soutenir; persister à dire peuple m parfait,-e compléter complet,-ète// complètement parachever, achever précéder précéder// devancer précédent,-e surtout exemple préparer passer avant que +S bénéficier <de> avantage m profit m; bénéfice m survenir prédécesseur m; devancier m pignon m mise f en relief avant-scène f avant; par le passé front m front m; recto m préférer préférence f être fréquent,-e comparaître ('tribunal') figurer ('liste' etc.) prévenir; empêcher provisoirement// pour l‟heure prénom m capital; principal

60

voornemen (zich) voornemen voornemen voornemens (goede -) vooroordeel voorouder voorraad voorrang (prioriteit) voorschrift voorsteden voorstel voorstellen voorstellen (zich -) voorstellen (zich) voorstellen, voorslaan voorstelling voorstellingsvermogen voortaan voortduren voortgang (in tekst) voortkomen uit voortreffelijk vooruitgaan vooruitgang vooruitlopen (het ...) vooruitwijzing, prospectie vooruitzicht voorval voorwaarde voorwerp voorwoord voorzichtigheid voorzien van voorzien voorzienigheid voorzorg voren (naar ... brengen) vorige dag vorm („mal‟) vorm (in een ... gieten) vorm en inhoud vormen vorming vouwen vraag (Het is de … of …) vrachtwagen vrede vreemd (buitenlands) vreemd vreemd vreugde, plezier vrezen

se proposer de dessein m dessein m; intention f; propos m bonnes résolutions fpl préjugé m ancêtre m stock m priorité f code m; prescription f// précepte m banlieue f proposition f représenter s'imaginer qch// se présenter à qn se proposer de ... proposer représentation f// imagination f// image f faculté f d'imagination//imagination f désormais; dorénavant continuer à ...; persister progression f provenir de excellent,-e avancer progrès m anticipation f prospection f prévision f incident m condition f objet m avant-propos m; préface f prudence f; précaution f munir de; pourvoir de prévoir providence f précaution f dégager// alléguer veille f moule m mettre en/ dans une/ forme le fond (=inhoud) et la forme constituer; former apprentissage m// formation f plier C'est la ... de savoir si … camion m paix f étranger,-ère curieux,-se; étrange étrange joie f redouter; craindre

61

vrezen vriendschap vrije tijd vrijgezel vrijmaken van vrijwillig vroeg vroegrijp vrolijk vrolijkheid vruchtbaar vuil (gemeen) vuil vuilnis vuist vullen vurig vuur vuur, gloed waar, echt waaraan > aan dewelke waarachtig, echt waard zijn waarde waarderen waardig waarheid waarmee > met ? dewelke waarnemen waarneming waarschijnlijk waarschijnlijk waarschijnlijkheid waarvan/ waarover wagen (het erop ... ) wagen (riskeren) wagen (zijn leven) waken wandelen wanhoop; wanhopig wanhopen wanhopig wanorde wanorde wantrouwig wapen war (in de ... brengen) war (in de ... brengen) was (in de ... zetten) wasgoed wasmiddel wat betreft

trembler devant une amitié loisirs mpl célibataire m/f débarrasser de// libérer de volontaire<ment> tôt précoce; précocement joyeux,-se; gai,-e// allègre gaieté; allégresse fécond,-e; fertile sale// vache sale; malpropre ordures fpl; détritus m poing m remplir ardent,-e/ ardemment feu m verve f; ardeur f vrai,-e (auquel/ à laquelle/ auxquels/ auxquelles) véritable valoir; mériter valeur f apprécier; estimer digne <de> vérité f (avec? lequel/laquelle/lesquels/lesquelles) observer observation probable vraisemblable// vraisemblablement vraisemblance f (dont) se risquer à dire qch risquer <de> risquer sa vie veiller se promener le désespoir désespérer désespéré,-e désordre m; bouleversement m désordre// déroute f (en déroute) méfiant,-e arme f bousculer déranger;troubler; embarasser; confondre cirer (>> cire f) linge m// lessive f lessive f quant à

62

wederkerig weefsel weer weergeven weerhouden weerkaatsen weerstaan weg weg wegbrengen weghalen wegvliegen weigeren (te), afwijzen weigering wekken wekker wel zullen weldaad welke pogingen hij ook doet welke zijn fouten ook zijn welnu welsprekend welsprekendheid Weltschmerz welvaart wennen aan wens wensen wereld wereldlijk werk werkelijk (echt) werkelijk werkelijke, ware (het ...) werkelijkheid werken werken werkgeheugen werkloosheid werknemer werktuig werkzaam zijn (werking hebben) werpen westelijk westen wetenschap; wetenschapper wetenschappelijk wezen (een …) wezenlijk wiel wijden, heiligen, vereeuwigen wijdlopig

réciproque; mutuel,-le tissu m temps m rendre contenir réfléchir résister <à> chemin m voie f // chemin m // route f emporter enlever; supprimer// ôter s'envoler refuser (de) refus m réveiller réveil m devoir (elle doit être malade) bienfait m quelques efforts qu'il fasse, quelles que soient ses fautes, Or, éloquent,-e éloquence f mal m du siècle prospérité f s'habituer à désir; souhait m; voeu m souhaiter monde m laïque oeuvre; ouvrage m// travail m vrai,-e; véritable; véridique; réel réel,-lle le réel réalité f; le réel opérer // fonctionner// marcher travailler; oeuvrer mémoire vive chômage m salarié<e>// employé<e> outil m opérer lancer occidental,-e Occident m// ouest (à l‟ouest) science f; le scientifique scientifique un être essentiel,-lle roue f consacrer prolixe; grandiloquent,-e

63

wijk wijlen … wijsheid wijsmaken, misleiden wijze (de - <man>) wijze (manier) wijze van schrijven wijze wijzigen wijziging wil wil wild (woest) willen wilskracht wind winkel winnen winst wiskunde woede woest woestijn wol wolk wonder wonderbaarlijk, wonderlijk wonen woonruimte woord (bij redevoering etc.) woord (los; in woordenboek) woorden woordenboek woordenlijst (verklarend) woordenlijst (vreemde termen) woordenlijst, -schat, -kennis woordenschat („fonds‟) woordenwisseling worden worst wortel wraak wreed wrevel (wrok) wrijven wroeging zaaien zaak ("naar de ... gaan") zaak zacht zachtheid zak (tas)

quartier m feu … sagesse f imposer à// en faire accroire qch à qn sage m mode m; façon f écriture f façon f modifier// changer// transformer modification f volonté f volonté f; gré m sauvage <soms: entendre : il entend que +S …> énergie f vent m magasin m; boutique f gagner bénéfice m; profit m mathématiques fpl (maths fpl) colère f sauvage désert m laine f nuage m miracle m// prodige m merveilleux,-se (le merveilleux)// prodigieux habiter; demeurer logement m parole f mot m paroles fpl // propos mpl dictionnaire m lexique m glossaire m vocabulaire m trésor m débat m// altercation f devenir // être (+ PARTICIPE PASSÉ) saucisse f racine f vengeance f cruel, cruelle rancoeur f; rancune f frotter remords m (contrition f) semer boîte f <entreprise> affaire f// cause f doux,-ce; doucement douceur f sac m

64

zak zakken ("koersen") zakken zand zeden zeep zeer zeer zeker zeker (ongetwijfeld) zeker zekerheid zeldzaam zender (TV-kanaal) zender zenuwen zetel zetten (plaatsen) zich wijden aan ziel (gelijkgestemde -) zijde zijn van zijn van zin (hebben in/ om) zin zingen zingen, bezingen zinswending zintuig (zin) zitten ("gezeten zijn") zitting zo (hé) zo meteen zo zo zoals zodra zoek (op ... gaan naar) zoeken (het) zoeken zoet zolang zolder zomaar zo'n, dergelijk zonde zorg (bezorgdheid) zorg zorgen (er voor - dat) zorgen voor zout zoveel (zolang)

poche f // sac m// sachet m baisser échouer <à>; être recalé ("examen") sable m moeurs fpl savon m douleureux.-se ; qui fait mal mal m; douleur f certainement; sûrement sans doute (sans aucun doute) certain,-e; certainement certitude f rare chaîne f émetteur m nerfs mpl siège m mettre; placer se consacrer à âme (… soeur) soie f être à ("van Jan") être en/de ("van hout") envie f <de> phrase f chanter chanter tournure f sens m être assis,-se;-s;-es séance f tiens ! tantôt comme ça; ainsi; de la sorte tel,-le; tellement comme; ainsi que; tel<.> dès que; ausitôt que se mettre à la recherche de la recherche <de qqch>; être à la recherche de chercher// rechercher doux,-ce // sucré,-e tant que; aussi longtemps que grenier m gratuit<ement>; comme ça tel,-lle, pareil,-lle péché m souci m (préoccupation f) soin<s> mpl veiller à ce que +S; s'occuper de // prendre soin de sel m tant

65

zowel ... als zucht zuchten zuiver zuiverheid zulke zwaar zwaard zwaarte zwak zwakte zweet zweren zwerven zweven zwijgen zwijgend

aussi bien ... que; tant ... que soupir m soupirer net,nette// pur,-e pureté f tel, telle lourd,-e épée f lourdeur f faible; fragile défaut m // faiblesse f sueur f jurer errer; vagabonder flotter se taire muet,-tte// se taisant