provinsje fryslân provincie fryslân
ç#e.J postbus 20120 8900 hm leeuwarden tweebaksmarkt 52 telefoon; (058) 292 59 25 telefax: (058) 292 51 25 www.fryslan.nl
Provinciale Staten van Fryslân Postbus 20120 8900 HM LEEUWARDEN
[email protected] www.twitter.com/provfryslan
Leeuwarden, 3juli 2013 Verzonden, 12JULI2013 Ons kenmerk Afdeling Behandeld door Uw kenmerk Bijlage (n) Onderwerp
01066298 Sted en Plattelan D. van Buren / (058) 292 59 20 of
[email protected]@fryslan.nl
: ontwikkelingen in het waterbeheer
Geachte Statenleden, Met onze brief van 31januari 2013 hebben wij u geïnformeerd over de ontwikkelingen rond om het Deltaprogramma. Via de Jaarstukken en Bestuursrapportages brengen wij u regel matig op de hoogte van de uitvoering van het waterbeleid, zoals vastgelegd in het provinciale Waterhuishoudingsplan. In aanvulling daarop vraagt een aantal ontwikkelingen in het waterbeheer om een wat uitgebreidere toelichting van onze kant. Die geven wij in deze brief. Met deze brief willen wij ook de samenhang tussen de verschillende onderwerpen in beeld brengen en een relatie leggen met het opmaken van de ‘tussenbalans’, de tussentijdse eva luatie van de uitvoering van de waterplannen van provincie en Wetterskip Fryslân (Water huishoudingsplan en Waterbeheerplan). In deze brief informeren wij u over de ontwikkelingen rondom: 1. Het opmaken van de ‘tussenbalans’ over de uitvoering van de waterplannen; II. Afwatering in Fryslân: de functie van de sluis Terherne, hoogwater in januari 2012, gemaal Lauwersoog, evaluatie veiligheidsplan, Herstelplan oevers en kaden; III. Stand van zaken drinkwaterbeleid. In aanvulling op deze brief bieden wij u aan een informerende bijeenkomst te organiseren over de verschillende onderwerpen die de revue passeren in deze brief, in het bijzonder de afwatering van Fryslân en de uitvoering van het Herstelplan Oevers en kaden.
-
1/8
Ons kenmerk: 01066298
1 -I
provinsje fryslân provincie fryslân
b
•
1. Tussenbalans In nauw overleg met Wetterskip Fryslân is inmiddels begonnen met de voorbereiding van de tussenbalans. Gekoerst wordt op afronding in de zomer, zodat de behandeling door Provin ciale Staten najaar 2013 kan plaatsvinden. Zo nodig in combinatie met een tussentijdse her ziening van het Waterhuishoudingsplan. De tussenbalans is de in het provinciale Waterhuishoudingsplan in het vooruitzicht gestelde tussentijdse evaluatie van de uitvoering van de waterpiannen in de afgelopen 3 jaar. De uit komsten kunnen leiden tot bijsturing (actualisatie) van het beleid. De basis voor het opmaken van de tussenbalans wordt gevormd door de evaluaties van de uitvoeringsprogramma’s van 2010, 2011 en 2012 en de in 2012 door Wetterskip Fryslân opgestelde Integrale watersysteemrapportage over de toestand van het watersysteem.
II. Afwatering in Fryslân (vasthouden, bergen en afvoeren) Wij streven naar een robuust en veerkrachtig watersysteem dat ook op termijn zorgt voor droge voeten in Fryslân. De uitvoering verloopt voor een aantal maatregelen goed, in het bijzonder de aanleg van retentiegebieden en de boezemberging (zie hierna punt d. Evaluatie veiligheidsplan). Voor andere onderdelen verloopt het niet volgens planning. De financiering van het gemaal Lauwersoog is nog niet rond. De berging in de polders (deelsystemen) loopt vertraging op; dat komt deels doordat bij het realiseren van berging in de polders vrijwillige grondverwerving als uitgangspunt geldt. De uitvoering van het Herstelplan oevers en kaden wordt getemporiseerd. Alvorens op de gevolgen van een en ander dieper in te gaan, willen we eerst even stilstaan bij de hoogwa tersituatie in januari 2012 en de ontwikkelingen rondom de vraag naar de functie van de sluis Terherne. a. Sluis Terherne Op ons verzoek heeft het Wetterskip Fryslân onderzoek gedaan naar de functie van de sluis Terherne voor het waterbeheer. Op basis van het uitgevoerde onderzoek constateert het waterschap dat het effect van deze sluis op het beperken van lokaal voorkomende hoge boezemwaterstanden (en daarmee het nut van de sluis) zeer beperkt is. Behoud van de sluis om redenen van waterbeheer is dan ook niet meer aan de orde. Wij onderschrijven deze conclusie en baseren ons daarbij op de volgende overwegingen. De sluis bij Terherne maakt onderdeel uit van de zogenaamde Nieuwe Slachtedijk. Deze binnenlandse waterkering is in 1883 door de provincie aangelegd om de opstuwing van wa ter vanuit het zuidwesten naar het noordoosten en daarmee samenhangende overstromin gen te voorkomen. Een belangrijke aanleiding vormden de wateroverlastsituaties van 1868 en 1878, waarbij de waterpeilen tot grote hoogte werden opgestuwd in de omgeving van Akkrum. Het ging daarbij niet alleen om de opstuwing in vaarten en meren, maar ook om de opstuwing die plaatsvond op de ondergelopen boezemlanden. Bij ondiepe waterstanden, zoals het geval is bij onder gelopen land, is de retourstroom veel kleiner en de scheefstand / opstuwing groter. In de rapportage van het onderzoek gaat Wetterskip Fryslân in op de historische achtergrond van de sluis. Met modelberekeningen wordt inzichtelijk gemaakt wat het effect van de sluis in optredende waterstanden is. Ook is onderzocht of de sluis in de hoogwatersituatie in januari 2012 een positief effect gehad zou kunnen hebben. Dit laatste was niet het geval. Geduren de de hoogwatersituatie was de stromingsrichting hoofdzakelijk naar het zuidwesten gericht. Sluiting van de sluis zou daarbij niet het gewenste effect van lagere waterstanden aan de oostkant van de sluis hebben gehad. -2/8-
Ons kenmerk: 01066298
•
1
provinsje fryslân provincie fryslân
Hierbij moet opgemerkt worden, dat in een situatie met zuidwestenwind het door de goifrich ting kan lijken dat het water in de sluis naar het noordoosten stroomt, terwijl de feitelijke stromingsrichting tegengesteld is. De sluis kan in bepaalde omstandigheden globaal wel een waterstandsverlagend effect van 5-10 cm hebben in het gebied tussen Terherne, Heerenveen en Grou. Omdat uit het onder zoek blijkt dat de situaties waarin de sluis gesloten wordt, relatief weinig samen vallen met hoge waterstanden, is het effect van de sluis op de maatgevende waterstanden voor de hoogte van boezemkaden beperkt. Het gaat veelal om een effect van centimeters die naar de mening van het waterschap binnen de veiligheidsmarge liggen waarmee boezemkaden worden aangelegd. De sluis is nu in beheer bij de provincie en technisch in orde. De sluis wordt in hoogwatersi tuaties met harde wind gesloten door de provinciale beheerder van de sluis volgens een vast protocol, in afstemming met het Wetterskip. Gezien de resultaten van het onderzoek van Wetterskip Fryslân kan het bestaande sluitingsprotocol komen te vervallen en hoeft de sluis niet meer gesloten worden bij situaties die nu in het protocol beschreven zijn. Op 1januari 2014 zal het Prinses Margrietkanaal inclusief de sluis Terherne worden overge dragen aan Rijkswaterstaat. De uitwerking van deze overdracht, waartoe PS in januari 2012 al hebben besloten, zal in de PS- vergadering van 27 november aan bod komen. Brug en sluisbediening op het PM-kanaal zullen na de overdracht nog tenminste tot 2019 door pro vinciale medewerkers worden uitgevoerd. De bediening van de sluis Terherne en daarmee ook de Zandslootbrug in Terherne die vanaf de sluis wordt uitgevoerd verdwijnt daarmee. De bediening van de Zandslootbrug zal naar ‘de wal’ worden verplaatst als tijdelijke oplossing en wordt meegenomen in het project Afstandsbediening Bruggen (dit zal in november in uw staten aan de orde komen inclusief de eventuele financiële en personele consequenties). De bereikbaarheid van het statenjacht bij Skulherne (die momenteel over de deuren van de sluis gaat) zal worden aangepast zodat dit niet meer over de sluis hoeft. Het inzicht dat de sluis voor het waterbeheer slechts een beperkte functie heeft biedt de vaarwegbeheerder (nu de provincie, volgend jaar het rijk) de mogelijkheid als daar aanleiding toe is- om de sluis of het beheer daarvan aan te passen, waarbij de waterke rende functie verloren gaat. Daarbij speelt dat de sluis voor de scheepvaart een obstakel vormt waar het betreft de diepte van de drempels (NAP 4.50 m). De toegelaten diepgang van schepen op het kanaal is 3.50 m, zodat de kielspeling in theorie 0,48 m bedraagt. In de praktijk kan de kielspeling kleiner zijn, bijvoorbeeld als een schip ‘stuurlastig’ of overbeladen is. De beperking van drempel diepte van de sluis heeft tot gevolg dat de schepen in de sluis hun snelheid moeten terug nemen. Deze beperking kan bij verdieping van de vaarweg worden opgeheven als de sluis zijn waterkerende functie verliest. -
—
Ons kenmerk: 01066298
provinsje fryslân provincie fryslân
b. Evaluatie Hoogwater januari2012 Wetterskip Fryslân heeft een evaluatie opgesteld van de hoogwaterperiode in januari 2012. Het algemene beeld dat uit de evaluatie blijkt, is dat op 1januari 2012 op basis van de dan beschikbare gegevens het waterschap geen aanleiding zag om het Hooglandgemaal volledig te laten draaien en op dat moment was dus de inzet van het Woudagemaal ook niet in beeld. De waterstand was op dat moment zelfs nog beneden streefpeil. Nadat het zondagavond begon te regenen bleek de volgende dag de neerslaghoeveelheid 2 tot 3 keer hoger dan verwacht, wat in combinatie met een natte uitgangsituatie snel tot een grote afvoer richting de boezem leidde. Het Woudagemaal is diezelfde dag nog in werking getreden. Ondanks de volle inzet van gemalen en spuisluizen steeg de waterstand de dagen daarna snel. Op woensdag 4 januari is, bij een gemiddelde boezemwaterstand van -35 cm NAP, een maalbeperking vanuit de polders ingesteld en op donderdag zijn de retentiegebieden nabij Grou, Burgum en Mildam ingezet. Samenvattend komt het waterschap tot de conclusie dat de hoogwaterperiode in januari 2012 bijzonder was door een combinatie van factoren. Door een natte decembermaand, veel neerslag in de eerste dagen van januari en een krachtige tot stormachtige wind uit on gunstige windrichtingen trad een hoogwatersituatie op, die zich op enkele locaties tot een dreigende situatie ontwikkelde. Over het algemeen kan geconstateerd worden dat de inzet van kunstwerken conform de richtlijnen is uitgevoerd. Gedurende de hoogwaterperiode heeft het waterschap de situatie onder controle kunnen houden. Hoewel er wel een dreiging uitging van lokaal zeer hoge wa terstanden, hebben er zich geen calamiteiten voorgedaan. De belangrijkste leerpunten en suggesties voor verbetering zijn: • • • • • • •
bij het prioriteren van het Herstelplan oever en kaden meer aandacht voor situaties waar onroerend goed risico loopt; onderzoek naar verweking van kaden; lokale boezemwaterstanden vragen om lokale maatregelen; betere automatisering van de informatievoorziening; beslissingsondersteunend systeem kan verbeterd worden (is inmiddels uitgevoerd); verdergaand anticiperend peilbeheer op de boezem; updaten “bestrijdingsplan” voor hoge boezemwaterstanden. Meer aandacht voor lokale situaties en maatregelen als maalbeperking.
Wat ons betreft geeft de evaluatie een helder beeld van de hoogwatersituatie van januari 2012. Uit deze hoogwatersituatie kunnen lessen worden getrokken voor de toekomst, die ook beleidsmatig voor de provincie van belang kunnen zijn. In het bijzonder kan daarbij ge dacht worden aan de invloed van lokale hydrologische omstandigheden en maatregelen op de lokale hoogwaterstanden. Een verdere hydrologische analyse / verkenning van de afge lopen hoogwatersituatie is hier voor nodig. Daarover zullen wij afspraken maken met het wa terschap.
-4/8-
Ons kenmerk: 01066298
•
provinsje fryslân provincie fryslân b c. Gemaal Lauwersoog Ons beleid voorziet in de realisering in 2015 van een groot gemaal bij Lauwersoog, geba seerd op het scenario van ‘de derde weg’ (groot gemaal voor veiligheid en natuur). Over de ontwikkelingen rond de realisering hebben wij de Staten via brieven, bestuursrapportages en jaarstukken geinformeerd. Centraal stond daarbij de door de waterschappen op te stellen business case, als belangrijke stap in de besluitvorming. In mei 2012 is die business case naar buiten gebracht door de waterschappen. Bij brief van 8 mei 2012 hebt u die van ons ontvangen met de mededeling dat wij u op de hoogte zullen houden van de verdere ontwik kelingen. In het bijzonder speelde daarbij de financiering van het gemaal en de vraag welke bijdrage van het rijk kon worden verwacht. Nu een (positieve) reactie van Rijk zijde ondanks lang aandringen van onze kant uitblijft, hebben wij de conclusie getrokken dat er geen rijksmiddelen zullen komen voor de financiering van het gemaal. Over de verdere aanpak leggen wij u op korte termijn een afzonderlijk PS-voorstel ter besluitvorming voor. Verder willen u melden, dat in Groningen binnen de studie “Droge Voeten” onderzoek ge daan naar de afwatering van de Groningse Boezems en het Lauwersmeer. In de zomer van 2013 zal hiervoor een plan m.e.r. procedure en onderzoek worden opgestart, zodat de mili eueffecten van mogelijke ruimtelijke maatregelen, zoals de aanleg of verhoging van kaden en de bouw van gemalen, goed in beeld worden gebracht. Aangezien een deel van het on derzoeksgebied (nml het Friese deel van het Lauwersmeer) in Fryslân ligt heeft de provincie Groningen de provincie Fryslân verzocht om op te mogen treden als coördinerend bevoegd gezag voor de plan m.e.r. Wij hebben hiermee ingestemd. d. Evaluatie veiligheidsplan Wetterskip Fryslân heeft in 2008 het ‘veiligheidsplan’ opgesteld. Dat plan vormde één van de bouwstenen voor de in november 2009 door provincie en waterschap vastgestelde waterplannen (Waterhuishoudingsplan en Waterbeheerplan). In het ‘veiligheidsplan’ zijn de maat regelen opgenomen om wateroverlast te bestrijden als gevolg van de klimaatontwikkeling. Het gaat onder meer om maatregelen als het Lauwersooggemaal, boezemuitbreiding, extra maalcapaciteit voor het Hooglandgemaal, retentiepolders en extra waterberging in de pol ders. In 2012 heeft het waterschap een evaluatie uitgevoerd. Daarbij zijn de voortgang, kos ten en effecten van de maatregelen tot eind 2011 onderzocht. De belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn: d. 1. Boezem inclusief oevers en kaden: • De voortgang van de meeste maatregelen voor de boezem is conform de planning; • De effecten van de klimaatontwikkeling zijn door de tot nu toe uitgevoerde maatregelen ruimschoots gecompenseerd tot na 2030; de kans op wateroverlast is nu kleiner dan in 2000; • De realisatie van het Lauwersooggemaal maakt de kans op wateroverlast nog kleiner; • Op lokaal niveau kan een dreiging van wateroverlast voorkomen, omdat kaden nog niet aan de norm voldoen; • De kosten van het totale maatregelenpakket (inclusief de gemalen bij Lauwersoog en Vijf huizen) voor de boezem zijn hoger dan in 2008 werd ingeschat.
-5/8
Ons kenmerk: 01066298
•
1
1 1
•
provinsje fryslân provincie fryslân
d.2. Deels ystemen (polders): • De voortgang van de maatregel “extra waterberging” is vertraagd, mede door vrijwillig heid bij grondaankopen. De overige maatregelen verlopen conform de planning; • De kosten voor waterberging zijn hoger dan in 2008 is ingeschat; • De meeste deelsystemen voldoen nu ruimschoots aan de normen voor wateroverlast, enkele deelgebiedjes daargelaten; • Alle polders (deelsysternen) voldoen in 2030 ruimschoots aan de normen voor regionale wateroverlast. Op de basis van deze conclusies zijn in de evaluatie vraagstukken geformuleerd, die nader onderzocht zullen worden. Dit kan eventueel tot een aanpassing van het ‘veiligheidspian’ leiden. De onderzoeken worden vanaf 2013 door het waterschap uitgevoerd. De resultaten van de evaluatie zullen wij, samen met conclusies bij andere in deze brief genoemde onder werpen, meenemen bij het opmaken van de Tussenbalans’ van de waterplannen.
e. Temporisering Oevers en Kaden Begin 2011 heeft Wetterskip Fryslân per brief de provincie geïnformeerd over haar voorne men om —met het oog op noodzakelijke bezuinigingen en het voorkomen van te grote stijging van de tarieven- een aantal maatregelen uit het Waterbeheer-/Waterhuishoudingsplan later of vertraagd uit te voeren. Een van deze maatregelen betreft de uitvoering van het Herstel plan Oevers en kade. Het waterschap stelde voor dit project niet in 2019 af te ronden, maar in 2028. In een brief van 17 mei 2011 hebben we richting het waterschap daarop gereageerd. Een afschrift van deze brief heeft u ontvangen op 30 mei 2011. Over het voorstel om de uitvoe ring van het Herstelplan Oever en Kaden te temporiseren, hebben we aangegeven dat we ons een goed oordeel willen kunnen vormen over de gevolgen van de vertraging voor de veiligheid en de gevolgen ook goed willen kunnen uitleggen aan Provinciale Staten en de Fryske Mienskip. Om de gevolgen inzichtelijk te krijgen en een oordeel te kunnen vormen, hebben we in dezelfde brief een voorstel gedaan om een aantal zaken te onderzoeken. Hierover zijn met het waterschap nadere afspraken gemaakt die bevestigd zijn in een brief van 6 september 2011 van het waterschap aan ons college. In maart 2012 heeft het water schap een onderbouwende notitie geleverd over de gevolgen van de temporisering voor de veiligheid en een ruimtelijke databestand (GIS) met de actuele toestand van de kaden en een globale planning tot 2015. Op het moment dat we deze gegevens ontvingen was nog maar recent de hoogwaterperiode 2012 geweest. Het verloop van deze hoogwatersituatie is daarbij, ondanks de vaak kritische omstandigheden, niet geheel onterecht- door het waterschap benoemd als belangrijke in dicatie dat de temporisering niet tot onveilige situaties leidt. Door de reeds uitgevoerde wer ken en de andere maatregelen in het watersysteem is het systeem nu aantoonbaar veiliger dan ooit tevoren. Bovendien kunnen door adequaat handelen in hoogwatersituaties calami teiten voorkomen worden. De omvang van de totale opgave is daarbij zo groot dat een uit voering over een langere periode naar onze mening goed te verdedigen valt. —
Op hoofdlijnen kunnen wij dan ook instemmen met de temporisering. In eerste instantie heb ben wij daarom met het waterschap een tijdelijke temporisering tot 2015 afgesproken. Daar over hebben wij u via onze Bestuursrapportage en de Jaarstukken geïnformeerd. Deze aan pak achten wij verantwoord gelet op wat er in de afgelopen periode al tot stand is gebracht en wat er op het programma staat in de komende jaren. Onze instemming met de tijdelijke temporisering geldt tot 2015 omdat dan de huidige planperiode afloopt. Bij het opstellen van de plannen voor de periode na 2015 zal besluitvorming plaatsvinden over een nieuwe eind -
6/8
-
Ons kenmerk: 01066298
provinsje fryslân provincie fryslân b datum voor de uitvoering van het Herstelplan Oevers en kaden. Het is nu te vroeg om nu al een uitspraak te doen over een verschuiving van 2019 naar 2028. Meer op detailniveau zien wij voor de korte termijn aanleiding voor een verbeterslag. Een beperkt aantal situaties met een overduidelijk groot hoogtetekort zien wij nu niet terug in de globale planning van het waterschap tot 2015. Het gaat daarbij niet om een groot aantal ki lometers, maar om een aantal specifieke situaties waarvan wij het wenselijk vinden dat deze voor 2019 aangepakt worden. In 2015 zal naar verwachting circa 90% van de kaden voldoen aan de norm. Van de resterende 10% heeft meer dan de helft een zeer beperkt hoogtetekort van minder dan 20 cm. De overige kaden hebben een groter hoogtetekort. Of dit grotere hoogtetekort ook als een knelpunt gezien moet worden, zal van situatie tot situatie verschillen. De hoogtetoets die eind dit jaar zal worden opgeleverd door het waterschap zal een nauw keuriger en actueler beeld leveren van de veiligheidstoestand van de boezemkaden. Wij zullen het waterschap vragen om op basis van deze nieuwe informatie aan te geven wel ke kaden zij tussen 2015 en 2019 in hun plannen zullen opnemen. Bij de beoordeling van dit voorstel zullen we met name willen uitsluiten dat na 2019 nog knelpuntsituaties blijven be staan, waarbij risico op wateroverlast bij bebouwing bestaat. De informatie uit de hoogtetoets zal ook meegenomen worden bij de opstelling van het vol gende Waterhuishoudingsplan en het daarbij maken van verdere afspraken met het water schap over de looptijd van het Herstelplan Oevers en kaden.
III. Stand van zaken drinkwaterbeleid Bij de behandeling van het ontwerp-Waterhuishoudingsplan (WHP3) in PS in 2008 is een motie ingediend waarin ons college gevraagd werd een 50% reductie van de afhankelijkheid van grondwater als drinkwater te realiseren en de mogelijkheden van oppervlaktewater als bron voor drinkwater te verkennen. Gedeputeerde Schokker heeft aangegeven deze motie over te nemen, in de vorm van een ‘streven naar’. In de gewenste resultaten voor drinkwater in het WHP3 is naar aanleiding hiervan opgenomen dat er in 2020 duidelijkheid moet zijn over de duurzame toepassing van oppervlaktewater en de te behalen vermindering van het aandeel zoet grondwater als bron voor drinkwater. Om helderheid over de mogelijkheden van alternatieven te krijgen hebben we in maart 2011 besloten voor dit onderdeel van WHP3 te komen met een nadere uitwerking. Voor deze uit werking is een notitie opgesteld om een de keuze voor de bronnen voor de drinkwatervoor ziening nader te kunnen onderbouwen. In die ambtelijke notitie, die wij u hierbij ter kennis neming aanbieden, wordt aandacht besteed aan hoe in de huidige situatie in drinkwater wordt voorzien, welke effecten dit heeft en hoe deze effecten beoordeeld kunnen worden. Daarnaast wordt ingegaan op de mogelijkheden en consequenties van de inzet van opper vlaktewater als bron. Hieronder geven wij een korte samenvatting van de voornaamste be vindingen. Het effect van de huidige drinkwaterwinningen is relatief beperkt en ook wordt het grondwa ter niet uitgeput door de winningen. Qua effecten heeft alleen de waterwinning Terwisscha een zodanig effect, dat wij recent besloten heeft in te zetten op een halvering van deze win ning. Bij enkele andere winningen treden ook effecten op natuurwaarden op, maar deze zijn veel beperkter. Ook op de landbouwproductie treden effecten op. Hiervoor is een financiële compensatieregeling.
-
7 /8
-
Ons kenmerk: 01066298
•
provinsje fryslân provincie fryslân
Gebruik van oppervlaktewater vraagt om een aanzienlijk intensievere zuivering dan grond water en is daarom ook kostbaarder. Een relatief snelle omschakeling naar gebruik van 25 miljoen m 3 oppervlaktewater als bron voor drinkwater leidt tot hoge kosten. Bestaande infra structuur die nog goed functioneert kan niet meer gebruikt worden en daarvoor in de plaats moeten forse investeringen gedaan worden om productielocaties voor de zuivering van op pervlaktewater te realiseren. Bij een snelle omschakeling zullen de meerkosten volgens de door Vitens aangeleverde inschatting- jaarlijks circa € 37 miljoen bedragen, wat overeen komt met meerkosten van circa €1,23 per m 3 oppervlaktewater. Voor een meer geleidelijke omschakeling, biedt mogelijk de vergelijking van drinkwatertarie ven in Nederland een beter beeld. Gemiddeld bedragen de meerkosten van het gebruik van . Voor een beperkt gebruik van oppervlaktewater dat 3 oppervlaktewater dan circa €0,50 per m in plaats komt van nieuwe investeringen in winning en zuivering van grondwater kan mogelijk uitgegaan worden van een lagere inschatting van € 0,30 € 0,60 per m . 3 —
-
Ter vergelijking is in de notitie ook een toekomstrichting uitgewerkt waarin wordt uitgegaan van een beperktere reductie van 10% in het gebruik van zoet grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening. Een globale inschatting van de meerkosten van deze variant be draagt circa € 1,5 miljoen tot € 3 miljoen op jaarbasis voor een oppervlaktewaterwinning van 5 miljoen m /jaar bij Noardburgum. 3 Weliswaar biedt een beperkte inzet daarbij van oppervlaktewater of brak grondwater, mis schien wel op sommige aspecten voordelen, maar ook voor een dergelijke variant blijft gel den, dat het de kwetsbaarheid van de drinkwatervoorziening vergroot, tot extra kosten leidt en er geen dwingende noodzaak vanuit het oogpunt van het grondwaterbeheer is. Op basis van deze informatie komen wij tot de conclusie dat vanuit het grondwaterbeheer geen aanleiding is om een reductie van het gebruik van grondwater voor de drinkwatervoor ziening na te streven. Een omschakeling op deze schaal naar oppervlaktewater vraagt bo vendien om zeer grote investeringen en maakt de drinkwatervoorziening kwetsbaarder. Wij gaan van uit u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd over de voortgang van de ontwik ling n in het waterbeheer. Gede
teerd Staten van Fryslân,
J
den Berg, secretaris
-8/8-
Ons kenmerk: 01066298
Drinkwater in Fryslân
Achtergrondnotitie behorend bij de uitwerking van het drinkwaterbeleid in het waterhuishoudingsplan Fryslân 2010-2015
17 juni 2013
Samenvatting In het provinciale Waterhuishoudingsplan is op grond van een motie van Provinciale Staten het streven opgenomen om tot een vermindering van het gebruik van grondwater als bron te komen. Deze notitie levert informatie om tot een nadere uitwerking van dit streven te komen. Hiervoor zijn de voor en nadelen van het gebruik van grondwater respectievelijk oppervlaktewater in beeld gebracht.
Grondwater als bron Vitens maakt in Fryslân drinkwater uit grondwater dat gewonnen wordt op 7 locaties. Door deze winningen treedt een grondwaterstandsdaling op in de omringende gebieden. Dit effect is het grootst bij de watetwinningen Terwisscha en Noardburgum. De wate’winning bij Tervvisscha veroorzaakt verdroging in het Drents-Friese Woud. Deze winning zal daarom mogelijk (deels) verplaatst worden in de toekomst. Afgezien van de wate,winning Terwisscha is het negatieve effect van de waterwiningen op de natuur relatief gering. Productieverlies in de landbouw als gevolg van de winningen wordt gecompenseerd met schaderegelingen. Doordat in Nederland meer neerslag valt dan verdampt (neerslagoverschot) wordt het grondwater niet uitgeput door de drinkwateîwinningen. Wel wordt oud schoon water relatief sneller vervangen door jonger en vervuilder water. Door de dikte van de watervoerende lagen betreft dit een proces van honderden jaren en door de zuiverende werking van de bodem verdwijnt een groot deel van de vervuilingen van nature. De winning Noardburgum trok in het verleden zout water aan. Door de winning te verminderen kan de winning nu duurzaam voortgezet worden. Om van oppervlakte water of grondwater drinkwater te maken zal het gezuiverd moeten worden. Deze zuivering zal daarbij uit verschillende zuiveringsstappen bestaan. Is de bron meer verontreinigd, dan zullen meer zuiveringsstappen nodig zijn. In Fryslân wordt gebruik gemaakt van grondwater als bron. Dit kan eenvoudig gezuiverd worden. De belangrijkste stappen zijn het laten neerslaan van opgelost ijzer, mangaan en kalk. Het zuiveringsproces is de afgelopen jaren steeds verder geoptimaliseerd, waardoor minder verliezen bij de productie optreden. Innovaties van de afgelopen jaren zijn o.a. het ontkleuren van water in Oldeholtpade en methaanafvanging in Spannenburg.
Oppeivlaktewater als bron Op verzoek van de provincie is door Vitens in hoofdlijnen onderzocht wat de consequenties zijn als in 2020 voor de helft gebruik moet worden gemaakt van oppervlaktewater als bron voor drinkwater. In de uitwerking heeft Vitens gekozen voor een zuivering bij Spannenburg, met een oppervlaktewinning in het IJsselmeer en Slotermeer en een zuivering hij Noardburgum, met een winning uit het Bergummermeer en de Leijen. De grondwaterwinningen Te,wisscha, Oudega, Nij Beets en Garyp worden gesloten. Voor de opzet van de zuivering kiest Vitens voor de meeste verregaande zuivering met membranen en aanvullende zuivering met actief koolfiltratie en
3
desinfectie met uv-licht. Qua opzet is deze zuivering vergelijkbaar met een zuivering zoals Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland, deze sinds 1999 in Heemskerk toepast. Vitens schat de jaarlijkse meerkosten perm 3 op €1,23. Een vergelijking van de Nederlandse drinkwatertarieven leidt echter tot een lager beeld van de meerkosten. In de beschouwing van de meerkosten moet daarom rekening worden gehouden met een ruime bandbreedte van €0,50 tot ca. €1,20 per kubieke meter, onder andere afhankelijk van de snelheid van de omschakeling. Voor een beperkt gebruik van oppervlaktewater dat in plaats komt van nieuwe investeringen in winning en zuivering van grondwater kan mogelijk een globale bandbreedte van €0,30 -€ 0,60 per m 3 worden aangehouden. Vergelijking Om een betere vergelijking te kunnen maken tussen het gebruik van grondwater en oppervlaktewater is ook een toekomstrichting uitgewerkt waarin wordt uitgegaan van een beperktere reductie van circa 10% in het gebruik van zoet grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening. De basis voor deze variant vormt een oppervlaktewaterwinning of het gebruik van brak grondwater bij Noardburgum op de middellange termijn. Aanvullend zijn er op de kortere termijn kansen voor een integrale ontwikkeling in de omgeving van Nijbeets, waar de ligging van een zandwinplas de mogelijkheid biedt via een relatief korte bodempassage beperkt oppervlaktewater te winnen. Een globale inschatting van de meerkosten voor de oppeîvlaktewate,winning/ winning van brak grondwater bij Noardburgum bedraagt circa € 1,5 miljoen tot €3 miljoen op jaarbasis Aanbeveling Grondwater is een betrouwbare, relatief goedkope en duurzame bron voor het bereiden van drinkwater. Gebruik van deze bron leidt op dit moment niet tot grote schade. Dat is een prettige gedachte én het is een situatie, die we graag ook voor de toekomst zoveel mogelijk zeker willen stellen. Zuinig zijn met deze bron voor drinkwater als eerste levensbehoefte blijft voorop staan, ook al worden er op dit moment geen tekorten geconstateerd. In het derde waterhuishoudingsplan is in beeld gebracht welke nieuwe locaties nodig zijn om ook in de toekomst van het zoete grondwater in de drinkwater te voorzien. Het blijft daarbij wel zinvol om na te blijven denken over mogelijke ontwikkelingrichtingen voor de drinkwaterbronnen en drinkwaterinfrastructuur
4
Inhoudsopgave Inhoud Samenvatting
3
Inhoudsopgave
5
Inleiding
2
7
1.1 Aanleiding
7
1.2 Uitgangspunten en focus
7
Grondwater als bron
9
2.1 Inleiding
9
2.2 locaties en onttrekkingshoeveelheid
9
2.3 Zuiveringsmethode
10
2.4 Effecten
11
2.4.1 Effecten op grondwaterstand
11
2.4.2 Effecten op landbouw: droogteschade
13
2.4.3 Effecten op natuur: verdroging
13
2.4.4 Verzilting en overige effecten
14
2.5 Kosten
15
2.6 Duurzaamheid
15
2.6.1 Hoeveelheid
15
2.6.2 Verzilting
15
2.6.3 Waterkwaliteit
15
2.7 Innovatie 3
16
Oppervlaktewater als bron
17
3.1 Inleiding
17
3.1.1 Oppervlaktewater als bron voor drinkwater in Nederland
17
3.1 .2 Onderzoek naar oppervlaktewater als bron voor drinkwater in Fryslan
17
3.2 Uitwerking door Vitens
18
3.2.1 Locaties
18
3.2.2 Zuiveringsmethode
18
3.3 Effecten
19
3.4 Kosten
20
3.4.1 Inschatting van kosten op basis van drinkwatertarieven
20
3.4.2 Inschatting van kosten door Vitens
20
3.4.3 Inschatting van kosten afgeleid uit DHV-systematiek
21
3.4.4 Samenvattend kosten
21
5
3.5 Duurzaamheid
.
3.6 Innovatie 4
21 22
Toekomstrichtingen
23
4.1 Inleiding
23
4.2 Toekomstrichting 100% grondwater
23
4.3 Toekomstrichting 10% inzet van oppervlaktewater
24
4.4 Aanbeveling
26
5 Literatuur
27
6
1
Inleiding
In het provinciale waterhuishoudingsplan is op grond van een motie van Provinciale Staten het streven opgenomen om tot een vermindering van het gebruik van grondwater als bron te komen. Deze notitie geeft informatie over de voor- en nadelen, ter onderbouwing van besluitvorming over de invulling hie,van.
1.1 Aanleiding In de bespreking van het ontwerp-waterhuishoudingsplan 2010-2015 hebben provinciale staten van Fryslân een motie aangenomen om in 2020 tot een 50% vermindering te komen van het gebruik van grondwater voor de openbare drinkwatervoorziening. In gewijzigde vorm is deze motie in het definitieve waterhuishoudingplan opgenomen. Een 50% vermindering van het gebruik van grondwater is niet als harde eis opgenomen maar als een doel waar naartoe gewerkt kan worden. Als alternatieve bron heeft in het plan oppervlaktewaterwater de voorkeur gekregen. Het gebruik van oppervlaktewater zou daarbij een stimulans kunnen vormen voor Vitens en de waterinstituten in Fryslân voor technologische ontwikkeling en het gebruik van oppervlaktewater voor drinkwater kan een motief vormen om te streven naar een verdere verbetering van de kwaliteit van het boezemwater. In 2015 moet er duidelijkheid zijn over de mogelijkheid van toepassing van oppervlaktewaterwinning Ondanks het streven om tot een reductie van het gebruik van grondwater te komen, geniet grondwater vanuit zuiveringstechnisch oogpunt de voorkeur als bron. Gedeputeerde Staten hebben in aanvulling op het WHP3 in maart 2011 besloten het Waterhuishoudingsplan op de keuze voor de bronnen voor de drinkwatervoorziening nader uit te werken.
12 Uitgangspunten en focus Deze notitie geeft achtergrondinformatie om een keuze voor de bronnen voor de drinkwatervoorziening nader te kunnen onderbouwen. Het stuk is primair gefocussed op de situatie op de vaste wal, aangezien de situatie hier qua hoeveelheid bepalend is. Veel aandacht wordt besteed aan de huidige situatie: Hoe in de huidige situatie in drinkwater wordt voorzien, welke effecten dit heeft en hoe deze effecten beoordeeld kunnen worden. In hoofdstuk 2 wordt grondwater als bron besproken. In hoofdstuk 3 komt oppervlaktewater aan bod waarbij de consequenties in beeld zijn gebracht als voor 50% over wordt gestapt op het gebruik van oppervlaktewater als bron. In In hoofdstuk 4 worden twee “toekomstrichtingen” geschetst. De eerste betreft de autonome ontwikkeling, waarbij de drinkwatervoorziening in Fryslân volledig gebaseerd blijft op grondwater als bron. De tweede betreft een toekomstrichting waarbij op middellange termijn de groei in het gebruik van drinkwater wordt opgevangen door oppervlaktewater en in de tussentijd Nij Beets een belangrijke positie krijgt voor de drinkwatervoorziening. In hoofdstuk 5 wordt een overzicht gegeven van de literatuur, waarvan gebruik is gemaakt bij het opstellen van deze notitie.
7
co
2
Grondwater als bron
Vitens maakt in Fryslân drinkwater uit grondwater dat gewonnen wordt op 7 locaties. Door deze winningen treedt een grondwaterstandsdaling op in de omringende gebieden. Dit effect is het grootst bij de waterwinningen Terwisscha en Noardburgum. De watetwinning bij Teiwisscha veroorzaakt verdroging in het Drents-Friese Woud. Deze winning zal daarom mogelijk (deels) verplaatst worden in de toekomst. Afgezien van de wate!winning Terwisscha is het negatieve effect van de waterwiningen op de natuur relatief gering. Productieverlies in de landbouw als gevolg van de winningen wordt gecompenseerd met schaderegelingen. Jaarlijks wordt hiejvoor ca. € 100.000 schadevergoeding door Vitens uitgekeerd. Inclusief belastingen en heffingen bedraagt de drinkwaterprjs in het voorzieningengebied van Vitens ca € 1,35. Doordat in Nederland meer neerslag valt dan verdampt (neerslagoverschot) wordt het grondwater niet uitgeput door de drinkwate,winningen. Wel wordt oud schoon water relatief sneller vervangen door door jonger en vervuilder water. Door de dikte van de watetvoerende lagen betref dit een proces van honderden jaren en door de zuiverende werking van de bodem verdwijnt een groot deel van de vervuilingen van nature. De winning Noardburgum trok in het verleden zout water aan. Door de winning te verminderen kan de winning nu duurzaam voortgezet worden. Het zuiveringsproces is de afgelopen jaren steeds verder geoptimaliseerd, waardoor minder verliezen bij de productie optreden. Innovaties van de afgelopen jaren zijn o. a. het ontkleuren van water in Oldeholtpade en methaanafvanging in Spannenburg. Met het oog op de leveringszekerheid wil Vitens beschikken over 10% operationele reserve vergunningscapaciteit om schommelingen in het gebruik op te kunnen vangen en 10% niet-operationele reserve om ingeval van een calamiteit elders met vergunning meer water te winnen.
2.1 Inleiding Momenteel wordt al het drinkwater in Fryslân uit grondwater bereid. Dit hoofdstuk beschrijft de huidige situatie, waarbij vooral de effecten van de bestaande grondwaterwinningen aandacht krijgen.
22 locaties en onttrekkingshoeveelheid In Fryslân wordt op het vasteland op 7 locaties grondwater onttrokken ten behoeve van de drinkwatervoorziening. Het water dat onttrokken wordt bij Garijp en Nij Beets wordt gezuiverd bij de winning in Noardburgum. Het water uit Oudega wordt gezuiverd bij de winning in Spannenburg.
Waterwinningen en indicatieve vraag (MM3Ijr)
De winning Spanneburg/Oudega voorziet het hele westelijk deel
9
Figuur 1, Winningen en indicatieve vraag naar drinkwater
van de provincie van drinkwater, inclusief een deel van Leeuwarden. Noardburgum voorziet de rest van Leeuwarden, Drachten en het Noordoosten van de provincie. De winning Terwisscha voorziet het zuidoosten en de winning Oldeholtpade Wolvega, Heerenveen, Joure en omgeving. 51,0 50,0 49,0 48,0 trend
47,0
onttrokken 46,0 —
—
-
90% bovengrens
45,0 44,0 43,0 0
c
.
,,
‘o 9,9,9,9,9,9,
Figuur 2, winning 1986-2010 vasteland Fryslân
In figuur 6 is de totale winning op het vasteland in de periode 1986, 2010 getoond op basis van gegevens uit het (voormalige) provinciale grondwaterregister en het huidige landelijke grondwaterregister. Duidelijk is dat in de betreffende periode een groei in de drinkwaterproductie is geweest, door de groei van de bevolking . Tegelijkertijd laat de figuur ook zien, dat de vraag 1 naar drinkwater van jaar tot jaar iets kan variëren, bijvoorbeeld als gevolg van de afwisseling tussen jaren met zeer warme zomers en koelere zomers. Indicatief is de onttrekkinghoeveelheid getoond die statistisch 1 keer per 10 jaar wordt overschreden (90% bovengrens) Bij de beoordeling hoeveel drinkwater geleverd zou moeten kunnen worden zal rekening gehouden moeten worden met de genoemde variatie in de vraag. .
2.3 Zuiveringsmethode In Fryslân kan met relatief eenvoudige zuiveringstechnieken uit het grondwater drinkwater worden gemaakt. In de meeste gevallen kan worden volstaan met beluchten, snelfiltering en ontharding. Bij het ontharden wordt fijn zand en ongevaarlijke chemicaliën ingezet (kalkmelk). De stoffen die vrij komen in het proces zoals ijzerhoudend slib en kakkorrels worden als grondstof elders ingezet. (o.a. ijzer en baksteenindustrie, rwzi’s) In Oldehoitpade wordt sinds kort het water aanvullend ontkleurd via een ionenwisselaar. Het spoelwater dat vrijkomt bij het reinigen van deze ionenwisselaar wordt na nanofiltratie grotendeels ook benut. Hoewel incidenteel verontreinigen in de bronnen worden waargenomen 1
In de periode 1982-2010 is de Friese bevolking gegroeid met circa 9%. Het gebruik van drinkwater door de industrie en de agrarische sector is de afgelopen jaren afgenomen. 10
(Noardburgum) is deze niet van dien aard, dat zuivering met actief koolfiltratie, ozon of uv-Iicht noodzakelijk is.
2.4 Effecten 2.4.1 Effecten op grondwaterstand
De drinkwaterwinningen liggen zowel in de hogere delen van Fryslân (Noardburgum, Oldeholtpade, Terwisscha als in de lage delen (Garijp, Nij Beets, Spannenburg en Oudega). Het water wordt onttrokken uit meerdere putten per locatie. Een put bestaan uit een buis die tot in de watervoerende zandlaag is geplaatst waaruit het water wordt onttrokken, afhankelijk van de ondergrond, op een diepte tussen 50 en 150 meter. De buis bevat openingen zodat het grondwater kan toestromen naar de buis, van waaruit het opgepompt wordt. De waterdruk in de zandlaag wordt hierdoor lager, wat doorwerkt in een lagere grondwaterstand.
1S
1
-.
1
-‘
..
‘\
-
:, ,
‘
,
1
-
-
-‘
1
..‘
kD r=R
De verlaging heeft in een geologische eenvoudige situatie de vorm van een kegel (afpompkegel) De verlaging is het grootst op het punt van de winning en neemt eerst snel en dan geleidelijker af op grotereafstandvandewinning Wanneer de winningshoeveelheid gelijk blijft zal de grondwaterstand nietverderdalen. Ersteltzich dan een nieuw evenwicht in. In dikkere watervoerende pakketten stroomt het water makkelijker toe en is de drukverlaging minder. Daar
r=O
waar afdekkende lagen boven het watervoerend pakket zich bevinden is de doorwerking van de drukverlaging op de grondwaterstand minder, In Fryslân zijn zeer dikke watervoerende pakketten te vinden, die op veel plekken bovendien nog afgeschermd zijn door potklei en keileem afzettingen. De situatie voor het onttrekken van grondwater is daarom relatief gunstig.
Figuur 3, Afpompkegel als gevolg van grondwateronttrekking
11
-
-
t
—
-.-
•
-,
t
S
__v urn
-
-
/
-
-
-
-
-
1
•--
eet4 -.
A#
t -•
.
9 0t
-
-
1 rwisscha
r
r
‘
• —
/
ne
rg
4 t
•
w
—
-
Legend
Grondwaterstandsverlaging
•
veroorzaakt door drinkwaterwinningen en overige grote onttrekkingen
VALUE> 0Oltt
002-DC6[]0ll-0,2 D- 01
[EJ 021 -0.5 05l•l 1 m
bo9: MIPV v2 pet,o& 1993 2001
Figuur 4, Grondwaterstandsverlaging Met het grondwatermodel MIPWA kan een globaal beeld verkregen worden, waar het water dat Vitens onttrekt vandaan komt en welk effect de winningen hebben op de grondwaterstand (Figuur 1). Zeer globaal treedt op een oppervlak van ca. 3000 hectare een grondwaterstandssdaling van meer dan 20 cm op, waarvan op ca 1000 hectare een daling van meer dan 50 cm. Op een aanzienlijk groter gebied treedt een kleinere daling op.
12
2.4.2 Effecten op landbouw: droogteschade
Een lagere grondwaterstand kan tot gevolg hebben, dat de vochtvoorziening van het landbouwgewas (bijvoorbeeld gras of mais) vermindert en daardoor de opbrengst lager wordt. In hoeverre dit het geval zal zijn, hangt af van de uitgangssituatie en de bodemeigenschappen. Vanuit een relatief natte uitgangssituatie kan een beperkte grondwaterstandsdaling positief zijn. Een bodem met een goed vochthoudend vermogen (door de aanwezigheid van klei, leem organische stof) is minder gevoelig voor een grondwaterstandsdaling en een bodem waar de grondwaterstand altijd ruim onder de wortelzone van het gewas ligt zal niet leiden onder een nog diepere grondwaterstand. Gronden waar de grondwatersituatie in de uitgangssituatie niet te nat was en ook niet veel te droog hebben dan ook het meest last van een grondwaterstandsdaling. Deze (droogte)schade dient op grond van de Waterwet door de grondwateronttrekker zoveel mogelijk voorkomen te worden, of anders (op verzoek) vergoed. Om schade te beperken worden in de gebieden rond Noardburgum en Oldeholtpade water aangevoerd zodat waterpeilen in de watergangen op peil blijven. Dit heeft een dempend effect op de grondwaterstandsverlaging. Om een schatting te kunnen maken wordt daarom de schade bepaald aan de hand van kennistabellen die een relatie leggen tussen grondwaterstand, bodemtype en gewasproductie. De verminderde gewasproductie wordt daarna gekoppeld aan jaarlijks varierende marktprijzen voor vervangend voer of akkerbouwgewassen. Een zeer grove vuistregel is dat 10 cm grondwaterstandsdaling op daarvoor gevoelige gronden een gemiddelde schade oplevert tussen de 30 en 50 € per hectare per jaar. Voor de winning Noardburgum is een schaderegeling afgesloten die rekening houdt met de jaarlijkse wisselende weersomstandigheden. De schadevergoeding die Vitens in Fryslân uitkeert variert daardoor ruwweg tussen de 30.000 € en 165.000€ per jaar (periode 2004-201 0). 2.4.3 Effecten op natuur: verdroging
Natuurwaarden kunnen afhankelijk zijn van het voorkomen van hoge grondwaterstanden, de aanvoer van basenrijk grondwater (kwel) en! of voeldselarme omstandigheden. Grondwateronttrekkingen, maar ook bijvoorbeeld grootschalige peilverlag ingen kunnen hier effect op hebben. Een direct effect is de grondwaterstandsdaling: het natuurgebied wordt droger. In sommige gevallen zal de invloed van regenwater hierdoor toenemen, waardoor het gebied ook verzuurt. Een lagere grondwaterstand kan ook leiden tot de afbraak van organische stof en verminderde afbraak (denitrificatie) van nitraat (meststof). Het gebied wordt daardoor voedselrijker. Wanneer van oorsprong de hoge grondwaterstand (mede) was veroorzaakt door het voorkomen van basenrijke kwel, kan het wegvallen van deze kwel ook leiden tot verzuring. In gebieden met veel oppervlaktewater kan als gevolg van het wegzakken van water uit het gebied het nodig zijn om (meer) oppervlaktewater van buiten het gebied aan te voeren. Vaak is dit gebiedsvreemde water (bijvoorbeeld boezemwater) voedselrijker. Als natuurwaarden achteruitgaan of verdwijnen door een of meer van bovengenoemde oorzaken, dan noemen we dat verdroging. Terwisscha: Als we in Fryslân verdroging als gevolg van drinkwaterwinningen beschouwen, dan springt vooral de waterwinning Terwisscha in het Drents Friese Woud eruit. Deze winning zorgt voor een daling van de grondwaterstand van meerdere decimeters in een relatief groot 13
gebied. De grootste daling vindt daarbij plaats direct om de winning in het natuurgebied. Samen met de verbeterde landbouwontwatering in de omgeving en de ontwikkeling van naaidbos in het gebied zorgt de winning ervoor dat verdroging optreedt. Stopzetten van de winning zou kunnen bijdragen aan het herstel van de vele vennen in het gebied, het herstel van natte schraalgraslanden (Aekingerbroek) en een toename van de basis afvoer van de Vledder Aa. In het kader van het Nationaal Park “Drents Friese Woud” is bestuurlijk afgesproken de winning Terwisscha in principe, naar een locatie binnen een straal van 10 km van de bestaande, te verplaatsen. Binnen dit gebied zal gezocht worden naar een locatie die de minste effecten op land bouw en natuur oplevert. Nij Beets: De waterwinning Nij Beets heeft een beperkt effect op de grondwaterstand op de ten zuiden gelegen polder de Duif. Door verveningen in de 1 gce eeuw en ruilverkavelingen in de ste tweede helft van de 20 eeuw is de hydrologie van het gebied volledig veranderd. Lage gronden langs het Koningsdiep liggen nu in een landschappelijk hoge positie. Met het oog op een uitbreiding van de waterwinning bij Nij Beets heeft de provincie samen met Vitens landbouwgrond uitgekocht. Deze gronden zullen worden ingezet binnen een integraal project, dat recent gestart is. Indien mogelijk zuilen de (ongunstig gelegen) landbouwgronden binnen polder de DuIf uitgeruild worden, voor de gronden die provincie en Vitens hebben aangekocht. Hierdoor zal het mogelijk worden om de natuurwaarden in de DuIf te vergroten; mogelijk in combinatie met waterberging. Dit vormt (deels) compensatie voor eventuele negatieve effecten van de bestaande en vergrote winning. Overige winningen: De winning Oudega (GS) heeft een effect op de boezemlanden langs de Fluessen. in overleg met het Fryske Gea zijn hier mitigerende maatregeien genomen. De winning Oldeholtpade heeft mogelijk beperkte negatieve effecten op schraallanden en andere natuur in het beekdal van de Linde. Waterwinning Noardburgum heeft een beperkt effect op natuurgebied de Sippenfennen. De verdroging in dit laatste gebied wordt echter gedomineerd door de diepe polders in de omgeving. 2.4.4 Verzilting en overige effecten
Twee winningen in Fryslân hebben te maken met verzilting. Dit betreft de waterwinning Noardburgum en de waterwinning Garijp. De waterwinning in Noardburgum kent een lange geschiedenis. Al vanaf ca. 1920 wordt hier grondwater onttrokken voor de drinkwatervoorziening en op zijn top betrof de onttrekking 25 miljoen m 3 per jaar. Achteraf kan geconcludeerd worden dat dit geen duurzame winningshoeveelheid is geweest. Door deze grote onttrekking is zout water aangetrokken, dat bij een kleinere onttrekking niet aangetrokken zou zijn geweest. Op basis van onderzoek is ingeschat dat een onttreking van ca. 7 miljoen m /jaar ook op langere 3 termijn niet tot verdere verzilting van het winveld leidt. Waar bij Noardburgum het effect van verzilting zich pas na zeer lange tijd zich voordeed, was dit effect in Garijp veel sneller merkbaar. Ook hier geldt, dat met een kleinere onttrekking de winning wel duurzaam voort te zeilen is. De samenstelling van het water uit Noardburgum en Garijp is echter nog wel slechter (zouter en calciumrijker) dan het water uit andere winningen. Water uit Nij Beets wordt daarom benut om tot een betere gemiddelde kwaliteit te komen. Naast effecten op landbouw en natuur kan een grondwaterstandsdaiing ook effect hebben op funderingen van woningen en 14
infastructuur. In Fryslân zijn geen gevallen van schade als gevolg van drinkwaterwinningen bekend.
2.5 Kosten De prijs van het drinkwater in Fryslân is ongeveer 1,35 € /m 3 en is hetzelfde als in de rest van het voorzieningengebied van Vitens. Belastingen en heffingen beslaan ongeveer 30% van de drinkwaterprijs. De belasting 2 op het onttrekken van grondwater bedraagt in 2011 € 0,1963 per . De hoogte van de grondwaterheffing varieert per provincie. Met een bedrag van € 0,0113 3 m per m 3 is de heffing van de provincie Fryslân iets lager dan het landelijk gemiddelde. Aanvullend dient leidingwaterbelasting € 0,158 (in 2011) betaald te worden en BTW (6%). De drinkwaterprijs wordt verder bepaald door personeelskosten, kapitaalslasten (rente en afschrijvingen) van winlocaties, zuiveringen en (transport) leidingen en overige kosten.
2.6 Duurzaamheid 2.6.1 Hoeveelheid
Hoewel het winnen van grondwater leidt tot een grondwaterstanddaling leidt dit niet tot het verbruiken van de “grondwatervoorraad”. Alleen de zogenaamde afpompkegels, die ontstaan bij grondwateronttrekkingen leiden tot een vermindering van de absolute “grondwatervoorraad”. Na het instellen van deze afpompkegels is de onttrekking in evenwicht met de aanvulling door 3 neerslag en infiltratie vanuit het oppervlaktewater. Bij het stopzetten van de onttrekking zal de grondwaterstand zich binnen één tot twee jaar weer herstellen in de oude situatie. 2.6.2 Verzilting
Ook het optreden van verzilting heeft te maken met evenwichten in de ondergrond. Zoals de situatie bij Noardburgum laat zien kan een te grote ontrekking leiden tot het aantrekken van zout water. Wordt de winning gestopt dan zal weer verzoeting van de watervoerende lagen optreden. Dit is echter een veel langzamer proces dat het herstellen van de grondwaterstand en mogeljik is het herstel ook niet volledig. Verzilting is vanuit het oogpunt van duurzaamheid dus zeker een aandachtspunt. 2.6.3 Waterkwaliteit
Door verschillende oorzaken is het water dat nu de bodem in infiltreert en het grondwater aanvult minder schoon dan vroeger. Het schone water, dat nu in de grond zit treedt uit in kwelgebieden of wordt gebruikt voor de drinkwatervoorziening en industrie. Een klein deel wordt weggepompt voor het drooghouden van bouwputten en voor beregening en veedrenking. Het verbruik door de drinkwatervoorziening zorgt ervoor dat het schone water grof geschat een 4 sneller wordt vervangen door jonger en (iets) “viezer” water, dan zonder onttrekkingen. kwart Lokaal rond de winningen zal dit meer zijn en buiten de invloedsgebieden van de winningen minder. Doordat de watervoerende pakketten in Fryslân erg dik zijn, zal het overigens 2
Deze belasting is in 2012 komen te vervallen In Fryslan heeft deze “vermindering” van de grondwatervoorraad een ordegrootte van 10 miljoen m . Dit 3 is slechts een vijfde van de jaarlijks onttrokken hoeveelheid en ca 0,01% van de globaal geschatte hoeveelheid zoet grondwater in Fryslân. “Dit is een zeer globale schatting. 15
honderden jaren duren voordat een groot deel van de watervoerende pakketten daadwerkelijk negatief beinvloed is door recenter geinfiltreerd water. Een groot deel van de vervuilingen zal daarbij in de bodem worden afgebroken of geadsorbeerd. Niet alle vervuiling die in de afgelopen decennia in het grondwater terecht is gekomen zal dus de diepere waterende pakketten bereiken. Ook is de vervuiling van het grondwater op sommige aspecten de laatste jaren afgenomen, bijvoorbeeld als gevolg van de mestwetgeving. Specifieke studies gericht op het voorspellen van de toekomstige grondwaterkwaliteit in Fryslân en de consequenties voor de zuivering zijn echter niet beschikbaar. Het opstellen van gebiedsdossiers voor de drinkwaterwinningen moet meer inzicht geven in eventuele risico’s.
2.7 Innovatie Hoewel de bestaande winningen en zuiveringen al lang actief zijn is er nog steeds sprake van verdere verbeteringen en innovaties in het zuiveringsproces. lnnovaties van de afgelopen jaren zijn o.a. het ontkleuren van water in Oldeholtpade en methaan-afvanging in Spannenburg. Voor alle winningen geldt verder dat tijdens het zuiveringsproces minder verlies van water optreedt. Water dat wordt gebruikt om filters, membranen e.d. te spoelen wordt- na een eventuele zuivering- weer opnieuw in het proces ingezet.
16
3
Oppervlaktewater als bron
Op verzoek van de provincie is door Vitens in hoofdlijnen onderzocht wat de consequenties zijn als in 2020 voor de helft gebruik moet worden gemaakt van oppervlaktewater als bron voor drinkwater. In de uitwerking heeft Vitens gekozen voor een zuivering bij Spannenburg, met een oppeîvlaktewinning in het IJsselmeer en Slotermeer en een zuivering hij Noardburgum, met een winning uit het Burgummermar en de Leijen. De grondwateiwinningen Teiwisscha, Oudega, Nl] Beets en Garyp worden gesloten. Voor de opzet van de zuivering kiest Vitens voor de meeste verregaande zuivering met membranen en aanvullende zuivering met actief koolfiltratie en desinfectie met uv-Iicht. Qua opzet is deze zuivering vergelijkbaar met een zuivering zoals Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland, deze sinds 1999 in Heemskerk toepast. Vitens schat de jaarlijkse meerkosten op ca 37 miljoen euro.
3.1 Inleiding 3.1.1 Oppervlaktewater als bron voor drinkwater in Nederland
Jaarlijks wordt in Nederland van circa 490 miljoen m 3 oppervlaktewater drinkwater gemaakt. Ruim 230 miljoen hiervan wordt onttrokken uit met name de Rijn en de Maas en na een voorzuivering getransporteerd naar de (Hollandse duinen) en daar geïnfiltreerd. Ook het water dat wordt ingenomen in het Haringvliet en een deel van het water dat wordt ingenomen vanuit het IJsselmeer wordt in de duinen gezuiverd. De duinen zorgen voor een natuurlijke filtratie van het water en een gelijkmatige temperatuur. 200 miljoen m 3 wordt onttrokken uit de Maas en spaarbekkens opgepompt naar diepe in de Biesbosch (Het waterpeil in de bekkens bedraagt tot 6 m+ NAP). In deze spaarbekkens ondergaat het water een eerste zuivering. Bovendien kunnen door deze spaarbekkens perioden van meerdere maanden met watertekorten of waterkwaliteitsproblemen in de Maas overbrugd worden. Voor overige wordt ca. 25 miljoen m 3 uit het IJsselmeer ingenomen, dat niet gezuiverd wordt in de duinen; 25 miljoen m 3 uitslagwater uit de Bethunepolder en 7 miljoen m 3 uit de Drentsche Aa. Deze laatste drie winningen zijn qua situatie het meest representatief voor een eventuele oppervlaktewaterwinning in Fryslân. Het gebruik van oppervlaktewater als bron voor drinkwater is ook in Fryslân technisch goed mogelijk. De vraag is wat de beste en meest efficiënte manier is om de winning, de zuivering en het transport in te richten en welke financiële consequenties er zijn voor een gedeeltelijke omschakeling naar oppervlaktewater als bron. 3.1.2 Onderzoek naar oppervlaktewater als bron voor drinkwater in Fryslan
Het gebruik van oppervlaktewater als bron voor drinkwater in Fryslân is in eerdere onderzoeken al aan bod geweest. Op initiatief van de provincie is door de nv. Waterleiding Friesland, het 5 in de jaren negentig een onderzoek gedaan naar de Waterschap Friesland en het KIWA mogelijkheden voor het gebruik van oppervlaktewater als alternatieve bron voor de drinkwaterwatervoorziening in Fryslân (werkgroep oppervlaktewater, 1996 & 1998). Geconcludeerd werd toen dat het gebruik van oppervlaktewater als bron twee tot drie keer zo duur is als het gebruik van grondwater, dit is nog exclusief eventuele kapitaalsvernietiging bij een omschakeling. Hoewel beleidsmatig niet verder werd ingezet in het WHP2 op het gebruik Kennisinstituut voor de Waterleidingsector, tegenwoordig KWR 17
van oppervlaktewater werd nog wel een opening voor het toekomstige gebruik van oppervlaktewater geboden. Aangegeven wordt dat voor toekomstige oppervlaktewaterwinningen allereerst naar het Burgummermar, De Leijen, Alde Feanen of Nije Feart wordt gekeken. De waterkwaliteit van het oppervlaktewater werd toen op deze locaties nog onvoldoende bevonden, maar de snelle ontwikkeling van zuiveringstechnieken zou dit probleem kunnen overkomen. Ook in de “bronnenstudie” is onderzoek gedaan naar het gebruik van oppervlaktewater, waarbij specifiek is gekeken naar winning uit Burgummermar, of De Leijen.
3.2 Uitwerking door Vitens 3.2.1 Locaties
Op verzoek van de provincie heeft Vitens in 2011 aanvullende informatie aangeleverd over de mogelijkheid en kosten van de winning van oppervlaktewater Vitens is uitgegaan van een nieuwe situatie waarbij in Noardburgum en Spannenburg zowel oppervlaktewater als grondwater wordt ontrokken en de winning van grondwater in Oldeholtpade blijft bestaan. De winningen bij Nij Beets, Garijp, Terwisscha en Oudega vervallen. In Spannenburg wordt water uit het Ijsselmeer als uit het Slotermeer onttrokken. In Noardburgum wordt water uit het Bergummermeer en uit de Leijen ontrokken. Totaal 30 miljoen m /jr. 3 Daarnaast wordt in Spannenburg (15 miljoen m /jr), Noardburgum (10 miljoen m 3 /jr) en 3 Oldeholtpade (6,5 miljoen m /jr) grondwater onttrokken. De totale productiecapaciteit is i.v.m. de 3 leveringszekerheid groter dan de huidige gemiddelde jaarlijkse winning. Het behoud van locatie Spannenburg en Noardburgum ligt voor de hand vanwege de daar aanwezige bestaande zuiveringsinfrastructuur en de bestaande grondwateronttrekkingen. Door de combinatie met grondwateronttrekkingen kunnen temperatuurschommelingen in de drinkwatertemperatuur gedempt worden en is water beschikbaar om het water dat met omgekeerde osmose bereid wordt op te harden. Het grondwater hoeft dus niet of in mindere mate onthard te worden. De Leijen en het Slotermeer zijn relatief geïsoleerde meren waar de invloed van het lJsselmeerwater kleiner is, dan bijvoorbeeld in het Bergummermeer. In deze opzet wordt dus uit twee typen oppervlaktewateren gewonnen waardoor de kwetsbaarheid van de winning verkleind wordt. Uit de door Vitens aangeleverde informatie is niet op te maken hoe de transportkosten doorwerken in de exploitatiekosten. Onduidelijk is dus of op dit vlak verdere optimalisaties mogelijk zijn. Bij een verdere uitwerking zou hier aandacht aan kunnen worden besteed, als ook aan de mogelijkheid om de waterwinning bij Nij Beets te handhaven 3.2.2 Zuiveringsmethode
Voor de zuivering kiest Vitens voor omgekeerde osmose als meest bepalende zuiveringsstap. Het voorgezuiverde water (vlokvorming, snelfiltratie (zand) ultrafiltratie (membraan)) wordt door omgekeerde osmose/ ultrafiltratie ontdaan van alle nog zwevende en opgeloste stoffen. Het eindproduct is vergelijkbaar met gedestilleerd water. In verband met mogelijke lekken in de membranen wordt aanvullend actief koolfiltratie toegepast en desinfectie met uv-licht. Het eindproduct is te zacht voor gebruik als drinkwater en wordt daarom gemengd met drinkwater bereid uit grondwater. In de proefhal in Noardburgum doet Vitens onderzoek naar de genoemde ,
18
zuiveringsopzet. Het onderzoek richt zich daarbij met name op het voorkomen van het verstoppen van het ultrafiltratie-membraan met o.a. organische stof en ijzer. In andere concepten wordt vaak hiervoor andere vormen van filtratie voorgeschakeld om het water dat de ultrafiltratie ingaat al zo schoon mogelijk te krijgen en zo verstopping te voorkomen. De uitdaging in het onderzoek is om met nieuwe manieren om membranen schoon te houden! te ontstoppen er voor te zorgen, dat voorzuiveringen met de bijkomende kosten niet of minder nodig zijn. Het onderzoek heeft nog een sterk fundamenteel wetenschappelijk karakter Met omgekeerde osmose als bepalende zuiveringsmethode kiest Vitens voor een zuivering waarbij het water niet alleen hygiënisch betrouwbaar is, maar waar naast “klassieke” verontreinigingen als pesticiden, koolwaterstoffen en oplosmiddelen ook restanten van medicijnen, hormoonverstorende stoffen en zogenaamde polaire bestrijdingsmiddelen worden verwijderd, zonder dat hierbij afbraakproducten of nieuwe verbindingen ontstaan. Het geleverde water is met deze techniek minstens zo schoon als het water, dat nu uit grondwater wordt bereid. Met een vergelijkbare installatie wordt sinds 1999 door het Provinciaal Waterleidingbedrijf Noord-Holland (PWN) ca 20 miljoen m 3 IJsselmeer water gezuiverd en gemengd met in de duinen geïnfiltreerd water. Overigens heeft PWN sinds 2008 ook een installatie in gebruik waarvan ljsselmeerwater na voorzuivering zonder membraanfiltratie drinkwater gemaakt met behulp van UV-licht en waterstofperoxide (H ), gevolgd door filtratie met actiefkool. Ook zonder membraantechniek, 0 2 of UV licht kan drinkwater uit oppervlaktewater worden gemaakt dat aan de wettelijke normen voldoet. Dit water kan dan wel in zeer lage concentraties stoffen bevatten die soms moeilijk te meten zijn en waarvan de gecombineerde en lange termijn effecten nog niet altijd goed bekend zijn.
3.3 Effecten Het grote voordeel van oppervlaktewaterwinningen t.o.v. grondwaterwinningen is, dat de directe externe effecten veel kleiner zijn. Met de zuivering die Vitens voorstelt ontstaat een afvalstroom water, dat geloosd zal moeten worden op het oppervlaktewater. Deze lozing zal zeker lokaal een effect hebben op de waterkwaliteit, maar netto ontstaat geen lozing toe naar het oppervlaktewater. Een indirect effect kan zijn, dat de aanwijzing van oppervlaktewateren als bron van drinkwater tot beperkingen kan leiden voor de huidige lozers en gebruikers. Dit effect is verder niet in beeld gebracht
19
3.4 Kosten 3.4.1 Inschatting van kosten op basis van drinkwatertarieven
De drinkwaterprijs van waterleidingbedrijven die vooral oppervlaktewater als bron gebruiken biedt een eerste indicatie van de OPPERVLAKTEWATER i kosten om uit oppervlaktewater drinkwater te maken. Deze kosten i: bedragen ongeveer € 1,60 per kubieke meter. Drinkwater bereid uit oppervlaktewater is daarmee ca 0,50 € per kubieke meter duurder • tari r* dan drinkwater bereid uit diep (frn (onvervuild) grondwater. De hogere kosten worden veroorzaakt door hogere kosten voor de zuivering en het transport. (, ‘
1!
1.!!’
%Ç ‘
° ‘
nci.vastrecit excl.belastlng
Figuur 5 Drinkwatertarieven inclusief vastrecht, exclusief belastingen. (Geudens, 2010- 1 & Geudens, 2010-2) ,
De gemiddelde Nederlandse situatie is echter niet één op één te extrapoleren naar de Friese situatie. Op het vaste land van Fryslân zijn geen duinen die voor natuurlijke zuivering van geïnfiltreerd oppervlaktewater kunnen zorgen, zijn spaarbekkens omgeven door metershoge dijken mogelijk niet wenselijk en zal de schaal van oppervlaktewaterzuiveringen mogelijk veel kleiner zijn, waardoor minder schaalvoordeel behaald kan worden. Aan de andere kant is de noodzaak voor tientallen kilometers lange transportleidingen voor voorgezuiverd oppervlaktewater ook niet aanwezig. 3.4.2 Inschatting van kosten door Vitens
Vitens heeft een kosteninschatting gemaakt voor de nieuwe eerder geschetste situatie. Geschat wordt dat om vanuit 30 miljoen m /jaar oppervlaktewater op twee locaties drinkwater te kunnen 3 maken een investering nodig is van 360 miljoen € in de productie locaties en 50 miljoen € in de transportleidingen. Daarnaast zijn er natuurlijk de variabele kosten in het gebruik van de productielocaties (bemensing, energie, chemicaliën, onderhoud e.d.). Gezamenlijk worden de extra kapitaalskosten en extra exploitatiekosten geschat op 37 miljoen € per jaar. Dit komt overeen met meerkosten van € 1,23/ m . 3 Vitens heeft de geleverde kostinschattingen overigens niet nader gespecificeerd. Het is dus moeilijk deze inschatting op waarde te beoordelen. Dit geldt met name voor de door Vitens geschat benodigde investeringen in productielocaties van 360 miljoen euro. Dit bedrag komt 20
overeen met een investering van 12€ per m ljr. Uit literatuurgegevens kunnen lagere 3 investeringskosten worden afgeleid. Ramaker et. al. (2006) schatten de investering benodigd voor een oppervlaktewaterzuivering met membraanfiltratie bijvoorbeeld op een ordegrootte van 3 euro per m /jr. 3 3.4.3 Inschatting van kosten afgeleid uit DHV-systematiek
Voor een inschatting van de meerkosten van een nieuwe oppervlaktewaterzuivering ten opzichte van een nieuwe grondwaterwinning in te schatten zijn uit een nog lopende gezamenlijke studie van Vitens en meerdere provincies recentere kosteninschattingen beschikbaar 6 gekomen. De kosteninschattingen zijn gebaseerd op een kostensystematiek op beleidsniveau van 7 adviesbureau DHV
Voor verschillende winlocaties zijn de all-in investeringskosten voor winning, zuivering en transport bepaald en idem voor de operationele kosten, inclusief de kapitaalslasten. Op basis van deze informatie kan een globale bandbreedte voor de all-in meerkosten van het gebruik van oppervlaktewater van € 0,30 -€ 0,60 per kubieke meter aan worden gehouden. Deze kosteninschatting heeft nadrukkelijk geen betrekking op een situatie waarbij bestaande — goed functionerende- infrastructuur komt te vervallen, zoals in de situatie waarbij voor 50% wordt overgeschakeld naar oppervlaktewater als bron. 3.4.4 Samenvattend kosten.
De meerkosten van het omschakelen naar gebruik van oppervlaktewater zullen afhangen van de snelheid en de omvang waarmee deze omschakeling plaatsvindt. Bij een relatief snelle omschakeling, waarbij veel bestaande infrastructuur komt te vervallen kunnen de all-in meerkosten mogelijk in de ordegrootte van €1 ,23 / m 3 komen zoals door Vitens wordt aangegeven. Bij een veel geleidelijker omschakeling moet waarschijnlijk met lagere meerkosten rekening worden gehouden op basis van de vergelijking van drinkwatertarieven (€ 0,50 / m ). 3 Voor een beperkt gebruik van oppervlaktewater dat in plaats komt van nieuwe investeringen in winning en zuivering van grondwater kan mogelijk een globale bandbreedte van € 0,30 -€ 0,60 per m 3 worden aangehouden, afhankelijk van de geschiktheid van het grondwater.
3.5 Duurzaamheid De bereiding van drinkwater uit relatief vervuild oppervlaktewater vraagt meer zuiveringsstappen, dan de bereiding van drinkwater uit schoon grondwater. Voor de zuivering zijn daardoor meer installaties nodig, meer chemicaliën en meer energie. Het gebruik van oppervlaktewater als bron is uit het oogpunt van energieverbruik daarom minder duurzaam dan het gebruik van grondwater. Hoewel met de gekozen zuiveringsmethode de kwaliteit van het oppervlaktewater niet eens zo heel relevant is, zal het gebruik van het regionale oppervlaktewater als bron voor drinkwater de attitude wat betreft de waterkwaliteit mogelijk wel veranderen. Het besef dat uit het oppervlaktewater drinkwater wordt gemaakt kan maatschappelijk tot een grotere zorg voor het 6
Brink C. van den et. al.( 2013) in voorbereiding DHV Water BV (2009) COP Kostencalculatie Drinkwater- Niveau beleidsplan en systeemkeuze 21
(water) milieu in het algemeen zorgen. Hierbij valt te denken aan een groter draagvlak voor vuilwatertanks in de recreatievaart, minder gebruik door overheden en burgers van herbiciden en mogelijk ook in de landbouw een zorgvuldiger omgang met herbiciden en medicijnen.
3.6 Innovatie Een omschakeling van schoon grondwater als bron naar regionaal oppervlaktewater zal zeker een uitdaging vormen voor Vitens. In de zuiveringsopzet kiest Vitens voor relatief nieuwe, maar wel bewezen technieken. Een omschakeling zal daarom niet direct leiden tot onderzoek naar en innovaties op zuiveringstechniek. Wel kan verwacht worden dat wanneer een oppervlaktewaterzuivering in gebruik is, dit een stimulans vormt voor continu (kleinschalig) onderzoek en innovatie om de zuivering verder te optimaliseren.
22
4
Toekomstrichtingen
In het derde waterhuishoudingsplan is in beeld gebracht welke nieuwe locaties nodig zijn om ook in de toekomst van het zoete grondwater in de drinkwater te voorzien. Deze ontwikkelingsrichting kan afgezet worden tegen een toekomstrichting waarin ook oppervlaktewater of brak grondwater als bron voor drinkwater wordt ingezet. Een omschakeling naar gebruik van 50% oppervlaktewater gaat daarbij mogelijk te ver, maar een inzet van circa 10% oppervlaktewater of brak grondwater biedt wel een basis voor vergelijking.
4.1 Inleiding In dit hoofdstuk worden twee toekomstrichtingen voor de drinkwatervoorziening in Fryslân uitgewerkt. De eerste moet beschouwd worden als min of meer autonome ontwikkeling zoals deze ook in het derde waterhuishoudingsplan beschreven is en waar uit wordt gegaan van 100% inzet van grondwater. De tweede toekomstrichting geeft invulling aan de door Provinciale Staten geuite wens om minder grondwater voor de drinkwatervoorziening te gebruiken. In de invulling wordt uitgegaan van een beperkte inzet van oppervlaktewater, die mogelijk een meerwaarde kan betekenen voor de duurzaamheid van de drinkwatervoorziening. Voor beide toekomstrichtingen is in beeld gebracht hoe de wininfrastructuur de komende 20 jaar zou kunnen wijzigen. Hierbij is als vertrekpunt niet een concreet jaar genomen (bijvoorbeeld 2012), maar is uitgegaan van een totale onttrekkinghoeveelheid die bij benadering nu een kans heeft om één keer in de tien jaar overschreden te worden Tevens is rekening gehouden met een beperkte groei van het gebruik 8 en de behoefte om operationele en niet-operationele reservecapaciteit achter de hand te hebben in verband met de leveringszekerheid. Een variant waarbij binnen tien tot twintig jaar voor 50% wordt overgeschakeld naar andere bronnen dan grondwater wordt hier niet uitgewerkt.
4.2 Toekomstrichting 100% grondwater De problemen met verzilting in Noardburgum en Garyp, de verwachte groei in het gebruik en de wens om over zowel operationele en niet-operationele reservecapaciteit te beschikken waren enkele jaren terug aanleiding om onderzoek te doen naar nieuwe winlocaties voor de drinkwatervoorziening. De eventueel benodigde vervangende capaciteit voor Terwisscha (in verband met verdroging) is buiten dit onderzoek gehouden. Hoewel uit de studie bleek dat verschillende locaties zeer geschikt waren als potentiële nieuwe winlocaties, bleek uiteindelijk de voorkeur te liggen in de uitbreiding van bestaande winlocaties Spannenburg, Oudega en Nij Beets. Op deze manier kan namelijk gebruik worden gemaakt van de bestaande zuiveringen (locaties) en transportinfrastructuur. Het toekomstbeeld voor de drinkwatervoorziening zal daarmee globaal als volgt er uit zien.
8
0,4% jaar 23
Tabel 1 Globaal toekomstbeeld drinkwatervoorziening geheel uit grondwater
huidig
Locatie Terwisscha Spannenburg Oudega Oldehoitpade Noordbergum Nijbeets garijp
2020
indicatief 90% bovenwaarde
onttrekking grondwater
OR/NOR (grondw ater)
onttrekking grondwater
7
35
15
15
2,5
15
2,5
9,5
10
2,5
9,5
2,5
6
6
2,5
6
7,5
7,5
1,5
3,5
7
35
1,5
1,5
1
3,5 1,5
3,5 S
vervanging Terwisscha groei gebruik
som
2030 OR/NOR (grondw ater)
50
50,5
7,5
1,5 35
5/5
5/5
Wanneer uit gegaan wordt van een circa 10% operationele reserve en circa 10 % nietoperationele reserve zal in de toekomst nog aanvullende wincapaciteit gevonden moeten worden van circa 1,5 miljoen m 3 in 2020 tot 5 miljoen m 3 in 2030. Daarnaast zal ook vervangende capaciteit gevonden moeten worden om de winning bij Terwisscha te kunnen halveren.
4.3 Toekomstrichting 10% inzet van oppervlaktewater Beleidsmatig heeft de provincie als streven opgenomen, dat voor de drinkwatervoorziening meer gebruik gemaakt moet worden van andere bronnen dan grondwater. Hierbij is specifiek oppervlaktewater genoemd. Een omschakeling naar 50 % inzet van oppervlaktewater leidt tot grote meerkosten en tot een vergrote kwetsbaarheid van de drinkwatervoorziening. Met een beperktere inzet van oppervlaktewater of brak grondwater als bron op de juiste locatie kan mogelijk wel een bijdrage geleverd worden aan de duurzaamheid van de drinkwatervoorziening en tevens een stimulans geboden voor innovatie in de drinkwatervoorziening. Gelet op de verziltingsproblematiek van Noardburgum, de lange transportafstanden en de effecten van de winning Terwisscha op landbouw en natuur kan mogelijk meerwaarde van het gebruik van oppervlaktewater en/of brak grondwater als bron op twee samenhangende vlakken gevonden worden:
1. Ontwikkeling van Nu Beets als de winning- en zuiveringslocatie voor zuidoost Frvslân Zowel Vitens als de provincie hebben ingezet op de verdere ontwikkeling van Nij Beets als winlocatie om de groei in het watergebruik op te vangen en om operationele reservecapaciteit achter de hand te hebben. Met het oog op een mogelijke halvering van de waterwinning in Terwisscha, kan het aantrekkelijk zijn om de waterwinning bij Nij Beets te gebruiken om de wegvallende capaciteit in Terwisscha te vervangen. Als eerste kan hiermee waarschijnlijk een 24
moeilijke discussie over een vervangende winlocatie in de omgeving van Appelscha vermeden worden. Ten tweede kan een uitbereiding van de winning bij Nij Beets, mits gecombineerd met een nieuwe zuivering, het transport van drinkwater verminderen. Het nabijgelegen Drachten vormt als tweede stad van Fryslân het zwaartepunt van het drinkwatergebruik in de regio. Een winning en zuivering in de omgeving van Drachten zou het transport van drinkwater kunnen beperken. Een eigen en nieuwe zuivering in de omgeving van Nij Beets is ook om een andere reden aantrekkelijk. Peilopzet van de bij de winlocatie gelegen zandwinplas biedt een kans om zoveel de effecten van de winning te mitigeren als om de verdroging in de nabijgelegen natuurgebieden te verminderen. Een forse peilopzet van deze zandwinplas tot maximaal boezempeil heeft tot gevolg dat in deel van de winning niet alleen grondwater zal worden onttrokken, maar ook deels recent geïnfiltreerd oppervlaktewater. Dit stelt andere eisen aan de zuivering, waar in een nieuwe zuiveringslocatie ongetwijfeld makkelijk op ingespeeld kan worden, dan in een reeds bestaande zuiveringslocatie. Door de mitigerende effect van de genoemde zandwinplas biedt de winning bij Nij Beets mogelijk nog kansen voor verdere groei in de toekomst. 2. Ontwikkeling van een oppervlaktewater! brakwater winning in aanvulling op de grondwateronttrekking bii Noardburgum Momenteel wordt het uit Nij Beets getransporteerd naar Noardburgum waarbij dit zeer zoete en kalkarme water wordt gebruikt om het in Noardburgum gewonnen water op te mengen tot de gewenste kwaliteit. Wanneer de winning bij Nij Beets wordt ingezet voor de drinkwatervoorziening van de directe omgeving en ter vervanging van de winning bij Terwisscha dan heeft dit zowel qua hoeveelheid als zuivering consequenties voor Noardburgum. Een vergaande zuivering van oppervlaktewater met membramen kan daarbij zeer zuiver water leveren, dat ingezet kan worden om met het in Noardburgum gewonnen grondwater op te mengen. In plaats van oppervlaktewater zou hierbij overigens ook brak grondwater ingezet kunnen worden. Waarbij een brakwaterwinning bij Noordbergum en!of Garijp ingezet kan worden om verzilting van de bestaande winning tegen te gaan (zoethouderconcept). Zowel met het zuiveren van brak grondwater als directe zuivering van oppervlaktewater worden momenteel proeven uitgevoerd in NoardBergum. Directe zuivering van oppervlaktewater bevindt zich daarbij overigens nu nog pas in een experimentele fase. Qua ontwikkeling is uitgegaan van een relatief snelle ontwikkeling van de winning Nij Beets en de afbouw van de winning Terwisscha en een iets latere realisatie van een directe oppervlaktewaterwinning of brakwaterwinning bij Noardburgum. Dit biedt ook kansen de winning in Noardburgum verder te beperken wat hopelijk de duurzaamheid van de winning ten goede komt. Als operationele reserve blijft een deel van de wincapaciteit bij Terwisscha en Noardburgum wel behouden
25
Tabel 2, Toekomstrichting 10% inzet van oppervlaktewater. Bij inzet van brakgrondwater als alternatief kan gekozen worden voor een invulling door deels een uitbreiding van de winning Garijp en deels door implementatie van het zogenaamde “zoethouderconcept” bij Noardburgum. huidig
Locatie
2020
onttrekking indicatief 90% bovenwaarde grondwater
oppervlakte water
-
ORJNOR onttrekking (grondwater) grondwater
2030 oppervlakte water
ORINOR (grondwater)
7
3,5
2.5
2.5
2.5
15
15
2.5
15
2,5
9,5
10
2,5
9.5
2,5
6
6
7,5
7,5
3,5
3,5
3,5
4
4.5
ga rij p
1,5
1.5
som
50
Terwisscha
Spannenburg Oudega oldehoitpade noordbergum Nijbeets bestaand Nijbeets noord
6 3
5.5/5
52
5
.•
5
1,
7. 5/5
Verwacht wordt dat een brakwaterzuivering met bestaande technieken goed realiseerbaar is. Directe (zonder voorzuivering) zuivering van oppervlaktewater met membraanfiltratie bevindt zich nu nog in een onderzoeksfase. Onbekend is daarom op welke termijn dit te realiseren is. Membraanzuivering van oppervlaktewater met een voorzuivering wordt wel al op grote schaal toegepast door PWN. Vitens zelf zet membraanfiltratie ook in om bijvoorbeeld oevergrondwater te zuiveren. Vitens heeft membraaninstallaties op onder andere de Waddeneilanden, het Engelse Werk in Zwolle, in Dinxperlo en Witharen. In Vechterweerd is een installatie in aanbouw. Praktisch wordt met een invulling van 10% oppervlaktewater gekozen voor een stand-still in het gebruik van grondwater. Een globale inschatting van de meerkosten van een oppervlaktewaterwinning van 5 miljoen m 3 bij Noardburgum perjaarten opzichte van een nieuwe grondwaterwinning en zuivering van dezelfde omvang bedraagt 1,5 -3 miljoen m3/jaar. Tot welke meerkosten de ontwikkeling van een zuiveringslocatie bij benadering Nij Beets leidt is hier verder niet uitgewerkt.
4.4 Aanbeveling Het uitwerken van toekomstrichtingen voor de drinkwatervoorziening zoals gedaan in paragraaf 4.2 en 4.3 is zinvol om de sterktes en zwaktes van de bestaande drinkwatervoorziening in beeld te brengen. Het wordt aanbevolen om ook in de toekomst de drinkwatervoorziening aan een kritische beschouwing te onderwerpen. Veelal zal het dan gaan om een blik ver vooruit omdat de grote investeringen in de bestaande voorzieningen geen snelle, grote veranderingen toe laten. Voor de toekomst zullen zowel verzilting als ook de duurzaamheid en de transportinfrastructuur als thema in beeld blijven.
26
5 Literatuur Brink C. van den et. al (2013) in voorbereiding, Verkenning interprovinciale drinkwaterlevering, perceel 2, Veluwe en Friesland Royal HaskoningDHV rapport 9X4678 DHV Water BV (2009), COP Kostencalculatie Drinkwater- Niveau beleidsplan en systeemkeuze DHV (2008), Oppervlaktewater als bron? Kansen en randvoorwaarden voor drinkwaterproductie uit oppervlaktewater nabij Bergum Efdée drs R.(1988), Putten uit het verleden: geschiedenis van de drinkwatervoorziening in Friesland, boek nv Waterleiding Friesland, Leeuwarden Engelenburg J. van (2009), 5- sporenonderzoek Friesland- voortgang en afweging, rapportage voor de provincie, interne notitie Vitens, Leeuwarden Geudens ing. P.J.J.G. (2010), Drinkwaterstatistieken 2008-de watercyclus van bron tot kraan, VEWIN publicatie, Rijswijk Geudens ing. P.J.J.G. (2010), Tarievenoverzicht 2010, VEWIN publicatie, Rijswijk de Graaf C., de en Bakker H. (2008), 3 fase bronnenonderzoek, eindrapport fase 3A/B, Royal Haskoning rapport. 9S4540, Groningen
IWACO (1989) Oriënterend geohydrologisch onderzoek, IWACO rapport 20.206 Groningen IWACO (1992) Onderzoek Peilverlagingen, IWACO rapport 220.5300 IWACO (1992), Locatiestudie grondwaterwinning Friesland, fase 1 selectie gunstige gebieden orientatie huidige winningen, IWACO rapport 220.7430, Groningen Moel P.J. et. al. (2004), Drinkwater- principes en praktijk, SDU uitgevers bv Den Haag Provincie Fryslân (1991), Eerste waterhuishoudingsplan Fryslân 1992-1 995 “Wiis mei Wetter”, beleidsnota, Leeuwarden Provincie Fryslân (1993), De drinkwatervoorziening 2010, een gezamenlijk probleem, een gezamenlijke oplossing, rapport Ambtelijke werkgroep Drinkwater 2010, Leeuwarden Provincie Fryslân (2000), Tweede waterhuishoudingsplan Fryslân 2000-2008 “Dreaun troch t wetter” beleidsnota, Leeuwarden Provincie Fryslân (2009), Waterhuishoudingsplan Fryslân 2010-201 5, beleidsnota, Leeuwarden Ramaker et.al. (2006) Flexwater, inventarisatie van bronnen, berging, zuivering en infrastructuur, BTO rapport 2006 036, Nieuwegein Rus JS (2011), evaluatie grondwaterwinning Nij Beets, rapport HunzeBreed
27
Tweede Kamer der Staten Generaal (1989), nota “naar een glasheldere toekomst”, kamerstuk 21536 Tweede Kamer der Staten Generaal (1996), Beleidsplan Drink en Industriewatervoorziening, kamerstuk 23168-5 Tweede Kamer der Staten Generaal (1996), Beleidsplan Drink en Industriewatervoorziening, verslag van de vaste commissie Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieu, kamerstuk 23168-11 werkgroep oppervlaktewater” (1996), Onderzoek oppervlaktewater als alternatieve bron voor de drinkwatervoorziening in Fryslân, rapport, Leeuwarden “werkgroep oppervlaktewater” (1998), oppervlaktewater als alternatieve bron voor de drinkwatervoorziening in Fryslân, rapport, Leeuwarden Wuijts et.al. (2011) Toekomstverkenning Drinkwatervoorziening in Nederland, RIVM rapport 609716001/2011, Utrecht
28