Eindejaarsactualiteiten 2009
f iscale
juridische
f inanciële
advieszaken
Inhoudsopgave Loonheffing Enkele voorstellen in de loonheffing uit de Belastingplannen 2010………………………………… 3 Nieuwe categorie bijtelling auto van de zaak………………………………………………………….... 3 Tijdelijk lager gebruikelijk loon voor de DGA…………………………………………………………. 3 Invoering nieuwe werkkostenregeling………………………………………………………………….. 3 Beperk uw aansprakelijkheid met uitzendkrachten van een gecertificeerd………………..……… 3 Enkele actiepunten in de loonheffing bij de jaarovergang…………………………………..……… 3 Bijtelling privé-gebruik bestelauto met bijrijderstoel…………………………………………………... 3 Wel of geen Verklaring arbeidsrelatie aanvragen……………………………………………….……… 4
Inkomsten- en vennootschapsbelasting Enkele punten uit de Belastingplannen 2010……………………………………………………..… 4 Verhoging MKB-winstvrijstelling……………………………………………………………………… 4 Zelfstandigenaftrek alleen verrekenbaar met winstinkomen……………………………………………. 4 Meer kleinschaligheidsinvesteringsaftrek………………………………………………………………. 4 Willekeurige afschrijving ook voor investeringen in 2010……………………………………………... 4 Verruiming verliesverrekening 2009 en 2010…………………………………………………………... 5 Ook zonder belastingheffing doorschuiven bij schenking van een aanmerkelijk belang………………..5 Wijzigingen in de terbeschikkingstellingsregeling……………………………………………………....5 Vereenvoudiging van de bijleenregeling………………………………………………………………... 5 Successieschulden in box 3……………………………………………………………………………... 5 Attentiepunten inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting bij de jaarovergang…………….. 5 Verhoging eigenwoningforfait………………………………………………………………………….. 5 Aflossing van uw kleine hypotheek wellicht voordelig………………………………………………… 6 Profiteer nog één jaar van de verlengde eerste tariefschijf……………………………………………... 6
Schenken en erven De nieuwe schenk- en erfbelasting……………………………………………………………………. 6 Het partnerbegrip………………………………………………………………………………..…......... 6 De tariefgroepen en vrijstellingen………………………………………………………………...…….. 6 WOZ-waarde voor woningen……………………………………………………………………..….…. 7 Vereenvoudiging van de bedrijfsopvolgingsregeling………………………………………………........ 7 Strengere regels voor algemeen nut beogende instelling…………………………………………….…. 7 Nieuwe sociaal belang beogende instelling……………………………………………………………... 7 Bestrijding constructies en testamentvormen………………………………………………………….... 7
Omzetbelasting Uitbreiding verlaagd BTW-tarief…………………………….………………………………………. 8 Arbeidsintensieve diensten………………………………………………………………….................... 8 Bepaalde werkzaamheden aan woningen……………………………………………………………….. 8 Nieuwe BTW-regels voor de plaats van dienst en teruggaafverzoeken…………..………………… 8 Een beperkt aantal uitzonderingen……………………………………………………..……….............. 8 Minder teruggaafverzoeken…………………………………………………........................................... 9
1
Enkele BTW-actiepunten en actualiteiten bij de jaarovergang…………………………………….. .9 Herrekening en herziening van voorbelasting……………………………………………………............ 9 BUA-correctie voor personeelsvoorzieningen…………………………………………………………... 9 Correctie privé-gebruik van bedrijfsvermogen………………………………………………………….. 9 Contouren regeling BTW-vrijstelling voor paramedici bekendgemaakt………………………………... 9
Pensioen en lijfrente Enkele pensioenactualiteiten….………………………………………………………………………. 10 Nieuwe variant banksparen voor stamrechten………………………………………………………….. 10 Banksparen voor de kosten van een uitvaart……………………………………………………………. 10 Bereid u voor op de afschaffing van de partnertoeslag AOW……………………………………….......10 Kabinetsvoorstel over toekomst AOW…………………………………………………………….…. 10 Aspecten rond de lijfrentepremieaftrek….………………………………………………..……….… 10 Benut jaarruimte en reserveringsruimte bij overnemer van de onderneming………………………....... 11 Vraag ambtshalve vermindering voor verzuimde aftrek tijdig betaalde lijfrentepremies ………….…... 11 Zorg voor tijdige aankoop lijfrentetermijnen………………………………………………………….... 11
Arbeidsrecht en sociale zekerheid Aanhoudende onduidelijkheid over de ontslagvergoeding………………………………………...... 12 Attentiepunten in het arbeidsrecht bij de jaarovergang ………………………………………….....12 U mag tijdelijk afwijken van het afspiegelingsbeginsel………………………………..…….................. 12 Update uw arbeidsovereenkomsten en uw arbeidsreglement…………………………………................ 12 Actie- en attentiepunten in de sociale zekerheid bij de jaarovergang…………………………….... 12 Aanvragen deelname aan de tijdelijke deeltijd-WW…………………………………………................. 12 Verhoging van de minimum- en maximum gedifferentieerde premies WGA………………………….. 12 Maak gebruik van de nieuwe vrijstelling voor kleine banen……………………………………………. 13
Overig Veranderingen in gastouderopvang met gevolgen voor de kinderopvangtoeslag…………………. 13 De wijzigingen…………………………………………………………………………………………...13 Recht op kinderopvangtoeslag………………………………………………………...............................13
In deze digitale eindejaarsactualiteiten is de stand van zaken in wet- en regelgeving tot 16 november 2009 verwerkt. Hoewel ten aanzien van de inhoud de uiterste zorg is nagestreefd, kan niet volledig worden ingestaan voor eventuele (druk)fouten en onvolledigheden. Deswege wordt geen aansprakelijkheid aanvaard. 2
Loonheffing Enkele voorstellen in de loonheffing uit de Belastingplannen 2010 Nieuwe categorie bijtelling auto van de zaak Er komt volgend jaar een nieuwe categorie bijtelling auto van de zaak voor de zogenoemde nul-emissieauto’s. Dit zijn auto’s die geen CO2-uitstoot hebben, zoals de elektrische auto maar ook de waterstof-, luchtdruk en brandstofcelauto’s. Voor deze auto’s geldt in 2010 en 2011 geen bijtelling. In 2012, 2013 en 2014 wordt de bijtelling voor deze auto’s 7%. Tijdelijk lager gebruikelijk loon voor de DGA De directeur-grootaandeelhouder (DGA) mag tijdelijk en onder voorwaarden een lager gebruikelijk loon dan € 40.000 aangeven, als de bedrijfsresultaten (de omzet exclusief BTW) in 2009 en 2010 als gevolg van de economische crisis zijn verslechterd. Bovendien is de gebruikelijkloonregeling niet van toepassing als het gebruikelijke loon lager is dan € 5.000 per jaar. Denk hierbij aan een beleggings-BV of een stamrecht-BV, waarvoor u als DGA nauwelijks werkzaamheden verricht. Voor concernstructuren geldt de grens voor alle werkzaamheden die u voor het concern verricht. Invoering nieuwe werkkostenregeling In 2011 wordt de nieuwe werkkostenregeling ingevoerd ter vervanging van veel vergoedingen en verstrekkingen, die dan onder een algemeen forfait van 1,4% van de totale fiscale loonsom vallen. Als de vergoedingen en verstrekkingen onder dit forfait blijven, dan hoeft u als werkgever hierover geen loonheffing meer in te houden en af te dragen. Als de verstrekkingen en vergoedingen het forfait overschrijden, dan moet u over het meerdere een eindheffing betalen tegen een vast tarief van 80%. U mag in 2011, 2012 en 2013 jaarlijks nog kiezen voor het huidige systeem van vergoedingen en verstrekkingen. Vanaf 2014 wordt de werkkostenregeling structureel ingevoerd. Bepaalde kosten (waaronder reiskosten), verstrekkingen en vergoedingen (denk aan de bijtelling wegens privé-gebruik van de auto van de zaak) zijn van de forfaitaire regeling uitgezonderd. Let op: het wetgevingsproces van deze maatregelen is nog niet helemaal afgerond. Beperk uw aansprakelijkheid met uitzendkrachten van een gecertificeerd bureau Het inhuren van personeel brengt de nodige risico’s met zich, waarvan de inlenenersaansprakelijkheid de voornaamste is. Als het uitzendbureau zijn loonheffingen en/of omzetbelastingschulden niet betaalt, dan kan de Belastingdienst u als inlener daarvoor aansprakelijk stellen. Binnenkort komt er een extra inlenersaansprakelijkheid bij, tenzij u inleent van een gecertificeerd uitzendbureau. Deze extra inlenersaansprakelijkheid betreft de hoofdelijke aansprakelijkheid voor de voldoening van het loon aan de uitzendkracht ter hoogte van het wettelijk minimumloon en de minimumvakantiebijslag. De uitzendkracht heeft de keuze wie hij/zij aansprakelijk stelt: de inlener of het uitzendbureau. U kunt als inlener echter aan deze aansprakelijkheid ontkomen als u aantoonbaar in zee bent gegaan met een gecertificeerd uitzendbureau. Een gecertificeerd uitzendbureau wordt in het Register Normering Arbeid van de SNA opgenomen. Het certificaat is alleen geldig in combinatie met opname in dit register. Het register kan via internet (www.normeringarbeid.nl) worden ingezien. U kunt als inlener daar een gedateerde verklaring downloaden. Zo kunt u bewijzen dat u zich, vóór de totstandkoming van de opdracht, ervan heeft vergewist in zee te gaan met een gecertificeerd uitzendbureau. Enkele actiepunten in de loonheffing bij de jaarovergang Bijtelling privé-gebruik bestelauto met bijrijderstoel De forfaitaire bijtellingsregeling voor het privé-gebruik is niet van toepassing op bestelauto’s die nagenoeg (voor 90%) uitsluitend voor goederenvervoer worden gebruikt. Of een bestelauto als zodanig kwalificeert, hangt af van allerlei uiterlijke kenmerken. Daarover is er dit jaar interessante rechtspraak van de Hoge Raad geweest, die erop neerkomt dat de bestelauto, als aan de in de rechtspraak ontwikkelde criteria wordt voldaan, ook (nagenoeg) uitsluitend geschikt kan zijn voor goederenvervoer als er zich in de bestuurderscabine een bijrijderstoel bevindt. Tot dan toe werd steeds aangenomen dat dit niet zo was, waardoor de forfaitaire bijtelling niet achterwege kon blijven.
3
Wel of geen Verklaring arbeidsrelatie aanvragen Sinds medio augustus 2009 verstrekt de Belastingdienst onder de volgende voorwaarden automatisch een Verklaring arbeidsrelatie (VAR), te beginnen met de VAR voor 2010: • De opdrachtnemer moet de afgelopen 3 jaar achter elkaar een VAR hebben aangevraagd; • De aanvraag moet steeds dezelfde soort werkzaamheden betreffen en onder vergelijkbare omstandigheden zijn uitgevoerd; • De Belastingdienst heeft telkens dezelfde soort VAR afgegeven en heeft deze daarna niet meer herzien. Als u als opdrachtnemer niet aan de voorwaarden voor een automatische VAR voldoet, u heeft bijvoorbeeld nog geen 3 jaar achter elkaar eenzelfde VAR aangevraagd en gekregen, dan is de VAR slechts 1 jaar geldig. U moet dan dus voor 2010 een nieuwe VAR aanvragen. Als u als opdrachtgever vooraf zekerheid wilt hebben dat u geen loonheffingen hoeft in te houden en af te dragen over de betalingen aan uw opdrachtnemer, dan moet u in het bezit zijn van een afschrift van de VAR-WUO of VAR-DGA.
Inkomsten- en vennootschapsbelasting Enkele punten uit de Belastingplannen 2010 Verhoging MKB-winstvrijstelling De MKB-winstvrijstelling wordt verhoogd naar 12%. De vrijstelling geldt ook als u een verlies heeft. U heeft dan in dat jaar een lager (verrekenbaar) verlies uit uw onderneming. De vrijstelling is alleen bedoeld voor echte ondernemers en geldt bijvoorbeeld niet voor de commanditaire vennoot die alleen geld investeert en verder geen werkzaamheden verricht. De voorwaarde dat u aan het urencriterium (in beginsel 1.225 uren per kalenderjaar) moet voldoen, vervalt. Tip: Verschuif waar mogelijk winst naar 2010. U kunt dat bijvoorbeeld doen door kosten naar voren te halen, voorzieningen te vormen bijvoorbeeld voor onderhoud of garanties of uw omzet te vertragen. U mag de MKB-winstvrijstelling overigens onder voorwaarden ook toepassen in het jaar waarin u uw onderneming staakt. Dat kan alleen als u recht heeft op de stakingsaftrek. Of u de stakingsaftrek ook daadwerkelijk heeft genoten, is niet van belang. Tip: Bent u van plan uw onderneming te staken, waarbij u een forse boekwinst verwacht, dan kan het verstandiger zijn om zo mogelijk het stakingsmoment naar 2010 uit te stellen. Zelfstandigenaftrek alleen verrekenbaar met winstinkomen De hoogte en de indexatie van de zelfstandigenaftrek blijven ongewijzigd. De zelfstandigenaftrek vermindert de winst. Als u echter een verlies lijdt, dan verhoogt de zelfstandigenaftrek het verlies. Verlies uit onderneming kunt u verrekenen met ander positief inkomen in box 1, bijvoorbeeld met loon. Vanaf 1 januari 2010 kan dit niet meer. U kunt dan de zelfstandigenaftrek alleen nog met winstinkomen verrekenen. Als u in een jaar te weinig winst heeft om mee te verrekenen, dan kunt u de zelfstandigenaftrek nog verrekenen met winst uit de 9 daarop volgende jaren. Voor startende ondernemers blijft de huidige regeling van toepassing. Meer kleinschaligheidsinvesteringsaftrek Het is zinvol om te bekijken of u bepaalde investeringen nog in 2009 moet doen of dat juist doorschuiven naar 2010 gunstiger is. Naarmate u meer investeert, loopt het percentage investeringsaftrek af. In 2010 wordt de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA) verruimd tot investeringen van € 300.000 (in 2009: € 240.000) en wordt het maximumpercentage verhoogd van 25 tot 28%. De maximumaftrek die u in 2010 kunt bereiken, bedraagt € 15.120. Vanaf 2010 komen ook zeer zuinige auto’s en de nul- emissieauto’s voor de KIA in aanmerking. Daarnaast worden de budgetten voor de milieu-investeringsaftrek (MIA) voor investeringen in milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen en voor de energie-investeringsaftrek (EIA) voor investeringen in duurzame bedrijfsmiddelen, structureel verhoogd. De KIA, MIA en de EIA kunnen zowel door ondernemers in de inkomstenbelasting als ondernemers in de vennootschapsbelasting worden benut. Willekeurige afschrijving ook voor investeringen in 2010 Eind vorig jaar werd ter bestrijding van de economische crisis onder meer de tijdelijke regeling willekeurige afschrijving voor 2009 en 2010 getroffen. U mag in die jaren maximaal 50% per jaar afschrijven, ook als u het 4
bedrijfsmiddel nog niet in gebruik heeft genomen. De regeling was tot voor kort alleen van toepassing op bepaalde investeringen die u in 2009 doet en vóór 1 januari 2012 in gebruik heeft genomen. De vervroegde afschrijving is nu ook van toepassing op investeringen in 2010. Dit betekent dat u in 2010 en 2011 over deze investeringen ook maximaal 50% per jaar mag afschrijven. Bedrijfsmiddelen die hoofdzakelijk (voor 70% of meer) ter beschikking worden gesteld aan derden, zijn (op enkele uitzonderingen na) van deze regeling uitgesloten. Verruiming verliesverrekening 2009 en 2010 Ondernemers in de vennootschapsbelasting kunnen onder de huidige regeling verliezen verrekenen met de winst uit het voorafgaande jaar en de 9 komende jaren. Voor de verliezen uit 2009 en 2010 wordt echter een uitzondering gemaakt. U mag die namelijk verrekenen met de winsten uit de 3 voorafgaande jaren. U kunt het verlies over 2009 dus nog compenseren met de winst over 2006 en het verlies over 2010 nog met de winst over 2007. Daar staat wel tegenover dat de huidige voorwaartse verliesverrekening wordt ingekort van 9 naar 6 jaar. Ook zonder belastingheffing doorschuiven bij schenking van een aanmerkelijk belang Als u 5% of meer aandelen in een vennootschap (BV) heeft, dan heeft u een aanmerkelijk belang. Als deze abaandelen vererven, dan bent u geen inkomstenbelasting verschuldigd omdat daarvoor een doorschuifregeling geldt. Vanaf 2010 geldt deze regeling ook als u ab-aandelen schenkt. Voorwaarde in beide gevallen is dan wel dat in de BV een echte onderneming moet worden gedreven. De doorschuifregeling geldt dan dus bijvoorbeeld niet meer voor BV’s met uitsluitend beleggingsvermogen. Wijzigingen in de terbeschikkingstellingsregeling De zogenoemde terbeschikkingstellingsregeling (tbs-regeling) wijzigt volgend jaar op de volgende punten: • U kunt eenmalig (alleen in 2010) een ter beschikking gesteld pand zonder belastingheffing (inkomstenbelasting én overdrachtsbelasting) naar uw BV overbrengen. Bent u enig aandeelhouder, dan hoeft de inbreng van het TBS-pand niet tegen uitreiking van aandelen. In dat geval volstaat een informele kapitaalstorting; • Invoering van de nieuwe terbeschikkingstellingsvrijstelling. Deze vrijstelling is vergelijkbaar met de MKBwinstvrijstelling voor ondernemers in de inkomstenbelasting; • Openstelling van de herinvesteringreserve en ook de kostenegalisatiereserve; • Versoepeling van de betalingsfaciliteit bij beëindiging van de terbeschikkingstelling van een zaak. Vereenvoudiging van de bijleenregeling Als u uw eigen woning met winst verkoopt, dan moet u die winst (de eigenwoningreserve) in beginsel investeren in de vervangende eigen woning, als de aankoop daarvan binnen 5 jaar plaatsvindt. U krijgt dan op grond van de zogenoemde ‘bijleenregeling’, alleen renteaftrek voor de hypotheek ter grootte van de aankoopprijs (inclusief aankoopkosten) van de vervangende woning, verminderd met de eigenwoningreserve. Als u echter naar een goedkopere woning verhuist, dan wordt onder voorwaarden een uitzondering gemaakt. Verder bepaalt de bijleenregeling onder meer ook dat u geen renteaftrek krijgt voor de meegefinancierde kosten ter verkrijging van een hypotheek. Veel mensen vinden de bijleenregeling veel te ingewikkeld en daarom is besloten de regeling te vereenvoudigen. Daartoe is de verjaringstermijn van de eigenwoningreserve van 5 naar 3 jaar verkort, wordt de goedkoperwonenregeling geheel afgeschaft en wordt de renteaftrek uitgebreid naar meegefinancierde kosten voor de verkrijging van een hypotheek. Successieschulden in box 3 Belastingschulden en -vorderingen worden nu nog niet in aanmerking genomen in box 3. Met name voor successiebelastingschulden wordt dat als erg onrechtvaardig ervaren. Volgend jaar worden successiebelastingschulden en -vorderingen wel in aanmerking genomen in box 3. Attentiepunten in de inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting bij de jaarovergang Verhoging eigenwoningforfait Het eigenwoningforfait van een woning met een WOZ-waarde van meer dan € 75.000 wordt berekend door deze waarde te vermenigvuldigen met 0,55% (2009). Vanaf 2010 wordt dit percentage stapsgewijs tussen 2010 en 2016 jaarlijks met 0,2571% verhoogd voor woningen met een eigenwoningwaarde (meestal de WOZ-waarde) van meer dan € 1 miljoen. Dit hogere percentage bedraagt in 2010 dus 0,8071% en uiteindelijk in 2016 2,35%. Dit hogere percentage wordt alleen toegepast op de eigenwoningwaarde, voor zover die meer bedraagt dan € 1 miljoen. 5
Let op: Voor de aangifte inkomstenbelasting 2009 geldt de WOZ-waarde per 1 januari 2008. De WOZbeschikking die begin 2010 bij u op deurmat valt, betreft de WOZ-waarde per 1 januari 2009. Aflossing van uw kleine hypotheek wellicht voordelig Als u geen of slechts een kleine hypotheek heeft, dan vervalt voor u het eigenwoningforfait geheel of gedeeltelijk, als de door u betaalde hypotheekrente minder bedraagt dan het eigenwoningforfait. Het aflossen van een kleine hypotheek kan onder omstandigheden aantrekkelijk zijn. Profiteer nog één jaar van de verlengde eerste tariefschijf De eerste schijf in de vennootschapsbelasting van 20%, het zogenoemde MKB-tarief, geldt ook in 2010 voor belastbare bedragen tot € 200.000 (in plaats van € 40.000). Daarboven bedraagt het tarief 25,5%. Vanaf 1 januari 2011 gelden weer de oude 3 tariefschijven van 20% tot € 40.000, 23% van € 40.000 tot € 200.000 en 25,5% vanaf € 200.000.
Schenken en erven De nieuwe schenk- en erfbelasting Het wetsvoorstel over de nieuwe schenk- en erfbelasting is inmiddels wel door de Tweede Kamer, maar nog niet door de Eerste Kamer aangenomen. Daarom informeren wij u alleen over de hoofdlijnen en de meest ingrijpende wijzigingen. Het partnerbegrip Als u partner van elkaar bent, dan heeft u bij overlijden recht op de ruime partnervrijstelling en op toepassing van de laagste tarieven. Vanaf 1 januari 2010 bent u voor de schenk- en erfbelasting partner van elkaar als u gehuwd of geregistreerd bent en onder voorwaarden ook als u samenwoont en met elkaar een notarieel samenlevingscontract heeft gesloten. Als u echter voorafgaand aan het overlijden of de schenking gedurende een onafgebroken periode van 5 kalenderjaren een gezamenlijke huishouding met elkaar heeft gevoerd, is een notarieel samenlevingscontract niet nodig om als partner te kwalificeren. De gezamenlijke huishouding moet dan wel blijken uit de gemeentelijke basisadministratie. Let op: Als u nog geen testament heeft waarin u elkaar tot erfgenaam benoemt, dan moet u dat nog wel laten opmaken. U heeft immers niets aan de ruime vrijstelling en gunstige tarieven als u niet van elkaar erft! Verder is tijdens de behandeling in de Tweede Kamer bepaald dat ook een inwonend kind dat in het jaar voorafgaand aan het overlijden mantelzorg verleent aan de ouder of andersom (de ouder aan het kind), onder voorwaarden als partner kan worden aangemerkt. De tariefgroepen en vrijstellingen Als u elkaars partner bent, heeft u onder meer recht op indeling in tariefgroep 1. Vanaf 1 januari 2010 heeft deze tariefgroep nog maar 2 tariefschijven: tot € 118.000 een tarief van 10% en daarboven 20%. In deze tariefgroep zijn ook de kinderen en (achter)kleinkinderen ingedeeld. Voor deze laatste groep wordt de toeslag van 60% naar 80% verhoogd. Het tarief komt voor hen dan feitelijk op 18% respectievelijk 36%. Naast tariefgroep 1 komt er alleen nog een tariefgroep 2 met ook maar 2 tariefschijven: tot € 118.000 een tarief van 30% en daarboven 40%. De huidige tariefgroep 3 (41% tot 68%) komt te vervallen. In de nieuwe tariefgroep 2 worden alle overige verwanten (onder meer ouders, broers en zusters, ooms en tantes en neven en nichten) en niet-verwanten ingedeeld. Voor de erfbelasting gelden vanaf 2010 de volgende vrijstellingen: een partnervrijstelling van € 600.000, een vrijstelling voor kinderen en kleinkinderen van € 19.000 (voor zieke of gehandicapte kinderen geldt onder voorwaarden een vrijstelling van € 57.000), voor ouders een vrijstelling van € 45.000 en voor de overige verkrijgers een vrijstelling van € 2.000. Voor de schenkbelasting wordt de jaarlijkse vrijstelling voor kinderen vanaf 2010 verhoogd naar € 5.000 en de verhoogde eenmalige vrijstelling voor kinderen van 18 tot 35 jaar naar € 24.000. Ouders kunnen aan laatstgenoemde kinderen in plaats van de verhoogde vrijstelling van € 24.000 ook een eenmalige vrijgestelde schenking doen van € 50.000, maar dan moet de schenking worden gebruikt voor de aankoop van een eigen woning of voor een studiefonds voor het kind. Als het kind vóór 1 januari 2010 al gebruik heeft gemaakt van de verhoogde eenmalige vrijstelling (in 2009: € 22.760), dan geldt als tijdelijke regeling (tot 1 januari 2027) dat de 6
ouders nog een eenmalige vrijgestelde schenking kunnen doen van € 26.000, mits de schenking wordt benut voor de aankoop van een eigen woning. De vrijstelling voor de schenkbelasting voor de overige begunstigden bedraagt € 2.000. De wijzigingen in de tarieven en vrijstellingen hebben verschillende gevolgen voor de verkrijgers of begunstigden. In de ene situatie betekenen de nieuwe regels een verbetering, in de andere een achteruitgang. Zo heeft de gelijktrekking van vrijstellingen voor kinderen en de verhoging van de laagste tariefschijven (van 5 en 8% naar 10%) vooral voor relatief kleine erfenissen en schenkingen aan kinderen vaak nadelige gevolgen. Veel schenkingen van ouders aan kinderen worden vanaf 2010 zwaarder belast, dus u doet er wellicht verstandig aan om nog dit jaar te schenken. Dat geldt met name ook voor schenkingen aan kleinkinderen. Hun vrijstelling wordt immers verlaagd van € 2.734 in 2009 naar € 2.000 volgend jaar. Wilt u schenken aan een neef of nicht of een vriend of vriendin, dan doet u er juist verstandig aan hiermee te wachten. Zij worden nu nog in tariefgroep 3 (tarief 41 tot 68%) ingedeeld, maar vanaf 2010 in tariefgroep 2 met een veel lager tarief van 30 of maximaal 40%. WOZ-waarde voor woningen Vanaf volgend jaar geldt de WOZ-waarde ook voor de schenk- er erfbelasting voor onroerende zaken die als woning in gebruik zijn. Voor woningen die in verhuurde staat worden geschonken of geërfd, bestaat wel de mogelijkheid om een lagere waarde in aanmerking te nemen, mits dat aannemelijk wordt gemaakt. Deze mogelijkheid geldt weer niet als de woning door de huurder wordt verkregen. Die wordt dan immers zelf eigenaar en voor hem/haar is de zelfbewoning geen waardedrukkende factor. De WOZ-waarde geldt ook voor woningen die in erfpacht zijn verkregen. Let op: De waardepeildatum voor de WOZ ligt één jaar voor het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld. Dit betekent dus dat bij een schenking of overlijden in 2010, de WOZ-waarde van 1 januari 2009 in aanmerking moet worden genomen. Vereenvoudiging van de bedrijfsopvolgingsregeling De voorwaardelijke vrijstelling in de bedrijfsopvolgingsregeling wordt verhoogd van 75% naar 100% van de waarde van de onderneming, mits de waarde van de onderneming niet meer bedraagt dan € 1 miljoen. Voor het meerdere geldt een voorwaardelijke vrijstelling van 83%. Over de 17% meerwaarde die dan nog resteert, is belasting verschuldigd, maar daarvoor kan 10 jaar uitstel van betaling worden verkregen. De vrijstelling geldt ook voor onroerend goed dat door de DGA aan zijn vennootschap ter beschikking wordt gesteld. Verder hoeft bij schenking van een onderneming de schenker niet meer tenminste 55 jaar of ouder te zijn of arbeidsongeschikt. Het kan voor u interessant zijn om te wachten met de voorgenomen bedrijfsopvolging tot na 1 januari 2010. Dan zijn er immers meer mogelijkheden om van de bedrijfsopvolgingsregeling gebruik te maken. Strengere regels voor algemeen nut beogende instelling Vanaf 1 januari 2010 gelden voor algemeen nut beogende instellingen (ANBI’s) nieuwe voorwaarden. Instellingen kwalificeren dan onder meer als ANBI als zij voor 90% (in plaats van 50%) of meer zich richten op het algemeen nut. De Belastingdienst controleert dat achteraf. Verder worden ook kerkelijke en levensbeschouwelijke instellingen inhoudelijk aan de 90%-eis en de andere aan de ANBI gestelde voorwaarden getoetst. Bovendien wordt de integriteitstoets van bestuurders en andere personen die voor de instelling werkzaam zijn, aangepast. Nieuwe sociaal belang beogende instelling Er wordt een geheel nieuwe algemene vrijstelling ingevoerd voor alle instellingen die een particulier belang behartigen, maar tegelijkertijd ook een sociaal belang dienen. Dit zijn de sociaal belang beogende instellingen (de SBBI’s). Deze instellingen kwalificeren, vanwege het particulier belang, niet voor de ANBI-status, maar dienen wel tevens het sociaal belang. De amateursportverenigingen en dorpshuizen vallen ook onder deze vrijstelling. De speciale vrijstellingen voor deze instellingen, die sinds begin dit jaar gelden, komen daardoor al weer te vervallen. Ook muziek- en amateurtoneelgezelschappen kwalificeren voor de SBBI. Zij kunnen op grond van de nieuwe eisen geen ANBI (meer) zijn. Bestrijding constructies en testamentvormen Vanaf 1 januari 2010 worden allerlei belastingbesparende constructies bestreden, zoals het schenken onder opschortende voorwaarde, de verkoop van een vermogensbestanddeel met uitgestelde levering tot na het overlijden of constructies met levensverzekeringen op het leven van de erflater. Laat uw adviseur deze constructies nog eens voor u tegen het licht houden. 7
Daarnaast worden ook allerlei belastingbesparende testamentvormen bestreden, zoals het zogenoemde ik-opatestament, het turbotestament, het testament met een keuzelegaat tegen inbreng van de waarde en testamenten met een rentebepaling. Voor veel testamenten gaat er het een en ander veranderen. Laat daarom uw testament doorlichten en waar nodig aanpassen.
Omzetbelasting Uitbreiding verlaagd BTW-tarief Arbeidsintensieve diensten Met ingang van 2010 is het verlaagd tarief (6%) permanent van toepassing op bepaalde arbeidsintensieve diensten. Dit betekent dat het herstellen van fietsen, schoeisel en lederwaren, het herstellen en vermaken van kleding en huishoudlinnen en kappersdiensten, dan permanent onder het 6%-tarief vallen. Bepaalde werkzaamheden aan woningen De toepassing van het 6%-tarief geldt ook voor de volgende werkzaamheden: • Het schilderen en stukadoren van woningen ouder dan 2 jaar. Onder de tijdelijke regeling gold het verlaagd BTW-tarief alleen voor deze werkzaamheden aan woningen ouder dan 15 jaar. De uitbreiding geldt al sinds 15 september 2009; • Het aanbrengen van isolatiemateriaal (de isolatiedienst) aan woningen die meer dan 2 jaar geleden voor het eerst in gebruik zijn genomen. De uitbreiding geldt sinds 1 juli 2009. Het tarief geldt ook voor de materialen die bij de isolatiedienst worden gebruikt, tenzij die materialen meer dan 50% vertegenwoordigen van de waarde van de verstrekte dienst. Het 6%-tarief geldt bijvoorbeeld niet voor het plaatsen van dubbelglas. Hiervoor is in oktober 2009 wel een subsidieregeling opengesteld, die tot 1 juli 2009 terugwerkt; • Schoonmaakdiensten binnen woningen. Dit zijn de normale werkzaamheden van een schoonmaker. Schoonmaakwerkzaamheden buiten woningen, zoals glazenwassen en gevelreiniging en specifieke schoonmaakdiensten binnen woningen zoals schoorsteenvegen en CV-reiniging, vallen niet onder het verlaagd BTW-tarief. Deze uitbreiding treedt op 1 januari 2010 in werking. Nieuwe BTW-regels voor de plaats van dienst en teruggaafverzoeken De regels voor de plaats van dienst worden volgend jaar ingrijpend gewijzigd. In 2010 zijn er twee verschillende hoofdregels voor de plaats van dienst: één voor diensten aan ondernemers en één voor diensten aan nietondernemers. In het laatste geval verandert er niets. Deze diensten blijven in beginsel belast in de lidstaat waar de dienstverlener is gevestigd. Is de afnemer van de dienst echter een BTW-ondernemer, dan is de dienst belast in de lidstaat van deze afnemer. Door deze wijziging zal de BTW-heffing bij grensoverschrijdende diensten aan ondernemers vaker worden verlegd naar de afnemer van de prestatie. Dit heeft tot gevolg dat ondernemers die diensten verlenen aan ondernemers in andere lidstaten, in veel gevallen geen BTW-aangifte in die andere lidstaat meer hoeven te doen. De afnemende BTW-ondernemer moet zelf de verschuldigde BTW afdragen. De algemene verleggingsregeling voor grensoverschrijdende diensten tussen bedrijven heeft voor BTWondernemers wel een nieuwe verplichting tot gevolg. Zij moeten namelijk periodiek (maandelijks of per kwartaal) een overzicht bij de Belastingdienst indienen van de diensten die zij hebben verricht aan buitenlandse ondernemers. Zo kunnen de belastingdiensten van de lidstaten controleren of de BTW-verplichtingen worden nageleefd. Een beperkt aantal uitzonderingen Er gelden ook in de nieuwe regeling voor bepaalde diensten toch uitzonderingen op de twee hoofdregels. Zo zullen diensten aan onroerende zaken worden belast in de lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen. Verder wordt het passagiersvervoer naar evenredigheid van de afgelegde afstand belast in de lidstaat waarin het transport feitelijk plaatsvindt en geldt voor adviesdiensten, financiële diensten, reclamediensten en het ter beschikking stellen van personeel aan niet BTW-ondernemers, dat de plaats van dienst toch de plaats van de afnemer is, indien de afnemer buiten de EU is gevestigd. Ook geldt een uitzondering voor diensten of werkzaamheden (zoals onderhouds- en reparatiewerkzaamheden) aan roerende zaken verricht aan niet BTW-ondernemers. Deze diensten zijn belast in de lidstaat waar de diensten/werkzaamheden feitelijk worden verricht.
8
Minder teruggaafverzoeken De nieuwe regels voor de plaats van dienst hebben naar verwachting tot gevolg dat u als BTW-ondernemer minder vaak in een andere lidstaat een verzoek om teruggaaf hoeft te doen. De procedure voor teruggaafverzoeken van buitenlandse BTW is in 2010 sterk vereenvoudigd en gemoderniseerd. In de nieuwe procedure kunnen ondernemers het teruggaafverzoek indienen via een portaalsite bij de Belastingdienst in het eigen land. De Belastingdienst stuurt dan het verzoek door naar de desbetreffende lidstaat, waarna deze over dat verzoek beslist. Enkele BTW-actiepunten en actualiteiten bij de jaarovergang Aan het einde van het kalenderjaar moeten voor de BTW vaak allerlei correcties en controles plaatsvinden. Ook dit jaar maken we u attent op de belangrijkste actiepunten en actualiteiten. Herrekening en herziening van voorbelasting Als u goederen en diensten gebruikt voor zowel belaste prestaties als vrijgestelde prestaties, is er sprake van gemengd gebruik van die goederen. De voorbelasting die op die goederen en diensten drukt, is niet volledig aftrekbaar. Aan het eind van het jaar moet u daarom een herrekening en/of een herziening van voorbelasting uitvoeren. Het resultaat geeft u aan in de aangifte over het laatste tijdvak van 2009. Herrekening van voorbelasting past u toe bij alle goederen en diensten die u gemengd gebruikt. Herziening van voorbelasting past u alleen toe bij onroerende en roerende zaken, waarop u afschrijft voor de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting. BUA-correctie voor personeelsvoorzieningen De aftrek van voorbelasting voor personeelsvoorzieningen wordt op grond van het Besluit uitsluiting aftrek omzetbelasting (BUA) uitgesloten, tenzij de kosten per werknemer onder het bedrag van € 227 per jaar zijn gebleven. U moet aan het einde van het jaar beoordelen of deze grens al dan niet wordt overschreden. Bij overschrijding van het bedrag is de BTW op de kosten niet aftrekbaar. Tot de personeelsvoorzieningen behoren onder meer het privé-gebruik van de auto van de zaak, het personeelsfeest of –uitstapje, kerstpakketten en dergelijke. Voor kantineverstrekkingen geldt een aparte regeling. BUA onder vuur! Het BUA ligt al enige tijd onder vuur. De Hoge Raad acht het namelijk niet uitgesloten dat het BUA in strijd is met de Europese BTW-regels en heeft daarom de Europese rechter gevraagd hierover uitsluitsel te geven. Zolang er nog geen duidelijkheid is, is het zaak dat u BTW-aanslagen openhoudt. Zodra namelijk een aanslag eenmaal onherroepelijk vaststaat, kan er niet meer op worden teruggekomen, ook niet bij een positief antwoord van de Europese rechter. De uitspraak heeft alleen gevolgen voor nog openstaande aanslagen. Correctie privé-gebruik van bedrijfsvermogen Naast de BUA-correctie moet u aan het eind van het jaar nog een andere privé-correctie toepassen. Het gebruik van tot het bedrijfsvermogen behorende goederen en diensten voor privé-doeleinden van u als ondernemer, uw personeel of door anderen, is namelijk een met BTW belaste dienst, als u voor dit goed recht op aftrek heeft van de aan u in rekening gebrachte BTW. Dit geldt bijvoorbeeld voor woon-werkpanden. Vanaf 1 januari 2008 wordt voor de berekening van deze correctie aangesloten bij het werkelijk privé-gebruik. U moet daarom aantekening houden van het privé-gebruik. Alleen als u door bijzondere omstandigheden niet over de exacte gebruiksgegevens kunt beschikken, mag u uitgaan van een schatting die het werkelijk gebruik zo goed mogelijk benadert. Einde in zicht voor volledige aftrek BTW op privé-gedeelte woon-werkpand Met de BTW-heffing over het privé-gebruik hangt het volgende samen. Als u een bedrijfswoning laat bouwen die u zowel zakelijk als privé gebruikt, dan kunt u alle BTW in aftrek brengen. Doordat u bij aanschaf/bouw eerst alle BTW in aftrek mag brengen, hoeft u de BTW niet mee te financieren. Dit financieringsvoordeel bent u mogelijk binnenkort gedeeltelijk kwijt. Waarschijnlijk moet Nederland namelijk uiterlijk 1 januari 2011 de BTW-regels zo aanpassen, dat alleen de BTW die ziet op het zakelijk gebruik mag worden afgetrokken. Dit heeft waarschijnlijk ook weer direct gevolgen voor de wijze waarop het privé-gebruik in de BTW-heffing wordt betrokken. Contouren regeling BTW-vrijstelling voor paramedici bekendgemaakt Eind oktober 2009 is er enige duidelijkheid gekomen over de BTW-vrijstelling voor paramedici. Er worden in een aparte regeling objectiveerbare criteria opgenomen ten aanzien van de opleidings- en beroepskwalificaties van gezondheidskundige zorgverleners die voor de BTW-vrijstelling in aanmerking komen. In een nu nog niet beschikbare bijlage bij deze regeling zullen de beroepen worden opgenomen, die aan de gestelde criteria voldoen. 9
Pensioen en lijfrente Enkele pensioenactualiteiten Nieuwe variant banksparen voor stamrechten Als aan u een ontslagvergoeding wordt toegekend, dan kunt u op twee manieren voorkomen dat u hierover direct (en vaak tegen een hoog tarief) belasting moet betalen. U kunt ten eerste de ontslagvergoeding door uw exwerkgever laten overmaken naar een verzekeraar. Daarnaast kunt u de ontslagvergoeding in een door u zelf op te richten stamrecht-BV laten storten. In 2010 komt daar een mogelijkheid bij: de nieuwe bankspaarvariant voor stamrechten. Uw ex-werkgever stort dan uw ontslagvergoeding op een rekening bij een bank in plaats van bij een verzekeraar of in uw eigen stamrecht-BV. Hieraan zijn naar verwachting minder kosten verbonden dan aan een verzekeringsproduct of de oprichtingskosten van een eigen BV. Met name voor kleine ontslagvergoedingen zou dit wel eens een interessante optie kunnen zijn. Banksparen voor de kosten van een uitvaart De andere nieuwe bankspaarvariant die in de Belastingplannen voor 2010 wordt voorgesteld, biedt u de mogelijkheid om bij een bank een vermogen op te bouwen voor een uitvaart, waarbij van de vrijstelling in box 3 van de inkomstenbelasting gebruik kan worden gemaakt tot de grens van € 6.703 per persoon. Voorwaarde hierbij is, logischerwijs, dat het bankspaartegoed uitsluitend bij overlijden mag worden gedeblokkeerd. Bereid u voor op de afschaffing van de partnertoeslag AOW De partnertoeslag AOW wordt afgeschaft voor mensen die op of na 1 januari 2015 65 jaar worden. Volgens de huidige regels krijgt de oudste AOW-gerechtigde partner voor zijn (haar) partner die nog geen 65 jaar is en geen of weinig inkomen heeft, een toeslag van maximaal 50% van het netto minimumloon. In 1996 is al besloten om deze partnertoeslag in 2015 af te schaffen. Hoewel dit nog ver weg is, is voor wie het aangaat, die tijd waarschijnlijk wel nodig om zich op deze inkomensachteruitgang voor te bereiden. Dat kan bijvoorbeeld door te sparen of een lijfrente af te sluiten. Voor mensen geboren tussen 1 januari 1946 en 1 januari 1950 is dat mogelijk al te laat. Minister Donner overweegt de partnertoeslag al eerder te herzien. Kabinetsvoorstel over toekomst AOW Het kabinet heeft de uitgangspunten bekendgemaakt over de wijze waarop de AOW-leeftijd naar 67 jaar moet worden opgetrokken. Dit moet in twee stappen gebeuren: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Mensen die op 1 januari 2010 55 jaar of ouder zijn, merken zodoende niets van de verhoging. Daarnaast worden de volgende flankerende maatregelen voorgesteld. • Een zware-beroepenregeling die werkgevers financieel prikkelt om werknemers op tijd minder zwaar werk te laten doen. Tegen de tijd dat zij 30 jaar dit beroep vervullen, moeten zij een aanbod krijgen van minder belastend werk. Krijgen zij dat aanbod niet, dan zal de werkgever financieel moeten faciliteren dat zij de mogelijkheid krijgen om na hun 65ste te stoppen met werken. Er komen wettelijke maatregelen om langer op een gezonde manier doorwerken te stimuleren. De beroepen die in de categorie ‘zware beroepen’ vallen, worden in de komende 10 jaar aangewezen; • Een uitzondering wordt ook gemaakt voor mensen die lang en substantieel (42 jaar én minimaal 3 dagen in de week) hebben gewerkt. Zij kunnen wel met 65 jaar stoppen, maar krijgen dan een lagere AOW-uitkering. Lagere inkomens worden hiervoor deels gecompenseerd met een aanvullende inkomensafhankelijke arbeidskorting; • Ook in de overige wetgeving zal de pensioenleeftijd worden aangepast. In aansluiting daarop zal het fiscale kader voor de aanvullende pensioenen worden aangepast. Ook de fiscale ruimte om pensioen te sparen wordt aan de AOW-leeftijd van 67 jaar aangepast; • Een nieuwe regeling voor werknemers die voor hun 65ste werkloos of arbeidsongeschikt zijn geworden. Die houdt in dat mensen die op of na hun 65ste geen recht meer hebben op WW of een vervolg-WGA-uitkering, een uitkering krijgen die rond het AOW-niveau ligt. Bij die uitkering blijven vermogen of het inkomen van de partner buiten beschouwing. Aspecten rond de lijfrentepremieaftrek Als u een aantoonbaar pensioentekort heeft, dan kunt u in 2009 onder voorwaarden lijfrentepremies in aftrek brengen. De berekening van het pensioentekort en daarmee van de maximaal aftrekbare lijfrentepremie, is een vrij 10
lastige exercitie die u het best aan een deskundige kunt overlaten. Als de lijfrentepremie is berekend, dan kunt u die naar vrije keuze in de volgende ruimtes in aftrek brengen: • Jaarruimte: De hoogte van uw pensioentekort bepaalt de lijfrentepremie die u kunt aftrekken. Als u de premie in 2009 wilt aftrekken, dan moet u deze vóór 1 april 2010 hebben betaald. Tevens moet u er bij een eerste betaling ter zake van een lijfrentecontract altijd voor zorgen dat de verzekeraar dan ook een ondertekende maatschappijofferte of een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier heeft ontvangen; • Reserveringruimte: Als u in de zeven voorafgaande jaren minder lijfrentepremie heeft afgetrokken dan u op grond van de jaarruimte had mogen aftrekken, dan kunt u de niet-benutte aftrek onder voorwaarden inhalen. Ook voor de betaling van de inhaallijfrentepremie geldt een terugwentelingsregeling. De inhaalpremie kunt u in 2009 in aftrek brengen, als u de premie vóór 1 april 2010 heeft voldaan. Let op: In de Belastingplannen 2010 wordt aangekondigd dat de terugwentelingsmogelijkheid van 3 maanden in de jaarruimte en reserveringsruimte per 1 januari 2011 zal vervallen. • Ondernemers kunnen onder voorwaarden een bedrag uit de oudedagsreserve omzetten in een lijfrente die dient ter compensatie van een pensioentekort. Deze afname van de oudedagsreserve door betaling van lijfrentepremie beïnvloedt wel de lijfrentepremieaftrek in de jaarruimte. Voor aftrek in 2009 moet u de premie uiterlijk op 30 juni 2010 hebben betaald; • Ondernemers kunnen de stakingswinst omzetten in een lijfrente die dient ter compensatie van een pensioentekort. De stakingslijfrenteaftrek kan op verzoek in mindering komen op de (belaste) winst in het stakingsjaar. De stakingslijfrenteaftrek is gemaximeerd. De hoogte van de maximaal aftrekbare lijfrentepremie is onder meer afhankelijk van de leeftijd van de ondernemer op het moment van staken, de mate van eventuele arbeidsongeschiktheid en het antwoord op de vraag of de staking al dan niet wordt veroorzaakt door het overlijden van de ondernemer. U moet de lijfrentepremie voor in 2009 gerealiseerde stakingswinst uiterlijk op 30 juni 2010 hebben betaald. Let op: De terugwentelingsmogelijkheid van 6 maanden voor de omzetting van een fiscale oudedagsreserve en/of de stakingswinst blijft ook na 2010 gewoon bestaan. Benut jaarruimte en reserveringsruimte bij overnemer van de onderneming Soms kunt u in het kader van de overdracht van een onderneming bij de overnemer (bijvoorbeeld uw eigen BV) ook een lijfrente bedingen op basis van de ruimte voor premieaftrek in de jaarruimte en de reserveringsruimte. Als de stakingswinst en de oudedagsreserve tezamen zo hoog zijn dat deze niet helemaal in een gefacilieerde stakingslijfrente kunnen worden omgezet, dan kunt u het verschil zoveel als mogelijk en wenselijk is, opvullen met de bedragen in de jaarruimte en de reserveringsruimte. Vraag ambtshalve vermindering voor verzuimde aftrek van tijdig betaalde lijfrentepremies Het kan voorkomen dat u de premies in voorafgaande jaren steeds in aftrek heeft gebracht, maar dat in enig jaar heeft verzuimd. Als de aanslag onherroepelijk vaststaat én de bezwaartermijn is verstreken, kunt u het verzuim in beginsel niet meer herstellen. Er is echter een mogelijkheid om de inspecteur voor het betreffende jaar om ambtshalve vermindering te verzoeken, waardoor u premieaftrek in het jaar van betaling of het daaraan voorafgaande jaar alsnog kunt effectueren. U moet het verzoek in beginsel indienen binnen 5 jaren na afloop van het jaar waarin u de aftrek had kunnen claimen. Deze termijn wordt verlengd met de duur van het aan u verleende uitstel voor indiening van het aangiftebiljet. Let wel, het moet dus gaan om tijdig betaalde premies voor lijfrenten die u in de jaarruimte en reserveringsruimte in aftrek had kunnen brengen. Zorg voor tijdige aankoop lijfrentetermijnen Als een lijfrentepolis tot uitkering komt, heeft u als begunstigde beperkt de tijd om een lijfrentebestemming te vinden. Volgens vaste rechtspraak heeft u daarvoor een redelijke termijn die beleidsmatig is gesteld op een minimum van zes maanden bij leven en twaalf maanden bij overlijden. Gevolg van het niet voldoen aan de redelijke termijn is dat inkomstenbelasting wordt verschuldigd over de totale waarde van de lijfrenteaanspraak, als fictieve afkoop. Bij lijfrenten gesloten na 1991 is bovendien revisierente (20%) verschuldigd. Met ingang van 1 januari 2010 wordt de redelijke termijn wettelijk bepaald. De termijn voor de bepaling van de omvang van de lijfrentetermijnen eindigt bij het einde van het kalenderjaar volgend op het jaar waarin de lijfrentepolis tot uitkering is gekomen. Bij overlijden eindigt de termijn aan het einde van het tweede kalenderjaar volgend op het jaar waarin de polis door overlijden tot uitkering is gekomen. Wel zal een uitzondering mogelijk blijven voor de situatie waarin redelijkerwijs niet kan worden voldaan aan de wettelijke termijn. Daarnaast wordt het heffingstijdstip bij overschrijding van deze termijn, verlegd naar het tijdstip van overschrijden van die termijn. Er wordt nog onderzocht of een wettelijke mogelijkheid tot inhouding van loonbelasting wenselijk is. 11
Arbeidsrecht en sociale zekerheid Aanhoudende onduidelijkheid over de ontslagvergoeding Door rechtelijke uitspraken en het wetsvoorstel tot maximering van de ontslagvergoeding tot één jaarsalaris voor salarissen boven € 75.000, dat nog steeds bij de Tweede Kamer in behandeling is, is steeds meer onduidelijkheid ontstaan over hoe de hoogte van de ontslagvergoeding moet worden bepaald. De meest voordelige berekening uit de rechtspraak is de nieuwe kantonrechtersformule, die bij een kennelijk onredelijk ontslagzaak werd toegepast. Deze ontslagzaken lopen niet via de kantonrechter maar via een ontslagvergunning van het UWV Werkbedrijf (voorheen het CWI). Bij deze berekening zijn ook de dienstjaren, het maandsalaris (waaronder de vakantietoeslag) en de verwijtbaarheidsfactor bepalend, maar daarbij is de laatstgenoemde factor in beginsel slechts een half. Sinds de wijziging van de WW wordt bij een beëindiging van het dienstverband steeds vaker de beëindigingsovereenkomst (vaststellingsovereenkomst) als uitgangspunt gehanteerd. Bij de onderhandelingen over de beëindigingsvergoeding wordt dan veelal met een schuin oog gekeken naar een eventuele uitkomst, als er bij de kantonrechter zou moeten worden geprocedeerd. Als werkgever kunt u bij deze onderhandelingen in veel gevallen het best uitgaan van de bovengenoemde nieuwe kantonrechtersformule. De correctiefactor van een half zorgt er immers voor dat de ontslagvergoeding wordt gehalveerd. Attentiepunten in het arbeidsrecht bij de jaarovergang U mag tijdelijk afwijken van het afspiegelingsbeginsel Naast de tijdelijke deeltijd-WW is er nog een tijdelijke maatregel getroffen om vakkrachten te behouden. Deze maatregel biedt de mogelijkheid om bij ontslag van werknemers af te wijken van het zogenoemde ‘afspiegelingsbeginsel’. Dit beginsel bepaalt bij een bedrijfseconomisch ontslag wie u voor ontslag moet voordragen. U moet daardoor soms afscheid nemen van een werknemer die u graag had willen behouden. U kon tot voor kort alleen in heel bijzondere omstandigheden afwijken van het afspiegelingsbeginsel. Sinds 1 augustus 2009 geldt echter onder voorwaarden tijdelijk (tot 1 september 2011) een ruimere afwijkingsmogelijkheid. Update uw arbeidsovereenkomsten en uw arbeidsreglement Arbeidsvoorwaarden liggen meestal vast in een arbeidsovereenkomst en een mogelijk daarvan deeluitmakend arbeidsreglement. De arbeidsvoorwaarden moeten door wetswijzigingen, rechtspraak, veranderingen in de arbeidsrelatie of vanwege veranderde wensen, bepalingen of indexaties, van tijd tot tijd worden getoetst op hun actualiteitsgehalte en waar nodig worden aangepast. Zelfs als de omstandigheden niet zijn gewijzigd, is het goed als u uw arbeidsreglement en arbeidsovereenkomsten periodiek aan een update onderwerpt. Onvolkomenheden in uw arbeidsreglement of de arbeidsovereenkomsten met uw werknemers kunnen voor u dure gevolgen hebben. Laat u bij uw update daarom adviseren door een arbeidsjurist. Actie -en attentiepunten in de sociale zekerheid bij de jaarovergang Aanvragen deelname aan de tijdelijke deeltijd-WW Sinds 20 juli 2009 is de nieuwe deeltijd-WW van start gegaan met een verruimd budget, maar ook met strengere regels voor deelname. U kunt deeltijd-WW in ieder geval nog tot 1 januari 2010 aanvragen, maar Minister Donner laat onderzoeken of instroom in 2010 ook mogelijk wordt en neemt hierover in de komende maanden een beslissing. Heeft u een voldoende gezond bedrijf om door de crisis heen te komen, maar kampt u tijdelijk met een tekort aan omzet en orders, meld uw werknemers dan voor deze regeling aan bij het UWV. Zo kunt u uw werknemers tijdelijk (tenminste 2 x 13 weken) minder (tenminste 20% maar maximaal voor 50%) laten werken zonder dat u ze hoeft te ontslaan en kunt u hen weer inzetten als de economische situatie verbetert. Wilt u meer weten over de aanvraag van deeltijd-WW, neem dan contact op met uw adviseur. Verhoging van de minimum- en maximum gedifferentieerde premies WGA Het UWV heeft bekendgemaakt volgend jaar de minimum- en maximum gedifferentieerde premies WGA voor kleine werkgevers (premieloon < € 730.000 in 2008) te verhogen. De minimumpremie van deze werkgevers stijgt van 0,27% naar 0,59% en de maximumpremie van 1,47 naar 1,59%. Dit betekent voor een kleine werkgever zonder verzuimgevallen, die dus alleen de minimumpremie betaalt, een lastenverzwaring in 2010 van € 2.403. Voor een kleine werkgever met veel verzuimgevallen, die dus de maximumpremie betaalt, een lastenverzwaring in 2010 van € 1.243. 12
Met name voor kleine werkgevers zonder verzuimgevallen zou deze lastenverzwaring in 2010 een reden kunnen zijn het eigenrisicodragen WGA serieus in overweging te nemen. Dat kan echter niet meer per 1 januari 2010, want daarvoor had u zich uiterlijk vóór 1 november 2009 moeten aanmelden, maar wel per 1 juli 2010. U moet het eigenrisicodragerschap WGA dan uiterlijk vóór 1 april 2010 hebben aangevraagd. Laat uw adviseur eens berekenen of dit voor u een voordelige optie is. Maak gebruik van de nieuwe vrijstelling voor kleine banen Volgend jaar wordt een vrijstelling ingevoerd voor de premieheffing werknemersverzekeringen en de inkomenafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (ZVW) voor kleine banen van werknemers jonger dan 23 jaar met een lager loon dan de loongrens.
Overig Veranderingen in de gastouderopvang met gevolgen voor de kinderopvangtoeslag Kinderopvang vindt onder meer plaats in kinderdagverblijven en/of via buitenschoolse opvang. Veel ouders met kleine kinderen maken echter, al dan niet noodgedwongen (denk aan ouders in de dunbevolkte gebieden of met onregelmatige werktijden), gebruik van de flexibelere, kleinschalige kinderopvang in een gezinssituatie. Als deze gastouderopvang via een gastouderbureau loopt, dan komen de ouders ook voor deze opvangkosten (inclusief de kosten van bemiddeling en begeleiding) voor de kinderopvangtoeslag in aanmerking. Daarin gaat volgend jaar het een en ander veranderen. De wijzigingen De volgende wijzigingen worden dan ingevoerd. • Maxima aan toeslaguren en declarabele opvanguren; • Afschaffing rechtstreekse betaling tussen ouders en gastouders. Het betalingsverkeer vindt plaats met een factuur via het gastouderbureau; • Oprichting van een Landelijk register kinderopvang, waarin naast de kinderopvangcentra ook alle goedgekeurde gastouderbureaus en gastouders worden opgenomen; • De gastouders komen voor registratie pas in aanmerking als zij uiterlijk op 1 september 2010 aan de voorgeschreven kwaliteitseisen voldoen. De kwaliteitseisen bestaan uit eisen aan de deskundigheid, de opvanglocatie en de veiligheid en gezondheid. De gastouderbureaus melden de gastouders die tijdig aan de eisen voldoen, onder overlegging van de vereiste papieren, vóór 1 september 2010 aan bij de gemeente waar de opvang plaatsvindt. Dit kan overigens al sinds 1 november 2009. De GGD onderzoekt vervolgens of de gastouder inderdaad aan de eisen voldoet. Als dat het geval is, dan meldt de gemeente de gastouder vóór 31 december 2010 bij het register aan. Als dat niet het geval is, volgt een afwijzing. In beide gevallen brengt het gastouderbureau de gastouder van de uitkomst op de hoogte; • Bestaande gastouderbureaus worden in de eerste helft van 2010 eerst voorlopig in het register ingeschreven. De inschrijving wordt pas definitief als uit het GGD-onderzoek waaraan zij in de loop van 2010 worden onderworpen, blijkt dat zij aan de kwaliteitseisen voldoen. Die eisen betreffen onder meer de wijze van bemiddeling tussen ouders en gastouders bij de totstandkoming van gastouderopvang, de begeleiding van gastouders, de kwaliteiten van de medewerkers en de administratie. De gastouderbureaus moeten uiterlijk 31 december 2010 aan de kwaliteitseisen voldoen. Als dat dan niet is gelukt, worden zij uit het register geschrapt. Nieuwe gastouderbureaus komen pas in het register als de GGD heeft vastgesteld dat zij aan de eisen voldoen. Recht op kinderopvangtoeslag Ouders die van gastouderopvang gebruikmaken, komen in 2010 alleen voor kinderopvangtoeslag in aanmerking als het gastouderbureau de gastouder vóór 1 september 2010 bij de gemeente heeft aangemeld én de gastouder vóór 1 januari 2011 in het Landelijk register kinderopvang is opgenomen. Als dat is gelukt, dan geldt de inschrijving met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010. De ouders die van de opvang bij deze gastouder gebruikmaken, komen dan ook het hele jaar in aanmerking voor de kinderopvangtoeslag. Als de gastouder niet wordt geregistreerd, dan moeten de ouders die van de opvang van deze gastouder gebruikmaken, de ontvangen kinderopvangtoeslag over 2010 terugbetalen. Zij mogen dan wel van het gastouderbureau de kosten terugvragen die aan hen voor de dienstverlening in rekening is gebracht. Het gastouderbureau moet zich in deze situatie wel inspannen om de ouders een andere gastouder aan te bieden, die 13
wel tijdig aan de eisen voldoet. Als deze gastouder bovendien uiterlijk 31 december 2010 is geregistreerd, dan hebben de ouders voor deze gastouderopvang wel weer recht op kinderopvangtoeslag. Als het gastouderbureau niet wordt geregistreerd, dan hebben de gastouders van dit bureau die wel tijdig aan hun kwaliteitseisen voldoen én vóór 31 december 2010 in het Landelijk register zijn ingeschreven, 3 maanden de tijd om zich aan te sluiten bij een gastouderbureau dat wel definitief is geregistreerd. De ouders behouden in die periode recht op kinderopvangtoeslag. Als de overstap niet is gelukt, worden ook de inschrijvingen van de gastouders in het Landelijk register ongedaan gemaakt en vervalt vanaf dat moment het recht op kinderopvangtoeslag voor de ouders die van hun diensten gebruikmaken. Deze ouders moeten dan de Belastingdienst óf een wijziging doorgeven dat zij vanaf dat moment gebruikmaken van de diensten een andere gastouder die wel is geregistreerd, óf doorgeven vanaf dat moment de kinderopvangtoeslag stop te zetten. Verschillende maximum uurtarieven voor de kinderopvangtoeslag Ouders krijgen momenteel onder voorwaarden voor de kosten van kinderopvang maximaal € 6,10 per kind per uur kinderopvangtoeslag. De exacte hoogte is onder meer afhankelijk van hoogte van het inkomen van de ouders en de kosten van de opvang, maar niet van de soort opvang. Volgend jaar gelden voor de verschillende vormen van opvang wel verschillende tarieven. De maximale uurprijs waarvoor een vergoeding wordt verstrekt, bedraagt dan € 6,25 voor kinderdagverblijven, € 5,82 voor buitenschoolse opvang en € 5 voor erkende gastouderopvang.
14