De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
Stefan besloot dat er voorlopig niemand meer bij me op bezoek mocht komen. Dat was niet goed voor me, vertelde hij me de ochtend na het bezoek van Faiza. Hij zat op de rand van mijn bed, ik zat naast hem. We keken elkaar niet aan. Stefan zat voorovergebogen met zijn onderarmen op zijn knieën, zijn handen samengevouwen. Alsof hij ging bidden. Stefan keek naar de vloer toen hij me het nieuws vertelde. Zelf keek ik ook naar de vloer. Ik had hem die morgen al twee keer gedweild. Als Stefan weg was, zou het nog een keer moeten omdat hij zijn schoenen nog aan had. Mijn begeleiders van Jelgersstate hadden gezien dat bezoek geen positief effect had op mijn stabiliteit. Ik raakte er eerder van in de war dan dat ik er baat bij had, vertelde Stefan, en dat moesten we natuurlijk niet hebben. Ik was in Jelgersstate om beter te worden, niet om nog verder in de war te raken. Maar wat niet is, kan natuurlijk nog best komen, zei Stefan opgewekt. ‘Misschien dat het over een tijdje wel lukt en dat je dan gewoon weer bezoek kunt ontvangen.’ Hij wreef met zijn grote hand over mijn rug. Liever had ik dat hij van me afbleef. Nu zou ik mijn shirt weer moeten wassen. ‘Snap je wat ik zeg?’, vroeg Stefan me. Zijn stem klonk hoger dan anders. Het was de stem waarmee hij tegen de meisjes praatte. Wie wil er een koekje?, vroeg hij dan. Of: Wie heeft er zin in patatjes? Stefan was een patat-en-koekjes-papa. Puck, Evi en Daantje waren gek op hem. Ik was blij dat ik even niet voor ze hoefde te zorgen, dat ik even niet bij ze in de buurt was. Dan kon ik ze tenminste ook niet besmetten. Kinderen hebben nu eenmaal niets aan een moeder die constant denkt aan moord. Zoiets merken ze onmiddellijk. Stel je voor dat ze die rare gedachten kunnen lezen en ze dan overnemen… Dat wil je toch als moeder niet op je geweten hebben? Daarom was het maar beter dat Stefan voor ze zorgde. Hij dacht vast niet aan het vermoorden van iemand. Nou ja, hij dacht soms wel aan dat het beter was dat iemand dood ging. Stefans vader is rijk. Hij heeft een zwembad onder het huis. Dat zwembad is trouwens heel mooi en het huis ook. Ooit is het van ons, zei Stefan iedere keer als we weer naar huis reden na een bezoek aan zijn vader en stiefmoeder. Ooit. En dan keek hij me lachend aan. Stefan hield van dure dingen. Hij wilde het liefst alles zo duur en zo groot mogelijk. En dus ook dat huis. Soms droomde ik van dat huis. Dan zag ik mezelf door de grote hal huppelen en de deuren van alle kamers open trekken. Het waren er drieëntwintig in totaal. We waren dan zo rijk dat we schoonmakers konden betalen die iedere dag de vloeren zogen en dweilden en de kranen van de badkamers poetsten. Regelmatig keek ik op de kalender om te bedenken
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
hoeveel nachten het nog slapen was voordat we in dat huis konden gaan wonen. Maar ik kon het natuurlijk nooit precies bedenken. Want eerst moest Stefans vader dood, en wanneer dat ging gebeuren, wisten we niet. Zoiets kun je nooit van tevoren bedenken. Behalve als je iemand gaat vermoorden. Die ouwe is een taaie, zei Stefan wel eens, die gaat pas als wij zelf tegen de dood aanhangen, let maar op. En dan maakte hij een grapje: als we nog een beetje willen genieten van die ouwe zijn geld, zullen we iemand moeten inhuren om hem om te leggen. Ik moest er altijd keihard om lachen. Echt keihard. Stefan zei nu niets over het huis. Hij zei alleen maar dat ik beter moest worden, dat we hier alleen maar sterker van werden. Wij samen. Niks over het huis, niks over zijn vader en dat we hem moesten omleggen. Nee, ik heb de naam van Stefans vader niet op een van de lootjes van de moordclub gezet. Natuurlijk niet. Ik ben niet gek.
Het kon me weinig schelen dat er niemand meer op bezoek mocht komen. Zeker niet toen Stefan vertelde dat hij zelf voorlopig ook niet meer bij me zou langskomen. In overleg met de artsen had hij besloten dat volledige rust nu het beste voor me zou zijn. ‘De artsen’, zo zei hij het. Ik kon mijn lachen bijna niet inhouden, want in Jelgersstate waren helemaal geen artsen. Artsen werken in het ziekenhuis, niet in een gekkenhuis. Prima dat je niet meer komt, dacht ik, dan kan ik tenminste een beetje doorkleuren met David. We hadden de dag ervoor vertraging opgelopen en die moesten we inhalen. ‘Mies’, zei Stefan terwijl hij een arm om mijn schouder sloeg. ‘Begrijp je wat ik zeg? Je hebt rust nodig. Je moet tot jezelf komen. Weer de oude worden. Die blije, lieve Mies waarop ik zo verliefd ben geworden.’ Hij trok me dicht tegen zich aan. Ik hield mijn adem in, zodat ik niets hoefde te ruiken. ‘Mies?’ Niets. ‘Waarom praat je niet?’ Weer niets. ‘Michelle, alsjeblieft, zeg iets tegen me. Je kunt tegen mij toch wel gewoon praten? Ik ben je man, verdomme.’ Stefan liet me los, hij ging staan, met de rug naar me toe. Snel deed ik mijn ogen dicht. Ik wilde niet zien hoe zijn schoenen over de vloer gingen. ‘Mies, kom op.’ Hij draaide zich naar me toe en spreidde zijn armen, die hij daarna tegen zijn heupen liet vallen. ‘Praat met me.’
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
Ik trok mijn benen op het bed, pakte de lakens en wikkelde ze helemaal om me heen. Zo bleef ik tenminste een beetje warm. Alleen mijn gezicht was nog zichtbaar. Buiten was het dertig graden, denk ik. Of misschien wel meer. Of minder. Binnen was het ijskoud. Vooral omdat Stefan er nu was en hij met me wilde praten. Kouder dan koud. ‘Ben ik het? Ligt het aan mij?’ Stefans stem werd gedempt door de lakens tegen mijn oren, maar toch kon ik hem nog steeds goed verstaan. Misschien moest ik wat extra dekens regelen. Dan kon ik tenminste een beetje ontdooien. ‘Zeg het maar, heb ik iets verkeerds gedaan? Houd je soms niet meer van me? Ik moet het weten, Michelle. Dan kunnen we eraan werken. Ik beloof je dat we eraan gaan werken. Mies?’ Ik wiebelde een beetje. Van links naar rechts. Wat nu als ik mezelf laat omvallen, dacht ik. Zou Stefan dan schrikken? Me opvangen? Of zou hij me met mijn kop op de vloer laten vallen? Met mijn kop op de vloer, dat zou pijn doen. Misschien liep ik dan wel een hoofdwond op. Mijn lip was bijna geheeld. Stefan schraapte zijn keel. ‘Ik weet dat ik een lul ben geweest, Michelle, soms. Maar dit wil ik niet. Als je me zegt wat je weet, dan kunnen we erover praten.’ Van links naar rechts. En weer terug. Wat weet ik? ‘Alsjeblieft, zeg me wat je weet. Wat weet je?’ Ineens pakte Stefan me bij mijn schouders, zodat ik moest stoppen met wiebelen. Hij ging op zijn hurken voor me zitten en bestudeerde mijn gezicht. ‘Weet je het?’ Ik knipperde met mijn ogen en kneep mijn lippen stijf op elkaar. Het liefst schreeuwde ik, maar ik hield me in. Stefan zuchtte. ‘Je weet het.’ Ik beleef strak voor me uitkijken. Nog even en ik kon weer kleuren. Nog even maar. Volhouden. Ik zoog zoveel mogelijk zuurstof in mijn longen om mijn hart tot rust te brengen. Langzaam blies ik de lucht weer uit. Dun speeksel vulde mijn mond, mijn kaakspieren trokken samen. Als ik nu moest overgeven, zou het een vieze boel worden. Een hele vieze boel, in mijn eigen kamer. Ik zou de hele nacht moeten schoonmaken. Was ik hier maar niet, dacht ik. Niet hier. Niet zichtbaar. Stefan ging voor me op de grond zitten, met zijn rug tegen de kast. Zijn ademhaling was onrustig. Ik probeerde niet naar hem te kijken, maar vanuit mijn ooghoeken zag ik hem toch. Stefan keek onafgebroken in mijn richting, zijn handen losjes ineengevouwen. Hij
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
probeerde een paar keer iets te zeggen, maar steeds brak hij zijn zin af. Tenslotte zei hij: ‘Michelle, zeg iets. Je moet nu iets zeggen.’ Ssst, mondje op slot. Maak je maar onzichtbaar. Trek je onzichtbare pak maar aan. ‘Mies.’ Goed zo, doe de ritssluiting maar dicht. En weg ben je. ‘Ik hou van je. Het spijt me zo. Ik… Hoe ben je erachter gekomen? Is dat waarom je hier zit?’ Ik dacht aan het rode gras van de verwoeste kleurplaat. Alsof er iemand op was doodgebloed. Prachtig rood. Donkerrood. ‘Jij verdient dit niet, Michelle. Ik ga voor jou. Ik kies voor jou.’ Het gras kriebelde onder mijn blote voeten, sprietjes staken tussen mijn tenen door, als puntige druppels bloed. Even verderop stond mijn moeder met mijn kleine zusje op haar arm. Ik zwaaide naar hen, en mijn moeder stak haar hand op en lachte naar me. Toen pakte ze het handje van mijn zusje en maakte er kleine zwaaibeweginkjes mee. ‘Hoor je me?’ De vingers van mijn zusje gingen op en neer. Ze maakte kraaigeluidjes, haar mollige beentjes schopten vrolijk in de lucht. Ik keek naar mezelf, naar mijn lichaam, mijn geel met witte jurk en mijn blote benen, mijn wiebeltenen. Alles was schoon, mijn jurk, mijn benen, mijn handen. Er zat geen vuiltje op mij, geen randen onder mijn nagels, geen plekken op mijn knieën, geen modder tussen mijn tenen. Ik legde het puntje van mijn vlecht op mijn bovenlip. ‘Ik hou van je.’ Mijn haren roken naar vanille, naar de shampoo die mama altijd voor ons kocht. Niet naar frituurvet, niet naar stof en vuil. Vanille, mijn lievelingsgeur. Ik liep over het rode gras richting het huis, en hoe dichter ik bij het huis kwam, hoe lichter het gras werd. De bloemperken rondom het huis stonden in bloei. Er waren wel honderd gekleurde bloemen. Roze, rood, wit en paars. Het kapotte bankstel dat onder het raam had gestaan was verdwenen, de oude planken en de gevulde vuilniszakken ook. Er zaten geen barsten meer in de ramen en de kozijnen waren in een zachtgroene kleur geschilderd. Naast de voordeur hing een rood bordje met drie namen in witte letters erop. Geertje, Michelle, Susanna. In sierletters. Voorzichtig duwde ik de deur open, hij voelde glad aan. Geen splinters. Het was licht in huis. De zon scheen door de hoge ramen op de vloerbedekking, de meubels, de muren. Er was geen stofje te zien. Geen vuiligheid. Geen vieze dingen. En alles was heel. Alles stond rechtop. Er was geen geschreeuw, geen geluid van servies dat werd
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
stukgeslagen, geen gebons van bloempotten tegen de muur. Het was rustig en het gras was weer groen. Niet meer rood. Niet meer alsof iemand erop was doodgebloed. We waren gelukkig, mijn moeder, mijn zusje en ik. Mijn vader bestond niet eens. Had nooit bestaan. Hij was net zo onzichtbaar als ik, op de momenten dat hij dronk en ik mijn onzichtbare pak moest aantrekken. Hij had nu het pak aan, voor altijd. De rits was nooit open geweest. Het gras was groen. Felgroen. Het mooiste groen dat ik ooit had gezien. Toen ik opkeek, was Stefan weg. Voor het eerst in al die tijd had ik het gevoel dat het terecht was dat ik in Jelgersstate zat.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
Ik kleurde met David een nieuwe versie van de kleurplaat die ik had verpest omdat Faiza er was en dingen tegen me zei over houden van. Deze keer maakte ik het gras groen. David maakte de eerste auto blauw en de tweede rood. Dat kon nu omdat het gras niet langer rood was. En dus kon de auto rood. Ik vond het mooi. Het was misschien wel de mooiste kleurplaat die we ooit hadden gemaakt. En niemand stoorde ons. Tussen het kleuren door, had ik therapieën en een gesprek met Gijs. Hij vond het niet erg dat ik over zijn vloerbedekking en over zijn schoenen had gekotst, zei hij toen ik voor het eerst na het incident weer bij hem was. ‘Het is niet erg, Michelle, zoiets kan ons allemaal overkomen.’ Ik reageerde niet. Ik keek alleen maar naar zijn schoenen. Hij droeg andere schoenen dan de schoenen die ik had ondergekotst. Gelukkig maar. Stel je voor dat al die kots-bacteriën hier bij ons in deze kamer waren. Ik vroeg me af of hij het aan Maria had verteld, de Maria van de trouwring en de zoenlippen. Maria, luister, ik ben vandaag bekotst door een cliënte. Ik schudde mijn hoofd. Hij had het vast niet verteld. Misschien had hij zijn schoenen, de kotsschoenen, wel weggegooid zonder dat Maria ervan wist. Dat was wat ik zou doen. ‘Ga rustig zitten.’ Gijs wees naar de stoel tegenover hem. Ik ging op het puntje van de stoel zitten en ik bedacht dat ik niet moest vergeten straks mijn broek te wassen. ‘Waar ik het met je over wil hebben, is toch nog een keer het feit dat jij zo overstuur raakt van de vriendinnen die je op bezoek krijgt. Het lijkt alsof je niet wilt dat ze hier zijn. Alsof je misschien wel een beetje bang voor ze bent. Ik bedoel, je praat niet tegen ze, nu hoeft dat niet per se een probleem te zijn, maar je vertoont ontwijkend gedrag. Je communiceert op geen enkele wijze met hen en je trekt je terug in je eigen veilige coconnetje. Je schermt je af.’ Even was het stil. Toen: ‘Het lijkt erop dat je dissocieert. Weet je wat dat betekent?’ Mijn onzichtbare pak. Snel keek ik naar mijn eigen schoenen. Ik had de veters eruit gehaald, want met veters kun je nog zoveel meer goeie dingen doen. Spulletjes ophangen, bijvoorbeeld. Of mensen wurgen. ‘Kijk’, zei Gijs. Hij klonk heel geduldig. ‘Als een slachtoffer wordt herinnerd aan zijn of haar trauma, kan hij zich psychisch afsplitsen van wat hij doet, voelt en ervaart. Het kan zelfs zo ver gaan de je je opsplitst in verschillende personen, maar ik denk niet dat dit bij jou het geval is, Michelle. Ik heb het idee dat jij, als je daartoe wordt getriggerd, niet meer voelt, even de tijd kwijt bent en wegdroomt. Dat je je als het ware losmaakt van je eigen lichaam door te verdwijnen en te vluchten in een fantasiewereld. Het is een reactie van jouw lichaam op de stress die je op dat moment ervaart, een soort verdedigingsmechanisme.’
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
Gijs zweeg even om zijn woorden op me in te laten werken. Ik wenste dat ik oordopjes bij me had. ‘Vaak kun je jezelf achteraf niets meer herinneren van wat er is gebeurd. Het kan zijn dat je ineens een aantal uren kwijt bent.’ Bij dat ‘kwijt’ maakte Gijs met zijn vingers aanhalingstekens in de lucht. Ik kon het zien, ook al keek ik er niet direct naar. ‘Of dat je ineens op een heel andere plek bent zonder dat je weet hoe je er gekomen bent. Herken je dit, Michelle?’ Deed hij dit altijd zo? Zijn cliënten volstoppen met informatie? Zoiets kun je toch niet doen bij mensen die gek zijn? Dat onthouden ze toch nooit? Ik dacht aan de brief die Lisa me had geschreven en die ik die ochtend had ontvangen. Het was maar een half velletje vol, in een slordig handschrift. Heel raar, want normaal schrijft Lisa altijd heel netjes. Ik denk dat ze haast had. Sommige woorden kon ik niet eens lezen, zo rommelig stonden de letters bij elkaar. Het meeste ging over dat ze me wilde zien, zo snel mogelijk. Dat we dingen te bespreken hadden. Wat die dingen waren, schreef ze niet, maar ik wist natuurlijk wel wat ze bedoelde. Lisa was bang dat ik mijn mond in Jelgersstate voorbij zou praten over de club. Maar dat schreef ze natuurlijk niet. Ze schreef: Ik ben je vriendin, Michelle. Je beste vriendin. En ik ben er altijd voor je geweest en dat blijft zo. Als vriendin wil ik graag met je praten, dat begrijp je toch wel? Ik wil je helpen. Ik móet met je praten. Zo stond het er, met een streepje op de o. Ik hield niet van streepjes op de o. Abigail en Faiza hadden me een kaart gestuurd. Bij Abigail stond er een of andere heilige tekst op. Over lichtstralen en kracht en moed. Ik snapte er niets van. Had ze zich bekeerd? Faiza schreef dat het haar speet. Dat het niet haar bedoeling was om mij overstuur te maken en dat ze hoopte dat ze gauw weer mocht langskomen. Ik ging daar mooi niet op reageren. Op geen van drieën. Ze konden allemaal de pot op. Drie keer. ‘Daarnaast’, Gijs zuchtte, alsof hij het zelf ook niet helemaal snapte, ‘vertoon je paniekreacties. Stressaanvallen. Je lijkt de controle over jezelf te verliezen, Michelle. En die controle probeer je terug te pakken door overmatig te gaan schoonmaken. Als ik het goed begrepen heb, douche je hier minimaal drie keer per dag, maak je dagelijks en soms wel meermaals daags je kamer schoon en was je veelvuldig je kleding.’ Vlug keek ik naar Gijs en toen naar het plafond. ‘Waar jij volgens mij aan lijdt, Michelle, is een obsessieve-compulsieve stoornis, ze noemen dit ook wel een dwangneurose. Je kunt het zien als een soort angststoornis die wordt
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
gekenmerkt door dwangmatige handelingen en gedachten.’ Gijs klonk als een echte psychiater met een lage stem en dure woorden. Waarom kon hij niet gewoon met me praten, zonder al die toestanden? Had hij soms een woordenboek ingeslikt? ‘Jouw angststoornis, Michelle, uit zich in smetvrees, je bent bevreesd om vies te raken. Besmet. En die angst, jouw stoornis, en het dissociatieve gedrag dat je laat zien, komen ergens vandaan, Michelle. En ik wil graag weten waar vandaan. Is het iets wat je recentelijk hebt meegemaakt? Of vroeger?’ Dit ging niet zo goed. Dit was niet waarvoor ik naar Jelgersstate was gekomen. Gijs ging te ver. Veel te ver. En waarom moest hij zo vaak mijn naam noemen? Dacht hij soms dat ik die was vergeten? ‘Je bent verpleegster, toch?’ Kontenwasser. Konten. Konten. Konten. Niets anders dan konten. ‘Dan weet je dus hoe belangrijk het is dat mensen de juiste zorg krijgen.’ Stop ermee, dacht ik, stop met dit stomme gedoe. Stop, stop, stooop! ‘Ik kan je alleen maar helpen, Michelle, als ik weet wat er met je aan de hand is. Pas als ik de oorzaak ken van jouw dissociaties en jouw obsessieve-compulsieve stoornis, kan ik je beter maken. Eerder niet. We moeten het trauma, dat binnenin jou zit, blootleggen. Je kampt waarschijnlijk met een ptss, een posttraumatische stressstoornis. Weet je wat dat is?’ Ik stopte vier vingers van mijn linkerhand in mijn mond en beet erop. Het liefst duwde ik ze alle vier in mijn keel. Keihard en zo diep mogelijk, tot aan mijn maag. Ik vond het vies, echt heel erg vies, maar ik wist niet wat ik anders moest doen en dus deed ik het maar gewoon. Ondertussen dacht ik aan wat David tegen me had gezegd. ‘Niemand mag jou pijn doen, Michelle. Niemand. Mensen die jou pijn doen, mogen niet langer ademhalen.’ Gijs ging rustig verder. ‘Hoe langer jij zwijgt over wat er is gebeurd en wat er in je omgaat, hoe langer het duurt eer je beter bent en je weer voor je kinderen kunt zorgen. Is dat wat je wilt, Michelle?’ Ik wilde nog een keer overgeven op de vloerbedekking van Gijs, maar het lukte me niet. Hoe ik ook probeerde, ik kreeg de lunch die ik had gegeten niet naar boven. Kots zou alles gemakkelijker maken. Het zou het psychiater-masker van Gijs z’n hoofd trekken. We zouden om de kots heen staan, op zoek gaan naar herkenbare stukjes voedsel. Brood met pindakaas. En boterhamworst. Rauwkost en thee. En we zouden schoonmaken, de vloerbedekking, de schoenen van Gijs. Zijn broek. Niet praten over, over dit. Over stoornissen en dissociaties. Gijs zou niet langer nadenken over trauma’s, maar over spuug en braaksel. Ik
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
schoof naar achteren, zodat ik met mijn rug tegen de stoelleuning aan zat. Ik voelde hoe de viezigheid van mijn voorgangers zich op mijn rug en op de achterkant van mijn benen nestelde. Omdat dit nog niet genoeg was, omklemde ik met mijn handen de plastic leuningen van de stoel. Mijn vingers begonnen onmiddellijk te tintelen, het teken dat er miljoenen kleine beestjes over mijn huid marcheerden. Ik moest me inhouden om het niet uit te schreeuwen, maar de kots kwam niet. ‘Ik zie dat dit wat met je doet, Michelle. Ik zie dat je je ongemakkelijk voelt.’ Gijs schoof heen en weer in zijn stoel. Mijn handen gloeiden en mijn rug en benen begonnen te jeuken. Mijn keel werd dichtgeknepen. Ik kreeg bijna geen adem meer. Hoe lang zou het duren voor ik zou stikken? Wilde ik dat? ‘Je bent naar achteren gaan zitten, Michelle. Dat doe je anders nooit omdat niet vies wilt worden. Wat probeer je op te roepen? Wil je soms weer spugen? Is dat wat je probeert? De boel frustreren? Weglopen voor je problemen? Heb je dat niet al lang genoeg gedaan?’ Met een ruk stond ik op. Ik hield het niet langer. Te vies. Te vuil. Te goor. Geen adem. Ik wilde niet stikken. Niet doodgaan in de kamer van Gijs. Op zijn vloerbedekking, die vieze vloerbedekking waar honderden mensen overheen hadden gelopen. Ik moest daar weg, zo snel mogelijk. Gijs was stom. Zo stom had ik hem nog nooit gezien. Hij bemoeide zich met dingen waar hij niks mee te maken had. Snel liep ik naar de deur. Ik struikelde omdat mijn schoenen te los zaten, maar ik viel gelukkig niet. Ik moest douchen. Meteen. En mijn kleren wassen. En ik wilde dat die stomme Gijs een ongeluk kreeg. Dat hij dood ging, bijvoorbeeld. Plat. Onder een auto. Of een vrachtwagen.
In de gang stond David me op te wachten met in zijn handen een groot stuk opgerold papier. Hij stond met zijn rug tegen de muur, zijn stompje was naar achteren gebogen. Ik wilde hem voorbij lopen, want ik had belangrijke dingen te doen en ik voelde me helemaal niet goed, maar hij hield me tegen. ‘Wacht’, zei David. ‘Ik heb iets voor je. Iets moois.’ En hij grijnsde. Hij grijnsde zo mooi dat ik wel moest stoppen. Alsof er een knopje in mijn hoofd werd omgezet. Het knopje van de mooiheid en de goedheid. Ik haalde diep adem, probeerde mijn hart en mijn hoofd rustig te laten worden. Ik zweette. En dat haat ik. Ja, ik weet dat er antiseptische stoffen vrijkomen als je zweet, maar toch vind ik het vies. Vooral als het gaat stinken, als de bacteriën ermee aan de slag gaan. David rolde het papier uit en liet het me trots zien. Het was de kleurplaat waar we samen aan hadden gewerkt. Hij was af. Terwijl ik bij Gijs in de stoel zat, had David met
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
goudverf een glimmende rand om de kleurplaat gezet. Hij had vast aan Helga gevraagd of het mocht. Of hij voor één keer een echte verfkwast mocht gebruiken. En Helga had ja gezegd, en toegekeken hoe David de buitenkant van de kleurplaat schilderde. Het was prachtig. Echt prachtig. Het mooiste dat ik in duizend jaar had gezien. Het knopje van de mooiheid werkte. ‘Hij is voor jou’, zei David terwijl hij de kleurplaat weer netjes oprolde. Hij had geen randjes onder zijn nagels. Ik schudde mijn hoofd, want het was Davids beurt om de kleurplaat te mogen houden. De vorige, die met de zes paarden, had ik gekregen. Hij hing op het witte bord op mijn kamer. Ik keek er iedere dag en iedere nacht naar. En dan telde ik de verschillende kleuren. Veertien. Vijftien als je vindt dat wit ook een kleur is. Sommige paarden hadden we niet helemaal bruin en zwart gemaakt, zodat er witte vlekken in hun vacht kwamen. ‘Hier’, zei David en hij duwde de kleurplaat in mijn handen. ‘Jij hebt hem nodig, want jij leeft.’ Ik keek naar de littekens op zijn pols. En naar zijn stompje met de witte sok. Toen keek ik naar zijn gezicht en zijn borst die rustig op en neer ging. ‘Jij leeft ook’, fluisterde ik. Het was de eerste keer in weken dat ik mijn eigen stem hoorde. Op het krijsen tegen Abigail na dan. Maar dat kun je eigenlijk geen stem noemen. David schudde zijn hoofd. De tijger in zijn nek liet zijn kop hangen. De bek klapte dicht. Er waren geen hoektanden meer, geen strijd. Toen hinkelde hij weg, het stompje met de sok hobbelde achter hem aan.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
Twee dagen later was David dood. Een van de begeleiders had hem ’s ochtends in zijn kamer gevonden. David hing aan een verwarmingsbuis. Hij had zijn lakens in repen gescheurd en zich eraan opgehangen. Wie dat wilde mocht afscheid van hem nemen. Ik ging samen met Trudy. Ze had voor de gelegenheid een zwarte tentjurk aangetrokken. Stom vond ik dat. ‘Ik ben dol op kleuren’, zei David eens tegen me, ‘maar het is te zwart binnenin mij om ze echt te kunnen zien.’ En dus ging ik in kleur. Misschien kon hij ze nu wel echt zien, van boven. Omdat al het zwarte in zijn leven weg was. Dood. David lag in een speciaal kamertje opgebaard in de kelder van Jelgersstate. Het was er koud en het stonk er. Ik durfde David niet aan te raken, want ik had geen handschoenen bij me, maar ik kon zo wel zien dat David zelf geen last had van de kou. Hij zag er warm uit. Ik had al veel dode mensen gezien tijdens mijn werk, maar ik vond David de mooiste dode ooit. Zijn gezicht had een roze kleur en de tijger leek blij. Ik zag een kleine glimlach om zijn bek. Zelf was ik verdrietig, maar ook blij. Ik was verdrietig omdat dat zo hoort als er iemand dood is, maar ik was blij voor David dat hij nu eindelijk weer compleet was. Zijn linkervoet was immers al een tijdje dood, door de mislukte zelfmoorpoging met de trein. Nu de rest van David ook dood was, was hij weer heel. En heel zijn mensen nou eenmaal het mooist. Trudy schudde zacht haar hoofd en ze mompelde wat geruststellende woordjes naar David. Maar David was al lang gerustgesteld. Dat hoefde Trudy niet meer te doen. Iedere gek kon zien dat het goed ging met David. Dat hij gelukkig was en de tijger ook. Met de buitenkant van haar hand streek Trudy over de wang van David. Ik lette goed op: het was haar linkerhand. Die hand was vanaf nu extra besmet, ik mocht hem nooit meer aanraken. Als je dood bent, komen er allerlei bacteriën vrij. Je lichaam verrot doordat alles binnenin je stil staat. Zoiets gaat snel. Razendsnel. En dus was David nu vies. Samen met Trudy bleef ik ongeveer tien minuten bij David. Dat was genoeg, vond ik. Ook omdat David toch niets meer kon zeggen. Hij bleef hetzelfde, of je nu een kwartier of een halfuur bij hem stond. Er veranderde niets aan de situatie, behalve dan dat binnenin zijn lichaam van alles gebeurde qua ontbinding. David was dood. En ik niet. Ik moest nu zonder hem verder, maar ik wilde niet meer kleuren. Kleuren was voor David en mij. Niet voor mij alleen of voor mij en iemand anders. De volgende dag maakte ik tijdens de creatieve therapie van Helga een tijger van papier-maché. Een tijger met een glimlach. Ik vingerverfde hem in de kleuren van de tijger van David.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
‘Wat een prachtige tijger heb je daar gemaakt, meisje’, zei Helga toen ik klaar was en de tijger voor ons op de werktafel stond. ‘Werkelijk prachtig.’ Met haar wijsvinger schoof ze haar bril een stukje verder haar neusbrug op. ‘Staat het symbool voor iets? Wil je met deze tijger iets duidelijk maken?’ Ik zette mijn ellebogen op tafel en liet mijn kin op mijn vuisten rusten. ‘De kleuren die je gebruikt hebt’, ging Helga verder, ‘die zijn bijzonder. Kun je me vertellen waarom je de tijger blauw met geel hebt gemaakt? Zijn dat je lievelingskleuren, blauw en geel?’ David had me nooit verteld waarom zijn tijger blauw met geel was. En ik had hem er nooit naar gevraagd. Een blauw met gele tijger was wat mij betreft zo mooi als wat. Waarom moest je daar iets over vertellen? Waarom moet een tijger die niet echt is per se de kleuren hebben van een echte tijger? Dat hoeft toch helemaal niet? Dat mag je toch helemaal zelf weten? Helga was zo dom als een koe. En hartstikke scheel als ze die geel met blauwe tijger nog nooit bij David in z’n nek had gezien. ‘Hij ziet er echt prachtig uit hoor’, zei Helga terwijl ze heftig knikte. ‘Bijzonder. Heel bijzonder. Ik ben echt heel benieuwd wat je me hierover kunt vertellen. Michelle?’ Helga legde haar worstenvingers op mijn bovenarm. Snel stond ik op, schoof mijn kruk naar achteren en liep naar de andere kant van de werktafel. Daar bleef ik staan. Het liefst wilde ik gaan slapen, want ik was doodmoe. Sinds Gijs over trauma’s was begonnen, deed ik geen oog dicht. Gijs moest daarmee stoppen. Helga keek me vanaf de andere kant van de tafel aan. Haar ogen werden vervormd door haar dikke brillenglazen. Haar gezicht had weinig uitdrukking. Ze keek gewoon. Net als ik. Dat was goed. Als je gewoon keek, waren er tenminste geen vragen. Geen gedoe over kleuren en of je iets duidelijk wilt maken met je ‘werkstuk’. ‘Cool!’ Fyona kwam naast Helga staan. Ze wees naar de tijger. ‘Heb jij die gemaakt?’ Ze keek naar mij. Ik antwoordde niet. Fyona was niet normaal, zo gek. Soms dacht ze dat ze een indiaan was en dan maakte ze de hele dag indianengeluiden. Ze sprak dan een vreemde taal, indianentaal, en maakte gekke dansjes om een paar takken die ze van iemand anders uit de tuin had gekregen, want zelf mocht ze – net als ik – nog niet naar buiten. Soms was Fyona een poesje, dan kroop ze miauwend langs onze benen en gaf iedereen kopjes. Als Fyona een poesje was, zorgde ik ervoor dat ik uit haar buurt bleef. Ik wilde geen kopjes van Fyona, het zou alleen mijn broek maar vuil maken, want als er iemand veel bacteriën bij zich droeg dan was dat Fyona wel. Ik
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
durf te wedden dat ze maar één keer in de week onder de douche ging. Er waren ook dagen dat Fyona een spaceshuttle was. Of een notitieblok. Dan mocht iedereen haar volkrassen met woorden en tekeningen en boodschappenlijstjes en andere dingen. Zelf schreef ik nooit wat op notitieblok-Fyona want dat betekende dat ik haar moest aanraken. Ik wist niet wat Fyona vandaag was. Geen poesje in ieder geval, want ze kroop niet over de vloer. Ook geen notitieblok. Misschien was ze wel gewoon Fyona. Fyona de gek. Fyona ging op een kruk zitten en legde haar kin op tafel, een paar centimeter van de tijger vandaan. De tijger en Fyona staarden naar elkaar. ‘Hij is echt cool’, zei ze. ‘Mag ik hem aanraken?’ ‘Fyona, meisje’, zei Helga terwijl ze Fyona overeind probeerde te trekken, ‘laat Michelle en mij maar even alleen. Ga maar weer even met je eigen werkstuk bezig. Ik kom zo bij je, dan praten we erover.’ Maar Fyona bleef zitten, nog altijd met haar kin op tafel. ‘Hij is magisch’, fluisterde ze. ‘Echt fantastisch magisch. Mag ik hem aanraken? Ik wil hem knuffelen. Mag dat?’ Hoopvol keek ze naar mij. Ik knipperde met mijn ogen, want ik bedacht me iets. ‘Echt?’ Fyona sprong op en maakte een dansje. ‘Ik mag de tijger knuffelen’, zong ze met haar handen in de lucht, ‘ik mag de tijger knuffelen.’ Helga probeerde haar rustig te maken door de handen van Fyona naar beneden te drukken en haar richting haar eigen werktafel te manoeuvreren, maar Fyona was sterker. Ze rukte zich van Helga los en dook op de tijger af. ‘Fyona’, schreeuwde Helga. ‘Die tijger is nog niet…’ Maar het was al te laat. Met haar lange vingers greep Fyona de tijger bij zijn kop en trok hem tegen zich aan. De romp scheurde los en viel met een plof op de vloer. De verf maakte blauwe en gele strepen op het gezicht, de handen en de trui van Fyona. Binnen een paar seconden was de tijger onherkenbaar. Helga sloeg een kreetje, gevolgd door: ‘Kijk nu wat je doet, Fyona. Kijk wat je hebt gedaan!’ Fyona keek naar de kop in haar handen, naar de blauwe en gele verf die inmiddels overal zat, behalve op de tijger. Ze haalde haar schouders op en grijnsde. ‘Ik vind hem nog steeds hartstikke lief’, zei ze en ze moest lachen. Helga riep de hele tijd ‘oh nee, oh nee toch’. Fyona legde de kop van de tijger tegen haar wang, wiegde zachtjes heen en weer en sloot toen haar ogen.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
Dit was het moment waarop ik had gewacht. Snel liep ik om de tafel heen en stortte mezelf bovenop Fyona. Ik greep haar bij de haren en zette mijn tanden in haar schouder. Met een klap belandden we op de vloer, de tijger werd tussen ons in geplet, maar dat kon me niets schelen want ik lag bovenop. Fyona gilde en krijste het uit, terwijl ik met mijn vuisten op haar inbeukte. Ik raakte haar borst, haar mond, haar wang, haar voorhoofd. Ik raakte alles wat ik wilde raken, Fyona probeerde mijn slagen af te weren, maar dat lukte niet zo goed. Ik was sterker en ik had een doel. Fyona waarschijnlijk niet. Toen zette ik mijn nagels in Fyona’s huid en klauwde haar vel open. Ik dacht niet aan de ziektes die ik hierdoor zou kunnen oplopen, niet aan de bacillen, de bacteriën, het vuil. Ik dacht maar aan één ding. Om me heen schreeuwden onze medebewoners. Sommigen schreeuwden mijn naam, anderen die van Fyona. Het kon me niets schelen, als ik maar kreeg wat ik wilde. Als ik maar veilig was. Plotseling werd ik van achteren bij mijn armen gegrepen en omhoog getild. Onder me zag ik Fyona op de grond liggen. Ze schreeuwde niet langer, ze huilde en haar lichaam schokte. De verf op haar gezicht, was op sommige plekken donkergroen geworden. Dat krijg je nu eenmaal als je blauw en geel met elkaar mengt. Ik liet mezelf hangen, terwijl ik door twee mensen de creatieve ruimte uit werd getild, de gangen door. Ik geloof niet in God, maar ik ging wel bidden. Bidden voor waar ze me naartoe brachten. Alstublieft God, smeekte ik in mezelf, alsjeblieft. Mijn ogen deed ik dicht omdat ik dacht dat dat beter was. Dat je dan beter tot God kunt doordringen omdat je dan niet wordt afgeleid door de dingen die je ziet. Alstublieft. Er ging een deur open en ik werd ergens naar binnen gedragen. Ik durfde mijn ogen niet open te doen om te zien waar ik was. In plaats daarvan ging ik door met bidden. Meneer God, alstublieft. Ik werd neergelegd op iets zachts en kreeg een spuitje in mijn bovenbeen. Heel, heel stom, want ik was al rustig. Ik ging echt niemand meer aanvallen, hoor. Iemand deed een deken over me heen en toen werd ik alleen gelaten. Toen ik zeker wist dat iedereen weg was, deed ik mijn ogen open. Het voelde alsof ik de bingo had gewonnen. Het was me gelukt! De separeer! Ik zat in de separeer! Dat wilde ik. Want de separeer betekent rust. En, nog veel belangrijker, geen therapie. Ik dacht aan Gijs. En aan hoe ik te slim voor hem was. Niks praten over trauma’s, niks praten over ptss. Zo lang ik in de
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 15
separeer zat, kon Gijs me niet bereiken. Ik was veilig. En ik kon nadenken. Over hoe het nu verder moest.
Ik moest kokhalzen van de stukjes huid onder mijn nagel. Stukjes Fyona, vieze Fyona. Snel kroop ik naar de hoek van de ruimte, die op een blauw matras op de grond en een deken na, helemaal leeg en wit was. In de hoek schraapte ik de viezigheid onder mijn nagels vandaan en veegde ze op een hoopje, zo ver mogelijk bij de matras uit de buurt. Toen ik zeker wist dat mijn nagels schoon waren, kroop ik terug naar de matras en ging liggen. Gelukkig was alles schoon hier, op de restjes Fyona na dan. Ik sloeg de deken helemaal over me heen, ook over mijn hoofd. Zo kon niemand me zien. Eerst moest ik slapen. Want van vechten en niet-slapen word je moe.