De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 16
Drie dagen lang zat ik in de separeer. Dat vond ik helemaal niet erg, want het was er lekker rustig en schoon. Ik kon bijslapen en ik hoefde met niemand te praten over trauma’s. Af en toe kwam er iemand bij me langs om eten en drinken te brengen. Soms moest ik ervan giechelen want het was net alsof ik in de gevangenis zat. Alsof ik iets heel ergs had gedaan. Iemand had doodgemaakt of een overval had gepleegd. Ik vroeg me af hoe het met Fyona ging. Ondanks haar gekte en smerigheid, vond ik het toch een beetje zielig voor haar. Fyona kon er immers niets aan doen. Oké, ze had mijn tijger vernield, maar dat vond ik juist goed. Want dat was precies een goede reden om haar aan te vallen en in de separeer terecht te komen. Maar het was natuurlijk zielig dat ik haar had geslagen en dat ik stukjes vel van haar gezicht had gekrabd. In de separeer dacht ik na over alles. Nou ja, niet over precies alles maar over heel veel dingen in ieder geval. Het belangrijkste waar ik over nadacht was de club. De moordclub. Maar aan dat laatste woord mocht ik van mezelf in mijn hoofd halen. Bang dat de mensen die me observeerden aan me konden zien dat ik over moord nadacht, over gruwelijke dingen. Dan kwam ik misschien wel nooit meer vrij. De club. Ik kon daar niet aan meedoen. Want ik kon niemand doodmaken. Dat wilde ik ook helemaal niet. Vanaf het begin al niet. Ik ben verpleegster, ik maak mensen beter. Soms zorg ik er zelfs voor dat mensen niet doodgaan. Dan kun je toch niet zomaar iemand gaan vermoorden? Al die tijd had ik geweten dat ik nooit zou doen wat Abigail had gedaan. Eerst dacht ik dat alles gewoon een grapje was, één hele grote grap. Dat we samen een leuk verhaaltje aan het verzinnen waren, net zoals ik ’s avonds bij mijn meisjes doe. Ik deed er gewoon aan mee, ik gaf zelfs tips over hoe je iemand kunt vermoorden. Met insuline. Want ik dacht dat we het toch nooit in het echt zouden doen. Ook toen we naar Frankrijk gingen dacht ik dat het een spelletje was. We hadden gewoon een goeie smoes bedacht om gezellig een weekendje weg te gaan. Maar het was helemaal niet gezellig geworden, want Abigail deed het echt. Ze vermoordde iemand. Toen dat gebeurde raakte ik in paniek. Want het was mijn schuld. Het was mijn schuld dat Abigail iemand moest vermoorden. Ik dacht dat ze het nooit zou doen. Toen we moesten dobbelen, dacht ik nog dat Abigail een goed mens was, een goed mens die geen kwade dingen deed. En dus had ik met de dobbelsteen van Lisa geknoeid. Hij was op de grond gevallen toen Lisa moest gooien. Abby had een één en een twee gegooid. Lisa gooide een één, haar tweede dobbelsteen kwam op de grond terecht. Ik vond hem en zag dat ze nog een één had gegooid.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 16
In een reflex had ik de dobbelsteen omgedraaid naar een drie. Omdat ik zeker wist dat het dan niet zou gebeuren. Abigail zou nooit iemand vermoorden. Lisa wel, want Lisa heeft denk ik geen gevoel. Ik had het mis. Ik had het vreselijk mis. En nu was alles mijn schuld. Dat er iemand dood was. Dat er kinderen in Frankrijk woonden die geen vader meer hadden. Dat een vrouw zomaar weduwe werd. Dat de wereld een stukje minder mooi was. Allemaal door mij. Ik begon pilletjes te slikken om mezelf wat kalmer te maken. Om niet meer zo overstuur te raken als we weer bij Lisa moesten komen om over de club te praten. En ik probeerde er alles aan te doen om de club te stoppen. Toen we lootjes moesten schrijven, schreef ik alleen maar domme namen op, van mensen die toch nooit bij Lisa door de keuring zouden komen. Zo kon het niet nog een keer mijn schuld zijn dat er iemand werd vermoord. Ik schreef zelfs Lisa’s naam op een lootje zodat ze zou stoppen met de club. Omdat ze boos werd, of bang. Of gek. Maar dat gebeurde niet. Ja, Lisa werd boos, heel erg boos, maar ze wilde gewoon doorgaan met alles, met het doodmaken van mensen. Toen moesten we opnieuw dobbelen en gooide ik twee enen. Het was alsof ik zelf een beetje doodging die dag. Maar dat gebeurde niet, ik bleef leven en moest Laetitia Gonfroe ombrengen, een moeder van een jongetje. Ik raakte in paniek. Ik wilde het niet. Nooit. De club moest stoppen. Voor altijd. En dus bedacht ik een plan.
Het is eigenlijk helemaal niet moeilijk om in een psychiatrische inrichting terecht te komen. Je moet gewoon gek doen. Zo gek als een deur. En je moet er ook gek bij gaan denken, om jezelf een beetje op weg te helpen. Voordat ik naar Jelgersstate ben gebracht, dacht ik de hele tijd aan bakstenen en aan hoe bakstenen ooit bakstenen worden. En ik dacht aan vliegende rubberboten en aan fietsbellen waarop je een dansje kunt doen. Heel gemakkelijk. Het kostte maar weinig tijd en gekdoen om Stefan ervan te overtuigen dat er iets heel erg mis met me was. Normaal gesproken is er niks mis met me. Oké, soms ben ik een beetje zenuwachtig en word ik misselijk, maar ik zit nooit ‘s nachts naakt in de tuin kinderliedjes te zingen met een kaasschaaf in mijn hand. En ik zit ook niet de hele dag piemels uit te knippen die eruit zien als de piemel van Stefan. Nu deed ik dat wel. Ik had ze in alle kleuren: dikke piemels van eenentwintig centimeter, die ik met plakbandjes aan elkaar plakte en ze als slingers door het hele huis hing. Ook een paar voor de ramen. En ik verstuurde ze in mooie grote enveloppen naar alle mensen in de buurt met een briefje erbij. De piemel van Stefan Pijpers, van de Papaverstraat 14, wenst u heel fijne kerstdagen en een gelukkig nieuwjaar.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 16
Ik had het met gouden letters opgeschreven. Heel sierlijk. Zoiets doet een normaal mens niet. En het was trouwens helemaal geen kerst en nieuwjaar, maar zomer. Daarom liet Stefan me opnemen. Meer hoefde ik er niet voor te doen. Ik had verwacht dat het lastiger zou zijn, want ik had nog een heleboel andere dingen bedacht. In Jelgersstate was ik veilig, buiten bereik van de club. Om mezelf nog veiliger te maken, besloot ik om niet te praten. Helemaal niet. Tegen niemand. Zo kon ik geen dingen zeggen die mezelf en de club zouden verraden. Zo kon ik niet praten over Laetitia Gonfroe en over de moord die ik moest plegen en over hoe bang ik was. Want ook al dacht iedereen dat ik gek was, stel je voor dat iemand ontdekte dat de moordclub echt was. Wat zou er dan gebeuren? Dan gingen we misschien alle vier de politiecel in. Stil zijn was de beste manier. En ik was er goed in. Heel goed. Het lukte me zelfs om stil te blijven tegen Lisa, niet te reageren op haar dreigementen toen ze bij me op bezoek was. Zo lang ik in Jelgersstate was en bleef zwijgen, was de club dood en waren Laetitia Gonfroe en alle andere mensen op de lootjes levend. Want ik dacht dat Lisa niet verder durfde met de club voordat ze zeker wist dat ik mijn mond had gehouden. Het lukte me om iedereen uit mijn buurt te houden. Stefan, Lisa, Abigail en Faiza. Door niet te praten, door ze te negeren, door te gaan gillen of door ze vanachter glas aan te vallen. Ik moest gewoon doen wat iedere gek zou doen: gek doen. Alles ging goed. Totdat Gijs over trauma’s en dingen begon die ik vroeger had meegemaakt. Over posttraumatische stressstoornis en dissociaties. Over het blootleggen van alles wat ik diep had weggestopt. Ik wilde het niet. Ik wilde er niet meer aan denken. Alles van toen moest blijven waar het was, in het verste en donkerste plekje van mijn geheugen. Maar hoe ik ook probeerde het tegen te houden, steeds kwamen er fragmenten van beelden, geluiden en geuren vrij. ’s Nachts in mijn bed rook ik de geur van alcohol en zweet, als ik mijn tanden stond te poetsen zag ik in de spiegel mijn huilende baby-zusje. Aan het ontbijt hoorde ik geschreeuw en het geluid van brekend servies. Alles was smeriger, rauwer en gruwelijker dan ooit. En het moest weg. Uit mijn leven en uit mijn hoofd. Ik mocht Gijs niet nog eens de kans geven om alles wat ik al die tijd had verborgen naar boven te halen. Ik vond hem stom, haatte hem zelfs. Ook al was hij lang en had hij grote voeten in mooie schoenen, en ook al hield ik daar zo van. Gijs met zijn traumagedoe was veel erger dan mijn eigen leven met Lisa en de moordclub. Alles was beter dan Gijs, zelfs moord. Dus moest ik weg uit Jelgersstate. Zo snel mogelijk. En er was maar één manier om dat te doen.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 16
Op de dag dat ik uit de separeer kwam, stal ik Trudy’s mobiele telefoon en stuurde ik Lisa een sms-je. Haal me hier weg. Ik sloot af met de letter M. Ongezien legde ik de mobiel terug op het bureau van Trudy. Daarna waste ik mijn handen twintig keer en maakte ik mijn kamer schoon. Anderhalf uur later stond Lisa in de tuin van Jelgersstate. Ze tikte zachtjes met haar ring tegen mijn raam. Ik lag op mijn bed bij te komen van het schoonmaken. Van Trudy hoefde ik niet mee naar creatieve therapie omdat het de laatste keer zo uit de hand was gelopen. Ze vond het beter dat ik die week nog even niet ging. Ik vond het best. Ik ging toch niet meer, nooit meer. Ik had Fyona bij het ontbijt gezien. Haar lip en linkeroog waren nog een beetje gezwollen en op haar wangen en kin zaten korsten in de vorm van dunne strepen. Fyona was apathisch, ze bewoog amper en maakte geen geluid. Ze keek de hele tijd alleen maar naar haar bord, waar Trudy twee broodjes met kaas op had gelegd. Maar ze at helemaal niets. Vlug kwam ik overeind en zette het raam op een kiertje. Verder kreeg ik het niet open. De ramen in Jelgersstate hebben allemaal een beveiliging, zodat de bewoners niet stiekem kunnen ontsnappen of zelfmoord kunnen plegen door op de tweede of derde verdieping uit het raam te springen. David had me verteld dat het vroeger wel eens was gebeurd. Toen Jelgersstate net Jelgersstate was en de eerste gekken arriveerden. ‘Ze sprongen bij bosjes naar beneden’, zei David. Dat had hij gelezen in een boekje over de geschiedenis van het huis. David geloofde dat er geesten in Jelgersstate rondspookten. Soms kon hij ze horen en voelen. Dan bliezen ze in zijn gezicht en fluisterden vreemde onverstaanbare woorden. Het waren volgens David dolende geesten die nog altijd geen rust hadden gevonden na de zelfmoord van hun baasje. Zo zei hij dat. ‘Maar maak je niet druk hoor’, zei hij. ‘Ik zweer het: als ik ooit het hoekje om ga, laat ik jou met rust.’ En dan deed hij alsof hij tussen zijn wijs- en middelvinger door spuugde. Lisa keek me afwachtend aan. Ze glimlachte zelfs een beetje. Ik wist niet of ik alweer wilde praten. ‘Hai’, zei Lisa. ‘Ga je met me mee?’ Ze bewoog haar hoofd met een kort knikje richting de tuin. Nee, besloot ik. Stil zijn was voorlopig beter. Lisa keek ongemakkelijk om zich heen. ‘Kom je? Als je het raam opendoet, kan ik je helpen.’ Ze knikte en glimlachte opnieuw. Wat deed ze gek. Anders. Lief. Te lief.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 16
Ik duwde tegen het raam om haar te laten zien dat het niet verder open wilde. ‘Maar Michelle, hoe wil je het dan doen?’, vroeg ze terwijl ze haar hoofd schuin hield. ‘Wil je soms gewoon de voordeur uitlopen?’ Ik knikte. Dat was precies wat ik ging doen. Vlug pakte ik mijn schoenen en trok mijn veters onder mijn kussen vandaan. Zonder veters in mijn schoenen kon ik niet vertrekken. Zo snel ik kon reeg ik mijn veters door de gaatjes in mijn schoenen. Ondertussen dacht ik na over wat ik nog meer mee moest nemen. De pillen. Die sowieso. Ik keek naar het bord aan de muur met daarop de laatste kleurplaat van David en mij. De kleurplaat met de gouden randen. Kon ik die meenemen? Ik keek naar Lisa. Ze glimlachte, de spieren in haar kaken spanden zich. ‘Lukt het, Michelle?’, vroeg ze door de kier van het raam. Ik knikte. Mijn veters zaten op hun plek. Het vest met de slaappillen pakte ik uit mijn kast en trok hem aan. Met mijn vingers voelde ik aan de pillen. Ze waren er nog, en ze voelden heel glad aan. Ik keek naar de kleurplaat van David en mij. Langzaam ging ik met mijn vingertop langs de gouden randen. Als ik de kleurplaat zou laten hangen, zou ik hem nooit weer zien. Nee. Snel trok ik het papier onder de magneten vandaan en vouwde de kleurplaat zo klein mogelijk op. Het werd een pakketje ter grootte van een halve envelop. Ik plette het tussen mijn handen om het nog platter te maken, daarna stopte ik het in mijn achterzak. Tevreden keek ik om me heen. Dit was het wel, meer had ik niet nodig. ‘Ik wacht op je bij de parkeerplaats’, zei Lisa met haar mond door de kier. ‘Zie ik je zo?’ Zonder te antwoorden liep ik mijn kamer uit. Dag kamer, zei ik in mezelf. Dag gang, dag deuren. Dag plafonds. Dag lampen. Dag kozijnen. Dag drempels. Dag gekke mensen. Dag Gijs, doe je de groeten aan Maria met de dikke lippen? Daag. Tot nooit meer ziens. De gangen, de woonkamer en de algemene ruimtes waren leeg omdat iedereen bij creatieve therapie zat. Zo stil ik kon sloop ik langs de kantoren, ik leek wel een voortvluchtige. Bij de receptie kon ik niet verder omdat daar iemand zat. Een mevrouw met grijs haar en een paars jurkje. Ze zou vast willen weten wie ik was omdat zij de enige was die de deur kon opendoen. Als gek kwam je Jelgersstate wel in, maar niet zomaar uit. De receptioniste moest op een knop drukken om de buitendeur te openen. En dat deed ze pas als ze zeker wist dat je niet gek was. Vlug draaide ik me om en liep richting de waskamer die speciaal bedoeld was voor het personeel, cliënten mochten daar niet komen. David had me een keer laten zien waar die waskamer zich bevond. ‘Voor als je zelf eens schone lakens wilt pakken’, had hij tegen me gezegd. Ik had hem er niet naar gevraagd, natuurlijk niet. Maar David wist precies wat ik
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 16
nodig had. Hij was niet gek, hij hield alleen niet van het leven. Dat kan toch? Sindsdien pakte ik zo nu en dan schone lakens, meestal iedere dag. In de waskamer hingen ook de witte jasjes van de therapeuten. Niet iedereen droeg er eentje, maar sommige therapeuten vonden het fijn om te worden herkend als heel belangrijk en dus droegen zij wel een wit jasje. Ik glipte de waskamer in, haalde de vier staarten uit mijn haar en maakte er één van. Toen trok ik een jasje van een kledinghanger. Ik inspecteerde de kraag op haren en bruine randjes en rook aan de binnenkant van de mouwen waar de oksels horen te zitten. Geen haren, geen randjes, geen zweetlucht. Het jasje was schoon en dus trok ik het aan. Ik bekeek mezelf in de spiegel die boven de wastafel hing. ‘Hallo dokter Pijpers’, fluisterde ik, ‘aangenaam kennis te maken.’ Ik zwaaide naar mezelf, wreef met mijn handpalmen over mijn wangen om ze wat kleur te geven en liep het washok uit, richting de receptie. Daar zat nog altijd de grijze mevrouw met het paarse jurkje. Ze keek op toen ze me zag en lachte naar me. Zonder iets te zeggen wees ik richting de deur. Ik hoopte maar dat ze geen rare vragen zou stellen. ‘Naar buiten?’, vroeg ze. Ik knikte en glimlachte terug. ‘Momentje’, zei ze vrolijk. Ze drukte waarschijnlijk op de knop achter de balie want de buitendeur ging met een klik open. Mijn hart maakte een sprongetje, ik was verbaasd hoe gemakkelijk dit ging. Waarschijnlijk liepen onbekende therapeuten in en uit. Net toen ik de deur verder opentrok om naar buiten te kunnen stappen, riep de vrouw naar me. ‘Wacht!’ Ik liep door. ‘Mevrouw, wacht!’ Ik hoorde hoe het paarse jurkje haar stoel naar achteren schoof en opstond. Snel trok ik de deur achter me dicht en liep de stenen trap af. Op een drafje liep ik de voortuin in. Lisa, ik moest haar vinden. Maar ik wist niet waar de parkeerplaats was. Toen Stefan me bij Jelgersstate bracht, zong ik keihard het Wilhelmus met mijn ogen dicht. Ik had die hele parkeerplaats nooit gezien. Achter me hoorde ik voetstappen in het grind. ‘Mevrouw!’ Ik wilde rennen, sprinten, maar het lukte me niet. Mijn benen voelden alsof ze van spaghetti waren. Mijn keel werd dichtgeknepen en mijn hart schoot bijna mijn borstkas uit.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 16
Ineens werd ik bij de schouder gegrepen. Ik dacht dat ik doodging. Dit wilde ik niet. Niet weer terug. Niet meer naar Jelgersstate, niet meer naar Gijs. Net toen ik wilde gaan gillen, begon de vrouw tegen me te praten. ‘Mevrouw’, hijgde ze. ‘U hebt iets laten vallen.’ Ik draaide me naar haar om. ‘Misschien is het wel belangrijk’, zei ze terwijl ze me een pakketje papier overhandigde. Ik hoefde er niet eens naar te kijken, ik wist al wat het was. Het was de kleurplaat van David en mij. Hij was uit mijn zak gevallen. Ik stak mijn hand uit, pakte het pakketje aan en stopte hem in de zak van het therapeutenjasje. ‘Bedankt’, zei ik zacht. Toen draaide ik me om en liep zo rustig mogelijk weg. ‘Graag gedaan hoor’, riep de vrouw me na. ‘Het zou vervelend zijn als u speciaal voor die papieren moest terugkomen.’ Dat vond ik ook.
Lisa zat al in de auto op me te wachten. Het was niet moeilijk om de parkeerplaats te vinden. Als je Jelgersstate uitloopt, moet je gewoon rechtdoor lopen, het tuinhek door en dan is daar aan de rechterkant de parkeerplaats. Lisa zwaaide naar me. Ze had de deur van de passagiersplek opengezet. Snel keek ik naar de zitting. Schoon. Gelukkig maar. Toen ik instapte zei Lisa niets. Zelf deed ik dat ook niet. Ik wilde nog niet praten, het lukte me ook niet, want ik wist niet wat er ging gebeuren. Wat zou Lisa met me doen? Wilde ze nog altijd dat ik Laetitia Gonfroe ging vermoorden? Hoe moest ik dat ooit doen als ik het niet eens wilde? Ik durfde Lisa niet te vragen hoe het zat. Eigenlijk durfde ik niet eens bij haar in de buurt te zijn, maar ze was mijn enige kans om aan Gijs te ontsnappen. Gijs was op dat moment enger dan Lisa. Met mijn hand omklemde ik de kleurplaat alsof die me kracht zou geven. Ik dacht aan de geel met blauwe tijger. Nog één keer keek ik om naar Jelgersstate en ik vroeg me af of David daar nog lag, in zijn stinkende kamertje in de kelder. Waar Lisa me naartoe zou brengen, wist ik niet. Ik kon het haar natuurlijk gewoon vragen. Dat zou heel simpel zijn. Waar gaan we naartoe? Maar dat betekende dat ik dan ook vragen terug kreeg, en dat wilde ik niet. En dus hoopte ik maar dat, waar we ook naartoe gingen, dat Abby en Faiza er ook zouden zijn. Lisa reed weg en ik kon het grind onder de auto horen knerpen. En ineens voelde ik me heel erg schuldig. Over dat ik was gevlucht en dat ik lekker in Jelgersstate zat terwijl Stefan thuis alleen met de meisjes was en mijn vriendinnen met de moordclub zaten. Wat
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Michelle deel 16
stom, dacht ik bij mezelf, wat ongelooflijk stom. Ik ben geen goede vriendin. Ik moet het goedmaken. Ik weet nog dat ik dat dacht. Dat is alles wat ik me kan herinneren. Vanaf dat moment is mijn hele leven zwart. Echt.