De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 2
‘We kunnen toch verdomme niet voor Gód gaan spelen?’ Mijn stem sloeg over. Het was the day after, ik lag nog in bed, en belde met Lisa zodat we ons konden verkneukelen over de hilarische plannen van gisteravond. In mijn hoofd domineerde een monotone bonk, mijn keel voelde aan als schuurpapier. Nog maar een paar uur geleden had ik mijn vinger in mijn keel gestoken en overgegeven. Een oud trucje uit mijn studententijd, maar het mocht niet baten. De kater was er, onverbiddelijk. En dan had je nog Lisa, die van geen ophouden wilde weten. Dat wat we de avond ervoor hadden besproken, was echt, zei ze, geen geintje. We hadden immers een eed afgelegd, weliswaar een spuug-eed, maar volgens haar zo geldig als wat. Er was geen weg meer terug, zei Lisa zoals alleen zij dat kon: geen tegenspraak mogelijk. Bovendien, alles was al in gang gezet, gaf ze aan. ‘Hoezo alles is al in gang gezet?’ Ik kreeg het bijna mijn strot niet uit. Mijn tong plakte tegen mijn verhemelte en ik voelde een lichte paniek opkomen. Ik had dringend water nodig. Of drank, veel drank. Prosecco, chianti, whisky voor mijn part. Hoe laat was het eigenlijk? Ik was van plan om te gaan schrijven, dat boek moest af. Lara had al te lang niets van me gehoord en haar geduld begon zo langzamerhand op te raken. Dat kon ik opmaken uit de berichten die ze op mijn voicemail insprak en de mailtjes die ze me schreef. Waren ze eerst nog luchtig van toon, tegen de tijd van het moordclubdiner kwamen de eerste voorzichtige waarschuwingen en dreigementen. ‘Gewoon, zoals ik het zeg.’ Lisa klonk geïrriteerd. ‘Pak je agenda.’ ‘Mijn wát? Waarom?’ ‘Je a-gen-da’, zei Lisa met vertraagde stem. ‘Je weet wel, dat ding waarin je al je afspraken zet. Pak hem.’ Deed ik het nu echt? Ja, godallemachtig, ik deed het echt. Ik stapte uit bed en met mijn mobiel nog tegen mijn oor liep ik naar beneden, op weg naar mijn tas die ik de vorige avond op de eettafel had achtergelaten. ‘Oké, en nu?’ Je bent gek, schreeuwde een stem binnenin me. Hartstikke gek! ‘Achttien tot en met eenentwintig mei, hoe zit je dan?’ Ik bladerde mijn pijnlijk lege agenda door. ‘Niks.’ Ik zei het zo zacht mogelijk, in de hoop dat Lisa me niet zou horen. ‘Mooi. Blokken die hap. We gaan naar Frankrijk. Michelle en Faiza zijn al op de hoogte. Jij rijdt. In mijn auto.’
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 2
Voor ik kon antwoorden, verbrak Lisa de verbinding. We gaan naar Frankrijk, spookte het door mijn hoofd. We gaan naar Frankrijk. Lieve goden, we gaan naar Frankrijk. Ik had terug kunnen bellen om te zeggen dat ik niet mee ging. Dat ze deze hele toestand maar zonder mij moesten doen. Dat ik helemaal niet wilde rijden naar Frankrijk, of waar dan ook. Dat ik afzag van een oefenpotje moordplegen op een of andere Franse Hitler. Ik had het kunnen doen. Maar ik deed het niet. Ik smeet mijn telefoon op tafel en liep in slow motion de trap op, lamgeslagen door de combinatie van drank, de mededeling van Lisa en mijn eigen zwakheid. Boven liet ik me op mijn tweedehands bed vallen om zo ver mogelijk onder de dekens te kruipen. In gedachten sprak ik de wens uit om nooit meer wakker te worden, maar dat nam ik snel terug. Stel dat er echt iemand naar me luisterde. Stel dat God echt bestond en toevallig in een beroerde bui was. Ik haalde diep adem, sloot mijn ogen en probeerde enigszins te ontspannen. Dat hoofdstuk moest maar even wachten. Een dag extra kon er ook nog wel bij. Ik sprak af met mezelf dat ik Lara nog diezelfde middag zou bellen. We gingen naar Frankrijk.
Twee dagen later werden we bij Lisa thuis ontboden. De reis moest worden gepland, er waren taken te verdelen. Ik was ziekjes, had twee dagen nauwelijks gegeten. En ik had nul letters op papier gezet. De telefoontjes van mijn uitgeefster drukte ik weg. Tegen de afspraak met mezelf in, had ik haar niet gebeld. Ik zou haar later bellen, om het uit te leggen. Om te vertellen dat ik het niet meer kon. Dat ik geen schrijfster meer kon zijn. Vanwege… nou ja, ze kon wel raden waarom. Misschien wist ze het al, dat het nooit meer wat zou worden. Dat zou de boel er een stuk gemakkelijker op maken. Het betekende dat ik niets hoefde uit te leggen, niet hoefde te praten over datgene wat me zo diep ongelukkig had gemaakt, mijn zelfvertrouwen in één ruk aan flarden had gescheurd. Ik moest mijn leven weer op orde zien te krijgen, regelmaat creëren, van de drank afblijven. Ik moest stoppen met roken en gaan sporten. Groenten met aardappelen eten in plaats van pizza op bestelling. Alleen het idee al maakte me moe. Ik zou mijn best moeten gaan doen, maar tegelijkertijd vroeg ik me af waarvoor. Alles was toch al behoorlijk zinloos. Kon het nog wat schelen? Ik had al zo vaak mijn best gedaan en het had me tot dan toe weinig opgeleverd. Ja, een fucking afgang. Wat nu als ik me blind in het moordclubavontuur zou storten, en een echt slecht mens werd? Als ik over de grenzen van het toelaatbare stapte. Ik had het al zoveel anderen zien
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 2
doen, mensen bij wie de knop omging. Ik vroeg me af of ik het zou kunnen. Of ik zou kunnen leven zonder me druk te maken om de gevoelens en de pijn van anderen. Maakte het iets uit? Wie kon ik nog raken? Enkel mezelf. Mijn leven was een farce, een lachertje. Die middag bij Lisa op de bank nam ik, nippend aan een glas chardonnay, een besluit. Ik pakte mijn laptop en sloeg hem open. ‘Wat moet er gebeuren?’ ‘Ah, fijn dat jij ook weer bij zinnen bent.’ Lisa droeg een zwarte strakke broek met daarop een zwart kasjmieren shirt, haar haren had ze in een hoge staart naar achteren gebonden. Het maakte haar streng. Ik vroeg me af of dit opzet was. Ze was er geslepen genoeg voor. Deze outfit gaf aan dat er met haar niet te sollen viel, dat zij de touwtjes in handen had. Strak in handen. Hoe heeft dit kunnen gebeuren, vroeg ik me af, dat we hier als een stel suffe bejaarden naar haar zitten te luisteren? Voor ik mezelf een antwoord kon geven, kreeg ik de instructie om alles nauwgezet te noteren. Lisa wilde de missie van de club duidelijk op papier hebben. Ze dicteerde me woord voor woord de ‘opdracht’ die ze namens Faiza, Michelle, mij en zichzelf had bedacht. Ik deed braaf wat me werd gevraagd. Michelle, Faiza en Lisa riepen vervolgens om beurten wat er moest gebeuren. Faiza had inmiddels geld “losgemaakt” waarmee we onze onderneming konden financieren. ‘Hoe bedoel je, geld losgemaakt?’ Er was blijkbaar al een heleboel geregeld zonder dat ik ervan af wist. Faiza begon te grijnzen. ‘Van de baas.’ Ze klonk trots. ‘Hoezo, van de baas?’ ‘Nou, gewoon. Een beetje rommelen met de cijfers, weet je. Merkt ‘ie niks van, zo waterdicht als wat. Er gaan miljoenen om in Kaisers-export, dat er een paar tientjes missen, merkt niemand. Ik ben niet dom hoor. Marokkaan ja, dom nee.’ Oh mijn god, ik kon het niet geloven. ‘Moeten we nou nog meer wetten overtreden? Ik bedoel, een moord, is dat niet genoeg? Moeten we nu ook nog gaan jatten, géld verduisteren? Hoezo, we vergroten onze pakkans even met honderd?’ Ik sloeg mijn laptop met een klap dicht. Michelle keek weg, begon de denkbeeldige zwarte randjes onder haar nagels vandaan te pulken. Lisa schonk onze glazen nog maar eens vol. Niemand, behalve ik, leek zich druk te maken. ‘Stefan komt uit een rijke familie toch?’ Ik keek naar Michelle, Stefan was tenslotte háár man. ‘Kun je daar niet wat geld lospeuteren?’
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 2
‘Nope’, zei Michelle zonder op te kijken. ‘Eerst moet opa dood. We hebben nog geen stuiver, geen centje, geen euro van dat oude meneertje gekregen.’ ‘Die ouwe zeikteil, bedoel je’, merkte ik op. ‘Kunnen we hém niet eerst doodmaken?’, opperde Faiza verheugd. ‘Heb jij er ook nog wat aan, Michelle. Ben je in één klap miljonair.’ ‘Stefan heeft het er soms wel over, hoor’, zei ze met een smile van hier tot Jeruzalem. ‘Maar dat is een geintje! Echt een geintje.’ Ze barstte in lachen uit. Waar was ik in beland? Ik wenste vurig dat dit alles één grote grap was, een toneelstukje van vier verveelde dertigers die een stukje spanning in hun levens wilden brengen. Plannen verzinnen, ze tot in detail uitwerken, en dan lekker veilig afhaken. Want we bedoelden het allemaal echt niet zo. Oké, het was een briljant idee, maar niemand van ons wilde het werkelijk uitvoeren. Werd het zo’n verhaal? Of was dit bittere ernst en ging het echt gebeuren? Ik had geen idee, echt niet. Maar ik besloot erin mee te gaan, in dit hele gedoe. Ik had immers een besluit genomen. Een goede daad verrichten door iets slechts te doen, was misschien helemaal zo slecht nog niet. Bovendien wilde ik mijn vriendinnen niet teleurstellen, ik had ze nodig. En dus trok ik mijn laptop weer open. Had ik dat ding maar dichtgelaten. ‘Hoeveel geld hebben we?’ Faiza snoof. ‘Vijftigduizend.’ Ik had moeite om de hartverzakking die me trof te verbergen. Terwijl ik voelde hoe alle bloed uit mijn gezicht wegtrok, typte ik met een paar enorme zweetvingers het bedrag in. Ik moest mezelf drie keer verbeteren om het simpele getal foutloos op het beeldscherm te krijgen: Vijftigduizend euro. Daar kon je goddomme een heel leger mee laten omleggen. ‘Ik kan meer regelen hoor, geen probleem’, voegde Faiza toe, alsof iemand had geopperd dat die vijftigduizend maar een luizig schijtbedrag was. ‘Hoeft niet’, zei ik snel. We moesten het niet erger maken dan het al was. Het werd me duidelijk dat ik deze hele operatie in goede banen moest leiden. Als het aan de rest lag, moordden we klakkeloos onze ondergang tegemoet. We moesten dankbaar zijn als we Frankrijk haalden en niet voor de grens al werden aangehouden wegens verduistering. ‘Oké, wat kan ik nog meer noteren?’ Ik durfde het bijna niet te vragen, bang voor wat er nog zou komen, maar we moesten door. Wachtend op het antwoord beet ik een stukje nagel van mijn linker duim af.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 2
‘De moord natuurlijk’, zei Michelle alsof er niets vreemds aan was. ‘Hoe gaan we het doen? Mes? Wurgtouwtjes? Pistool?’ ‘Insuline.’ Lisa schoof een dienblad tapas op tafel. ‘Dat is niet meer te traceren, zei je toch? Of cyanide. Volgens mij is dat ook iets waarmee je iemand snel kunt omleggen.’ ‘Hmmm, geen idee’, zei Michelle, terwijl ze zich opzichtig uitrekte. ‘Doe maar insuline. Daar kan ik gemakkelijk aankomen. Hup, even de medicijnkast op m’n werk opentrekken en klaar is kees.’ ‘Moet ik dit echt noteren?’ Ik zag het al voor me; mijn laptop die ergens gestolen werd en in verkeerde handen terechtkwam… ‘Natuurlijk, wat dacht jij dan? Dat we alles kunnen onthouden?’ Lisa keek me aan alsof ik achterlijk was. ‘Dit is een serieuze zaak hoor’, ging ze verder. ‘Hier komt nog heel wat bij kijken, meer dan je waarschijnlijk denkt. We moeten ons goed voorbereiden, weten wat we doen. Vakkundig plannen. Een moord plegen is niet zomaar iets.’ ‘Vertel mij wat’, mompelde ik, zacht genoeg zodat niemand het kon horen. Braaf begon ik te typen. Insuline. Alsof ik dat ooit zou kunnen vergeten. ‘En nu?’ ‘Wie spuit hem plat?’ Faiza’s woorden hingen als ijskristallen in de lucht. Het was alsof de adem ons werd ontnomen. Lisa, Michelle, ik; niemand leek nog lucht te krijgen. Godallemachtig, wat nu? Wat een vraag. Wie kon hier antwoord op geven? ‘Nou?’, vroeg Faiza uitdagend. ‘Iemand?’ Voldaan over haar scherpe vraag, sloeg ze haar armen over elkaar heen. ‘Lisa toch?’, schutterde Michelle. ‘Het was tenslotte haar idee.’ Lisa schudde heftig haar hoofd. Haar blonde paardenstaart sloeg als een zweep tegen de zijkanten van haar gezicht. ‘Onzin’, zei ze met luide stem, ‘we hebben dit samen bedacht en dus lossen we dit samen op.’ In gedachten ging ik terug naar de bewuste avond. Ik kon het Lisa nog horen zeggen: hij moet dood. Daar kwam geen idee van iemand anders aan te pas. Faiza, Michelle en ik waren zo onschuldig als maar kon. Oké, we lieten ons een beetje meeslepen in Lisa’s enthousiasme, maar om nu te zeggen dat wij het brein achter dit hele gebeuren waren… ‘We loten erom’, zei Lisa beslist. Wéér dat toontje. Tegenstribbelen had geen zin. Ze zou ons levend villen, kielhalen, opknopen. Nog geen twee seconden later lagen er twee zwarte dobbelstenen op tafel. De witte stippen leken te pulseren, ons uit te dagen. Vol afschuw keek ik de andere kant op, dit wilde ik niet zien. Ik wilde hier helemaal niet zijn, dit niet meemaken, die dobbelstenen met geen vinger aanraken. Maar als ik nu zou weglopen, wie had ik dan nog? Cas. Maar hij…
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 2
‘Wie het laagst gooit, doodt Baptiste.’ Lisa’s stem klonk schor. God, wat kwam dat er weer perfect uit: doodt Baptiste. Alsof het ging om één of ander spelprogramma met alleen maar kakkers met een zijscheiding en rode corduroybroek. Lisa schoof de dobbelstenen richting Faiza, die ze nonchalant van tafel viste. Ze liet de stenen rondgaan in de kom die ze met haar handen vormde. Het geluid van de stenen die tegen elkaar tikten en schuurden maakte dat mijn haren overeind gingen staan. Niemand zei iets terwijl Faiza ons één voor één met een gemaakt bezeten blik aankeek. De stenen bleven rond en rond gaan. Rond en rond. Tik. Tik. Schuur. Schuur. Godverdegodver. ‘Schiet op’, siste Lisa. Faiza knikte, haalde haar handen van elkaar en liet de stenen op de tafel kletteren. Een zes en een vijf. Godskolere. Even leek het alsof Faiza teleurgesteld was, maar ze herstelde zich snel. ‘Zo’, zei ze tevreden, ‘Allah is met mij. Kom daar maar eens overheen.’ ‘Pijpers.’ Lisa schoof de stenen richting Michelle, die heftig met haar hoofd begon te schudden. ‘Mag ik als laatste?’ Lisa zuchtte. ‘Doe niet zo kinderachtig. Pak die dobbelstenen en gooi.’ Met trillende handen pakte Michelle de dobbelstenen tussen duim en wijsvinger, poetste ze nauwkeurig schoon met de onderkant van haar trui, liet ze vervolgens twee keer door haar handen gaan en gooide ze op tafel. Twee vieren. Michelle had het zichtbaar moeilijk, het zweet stond op haar bovenlip. Misschien was ze toch niet zo comfortabel met de dood als ik dacht. ‘Abby.’ Lisa drukte de twee dobbelstenen in mijn hand. Ze voelden plakkerig aan. Mijn vingers leken verkrampt, ik hield mijn adem in. Onhandig liet ik de stenen op tafel glijden, mijn ogen hield ik gesloten. Aan de reactie van de rest – ‘Oeh’, ‘Oh’, ‘Pfff’ – wist ik hoe het ervoor stond: zwaar kut. Ik blies alle lucht uit mijn longen en opende mijn ogen. Daar lagen ze, vlak naast elkaar. Zij aan zij. Een onvervalst koppeltje. Een twee. En een één. Een twee en een één. Hoe kreeg ik in hemelsnaam het voor elkaar? Snel griste ik de dobbelstenen van tafel. Ik kon er niet langer naar kijken. Lisa glimlachte flauwtjes toen ik haar de dobbelstenen gaf. Ze wist al genoeg, het lot leek bezegeld, mijn lot. Ze moest nu wel heel erg haar best doen om onder mij te eindigen. Ik vervloekte mezelf dat ik niet meer tijd had genomen. Ik had de dobbelstenen net als Faiza in
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 2
mijn handen moeten laten rondgaan. Rond en rond. Tik. Schuur. Enzovoorts. Ik had als een debiel gehandeld. En dan krijg je dat: een twee en een één. ‘Ik hoef eigenlijk niet eens meer te gooien hè?’, zei Lisa liefjes. ‘Ik dénk dat we al een winnaar hebben.’ Een winnaar. ‘Gooien!’, zei ik bits. De spanning in mijn lichaam nam toe. Bijna oncontroleerbaar. ‘Nu!’, zei ik er achteraan. Ik had mijn kaken stevig op elkaar geklemd. ‘Oké, oké, rustig maar. Ik gooi al.’ Lisa liet de stenen langzaam door haar handen gaan. Zie je wel, zij nam er ook de tijd voor. Het was een truc, een foefje om de hoogste punten te gooien. Ik had het kunnen weten. Het leek een eeuwigheid te duren, maar uiteindelijk hief Lisa met veel dramatiek haar handen en liet de stenen van grote hoogte op de tafel kletteren. Eentje bleef onder de rand van een design tapasbordje steken, de andere stuiterde over de vloer. Vliegensvlug trok ik het tapasbordje van tafel. Een één! Met z’n vieren doken we vervolgens naar de vloer, op zoek naar de tweede dobbelsteen. Uiteindelijk vond Michelle hem. ‘En?’ Ik dacht dat mijn hart het zou begeven. Michelle hield de dobbelsteen in de lucht en liet me het getal zien. ‘Een drie’, zei ze zacht. Het was alsof iemand me bij mijn strot greep en al mijn spieren uit mijn lichaam trok. Als een lappenpop liet ik me op de bank vallen. ‘Nou dat is dan geregeld’, zei Lisa. ‘Iemand nog wat drinken? Michelle appelsap? Hier, neem een olijfje.’ Ze hield het schaaltje onder mijn neus, waar ik gehoorzaam een olijf uit pakte en in mijn mond stopte. Ik had moeten opstaan en weglopen. Ik had moeten zeggen, nee moeten schreeuwen, dat ik het niet zou doen. Dat ik Baptiste niet ging vermoorden. Dat ik niet langer mee deed aan dit stomme spel, deze toneelvoorstelling. Dat we volwassen waren en niet zo achterlijk moesten doen. Dat we op een beschaafde manier verder moesten gaan met onze levens. Like normal people. Maar ik deed het niet. Niets van dat alles.