De Moordclub – Ellen de Ruiter – Faiza Deel 12
Thuis at ik de hele koelkast leeg. Ik was moe van de lange wandeling van Jelgersstate naar mijn huis. Uitgeput van alles wat ik had gezien. Het mes van Abigail vlakbij mijn gezicht, mijn hals, klaar om me neer te steken, Michelle die tegen het raam dreunde, ons wilde aanvallen. Het bloed. Ik had honger, een onstilbare honger. Letterlijk. En dus at ik alles wat voor handen was. En dat was veel. Als ik at hoefde ik me slechts te richten op de smaak, de structuur van het eten in mijn mond. Het kauwen ervan, en het doorslikken. Het verzadigde gevoel. De troost die een plekje in mijn lichaam had gevonden, mijn maag om precies te zijn. Dat gevoel maakte me voor korte tijd gelukkig, tevreden. Om daarna weer plaats te maken voor dat onverzadigde gevoel, letterlijk en figuurlijk. Een leven vol van leegte en twijfels. En dan begon het hele ritueel weer van voren af aan. Ik was vertrokken zonder Lisa en Abigail gedag te zeggen. Wilde alleen zijn, uit de dwaasheid van de club stappen. Was dat niet gewoon wat ik definitief moest doen? Moest ik niet gewoon de ene wereld loslaten om de andere weer te kunnen omarmen? Of konden ze samengaan? Kon ik ze tot één smelten? Ik begon te twijfelen. Mijn ouders. De drang om ze te zien werd steeds groter. Ik had ze bijna twintig jaar niet gezien. Maar ik kon de keuze niet maken, nog niet. De enige keuze die ik ooit voor mezelf had gemaakt, was uitgelopen op een leven in eenzaamheid. Als ik nu afscheid zou nemen van de club, van Lisa, en mijn ouders wilden me nog steeds niet, dan was ik opnieuw alleen. Dan had ik voor de tweede keer in mijn leven niemand meer. Wilde ik dat risico nemen? Keuzes maken was mijn achilleshiel, weet je. De grote zwakke plek in mijn leven. Nooit had ik keuzes hoeven maken, dat werd tot mijn zeventiende altijd voor me gedaan. Mijn vader en mijn broers bepaalden alles voor me. Hoe ik me moest kleden, op welke momenten ik naar buiten mocht, wanneer ik mocht praten, wat ik mocht zeggen, van wie ik wel en niet mocht houden. Ze zochten een opleiding voor me uit. Ik mocht iets met cijfers gaan doen, want dat was handig voor bij mijn ouders in de winkel. Al van jongs af aan werd iedere beweging van me zorgvuldig geregisseerd door mijn familie. Ik was als een marionet, eentje met een eigen wil, maar zonder de macht om die wil na te leven. Ieder eigen initiatief werd gestraft. Met huisarrest, klappen, vernederende woorden. Nog meer controle, nog meer dwang. Ik had erom gevraagd, besefte ik nu. Met mijn gedrag en door de dingen die ik had gezegd, met mijn eigenzinnige aard. Gehoorzamen betekende dat er geen klappen nodig waren, geen vrijheidsstraffen. Ik had het zelf opgezocht, het uitgelokt. Bij Allah, waarom kon
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Faiza Deel 12
ik niet gewoon zijn wie ze wilden dat ik was? Waarom moest ik, Faiza Hasnaoui, zo nodig een ander zijn? Waarom was ik niet sterk genoeg om de duivel uit me te bannen? Mijn leven had zoveel simpeler kunnen zijn. Een bestaan te midden van mijn familie, weliswaar voorgeprogrammeerd, maar toch. Is dat niet stiekem wat we allemaal willen? Het is toch altijd de onzekerheid die aan ons vreet? De angst voor het onvoorziene, en de angst voor de keuzes die we niet willen, maar moeten maken als ons levenspad gekruist wordt door het duister. Toen ik nog bij mijn familie woonde, leed ik een leven zonder keuzes. Een leven waarbij ik niet hoefde na te denken over morgen. Omdat die morgen hetzelfde was als vandaag. En overmorgen. En de dag erna. Dat leven had ik nu nog kunnen hebben, omringd door de mensen die van me hielden en me konden vertellen welke weg de juiste was. Wat had ik mezelf aangedaan door de duivel toe te laten? Door te denken dat ik mijn eigen keuzes wel kon maken? Wat had ik gedaan? Mijn leven bestond uit leugens, uit angsten. Uit alles wat verkeerd was. Uit wat ik niet wilde zijn. Ik moest in het reine komen, met alles en iedereen. Het werd tijd om de waarheid te vertellen. Aan mijn familie. Aan Lisa, Abigail en Michelle. Aan mijn baas. Aan mezelf. Ik wist het zeker: het was nodig mezelf tot aan de grond toe afbreken om opnieuw geboren te kunnen worden. Het zou de ingewikkeldheid uit mijn leven halen. Op de achterkant van een oud tijdschrift maakte ik een lijstje met namen van de mensen aan wie ik mijn verhaal wilde vertellen. Lisa stond bovenaan. Ik kraste haar naam door en zette hem ergens in het midden. Daarna onderaan. En weer bovenaan. Ik omcirkelde het woord, tekende er sterretjes bij, trok de letters over totdat ze zo dik waren dat je ze bijna niet meer kon onderscheiden. Lisa. Ik ging het doen. Snel nam ik een douche. Ik smeerde me in met lotion van jasmijn en trok een zwarte broek, een zwarte blouse en een zwart jasje aan. De mooiste kleding die ik had. Onder uit de kast viste ik de zwarte enkellaarsjes die ik slechts twee keer had gedragen, maar die me een paar honderd euro hadden gekost. Ik had ze gekocht op advies van Lisa. Maakt je slanker, had ze gezegd, je benen krijgen er een mooiere vorm van. Ik bekeek mezelf in de spiegel. Geen beeldschone verschijning, maar het kon slechter. In mijn haar deed ik wat olie, zodat mijn korte krullen glansden. Ik zocht naar een lipgloss, maar kon nergens eentje vinden. Dan maar zonder.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Faiza Deel 12
Lisa’s gordijnen waren open en er brandde een klein lichtje in de woonkamer. Het leek erop dat ze thuis was. Ik drukte twee keer kort op de bel, haalde diep adem en probeerde te bedenken wat ik ging zeggen. Er kwam niets fatsoenlijks in me op en dus moest ik improviseren. Bijna wilde ik me omdraaien en weglopen toen de voordeur openging. Lisa was bleek, droeg geen make up, het litteken op haar wang was duidelijk zichtbaar. Ze zei me gedag en hield de deur voor me open. Ik twijfelde. Als ik naar binnen ging, zou mijn leven veranderen. ‘Nou, hup’, zei Lisa. ‘Ik blijf hier geen uren staan. Kom binnen.’ Ze liet de deur openstaan en liep zelf terug de woonkamer in. Langzaam stapte ik naar binnen. De hele gang stond vol verhuisdozen. Een scheut paniek raasde door mijn lijf. Nee. Allah, alsjeblieft, bad ik. Laat ze niet verhuizen. Laat Lisa niet weggaan. Lisa’s huiskamer was onherkenbaar. Ook daar stonden overal dozen en tassen, aangevuld met meubelstukken die ik nooit eerder had gezien. Ze zagen er smoezelig uit. Het looppad was beperkt tot een halve meter ruimte. De eettafel was volgepakt met ordners, kranten en stapels ongeopende post. Op de bank lagen drie spierwitte katten te slapen. Ze hadden zich zorgeloos in het crèmekleurige kalfsleer genesteld, en bleven onbewogen toen ik binnenkwam. In de hoek van de kamer stond een roze kattenbak met ervoor een opgevouwen krant om de kattenkorrels op te vangen. De helft lag er naast. Vlokken stof en kattenhaar plakten onder mijn laarsjes, in de kamer hing een vreemde geur. Naast de deur die toegang gaf tot de keuken, stond een grote kooi met een groene vogel erin, een papegaai. Het beest zat doodstil op zijn stok, alleen zijn ogen bewogen. Lisa stond in het midden van het looppad en keek me zwijgend aan. ‘Wat, wat is dit?’, vroeg ik nog altijd om me heen kijkend. ‘Van Petra’, antwoordde Lisa. ‘De eerste schuldeisers staan al bij haar voor de deur. Ze heeft de meeste spullen hier gebracht, zodat ze ze niet kunnen meenemen. De katten ook. En Koos.’ Ze wees richting de vogel, die onmiddellijk reageerde door meerdere malen luid zijn naam te schetteren. ‘De kippen staan in de achtertuin.’ ‘Maar Lisa…’ Ik was verbijsterd. Hoe had ze dit kunnen toelaten? Hoe kon ze hier in leven? ‘Hoe lang is dit al zo?’ Lisa haalde haar schouders op. ‘Een paar dagen. De rest van het huis staat ook vol. Tot de zolder aan toe.’ Haar stem klonk mat, zonder enige emotie. ‘En hoe lang gaat dit duren?’ ‘Wil je thee? Of iets anders? Iets sterkers?’ Ze liep richting de keuken.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Faiza Deel 12
‘Lisa, hoe lang gaat dit duren?’ Ik liep achter haar aan. Ik wilde dit niet. Ik wilde niet dat Lisa zo moest wonen. Dit paste niet bij haar. Ik kende Lisa, ze vond dit vreselijk. Dit voelde voor haar als een konijn dat in het verkeerde hol is gestapt. Het hol van de vos. ‘Lisa?’ ‘Ik neem thee, maar ik kan voor jou wel wat sterkers maken, hoor. Ik heb ook chocola als je wilt.’ Bij Allah, waarom had ze me eigenlijk binnen gelaten? Als ze toch niet over dit, deze rotzooi wilde praten? ‘Lisa, zo kun je hier toch niet fatsoenlijk leven? Kun je die spullen niet ergens opslaan, in een container of zo?’ Het liefst had ik geopperd dat ze die rotzooi hier wel kon laten en dat ze bij mij kon intrekken. Dat we samen mijn huis op orde zouden brengen, zodat het er ook fijn was voor haar. Als het moest, konden we de katten meenemen. En Koos. Lisa trok een keukenkastje open en haalde er twee glazen uit. ‘Thee of niet?’ Ik knikte. ‘Ja, doe maar.’ Zwijgend zette Lisa thee. Ze zag er breekbaar uit. Haar huid was bleek en haar haren hingen slap langs haar gezicht. Het leek alsof ze magerder was dan anders. At ze wel goed? Ik moest voor haar koken, ervoor zorgen dat ze gezond bleef. Ik wilde voor haar zorgen. Voor altijd. Haar weghalen uit deze chaos die Petra had veroorzaakt. Misschien moest ik Petra opzoeken, een hartig woordje met haar spreken, haar vragen of ze eigenlijk wel wist wat ze Lisa aandeed. Dat ze oud genoeg was om haar eigen boontjes te doppen, dat ze het maar moest uitzoeken met die Freddy van haar. Ik wilde Petra door elkaar rammelen, ik wilde dat ze zich schuldig voelde om wat ze had gedaan. Even vergat ik waarom ik naar Lisa was toegekomen. Mijn verhaal. Natuurlijk. Ik moest haar mijn verhaal vertellen. Eerlijk zijn. Afscheid nemen. Zeggen dat het me speet. Me verontschuldigen voor de leugens die ik haar had verteld. Zeggen dat ik niet anders kon, dat ik het uit zelfbehoud had gedaan, maar dat het nu voorbij was. Ik moest het doen. Nu. Vanavond. ‘Lisa, we moeten praten.’ Mijn hart beukte als een hongerige aap tegen zijn kooi van ribben. ‘Hier’, zei Lisa, terwijl ze mij een glas thee gaf. ‘Chocola ligt in de koelkast.’ Ik schudde mijn hoofd. Alhoewel ik honger had, wilde ik sterk overkomen. Laten zien dat ik best zonder eten kon. ‘Ook goed’, zei Lisa. ‘Kom, we gaan aan de slag.’ Ze liep voor me uit naar de woonkamer.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Faiza Deel 12
Snel liep ik achter haar aan. Mijn laarsjes knelden om mijn voeten. ‘Aan de slag? Maar…’ ‘Ja, we moeten verder.’ ‘Verder?’ ‘Met de club, dommie.’ ‘De club? Maar we…’ ‘Ik heb geen zin om te wachten tot Michelle uit dat gesticht is’, zei ze, terwijl ze een van de katten van zijn plek duwde en ging zitten. ‘We hebben onszelf een belofte gedaan, weet je nog? De wereld beter maken, de klootzakken eruit. Abigail heeft al een voorzetje gedaan, nu is het aan ons. Ga zitten.’ Wat moest ik zeggen? Ik keek om me heen op zoek naar een plekje om te gaan zitten. De katten wilde ik niet storen. ‘Daar’, wees Lisa. ‘Gooi die zooi er maar vanaf.’ Ik deed wat ze zei, tilde de twee dozen die op de design stoel stonden eraf en zette ze op de grond. Het looppad was nu geblokkeerd. Langzaam ging ik zitten. Ik keek naar de thee in mijn handen, probeerde de juiste woorden te vinden. Het moest stoppen. De club moest stoppen en ik moest de waarheid vertellen. ‘Lisa, ik moet met je praten. Er is iets dat ik je moet vertellen.’ Ik durfde haar niet aan te kijken en dus bleef ik naar het glas in mijn handen staren. Mijn huid gloeide, ik voelde mijn wangen rood worden. ‘Ik, eh…’ ‘Faiza, we kunnen nu niet stoppen, hoor. Dat begrijp je toch wel? We kunnen nu niet stoppen met datgene wat we zijn begonnen. We moeten de klus afmaken. Je gaat me toch niet vertellen dat je ermee wilt kappen hè, want dan…’ ‘Nee’, zei ik gauw voordat Lisa haar zin kon afmaken. ‘Natuurlijk niet. Natuurlijk wil ik er niet mee kappen.’ ‘Gelukkig maar’, zei Lisa. ‘Want ik kan nu absoluut geen spelbrekers gebruiken. Dat is bovendien ook niet eerlijk tegenover Abby. Zij heeft iemand doodgemaakt, Faiza. Iemand vermóórd. We zijn haar iets schuldig. Minstens één moord per persoon, en dan zien we wel hoe het verder gaat met de club. Pijpers krijgen we nog wel.’ Waarom vertelde ik haar niet gewoon de waarheid? Lisa, Abigail heeft helemaal niemand vermoord. Baptiste leeft nog. De zin spookte door mijn hoofd, maar ik sprak hem niet uit, ik wilde Abigail niet verraden. In plaats daarvan vroeg ik: ‘Moeten we dit niet doen waar Abigail en Michelle bij zijn?’
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Faiza Deel 12
‘Ben je gek?’, antwoordde Lisa. ‘Als we op hen moeten wachten, dan kan het wel een jaar duren voor we verder kunnen. Pijpers is gestoord, weet je nog? En Abby zit met dat gedoe met Cas. Nee joh, dit kan best zonder hen.’ ‘Wat is er met Cas?’ Cas interesseerde me niet, weet je, maar ik moest tijd rekken. Ik moest iets verzinnen om hier onderuit te komen. Lisa begon te lachen. ‘Ach, die man deugt voor geen meter. Het kan wel eens heel snel over zijn tussen hem en Abby. Echt heel snel.’ Ik schudde mijn hoofd. Lisa keek me verwachtingsvol aan. Om haar mond lag een geamuseerde glimlach. Opnieuw schudde ik mijn hoofd. Waar ging dit over? En hoe wist Lisa dat die Cas niet deugde? We hadden die hele man nog nooit gezien. ‘Laat maar’, zei Lisa. ‘Abby moet het je zelf maar vertellen. Ik stel voor dat we beiden een naam trekken, dan hoeven we niet te dobbelen.’ Lisa stond op, schoof met haar voet de dozen die ik zojuist op de grond had gezet een stukje voor zich uit en hurkte neer bij haar witte hoogglans kast. Ze begon in één van de kastjes te rommelen, waarschijnlijk op zoek naar het zilveren doosje met daarin de namen. Zweet liep langs mijn slapen, mijn ademhaling werd onrustig en het leek alsof mijn hart vergat te kloppen. Mijn handen trilden zo erg dat de thee over de rand van het glas klotste. Snel probeerde ik de vlek die ik op Lisa’s kleed had gemaakt met mijn schoenen weg te vegen, maar ik maakte het alleen maar erger. In de schapenwol ontstond een donkere kring. Ik moest hier weg. Naar huis. Opstaan, langs de dozen stappen en de deur achter me dichttrekken. Maar voordat ik iets kon doen, had Lisa het zilveren doosje al in mijn handen gedrukt. ‘Jij eerst.’ Mijn gedachten schoten alle kanten op. Ik moest iets zeggen, maar wat? ‘Nou’, zei Lisa. ‘Kom op. Pak een naam, dan kunnen we aan de slag.’ Aan de slag. Ik wilde het niet. ‘Lisa, ik, ik heb Freddy toch al?’ Met mijn vingers kneep ik zo hard mogelijk in het doosje, alsof ik het zo kon vernietigen, met alle namen erbij. Met de hele club erbij. Lisa schudde haar hoofd. ‘We hadden toch gezegd dat Freddy on hold staat. Hij is nog altijd spoorloos, geen idee waar hij uithangt. We gaan gewoon verder met de volgende.’ We gaan gewoon verder met de volgende. Ik knikte. Bij Allah! Waarom knikte ik? Ik had mijn hoofd moeten schudden, nee moeten zeggen. Nee. Nee! NEE! Ik doe het niet. Ik stop ermee, ik ga mijn ouders opzoeken.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Faiza Deel 12
En ik hou van je, Lisa, ik hou van je. Dat was waarvoor ik hier kwam. Voor mezelf, om mijn verhaal te doen. Niet om te knikken als een verliefde ezel die precies doet wat zijn baas van hem verlangt.
Florin Hartescu. Ik keek naar de naam die op mijn briefje stond. ‘Wie heb je?’ Lisa boog geïnteresseerd naar me toe. ‘Ik heb Dirk Jan van Hamelen. Is die van jou?’ Bij Allah! Dirk Jan. Waarom had ik zijn naam opgeschreven? Wat had ik in gang gezet? Ik dacht aan zijn vrouw en kinderen. Hij verdiende dit niet. Oké, hij had me gepest, mijn schooltijd tot een verschrikking gemaakt, maar of hij daarom de dood had verdiend. Ik moest Lisa zeggen dat dit een vergissing was. Een hele grote, oerdomme vergissing. ‘Nou, vertel op’, zei Lisa ongeduldig. ‘Wie heb jij?’ Ik schraapte mijn keel. ‘Florin Hartescu.’ Ik had geen idee wie dat was, wie ik moest gaan ombrengen. ‘Ah’, zei Lisa opgetogen, ‘jij hebt Florin. Móói!’ Florin. Alsof ze hem al jaren kende, alsof het een goede vriend was. ‘Ken je hem?’, vroeg ik. De kat die Lisa even ervoor van de bank had gejaagd, sprong op mijn schoot. ‘Tuurlijk’, zei Lisa op een toon waardoor ik me nog beroerder voelde. ‘Florin is veroordeeld voor poging tot moord en vrouwenhandel. Kreeg zeven jaar cel, zat er vijf van uit en is een week of wat geleden vrij gekomen. Volgens de geruchten gaat hij gewoon verder met waar hij gebleven is. Die gevangenisstraf heeft geen ene kloot uitgehaald. Maar nu is hij van ons. Van jou.’ Ze keek me met een grote glimlach aan, die vertelde dat ze me zojuist een geweldige dienst had bewezen. Haar litteken zag er vreemd uit. ‘Hij heeft vastgezeten?’, vroeg ik onnodig. ‘Ja.’ ‘Heeft hij dan zijn straf niet al gehad? Ik bedoel…’ Lisa sprong op. ‘Weet je wel om wie dit gaat, Faiza? Florin is een beruchte vrouwenhandelaar, een zware crimineel! Die straf die hij heeft gekregen was te laag, Faiza. Véél te laag. Het was een schijntje, een lachertje. Weet je wat hij met die vrouwen heeft gedaan? Nou?’ Ik zei niets.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Faiza Deel 12
‘Hij heeft ze zwaar verminkt, Faiza. Hun gezichten verbouwd, ze kapot geslagen. Hij heeft ze opgesloten, ze behandeld als beesten, ze verkocht als oud vuil. Hij heeft ze gedwongen tot abortus, Faiza! Abortus!’ Kleine spuugjes vlogen uit haar mond. ‘Oh’, zei ik. ‘Dat wist ik niet.’ ‘Hij moet dood, Faiza. Iets anders verdient hij niet.’ ‘Dirk Jan’, zei ik. ‘Wat is er met Dirk Jan?’ ‘Hij hoeft niet dood.’ ‘Hoezo hij hoeft niet dood? Heb jij hem op de lijst gezet?’ Ik knikte. ‘Nou dan. Wie is hij?’ ‘Iemand van vroeger.’ Daar wilde ik het graag bij laten. Ik wilde dat dit ophield. ‘Van vroeger wat?’ ‘School.’ ‘Hij heeft je gepest zeker. Je getreiterd tot ‘ie erbij neerviel.’ Ik knikte opnieuw. ‘Nou dan!’ Met een trillende hand zette ik mijn glas thee op de salontafel. Ik had er nog altijd geen slok van genomen. Mijn beide voeten hield ik stijf op de grond, op de vlek die ik had gemaakt. Zachtjes aaide ik de kat, die onmiddellijk begon te spinnen. ‘Zo erg was het niet’, zei ik. ‘Die pesterijen. Ze vielen wel mee.’ Ik keek naar Lisa, die niet-begrijpend terugkeek. ‘Ik, ik heb er niet goed over nagedacht, Lisa. Ik heb zomaar wat op die papiertjes geschreven, weet je. Niet goed over de gevolgen ervan nagedacht. Mijn vader stond er immers ook op. Ook zo stom van me.’ ‘Behoorlijk’, zei Lisa. ‘Ja.’ Ik slikte. ‘Dirk Jan was ook stom. Kunnen we, kunnen we hem niet gewoon schrappen?’ Langzaam schudde Lisa haar hoofd. Ze kneep haar ogen samen. ‘Waarom zouden we? Hij heeft het verdiend, toch? Eens een etter, altijd een etter. Hij moet maar voelen wat hij jou heeft aangedaan. Als hij denkt dat hij kan wegkomen met die treiterijen, dan heeft hij het goed mis.’ Ik moest kalm blijven, de juiste dingen zeggen. Proberen te redden wat er te redden viel. In gedachten ging ik terug naar mijn schooljaren. Naar de woorden van Dirk Jan, de vernederingen. De varkensgeluiden, de stront op mijn jas, mijn vernielde boeken. Ik dacht aan
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Faiza Deel 12
die keer dat hij aan mijn haren trok en ineens een pluk zwarte krullen in zijn hand had. Mijn dierbare krullen, hij stak ze voor mijn ogen in brand, terwijl ik alleen maar kon voelen aan de kale plek op mijn hoofd. Ineens wist ik weer hoe bang ik al die jaren was. Dat ik iedere dag stijf van de stress naar school fietste, niet wetend wat me nu weer te wachten stond. Of ik de dag heelhuids en met al mijn haren kon doorkomen. Of mijn kluisje niet was opengebroken en mijn spullen gejat. Opnieuw die klem om mijn hart, de hand om mijn keel, de striemen op mijn rug. En ja, ik was het gewend om gekleineerd te worden, van thuis, mijn vader, mijn broers. Maar daar op het schoolplein, waar iedereen me kon zien en iedereen erom lachte, was het vele malen erger. Ik moest redden wat er te redden viel. ‘Je hebt gelijk, Lisa, hij was een etter. Maar als je hem nu eens naast…’, ik keek op het briefje dat ik nog altijd in mijn hand hield, ‘Florin Hartescu zet. Dat is toch niet te vergelijken? Die Hartescu is een misdadiger, Dirk Jan is dat niet. Hij is een gewone huisvader. Hij heeft twee kinderen, een vrouw. Dat wat hij vroeger heeft gedaan, degene die hij toen was, dat is toch al lang niet meer zo?’ ‘Dirk Jan krijgt wat hij verdient. Punt. Bovendien, jij hoeft het niet te doen. Hij is van mij. En als je het niet erg vindt, ik wil nu graag naar bed. Ik ben moe. Laat je thee maar staan.’ Lisa stapte over de dozen en liep via het smalle looppad richting de deur. Ze liet haar hand op de deurkruk rusten en wachtte overduidelijk op het moment dat ik zou opstaan. Ik legde mijn beide handen op het lijf van de kat. Zijn vacht voelde warm en zacht aan. Met kleine bewegingen begroef ik mijn vingers tussen de duizenden haren. De kat reageerde door zijn rug omhoog te duwen. Doorgaan, leek hij te willen zeggen. Het is heerlijk. ‘Faiza.’ Met mijn vingers maakte ik cirkelbewegingen in de vacht, steeds groter en dan weer kleiner. En weer groter. Terwijl ik de kat masseerde, zag ik hoe steeds meer witte haren zich aan mijn pak vastkleefden. Het maakte niet uit, het maakte allemaal niet meer uit. Ik ging door met mijn massage. De kat begon steeds luider te knorren. Wist ik zijn naam maar, dan kon ik hem zachtjes toefluisteren. ‘Joehoe. Ik sta hier niet voor de flauwekul hoor. Je moet gaan. Geef die kat maar een zwieper.’ Mijn vingers gingen van de rug van de kat naar zijn nek, bovenop zijn koppie. Ik voelde voorzichtig aan zijn oortjes, wreef ze tussen mijn vingertoppen. Met mijn rechter wijsvinger aaide ik het plekje tussen de gesloten ogen, zijn snuitje. Ik betastte de snorharen,
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Faiza Deel 12
liet ze tegen de palm van mijn hand kriebelen. Voor een moment wilde ik dat ik die kat was, met zijn onbezorgde leven. Iemand die me vasthield, voor me zorgde, me liefkoosde. Me door mijn haren streek. Ik had het nooit gevoeld, ik wist niet hoe het was om te worden gekoesterd en te koesteren, maar ik wist zeker dat ik het fijn zou vinden. Het brandde binnenin me, en als je heimwee kunt hebben naar een gevoel, dan had ik dat. Heimwee naar een gevoel dat ik niet kende. Ik keek naar de kat, kriebelde hem onder zijn kin en fluisterde tegen hem dat alles goed zou komen. Met een klap sloeg Lisa mijn hand weg. De kat schoot er als een raket vandoor, slipte over de houten vloer en zocht zijn heil in de vensterbank. Ik keek naar de haren op mijn pak, probeerde ze ervan af te vegen. Lisa rukte aan mijn arm, probeerde me van de stoel te trekken. ‘Ben je doof of zo? Jezusmina, wat mankeert jou?’ ‘Ik hou van je’, zei ik simpelweg. ‘Lisa, ik hou van je.’