De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
Lisa
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
‘Hoe gaat het met je?’ Ik probeerde zo vriendelijk mogelijk te klinken. Lief zelfs. Michelle mocht niet denken dat ik in paniek was, dan zou ze nooit meer gaan praten. Ik had zelfs de auto van binnen schoongemaakt om haar op haar gemak te stellen. Zo rustig mogelijk herhaalde ik mijn vraag, ietsje luider, terwijl ik het parkeerterrein van Jelgersstate afreed. Michelle bleef ineengedoken naast me zitten met op haar gezicht een zorgelijke blik. Ze dacht overduidelijk ergens over na. ‘Maak je je zorgen?’ Snel keek ze in mijn richting. Toen draaide ze haar hoofd weer weg. ‘Dat hoeft niet hoor. Ik breng je naar een veilige plek.’ In werkelijkheid had ik nog geen idee waar ik haar naartoe zou brengen. Het was allemaal zo snel gegaan. Nadat ik een sms’je van haar had ontvangen waarin ze schreef dat ze weg wilde uit Jelgersstate, had ik onmiddellijk mijn auto gestofzuigd en was ik ingestapt. Tijd om na te denken had ik amper gehad. Maar nu moest ik een besluit nemen. Bij mij thuis was het een ravage. Mijn huis was volgebouwd met extra meubels, dozen en dieren, de woonkamer vergeven van de kattenharen. Dat zou Michelle met haar fobie nooit overleven. En ik had haar nog nodig, dus moest ik haar naar een andere plek brengen, ergens waar het schoon was. Abby. Zij had net, tot bloedens aan toe, haar huis gereinigd. Dat had iets met haar man te maken, Cas. Abby had net ontdekt dat hij haar bedonderde. Niet zoals je zou verwachten: Cas was homo. Samen met z’n twee liefjes hield hij er een hele schare vrouwen op na, die hij financieel kon uitkleden. Ik wist het al lang, dat van Cas. Kwestie van op de boot stappen en wat rondvragen. Ik houd er niet van als dingen verborgen voor me blijven. Abby deed altijd zo geheimzinnig over Cas. In al die tijd dat ze met hem getrouwd was, een jaar of drie, vier, hadden we hem nog niet één keer gezien. Ik heb een tijdje gedacht dat Cas niet bestond. Dat hij een hersenschim was. Schrijvers hebben dat. Die kennen soms het verschil tussen werkelijkheid en fantasie niet meer. Die gaan dingen verzinnen en voor echt aanzien. Ik dacht dat Cas Abby’s onzichtbare vriendje was, heb haar er zelfs ooit mee geconfronteerd maar ze bleef volhouden. ‘Cas is echt, Lisa’, zei ze. ‘Levensecht.’ Haar ogen kregen een vreemde glans. ‘Hij is alleen erg op zichzelf. Hij heeft gewoon ruimte nodig om alle liefde die hij voor me voelt te kunnen verwerken.’ ‘Serieus?’, vroeg ik. ‘Wat een bal gehakt.’
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
‘Lisa, hou op.’ Ze keek wanhopig, stak een sigaret op. Haar handen trilden. ‘Respecteer het nou maar gewoon, oké? Misschien wordt het ooit anders, als hij wat rustiger is. Je ontmoet hem heus nog wel een keer. Kunnen we het alsjeblieft ergens anders over hebben?’ Zo ging het altijd als ik over Cas begon. Binnen drie zinnen wilde Abby over iets anders praten. Vluchtgedrag, als je het mij vraagt. Ik geloofde helemaal niets van haar verhaal. Ruimte nodig om de liefde die hij voor me voelt te kunnen verwerken. Wat een bullshit. Als die Cas echt bestond dan was hij een grote idioot. En Abby misschien nog wel idioter. Welke vrouw pikt dat nou? Ik wist zeker dat er meer aan de hand was, en dus ging ik op onderzoek uit. Binnen no time kwam ik enkele mensen te spreken die me precies konden vertellen met welke praktijken Cas Demeyere zich bezighield. Ik had gelijk: een grote idioot. Cas zelf heb ik niet gesproken. Niet nodig. Ik heb het nooit tegen Abby gezegd, ze moest het zelf maar uitzoeken, vond ik. Bovendien had ik geen zin in gedoe. Maar nu had ze dus eindelijk ontdekt wat haar man daar op dat eiland uitspookte en het kwam me nog goed uit ook. Een schoon huis. Perfect. ‘We gaan naar Abby’, probeerde ik zo opgewekt mogelijk te zeggen. Michelle knikte zwijgend terwijl ze op de mouw van haar vest kauwde. Over het vest droeg ze een witte doktersjas, waar haar vestmouwen onderuit piepten. ‘Vind je dat goed?’ Ik had het idee dat er een vierjarige naast me zat. De toon van mijn stem ging daarin mee. Even gebeurde er niets. Toen knikte ze opnieuw. Dat was mooi. Michelle leek rustig. Zo lang ze rustig bleef, ging het goed. Nu moest ik haar nog aan de praat zien te krijgen. ‘Mooi jasje heb je aan’, zei ik. ‘Gejat zeker?’ Geen antwoord. ‘Hoe is het nou eigenlijk in dat Jelgershuis? Valt daar nog wat te beleven?’ Luchtigheid was van levensbelang. Michelle moest vooral niet het idee krijgen dat ik haar probeerde te forceren. Ze bleef zwijgen. ‘Ik zou daar echt gillend gek worden, hoor. Denk ik. Ik bedoel, dat je de hele dag tussen al die vreemde mensen zit. Vieze mensen ook vooral. Tenminste zo stel ik me dat voor. Met zweetoksels en groene tanden…’ Op Michelle’s gezicht brak een klein glimlachje door. Ik zat op de juiste weg. ‘En het stonk er ook nog.’
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
Opnieuw een glimlachje. ‘Gelukkig dat je daar weg bent. Stel je voor dat je nog langer in die putlucht zou moeten doorbrengen. Ik moet er niet aan denken, zoiets gaat helemaal in je poriën zitten.’ Ik snuffelde kort richting Michelle. ‘Hmmm.’ ‘Het viel wel mee.’ Michelle’s stem klonk schor, bijna niet te verstaan. ‘Wat zei je?’ Michelle haalde haar schouders op. Een bijna onzichtbaar gebaar. ‘Het viel wel mee. Zo erg was het niet.’ Hebbes! ‘Ah, gelukkig maar. Had je je eigen schoonmaakspulletjes bij je?’ Ja, die had ze bij zich. Ik had de blauwe emmer met de middeltjes en de doekjes erin zien staan toen ik bij haar was. Michelle knikte. ‘Gelukkig maar. Zo kon je de boel daar tenminste een beetje redden van de ondergang.’ Een kort lachje. Kort, maar mét geluid. Michelle had haar stem terug. Nu moest ik doorzetten. ‘Je moest daar zeker ook heel veel praten?’ Michelle zuchtte en begon weer op haar mouw te kauwen. Ze had haar ogen dicht. ‘Iedereen wil natuurlijk wat van je weten’, merkte ik voorzichtig op. ‘Over waardoor je zo in de war bent geraakt…’ ‘Ik heb slaappillen.’ Michelle klopte met haar hand op de zak van haar vest. ‘Goh’, zei ik. ‘Wat ga je daarmee doen?’ Michelle haalde haar schouders op. ‘Wil je graag slapen? Is dat het? Ben je zo moe?’ Als ze het maar niet in haar hoofd haalde om zelfmoord te plegen. Dat zou alles nog ingewikkelder maken. Aan de andere kant… ‘Nee’, zei Michelle kort. De rest van de rit zwegen we. Ik wist even niet meer wat ik moest vragen of wat ik nog kon zeggen. Ondertussen bad ik dat Abby iets kon bijdragen in het loskrijgen van informatie. Ik wilde natuurlijk maar één ding weten: wat wist Jelgersstate over de club? Wat had Michelle losgelaten over onze plannen en over de moord op Baptiste? Pas als ik dat wist, kon ik de juiste acties ondernemen. Ik moest de zaken in goede banen leiden, er was al te veel gebeurd. Ik moest redden wat er te redden viel.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
Abby zag er verwaaid uit. Alsof ze net uit haar bed kwam. Haar haren stonden rechtop en er hing een broeierige lucht om haar heen, haar ogen keken vermoeid. Haar handen zaten nog altijd vol korstjes. Ik wees naar mijn auto die ik op de stoep voor haar huis had geparkeerd. ‘Michelle’, zei ik. Michelle zat nog altijd op de bijrijdersstoel. Ze leek niet eens door te hebben dat ik was uitgestapt. Abby knikte. ‘Hebben ze die mafkees eindelijk vrijgelaten?’ ‘Zoiets.’ ‘Nou maar gauw afleveren bij Stefan die hap’, zei Abby. ‘Doet die man ook eens wat nuttigs.’ ‘We blijven hier’, zei ik. ‘Stefan weet niet dat ze weg is.’ Ik liep om de auto heen en opende Michelle’s portier. Met houterige bewegingen stapte ze uit. Ze zweeg toen ze Abby in de deuropening zag staan. Even leek ze te aarzelen, maar toen liep ze vastbesloten voor me uit en stapte zonder Abby te begroeten het huis binnen. Abby keek haar met grote ogen na en wendde zich weer tot mij. ‘Lies, dit kun je niet menen. Wat moet ik met die idioot in huis? Ik heb je toch gezegd dat ze fucking geflipt is? Weet je hoe ze tegen me tekeer ging daar in dat gesticht? En ik deed helemaal niks hè, he-lemaal niks. Ik was gewoon een beetje dom aan het lullen en hoppa, daar ging ze. Zwaar uit haar dak, ik zweer het je. Ik kan haar hier echt niet hebben hoor, echt niet. Niet nu.’ Ik zuchtte, sloot mijn auto af en liep langs Abby naar binnen. Zoals ik al gehoopt had, was het huis brandschoon. Geen stukje DNA van Cas meer te vinden. Er hing wel een gekke, zoete lucht die me onmiddellijk op de longen sloeg. ‘Wat stinkt het hier’, zei ik kuchend. Met mijn hand wapperde ik de lucht bij mijn neus vandaan. ‘Wierook’, zei Abby. Snel liep ze naar de vensterbank, pakte het brandende staafje uit zijn houder en drukte hem uit. ‘Om een beetje te ontspannen’, voegde ze eraan toe. ‘Het zet je chakra’s open.’ Ik ging er maar niet verder op in. Michelle zat keurig op het puntje van de bank te wachten, de ellebogen op haar knieën, de handen gevouwen. De boord van een van haar vestmouwen hing er losjes bij. Het witte jasje had ze uitgetrokken, dat lag keurig opgevouwen naast haar. ‘Ik ben niet gek’, zei ze bijna onmiddellijk toen Abby en ik haar kant opkwamen. Ze schudde haar hoofd om haar zin kracht bij te zetten.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
Abby wreef met de palm van haar hand over haar voorhoofd. ‘Moet ik hier op reageren?’ Ze vroeg het meer aan mij dan aan Michelle. ‘Serieus? Ik ga koffie halen.’ Michelle keek afwachtend naar mij. Ik haalde mijn schouders op. ‘Laat maar’, zei ik met gedempte stem, ‘ze draait straks wel bij. Voel je je goed?’ Michelle liet een glimlachje zien. Ze stak de arm met de kapotte boord omhoog. ‘Kijk’, zei ze. Ik knikte, maar zei verder niets. Op de eettafel lagen stapeltjes papieren, ik kon het niet laten om even te kijken. Bankafschriften, rekeningen, aanmaningen. Het zag er niet erg florissant uit. Abby kwam naast me staan, veegde vlug de papieren op één stapel en gaf me een beker koffie. De stapel papieren draaide ze om zodat alleen de blanco achterkant zichtbaar was. ‘Faiza komt zo’, zei ze. ‘Om me te helpen met mijn financiën.’ Ze knikte richting de stapel papieren. ‘Ik ga bij Cas weg. Er moet van alles geregeld worden.’ ‘Bel haar af’, zei ik zo snel ik kon. Door mijn lichaam verspreidde zich een vuurbal. Mijn keel was droog. Ik zette de beker koffie op tafel, bang dat ik hem zou laten vallen. Hoe dan ook, Faiza mocht daar absoluut niet komen. Ik wilde haar niet zien, ik kón haar niet zien. Niet na wat er was gebeurd. Het was… te… te… ‘Afbellen? Hoezo?’ Abby viste een sigaret uit het pakje dat op tafel lag. ‘Ja’, zei ik kortaf. ‘Doe het nou maar.’ Ik moest gaan zitten, mijn lichaam ergens op laten rusten, mijn handen tegen iets aandrukken zodat Abby niet kon zien hoe erg ze trilden. Ik trok één van de stoelen bij de eettafel naar achteren en ging zitten. Mijn vuisten drukte ik in mijn bovenbenen. ‘Gaat het wel helemaal goed met je?’, vroeg Abby terwijl ze tegenover me ging zitten. De sigaret hing in haar mondhoek. Ze keek bezorgd. ‘Tuurlijk’, zei ik en ik probeerde zo luchtig mogelijk te klinken. ‘Maar we hebben andere dingen te doen nu.’ Ik wees naar Michelle die nog altijd op het puntje van de bank zat. Ze leek volledig in zichzelf gekeerd. ‘Nou’, zei Abby, ‘dan is het toch juist mooi dat Faiza hier komt? Zijn we in ieder geval compleet.’ Ik stond op. Het lukte me maar net om overeind te blijven staan. Met mijn handen zocht ik steun op het tafelblad. ‘Je belt haar nu af. Nu!’ ‘Maar waaróm?’ Abby’s stem sloeg over. ‘Waar slaat dat op? Hebben jullie gezeik gehad of zo?’
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
Ik antwoordde niet. Geen denken aan dat ik zou vertellen wat er was gebeurd. ‘Faiza is verliefd op Lisa’, klonk het luid en duidelijk vanaf de bank. ‘Smoorverliefd.’ Michelle had het gezegd zonder op te kijken.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
Op de dag dat ik mijn beide ouders verloor, besloot ik om nooit meer van iemand te houden. Dat was het veiligst, het minst pijnlijk. Ik zag nog iedere dag de beelden voor me. De blauwe lichten. De mensen in uniform. Ambulancebroeders die hun hoofd schudden en een laken over de lichamen leggen. Eerst over het lichaam van mijn vader, vlak naast de auto. Dan over dat van mijn moeder, aan de voet van een boom – een eik, geloof ik. Ik weet het niet precies, ik ben er nooit meer geweest. Nooit meer over dat weggetje gereden. Ik zag het gebroken glas van de voorruit, de bloedspetters op het dashboard, op mijn kleding, mijn gezicht, in mijn haren. Ik keek ernaar als een toeschouwer, een buitenstaander. Er waren beelden, mensen. Geluiden, van scheurend blik, van brekende lichamen. Van de sirenes, het kalme overleg. De beelden waren er, ze bestonden, maar ze maakten niet deel uit van mijn leven. Ik kon er naar kijken zoals ik naar een film kijk. Afstandelijk, niet van mij. Het was niet mijn moeder wier lichaam tegen een boom bijna in tweeën knakte. Het was niet mijn vader die, met een gespleten schedel, zijn laatste adem uitblies. Het waren slechts mensen uit de film, acteurs die ver bij me vandaan stonden. Niemand, behalve de aanwezige personen van de ambulancedienst en de politie, wist dat ik degene was die reed. Dat ik degene was die de dood van deze mensen op z’n geweten had. Tegenover familie en vrienden heb ik altijd gezwegen over het ongeluk, over de precieze toedracht, over mijn handen aan het stuur. Mijn ouders waren verpletterd, uiteen gereten, terwijl ik aan het ongeluk slechts een gebroken pols en een diepe snee in mijn wang overhield. Iedereen zou me erom haten. Had Petra maar achter het stuur gezeten, in plaats van ik. Dan hadden ze nog geleefd. Mijn ouders wilden graag verhuizen naar een appartement. De royale vrijstaande woning waarin ze woonden, werd te groot voor ze. Mijn ouders deden een aantal bezichtigingen, samen met Petra, maar de perfecte plek zat er nog niet tussen. De makelaar regelde een aantal nieuwe bezichtigingen bij appartementen in de buurt, iets boven de prijsklasse waarin mijn ouders wilden kopen. Ze besloten te gaan kijken. Er kan altijd wat van de prijs af, zei de makelaar nog. Soms vervloek ik hem. Als hij niet zo had aangedrongen… Mijn ouders vroegen mij die dag mee te gaan. ‘Een paar extra ogen kan geen kwaad’, zei mijn vader. Toen we wilden instappen gooide hij mij de autosleutels toe. ‘Ik heb altijd al een chauffeur willen hebben.’ Hij lachte. Ik zie hem af en toe in mijn dromen met steeds diezelfde lach.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
Mijn vader kreeg de schuld. Iedereen ging er automatisch vanuit dat hij had gereden. Zelf voelde ik niet de behoefte om de waarheid te vertellen. Hij was toch al dood. Met mij had iedereen medelijden. Mensen vonden het vreselijk voor me dat mijn ouders voor mijn ogen waren gestorven. Wat moet dat met je doen, vroegen ze zich af. Zij was er bij, fluisterden mensen in de supermarkt. Wat erg moet dat zijn, om in één klap je beide ouders te verliezen. Zo jong nog. Ja, het was erg. Heel erg. Verschrikkelijk zelfs. De eerste jaren na het ongeluk lukte het me niet om normaal te functioneren. Ik leefde met een gat in mijn hart. Kwam amper mijn bed uit, opende mijn gordijnen niet eens. Zolang het donker bleef in huis, was het goed. In het donker en in de stilte kon ik mijn gevoelens uitschakelen. Bij daglicht zag ik de kleuren, hoorde ik de klanken en voelde ik de dingen die ooit deel hadden uitgemaakt van mijn gelukkige leventje. Ik kon die beelden uit mijn verleden niet langer verdragen, ze schroeiden mijn ziel kapot. Al gauw zag ik niemand meer uit mijn leven van vóór het ongeluk. Vrienden belden me niet meer, familie liet me in de steek. Ik was alleen. Soms praatte ik met Petra en op die momenten haatte ik mezelf meer dan ooit. Wat ik haar had aangedaan, zonder dat ze het wist. Ik wilde dat ik het tegen haar kon zeggen: ‘Sorry Petra, het is mijn schuld. Mijn fout. Ik liet dat dropje vallen. Ik ging er naar op zoek. Ik zorgde ervoor dat we van de weg raakten en tegen een boom knalden. Ik was het. Iedereen is dood door mij.’ Maar dat kon ik niet.
Langzaam maar zeker raakte ik leeg. Totdat ik op een dag niet meer kon huilen. Alles was op. Verdwenen. Langzaam waren de verscheurdheid en het verdriet overgegaan in gevoelloosheid. Ik was een leeg omhulsel geworden, maar daar kon ik mee leven. Het was de enige manier om te leven. Te overleven. Ik besefte dat als je verantwoordelijk bent voor de dood van iemand anders, het allemaal niets meer uitmaakt. Je hebt het ergste al gehad, je hoeft voor niets meer bang te zijn. Voor niets en voor niemand. Het maakt niet meer uit wat je doet en wie je kwetst, want het kan nooit meer erger. Toen ik dat wist, opende ik mijn gordijnen. Ik besloot weer naar buiten te gaan, weer deel te nemen aan de wereld. Ik was een pop die toevallig nog wist hoe ze moest functioneren. En dat deed ik. Ik hield me staande op de goede manieren die mijn ouders me hadden bijgebracht. Daardoor wist ik hoe het hoorde, hoe ik me moest gedragen, wat ik kon zeggen in bepaalde situaties. Maar het gevoel dat erbij paste, had ik niet. Als ik zei dat ik met iemand meeleefde, zei ik het omdat dat het juiste was om te zeggen, niet omdat ik het zo voelde. Ik voelde
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
namelijk helemaal niets meer. Geen verdriet. Geen woede. Geen blijdschap. Zo leefde ik jarenlang, als een dode in een wereld die volop ademt. Het bracht me ver. Ik maakte al jong carrière in de reclamewereld, was de beste in mijn soort. Werk werd mijn uitlaatklep, dat had geen emoties nodig. Ik kon met een stalen gezicht producten verkopen waarvan ik wist dat ze schadelijk waren. Het deed me allemaal niets. Tot die ene dag. Zij maakte me wakker, Jessica, een stagiaire bij Darby & Deans. Eenentwintig jaar en mooi. Niet bloedmooi, zoals mannen dat kunnen zeggen, maar mooi. Lang en slank. Kastanjebruine krullen tot halverwege de rug, sproetjes op haar neus, grote bruine ogen met van die lange wimpers. Een bambi. Jessica stond met onze directeur Sjoerd te praten. De zon scheen door de ramen naar binnen, precies op die plek waar Jessica stond. Haar haren kregen een prachtige gloed en ineens leek ze een engelachtige verschijning. Zij en Sjoerd maakten grapjes. Ik kon ze vanachter de glazen deur waar ik stond niet horen, maar het was te zien aan hun mimiek, aan de luchtigheid die om hen heen hing. Ik bleef lang genoeg staan kijken om te zien hoe Jessica haar hoofd in de nek gooide en lachte. Dat plaatje… Zo zorgeloos… Zo… Alsof ik door de bliksem werd geraakt. Voor het eerst in lange tijd, voelde ik iets, een splintertje. Het had niets met liefde te maken, eerder met afgunst. Wat Jessica had, wilde ik ook. Ik wilde zijn wie zij was, een wezen met gevoel. Menselijke gevoelens. Ik wilde weer weten hoe het is om blij te zijn. Of gelukkig. Ik wilde weer ergens om kunnen huilen, me boos maken. Soms zelfs bang zijn. Maar hoe? Hoe kreeg ik mijn gevoel terug? Hoe haalde ik de dood uit mijn ziel? Jessica kon ik niet meer zien. Zij moest weg, weg bij Darby & Deans. En dus zorgde ik ervoor dat haar stage voortijdig afliep. Ik liet iedereen geloven dat Jessica een harde schijf met ontwerpen had gestolen en het was klaar. Bambi kon vertrekken. Toen Jessica weg was, kon ik me volledig concentreren op mezelf. Ik probeerde van alles uit. Alles om mezelf maar te kunnen laten voelen. Ik stak naalden in mijn huid, in mijn armen, mijn benen. Steeds een stukje dieper. Ik draaide ze rond, liet ze even verder weer boven komen. Maar er gebeurde niets. Ja, er was die lichamelijke pijn, maar in mijn hoofd bleef het stil. Ik liep dagenlang over begraafplaatsen, om de stenen van de doden te bekijken. Het vaakst ging ik langs de kinderen. Dan las ik hun namen hardop, terwijl ik me probeerde voor te stellen hoe ze waren doodgegaan. In gedachten zag ik doodzieke kindjes in ziekenhuisbedden, vastgeketend aan allerlei apparaten. Ik zag kindjes die eenzaam stierven in hun wiegje, terwijl hun ouders lagen te slapen. Ik zag jongetjes en meisjes die onder een auto
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
liepen en werden vermorzeld. Ik probeerde me in te leven in de ouders die hun kindje moesten missen. De pijn en het verdriet die daarmee gepaard gingen. De hulpeloosheid, de onmacht en de woede. Nog steeds gebeurde er niets met me. Er was meer nodig. Ik begon kleine dieren te doden. Eerst insecten, zoals spinnen en kevers. Ik trok hun ledematen uit, stak dezelfde naalden die ik eerder in mijn eigen huid had gestoken door hun lijfjes, stampte ze plat. Maar ze deden me niets, de vogeltjes en de knaagdieren ook niet. Zelfs de aanblik van een ontveld konijntje met uitgestoken ogen liet me koud. Van binnen was ik nog zo dood als wat. Het gekke is dat ik er niet meer mee kon stoppen. Zo nu en dan moet ik een naald in mezelf steken of een dier slachten. Het is een soort verslaving geworden. Een onbedwingbare gewoonte.
Mijn leven werd geleid door onverschilligheid. En dat had zo zijn consequenties. Ik was dertig en helemaal alleen. Ja, ik had een mooie baan en een fijn huis – het huis van mijn ouders, maar daarmee hield het op. Echt contact met mijn collega’s of buren had ik niet, laat staan met mijn familie. De vrienden die ooit deel uitmaakten van mijn leven, waren al lang geleden vertrokken. Ik besefte dat ik mensen om me heen nodig had. Vrienden die van me hielden en van wie ik zou kunnen houden. Als ik weer mensen om me heen heb, zo dacht ik, komt alles goed. Dan begin ik vanzelf weer te voelen, te leven. Ik nodigde mensen bij me thuis uit. Collega’s, klanten die ik kende van het werk, buren. Via datingsites had ik contact met mannen, heel veel mannen. Ik sliep met ze en wees ze vervolgens de deur omdat ze me niet gegeven hadden waar ik naar zocht, zelfs al smeekten sommigen om bij me te mogen blijven. Iedere mogelijkheid tot contact greep ik aan. Allemaal in de hoop dat er iemand zou blijven hangen met wie ik een langduriger vriendschap kon opbouwen. Het lukte me uiteindelijk om een vriendinnengroep samen te stellen. Abby, Michelle en Faiza zijn zorgvuldig door mij uitgekozen, zonder dat ze dat zelf weten. Abby kende ik via mijn werk. We huurden haar wel eens in voor wat tekstklussen. Toen ik merkte dat ze verder niet veel om handen had, besloot ik haar bij me thuis uit te nodigen. Het werkte, want al gauw zagen we elkaar iedere week. Michelle kwam er ongeveer een halfjaar later bij, toen ik voor een kleine ingreep naar het ziekenhuis moest. Michelle was degene die me verpleegde. Het kon niet anders dan dat ze weinig vriendinnen had. Een type als Michelle werkt je al gauw op de zenuwen. Ik had gelijk. Michelle was dolenthousiast toen ik haar voor een etentje uitnodigde om haar te bedanken voor alle goede zorgen. Ze gaf nog wel aan dat het eigenlijk niet mocht vanwege de beroepscode, maar ze kwam toch. Die avond nodigde ik ook Abby uit en het
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
klikte voor geen meter tussen die twee. Iedere keer als Michelle vroeg om nóg een appelsap, draaide Abby met haar ogen. Dat gebeurde overigens al toen bleek dat Michelle haar eigen bestek had meegenomen en, voor ze ging zitten, mijn lederen eetkamerstoelen afnam met een vochtig doekje. Ik had het zelf niet beter kunnen verzinnen. Mijn vriendinnen mochten niet te close worden. Ik moest de belangrijkste schakel blijven. Faiza ontmoette ik bij de slager bij mij in de buurt. Ik had haar daar al een paar keer eerder gezien en haar goed geobserveerd. Iedere keer kocht ze voor een heel weeshuis aan vlees, maar iets in me zei dat ze alleen was. Uit haar ogen sprak een soort treurigheid, die verdween toen ik haar aansprak en vroeg naar wat recepten. Niet lang daarna kookte ze een Marokkaanse tajine voor Abby, Michelle en mij, nu zo’n zes jaar geleden. Ik had mijn vriendinnengroep compleet. Dit waren de vrouwen die me mijn gevoel moesten teruggeven, die me – zonder dat ze het zelf wisten – gingen helpen weer een normaal leven op te bouwen. Zo had het moeten zijn. Maar er gebeurde niets. Weinig althans. Al die jaren dat Michelle, Abby, Faiza en ik een kwartet vormden kwamen mijn gevoelens maar niet op gang. Ik vond het vaak niet eens leuk om ze te zien, deed ‘gezellig’ omdat het zo hoorde, omdat ik – tegen beter weten in – hoopte op meer. Maar het sloeg allemaal nergens op. Het was net als met de dode dieren en de naalden in mijn huid, ze hadden totaal geen nut. En toch bleef ik ze gebruiken. Als een junkie. Waarom ik het zo lang heb laten duren, weet ik niet. Misschien wel omdat ik te moe was om opnieuw iets aan mijn leven te veranderen, misschien wel omdat het een gelegitimeerde manier was om mijn vrije tijd door te brengen. Het feit dat ik op mijn werk tenminste iets te vertellen had na het weekend… Ik weet het echt niet. Maar ik wist dat er iets moest veranderen, anders was al mijn moeite voor niets geweest. Ik kon dit niet nog eens jaren volhouden; de drang om te kunnen voelen werd steeds groter, bijna onbeheersbaar. Ik wilde zo graag een normaal leven dat ik er alles voor over had. Ik verzon een verhaal over Petra en Freddy. Over hoe hij haar bedonderde, hun bankrekeningen plunderde en haar uiteindelijk met een torenhoge schuld achterliet. Mijn vriendinnen geloofden me. In werkelijkheid was Freddy een geweldige man voor Petra geweest. Trouw, zorgzaam, bescheiden. De steunpilaar voor mijn zus. Freddy was een lieverd, een goedzak, terwijl ik een gedrocht van hem maakte, een afschuwelijk wezen. Geen van de meiden was zo slim om mijn verhaal te checken, om Petra te bellen, Freddy op te sporen om met eigen ogen te kunnen zien hoe vreselijk hij was. Nee, ze geloofden me op mijn woord. En achteraf, nu alles zo is gelopen hoe het is gelopen, heb ik daar spijt van. Ik had het nooit mogen doen, ze nooit zo mogen misleiden. Maar het was op
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
dat moment voor mij de enige optie om nog wat van mijn leven te maken. Althans, zo zag ik het toen. Ik wilde zien wat er met hen gebeurde als we spraken over het ergste wat een mens kan doen: een ander doodmaken. Ik wilde zien hoe hun gezicht stond, hoe hun lichaamstaal was, hoe ze zich van binnen voelden als ze zelf op het punt stonden iemand te doden. Ik had echte emoties nodig, de meest diepgaande en primitieve emoties die je je maar kunt voorstellen, zodat ik het van ze kon afkijken. Rauwe angst, giftige woede, diepgeworteld verdriet. Ik wilde het van mijn vriendinnen afkijken, zodat ik ze kon imiteren en die emoties uiteindelijk een deel van mezelf zouden worden. In het begin was het nog wel vermakelijk, de avond waarop ik het idee van de club introduceerde. We aten in Fellano en alle drie praatten ze met me mee. Ze vonden allemaal dat Freddy de dood verdiende en met hem nog vele anderen. Het was vrij gemakkelijk om ze tot dat standpunt te krijgen. Mensen zijn nu eenmaal zo simpel. Vertel een vreselijk verhaal en een oordeel is geboren. Ik had het gezien na het auto-ongeluk met mijn ouders. Zonder de juiste toedracht te kennen, gaf iedereen mijn vader de schuld. Abby, Faiza en Michelle zagen wat ze wilden zien. Ze geloofden wat ze wilden geloven. Dat het zo gemakkelijk ging, had ik nooit verwacht. Van Michelle, ja. Maar van Faiza en Abby… Oké, Abby sputterde in eerste instantie tegen, maar ik wist haar over te halen mee te doen. Ik wist dat ze voor geen goud buiten de groep wilde vallen. Na haar geflopte roman en met haar ingewikkelde relatie met Cas had ze steun nodig. Vrienden. Met Faiza was het misschien wel net zo. Ze zag haar ouders niet en had, behalve ons, verder niemand. En dus bleven ze meedoen, zelfs toen de dood steeds dichterbij kwam. Toen Faiza opperde dat we moesten oefenen, bij voorkeur in het buitenland, wist ik dat het goed zat. Ik observeerde de rest terwijl we dobbelden om wie Baptiste, mijn Franse buurman, moest omleggen. Faiza leek onaangedaan, Michelle neurotisch en Abby zenuwachtig. Nooit meer vergeet ik Abby’s gezicht toen bleek dat zij het dobbelspel had verloren, en dus voor het doden van Baptiste opdraaide. Het was een mengeling van wroeging en zelfverwijt. Alsof ze het zichzelf kwalijk nam dat ze in deze situatie was beland. Misschien was dat ook wel zo. Ze had ieder moment kunnen afhaken, kunnen zeggen dat ze niet verder ging met het hele plan. Maar ze deed het niet. Geen van allen deden we het. Niemand zei dat onze plannen niet oké waren, allemaal lieten we het gebeuren, en ondertussen probeerde ik iets te voelen. Maar ik bleef zonder emoties. Daarom moest ik nog een stap verder gaan. Ik had meer nodig dan alleen de emoties van mijn vriendinnen die vrijkwamen bij de gedachte dat ze iemand gingen vermoorden. Nu moesten ze het ook daadwerkelijk gaan doen. Iemand
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
doodmaken. De gevoelens zouden daarmee nog echter worden. De reis naar Frankrijk was in eerste instantie een farce, een spelletje. Om het allemaal echt te laten lijken. In Frankrijk zou ik het zo spelen dat de moord niet door hoefde te gaan. Tenminste, dat was mijn plan. Maar toen ik in de auto op weg naar Frankrijk nog altijd niets voelde, besloot ik om door te zetten. Om het echt te laten gebeuren. Ik wilde zo graag iets voelen, zo verdomde graag. Daarom liet ik het gebeuren. Ik liet Abby Baptiste vermoorden. Maar zelfs toen. Zelfs toen Abby ons vertelde dat ze Baptiste om het leven had gebracht, deed het me niets. Helemaal niets. Ik kon niet rouwen om mijn Franse buurman. Ik kon geen verdriet voelen om Liliana en de kinderen. Ik had nog altijd geen normaal leven. Omdat ik ongeduldig werd probeerde ik vaart achter het project te zetten, de volgende moorden zo snel mogelijk te laten uitvoeren. Dat iemand mijn naam op een van de lootjes had geschreven, bevestigde dat ik op de goede weg was. Een van mijn vriendinnen wilde de boel saboteren, verwachtte dat ik onze plannen zou afblazen als ik mijn eigen naam op een lootje zou zien. Dat betekende dat er angst in het spel was, weerzin. Precies wat ik nodig had. Ik deed alsof het me woest maakte, alsof het me ten diepste kwetste, maar in werkelijkheid vond ik het een goede ontwikkeling. Dat Michelle vervolgens in Jelgersstate werd opgenomen, was minder goed. Ik was bang dat ze alles zou verpesten, mijn missie, mijn kans op een normaal leven in gevaar zou brengen. En dus zocht ik haar op. Maar Michelle sprak niet. Geen woord. Ondertussen probeerde ik de club voort te zetten. Om de boel nog geloofwaardiger te maken, kocht ik de halve kringloopwinkel leeg en stalde de spullen in mijn huis. Bij een boer kocht ik kippen, ik leende de papegaai van de buurvrouw. Uit het asiel haalde ik drie katten. De meiden moesten weten dat het menens was. Ze moesten de gevolgen onder ogen zien van de daden van een van de mannen op onze lijst. Hoe kan het dat ik nooit heb ingezien dat ik de verkeerde weg koos? ‘Ik hou van je, Lisa.’ Bij die woorden van Faiza brak er iets in me. Het was alsof ik mijn ouders hoorde praten. Ze hadden het zo vaak tegen me gezegd. Toen ik nog klein was, voor ik ging slapen. ‘Ik hou van je, lieve Liesje’, fluisterde mijn vader dan in mijn oor. ‘Tot aan de maan en terug.’ Nu hoorde ik hem opnieuw. Niet de acteur van het ongeluk, maar mijn echte vader. De vader van toen mijn leven nog normaal was. Met die vier simpele woorden kwam alles wat ik al die jaren had weggestopt terug. Als in één grote stroomstoot. Mijn lichaam vulde zich met emoties, liep over. Ik wist niet wat er met me gebeurde, huilde aan één stuk door. Faiza probeerde met me te praten, maar ik kon het niet. Ik stuurde haar weg en meldde me ziek van
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Lisa deel 17
mijn werk, iets wat ik in al die jaren nog nooit had gedaan. De dagen erna liet ik alles binnenkomen. Toen besefte ik dat ik de club moest stoppen. Meteen. Ik had het al veel te ver laten komen. Eén van mijn vriendinnen had zelfs iemand vermoord, dácht ik toen nog, de ander zat opgesloten in een kliniek. Wat had ik gedaan? Ik probeerde uit alle macht bij Michelle in de buurt te komen. Zij was het meest belangrijk. Van Faiza en Abby wist ik dat ze niet zouden praten, met niemand. Maar Michelle… Wat als ze in Jelgersstate had verteld over de club en de moord op Baptiste? Dat zou verschrikkelijk zijn, vooral voor Abby. Ineens besefte ik wat ik had gedaan, wat ik de rest had aangedaan. Dat ik had gespeeld met hun levens, als een gewetenloos monster. Hoe kon ik weten dat het nog veel erger zou worden?