De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
Lisa’s Franse huis was koud, donker en vochtig. Het rook er muf, naar schimmels. De luiken mochten niet open, de houtkachel niet aan; Liliana zou de rookpluimen die uit de schoorsteen kwamen onmiddellijk opmerken, verzekerde Lisa ons. En dan zou ze in no time voor de deur staan. Lisa kon namelijk niet een voet over haar Franse drempel zetten of de buurvrouw stond op de stoep, klaar om haar verdriet te delen. De auto parkeerden we in de garage die we van binnenuit met een groot kettingslot afsloten. Het enige licht dat we van Lisa mochten gebruiken was kaarslicht. De stroom bleef uitgeschakeld, op die manier kon niemand de fout ingaan. Toen Michelle fluisterend vroeg of we wel mochten praten of dat we beter via briefjes of gebaren konden communiceren, ontstak Lisa in giftige woede. Een woede die Faiza snel wist te temperen met een tas vol zelfgemaakte Marokkaanse hapjes, drie flessen rood en een pak appelsap. Mijn drie vriendinnen ploften, na een grondige schoonmaakbeurt van Michelle – ‘Vooral de lichtknopjes en de deurkrukken zijn een bron van bacteriën’ – neer aan de keukentafel en babbelden alsof er niets aan de hand was, alsof we een verjaarspartijtje vierden, of de langverwachte ontmaagding van Faiza. Het was er trouwens ooit bijna van gekomen, die ontmaagding. Met Chris, een ex van Lisa. Faiza had hem, na maanden lobbywerk van Lisa, zover gekregen dat hij met haar mee naar huis ging, zijn kleding uittrok, in haar bed kroop. En daar was het gestopt, had Faiza – met het zweet op haar voorhoofd – bekend. Ze had hem naar huis gestuurd. ‘Was je in de war of zo?’, reageerde Michelle. ‘Dit was dé kans om je-weet-wel te doen!’ ‘Ja man’, voegde ik eraan toe. ‘Waarom heb je het niet gedaan?’ ‘Omdat hij een piemel had zo groot als een zilverui!’, schreeuwde Faiza. ‘Zo eentje’, benadrukte ze terwijl ze haar duim en wijsvinger op een centimeter afstand bij elkaar vandaan hield. ‘Bij Allah, dat wil toch niemand?’ Allemaal keken we naar Lisa. Zij wist het, van die zilverui. Waarom had ze niets gezegd? Lisa had haar schouders opgehaald. ‘Ach, ik dacht… voor een eerste keer…’ De avond liep op ruzie uit. Faiza was niet te houden. Wat Lisa wel niet dacht, hoe ze het in haar botte kop haalde, ze was toch zeker wel meer waard dan een piemel van een centimeter? Enzovoorts. Nu zaten we in Frankrijk, en dacht ik aan de bijna-ontmaagding van Faiza. Aan zilveruien. Aan piemels van een centimeter. Alsof we niet op het punt stonden een leven
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
kapot te maken. Ik nam mijn vriendinnen één voor één in me op. Voelden ze dan niets? Waren ze niet bloednerveus? Deed het ze dan helemaal niets? Of speelden we stuk voor stuk hetzelfde toneelstukje? Deden we alsof en lachten, kletsten en dronken we onze aanstaande daden weg? Vraten we ze op, tegelijk met de couscous en de tajine? Wat je niet ziet, bestaat niet. Was dat het? Ging het zo? Ik durfde mijn vragen niet te stellen, ik kreeg sowieso geen woord mijn strot uit. Wat viel er ook te zeggen? We waren hier om iets gruwelijks te doen, om ons dronkenmansplan tot leven te wekken. Om de held uit te hangen, te zwijgen en het weg te giechelen, zodat we er niet over na hoefden te denken en ons niet hoefden te schamen. We zouden toasten op een geslaagde trip, terwijl we de dood wegstopten in het achterkamertje van onze hersenen. Te trots om toe te geven dat we een stommiteit begingen.
Het leek onomkeerbaar. ‘Wie A zegt moet ook B zeggen.’ Was dat nu de stem van Cas? Ook hij nog. Wat moest hij in mijn hoofd? Flikker op, schreeuwde ik inwendig tegen hem. Alsof jij verstand hebt van A en B. In mijn lijf laaide een brandende woede op. De aanblik van mijn feestvierende vriendinnen maakte het nog een graadje erger. Lisa met haar geniepige oogjes, domme, naïeve Michelle en de vraatzuchtige Faiza. Misschien waren zij wel degenen die dood moesten. Een gloeiendhete massa schoot door mijn lichaam. Ik moest mijn best doen om kalm te blijven en niet alles in één klap van tafel te maaien. Mijn hart beukte tegen mijn borst die bijna uit elkaar spatte van razernij. Ik sloot mijn ogen en balde mijn vuisten. ‘Rustig blijven, Abby, rustig blijven’, zei ik zachtjes tegen mezelf. Ik zag voor me hoe ik de flessen wijn stuk sloeg tegen de kasten, hoe ik de hapjes uitsmeerde over de ramen. Hoe ik schreeuwde, schold en vloekte, de meubels vernielde. In gedachten rukte ik Lisa’s lange blonde haren uit haar schedel, trapte ik de knieën van Michelle stuk en beukte ik Faizas bolle kop tegen de koelkast. Dat zou ze leren. Er doken messen op in mijn gedachten, honderden messen. Stuk voor stuk met een lang en blinkend lemmet. Ik hield ze vast, allemaal, stak ermee in het rond, als een wilde, een bezetene. Er was bloed. Spetters, golven, fonteinen. De muren besmeurd, plassen op de vloer, strepen op het plafond. Binnen no time veranderde het Franse vakantie-onderkomen in een slachthuis. Overal lagen lichaamsdelen; handen, vingers, hoofden met van pijn vertrokken gezichten en uitgestoken ogen. Vliegen zoemden door de broeierige ruimte, lieveheersbeestjes
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
plakten vast in het dikke, stroperige bloed, verzopen erin. Ik kon het ruiken, de geur van rottend vlees. De scherpe lucht drong door tot in mijn hersenen, maakte me misselijk. ‘Hier, eten.’ Faiza drukte een deegrolletje met vlees tegen mijn lippen. Het liefst had ik met mijn tanden haar vingers eraf gescheurd, maar ik dwong mezelf om normaal te doen. Ik nam het rolletje aan en beet er een klein stukje van af. De geur die ik anders zo heerlijk vond, maakte me razend. Het slachthuis. Ik rook alleen nog maar het slachthuis. Ik kreeg het hapje niet weg, ik kreeg helemaal niets meer weg. Zo onopvallend mogelijk stak ik de rest van het rolletje in mijn broekzak. Ik had geen zin in gezeur. Ook de wijn die Michelle met een zwierig gebaar voor me inschonk liet ik onaangeroerd. Het voelde alsof mijn keel werd afgeknepen, alsof iemand mijn slokdarm had vermorzeld. De duizelingen in mijn hoofd probeerde ik te negeren. Ik mocht niet omvallen. Om mijn plan te kunnen uitvoeren moest ik scherp blijven, mijn kop erbij houden, me niet verliezen in destructieve hersenspinsels. Zij wilden zo graag een moord? Prima, dan kregen ze een moord. Eentje die nog lang in hun geheugen zou na spetteren. En daarom repeteerde ik in gedachten de moord op Baptiste, voor de zoveelste keer. Ik wilde niet denken aan alles wat mis kon gaan. Ik mocht niet denken aan alles wat mis kon gaan. No way. Als ik wilde dat mijn plan ging slagen, moest ik erin geloven. Ik moest het als topsport benaderen. Topsporters visualiseren hun successen. Ze sluiten hun ogen en maken die ene belangrijke goal, schaatsen die race meter voor meter met perfecte slagen, springen die sprong met de techniek uit het boekje. Ik sloot mijn ogen en zag Baptiste voor me. Lisa had me verteld dat hij een klein mannetje was van amper zestig kilo. ‘Kun je gemakkelijk hebben’, zei ze, doelend op mijn een meter negenentachtig. ‘Twee keer blazen en hij is weg.’
Ik schrok van het geluid van mijn eigen telefoon. Snel keek ik op het schermpje. Cas. Ik aarzelde. ‘Neem je niet op?’ Lisa knikte naar de plek op tafel waar mijn mobiel lag te trillen. Met de vlammen in mijn borst haalde ik mijn schouders op. ‘Geen zin in.’ Hoe dan ook, ik kon nu niet met hem praten. Hij zou onmiddellijk doorhebben dat ik niet in Zeeland was voor een schrijfretraite.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
‘Het is toch je liefje’, zei Michelle met een blik op het scherm. ‘Wil je niet met hem praten? Hebben jullie soms ruzie of zo?’ Ze beet een korst van het door haar zelfgesmeerde broodje. Van de hapjes van Faiza at ze niet. Michelle at niets van wat Faiza had klaargemaakt. ‘Als jij hem niet neemt, neem ik hem’, zei Faiza en ze viste de mobiel van tafel. Razendsnel trok ik het apparaat uit haar hand vandaan, stond op en liep naar de woonkamer terwijl ik met mijn duim over het schermpje veegde. ‘Hoi’, zei ik schor. ‘Je bent er niet’, zei Cas emotieloos. Geen begroeting. ‘Hoe bedoel je?’, vroeg ik liefjes. Mijn hart sloeg over, mijn hals werd warm. ‘Je weet toch dat ik in Zeeland zit? Mijn schrijfweekend, weet je nog? Lara had het voor me geregeld en…’ ‘Ik heb Lara gesproken’, viel Cas me in de rede. ‘Dat hele Zeeland-verhaal is onzin. Geen gelul nu. Waar zit je?’ Ik moest gaan zitten, mijn knieën begaven het bijna. Wat moest Cas met Lara? Traag zeeg ik neer op één van de stoelen. De vingers van mijn linkerhand begroef ik in het witte leer van de leuning. Wat moest ik zeggen? ‘Nou?’ Dit was Cas op z’n bijna woedendst. Ik kende hem. Als hij maar niet ging schreeuwen. ‘Frankrijk’, fluisterde ik. ‘Wel godverdomme, wáár?’ ‘Frankrijk’, antwoordde ik. ‘Ik eh… Ik heb hier iets belangrijks te doen.’ Ineens flitste het door mijn hoofd. Ik kon het nu zeggen. Ik kon nu zeggen wat er aan de hand was, wat voor achterlijk plan mijn vriendinnen en ik hadden bedacht. Wat ik op het punt stond om te gaan doen. Cas zou razend worden, me sommeren onmiddellijk in de auto te stappen en naar Nederland te rijden. En ik zou gehoorzamen. Naar huis gaan. Baptiste laten leven. En dat was dan het einde van de club. Het einde van het zwijgen, de leugens en de rotte plannen. Mijn god, wat stelde dat idee me gerust. ‘Hoi Cas. Alles goed?’ Ik had niet eens gemerkt dat Lisa de mobiel uit mijn hand had getrokken, of dat ze überhaupt naast me was komen staan. Ik wilde overeind komen, de telefoon weer terugnemen, maar Lisa drukte me terug in de stoel. Ondertussen sprak ze tegen Cas. ‘Met Lisa, een vriendin van Abby. We hebben elkaar nog nooit ontmoet, maar je hebt vast wel over me gehoord. Ik ben accountmanager bij Darby & Deans, je weet wel, dat grote
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
reclamebureau? Oh, nou, geeft niets. Luister, Abby is bij mij in Frankrijk. Ik heb haar hier mee naartoe genomen omdat het niet goed met haar gaat. Abby heeft een depressie, Cas.’ Oh mijn god. Nee! Ook dat nog! Hoe ze het alleen al zei. Abby heeft een depressie, Cas. Die toon! Moest ik dit toestaan? Kon ik ingrijpen? Mijn lichaam voelde inmiddels aan als een spekje, in actie komen was zo goed als onmogelijk. Onverstoord ging Lisa verder: ‘Ik wilde je nog bellen, maar het was allemaal zo ontzettend hectisch dat ik er nog niet aan toe ben gekomen. Ik durf Abby geen moment uit het oog te verliezen, bang dat ze... Nee laat maar. Maar maak je geen zorgen hoor. Er is een verpleegster bij ons, samen zorgen we goed voor Abby. Mocht er wat zijn, dan bel ik je. We verwachten dat Abby een paar dagen nodig heeft om tot rust te komen. Nee, klopt, ze heeft het ook niet gemakkelijk gehad de laatste tijd.’ Wat lulde ze nou? Niet gemakkelijk gehad? Waar hád ze het in jezusnaam over? Lisa wist helemaal van niets! Niemand wist ervan! Zelfs Cas wist van niets. Lisa… wist ze het? Kon ze het aan me zien? Kon iedereen aan me zien dat ik een grote mislukkeling was? Dat het al maandenlang stokte binnen in me? Zo duidelijk? ‘Ja, prima Cas. Fijn dat je zo bezorgd bent.’ Bezorgd? What the fuck? Sinds wanneer was Cas ergens bezorgd over? Dat woord kwam niet eens voor in zijn woordenboek! ‘Je bent een fijne man, Cas. Abby mag in haar handjes knijpen met een partner als jij. Het doet me deugd dat er nog mannen als jij bestaan.’ Het doet me deugd… Werkelijk, hoe kwam ze er op? Ze flirtte gewoon met hem! Met mijn man! ‘Nee, je hoeft deze kant niet op te komen, lief van je, maar we redden het wel.’ Die klootzak! Alsof hij ooit in zijn hele leven de moeite zou nemen om voor mij naar Frankrijk te rijden. Ze speelden een spel, beiden. Het spel van de leugens, van de ongemeende bezorgdheid. Wat walgelijk. ‘Prima. Ja hoor, jij kunt mij ook altijd bellen als er wat is.’ Lisa gaf Cas haar telefoonnummer en hing op, drukte de mobiel in mijn hand en zei: ‘Kom, we gaan naar bed.’ Voordat ik iets kon zeggen, liep ze de kamer uit. Ik had haar bij haar kladden moeten pakken, haar ter verantwoording moeten roepen. Ik had haar moeten vragen of ze godverdomme gék was geworden? Hoe ze het in haar idiote harses haalde om mijn man zulke leugens op de mouw te spelden. In plaats daarvan liep ik haar achterna de keuken in en ging zitten. Mijn armen over elkaar. Dat was mijn vorm van protest. Sterk hoor.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
‘Moet je wel even schoonmaken’, wees Michelle naar mijn mobieltje. ‘Lisa gebruikt Carlage, dat wordt op dieren getest. Heel vies. Misschien zitten er nog stukjes kat in. Of hond. Hier.’ Ze schoof een pak vochtige schoonmaakdoekjes naar me toe en knikte, vroom als een priester. Ik duwde het pak van me af. ‘Dan moet je het ook zelf maar weten’, zuchtte ze terwijl ze de doekjes weer in haar tas stopte. ‘Het is jouw leven.’
Terwijl de anderen naar bed gingen, bleef ik zitten en rookte mijn pakje sigaretten leeg. No way dat Lisa mij ging vertellen hoe laat ik naar mijn bed moest. Niet na wat ze me zojuist had geflikt. Cas en zij, wat een stelletje leugenaars. Zouden ze het van elkaar weten? Wisten ze van elkaar dat de ander een theaterstukje opvoerde? Waarschijnlijk wel. Dat maakte alles nog veel erger. Rillend van de slaap en de kou hees ik mezelf een uur later dan de rest naar boven. Op de tast maakte ik mijn bed op. Lisa wilde geen kaarsen in de slaapkamers, bang dat we het huis zouden affikken. Met dat ‘we’ bedoelde ze waarschijnlijk Faiza, van wie ooit het appartement afbrandde nadat ze een avondje gezellig wilde doen. Ik bad maar dat er geen dode of levende beesten in het bed lagen. De vorige keer dat ik in Lisa’s huis logeerde, moest ik eerst een heel kerkhof aan dode insecten van de matras schudden, op het kussen vond ik verse muizenkeutels. Ik ging ervan uit dat dit nu niet veel anders was. Voor de vorm keerde ik de matras om en smeet het kussen in de hoek. Ik was blij dat ik mijn eigen slaapzak had meegenomen, geheel in Michelle-stijl, ook al vond Lisa dat onzin. Ze kon de pot op. In de kamer naast me lagen Faiza en Michelle te giechelen. Geen idee waar dat over ging. Waarschijnlijk lagen ze zich te verkneukelen bij het idee dat ik binnen twee dagen het onvermijdelijke ging doen. Want dat was het tijdsbestek waarin ik ‘operatie Baptiste’ moest voltrekken: twee fucking klote dagen. Ik kon ze wel wat aandoen. ‘Ben je daar eindelijk?’ Lisa. Ik schrok me te pletter. Ik had gehoopt dat ze al sliep, dat ik niet meer met haar hoefde te praten. Maar daar stond ze, als een spookverschijning in de deuropening. Haar silhouet was duidelijk herkenbaar. Slank, met de juiste rondingen, het lange haar over de schouders. Snel draaide ik me met mijn rug naar haar toe, hopend dat ze de boodschap begreep. ‘Bang voor morgen?’ Ik zweeg.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
‘Of overmorgen? Wanneer ga je het eigenlijk doen?’ Ze kwam naast mijn bed staan en porde me in mijn zij. ‘Ik moet het weten, Abby. Ik moet toch weten waar ik aan toe ben?’ Waar ging dit in jezusnaam over? Weten waar zij aan toe was? Zij? Ik had zin om Lisa op haar bek te slaan, maar ik bleef ongeroerd liggen. En ik zei niets. Lisa slaakte een diepe zucht en liep weg. ‘Tsjonge jonge, wat doe je toch altijd ingewikkeld. Doe een keer normaal.’ ‘Ja, en jij bedankt voor het verneuken van mijn huwelijk’, zei ik zachtjes. Abby, je taalgebruik! Ik hoor het mijn moeder nog zeggen. Lisa draaide zich hoorbaar om. ‘Zei je wat?’ ‘Nee, laat maar. Welterusten.’ Het volgende moment voelde alsof ik in een ravijn donderde. Mijn lichaam simuleerde een vrije val, waarop al mijn lichaamsfuncties even stil leken te staan. Het duurde even voordat ik mijn stem hervond. ‘Lisa?’ ‘Hm-mm.’ ‘Cas. Hij wist dat ik niet in Zeeland was. Hoe?’ Het bleef even stil, maar toen: ‘Weet ik veel. Ik ken die hele man toch niet. Hoe moet ik dat nou weten? Ik heb hem nog nooit van mijn leven gezien, dat weet je toch? Ik sprak hem vanavond voor het eerst. Dus ik heb geen idee. Hij heeft het me in ieder geval niet verteld, en ik heb er niet naar gevraagd. Ga slapen, Abby.’ Dit antwoord. Eigenaardig lang. Wist Lisa meer? Of zag ik spoken? Het was waar: ik had Cas nog nooit aan de meiden voorgesteld. Gedurende al die jaren dat Cas en ik samen waren, hadden mijn beste vriendinnen mijn man nog nooit gezien. Cas wilde het zo. Hij wilde onze liefde zuiver houden, haar niet laten ‘bevlekken door stoorzenders’. ‘Ons liefdesverbond bestaat uit twee mensen, Abby’, zei hij iedere keer als ik hem smeekte mijn vriendinnen te ontmoeten. ‘Cas Demeyere en Abigail van Loon. En niemand anders.’ En dan streek hij me met zijn ruwe handen geroutineerd over mijn haren, terwijl hij zijn lippen tegen mijn hals duwde. Ik antwoordde op mijn beurt door mijn hoofd achterover te gooien en zijn liefkozingen in ontvangst te nemen. Ik had het talloze keren geprobeerd en steeds was zijn reactie dezelfde. Het verbond. Onze namen. Zijn ruwe vingers door mijn haren, zijn lippen tegen mijn hals. De liefkozingen. De seks die erop volgde. Alsof we dit stuk hadden ingestudeerd en het regelmatig uitvoerden om de finesses niet kwijt te raken. ‘Oké.’ Het was alles wat ik kon zeggen. Doorvragen had geen zin. Lisa zou tot aan haar dood blijven ontkennen dat ze meer wist, of het nu wel of niet het geval was. Faiza en
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
Michelle hoefde ik het niet te vragen. Het zou niet eens in ze opkomen om Cas te benaderen. Niet slim genoeg, niet slinks genoeg.
Het lukte me maar moeilijk om in slaap te komen. Mijn hoofd was een vergaarbak van beelden en gedachten. Cas. Lisa. Vijftigduizend euro. Baptiste. Frankrijk. Moord. Een weduwe. Mijn jeugd. Sigaretten. Muffe lucht. Mijn debuut. Een klamme slaapzak. Faiza’s rijgedrag. Het eiland. De dood van mijn vader. Ik kon de gedachten niet stroomlijnen, ze niet stilleggen. Tegen het einde van de nacht moet ik toch in slaap zijn gevallen, want ik droomde. Ik droomde van Baptiste en de meisjes, van Liliana. Van een gelukkig gezin dat al picknickend en zingend door het leven ging. Ik droomde van mezelf en van de kettingzaag die ik met een harde stoot in de borst van Baptiste boorde, juist op het moment dat hij zich omdraaide om nog wat limonade voor zijn dochters te gaan halen. In mijn slaap kon ik de rondspattende ingewanden, de stukjes darm die op mijn gezicht belandden, voelen. Ik zag het smoelwerk van Baptiste, de verbijsterde uitdrukking. Vol ongeloof keek hij van mij naar de ravage die eens zijn borst heette en weer terug. Ik hoorde Amélie, Flóriane, Camile en Bernelle huilen, Liliana schreeuwde. En ik deed niets. Ik hield slechts de kettingzaag draaiende, die nog altijd als een razende tekeer ging in de borst van Baptiste. Het geluid drong door tot in mijn hele lichaam, ik kon de trilling van de machine tot in ieder bloedvat voelen. De moordmachine werd een verlengstuk van mijn lichaam, we waren één, alsof het nooit anders was geweest. Langzaam zakte het lichaam van Baptiste ineen. Zijn knieën knikten, zijn enkels braken, zijn linker heup schoot uit de kom. Baptiste crashte met een doffe klap op het gras. De kettingzaag stak nog altijd uit zijn borst, ratelend en sputterend. Ik zette mijn voeten aan weerszijden van het lichaam, deed mijn handen in mijn zij en boog me voorover. Ik wilde Baptiste begroeten met een glimlach, maar ik kon het niet. Mijn lichaam veranderde in ijs. Het was Cas die daar lag.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
Baptiste bleek inderdaad een miezerig ventje. Ik kon hem zien vanuit mijn schuilplaats in het bos, waar ik me sinds half zes die ochtend had verschanst met een verrekijker en een fles water. Al toen ik opstond, wist ik dat het een warme dag ging worden. De lucht voelde klam en drukkend en de thermometer die aan de zijkant van Lisa’s huis hing, wees al achttien graden aan. Mijn vriendinnen had ik niet verteld van mijn missie. Ze lagen nog te slapen toen ik vertrok. Ik moest dit zelf doen, mijn eigen plan trekken. Ze zouden het vanzelf merken als ik de klus had geklaard en het doelwit was uitgeschakeld. Baptiste lag op de oprit van zijn huis te sleutelen onder een auto, gekleed in een oude, grijze joggingbroek en dito trui. Zijn kleding, gezicht en handen waren zwart van het smeer, zijn haren vet. Ik kon hem bijna ruiken. Zo’n lucht van oud zweet die je onmiddellijk vloert als je er een snuifje van neemt. Je zult toch naast zo’n vent in bed moeten kruipen… Van Liliana en de kinderen ontbrak ieder spoor. Ik keek op mijn horloge. Kwart voor acht. Logisch, ze zaten vast nog aan het ontbijt. In gedachten zag ik voor me hoe Liliana zich met de vier slaperige meisjes rondom een goedkope houten eettafel posteerde. Een homp droog brood – dat veel te hard was voor kleine kindertandjes – en elk een glaasje melk, aangelengd met een scheutje water. Ik zag ze zitten in hun pyjamaatjes vol vlekken en gaten, hun dunne blonde haartjes als vogelnestjes op hun achterhoofd van weer een woelige nacht. Ik zag de bleke koppies, de magere lijfjes en de holle oogjes. Ik schudde de diepe treurigheid uit mijn hoofd en focuste weer op Baptiste. Hij had het er maar druk mee. Onder de auto. In de auto. Achter de auto. Zo nu en dan schudde hij opzichtig zijn hoofd, stak zijn handen in de zij en keek naar het voertuig, alsof het ging om een verloren object. Hij praatte tegen zichzelf, maar ik zat te ver weg om het te kunnen verstaan. Waarschijnlijk praatte hij zichzelf moed in. Hoe kon het ook anders, met zo’n hoop roest voor je neus? Ik had niet veel verstand van auto’s, maar iedere debiel kon zien dat dit exemplaar niet meer te redden was. Hoe lang zou het duren voordat Baptiste de moed opgaf? Hoe lang zou hij aan dit wrak sleutelen voordat hij het naast de andere verloren objecten in zijn tuin mieterde? En een nieuwe ging kopen… Plotseling begon Baptiste te schreeuwen. Duidelijk niet tegen zichzelf of tegen de auto. Hij wierp zijn hoofd over zijn schouder en tierde richting de voordeur. Behalve de afsluiter ‘merde’ verstond ik niets van het hele verhaal. Mijn Frans was miserabel. Onrustig schoof ik in de bosjes heen en weer. Had hij me gezien? Ik dook nog verder ineen en belandde met mijn blote knieën in de brandnetels. Met een hoop lawaai schoot ik overeind, mijn ogen strak gericht op Baptiste. Godver, als hij me maar niet zag. Baptiste stond op en tuurde richting het bos.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
‘Please, zie me niet’, zei ik in mezelf terwijl ik mijn ogen sloot. Alsof dat me onzichtbaar zou maken. Alles in mij schreeuwde om een sigaret, maar ondanks dat ik ze bij me had, durfde ik er geen op te steken en dus beet ik op mijn nagels. Ik zag de krantenkoppen al voor me: Schrijfster Abigail van Loon komt om bij felle bosbrand. Schrijfster… ha. Ik hoorde het geluid van een deur die werd opengeslagen. Ik opende mijn ogen en zag een magere vrouw op versleten pantoffels en in een grauwe ochtendjas naar buiten sloffen. Dit moest Liliana zijn! In haar ene hand hield ze een klein kopje, in de andere iets anders. Toen ik zeker wist dat Baptiste niet meer naar me keek, pakte ik mijn verrekijker. Een koekje, ze hield een koekje in haar rechterhand. Achter haar aan dribbelde een kleuter van een jaar of vier. Camile? Bernelle? Hoe oud waren de dochters Claudel eigenlijk? Ik had het uitgezocht, maar in de paniek kon ik me het niet meer herinneren. Ik richtte de kijker op het meisje. Ja hoor: een vogelnestje en een vieze pyjama. Maar fuck nee: geen bleek, weggeteerd gezichtje met holle ogen. Het meisje zag er kerngezond uit. En dan Liliana. Die bolling onder de ochtendjas; hoe duidelijk: dochter nummer vijf was onderweg. Dat had Lisa me niet verteld. Damn!
Ik bad dat Baptiste het kleine meisje een optater zou verkopen. Haar met een flinke vuistslag naar de andere kant van het terrein zou jassen. Dat zou alles rechtvaardigen, de moord op hem tot een goede daad maken. Maar hij deed het niet. In plaats daarvan nam Baptiste zwijgend het kopje van zijn vrouw aan, goot de inhoud in één teug achterover en wuifde het koekje weg. Hij gaf het kopje terug, draaide zich om en kroop zonder een woord te zeggen weer onder de auto. Liliana slofte terug het huis in, het meisje bleef buiten. Het leek op een stomme film. Er werd gecommuniceerd, dat wel. Maar zonder woorden. Ik kon dit niet. Niet zo. Niet nu, met een nieuw kind in het vooruitzicht. Opnieuw zag ik beelden voor me: Liliana, bloot van onderen, alleen in het ziekenhuis. Een glibberig naakt mini-mensje op haar buik, slechts enkele minuten op deze wereld en nu al schreiend om de papa die ze nooit zou kennen. De papa die er niet meer was. Vermoord. Kapotgeslagen door een losgeslagen idioot uit les Pays Bas. Er waren meer bewijzen nodig. Die schreeuwpartij, waar ging dat nu helemaal over? Wat zei hij eigenlijk? Het konden net zo goed geen nare woorden zijn, maar een vriendelijk verzoek aan zijn vrouw – zij het een beetje hard uitgesproken. Of misschien was Baptiste wel gewoon doof en praatte hij een beetje luid. Dat doen ze in het bejaardenhuis ook. En stel dat het wél nare woorden waren, aan wie waren ze dan gericht? Waren ze überhaupt aan iemand gericht? Schold Baptiste niet gewoon in het luchtledige? Tegen de hemel. Tegen God. Ik liet
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
de verrekijker naast me in het mos vallen en nam een paar flinke slokken water. Lisa kon de pot op met haar club. ‘Schijt maar’, fluisterde ik tegen haar. ‘Schijt maar.’ Als jij Baptiste wilt ombrengen, dan doe je het maar lekker zelf. Goddomme, wat had ik me toch al die tijd op de mouw laten spelden? Ik leek wel gek, knettergek. Dat ik me hiervoor liet lenen, zeg. Een moord plegen… Waren ze nou helemaal van de pot gerukt? Dat laat je een van je beste vriendinnen toch niet doen? Abigail ging naar huis, dat was zo zeker als wat. Zonder bloed aan haar handen, zonder een zwart, stinkend, verrot geweten. Abigail ging naar huis, naar Cas, de boel uitpraten, haar leven op orde brengen, korte metten maken met de blokkade. Abigail ging haar tweede boek schrijven, binnen no time. Ze zou het eruit rammen, zoals nog nooit iemand had gedaan. Tabee. Au revoir. Met trillende vingers draaide ik de waterfles dicht, hing de verrekijker om mijn nek en stapte het bos uit. Open en bloot. Zo, Baptiste, hier ben ik. De vrouw die jou niet gaat vermoorden, die dat wel moest doen van haar vriendinnen, maar dat bij nader inzien verrekt. Goeiedag. Baptiste keek op van de geluiden die ik met mijn vertrek uit het bos maakte, keek me verwonderd aan en schudde zijn hoofd. Ik zwaaide netjes, lachte kort naar Bernelle of Camile of weet ik hoe dat kind heette en kloste naar het huis van Lisa. Ik ging ze eens goed de waarheid vertellen. Wat nou, moord. Flikker op zeg.
In de keuken trof ik een hysterische Michelle aan. Haar gezicht was nat van de tranen, haar huid rood en vlekkerig. Over iedere wang liep een zwarte verticale streep van de uitgelopen niet-op-dieren-geteste mascara. Ze beefde, schokte zelfs. ‘Wat nu, zijn je schoonmaakdoekjes op?’ Ik kon de wereld aan. Iedereen. Ik liet me door niets of niemand meer tegenhouden of commanderen. Ze konden allemaal de kolere krijgen. Michelle stopte met huilen en keek me aan alsof ik zojuist iets heel doms had gezegd. ‘Je doekjes’, zei ik nogmaals. Ik haalde mijn wenkbrauwen op. Michelle schudde haar hoofd en huilde verder. Ze hield haar hoofd tussen haar handen geklemd, hikte en snoof. ‘Nee, ik heb nog genoeg’, zei ze zangerig. ‘Heb je ze nodig?’ Even keek ze op. Ze moet aan mijn blik gezien hebben dat ik die klote-doekjes niet wilde hebben en dus liet ze haar hoofd weer zakken. Ze huilde lange halen terwijl ze probeerde me uit te leggen wat er aan de hand was. Samenvatting: ze was in de stress vanwege de club. Ze moest de hele tijd aan haar eigen kinderen denken.
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
Ze was bang dat we gepakt zouden worden en voor altijd in de ‘politiecel’ moesten doorbrengen. En ze had al wat pilletjes geslikt, maar die hielpen niet. De paniek bleef. Of ik dacht dat ze nu dood zou gaan. Onbegrijpelijk hoe de labiele figuur die voor me zat ooit verpleegster had kunnen worden. Of kontenwasser, zoals Faiza het zei. Michelle was als een kind, een vijfjarige. Naïef, labiel en met een verstand nog behoorlijk in ontwikkeling. Michelle kon lachen om niets, janken om niets en dat allemaal binnen drie seconden, zoals kleuters dat kunnen. Als het haar uitkwam, zette ze een piepstemmetje op. Meestal om haar zin te krijgen of om een domme vraag te stellen. En dan die compleet paranoia smetvrees van haar. Ook een verschijnsel dat kwam opzetten als het haar uitkwam. God zegene de patiënten die zij verzorgde. Ik ging nog liever gewoon dood. En het had nog drie kinderen op de wereld gezet ook. Het was te hopen dat deze meisjes niet de genen van hun moeder hadden geërfd. Wat Stefan in haar zag, was me een raadsel. Anders dan de moeder van zijn kinderen was hij slim, goed op de hoogte van de Weltschmerz en uitermate onderhoudend. Oké, hij was een beetje fout, had soms behoorlijk last van zelfoverschatting, maar wat wil je ook. Michelle was anders. Zij was van het type dat complete sinaasappels in de blender gooit om verse jus d’orange te maken. Met Michelle viel geen gesprek van enig niveau te voeren, die kon dagenlang overstuur zijn van het feit dat een van haar dochters een tand door de lip had. Ik herinner me nog die keer dat hun konijn was verdwenen. Flappie. Zomaar foetsie. Iemand had zijn hok opengemaakt en het beest meegenomen. Een drama was het. Kwam ze met een paar waterige oogjes vragen of wij soms mee wilden flyeren in de buurt. ‘Een S.O.S. opsporingsbericht’, zei ze, terwijl ze ons de flyers gaf. ‘Voor Flappie.’ Je had die kop van Lisa moeten zien. Wat deed Michelle eigenlijk bij ons? Wat moest ze in onze vriendinnengroep? Wie had haar hier ooit voor uitgenodigd? Die was misschien wel dommer dan Michelle zelf. ‘Ik zou maar stil zijn als ik jou was’, zei ik terwijl ik mijn verrekijker op tafel neerlegde en tegenover Michelle plaatsnam. ‘Straks hoort Liliana je. Of Baptiste.’ Michelle’s hoofd schoot omhoog, haar roodomrande ogen keken me geschokt aan. ‘Is het al gebeurd? Is hij dood?’ In een reflex stond ze op, haar stoel kletterde naar achteren op de stenen vloer. ‘Oh mijn god, hij is dood!’ Ze sloeg haar handen voor haar mond en bleef me ontzet aanstaren. Ik haalde mijn schouders op. ‘Misschien.’
De Moordclub – Ellen de Ruiter – Abigail deel 4
‘Hoe bedoel je, misschien?’ Michelle’s ogen schoten van links naar rechts, ze was zichtbaar in de war. ‘Iemand kan toch niet misschien dood zijn?’ Ze legde haar handen plat op tafel en spreidde haar vingers en leunde ietsje naar me toe. ‘Je bent dood of je bent niet dood, Abby’, zei ze wanhopig. ‘Misschien dood kan niet.’ Nogmaals haalde ik mijn schouders op. ‘Tja…’, zei ik terwijl ik deed alsof ik diep nadacht, ‘misschien wel, misschien niet.’ Plotseling voelde ik een koude hand in mijn nek. Godver! Waarom dook ze toch iedere keer als de duivel op? Hoe deed ze dat? Kon je daar een cursus voor volgen? ‘Gelukt?’ Lisa kneep haar vingers venijnig samen. Ze deed me pijn. Het liefs had ik haar een oplawaai verkocht. Beelden uit het slachthuis dreven weer boven. Ik rook de geur al. ‘Wat bedoel je?’ Nu was het mijn beurt om dom te doen. Ik bewoog mijn bovenlichaam omlaag, zodat ze me wel moest loslaten. Mijn blik hield ik van haar afgewend. ‘Baptiste’, zei ze. ‘Is hij dood?’ Langzaam schudde ik mijn hoofd. Ik wist het: ze zou me nooit met rust laten als ik het niet deed. Lisa zou me tot aan mijn eigen dood achtervolgen. Ze ging me het leven zuur maken, me chanteren, me ’s nachts wakker bellen met de boodschap dat ik een slappeling was. Dat was ik niet. Ik was geen slappeling. Ik wilde geen slappeling zijn, want ik moest nog zoveel. En dus zei ik: ‘Morgen. Morgen is hij dood.’ Achter me zei Faiza een gebed op.