DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE GEMEENTE TILBURG IN 2013
Onderzoeksnummer Documentnummer Datum vaststelling
ED4153568/4
: 273725 : 4277894 : 23 april 2014
Inhoud
Voorwoord ............................................................................................... 5 1
Inleiding ............................................................................................. 7
2
Vve in de gemeente Tilburg .................................................................. 9
3
De oordelen over de voor- en de vroegscholen ....................................... 15
4
Conclusies ......................................................................................... 23
Pagina 3 van 25
Voorwoord In de periode 2007-2012 heeft de Inspectie van het Onderwijs een landelijke bestandsopname uitgevoerd naar de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (vve). Daarna is het signaalgestuurde toezicht op vve in werking getreden. Voor de periode 2012-2015 hebben het Rijk en de 37 grote steden (G37) afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen met een taalachterstand gebruik kunnen maken van hoogwaardige onderwijsvoorzieningen. In deze afspraken staan kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor de voor- en vroegschoolse educatie. Daarbij is afgesproken dat de Inspectie van het Onderwijs in 2013 en 2015 een monitor uitvoert om de kwaliteit van vve op gemeentelijk niveau, op voorscholen en op vroegscholen (groep 1 en 2 van basisscholen) in beeld te brengen. Dit rapport beschrijft de kwaliteit van vve in de gemeente Tilburg in 2013. De hoofdinspecteur primair onderwijs, dr. A. Jonk
Pagina 5 van 25
Pagina 6 van 25
1
Inleiding
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de gemeente Tilburg in 2013. Een flink deel van het onderzoek vond plaats medio 2013. Daarna hebben de gemeente en haar partners al weer de nodige verbeteringen doorgevoerd, die helaas buiten het tijdsbestek van dit rapport vallen. Dit neemt niet weg dat op die plaatsen waar dat mogelijk is de stand van zaken eind 2013 mee te nemen. De opbouw van het rapport is als volgt: Het rapport begint met een beeld van het vve-beleid op gemeentelijk niveau. Daarin wordt ingegaan op de ontwikkeling van de gemeente sinds de bestandsopname en de relatie met de bestuursafspraken tussen het Rijk en de gemeente Tilburg (paragraaf 2.1). Daarna wordt een overzicht gegeven van de voor- en vroegscholen in de gemeente (paragraaf 2.2) en van de door de gemeente aangeleverde vvedocumenten (paragraaf 2.3). Tevens geeft de inspectie in dit hoofdstuk een oordeel over het gemeentelijk vve-beleid (paragraaf 2.4). De basis van deze beoordeling is een digitale vragenlijst die de gemeente heeft ingevuld. De inspectie heeft deze vragenlijst geverifieerd aan de hand van de aangeleverde documenten en in een gesprek met betrokkenen van de gemeente. Ook de voor- en vroegscholen in de gemeente hebben een digitale vragenlijst ingevuld. In hoofdstuk 3 worden de oordelen van de inspectie over de locaties gepresenteerd. Dat gebeurt in de vorm van overzichtstabellen met daarin de eigen antwoorden van de locaties per kwaliteitsaspect (uitkomsten digitale vragenlijst). De inspectie heeft in de gemeente Tilburg vijf voorschoollocatie(s) en vier vroegschoollocaties bezocht om de antwoorden te verifiëren. De resultaten van de locatiebezoeken worden ook in dit hoofdstuk toegelicht en de oordelen van de inspectie worden vergeleken met de resultaten van de vragenlijsten. Hoofdstuk 4, tenslotte, bevat de conclusies over de kwaliteit van vve in de gemeente Tilburg. Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal: 1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig. Deze kwalificatie geeft aan dat echt iets verbeterd dient te worden. 2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt. 3. Voldoende 4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen. Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat anderen hiervan kunnen leren.
Pagina 7 van 25
Pagina 8 van 25
2
Vve in de gemeente Tilburg
De gemeente Tilburg heeft een digitale vragenlijst ingevuld. De digitale vragenlijst levert de volgende informatie: − Een lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd: zie paragraaf 2.3 − Een beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid : zie paragraaf 2.4. 2.1 Ontwikkeling van vve in Tilburg sinds de bestandsopname In het recente verleden was het niet vanzelfsprekend dat er een actieplan tot stand zou kunnen komen. Daarvoor lagen de belangen en mogelijkheden van het grote aantal participanten aan het vve-beleid in Tilburg kennelijk te veel uit elkaar. Hierover heeft de inspectie de nodige opmerkingen gemaakt in het eerdere stadsrapport van juni 2011. Het opstellen van een gezamenlijk actieplan: Klemtoon op taal, heeft in Tilburg voor een stevige impuls gezorgd. De vormgeving van vve binnen de gemeente kreeg hiermee een duidelijke impuls. Uit het veld afkomstige expertisegroepen zijn aan de slag gegaan op basis van een degelijke projectopzet. Aanvankelijk heeft deze werkwijze weliswaar voor enige vertraging gezorgd. Zoals vanuit de gemeente terecht is opgemerkt heeft het gebruik maken van in het veld aanwezige kwaliteit er uiteindelijk toe geleid dat een breed draagvlak is ontstaan voor de beoogde doelen en werkwijzen. Het actieplan gaf tevens de mogelijkheid de met het ministerie van OCW gemaakte Bestuurafspraken over het effectief benutten van vve en extra leertijd te realiseren voor jonge kinderen mee te nemen in de planning. Alle betrokken partijen binnen de LEA (schoolbesturen primair onderwijs én kinderopvangorganisaties) hebben zich op 24 december 2012 achter het actieplan geschaard. Nadat ook het daarbij horende implementatieplan op 21 juni 2013 binnen het LEA is vastgesteld, gevolgd door een bekrachtiging in de collegevergadering van 2 juli 2013, werd voor iedereen duidelijk welke stappen er nog in de dagelijkse praktijk gezet moesten worden. Met het vaststellen van het implementatieplan kon Tilburg een inmiddels opgelopen achterstand in het gestand doen van de Bestuurafspraken met OCW, wegwerken. Direct na de zomervakantie 2013 werd dat zichtbaar, onder andere in de vastgestelde kwaliteit in de uitgevoerde onderzoeken op vve-locaties. Met het vaststellen van het implementatieplan kon ook een deel van de stagnatie op het gebied van de scholing van het personeel vrijwel worden weggewerkt. Hierin maakt de gemeente momenteel grote slagen. Het aannemen en gedetailleerd uitwerken van het actieplan betekent nog niet dat alle eerdere verbeterpunten voor zowel het gemeentelijke beleid, als die binnen de vve-locaties nu in één keer zijn weggenomen. Het positieve is nu wel, dat er gezamenlijk gedragen doelen en werkwijzen zijn vastgelegd. Hierdoor is het ook al mogelijk gebleken een eerste uitgebreide stadsmonitor uit te zetten. Verder vindt zeer binnenkort besluitvorming plaats over binnen de gemeente te hanteren vveprogramma’s waardoor een eerder op dat gebied vastgesteld verbeterpunt waarschijnlijk geheel wordt weggenomen. Uit de terug ontvangen vragenlijsten én uit de beperkte steekproef van uitgevoerde onderzoeken op locatie komt een wisselend beeld naar voren. Op sommige locaties heeft de inspectie ‘pareltjes’ waargenomen, die als voorbeeld kunnen dienen voor talloze andere vve-locaties. Voor andere locaties geldt dat er nog het nodige huiswerk verricht moet worden, voordat de beoogde ontwikkelingen binnen vve Pagina 9 van 25
volledig tot zijn recht kunnen gaan komen. Zo signaleert de inspectie vooral aandachtspunten binnen het gebied van het actief betrekken van ouders bij de voor hen geplande activiteiten en is nog lang niet overal de relatie tot stand gebracht tussen de intern en de extern te verlenen zorg aan doelgroepkinderen. Het plan van aanpak bevat overigens voldoende actiepunten om deze problemen nu spoedig te kunnen oplossen. In deze rapportage is slechts beperkt onderscheid gemaakt tussen de ontwikkelingen op de voor- en de vroegscholen. In de definitieve bijlagen bij dit rapport is meer gedetailleerde informatie terug te vinden, die herleidbaar is naar beide categorieën. Een bijzondere omstandigheid bij de uitvoering van vve is dat er binnen de kinderopvang (net als in veel andere steden) de nodige personele problemen moesten worden opgelost, onder andere vanwege de krimp in betaalde kindplaatsen. Voor sommige locaties betekent dit daar bepaalde verbeterpunten nog onvoldoende zijn gerealiseerd. Wisselingen van personeel en in de aansturing vormen hierin één van de relevante factoren. Continuïteit in de aansturing van die locaties vormt dan ook een belangrijke succesfactor. Een analyse van de stand van zaken binnen de vroegscholen laat zien, dat ook daar nog winst valt te realiseren. Naast het verder vormgeven van de doorgaande lijnen tussen voor- en vroegscholen, gaat het daar eveneens om het actief betrekken van ouders bij de geplande activiteiten. 2.2 Overzicht van de voor- en de vroegscholen in Tilburg Voorafgaand aan de digitale vragenlijst is gevraagd naar een overzicht met de vvepeuterspeelzalen en –kinderdagverblijven (dus: de voorscholen) en de bijbehorende vroegscholen (de vve-basisscholen). De onderwijsinspectie heeft met gebruikmaking van de DUO-telgegevens per 1 oktober 2012 met het percentage gewichtenleerlingen van 4 en 5 jaar dat overzicht indien nodig nader ingevuld: zie tabel 2.2. Hierbij is er van uitgegaan dat scholen die 20 procent of meer gewichtenkleuters hebben gezien kunnen worden als een ‘vroegschool’. Tabel 2.2: Overzicht van de voor- en vroegscholen in de gemeente Tilburg. Alle onderstaande locaties hebben een digitale vragenlijst gekregen en (voor)scholen met * zijn ook bezocht. Voorschool: peuterspeelzaal/ Vroegschool: basisschool kinderdagverblijf psz Baselaer Aboe-el-Chayr psz Den Bijstere De Alm psz Dirigent Antares* psz Fatima Den Bijstere psz Grote Beemd Christoffel psz Hazennest De Cocon psz Het Spoor Fatima psz Het Zand Cleijn Hasselt psz Huub d'n Hazennest psz Jeruzalem St. Hubertus psz Kleine Woud Jeanne d'Arc psz Kruispunt* De Lochtenbergh* psz Lochtenbergh* Pendula psz Mees* De Regenboog psz Pendula Jan Ligthart Rendierhof psz Poorten Don Sarto* psz Reeshoeve* De Sleutel* psz Rendierhof Stelaertshoeve Pagina 10 van 25
psz Schout psz Symfonie* psz De Vijf Hoeven psz Vlashof psz Wandelbos psz Willebrord psz Zuid psz Zuiderkwartier psz Zuidwester kdv Breskensstraat kdv Dirigentenlaan kdv Elgarstraat kdv St. Josephstraat kdv Dalemdreef kdv Tafelbergstraat
De Triangel De Vijf Hoeven De Vlashof Wandelbos Yore De Zuidwester ebs De Toermalijn Gesworen Hoek
2.3 Lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd Gedurende de totale onderzoeksperiode ontving de inspectie de volgende documenten van de gemeente Tilburg. - Actieplan, Klemtoon op taal, 24 december 2012. - Implementatieplan Klemtoon op taal, 21 juni 2013. - Subsidievoorwaarden kalenderjaar 2013 voor Stichting Kinderstad en Contour De Twern voor Homestart. - Programma van eisen voorschoolse (taal) interventies 2013. - Zorgstructuren rondom onderwijs. - Tabel cijfers van doelen/indicatoren en streefcijfers programmabegroting 2012, versie 12 september 2011., thema Sociale Stijging. - Verslagen monitoringoverleg Samenwerkend Toezicht Jeugd en gemeente Tilburg op basis van de (GVNS) Goed Voorbereid Naar School) actieplannen Klemtoon op taal en transitie jeugdzorg/CJG. Data: 14 mei 2013 en 30 september 2013. - Voortgangsrapportage 4: Klemtoon op taal, September 2013 - Schematische weergave voortgang netwerksamenwerking (CJG) - Programma van Eisen Stadsmonitor Primair Onderwijs en Voorschool. Oberon, 12 september 2012. 2.4 Het gemeentelijke vve-beleid In deze paragraaf geeft de inspectie haar bevindingen weer over het gemeentelijk vve-beleid . Per domein wordt weergegeven op welke punten de inspectie het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende (‘3’) beoordeelt, waar nog verbeterpunten worden gezien, zowel zonder (‘2’) als met (‘1’) afspraken en op welke punten de gemeente als een voorbeeld voor anderen gezien wordt (‘4’). De inspectie baseert haar bevindingen op de uitkomsten van haar verificatie van de digitale vragenlijst via een documentenanalyse, gesprekken met betrokkenen en informatie uit locatiebezoeken. Waar de bevindingen van de inspectie afwijken van het beeld uit de digitale vragenlijst van de gemeente wordt dit vermeld en onderbouwd. Het lastige bij het beoordelen van de huidige situatie binnen de gemeente Tilburg is dat er inmiddels helder geformuleerde, beleidsmatige afspraken zijn vastgelegd en er een gedetailleerde planning is opgesteld om alle doelen te kunnen uitwerken, implementeren en monitoren. In de dagelijkse praktijk zijn al die voornemens nog lang niet allemaal gerealiseerd. Daarvoor is het ontwikkelingsproces bij de meeste Pagina 11 van 25
hieronder genoemde indicatoren nog maar te kort geleden stevig op gang gebracht. Vandaar dat de inspectie voor de meeste van die veelbelovende initiatieven en activiteiten nu nog geen waardering ‘4’ (voorbeeld voor anderen) kan toekennen.
HET GEMEENTELIJK VVE-BELEID 1a1 Definitie doelgroepkind 1a2 Bereik 1a3 Toeleiding 1a4 Ouders 1a5 Integraal vve-programma 1a6 Externe zorg 1a7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen 1a8 Doorgaande lijn 1a9 Resultaten 1b Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau 1c Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau DE VVE-CONDITIES 2a GGD-rapport 2b Gemeentelijk subsidiekader
1
2
3
4 ● ● ● ● ●
● ● ● ● ● ●
● ●
De inspectie publiceert jaarlijks ook een oordeel over het toezicht dat door de gemeenten op de kinderopvang en peuterspeelzalen wordt uitgevoerd. Voor meer informatie hierover zie www.onderwijsinspectie.nl/onderwijs/Kinderopvang. Toelichting: ’1’ Verbeterpunten met een afspraak De inspectie heeft, net als in het voorgaande onderzoek géén verbeterpunten vastgesteld die vragen om een afspraak. ’2’ Verbeterpunten Gezien de hierboven opgenomen disclaimer komt de inspectie op het moment van het schrijven van deze rapportage tot de conclusie dat er binnen de gemeente Tilburg op vrijwel alle in het onderzoek betrokken indicatoren positieve ontwikkelingen in gang zijn gezet. Er blijft slechts één indicator over die aangemerkt kan worden als duidelijk verbeterpunt. In het rapport van juni 2011 werden de volgende indicatoren als verbeterpunt benoemd: het gemeentelijk beleid, het beleid richting ouders, een integraal programma, de interne kwaliteitszorg op de locaties, de doorgaande lijnen tussen voor- en vroegschool en het in kaart brengen van de resultaten. Op dit moment waardeert de inspectie alleen nog de vormgeving van de externe zorg als verbeterpunt. Op dat vlak heeft de gemeente zelf ook een zekere ‘terugval’ vastgesteld. Vandaar dat er vanuit de gemeente recent een nieuw initiatief op gang is gebracht om alle bij de externe zorg betrokken organisaties bij elkaar te brengen en te laten werken aan een programma van eisen voor 2014 en daarna. De achtergrond voor dit verbeterpunt ligt onder andere in de beoogde transitie in de totale jeugdzorg, die in 2015 gerealiseerd moet zijn. Naar verwachting is de gevraagde beleidsnotitie eind 2013 rijp voor besluitvorming. In de tussentijd zal elke bij vve betrokken organisatie eerst nadrukkelijk orde op zaken moeten stellen, voordat sprake kan zijn van een zinvolle bijdrage aan de discussie over te verlenen zorg aan doelgroepkinderen.
Pagina 12 van 25
‘3’ Voldoende Dat de inspectie op gemeentelijk niveau nu verreweg de meeste indicatoren als voldoende bestempeld wil niet zeggen dat op al die gebieden geen verdere groei mogelijk zou zijn. Vooralsnog houdt de gemeente bijvoorbeeld vast aan de doelgroepdefinitie voor een doelgroepkleuter, zoals die ook in de afspraken met OCW zijn opgenomen. Uitgangspunt is het aan een leerling toegekende ‘gewicht’ . De gemeente beseft echter dat deze smalle definitie niet geheel dekkend is met in het veld ervaren problemen met onder andere de achterblijvende taalontwikkeling van kleuters. Een eventuele verbreding van de definitie, vergelijkbaar met die in de voorscholen, vraagt echter het nodige overleg, waarbij de vraag naar de inzet van de beschikbare middelen natuurlijk ook aan de orde komt. Verbreding van de definitie maakt het tevens mogelijk leerlingen alsnog te indiceren als ze voor het eerst een basisschool binnenkomen. Samen met de GGD is de gemeente bezig in kaart te brengen welke kinderen onder de noemer ‘non bereik’ dan wel ‘vve-mijders’ vallen. De daartoe via een werkgroep uitgezette analyses zijn nog niet afgerond. Pas als de situatie volledig inzichtelijk is gemaakt kan de gemeente zich, samen met haar partners, beraden op passende, of aanvullende interventies. Ouders van kinderen in de leeftijd rond 1,5 jaar ontvangen van de gemeente Tilburg een folder over vve en over de functie van een peuterspeelzaal. Daarin zijn ook verwijzingen opgenomen naar aanvullende programma’s voor kinderen die extra aandacht zouden kunnen gebruiken. De feitelijke toeleiding van kinderen die in aanmerking komen voor vve is met de introductie van het actieplan belegd bij de GGD. Zij verzorgen ondersteunde en toeleidende activiteiten. Zo wijzen zij nog eens extra op de mogelijkheden van Spel aan huis, van Boekenpret en van Homestart. De mogelijkheden voor ouders om hun kind te laten participeren in vve-activiteiten wordt binnenkort waarschijnlijk nog verder vergroot, doordat er een voorstel ter tafel ligt om in alle peuterspeelzalen de mogelijkheid voor vve aan te bieden. In het inspectierapport van juni 2011 heeft de inspectie de indicator die gaat over de actieve betrokkenheid van ouders als een duidelijk verbeterpunt benoemd. Het is dan ook niet zonder reden dat de ouderbetrokkenheid de komende jaren een actiedomein is en blijft binnen Tilburg, met ambitieuze doelen. Waar betrokkenen in ieder geval op kunnen letten is de vraag of de vertaalslag van algemene beleidsvoornemens naar de dagelijkse praktijk op de locaties gemaakt wordt. Het gaat dan onder andere om vormen van gericht, actief partnerschap tussen locaties, externe zorg en ouders. Dit vraagt bijvoorbeeld om beleidsafspraken op het niveau van de clusters en/of individuele locaties. Afspraken die op gemeentelijk niveau op elkaar afgestemd kunnen/moeten worden. Mede op grond van de bevindingen van de inspectie hebben alle betrokkenen in Tilburg zich verscheidene keren gebogen over de vraag of het in eigen beheer ontwikkelde taalprogramma toch niet beter vervangen kon worden door een het gehele spectrum van vve dekkend integraal programma. Inmiddels is dat traject vrijwel afgesloten, door het maken van een keuze voor een beperkt aantal ‘goedgekeurde’ programma’s. Een van de uitgangspunten bij die keuze is dat de doorgaande lijn tussen voor- en vroegschool voldoende gewaarborgd moet zijn. Op het gebied van de interne kwaliteitszorg is tot voor kort weinig centrale sturing zichtbaar geweest. Betrokken partijen hadden hierover duidelijk onderling afwijkende zienswijzen. In het actieplan én zeker ook in het implementatieplan is nu wel een uitgebreide, structurele plaats ingeruimd voor het op orde brengen en houden van de kwaliteit van vve op de locaties. Ook de doorgaande lijnen tussen voor- en vroegschool waren in 2010/2011 nog niet structureel geregeld. De vorming van clusters van voor- en vroegscholen, het onderbrengen van beide organisaties in, zo mogelijk, één gebouw én het laten Pagina 13 van 25
opstellen van gezamenlijke actieplannen per samenwerkende vve-locatie vormen voorwaarden voor de in Tilburg beoogde doorgaande lijnen. Daar is het actiedomein Samenwerking en doorgaande informatiestroom volledig op gericht. De inspectie heeft er tijdens verschillende gesprekken met belanghebbenden op gewezen, dat er momenteel erg veel afkomt op zowel de voor- als de vroegscholen. Ondanks de grote gemotiveerdheid van het personeel voor een zorgvuldige uitvoering van vve, zal op verschillende niveaus voldoende aandacht moeten worden gegeven aan de totale beschikbare verandercapaciteit van de teamleden op de onderscheiden locaties. Als het gaat om de uiteindelijke doelen voor vve richt Tilburg zich wellicht iets te beperkt tot het taalniveau van de kinderen. Bij het verder uitwerken en verbreden van de stadsmonitor zal aan de andere onderdelen van vve (de ‘rekenvaardigheden’, de sociaal emotioneel ontwikkeling en de motorische ontwikkeling) evenzeer aandacht moeten worden geschonken. Positief is zeker dat de samenwerkende partners het mogelijk hebben gemaakt dat er pilots zijn gehouden voor het invoeren van een peutertoets, dat bij de kleuters structureel wordt gewerkt met in ieder geval een taaltoets voor kleuters en dat in de stadsmonitor nog de nodige andere resultaatafspraken zijn opgenomen. De eerste monitor is onlangs afgesloten. Het LEA stelt op 26 februari het rapport over de uitgevoerde monitor vast en daarna zal het college dat doen. Een belangrijk onderdeel van het implementatieplan is dat er vanuit alle betrokken partijen portefeuillehouders zijn aangewezen die ieder kartrekker zijn voor minstens één actiedomein. Dit draagt bij aan het vergroten van draagvlak. Een externe projectleider is verantwoordelijk voor de uitvoering van Klemtoon op Taal onder verantwoordelijkheid van een stuurgroep die bestaat uit een afvaardiging van schoolbesturen, kinderopvangorganisaties, samenwerkingsverband primair onderwijs en gemeente. ‘4’ Voorbeeld voor anderen Voor elk van de in de plannen vastgelegde domeinen is vastgelegd wie op welk moment welke evaluatie uitvoert en welke doelen op de te monitoren momenten behaald zouden moeten zijn. Tijdens verschillende voortgangsbesprekingen is de gang van zaken per domein op hoofdlijnen besproken en, zo nodig is de planning al bijgesteld. Vandaar dat de inspectie aan de betreffende indicator nu al de waardering ‘voorbeeld voor anderen’ kan toekennen.
Pagina 14 van 25
3
De oordelen over de voor- en de vroegscholen
De voor- en vroegscholen uit het overzicht in paragraaf 2.2 hebben een digitale vragenlijst gekregen om zelf te rapporteren over de kwaliteit van vve. De vragen zijn rechtstreeks afkomstig uit het vve-waarderingskader. Elke voor- en vroegschool heeft een eigen zelfrapportage teruggekregen. Paragraaf 3.1 bevat een overzicht van de resultaten van de vragenlijst. In paragraaf 3.2 worden de resultaten van de locatiebezoeken door de inspectie besproken. Een overzicht van de eigen waarderingen van alle vve-locaties is naar de gemeente gestuurd. 3.1 Resultaten vragenlijst De antwoorden van de locaties op de vragen in de vragenlijst zijn conform de werkinstructie van de Inspectie van het Onderwijs vertaald naar waarderingen van een indicator. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om oordelen die door de inspectie zijn gegeven. In de onderstaande tabel staan deze waarderingen weergegeven in percentages van het totaal aantal vve-locaties in de gemeente. Het percentage waarderingen per indicator is niet altijd 100 procent, omdat op sommige locaties geen waardering is gegeven, bijvoorbeeld omdat het antwoord op vragen ontbrak. Bij de tabellen volgt een toelichting. Tabel 3.1a De waardering van de indicatoren: Condities CONDITIES A0.1 Recent en compleet GGD-rapport* A2 Groepsgrootte* A3 "Dubbele bezetting" A4.1 Voldoende vve-tijd per week* A5.2 Opgeleide leidsters* A5.3 Nederlands spreken* A5.4 Vve-geschoolde leidsters A5.5 Jaarlijks opleidingsplan*
De indicatoren met een * zijn alleen van toepassing op de voorscholen.
1
2
20 6
97
3 87 100 80 94 100
4
3
Over het geheel genomen zijn de locaties tamelijk tevreden over het niveau waarop ze de condities voor vve voor elkaar hebben. Het mag in dit verband opmerkelijk heten dat de locaties zelf aangeven dat ze alleen maar specifiek voor vve geschoolde pedagogisch medewerkers in dienst hebben. Hier staat namelijk tegenover dat ze ook aangeven dat ze vrijwel nergens jaarlijks een opleidingsplan opstellen waarin in ieder geval onderdelen van vve zijn opgenomen. Feitelijk scoren de locaties op dit laatste onderdeel zelfs lager dan in 2011. Het ontbreken van een opleidingsplan is overigens een direct gevolg van het (lang uitblijven) van een besluit rondom het vve programma. Zonder keuze lag het opstellen van een scholingsplan niet erg voor de hand. Dit wordt nu dus snel opgepakt. Ook op het punt van de dubbele bezetting scoort Tilburg als geheel beduidend minder goed dan in 2011 het geval was. Een positieve ontwikkeling is dat op verreweg de meeste locaties nu per week wel sprake is van voldoende tijd voor vve. In tabel 3.1b hieronder zijn die indicatoren weggelaten die niet in de vragenlijst zijn verwerkt.
Pagina 15 van 25
Tabel 3.1b. De waardering van de indicatoren: Ouders OUDERS B1 Gericht ouderbeleid B3 Intake B5 Vve-participatie van ouders op voor- en vroegschool B7 rekening houden met thuistaal
1
2 89 87 64 67
3 2 5 31
4 7 13 27
De percentages voor de indicatoren die gaan over de betrokkenheid van ouders bij vve liggen niet veel anders dan in 2011. Er is op onderdelen zelfs sprake van meer of zwaarder te wegen verbeterpunten. Gelukkig staan hier ook enkele indicatoren tegenover die op een deel van de locaties al wel goed op orde zijn gebracht. Zie de waarderingen ‘goed’ bij de intake en de participatie van ouders op de voor- en/of vroegschool. Overall stelt de inspectie, samen met de locaties, vast dat er op het gebied van de ouderbetrokkenheid Tilburg breed een behoorlijke winst kan worden gerealiseerd. Het ligt in de rede dat de in het implementatieplan opgenomen activiteiten die functie kunnen gaan vervullen en daarmee een stap vooruit kunnen laten zien. Tabel 3.1c. De waardering van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering van vve KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE 1 2 3 4 Het aangeboden programma C1.1 Integraal programma 4 33 C1.2 Doelgerichte planning 25 64 Anders dan 2011 gaan de meeste vve-locaties er nu van uit dat ze beschikken over een integraal programma voor vve. Dat beeld klopt niet helemaal met de werkelijkheid, omdat het tot nu toe binnen de voorscholen gehanteerde programma vrijwel alleen was gericht op de taalontwikkeling en daarom niet voldeed aan het criterium van integraliteit. Met het besluit om daar een volledig erkend programma voor in de plaats te laten komen kan de betreffende indicator wel snel als voldoende worden aangemerkt. Dan is overigens het probleem van een doelgerichte planning nog niet zonder meer opgelost. Ook rond dat thema zal behoorlijk wat werk verzet moeten worden. De zelfwaardering is al wel iets gunstiger dan de oordelen van de inspectie in 2011. Tabel 3.1d. De waardering van de indicatoren: Ontwikkeling, begeleiding en zorg ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG 1 2 3 4 D1.1 Volgen ontwikkeling kinderen 67 31 D1.2 Planmatige begeleiding 38 2 53 D1.3 Evaluatie van begeleiding en zorg 40 62 D2.1 Welke kinderen externe zorg nodig? 40 51 D2.2 Aanmelding externe zorg 42 58 Vooral op het gebied van de planmatige begeleiding van kinderen die daarvoor in aanmerking komen is meer dan de helft van de locaties positief gestemd. In 2011 kreeg geen enkele locatie op dit punt een score ‘goed’ van de inspectie (in de G37 zijn in 2010-2011 geen vragenlijsten verspreid. Wij hebben toen alles zelf onderzocht). Ook de percentages op de andere indicatoren van dit aspect komen hoger uit dan bij de eerste meting. Toch blijven de cijfers achter bij wat verwacht mocht worden. De verklaring hiervoor ligt deels bij achterblijvend gemeentelijke beleid op dit vlak. Maar ook de locaties zelf zouden op dit punt al stappen hebben mogen zetten.
Pagina 16 van 25
Tabel 3.1e. De waardering van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- EN 1 2 3 4 VROEGSCHOOL E1 Vve-coördinatie binnen school 42 58 E2 Vve evalueren 18 82 E3 Opbrengsten evalueren 58 E4 Verbetermaatregelen 71 2 25 E5 Vve borgen 24 24 E6 Vve in kwaliteitszorg binnen school 45 49 Voor de kwaliteitszorg geldt eenzelfde redenatie als die voor de zorg en begeleiding. Mede door uitgesteld beleid op gemeentelijk niveau ervaren de vve-locaties dit aspect kennelijk nog niet als een hoge prioriteit. Op sommige punten signaleren de locaties zelfs een lichte terugslag ten opzichte van 2011. We zien dit bijvoorbeeld bij de indicator die gaat over de vve-coördinatie. Een verklaring daarvoor kan liggen in het nogal hoge aantal wisselingen in de aansturing van de teams. Hier staat tegenover dat meer locaties dan in de onderzoeken in 2011 werd vastgesteld, positief reageren op vragen over de evaluatie van vve als geheel. Dat doen ze nog niet op vragen over de evaluatie van de opbrengsten, omdat daarover pas zeer recent duidelijke afspraken zijn gemaakt. Tabel 3.1f. De waardering van de indicatoren: Doorgaande lijn DOORGAANDE LIJN F1 Vve-coördinatie tussen voor-vroeg F2 Doorstroom naar vroegschool F3 Warme overdracht F4 Afstemming aanbod F5 Afstemming pedagogisch/educatief handelen F6 Afstemming over ouders F7 Afstemming begeleiding/zorg
1
2 38 94 80 13 44 33 51
3 58
4
15 67 36 47 29
De getallen voor de doorgaande lijnen van voor- naar vroegschool verschillen niet zo heel veel van de vorige meting. Op sommige onderdelen rapporteren de locaties enige vooruitgang, zoals bij de afstemming van het pedagogisch/didactisch handelen en de afstemming met ouders. De doorstroom van voor- naar vroegschool staat echter kennelijk onder druk. In geen enkele vragenlijst geven de respondenten een positief antwoord. Tabel 3.1g. De waardering van de indicatoren: Resultaten RESULTATEN G1 Vve-resultaten meten G2 Niveau vve-resultaten G3 Verlengde kleuterperiode**
De indicator met een ** is alleen van toepassing op de vroegscholen.
1 -
2 5
3 4 33
4 -
Het meten van de uiteindelijke resultaten van vve is in Tilburg nog niet aan de orde. Vandaar de ontbrekende waarderingen. Verder is geen enkele vroegschool van mening dat ze een te hoog percentage leerlingen langer over de kleuterperiode laten doen dan landelijk als wenselijk wordt gezien.
Pagina 17 van 25
3.2 Resultaten inspectiebezoek De inspectie heeft ter verificatie van de vragenlijsten vijf voorscholen en vier vroegscholen bezocht. Dit is zo’n 15 procent van alle vve-locaties in de gemeente Tilburg. Bij de keuze van de te bezoeken locaties is de inspectie op de eerste plaats uitgegaan van het aantal/percentage doelgroepkinderen en waar mogelijk van een evenredige vertegenwoordiging van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen. Bovendien vormde spreiding over de stad en besturen een uitgangspunt. Het onderzoek bestond uit groepsobservaties, gesprekken en documentenanalyse. In onderstaande tabellen staan de oordelen van de inspectie in percentages van het totaal aantal bezochte vve-locaties in de gemeente. Het percentage oordelen per indicator kan verschillen, omdat op sommige locaties geen oordeel is gegeven. Onder iedere tabel wordt een toelichting gegeven op de oordelen en de mogelijke verschillen tussen de oordelen op basis van de bezoeken en de waarderingen op basis van de vragenlijsten. Tabel 3.2a De beoordeling van de indicatoren: Condities CONDITIES A0.1 Recent en compleet GGD-rapport* A2 Groepsgrootte* A3 "Dubbele bezetting" A4.1 Voldoende vve-tijd per week* A5.2 Opgeleide leidsters* A5.3 Nederlands spreken* A5.4 Vve-geschoolde leidsters A5.5 Jaarlijks opleidingsplan*
1
2
20 33 60
De indicatoren met een * zijn alleen van toepassing op de voorscholen.
3 100 100 100 100 80 40 67 40
4
Het beeld dat uit de onderzochte locaties naar voren komt wijkt niet veel af van dat uit de vragenlijsten in Tilburg als geheel. Kijkend vanuit de condities voor vve blijkt vooral de opleiding en scholing van de pedagogisch medewerkers en de leraren van groep 1-2 een nog niet volledig opgelost aandachtspunt. Op andere, organisatorische condities, als de groepsgrootte en de dubbele bezetting heeft de inspectie geen of nauwelijks opmerkingen. Die zijn inmiddels afdoende geregeld. Tabel 3.2b De beoordeling van de indicatoren: Ouders OUDERS B1 Gericht ouderbeleid B2 Vooraf info aan ouders over vve B3 Intake B4 Thuis vve-activiteiten B5 Vve-participatie van ouders op voor- en vroegschool B6 Info aan ouders over ontwikkeling kind B7 rekening houden met thuistaal
1
2 67
22 11 56
3 33 100 100 44 44 44 100
4
33 44
Bij de beoordeling van de indicatoren over ‘ouders’ is tijdens de onderzoeken breder gekeken dan in de vragenlijsten mogelijk was. Dat er in Tilburg tot voor kort nog geen gericht ouderbeleid werd gevoerd, wordt bevestigd in de onderzochte scholen. Hier staat tegenover dat deze scholen wel duidelijk maken dat er inmiddels het nodige werk is verzet om vooraf voldoende info aan ouders aan te reiken over vve en dat de intake op orde is. Op enkele locaties is daarnaast de participatie van ouders in vve-activiteiten zodanig uitgewerkt dat dit een voorbeeld is voor andere regio’s. Pagina 18 van 25
Verbeterpunten blijven het stimuleren van vve-activiteiten door en met ouders in de thuissituatie, het verschaffen van voldoende informatie over de ontwikkeling van de kinderen en toch ook de participatie van ouders op de locaties. Tabel 3.2c De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE 1 2 Het aangeboden programma C1.1 Integraal programma 44 C1.2 Doelgerichte planning 33 C1.3 Gericht op taalontwikkeling 22 C1.4 Opklimmende moeilijkheidsgraad 33 Het pedagogisch klimaat C2.1 Pedagogisch handelen C2.2 Structuur en gedragsgrenzen C2.3 Stimuleren sociale vaardigheden en competenties 22 C2.4 Bevorderen zelfstandigheid 11 C2.5 Inrichting van de ruimte 56 Het educatief handelen C3.1 Afstemming educatief handelen 11 C3.2 Structurele activiteiten voor taalontwikkeling C3.3 Bevorderen interactie 22 C3.4 Stimuleren actieve betrokkenheid kinderen 22 C3.5 Ontwikkeling van aanpakgedrag bij kinderen C3.6 Responsief gedrag C3.7 Afstemming activiteiten op ontwikkelingsverschillen 56
van vve 3 4 56 67 78 67 89 100 78 89 44
11
89 100 78 78 100 100 44
Net als bij het voorgaande onderzoek is de kwaliteit van de uitvoering vooral beoordeeld tijdens de verificatieonderzoeken. Het beeld dat naar voren komt wijkt niet substantieel af van dat in 2011. Op een enkele indicator is nu een positiever beeld waargenomen. Op andere indicatoren is echter een kleine teruggang te zien. De verklaring hiervoor is dat er vooral binnen de voorscholen het nodige is veranderd in de aansturing van de teams, waardoor vertrouwde patronen zijn doorbroken en de ontwikkeling soms is gestagneerd of er zelfs is teruggevallen op oude gewoonten. Positieve ontwikkelingen zijn dat het pedagogisch handelen op alle locaties minstens voldoende is en in een enkele situatie als goed is gewaardeerd. Een andere gunstige ontwikkeling is dat de pedagogisch medewerkers en leraren nu structureel aandacht besteden aan het ontwikkelen van aanpakgedrag van de kinderen en dat ze dat op een responsieve manier doen. Het belangrijkste aandachtpunt was en blijft het in Tilburg ontwikkelde programma, dat vooral vrijwel geheel op de taalontwikkeling was gericht en te weinig aandacht had voor de andere ontwikkelingsgebieden. Van de afzonderlijke voorscholen mag niet worden verwacht dat ze dit verbeterpunt nu al volledig hebben opgelost, omdat de discussies over het programma hebben geduurd tot eind 2013. Voor de vroegscholen speelt dit probleem minder, maar ook voor die locaties geldt dat de programma’s nog niet optimaal functioneren. Niet voor niets is de invoering van een vve-programma het centrale thema in het implementatieplan.
Pagina 19 van 25
Tabel 3.2d De beoordeling van de indicatoren: Ontwikkeling, begeleiding en zorg ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG 1 2 3 4 D1.1 Volgen ontwikkeling kinderen 56 44 D1.2 Planmatige begeleiding 67 33 D1.3 Evaluatie van begeleiding en zorg 78 22 D1.4 Specifieke begeleiding en zorg voor Taalontwikkeling 67 33 D2.1 Welke kinderen externe zorg nodig? 22 78 D2. 2 Aanmelding externe zorg 100 D2.3 Volgen van de externe zorg 100 Het onderzoek laat zien dat er op het gebied van de zorg en begeleiding geen structurele kwaliteitswinst is geboekt ten opzichte van 2011. Vooral de evaluatie van de gegeven zorg, de specifieke begeleiding van de taalontwikkeling en de planmatige begeleiding van de zorgkinderen blijven structurele verbeterpunten op het merendeel van de onderzochte vve-locaties. Op dat laatste punt, de planmatige begeleiding, waardeert de inspectie de praktijk ook duidelijk minder gunstig dan uit de vragenlijsten naar voren kwam. Daarin gaven flink wat locaties zichzelf een pluim, terwijl de inspectie daar in de praktijk toch nog behoorlijk wat kanttekeningen bij plaatst. Vooral het vooraf vastleggen van de te geven extra aandacht en daar in de dagplanning structureel plaats voor inruimen vraagt op de meeste locaties nog scholing en begeleiding. Overigens weten de pedagogisch medewerkers en de leraren in de regel wel welke kinderen extra aandacht nodig hebben en is de relatie met externe zorgverleners kennelijk voldoende geregeld, evenals het volgen en terugkoppelen van de effecten daarvan. Tabel 3.2e De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- EN 1 2 3 4 VROEGSCHOOL E1 Vve-coördinatie binnen school 89 11 E2 Vve evalueren 44 56 E3 Opbrengsten evalueren 100 E4 Verbetermaatregelen 44 56 E5 Vve borgen 67 33 E6 Vve in kwaliteitszorg binnen school 100 Zowel in 2011 als in de antwoorden op de vragenlijsten en in de onderzochte locaties is het beeld niet sterk van elkaar afwijkend. Het meest positief is de inspectie, met betrokkenen, over de vve-coördinatie binnen en tussen de locaties. In een enkele locaties was en is daarop nog steeds het oordeel ‘goed’ van toepassing. En ook besteden nu kennelijk alle onderzochte basisscholen in hun kwaliteitszorg aandacht aan vve. Deze positieve zaken laten echter onverlet dat er binnen de locaties zelf geen eigen normen zijn ontwikkeld om de opbrengsten te evalueren. Ze wachten hiervoor op wat er gemeentelijk wordt (en inmiddels is) afgesproken. Ook het borgen van eerder gemaakte afspraken blijkt nog geen gemeengoed op tweederde van de locaties. Bovendien leveren de verificatieonderzoeken een genuanceerder beeld op van de mate waarin evaluaties leiden tot verbetermaatregelen. In een kwart van de vragenlijsten komt daar een score 4 uit, terwijl de onderzoeken op bijna de helft van de locaties hooguit de score 3 opleveren.
Pagina 20 van 25
Tabel 3.2f De beoordeling van de indicatoren: Doorgaande lijn DOORGAANDE LIJN F1 Vve-coördinatie tussen voor-vroeg F2 Doorstroom naar vroegschool* F3 Warme overdracht F4 Afstemming aanbod F5 Afstemming pedagogisch klimaat/educatief handelen F6 Afstemming over ouders F7 Afstemming begeleiding/zorg
1
2
3 78 60 100 44
20 56 100 33 100
4 22
67
De indicator met * is alleen van toepassing op de voorschool.
In 2011 constateerde de inspectie dat de doorgaande lijnen op de meeste locaties op orde waren met uitzondering van het doorgaande lijnen in het pedagogische klimaat en de interne begeleiding. Dezelfde thema’s zijn nu nog steeds niet op orde gebracht. De doorgaande lijnen in de coördinatie tussen voor- en vroegschool en de warme overdracht waren in 2011 het verst ontwikkeld. Op het gebied van de onderlinge coördinatie scoren de onderzochte scholen nu duidelijk boven gemiddeld met enkele ‘goede’ waarderingen. Over de warme overdracht tussen voor- en vroegschool leveren de onderzoeken ook geen signalen op, die functioneert kennelijk voldoende. Opmerkelijk genoeg bestaat er echter wel een verschil in waardering tussen de onderzochte locaties en de locaties die alleen een vragenlijst hebben ingestuurd als het gaat om die warme overdracht. In de vragenlijsten overheersen namelijk de scores ‘verbeterpunt’. Bovendien signaleert de inspectie een opmerkelijke daling in de oordelen over de afstemming van het aanbod ten opzichte van 2011. In de in de vragenlijsten doet zich dat verschijnsel overigens niet voor. Daar scoren de meer locaties een ‘voldoende’ dan dat deze indicator is aangewezen als verbeterpunt. Tabel 3.2g De beoordeling van de indicatoren: Resultaten van vve RESULTATEN VAN VVE 1 G1 Vve-resultaten meten G2 Niveau vve-resultaten G3 Verlengde kleuterperiode**
2
3
4
100
De indicator met een ** is alleen van toepassing op de vroegscholen.
Pas zeer onlangs hebben alle betrokken partijen in Tilburg overeenstemming bereikt over het monitoren van de ontwikkelingen binnen vve en over het meten van de met vve gerealiseerde opbrengsten. Vandaar dat de meeste scores op deze indicatoren nu nog ontbreken. Wel is duidelijk geworden dat er op geen enkele vroegschool sprake is van een onwenselijk aantal leerlingen met een verlenging van de kleuterperiode.
Pagina 21 van 25
Pagina 22 van 25
4
Conclusies
De inspectie heeft zowel op het niveau van de gemeente, als op het niveau van de afzonderlijke locaties, de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Tilburg beoordeeld. De oordelen zijn gebaseerd op de antwoorden op vragenlijsten door zowel de gemeente als de vve-locaties. De antwoorden van de gemeente zijn geverifieerd in gesprekken en aan de hand van separaat toegestuurde beleidsdocumenten. De antwoorden van de vve-locaties zijn in een beperkte steekproef van onderzoeken ter plaatse geverifieerd. Conclusies gemeentelijk vve-beleid - De belangrijkste conclusie de tussenmeting vve binnen de gemeente Tilburg is dat er in het vierde kwartaal van 2013 een stevig begin is gemaakt met het uitvoeren van een door alle betrokken partijen en organisaties gesteund implementatieplan. Vanaf dat moment heeft de ontwikkeling van vve op alle niveaus een flinke steun in de rug gekregen. Een belangrijke oorzaak hiervan is het feit dat door externe omstandigheden de projectleider pas in september aan de slag is gegaan. Daarvoor heeft de gemeente wel afzonderlijke acties in gang gezet. - In het verlengde van het vaststellen van een gemeenschappelijk plan van aanpak hebben de daarin participerende partners ingestemd met het benoemen van een externe projectleider en een aantal portefeuillehouders voor deelgebieden van het implementatieplan. Deze beslissing heeft er vooral voor gezorgd dat er op de vve-locaties weer over de inhoud van het werk kon worden gesproken. Helaas kan de inspectie die omslag niet meer registreren via de uitgezette vragenlijsten en de verificatieonderzoeken. De in het najaar van 2013 uitgevoerde Stadsmonitor brengt dit wellicht al wel enigszins in beeld. - Een derde algemene conclusie is dat de ontwikkeling van vve op de locaties minder ver vooruit is gegaan dan gewenst of gehoopt. Niet alleen het achterblijven van een degelijk uitgewerkt vve-beleid op gemeentelijk niveau is daar debet aan. Ook een vrij groot aantal personele wisselingen in de aansturing van in ieder geval de voorscholen hebben gezorgd voor een aanzienlijke vertraging en soms zelfs voor een (tijdelijke) terugval in de ontwikkeling van vve. - Na afloop van het vorige inspectieonderzoek naar vve in Tilburg hebben de gemeente en haar partners de tijd genomen om te komen tot een door het veld gedragen keuze voor een ander, wel erkend programma voor de voorscholen. Daarbij mag opgemerkt worden dat in dat proces is gebleken dat het lastig was voor partijen om te komen tot die keuze. Verbeterafspraken Op grond van alle beschikbare gegevens acht de inspectie het niet nodig noch wenselijk op dit moment verbeterafspraken vast te leggen met de gemeente of met één van de onderzochte vve-locaties.
Pagina 23 van 25
Verbeterpunten Vanuit de gemeente zelf hebben de betrokken ambtenaren al aangegeven, dat ze nog stappen moeten zetten in de opzet en organisatie van de externe zorg voor kinderen met een vve indicatie. Andere, eerdere verbeterpunten op gemeentelijk niveau zijn grotendeels weggenomen door de in het implementatieplan vastgelegde afspraken over werkwijzen en procedures. Voldoende oordelen Op gemeentelijk niveau heeft de inspectie verreweg de meeste indicatoren voorzien van de waardering ‘voldoende’. In het vorige onderzoek lag die situatie beduidend anders. Bovendien is de gemeente precies op tijd geweest met het aannemen van het implementatieplan. Zonder dat plan zouden de in dit rapport opgenomen waarderingen zeer waarschijnlijk beduidend lager zijn uitgekomen. Voorbeelden voor anderen Op grond van alle beschikbare gegevens waardeert de inspectie de inmiddels vastgestelde opzet voor de evaluatie van de resultaten van vve als goed. De uitvoering van de gemeentelijke monitor is daar een doorslaggevend argument voor geweest. Kwaliteit van vve op de locaties en relatie tussen de bezoeken en de vragenlijsten Helaas kan de inspectie niet berichten dat de kwaliteit van vve in Tilburg sinds 2011 sterk is verbeterd. Zowel uit de vragenlijsten als uit de verificatieonderzoeken leidt de inspectie af dat er sprake is van een zekere stagnatie en soms zelfs van een kleine terugval in kwaliteit. Voor de meeste betrokkenen in Tilburg komt deze conclusie niet als een verrassing, gezien de hiervoor gemelde contextuele omstandigheden. Toch heeft de inspectie ook kunnen vaststellen dat er op een, zij het beperkt, aantal locaties goed werk is verricht in de afgelopen jaren, waardoor in een relatief klein aantal situaties de waardering ‘goed’ van toepassing blijkt te zijn. Vooral de indicatoren die gaan over de coördinatie van de vve-activiteiten binnen en tussen de partners op de vve-locaties zijn voorzien van positieve scores. Andere indicatoren die een duidelijk positiever beeld laten zien betreffen de inrichting van de ruimtes en de pedagogische benadering van de kinderen. Verbeterpunten op het niveau van de locaties signaleert de inspectie in de indicatoren die gaan over de begeleiding en de zorg, de afstemming van het pedagogisch klimaat tussen voor- en vroegschool en de evaluatie. Bovendien is een gericht ouderbeleid nog verre van optimaal op een groot aantal locaties. Enkele in het oog springende discrepanties tussen de antwoorden in de vragenlijsten en de uitgevoerde onderzoeken heeft de inspectie eveneens aangetroffen. In de vragenlijsten zijn de locaties behoorlijk positief over de planmatige begeleiding van de vve kinderen, terwijl de observaties daarvan een genuanceerder beeld geven. Een tweede discrepantie doet zich voor bij de indicator die gaat over het opzetten van verbetermaatregelen. De inspectie heeft die beduidend minder vaak waargenomen dan de antwoorden in de vragenlijsten zouden rechtvaardigen.
Pagina 24 van 25
Relatie tussen gemeentelijk beleid en kwaliteit op de locaties Omdat de binnen de LEA samenwerkende partners er in 2013 voor gekozen hebben een gezamenlijk plan van aanpak op te stellen, is de daadwerkelijke uitvoering in feitelijk in september 2013 van start gegaan. Dit tijdspad heeft zijn weerslag gehad op het doorvoeren van verbeteringen op locatieniveau. Een voorbeeld daarvan is de in te voeren VVE-programma's. Een tweede relatie signaleert de inspectie op het gebied van de doorgaande lijnen. Opvallend is onder andere dat er kennelijk weinig is ingezet op een doorstroom van kinderen van een voorschool naar de vroegschool waarmee een warme samenwerkingsband is opgebouwd. Relatief veel locaties geven signalen af in deze richting. Feitelijke gegevens ontbreken vooralsnog. Over het systematisch verzamelen van dit soort gegevens zouden op gemeentelijk niveau afspraken gemaakt kunnen worden. Vervolgafspraken: Verbeterafspraken zijn niet aan de orde. Monitor 2015. De inspectie zal vanaf 2015 opnieuw de kwaliteit van vve in de gemeente Tilburg in beeld brengen.
Pagina 25 van 25