Investeren in de kracht van Voor- en Vroegschoolse Educatie
Inhoud Wat is Vversterk? Loes van Tilborg Vversterk is een gigantisch omvangrijke professionaliseringsoperatie Internationale context Peter Winia met Vversterk slaan we een belangrijke kwaliteitsslag! Wat is VVE? Anja de Rooij Vversterk maakt mensen ‘lekker’ naar meer...
2
Vversterk-trainingen Nel Boerman de Vversterk-training was vernieuwend en leerzaam Vversterk in de opleiding Heleen Versteegen Vversterk biedt een balans tussen uitdagen en veiligheid
Wat is Vversterk? 3 4 7 10 13 16 18 20 23 26
Ondersteuning gemeenten Anja Leerintveld Vversterk biedt maatwerk
29
Communicatie rondom Vversterk
35
Wat heeft Vversterk teweeggebracht?
37
En nu verder: Vversterk 2010-2014
38
32
De eerste periode van Vversterk (2006-2010) zit erop. We kunnen met een voldaan gevoel terugkijken op alles wat we hebben bereikt en presenteren dan ook met enige trots dit publieksverslag. Hierin zetten we natuurlijk de feiten en cijfers op een rijtje, maar laten ook een aantal mensen aan het woord die, elk in een andere rol, een onderdeel van Vversterk voor hun rekening hebben genomen. We hopen hiermee niet alleen iets te laten zien van alles wat we in die paar jaar bereikt hebben, maar ook het enthousiasme waarmee wij -met een heleboel partners- hebben gewerkt aan het professionaliseren van beroepskrachten in de Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE).
Vversterk is een landelijk project dat de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (VVE) versterkt.
Vversterk biedt scholing en ondersteuning aan VVE-beroepskrachten: leidsters van peuterspeelzalen, pedagogisch medewerkers van kinderdagverblijven en leerkrachten van groep 1 en 2 van het basisonderwijs. In de eerste fase vanVversterk (2006-2010) zijn 12.509 VVE-beroepskrachten getraind.
Vversterk helpt ook opleidingen tot leidster, pedagogisch medewerker of leerkracht (ROC’s en Pabo’s) te werken aan een betere verankering van voor- en vroegschoolse educatie in hun opleidingen.
Vversterk heeft hiervoor speciaal VVE-lesmateriaal ontwikkeld. Vversterk ondersteunt beleidsmakers in gemeenten door het organiseren van regionale bijeenkomsten. Bovendien zijn er op maat gesneden VVE-trajecten voor gemeenten. Vversterk wordt bekostigd door het Ministerie van OCW. Sardes heeft de centrale coördinatie in handen en werkt daarbij samen met een groot aantal landelijke en lokale instellingen en organisaties. De eerste fase van Vversterk liep van september 2006 tot 1 augustus 2010, en dit publieksverslag beschrijft deze periode. Intussen is de volgende fase van start gegaan (2010-2014).
3
Loes van Tilborg, projectleider van Vversterk die alle programmaonderdelen coördineerde en aanstuurde
Vversterk is een
gigantisch omvangrijke
professionaliserings operatie
4
Hoe zou je Vversterk omschrijven? Vversterk betekent professionalisering van VVE, op landelijke schaal. We hebben ons niet alleen gericht op nascholing maar ook op initiële opleidingen. Het is een gigantisch omvangrijke operatie, die we dan ook samen met allerlei partijen uitvoeren. Het idee was dat we met het professionaliseren van leidsters en leerkrachten een grote slag moesten maken. Dat betekende niet alleen het nascholen van een hele grote groep VVE-beroepskrachten, maar ook dat we moesten inzetten op het verbeteren van de initiële opleidingen. Anders blijft het dweilen aan de achterkant. En om alles in een nog breder perspectief te zetten hebben we met Vversterk bewust niet alleen aangestuurd op professionalisering op het uitvoerende niveau, maar ook op ondersteuning van degenen die dit in het beleid en management moeten verankeren. Er is dus ook aandacht voor beleidmakers en managers in het programma van Vversterk. Hoe is Vversterk ontvangen? Goed. Sardes heeft vanaf het begin af aan samenwerking gezocht met andere instellingen en organisaties, om een dergelijke omvangrijke operatie tot een succes te brengen. Samenwerking met andere partijen is heel belangrijk en ook goed van de grond gekomen: er zijn 33 trainende instellingen, we werken samen met deskundige ontwikkelaars uit het werkveld van de VVEprogramma’s, met referenten uit de opleidingen, we hebben een klankbordgroep en een wetenschappelijke commissie. Dat heeft allemaal gezorgd voor inhoud en werkwijzen die aansluiten bij de doelgroep. Valt zo’n groot project nog wel te managen? Ja hoor, zeker wel. Ik had de algemene coördinatie in handen en stuurde alle werkzaamheden aan. Daarbij was het mogelijk om sommige taken te delegeren, zodat meer mensen met verantwoordelijkheden werden belast. Ik bewaakte ook de onderlinge afstemming. En in Vversterk hebben we er voor gezorgd dat er kwaliteitstoetsingen in het werk zijn en een systeem om het project te monitoren.
5
Heb je het idee dat Vversterk compleet is? Of zijn er nog dingen blijven liggen? Als aanpak is Vversterk redelijk compleet. Gelukkig hebben we met de volgende fase van Vversterk de kans om in te spelen op nieuwe ontwikkelingen. Nieuwe elementen zijn dat er nog meer aandacht zal zijn voor het management van VVE-instellingen, voor speciaal basisonderwijs en ook het evaluatieonderzoek krijgt meer aandacht. Wat zie je als de kracht van Vversterk? De omvang. Denk je in, we beloofden 10.000 beroepskrachten te trainen, het zijn er meer dan 12.000 geworden en het gaat nog maar door. Je gaat nu deze fase van Vversterk is afgerond met prepensioen. Je laat een succesvol programma achter. Heb je nog een tip voor je opvolger, Karin Hoogeveen?
6
Het succes van Vversterk schuilt in de kwaliteit en de samenhang van de projectactiviteiten. De nieuwe projectonderdelen geven daar een extra impuls aan. Het is voor iedereen een inspirerende uitdaging om Vversterk te laten slagen en zo een goed rendement in de professionalisering van VVE te bereiken. De projectleider kan zorgen voor de goede randvoorwaarden. Karin zal zich daar zeker voor inzetten.
Internationale context Er is wereldwijd veel aandacht voor de kwaliteit van Voor- en Vroegschoolse Educatie, meestal aangeduid met de term Early Childhood Education and Care (ECEC). En terecht: het is belangrijk kinderen een stevige basis te bieden voor hun verdere ontwikkeling. Er zijn, in Nederland en daarbuiten, in de loop der jaren verschillende ECEC-programma´s ontwikkeld, volgens uiteenlopende pedagogische uitgangspunten. Sommige daarvan zijn min of meer strikte beschrijvingen van het te volgen curriculum, andere gaan meer uit van het kind en bieden meer ruimte voor invulling en creativiteit van de leidster/leerkracht. Sommige landen kiezen voor één nationaal curriculum en sturen dat centraal aan, andere landen laten de keuze vooral over aan lokale overheden. Maar welk programma je ook gebruikt, er is één belangrijke factor voor de effectiviteit van dat programma: kwaliteit wordt voor een belangrijk deel bepaald door de vaardigheden van VVE-professionals om het programma zo te gebruiken dat het het meeste oplevert voor de ontwikkeling van jonge kinderen. Zo leggen de VVE-beroepskrachten een goede basis voor de verdere ontwikkeling van jonge kinderen. Een belangrijk doel van ECEC is het ontwikkelen van persoonlijke en sociale competenties van kinderen. In sommige landen (zoals in het Verenigd Koninkrijk) worden die competenties beschreven als eindtermen van een curriculum: de vaardigheden (op de diverse ontwikkelingsgebieden) die een kind op een bepaalde leeftijd zou moeten hebben. De invalshoek van Vversterk is anders: het is belangrijk dat kinderen in de gelegenheid worden gesteld om verschillende ervaringen op te doen waarvan ze kunnen leren. De leidster/leerkracht is degene die ze daarbij kan helpen en ervoor zorgt dat in de activiteiten op kinderdagverblijven, peuterspeelzalen en op school de verschillende competenties aan de orde komen.
Het Nederlandse systeem van ‘Early Childhood Education and Care’ Niet alleen in Nederland, maar ook daarbuiten, heeft Voor- en Vroegschoolse Educatie de laatste jaren enorme progressie gemaakt. De Nederlandse invulling van ECEC is soms lastig aan buitenstaanders uit te leggen. We kennen de kinderopvang (kinderdagverblijven, gastouders) voor kinderen tussen 0 en 4 jaar. Daarnaast zijn er peuterspeelzalen voor kinderen vanaf 2 jaar. Ook groep 1 en 2 van de basisschool (wat voor 1986 nog een aparte kleuterschool was) vallen onder VVE. Kinderdagverblijven (0-4 jaar) Allereerst zijn er kinderdagverblijven (KDV) voor kinderen van 0-4 jaar. Hier gaan meestal kinderen naar toe van ouders die beiden buitenshuis werken. Het kan per gezin verschillen hoeveel dagen of dagdelen een kind opvang nodig heeft. Ouders betalen voor de opvang, maar krijgen via de
7
kinderopvangtoeslag een deel terug van de rijksoverheid. De hoogte van wat ouders zelf bijdragen is afhankelijk van het inkomen, het aantal kinderen dat gebruikmaakt van kinderopvang, de prijs van de kinderopvang en het aantal uren kinderopvang per kind. Tot voor kort was er op veel kinderdagverblijven een gebrek aan pedagogische visie en waren leidsters vooral gericht op verzorging van de kinderen. De laatste jaren is meer aandacht gekomen voor het pedagogisch-didactisch handelen van de medewerkers en hun rol om de ontwikkeling van jonge kinderen te stimuleren. De meeste KDV´s zijn aangesloten bij een geregistreerde kinderopvangorganisatie.
8
Gastouders (0-4 jaar, daarna eventueel ook voor naschoolse opvang) Ook voor gastouders geldt dat vooral ouders die allebei werken een beroep op hen doen voor opvang van hun kind. Sinds kort moeten gastouders aan een aantal wettelijke voorwaarden voldoen en zich aansluiten bij een geregistreerd gastouderbureau. Ouders kunnen alleen kinderopvangtoeslag krijgen als zij zich aanmelden bij zo’n geregistreerd bureau. Het overige deel van de kosten betalen de ouders zelf, via dezelfde regeling als die voor kinderdagverblijven. Via de gastouderbureaus kunnen gastouders cursussen volgen, bijvoorbeeld over pedagogisch handelen en over hoe jonge kinderen zich ontwikkelen. Zo is er een gastouderacademie en zijn er mogelijkheden voor e-learning. Peuterspeelzaal (2 – 4 jaar) Peuterspeelzalen bieden kinderen de mogelijkheid om een of meer dagdelen met andere kinderen tussen 2 (à 2,5) en 4 jaar te spelen en andere activiteiten te doen. Vanaf 2001 investeert de overheid in Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE), met als doel zoveel mogelijk zogeheten doelgroepkinderen (kinderen met een risico op achterstand) te bereiken die vier dagdelen per week deel kunnen nemen aan een goed en effectief VVE-programma. Leidsters van VVE-peuterspeelzalen zijn getraind in het gebruik van de verschillende programma’s en volgen vaak ook nog diverse nascholingstrajecten. Vversterk is zowel een uitbreiding van professionalisering van VVE-beroepskrachten, als een soort inhaalslag om ook de kwaliteit van het aanbod op ‘gewone’ peuterspeelzalen te verbeteren door training van de leidsters. Er is nog wel een verschil tussen ‘gewone’ peuterspeelzalen en VVE-peuterspeelzalen in het aantal dagdelen dat kinderen erheen gaan (VVE: minimaal vier) en het aantal geschoolde leidsters (VVE: twee). De gemiddelde kwaliteit van VVE-peuterspeelzalen ligt boven het basisniveau van de kinderopvang door het werken met VVE-programma´s en de training van de leidsters. Basisschool (4 – 12 jaar) Vanaf 4 jaar kunnen kinderen naar de basisschool. Vanaf 5 jaar is er leerplicht, maar bijna alle kinderen in Nederland gaan naar school als ze 4 jaar zijn. De eerste twee leerjaren (groep 1 en 2, de onderbouw) zijn in de plaats gekomen van de vroegere kleuterschool. Kinderen worden, zoveel
mogelijk door spel en spelend leren en vaak aan de hand van een VVE-programma, voorbereid op het meer formele leren dat vanaf groep 3 (6 jaar) begint. In veel gevallen werken voorschoolse voorzieningen samen met de school en krijgen kinderen op de basisschool te maken met het vervolg op hetzelfde programma als dat op de peuterspeelzaal. Helaas is deze continuïteit er niet altijd, om praktische redenen. Er is geen één-op-één samenwerking tussen school en voorschool, er is niet altijd sprake van een formele, inhoudelijke samenwerking, er zijn meer peuterspeelzalen die kinderen ‘leveren’ aan een school. En zelfs als er wel sprake is van samenwerking, dan nog hebben ouders het wettelijke recht om zelf een school voor hun kind te kiezen.
Leeftijd Gastouders
0 - 4 jaar
Kinderdagverblijf
0 - 4 jaar
Peuterspeelzaal
2 - 4 jaar
Primair onderwijs
4 - 12 jaar
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
9 Bereik van VVE (2 - 6 jaar)
Met Vversterk slaan we een belangrijke
kwaliteitsslag! 10
Peter Winia heeft als beleidsambtenaar bij het Ministerie van OCW Vversterk in portefeuille
Met Vversterk wil OCW op landelijke schaal de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie versterken door scholing en ondersteuning te bieden. Leidsters in peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en leerkrachten in groep 1 en 2 zijn de primaire doelgroep. Verder richt Vversterk zich op de opleiders van leidsters en leerkrachten. Ook wordt ondersteuning geboden aan het management van scholen, welzijnsinstellingen en kinderdagverblijven en aan gemeenten. Het Ministerie van OCW heeft Sardes gevraagd deze grote operatie te leiden. Sardes heeft de samenwerking gezocht met een groot aantal instellingen (zoals schoolbegeleidingsdiensten en landelijke pedagogische centra). Zij verzorgen uiteindelijk de training. Hoe past Vversterk in de internationale context? Houden we internationale ontwikkelingen in de gaten en spelen we daarop in, of varen we een geheel eigen koers? Vversterk is een grootschalig project waarbij VVE personeel gratis wordt geschoold. In het buitenland bestaat een dergelijk project niet en er wordt in diverse landen met waardering gesproken over een dergelijk door de overheid opgezet en gefinancierd project. Vanaf 2000 subsidieert OCW op grote schaal VVE. Bij de financiering en het vormgeven van beleid rond dit thema is vooral ‘geleund’ op onderzoeksresultaten uit de VS naar de (economische) effecten van ECEC. Internationale ontwikkelingen hebben dus zeker een rol gespeeld. Ook is in de afgelopen jaren regelmatig de blik ‘naar buiten gekeerd’. OCW maakt deel uit van het ECEC-netwerk van de OECD. Ook wordt deelgenomen aan internationale bijeenkomsten en congressen op het terrein van VVE. Er wordt dus gekeken naar de internationale ontwikkelingen, maar die zijn niet leidend bij het vormgeven van het Nederlandse VVE-beleid. Hoe doet Nederland het internationaal gezien op het gebied van VVE? Over het algemeen doet Nederland het in internationaal verband goed. Er is in andere landen bewondering voor de landelijke en structurele aanpak, zeker met de onlangs in werking getreden OKE-wet. Op andere punten zijn andere landen weer verder. Ik noem als voorbeeld dat het opleidingsniveau redelijk laag is in vergelijking met andere landen. Wat zijn belangrijke overwegingen geweest om het project te beginnen? Er zijn verschillende factoren die bepalen of er sprake is van kwalitatief goed VVE. Eén van de belangrijkste factoren is goed geschoold VVE-personeel. Met Vversterk geven we een forse kwali-
11
teitssimpuls aan VVE. Het gratis aanbieden van een dergelijke scholing biedt de mogelijkheid om een grote doelgroep te bereiken. Met de middelen die beschikbaar kwamen uit het Fonds Economische Structuurversterking (FES) is het mogelijk geworden om een grootschalig gratis VVE- scholingstraject op te zetten. Inmiddels zijn er al vele duizenden personeelsleden geschoold en gaat die scholing nog steeds door, waarmee we de beoogde kwaliteitsimpuls aan VVE realiseren. Wat is de kracht van Vversterk? De kracht van Vversterk is dat er sprake is van een gratis scholingsaanbod. Daarom is er gekozen voor een integrale aanpak, omdat ook gemeenteambtenaren en ROC’s en Pabo’s zijn/worden ondersteund. Ook is er (een zekere mate van) continuïteit, omdat cursisten na afloop van een Vversterkcursus ook nog op de website van Vversterk terecht kunnen voor allerlei materialen.
Wat is VVE? Early Childhood Education and Care staat in veel landen hoog op de prioriteitenlijst en er is ook daadwerkelijk fors in geïnvesteerd. In Nederland is de rijksoverheid vanaf 2000 bezig met het opzetten en uitvoeren van Voor- en Vroegschoolse Educatie. Er is gewerkt aan zowel het bereiken van zoveel mogelijk doelgroepkinderen door hen gebruik te laten maken van VVE-voorzieningen, als aan de inhoudelijke kwaliteit. Het aanbod is verrijkt met diverse goede VVE-programma’s; de Erkenningscommissie Interventies (ondersteund door het Nederlands Jeugdinstituut, NJI) is een landelijke en onafhankelijke commissie, die VVEprogramma´s en interventies een erkenning kan geven als ‘theoretisch goed onderbouwd’, ‘waarschijnlijk effectief’ of ‘bewezen effectief’. De kwaliteit wordt verder in de gaten gehouden door het toetsingskader VVE van de Inspectie van het Onderwijs.
Werkt Vversterk? Wat heeft het project bereikt/teweeggebracht?
12
Tussentijdse steekproeven hebben aangetoond dat Vversterk positieve invloed heeft op het geschoolde personeel. Of Vversterk positieve effecten heeft op de (leerresultaten van) kinderen is momenteel (nog) niet aan te tonen. In de volgende periode van Vversterk (2010-2014) krijgt onderzoek en meten van opbrengsten veel aandacht. Doordat Vversterk al vanaf 2007 loopt, is Vversterk inmiddels een begrip geworden en wordt het als scholingsinstrument in het veld zeer gewaardeerd.
Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) is de verzamelnaam voor de methodische en systematische aanpak van de ontwikkeling van jonge kinderen. Het voorschoolse deel speelt zich af in peuterspeelzalen of kinderopvanginstellingen en het vroegschoolse deel op de kleutergroepen in de basisschool. Kenmerkend voor VVE is het stimuleren van de ontwikkeling van jonge kinderen in de meest brede zin van het woord. Het gaat dan om het vergroten van de woordenschat of het ontwikkelen van motorische vaardigheden, maar ook om verder liggende doelen, zoals goed functioneren in de school en in de maatschappij en het voorkomen van asociaal gedrag en jeugddelinquentie. Het uitgangspunt is dat stimuleren van de ontwikkeling ook echt zin heeft, dat VVE ‘werkt’. Doelgroepenbeleid Veel kinderen verwerven kennis en vaardigheden (woordenschat, wereldkennis, communicatieve vaardigheden, ontluikende geletterdheid en ontluikende rekenvaardigheid) in de voorschoolse periode door spel, via alledaagse gesprekken en door het leesklimaat thuis. Dat geldt helaas niet voor alle kinderen. Kinderen in achterstandssituaties hebben veel minder van dit soort informele leerervaringen. Daarnaast hebben anderstalige achterstandskinderen een lastige taak zodra ze naar het basisonderwijs gaan: ze moeten de Nederlandse taal leren voor alledaagse communicatie en tegelijkertijd met behulp van het Nederlands schoolkennis en schoolvaardigheden verwerven. VVE werd in 2000 opgezet als doelgroepenbeleid, namelijk voor kinderen van ouders met een laag opleidingsniveau. Het doel was om kinderen met een risico op taalachterstand vroegtijdig te ondersteunen, zodat ze die achterstand aan het begin van groep drie grotendeels of zelfs geheel ingehaald zouden hebben. Onderzoek laat zien dat deze kinderen al vroeg in hun bestaan een risico lopen op achterstand op een aantal ontwikkelingsgebieden. Op grond van dit risico -en dus niet op
13
grond van werkelijk gemeten of ‘bewezen’ achterstanden- is destijds VVE-beleid ontwikkeld en zijn er VVE-programma’s gemaakt. Inmiddels is dat beleid losgelaten en is er sprake van enige vervaging van de doelgroep. Vaak richten de educatieve programma’s zich nu op alle kinderen. Als het nodig is, krijgen kinderen die iets extra’s nodig hebben een geïntensiveerd aanbod.
14
VVE-programma’s In de VVE worden speciale programma’s gebruikt. Deze programma’s werken aan taalontwikkeling, ontluikende rekenvaardigheid, motorische ontwikkeling en sociaal-emotionele ontwikkeling. Er gelden strenge voorwaarden voor landelijke erkenning van VVE-programma’s. Een goed VVE-programma voldoet aan de volgende kenmerken: • er is een duidelijke uitgewerkte methodiek; • het programma besteedt veel aandacht aan taalverwerving; • het programma is flexibel; het kan bijvoorbeeld worden aangepast aan de doelgroep of aan de situatie op de peuterspeelzaal; • er zijn speciale activiteiten voor ouders, zodat zij betrokken zijn bij de ontwikkeling van hun kind; • er zijn voor leidsters en leerkrachten voldoende mogelijkheden om goed met het programma te leren werken (bijvoorbeeld door trainingen of begeleiding). Er zijn in Nederland negen veel gebruikte programma’s. Dit zijn Piramide, Kaleidoscoop, Startblokken/Basisontwikkeling, Doe meer met Bas, KO-totaal, Sporen, Speelplezier, Boekenpret en De Taallijn. De eerste zeven programma’s staan bekend als integraal centrumgericht VVE-programma. De laatste twee, Boekenpret en De Taallijn, zijn programma’s voor taalstimulering. VVE-beroepskrachten en Vversterk De overheid heeft bepaalde kwaliteitseisen gesteld aan VVE-programma’s, maar nog veel belangrijker dan het programma zijn de mensen die er mee werken. Hoe hoger de kwaliteit van de beroepskrachten, des te meer effect een VVE-programma heeft. In Vversterk-trainingen leren de deelnemers hoe ze bewust de ontwikkeling van jonge kinderen kunnen stimuleren. Bewust zijn van wat je doet, en waarom, betekent ook dat je kinderen intensiever kunt begeleiden. VVEleidsters en leerkrachten handelen op basis van kennis van en inzicht in de ontwikkeling van het kind, ze weten meer over de valkuilen en risico’s en leren om kinderen beter te observeren in hun dagelijkse spelsituaties en alert te zijn op hoe kinderen zich ontwikkelen. Specifiek voor VVE is dus niet zozeer wat er bijzonder is aan het kind, maar wat er bijzonder is (of zou moeten zijn) aan de professional. Dit laat zich vooral vertalen in de competenties van de professional, dus in wat pedagogisch werkers (leidsters), onderwijsassistenten en leerkrachten in specifieke (VVE-)situaties moeten weten en kunnen. De kracht van Vversterk is dat hen de vaardigheden worden
aangereikt om alle kinderen op jonge leeftijd uit te dagen met activiteiten in de zone van hun naaste ontwikkeling. De invloed van professionals op de kinderen is groot. Wat professionals doen of laten in hun werk met jonge kinderen in de VVE-context, is dus van grote betekenis. Daarom wordt gesproken van specifieke VVE-competenties. Naast het belang van nascholen van leidsters en leerkrachten op het gebied van VVE is er groeiende overeenstemming over het belang van VVE in de opleidingen tot leidster of leerkracht. Het Bronnenboek Vversterk (in) de opleiding dat geschreven is voor docenten en curriculumontwikkelaars, geeft antwoord op de vraag hoe hieraan eenduidig, maar rekening houdend met de verschillen binnen de opleidingsorganisaties, vorm gegeven kan worden.
Het Ministerie van OCW financiert Vversterk. Het geld komt niet uit de reguliere onderwijsbegroting, maar uit de zogeheten FES-gelden, ook wel aardgasbaten genoemd. Het Fonds Economische Structuurversterking (FES) wordt gefinancierd uit een deel van de opbrengsten van aardgas uit het aardgasveld van Slochteren. Ooit is vastgelegd dat dit geld ten goede moet komen aan ‘infrastructuur’: wegen, vaarwegen, spoorlijnen. Sinds 2005 is het fonds ook bestemd voor investeringen in de Nederlandse kenniseconomie (soft infrastructure). Door ook onderwijs als mogelijke bestemming van de FES-gelden aan te wijzen, laat de Nederlandse overheid zien dat ze belang hecht aan een goede basis voor alle inwoners van dit land. Zeker nu er al twee keer veel geld gestoken wordt in VVE.
Vversterk 2006-2010:
totaal € 25 miljoen Vversterk 2010-2014
totaal € 30 miljoen
15
Anja de Rooij (CED) werkt bij de CED-groep in Rotterdam en is in de ontwikkelfase van de Vversterk-scholing betrokken geweest bij het samenstellen van een aantal modules
Dat is niet het enige, hoor, zegt De Rooij. Naast het mede ontwikkelen van modules, is me gevraagd het script van het speciaal voor Vversterk geproduceerde docudrama ‘Jongleren’ kritisch door te lezen, heb ik mij gebogen over VVersterk Rotterdam als maatwerktraject. In overleg met Sardes en de gemeente heb ik vervolgens onze projectleiders (zowel regionaal als in de stad Rotterdam) aangestuurd. Dan heb ik ook nog het nazorgtraject Vversterking (voor ROC/PABO) geleid. Hoe is Vversterk ontvangen op de werkvloer?
16
Ik zag een groot verschil tussen gemeenten waar nog weinig gebeurd was op VVE-gebied, en gemeenten waar al veel in VVE geïnvesteerd was. Bij de eerste groep, de nieuwe gemeenten, werd Vversterk erg enthousiast ontvangen (en willen mensen meer...). Bij de tweede groep moest veel maatwerk geleverd worden. Vooral bij de basisscholen kregen we aanvankelijk gemengde reacties, dat vroeg van de trainers ook de nodige creativiteit en expertise.
17
Wat vindt u inhoudelijk van Vversterk? Is het compleet? Zijn er nog hiaten? Inhoudelijk vind ik Vversterk een leuke, inspirerende, actuele en kwalitatief goede VVE-impuls, die mensen ‘lekker’ maakt naar meer. Ik ben zelf blij dat het nu is aangevuld, inhoudelijk met bijvoorbeeld een domein als techniek en met managementmodules. Scholen en kinderopvangorganisaties moeten dit soort processen ook goed aansturen, wil het kwaliteit opleveren. Wat is de kracht van Vversterk? De kracht van Vversterk is dat het tot nu toe voldoende flexibel is. Je moet namelijk blijven updaten! Meegaan met nieuwe ontwikkelingen. Wat je ook merkt, als je verder komt in dit soort trajecten, is dat je meer maatwerk moet gaan leveren, meer gedifferentieerd moet gaan werken. Het is fijn om te merken dat instellingen ook echt met VVE aan de slag willen. Het is natuurlijk geweldig dat het rijk zo investeert! Zorgpunt zijn de opleidingen, ik vind dat daar (naast meer aandacht voor Nederlandse taal en rekenen) een stevige VVE-basis gelegd moet worden.
Vversterk
maakt mensen
‘lekker’ naar meer...
Vversterk-trainingen De Vversterk-trainingen bestaan uit basismodules en verdiepingsmodules. De basismodules zijn vooral bestemd voor leidsters, pedagogisch medewerkers en leerkrachten die werken of willen werken met VVE, maar daar nog weinig of geen ervaring mee hebben. De verdiepingsmodules zijn bestemd voor deelnemers die wel al enige ervaring met VVE hebben.
18
De basistraining bestaat uit acht bijeenkomsten (modules) met de volgende inhoud: • Bijeenkomst 1: Nederlandse VVE-programma’s en de Taallijn. Deze bijeenkomst heeft een hoog informatiegehalte. Wat is VVE? Wat kennen en kunnen kinderen in die leeftijdgroep? Welke houding en vaardigheden zijn er nodig om de ontwikkeling van kinderen te stimuleren? Wat zijn kenmerken van goede VVE-programma’s? • Bijeenkomsten 2 tot en met 7: combinatie tussen theorie en praktijk. Hierin komt theorie aan de orde over de ontwikkelingsfasen van kinderen op het gebied van taal, sociaal-emotionele ontwikkeling, motoriek, enzovoort. Ook behandelt de trainer eventuele tussendoelen en laat zien wat goede didactische aanpakken zijn. Tot slot oefenen de deelnemers met de nieuwe informatie in praktijkoefeningen: hoe kun je dit toepassen in je eigen groep. De onderwerpen zijn: - taalontwikkeling en rekenen/wiskunde - sociaal-emotionele ontwikkeling - sensomotorische ontwikkeling - ouderbetrokkenheid - ICT en multimedia en - de overgang van voorschools naar basisschool. • Bijeenkomst 8: Coaching op de werkvloer: collegiale consultatie. Doel van deze bijeenkomst is om deelnemers te helpen om de verworven inzichten en vaardigheden breder in te voeren in de instelling waar ze werken en om ze over te brengen aan collega’s. De verdiepingsmodules zijn bedoeld voor leidsters, pedagogisch medewerkers en leerkrachten die al basiskennis hebben van of ervaring hebben met VVE. Peuterspeelzalen en kinderdagverblijven kunnen een nascholingspakket van maximaal vijf onderwerpen samenstellen uit de volgende modules: - Taal - Sociaal-emotionele ontwikkeling - Sensomotorische ontwikkeling - Ouderbetrokkenheid
- ICT en multimedia - Observeren Leerkrachten basisonderwijs kunnen een nascholingspakket van maximaal vijf onderwerpen samenstellen uit de volgende modules: - Taal - Rekenen/wiskunde en Science - Sociaal-emotionele ontwikkeling - Sensomotorische ontwikkeling - Ouderbetrokkenheid - ICT en multimedia - Spel De nascholing wordt verzorgd door 33 over het land verspreide instellingen die Vversterk-gecertificeerd zijn.
In de periode 2006-2010 zijn de volgende aantallen beroepskrachten getraind:
2.558 pedagogisch medewerkers van 1.291 kinderdagverblijven
4.927 peuterspeelzaalleidsters op 2.133 peuterspeelzalen
5.024 leerkrachten groep 1 en 2 van 1.694 basisscholen
...beroepskrachten in 5.118 instellingen
19
De Vversterk-training was vernieuwend en leerzaam
20
Nel Boerman is hoofdleidster van Peuterspeelzaal De Vrijbuitertjes in Putten en volgde samen met collega’s de Vversterktraining
Wat was je rol in Vversterk? Ik ben vanaf september 2007 met vier collega’s begonnen met de Vversterk-training, alweer een tijdje geleden, dus. Op onze peuterspeelzaal De Vrijbuitertjes doen we vanaf 2003 aan VVE. In Putten is destijds gekozen voor het programma Ik ben Bas. Slechts een paar van ons volgden de training van Ik ben Bas en we wilden graag een scholing in VVE voor alle leidsters. Vversterk was voor ons een vernieuwend en leerzaam traject. Het was duidelijk waar we heen moesten, de modules hadden voldoende diepgang. Prettig om te zien dat de inhoud ook vooral ontwikkelingsgericht was. Wat vond je van de inhoud van de Vversterk-trainingen? Was het compleet of zaten er hiaten in? Was het te eenvoudig en was er meer behoefte aan verdieping? Sloot het aan bij wat jij en je collega’s al deden en wisten? De cursus was goed opgebouwd en bestond uit verschillende modules. Er kwamen onderwerpen aan bod, waarmee wij eigenlijk nog bezig zijn geweest door middel van een bijscholing. De cursus was goed op niveau, goed te volgen en tijdens de modules was er gelegenheid voor diepgang. We kregen nieuwe inzichten in het stimuleren van de ontwikkeling van het jonge kind. Wat zijn voor jou belangrijke overwegingen geweest om mee te doen met Vversterk? Wij wilden meedoen aan Vversterk, omdat we op een meer professionele wijze wilden werken met onze kinderen. We waren begonnen met het gebruiken van een VVE-programma en met het werken met thema’s. Daarbij konden we wel bijscholing en nieuwe inzichten gebruiken. Zie je nog steeds elementen van Vversterk terug in de dagelijkse praktijk? Zo ja, kun je aangeven wat? Ja! Vooral op de momenten dat wij als leidsters situaties en thema’s aanbieden. We letten er nu veel beter op dat de kinderen duidelijk belangstelling hebben voor het onderwerp en de activiteiten. Nog steeds denk ik aan de woorden uit het boek en de training: de activiteiten en situaties moeten zinvol zijn en betekenis hebben. We hebben ook geleerd dat het taalaanbod begrijpelijk moet zijn. Dat we rustig moeten praten en zingen. En dat de instructies die we geven kort moeten zijn. Bovendien kregen we mee dat het gaat om de totale ontwikkeling van het kind.
21
Ook gaat het beter met het betrekken van ouders bij de thema’s. We laten ouders foto’s meenemen, we informeren hen over het thema. Het komt nu voor dat ouders bijvoorbeeld pannenkoeken bakken en op andere manieren meehelpen. Heb je het idee dat Vversterk werkt? Heeft het project iets bereikt/teweeggebracht? Volgens mij werkt Vversterk en moeten alle leidsters van een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf deze cursus met alle modules volgen. Bij ons heeft het project heel wat teweeggebracht. Wij zijn ons veel meer bewust van de activiteiten die we met de kinderen doen. Jammer dat we door de leidster-kindratio, tijdgebrek en gebrek aan financiële middelen soms niet alles in praktijk kunnen brengen waarvan we nu juist weten dat het goed zou zijn voor de ontwikkeling van het jonge kind. Ook zou het prettig zijn als er na deze training nog een vervolg komt.
22
Vversterk in de opleiding De grootste doelgroep van Vversterk wordt gevormd door de beroepskrachten die al werken op een kinderdagverblijf, peuterspeelzaal of school: pedagogisch medewerkers en leerkrachten. De Vversterk-trainingen zijn dan ook in eerste instantie opgezet als een vorm van na- en bijscholing. Maar om de kwaliteit van VVE blijvend te verhogen, is het ook nodig om degenen die op dit moment worden opgeleid tot pedagogisch medewerker of leerkracht bewust te maken van hoe je ontwikkelingsmogelijkheden van jonge kinderen kunt stimuleren. We hebben ervoor gekozen om dit via de opleidingen te doen. ROC’s en Pabo’s krijgen vanuit Vversterk ondersteuning om (meer) VVE in hun curriculum te stoppen. Er is een bronnenboek verschenen, ‘Vversterk (in) de opleiding’, dat bestaat uit een aantal voor VVE belangrijke onderwerpen en waaruit de docenten van de opleidingen concreet (les-)materiaal en opdrachten kunnen halen. Overzicht van de thema’s uit het bronnenboek: - Inleiding voor- en vroegschoolse educatie en ontwikkelingsstimulering bij het jonge kind - Pedagogisch didactisch handelen: spel als motor voor ontwikkeling - Organisatie en groepsmanagement - Collegiale ondersteuning - Taal - Rekenen en wiskunde - Sociaal-emotionele ontwikkeling - Sensomotorische ontwikkeling - Ouderbetrokkenheid
Het bronnenboek is geschreven voor docenten van ROC’s en Pabo’s die binnen de opleiding meer en systematisch aandacht willen besteden aan VVE en VVE een plek willen geven in het opleidingsaanbod.
23
Het Vversterk-onderdeel ‘Vversterk (in) de opleiding’ wil bereiken dat VVE een plek krijgt in de ROC-opleidingen voor Pedagogisch Werker (PW3, PW4) en Onderwijsassistent en in de opleiding tot leraar basisonderwijs op de Pabo. Aan de hand van het bronnenboek krijgt elke instelling een scholingstraject van vier werkbijeenkomsten waarin de docenten en curriculumspecialisten samen met een trainer van Vversterk het eigen curriculum analyseren: wat doet de opleiding al aan VVE, wat ontbreekt nog? De werkbijeenkomsten worden afgesloten met een VVE-implementatieplan per opleiding en een nabespreking met de curriculumverantwoordelijken over de uitvoering van het implementatieplan.
Vversterk Supermarkt In 2010 werd de Vversterk Supermarkt georganiseerd, een inhoudelijke conferentie die door zo’n 120 docenten en curriculumontwikkelaars van ROC’s en PABO’s werd bezocht. Zij konden in de Supermarkt naar hartelust shoppen tussen inspirerende ideeën, werkvormen en tips over alles wat met voor- en vroegschoolse educatie te maken heeft. Het assortiment van de Supermarkt bestond uit workshops over onderwerpen als Observeren en registreren, Gebruikmaken van drama, NT2, Zelfsturing van jonge kinderen, Meertaligheid, VVE-programma’s, Interactief voorlezen, Wetgeving en contact met gemeenten, Toetsing, Bewegingsonderwijs, Verschillen tussen jongens en meisjes, Taalvaardigheden voor leidsters en nog veel meer.
In totaal hebben 58 instellingen meegedaan aan het versterken van hun opleiding: 35 ROC’s (van in totaal 40 ROC’s) 23 Pabo’s (van in totaal 40 pabo´s)
24 40 35 30 25 20 15 10 5 0
Een VVE-studieboek voor studenten HBO–pedagogiek In Nederland zijn er tien onderwijsinstellingen die een HBO-opleiding pedagogiek aanbieden. Elke instelling vult die opleiding op een eigen manier in. Wat instellingen wel delen is dat ze alle werken met het landelijke competentieprofiel HBO-pedagogiek dat door het Landelijk Pedagogen Platform (LPP) voor de opleidingen is vastgesteld. Een deel van de studenten HBO-pedagogiek komt terecht in een VVE-werkveld. Ze krijgen bijvoorbeeld een functie als beleidsmedewerker (bij een gemeente of bij de provincie) of als manager van kinderopvang of onderwijs. Het studieboek ‘Voor- en Vroegschoolse Educatie. Een oriëntatie op management en beleid’, heeft tot doel dat studenten meer kennis krijgen van VVE, zodat ze in hun latere functie voldoende inzicht hebben in wat VVE is. Het studieboek bestaat uit vier onderdelen. Het eerste deel beschrijft de achtergronden van VVE: waar gaat het inhoudelijk om bij VVE, waar richt het VVE-beleid zich op en wat zijn de effecten van VVE. Het tweede deel behandelt de kenmerken en keuzemogelijkheden van VVE-programma’s. Deel 3 en deel 4 zijn gericht op de VVE-vraagstukken in de werkpraktijk van respectievelijk de managers in de Voor - en Vroegschoolse Educatie en de beleidsmedewerkers van gemeenten. Het boek is verrijkt met praktijkvoorbeelden waarin duidelijk wordt hoe de theorie en het beleid tot uiting komen in de realiteit. Aan het eind van elk hoofdstuk zijn werkopdrachten opgenomen.
25
Vversterk biedt een balans tussen uitdagen en veiligheid
26
Heleen Versteegen verzorgt Vversterk-nascholingen, ontwikkelde met anderen materiaal voor de implementatie van Vversterk op ROCs en Pabo´s
Hoe zijn de verschillende modules van Vversterk tot stand gekomen? Wat is het achterliggende idee? Als je kijkt naar hoe kinderen zich ontwikkelen, zie je verschillende ontwikkelingsgebieden. Het was duidelijk dat Vversterk aandacht moest gaan geven aan zoveel mogelijk van die gebieden: taal, rekenen en wiskunde, sociaal-emotionele ontwikkeling, sensomotoriek. Daarnaast is er binnen Vversterk veel aandacht voor de rol van ouders: zoveel mogelijk willen we ook de ouders betrekken bij VVE-activiteiten. Zonder een partnerschap tussen ouders en VVE-beroepskrachten bereik je niet veel. Heb je als trainer kunnen zien hoe Vversterk is ontvangen op de werkvloer? Het helpt als je zelf niet een houding aanneemt die uitstraalt dat je wel eens even de enige juiste waarheid komt vertellen. Ik begin altijd met te zeggen dat de Vversterk-bijeenkomsten een soort trainingen in de ‘zone van naaste ontwikkeling’ zijn: dat ik probeer aan te sluiten bij wat leidsters en leerkrachten al kennen en kunnen en daarop verderga. Ook is het mijn streven om per keer het liefst één nieuw ding aan de orde stellen. De kracht van Vversterk is dat het een duidelijke basis en duidelijke uitgangspunten biedt. Gelukkig hoor je dat ook terug in de reacties van deelnemers: ze zeggen dat ze bewuster handelen, dat ze beter weten waarom ze iets doen en daardoor ook meer plezier halen uit hun werk. Wat vind je inhoudelijk van Vversterk? Is het compleet? Zijn er nog hiaten? Natuurlijk zijn er altijd terreinen en domeinen die je laat liggen, maar we moeten met Vversterk ook continu scherp blijven en inspelen op nieuwe ontwikkelingen in beleid en wetenschap. Zo hebben we een flinke aanvulling gemaakt voor het materiaal voor de opleidingen om op nog meer onderdelen informatie te bieden. Goed is ook dat Vversterk een combinatie biedt van theorie en opdrachten. Uitproberen wat je net geleerd hebt op de werkvloer. In veel trainingen wordt theorie geschrapt, met het idee “laten we onze leidsters daar maar niet mee vermoeien”. De praktijk wordt belangrijker geacht. Dat is geen goede houding: achtergrond is nodig. Theorie is niet alleen van invloed op je handelen, maar vooral ook op hoe je naar kinderen kijkt.
27
Wat is de kracht van Vversterk? Werkt Vversterk? Krachtige elementen van Vversterk zijn de handreikingen die leidsters en leerkrachten krijgen voor het bedenken van betekenisvolle activiteiten. Ze leren bewust te worden van de balans tussen uitdaging en veiligheid, leren te reflecteren op hun eigen pedagogisch handelen. Bovendien wordt interactie op een hoger plan getild. Vversterk is bijzonder vanwege de grote aantallen. Ruim 12.000 leidsters en leerkrachten zijn al getraind en we hebben de kans om er nog eens 16.000 te trainen in de komende jaren. Een ander krachtig punt is dat zoveel partijen eraan meedoen. Dat is nog nooit eerder gebeurd. In plaats van je terugtrekken op je eigen kleine onderdeeltje van VVE, zie je dat allerlei organisaties en instellingen elkaar opzoeken en samenwerken. Het onmiddellijke effect op kinderen is nog niet duidelijk, daar is het nog te vroeg voor. Maar dat moet zeker worden onderzocht. Maar het effect op de professionaliteit van VVE-beroepskrachten is overduidelijk.
28
Ondersteuning gemeenten De ambitie van de overheid is om in 2011 alle doelgroepkinderen een VVE-programma aan te bieden. Er is daarvoor geld beschikbaar voor gemeenten en schoolbesturen uit het Accres Gemeentefonds. Voor 153 gemeenten betekent dit dat zij voor de eerste keer geld krijgen voor VVE. De ‘nieuwe’ gemeenten hebben over het algemeen weinig ervaring met doelgroepkinderen: ze zijn nooit eerder in aanmerking gekomen voor middelen voor VVE. De meeste gemeenten moeten dan ook nog een begin maken met VVE. De ondersteuning van gemeenten begon in 2007 en 2008 met een aantal regionale bijeenkomsten van een halve dag: zes in 2007 en dertien in 2008. Sardes organiseerde deze bijeenkomsten in samenwerking met regionale instellingen die de scholing aan leidsters en leerkrachten uitvoeren. Er waren gemiddeld 22 personen per bijeenkomst. Daarnaast zijn er zes bijeenkomsten georganiseerd in de vier grote gemeenten. Deze hadden een specifieke invulling, die was afgestemd op het eigen beleid. Vversterk ondersteunt ook (kleine) gemeenten bij het opzetten van VVE-beleid. In 2009 zijn de 153 kleine gemeenten benaderd die vanaf 2008 voor het eerst in aanmerking kwamen voor middelen om VVE-beleid te voeren. Het ondersteuningsaanbod heeft drie onderdelen: • een inhoudelijke brochure met informatie over VVE in het algemeen en over de speciale vraagstukken van kleine gemeenten in het bijzonder; • een helpdesk en • maatwerktrajecten. Schriftelijke informatie Door middel van de Vversterk-handreiking ‘Voor- en vroegschoolse educatie in kleine gemeenten’ krijgen gemeenten informatie over de specifieke problemen rond VVE op het platteland. Helpdesk Er is een helpdesk ingericht waar gemeenten met hun vragen terecht kunnen: per telefoon of mail of via de website van Vversterk. Veel gemeenten hadden vragen over financiële kwesties: welke bedragen zijn beschikbaar en wat zijn de kosten van VVE. Maatwerk De hoofdmoot van de ondersteuning bestond uit maatwerk: (een- of tweedaagse) bijeenkomsten op basis van de specifieke behoeftes, vragen en wensen van gemeenten. Hiervan zijn er 51 uitgevoerd.
29
De meeste maatwerktrajecten begonnen met een startgesprek met de betreffende ambtenaar over de mogelijkheden om in de gemeente VVE in te voeren. Hierbij is gekeken naar de ambitie van de gemeente, de aanwezigheid en spreiding van doelgroepkinderen, de betrokken partners, mogelijke activiteiten, de inzet en kosten van VVE-programma’s en de samenwerking tussen voorschoolse voorzieningen en het basisonderwijs. Tijdens de looptijd van Vversterk is de aandacht in de maatwerktrajecten verschoven van het invoeren van VVE en het bereiken van doelgroepkinderen, naar kwaliteitsverbetering van peuterspeelzalen. Volgens de nieuwe OKE-wet (Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie) worden gemeenten verplicht om het kwaliteitsniveau van het peuterspeelzaalwerk minimaal te brengen op het niveau van de kinderopvang, te weten een groepsgrootte van maximaal 16, een leidster – kind ratio van 1 op 8, minimaal een betaalde leidster per groep en twee betaalde leidsters per groep wanneer een VVE-programma wordt uitgevoerd. De gezamenlijke gemeenten ontvangen via het Gemeentefonds €35 miljoen om de OKE-wet uit te voeren.
30
31
Anja Leerintveld, beleidsmedewerker Jeugd van de gemeente Sint-Michielsgestel, is kartrekker van de ontwikkeling van VVE in deze gemeente
Vversterk biedt maatwerk
Wat was uw rol in Vversterk? Als beleidsmedewerker Jeugd ben ik kartrekker om in onze gemeente VVE te ontwikkelen. Daarvoor heb ik in eerste instantie informatie ingewonnen via Vversterk. Daarnaast ben ik met partners uit het veld aan de slag gegaan om het VVE-beleid verder uit te stippelen. Dit plan heb ik uitgewerkt voor de gemeenteraad en daar is positief op gereageerd. Hoe zou u Vversterk kunnen omschrijven?
32
Vversterk biedt gemeenten informatie, advies en ondersteuning op het gebied van VVE en zorgt voor deskundigheidsbevordering. En het mooie daarbij is dat het altijd op maat gaat, in overleg met de gemeente. Hoe is Vversterk in uw gemeente ingezet? Was VVE een nieuwe ontwikkeling of had de gemeente al eerder ervaring met VVE? Wat zijn belangrijke overwegingen geweest om iets met Vversterk te gaan doen? De gemeente stond aan het begin van de ontwikkeling van VVE. Ik heb toen een verzoek ingediend bij Vversterk voor maatwerk, omdat ik behoefte had aan inhoudelijke uitwisseling. Het traject begon met een presentatie van Sardes over VVE. We hadden in kaart gebracht wat er in onze gemeente gebeurde op het gebied van VVE en gezamenlijk hebben we een aantal lijnen voor het nieuwe beleid uitgezet. Voor de verdere uitwerking daarvan heb ik een werkgroepje gevormd, omdat ik wel zag aankomen dat we een aantal flinke uitdagingen zouden tegenkomen om VVE te organiseren. Binnen onze gemeente hebben we veel verschillende kinderopvangorganisaties, verdeeld over dorpen en in verhouding weinig doelgroepkinderen (en dus weinig middelen). Door het traject van Vversterk kregen we voorbeelden van andere, vergelijkbare gemeenten aangereikt. Dat bood houvast bij het opstellen van een passend VVE-plan voor onze gemeente. Op basis daarvan zijn we verder gegaan: intussen zijn de pedagogisch medewerksters van de kinderopvang en peuterspeelzaalleidsters (professionals en vrijwilligers) vol enthousiasme bezig met trainingen via Vversterk. Die trainingen worden lokaal georganiseerd en besteden specifieke aandacht aan het VVE-programma Puk & Ko, omdat alle voorschoolse organisaties daarmee gaan werken. Het basisonderwijs sluit erbij aan met de Schatkist-methode.
33
Welke partijen binnen de gemeente deden mee aan het traject van Vversterk? Om samenwerking binnen de gemeente te bevorderen hadden we al eerder een structureel overleg opgezet met de diverse kinderopvangorganisaties en het peuterspeelzaalwerk. Daar zijn later het basisonderwijs en het consultatiebureau bij gekomen om praktische afspraken te maken over casuïstiekbespreking van doelgroepkinderen en de doorgaande lijn. Voor alle kinderen vond al ‘warme overdracht’ naar de basisschool plaats. Wat is de kracht van Vversterk voor uw gemeente? Wat heeft het project teweeggebracht?
34
We hebben in onze gemeente via Vversterk gebruik kunnen maken van de expertise van Sardes. Na een eerste inventarisatie konden we gezamenlijk aftrappen en draagvlak creëren voor de ontwikkeling van VVE. Daardoor konden we op korte termijn concreet aan de slag met de uitwerking van het beleid. Vversterk heeft in onze gemeente min of meer gezorgd voor een ‘inhaalslag’. Ten slotte kon ik via informatiebrochures goed op de hoogte blijven van landelijke ontwikkelingen.
Communicatie rondom Vversterk We hebben op verschillende manieren Vversterk onder de aandacht gebracht. Dat deden we door het organiseren van conferenties, door schriftelijke en digitale informatie en door het door Teleac/NOT uitgezonden docudrama Jongleren, waarin een aantal levensechte situaties op VVE-locaties in het verhaal waren opgenomen. • Verdiepende studies - Inspiratie over de grens. Een internationale verkenning van de sociale aspecten van educatieve en opvangvoorzieningen voor nul- tot vierjarigen - Beroep: gastouders. Een onderzoek naar scholing in de gastouderopvang - Kwalificatie en kwaliteit in de voorschoolse educatie - Wetenschap en techniek bij jonge kinderen (in opdracht van het platform Beta-techniek) - Voor-en vroegschoolse educatie in een veranderende omgeving. Stand van zaken en een blik vooruit - Praten met volle mond: taalprofessionalisering van leidsters • Conferenties - Werkconferenties over diverse thema’s - Landelijke Vversterkconferenties • Website - Informatie over Vversterktrainingen (inhoud en inschrijvingen) - Instrumenten - Digitale nieuwsbrief • Brochures, artikelen en andere publicaties • Boeken - De Basis - De Basis Voorbij • Docudrama Jongleren (een 8-delige televisieserie)
Vversterk
35
Wat heeft Vversterk teweeggebracht? Uit evaluatierapporten blijkt dat leidsters en leerkrachten de Vversterk-nascholing waarderen: • Driekwart van de instellingen (vooral peuterspeelzalen) vindt dat de leidsters en leerkrachten een betere kijk hebben op het eigen handelen; • Zeventig procent van de instellingen merkt dat leidsters méér of andere activiteiten ondernemen gericht op de stimulering van taalontwikkeling bij kinderen; • Ongeveer tweederde van de instellingen (meest peuterspeelzalen en basisscholen) ziet bij leidsters en leerkrachten meer inhoudelijke kennis over de ontwikkeling van jonge kinderen; • Leidsters en leerkrachten worden zich door de trainingen beter bewust waarom bepaalde activiteiten die ze met kinderen doen, goed zijn; • Vversterk zorgt er ook voor dat er binnen instellingen meer wordt overlegd en dat instellingen onderling méér samenwerken.
36
Vversterk-cursisten melden dat: • … kinderen meer woorden kennen en gebruiken en dat hun taalgebruik is veranderd; • … kinderen woorden en begrippen beter kunnen onthouden en dat ze zich bovendien beter kunnen uitdrukken; • … kinderen veel beter allerlei begrippen die te maken hebben met rekenen en wiskunde blijven onthouden; • … kinderen op een socialere manier met elkaar omgaan, omdat de VVE-beroepskrachten meer praten over gevoelens en gedrag. Uit gesprekken met docenten van ROC’s en Pabo’s blijkt dat: • … bijna 83% van de opleidingen zeer positief tot positief is over de ontwikkelde VVE-lesmaterialen; • … 97% van de docenten het lesmateriaal van Vversterk goed toepasbaar vindt in het lescurriculum; • … 89% van de docenten de opdrachten voor de scholingstrajecten zeer bruikbaar noemt; • … bijna 90% van de instellingen goed voorbereid is op het vervolg van het implementatietraject. De deelnemende gemeenten zeggen dat: • … ze door Vversterk hun beleid hebben aangepast, bijvoorbeeld de overdracht van vroeg- naar voorschool en ouderparticipatie; • … Vversterk voor meer betrokkenheid van verschillende partners zorgt; • … Vversterk een belangrijke bijdrage levert voor de verdere verfijning van het lokale VVE-beleid en voor het creëren van draagvlak van dit beleid.
37
En nu verder: Vversterk 2010-2014 In de eerste periode van Vversterk tot 2010 is er veel gebeurd, maar er is ook nog steeds veel te doen. De behoefte aan scholing en ondersteuning is namelijk na vier jaar nog steeds hoog. We hebben weliswaar 12.509 mensen kunnen trainen, maar er zijn in totaal ongeveer 70.000 mensen werkzaam in VVE. Daarom heeft de overheid opnieuw middelen beschikbaar gesteld om in de jaren 2010 tot 2014 een vervolg te geven aan Vversterk.
• Professionals (gerealiseerde kennis en vaardigheden van personeel in de kinderopvang, peuterspeelzaal en het basisonderwijs); • Instellingen (de wijze waarop VVE wordt aangeboden in instellingen en basisscholen en de mate van verankering van VVE-beleid) • Opleidingen (structurele inbedding van VVE in het curriculum van Pabo’s en ROCs)
Wat gaat er in de komende periode gebeuren?
38
Nascholingsaanbod voor kinderopvang, peuterspeelzalen en basisonderwijs • 16.000 extra scholingsplaatsen: 5.000 voor de basistraining en ruim 11.000 extra voor het verdiepingsaanbod • Nieuw: kwaliteitsimpuls VVE door een scholingsaanbod voor speciaal basisonderwijs en medische kinderdagverblijven (600 leerkrachten, 300 ambulante begeleiders en 600 leidsters) Ondersteuningsaanbod Pabo’s en ROC’s • Werkbijeenkomsten op de nog niet eerder betrokken Pabo’s en ROC’s • E-learning pakket voor docenten die te weinig achtergrondkennis hebben van VVE • Praktijkboek met veel beeldmateriaal • Expertbijeenkomsten voor verankering en borging van VVE in de opleidingen Ondersteuningsaanbod voor managers uit de kinderopvang, peuterspeelzalen en basisonderwijs • 5000 scholingsplaatsen voor het management van instellingen. De scholing is gericht op goede uitvoeringscondities en een structurele verankering van VVE-beleid Ondersteuning van gemeenten • Regionale bijeenkomsten over VVE voor gemeenten Effectonderzoek De voortgang van het Vversterk-programma wordt in 2010-2014 periodiek in kaart gebracht met monitor- en tevredenheidsonderzoek. Om vast te stellen of de doelen van Vversterk daadwerkelijk worden bereikt, is daarnaast meer diepgaand onderzoek nodig. Tijdens de tweede periode van Vversterk zullen we veel uitgebreider onderzoek doen en laten doen. In afzonderlijke studies worden diverse niveaus en ontwikkelingen onderzocht. Daarbij wordt gekeken naar:
39
40 Colofon Publicatie
Sardes
Tekst
Jeroen Aarssen
Vormgeving
RVDH
Druk
Drukkerij RAD
Foto’s
Alex de Vocht en André Ruigrok
Vversterk wordt gefinancierd door het Ministerie van OCW en uitgevoerd door verschillende scholingsinstellingen. Sardes is verantwoordelijk voor de landelijke coördinatie van Vversterk.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap