DE KWALITEIT VAN VOOR- EN VROEGSCHOOLSE EDUCATIE IN DE GEMEENTE AMSTERDAM IN 2013
Onderzoeksnummer Datum vaststelling
ED4153568/4
: 275835 : 23 mei 2014
Inhoud
Voorwoord ............................................................................................... 5 1
Inleiding ............................................................................................. 7
2
Vve in de gemeente Amsterdam ............................................................ 9
3
De oordelen over de voor- en de vroegscholen ....................................... 29
4
Conclusies ......................................................................................... 38
Pagina 3 van 40
Voorwoord In de periode 2007-2012 heeft de Inspectie van het Onderwijs een landelijke bestandsopname uitgevoerd naar de kwaliteit van voor- en vroegschoolse educatie (vve). Daarna is het signaalgestuurde toezicht op vve in werking getreden. Voor de periode 2012-2015 hebben het Rijk en de 37 grote steden (G37) afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk kinderen met een taalachterstand gebruik kunnen maken van hoogwaardige onderwijsvoorzieningen. In deze afspraken staan kwalitatieve en kwantitatieve doelstellingen voor de voor- en vroegschoolse educatie. Daarbij is afgesproken dat de Inspectie van het Onderwijs in 2013 en 2015 een monitor uitvoert om de kwaliteit van vve op gemeentelijk niveau, op voorscholen en op vroegscholen (groep 1 en 2 van basisscholen) in beeld te brengen. Dit rapport beschrijft de kwaliteit van vve in de gemeente Amsterdam in 2013.
De hoofdinspecteur primair onderwijs, Dr. A. Jonk
Pagina 5 van 40
Pagina 6 van 40
1
Inleiding
Dit rapport is het verslag van een onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (vve) in de gemeente Amsterdam in 2013. De opbouw van het rapport is als volgt: Het rapport begint met een beeld van het vve-beleid op gemeentelijk niveau. Daarin wordt ingegaan op de ontwikkeling van de gemeente sinds de bestandsopname en de relatie met de bestuursafspraken tussen het Rijk en de gemeente Amsterdam (paragraaf 2.1). Daarna wordt een overzicht gegeven van de voor- en vroegscholen in de gemeente (paragraaf 2.2) en van de door de gemeente aangeleverde vvedocumenten (paragraaf 2.3). Tevens geeft de inspectie in dit hoofdstuk een oordeel over het gemeentelijk vve-beleid (paragraaf 2.4). De basis van deze beoordeling is een digitale vragenlijst die de gemeente heeft ingevuld. De inspectie heeft deze vragenlijst geverifieerd aan de hand van de aangeleverde documenten en in een gesprek met betrokkenen van de gemeente. Ook de voor- en vroegscholen in de gemeente hebben een digitale vragenlijst ingevuld. In hoofdstuk 3 worden de oordelen van de inspectie over de locaties gepresenteerd. Dat gebeurt in de vorm van overzichtstabellen met daarin de eigen antwoorden van de locaties per kwaliteitsaspect (uitkomsten digitale vragenlijst). De inspectie heeft in de gemeente Amsterdam 25 voorschoollocaties en 23 vroegschoollocaties bezocht om de antwoorden te verifiëren. De resultaten van de locatiebezoeken worden ook in dit hoofdstuk toegelicht en de oordelen van de inspectie worden vergeleken met de resultaten van de vragenlijsten. Hoofdstuk 4, tenslotte, bevat de conclusies over de kwaliteit van vve in de gemeente Amsterdam. Bij de beoordeling wordt gewerkt met een vierpuntsschaal: 1. Staat in de kinderschoenen: verbeteringen zijn dringend nodig Deze kwalificatie geeft aan dat echt iets verbeterd dient te worden. 2. Enigszins ontwikkeld: verbeteringen zijn nodig Deze kwalificatie geeft aan dat het wenselijk is dat iets verbeterd wordt. 3. Voldoende 4. Goed ontwikkeld: een voorbeeld voor anderen Deze kwalificatie geeft aan dat dit aspect in orde is, en wel op een zodanige manier dat anderen hiervan kunnen leren.
Pagina 7 van 40
Pagina 8 van 40
2
Vve in de gemeente Amsterdam
De gemeente Amsterdam heeft een digitale vragenlijst ingevuld. De digitale vragenlijst levert de volgende informatie: − Een lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd: zie paragraaf 2.3 − Een beoordeling van het gemeentelijk vve-beleid : zie paragraaf 2.4. 2.1 Ontwikkeling van vve in Amsterdam sinds de bestandsopname De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam samen met de aanbieders van vve en de ouders veel geïnvesteerd in een doelgerichte aanpak voor vve. Alle betrokkenen bij vve werken aan hetzelfde doel: voorkomen dat kinderen met (taal)achterstand starten in groep 3. De ontwikkelingen met betrekking tot de vve in Amsterdam zijn te zien in het gemeentelijk beleid (Amsterdams beleidskader), in het toezicht van de Amsterdamse GGD en in beleidsinitiatieven die via pilots in de praktijk verder vorm krijgen. Voorbeelden hiervan zijn de pilot Kwaliteitsaanpak VVE (KVVE), de ‘pilot Amsterdamse peuterschool’ en de inzet van hbo-coaches en onderwijsadviseurs waarbij kwaliteitsverhoging van de uitvoering van vve en de professionaliteit van de pedagogisch medewerkers en leraren belangrijke doelen zijn. Daarnaast heeft de gemeente Amsterdam voor pedagogisch medewerkers die voorschoolse educatie geven op door de gemeente gesubsidieerde peuterspeelzalen en kinderdagverblijven al in 2011 in de Amsterdams Verordening Voorschoolse Educatie een verplichte taalnorm opgenomen. Inmiddels is voor alle vve-locaties in Nederland een verplichte taalnorm ingesteld. Eind 2013 voldoet 94% van alle vaste pedagogisch medewerkers aan de taalnorm. Door uitbreiding van het aantal plekken zijn er altijd nieuwe pedagogisch medewerkers in scholing. Dat laatste geldt dus ook voor de overige 6%. Beleidsontwikkeling In de periode 2006-2009 heeft de Inspectie van het Onderwijs de kwaliteit van vve beoordeeld in de vier grote steden. Vanaf 2010 is de bestandsopname vve uitgevoerd in de andere gemeenten van Nederland aan de hand van het waarderingskader vve, 2010. Mede op basis van dit waarderingskader heeft Amsterdam een eigen Kwaliteitskader VVE 2010-2014 ontwikkeld dat op 14 december 2010 door het College van B&W is vastgesteld. De afspraken met de schoolbesturen primair onderwijs over de vroegscholen zijn op 5 oktober 2011 vastgelegd in de Lokale Educatieve Agenda. Het Amsterdamse Kwaliteitskader omvat dus eisen aan vve die gelden voor zowel de voor- als de vroegschool. Daarnaast geeft dit kader richting aan de verdere ontwikkeling van vve in Amsterdam. Dit kwaliteitskader vormt het uitgangspunt voor de Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen en voorschoolse educatie. Hierin legt de gemeenteraad de eisen vast die de gemeente Amsterdam stelt aan de instellingen die voorschoolse educatie willen uitvoeren. De gemeente Amsterdam heeft strengere eisen gesteld aan vve ten opzichte van de wet OKE en het aanvullende Besluit basisvoorwaarden voorschoolse educatie.
Pagina 9 van 40
De ambities van de gemeente Amsterdam ten aanzien van vve zijn vervolgens overgenomen in de bestuursafspraken die de G4/G33 met het Rijk hebben gemaakt in maart 2012. In diezelfde maand heeft het College van B&W ingestemd met de Amsterdamse uitwerking van dit akkoord. Daarmee is in 2012 het programma ‘Klaar voor de Start’ begonnen, dat gericht is op bestrijding van onderwijsachterstanden bij jonge kinderen. Toezicht en handhaving Naast het vve-beleid heeft Amsterdam haar visie op het toezicht en handhaving van de voorschoolse educatie vastgelegd (goedgekeurd B&W 18 december 2012), evenals de wijze waarop door de GGD toezicht wordt gehouden op de voorschoolse educatie. De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de educatieve kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie. In Amsterdam is de afspraak gemaakt dat op basis van een gemeentelijke verordening de GGD Amsterdam tevens het toezicht op de educatieve kwaliteit van de voorschoolse educatie uitvoert. De handhaving wordt uitgevoerd door het gemeentelijk Bureau Handhaving Kinderopvang (BHK) en de stadsdelen 1. Aanvullend is dat signaalgestuurd toezicht plaatsvindt door de Inspectie van het Onderwijs indien daar aanleiding voor is. Bestuursafspraken G4-Rijk Het kabinet heeft in het vorige Regeerakkoord extra middelen beschikbaar gesteld (€70 miljoen voor de periode 2012-2015) voor het vergroten van de onderwijskansen van kinderen met een (risico op een) taalachterstand. Resultaat moet zijn dat in 2016 kinderen zonder achterstand naar de basisschool gaan en op niveau kunnen doorstromen naar het voortgezet onderwijs. Het programma Klaar voor de Start kent twee delen: • Amsterdamse uitwerking van de bestuursafspraken G4-Rijk met als doel de onderwijskansen van kinderen met een (risico op een) taalachterstand te vergroten; • Herziening van voorschoolse voorzieningen: de Amsterdamse peuterschool. De Amsterdamse uitwerking van de bestuursafspraken over het effectief benutten van vve en extra leertijd voor jonge kinderen richt zich op vier pijlers: • •
• •
Het versterken van de basis door het vergroten van het bereik en het verbeteren van de toeleiding, zodat elk kind dat het nodig heeft ook daadwerkelijk profiteert van het aanbod en zo vroeg mogelijk zijn of haar achterstand inloopt; Het verhogen van de kwaliteit door het stellen van hogere eisen aan en te investeren in het opleidingsniveau, de didactische vaardigheden en het opbrengstgericht werken van pedagogisch medewerkers en leerkrachten (waaronder de inzet van hbo’ers in de voorschool); Het bewustmaken en aanspreken van ouders op hun verantwoordelijkheid om de taalontwikkeling van hun kind te stimuleren en hen te helpen daar zelf een bijdrage aan te leveren; Het verkrijgen van meer zicht op resultaten van kinderen en de effecten van vve.
• 1
tot 1 januari 2014. Vanaf die datum is de opvolging van de handhaving een taak van de centrale stad. Pagina 10 van 40
Elk van deze vier pijlers kent een aantal actielijnen: Pijler 1 Vergroten bereik doelgroepkinderen Actielijn 1 Herzien indicatie- en toeleidingsproces Actielijn 2 Uitbreiden aantal vve-plaatsen Actielijn 3 Uitbreiden extra leertijd Pijler 2 Verbeteren opbrengstgerichtheid en kwaliteit van het aanbod Actielijn 4 Meer hbo’ers in de voorschool Actielijn 5 Verhogen kwaliteit pedagogisch medewerkers en leerkrachten Actielijn 6 Standaardiseren van inzicht in taalontwikkeling van kinderen Actielijn 7 Overige kwaliteitsverbetering: waaronder de pilot Kwaliteitsverbetering vve (KVVE) en het herzien van het kwaliteitsen toezichtkader Actielijn 8 Professionaliseringstraject extra leertijd in het primair onderwijs Pijler 3 Vergroten ouderbetrokkenheid Actielijn 9 Prikkelen en toerusten van ouders om eigen verantwoordelijkheid te nemen Pijler 4 Zicht op effectiviteit van vve Actielijn 10 Resultaatafspraken met scholen Actielijn 11 Opzetten van systeem van dataverzameling om op stedelijk niveau effecten vve te meten. De Amsterdamse peuterschool Om de resultaten van de bovenstaande bestuursafspraken te borgen wordt gewerkt aan een stelselherziening van voorschoolse educatie: de Amsterdamse peuterschool. Amsterdam wil een nieuw duurzaam stelsel van voorschoolse voorzieningen: een integrale voorziening voor álle kinderen van 0 tot en met 12 jaar, zowel voor kinderen met een dreigende onderwijsachterstand als voor kinderen die excelleren. In dit nieuwe stelsel: • staat het kind centraal, zodat aangesloten wordt bij wat een kind kan en nodig heeft om zich optimaal te kunnen ontwikkelen; • zijn kwalitatief hoogwaardige voorschoolse voorzieningen en onderwijs gekoppeld om doorlopende leerlijnen en een eenduidige pedagogische visie te waarborgen; • kunnen kinderen samen in de buurt naar een voorziening gaan; • worden ouders als educatieve partner benaderd; en • werken vakbekwame pedagogisch medewerkers en leerkrachten zodat het aanbod kwalitatief hoogwaardig is. De gemeente wil als eerste stap op weg naar zo’n integrale voorziening het aanbod voor kinderen van 2,5 tot 4 jaar harmoniseren en beter laten aansluiten bij het basisonderwijs. Het streven van de gemeente is dat de peuterschool alle kinderen vanaf 2,5 jaar een uitdagende leeromgeving biedt in een voorschoolse voorziening met een veilig pedagogisch klimaat, gekoppeld aan een basisschool. Zo wordt de doorlopende leerlijn verlengd van 2,5 tot en met 12 jaar met als voordeel dat het kind tijdens zijn ontwikkeling geen verschil meer ervaart in pedagogisch klimaat en zich maximaal kan ontplooien. De peuterschool biedt een integrale voorziening door de combinatie van voorschoolse educatie en opvang. Elke basisschool heeft in de nabije toekomst een peuterschool die zich fysiek in hetzelfde gebouw of in de buurt hiervan bevindt.
Pagina 11 van 40
Als kinderen 4 jaar zijn, stromen ze vanuit de peuterschool door naar groep 1 van dezelfde basisschool. De basisschool selecteert een door de gemeente erkende aanbieder van de peuterschool. Dit kan een welzijnsinstelling of kinderopvangorganisatie zijn, maar een schoolbestuur kan ook zelf het aanbod van de peuterschool verzorgen. De startnotitie en het subsidiekader voor een aantal pilots peuterschool zijn in september 2013 goedgekeurd. Per 1 januari 2014 zijn 10 pilots gestart waarin onderzocht wordt welke kansen en knelpunten zich aandienen in de praktijk en wat er nodig is om de Amsterdamse peuterschool tot een succes te maken. 2.2 Overzicht van de voor- en de vroegscholen in Amsterdam De gemeente en de schoolbesturen streven ernaar dat alle basisscholen in Amsterdam vroegschool worden. De meeste basisscholen die nog geen vroegschool zijn, hebben minder dan 10% gewichtenleerlingen. Zij kunnen deelnemen aan de zogenaamde vroegschool ‘light’. Voorafgaand aan de digitale vragenlijst is gevraagd naar een overzicht met de vvepeuterspeelzalen en –kinderdagverblijven (dus: de voorscholen) en de bijbehorende vroegscholen (de vve-basisscholen). De onderwijsinspectie heeft met gebruikmaking van de DUO-telgegevens per 1 oktober 2012 met het percentage gewichtenleerlingen van 4 en 5 jaar dat overzicht indien nodig nader ingevuld: zie tabel 1.1. Overzicht van bezochte voor- en vroegscholen. Tabel 2.2: Overzicht van de overige voor- en vroegscholen in de gemeente Amsterdam. Alle onderstaande locaties hebben een digitale vragenlijst gekregen. Tabel 1.1 Bezochte locaties: Voorschool: Peuterspeelzaal of kinderdagverblijf Partou PSZ/VVE Winnie de Pooh Voorschool De Kraal VVE Peuterspeelzaal Nino Coloso Voorschool De Kaap VVE Huizinga VVE Peuterspeelzaal Hummeltje Tummeltje VVE Peuterspeelzaal ‘t Kwetternest Voorschool De Dapper Partou PSZ/VVE Toetie Vs Sint Lukas IJdoorn Het Vlindertje Partou PSZ/VVE Madelief VVE peuterspeelzaal Companansi en Partou kindercentrum De Gruthut VVE Burgemeester de Vlugt De Oranje Nassau VVE Peuterspeelzaal de Kleine Wereld AKROS Voorschool De Roos De Poolster psz/vve De Speeldoos Fiep Westendorp
Vroegschool: Basisschool Basisschool Valentijn Basisschool De Kraal Basisschool Holendrecht Basisschool De Kaap Basisschool Prof.Johan Huizinga Basisschool De Rozemarn Evangelische Basisschool Crescendo Basisschool De Dapper Basisschool Insulinde Basisschool St.Lukas IJdoornschool Basisschool De Vlinderboom As-Siddieq Oost Basisschool De Schakel Burgemeester De Vlugtschool Basisschool Oranje Nassau Basisschool Onze Wereld Basisschool De Roos Basisschool De Pool De Springstok Brede school Fiep Westendorp Pagina 12 van 40
Vs De Wiltzangh De Bonkelaar Kinderdagverblijf JoesBoef B.V.
Basisschool De Wiltzangh Oecumenische basisschool De Bonkelaar
Tabel 2.2 Niet bezochte voorscholen: Buikslotermeer PSZ Annie M.G. Schmidt De Botteloef Vs El Amien II Voorschool St. Barbara Voorschool Aldoende VVE Louis Bouwmeester VVE Bisschop Huibers Vs De Springplank De Klimop De Krijtmolen
Mgr. Bekkers
Dorus Rijkers
Partou PSZ/VVE Cinta Anak Partou PSZ/VVE Bulan
Montessori Boven 't IJ (11e) VVE Ru Pare
Partou PSZ/VVE Alladin
VVE De Globe
VVE Noordmans
VVE Einstein
Voorschool Regenboog/ Kleine Beer VVE Al Wafa VVE Boomgaard VVE Goeman Borgesius VVE EL Kadisia VVE ’t Koggeschip Vs Narcis-Querido
Vs Johannes VVE De Punt VVE Troelstra VVE Timotheus 1&2 VVE Immanuel VVE Peuterspeelzaal Multatuli uk andreas VVE El Amien Voorschool De Vrijbuiter De Piramide
Voorschool St. Lidwina De Kinderboom Voorschool De Ark Vs Tijl Uilenspiegel
De Zeester
Het Vogelnestje
Vs Sint Paulus
Voorschool Maas en Waal
KDV de Kimme
Voorschool De Kraanvogel
KDV Nieuwendam VVE De Groeiboom
Hoky
Voorschool Linnaeus Voorschool Louise de Coligny KDV Peuteropvang De Meerbeer VVE peuterspeelzaal Plus
De
Boompje, 't
Kids De
Partou KDV Mercator Partou KDV Veulentje
VVE Peuterspeelzaal Drie Bijtjes VVE Peuterspeelzaal Poky VVE Peuterspeelzaal Speelhoek VVE Peuterspeelzaal VVE Peuterspeelzaal Tamboerijn
De
De Vier Windstreken VVE Osdorpse Montessori Voorschool Frankendael Bongerd, de VVE Peuterspeelzaal de Blauwe Bij Kinderdagverblijf De Kleine Zeester Partou PSZ/VVE Waaiertje VVE Peuterspeelzaal De Sterretjes AKROS Voorschool Zeytouna AKROS Voorschool Zeytouna Noah Koko en Borre Olleke Bolleke Het Zwanenmeer De Kwebbelaartjes Rosa Kinderopvang Maikids Amsterdam Peuterspeelzaal Kiki Balibar AKROS Voorschool De Kwikstaart AKROS Voorschool De Kleine Admiraal AKROS Voorschool 't Smurfje AKROS Voorschool De Pioenroos AKROS Voorschool Chasse AKROS Voorschool Snater AKROS Voorschool De Meidoorn AKROS Voorschool De Tulp AKROS Voorschool De Speelhoek Partou PSZ/VVE Brulboei VVE Peuterspeelzaal Drie Turven Hoog Pagina 13 van 40
Partou PSZ/VVE ’t Girafje
Ot en Sien
VVE Peuterspeelzaal De Regenboog VVE peuterspeelzaal de Wijsneusjes VVE Peuterspeelzaal 't Hennenest VVE Peuterspeelzaal de Wiebeltjes VVE Peuterspeelzaal ’t Opstapje Partou KDV Amiketoj
De Locomotief
Partou PSZ/VVE Sinbad VVE Sint Henricus VVE Slootermeer VVE Peuterspeelzaal De Kleine Reus Partou PSZ/VVE Kleine Artiest Kinderdagverblijf 't Vogeltje B.V. Dikkertje Dap Kindercentrum Moedersschoot Joesboef V.O.F. VVE het Groeipark Mona Liesje Haas Huppel De Speelweide Dikkie Dik Voorschool Katrijntje/ Skippy De Blauwe Reiger vve/psz Hommel VVE Haasje Over Vs Paulus Voorschool De Krekels De IJkleintjes Voorschool Villa Fleur VVE De Robbedoezen KDV Nachtegaal Peuteropvang De Meer De Poolster/ De Grote
De Bevers
Partou PSZ/VVE Drietandjes KDV Doenja
De Kraai/ ’t Hofje
Partou PSZ/VVE Speelkajuit Uk de Pijp
De Bron I + II
Partou PSZ/VVE Spetters
’t Schippertje
VVE Peuterspeelzaal Casa dei Bambini Partou PSZ/VVE Schatkist
Pippeloentje 1/ Pippeloentje 2 De Boomsspijker/ het Aapje De Zeemeermin PSZ De Krokodil Bockesprong De Kinkerbuurt Partou KDV Anak AKROS Kinderdagverblijf De Tuimelaar De Zoutpot
Hestia Kinderopvang Rivierenbuurt psz/vve Waldemar Partou PSZ/VVE Plofje Kinderdagverblijf De Kleine Zeester Kinderdagverblijf Nietje Pietje De Berenboot De Schaapskooi
VVE Peuterspeelzaal De Egeltjes VVE Peuterspeelzaal Kofi ne Amma Partou KDV Pandaberen VVE Peuterspeelzaal De Gaasperplasjes KDV Wereldkind KDV Wipsa Kids KDV ’t Gansje
Kinderdagverblijf de Speelhoek VVE Peuterspeelzaal 't Ukkeltje VVE Het Groeikasteel Partou PSZ/VVE Olly
uk Reigersbos Kindercentrum ’t Sparrennest VVE De Groeiplaneet Kindercentrum Dapperdam KDV Het Groeiparadijs
KDV Het Groeibos Banne, de
uk sloten Partou kdv Horizon Draaimolen KDV Panorama Voorschool De Amstel
Kinderdagverblijf Ayla KDV De Groei-jungle VVE Frummel
Vs De Groeijungle Partou KDV Dunya en Desie Partou kindercentrum Huigenbos KDV Johanna Margaretha Voorschool Transvaal Voorschool Oosterpark Partou KDV Gein Voorschool Ienie Mienie
Pagina 14 van 40
Beer Overige vroegscholen: Basisschool Buikslotermeer Basisschool De Botteloef P.C. Basisschool St. Barbara Openbare Dalton Basisschool Louis Bouwmeester Rk Basisschool Springplank Basisschool De Krijtmolen Basisschool Dorus Rijkers Montessorischool Boven 't Y Basisschool Flevopark Openbare Basisschool De Globe Community Center Einstein Basisschool Johannes
Basisschool De Vier Windstreken Osdorpse Montessori basisschool P.C. Basisschool Frankendael Basisschool De Blauwe Lijn
Basisschool De Ster Islamitische Basisschool As-Siddieq, Baarsjes I Islamitische Basisschool As-Siddieq, Baarsjes II As-Siddieq Noord
Joop Westerweelschool Basisschool Admiraal De Ruyter De Visserschool
Basisschool Oscar Carré
Openbare Basisschool Rosa Boekdrukker Alle basisscholen in west
Basisschool Bijlmerdrie
Basisschool Corantijn
Basisschool Catamaran
10e Montessorischool De Meidoorn Basisschool Corantijn Basisschool St.Jan
Basisschool Multatuli
Basisschool Samenspel locatie Geerdinkhof Basisschool Dr.Rijk Kramer
Basisschool Mgr.Bekkers Kath. Basisschool 't Koggeschip
Basisschool de Elout
Basisschool De Avonturijn
Basisschool Catamaran Basisschool De Knotwilg
Basisschool Bisschop Huibers Basisschool De Klimop
Jenaplan basisschool Dr.W.A.Visser ’t Hooft Basisschool St.Henricus
Rk Basisschool De Waaier
Basisschool De Punt Pieter Jelles Troelstraschool Timotheusschool Basisschool Immanuel
Basisschool Het Wespennest Basisschool El Amien I Brede School Annie MG Schmidt Islamitische basisschool El Amien II Basisschool Aldoende
Rosa Basisschool
Jan Woudsmaschool Basisschool Samenspel locatie Kantershof
Basisschool Het Klaverblad Mobiel, locatie Holendrecht Basisschool Prof.dr.H.Kraemer Mobiel, locatie Reigersbos 1e Katholieke Montessorischool De Regenboog Basisschool De Capelle Sint Antoniusschool
St.Paulusschool Openbare 6e Montessorischool Anne Frank Basisschool De Piramide Basisschool De Piramide Basisschool Achtsprong Paulusschool Watergraafsmeerse Schoolvereniging Basisschool De Nautilus Prof.Dr.I.C.van Houteschool 8e Montessorischool Zeeburg Jenaplan basisschool De Zevensprong Hindoeschool Shri Laksmi Pagina 15 van 40
Basisschool Narcis Querido Basisschool St.Lidwina Basisschool De Kinderboom Oecumenische Basisschool De Ark Basisschool Tijl Uilenspiegel Openbare Basisschool Het Vogelnest Openbare 15e Montessorischool Maas en Waal Basisschool De Kraanvogel Linnaeusschool Basisschool De Rivieren Islamitische Basisschool Al Wafa Basisschool De Boomgaard Goeman Borgesiusschool
Poseidon de Kleine Kapitein De Bos en Lommerschool
Basisschool De Vijf Sterren Basisschool St.Jozef Basisschool De Polsstok
Basisschool Olympia Basisschool De Achthoek
R.K. Basisschool De Bron
Basisschool De Mijlpaal
Elisabeth-Paulusschool
obs De Vlaamse Reus
Basisschool St.Catharina
Basisschool Oostelijke Eilanden Islamitische Basisschool As Soeffah
Basisschool St. Aloysius
Basisschool IJplein Basisschool De Tamboerijn Theo Thijssenschool Daltonschool Nellestein Openbare Daltonbasisschool De Meer Openbare Basisschool BredeSchool Zeeheldenbuurt Basisschool De Poolster Openbare Basisschool Cornelis Jetses 3e Daltonschool Alberdingk Thijm Basisschool Donge
Openbare Basisschool Westerpark Basisschool De Brink
t Gouden Ei
Basisschool Slootermeer
obs De Toekomst
Basisschool Bijlmerhorst
4e Montessorischool De Pinksterbloem 9e Montessorischool "De Scholekster" de 16e Montessorischool Gaasperdam
obs-Wereldwijs Basisschool Merkelbach
Jan Pieterszoon Coenschool Openbare basisschool Olympus Brede School De Kinkerbuurt Daltonschool Neptunus Basisschool Willibrord
Openbare 12e Montessorischool De Stern Algemeen Bijzondere Basisschool De Zuiderzee Openbare Basisschool De Notenkraker Oecumenische Basisschool de Odyssee Algemeen Bijzondere Basisschool Het Podium Katholieke Basisschool De Archipel Openbare basisschool De Witte Olifant Leonardo da Vinci Openbare Basisschool De Spaarndammer
Pagina 16 van 40
2.3 Lijst met de vve-documenten die de gemeente heeft aangeleverd 01Kwaliteitskader VVE 2010-2014 vastgesteld door LEA 05 okt 2011 02 Werkinstructie GGD indicatie 03 richtlijnen indicatie voor opvoedadviseurs 04 College van B&W bestuursakkoord en verdeelbesluit, 6 maart2012 05 brief VVE aanbieders over nieuwe procedure indicatiestelling en toeleiding 06 stappenplan voor opvoedadviseurs toeleiding 07 Uitvoeringsagenda Actieve Ouders 08 Subsidieregeling VVE thuisprogramma's en inzet hbo'ers 09 Modelverordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen en voorschoolse educatie 2011 10 Brief wachtlijsten jeugdzorg 11 Beschrijving JGZ en OKIDO 12 Alert4you samenvatting 13 GGD Amsterdams Toetsingskader VVE 2011 14 B&W besluit VISIE TOEZICHT EN HANDHAVING VOORSCHOOLSE EDUCATIE december 2012 15 Jaarrapportage VVE DMO en stadsdelen 2012 16 17 GGD Jaarrapportage VVE 2012.pdf 18 Uitnodiging bespreking GGD jaarrapportage 2012.doc 19 Memo evaluaties inspecties 2011 en voorstellen 2012.doc 20 Verslag evaluatie inspecties 2012 en voorstellen voor 2013.doc 21 Subsidievoorwaarden stadsdeel Nieuw-West. Bijlage 1 Startnotitie Kerncijfers voorschoolse voorzieningen Format Projectplan Pilot Amsterdamse Peuterschool.doc OVERZICHT BIJLAGEN.doc Startnotitie Amsterdamse peuterschool 16 september 2013.pdf Subsidieregeling Pilot Peuterschool 2013-2014, 16 september 2013.pdf Jaarrapportage VVE DMO en stadsdelen 2013 Stedelijk Toelatingsbeleid Basisonderwijs Amsterdam, Vastgesteld in Breed Bestuurlijk Overleg Amsterdam, op 29 januari 2014 2.4 Het gemeentelijk vve-beleid In deze paragraaf geeft de inspectie haar bevindingen weer over het gemeentelijk vve-beleid . Per domein wordt weergegeven op welke punten de inspectie het gemeentelijk beleid en uitvoering als voldoende (‘3’) beoordeelt, waar nog verbeterpunten worden gezien, zowel zonder (‘2’) als met (‘1’) afspraken en op welke punten de gemeente als een voorbeeld voor anderen gezien wordt (‘4’). De inspectie baseert haar bevindingen op de uitkomsten van haar verificatie van de digitale vragenlijst door middel van documentenanalyse, gesprekken met betrokkenen en informatie uit locatiebezoeken. Waar de bevindingen van de inspectie afwijken van het beeld uit de digitale vragenlijst van de gemeente wordt dit vermeld en onderbouwd. HET GEMEENTELIJK VVE-BELEID 1a1 Definitie doelgroepkind 1a2 Bereik 1a3 Toeleiding 1a4 Ouders 1a5 Integraal vve-programma 1a6 Externe zorg 1a7 Interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen
1
2
3
4 • • • • • • •
Pagina 17 van 40
1a8 1a9 1b 1c
Doorgaande lijn Resultaten Vve-coördinatie op gemeentelijk niveau Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau
DE VVE-CONDITIES 2a GGD-rapport 2b Gemeentelijk subsidiekader
• • • •
• •
De inspectie publiceert jaarlijks ook een oordeel over het toezicht dat door de gemeenten op de kinderopvang en peuterspeelzalen wordt uitgevoerd. Voor meer informatie hierover zie www.onderwijsinspectie.nl/onderwijs/Kinderopvang. Toelichting: Uit het overzicht blijkt dat alle onderdelen van het Amsterdamse vve-beleid alsmede de condities van voldoende tot goede kwaliteit zijn. ‘3’ Voldoende De volgende aspecten zijn als voldoende beoordeeld: Het gemeentelijk vve-beleid 1a2 Bereik Op 1 oktober 2009 bedroeg het aantal doelgroeppeuters dat op de basisschool een gewicht krijgt 2.672. Hoeveel doelgroeppeuters, uitgaande van het aantal peuters dat op de basisschool een gewicht krijgt, deelnam aan vve is onbekend. Wel is duidelijk dat Amsterdam veel meer plekken gecreëerd heeft dan op basis van de aantallen peuters met een leerlingengewicht noodzakelijk zou zijn. Dat is een bewuste keuze. Enerzijds door de brede definitie te hanteren waarin het risico op taalachterstand, onvoldoende taalaanbod thuis doordat de thuistaal niet Nederlands is of er weinig taalaanbod is, zijn opgenomen. Anderzijds om segregatie tegen te gaan door de voorschool ook toegankelijk te maken voor niet-doelgroepkinderen. Op 1 oktober 2012 kregen 4.004 doelgroeppeuters (op basis van de Amsterdamse brede definitie) vve. Op 1 december 2012 waren dit 4.116 doelgroeppeuters, een bereik van 71%. Op 1 december 2013 nemen in Amsterdam 4.581 doelgroeppeuters met een ja-indicatie en die woonachtig zijn in Amsterdam deel aan de voorschool. Dat is een bereik van 73% van de doelgroep. In totaal nemen 7.682 kinderen deel aan de voorschool. In het Bestuursakkoord G4-Rijk is als ambitie een forse uitbreiding tot 8.750 voorschoolplaatsen en een verhoging van de inspanningsverplichting tot minimaal 90% bereik van de doelgroeppeuters in 2015 overeengekomen. Amsterdam heeft op basis van de peildatum 1 oktober 2010 de omvang van de doelgroep voor de periode 2013-2014 vastgesteld op 6.300 doelgroeppeuters in de leeftijd van 2 ½ tot 4 jaar, exclusief de kinderen van expats. Het College van B&W heeft ingestemd met een tussentijds streefcijfer van 7.250 voorschoolplaatsen en een bereik van 75% van de doelgroeppeuters in 2012 op basis van de brede definitie. Voor 2013 zijn de volgende tussendoelen geformuleerd: • Amsterdam realiseert minimaal 7.750 voorschoolplaatsen. De stadsdelen hebben op basis van hun uitvoeringsprogramma 2013 een hoger streefcijfer opgegeven van 8.748 voorschoolplaatsen, dat is later naar beneden bijgesteld. • Amsterdam gaat een inspanningsverplichting aan om 80% van de doelgroeppeuters (5.044) deel te laten nemen aan de voorschool. Pagina 18 van 40
Per 1 december 2013 heeft Amsterdam 252 voorschoollocaties, 191 peuterspeelzalen met 399 voorschoolgroepen en 61 kinderdagverblijven met 165 voorschoolgroepen. In totaal zijn er 8.138 voorschoolplaatsen, een stijging van bijna 1000 plaatsen ten opzichte van 2012. Het tussendoel voor 2013 van 7.750 voorschoolplaatsen is ruimschoots behaald. De tussendoelen van de stadsdelen zijn naar beneden bijgesteld. Amsterdam heeft de streefdoelen ten aanzien van het bereik hoog gesteld. Zowel in 2012 als in 2013 zijn deze niet gehaald. De wethouder gaf in februari 2014 op de 10e taal- en rekenconferentie aan dat het bereik inmiddels is gestegen tot 75% (cijfer maandrapportage VVE Stadsdelen, februari 2014). Er is groei in het bereik, maar te weinig om de door Amsterdam zelf gestelde doelen op tijd te halen. Op 1 december 2013 staan 1.256 kinderen boven de 2,5 jaar (30 maanden) op de wachtlijst. Zij hebben de leeftijd bereikt dat zij kunnen deelnemen aan voorschoolse educatie. Van deze kinderen zijn 635 kinderen doelgroepkind. Voor een deel hangt dit samen met het feit dat er voor het starten ven een nieuwe voorschoolgroep gemiddeld 15 kinderen nodig zijn. Daarnaast hebben sommige stadsdelen te maken met over- en onderbezetting. De wachttijd is voor 80% van de doelgroepkinderen op de wachtlijst korter dan drie maanden. De gemeente Amsterdam streeft ernaar dat alle kinderen een volledige vveloopbaan doorlopen tussen 2 ½ en 6 jaar. Het is daarom van belang dat alle Amsterdamse basisscholen een vroegschoolprogramma aanbieden. In de Lokale Educatieve Agenda (LEA) is de ambitie vastgelegd dat alle basisscholen uiterlijk bij de start van schooljaar 2014-2015 vroegschool zijn. Schoolbesturen krijgen een compensatie voor een gedeelte van de kosten van de coördinatie-uren vve. De scholen met weinig tot geen doelgroepkinderen is de vroegschoolvariant min 10% gewichtenleerlingen ontwikkeld. Op 1 december 2013 zijn 211 van de 252 basisschoollocaties (209 hoofdlocaties) in Amsterdam vroegschool. De meeste basisscholen die nog geen vroegschool zijn, hebben minder dan 10% gewichtenleerlingen. 1a6 Externe zorg In Amsterdam volgen alle vve- pedagogisch medewerkers de training "Kinderen die Opvallen". Zij kunnen volgens dit protocol problemen signaleren bij peuters. Zij weten hoe te handelen indien een kind opvalt, welke procedures gevolgd moeten worden, hoe ouders betrokken moeten worden en welke privacy regels van toepassing zijn. Hiervoor gebruiken zij de bijbehorende peuterobservatielijst. Deze scholing wordt elk jaar aangeboden. Onderdeel van de zorgaanpak voor doelgroepkinderen is dat voorscholen twee keer per jaar bezocht worden door een vaste verpleegkundige van de JGZ. Deze verpleegkundige heeft een regiefunctie en geeft advies en verwijst indien nodig door naar externe zorgverleners. Naast deze inzet is het ook mogelijk om een aantal uren een extra pedagogisch medewerker in te zetten voor een zorgkind. De extra pedagogisch medewerker wordt begeleid door een jeugdzorginstelling bij het opzetten en uitvoeren van een handelingsplan voor een zorgkind (OKIDO regeling). Verder is sinds een jaar de aanpak Alert4You ingevoerd in Amsterdam. Deze aanpak wordt uitgevoerd door het Medisch Orthopedisch Centrum ’t kabouterhuis. In Amsterdam koppelt de JGZ-verpleegkundige terug aan de voorschoolse voorziening wanneer er nieuws is over de behandeling van een kind. Regelmatig wordt door de behandelende organisatie ook rechtstreeks contact gelegd met de voorschool, uiteraard na toestemming van de ouders. De terugkoppeling aan de vroegscholen valt onder de zorgstructuur van de scholen. Wanneer de school het kind verwijst krijgt de school een terugkoppeling. Wanneer ouders via een andere route naar een externe hulpverlener gaat is het aan de ouders om een terugkoppeling te geven. Pagina 19 van 40
Voor de zorgstructuur van de scholen is het Samenwerkingsverband samen met de schoolbesturen verantwoordelijk. Per stadsdeel, of combi van stadsdelen is er een samenwerkingsverband. Deze stelt jaarlijks een plan op om de zorgstructuur op de betreffende scholen te verbeteren. In aanvulling op de regierol van de JGZ-verpleegkundige heeft de gemeente Amsterdam op sommige voorscholen ook hbo−geschoolde zorgconsulenten aangesteld. Deze functionarissen begeleiden de leidsters in geval van zorgkinderen op de groep en hebben contact met de jeugdgezondheidszorg en eventueel met externe zorgverleners. Proeftuinen Jeugdzorg is vanaf 2015 een taak van de gemeente. Vooruitlopend op deze grote verandering onderzoekt de gemeente Amsterdam hoe de jeugdzorg op een nieuwe, effectieve manier georganiseerd kan worden. Een voorbeeld hiervan is de Proeftuin ouder- en kindteams die van start is gegaan in Amsterdam Oost en De Pijp. De spil van het team is de ‘ouder- en kindadviseur', een nieuwe functie. De ouder- en kindadviseur heeft een breder takenpakket dan de SMW-er en meer uren per week. Dit moet volgens de gemeente tot gevolg hebben dat leerlingen, leerkrachten en ouders sneller én dichtbij een praktisch antwoord op zorgvragen krijgen. Ook kan de ouder- en kindadviseur zorgcoördinatie uitvoeren, waar de intern begeleider nu vaak ten onrechte mee belast is. De gemeente meent dat de adviseur een generalist is, maar hij/zij weet op het terrein van preventieve jeugdgezondheidszorg, opvoed- en opgroeiondersteuning, geestelijke gezondheidszorg en (licht) verstandelijk beperkten genoeg om veel voorkomende problemen samen met de ouders op te pakken of gericht door te verwijzen. Eigen kracht en het netwerk van gezinnen zijn daarbij de kernwoorden. De professionals werken nauw samen met de directie en intern begeleiders van de betrokken basisscholen. De proeftuin draait om preventie, vroegsignalering, effectieve interventies en doorlopende begeleidingslijnen. In eerste instantie voor voor de leeftijdsgroep van 0 tot en met 12 jaar. Uit het bovenstaande blijkt dat de gemeente Amsterdam nieuwe initiatieven ontplooit om de externe zorg te verbeteren. Omdat deze initiatieven recent gestart zijn, is het nog te vroeg om te zien wat de effecten ervan zijn. 1a9 Resultaten De gemeente Amsterdam heeft met de houders van voorscholen en met de schoolbesturen afspraken gemaakt over de resultaten van voor- en vroegschoolse educatie. Voorscholen Amsterdam beschouwt de taaldoelen voor 4−jarigen en 6−jarigen (UvA / SLO) als referentiedoelen voor de taalontwikkeling binnen de voorschool. Beroepskrachten moeten bekend zijn met deze taaldoelen en kunnen aantonen hoe zij binnen het vve-programma deze taaldoelen hanteren als referentie (vastgesteld in Kwaliteitskader VVE). Ter ondersteuning hiervan biedt de gemeente het coachingstraject 'Taal en VVE' aan, waarin veel aandacht wordt besteed aan het opbrengstgericht werken. Met de invoering van de bestuursafspraken in 2012 en de huidige inzet van hbo'ers op de voorschool wordt het OGW in de voorscholen versterkt. De gemeente wil dit moment aangrijpen om de afspraken met betrekking tot de taaldoelen verder aan te scherpen. In de verordening artikel 22 staat aangegeven dat de pedagogisch medewerkers de ontwikkeling van alle kinderen (als groep en ieder kind apart) met een kindvolgsysteem bijhouden dat aansluit bij het vve-programma dat op de vvelocatie wordt gebruikt. Pagina 20 van 40
Dit betekent dat locaties zeer verschillende peuterdossiers kunnen bijhouden, want de kindvolgsystemen die bij de 4 erkende programma’s horen verschillen inhoudelijk aanzienlijk. In Amsterdam is recent besloten de uniformiteit te vergroten door in de voorscholen hetzelfde kindvolgsysteem te gaan gebruiken. Hierin kunnen de resultaten per kind op systematische wijze worden bijgehouden middels observaties (en eventueel aangevuld met peutertoetsen). Indien vroegscholen dat willen, kunnen zij ook gebruik maken van het aanbod van de gemeente om het nieuwe kindvolgsysteem kosteloos in te voeren en gezamenlijk met de voorschool het scholings- en implementatietraject te volgen. Vroegscholen De afspraken betreffende de resultaten van de vroegschool staan eveneens in het kwaliteitskader, dat tevens is goedgekeurd in de Lokale Educatieve Agenda (LEA) in 2011. Alle basisscholen nemen vanaf schooljaar 2010−2011 in groep 1 en 2 de nieuwe CITO-toetsen Taal voor Kleuters en Rekenen voor Kleuters af. De scores moeten per leerling en per groep worden bijgehouden. Afgesproken is dat de resultaten op deze toetsen in groep 2 aansluiten bij het landelijk gemiddelde, dat wil zeggen dat er niet meer dan 25% D- en E-scores zijn aan het eind van groep 2. De gemeente geeft aan dat Amsterdam nog niet zover is dat de scores van de CITOtoetsen worden gekoppeld aan het al dan niet hebben gevolgd van vve. Met andere woorden, de gemeente Amsterdam kan met de bestaande data nog geen antwoord geven op de vraag wat de resultaten van vve zijn. De vve-condities 2a De gemeente heeft geregeld dat de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen beoordeelt Op 27 januari 2014 heeft de inspectie de gemeente Amsterdam de A-status voor kinderopvang toegekend. Dit betekent dat de gemeente voldoet aan de wettelijke minimumeisen voor uitvoering toezicht op en handhaving van kinderopvang. Zoals eerder gezegd, kijkt de GGD Amsterdam naar meerdere indicatoren dan in andere gemeenten. Deze indicator wordt alleen met een score 2 of 3 beoordeeld. ‘4’ Voorbeeld voor anderen De volgende aspecten zijn als goed beoordeeld: 1a1 Definitie doelgroepkind De gemeente Amsterdam hanteert zowel op de voor- als de vroegschool een eigen doelgroepdefinitie. Deze definitie gaat verder dan de definitie van gewogen leerling die in het basisonderwijs wordt gehanteerd en die de grondslag vormt voor het onderwijsachterstandenbudget door het Rijk in het kader van vve. Deze definitie is opgenomen in het Kwaliteitskader VVE Amsterdam 2010-2014. Amsterdam hanteert de volgende criteria om een indicatie vve te krijgen: • achtergrond ouders (niet-Nederlands spreken thuis/ laag opleidingsniveau) • stimulerende omgeving (onvoldoende stimulerende omgeving thuis en onvoldoende interactie) • pedagogische onmacht. In maart 2013 zijn de indicatiecriteria nader gespecificeerd. Deze uitwerking is opgenomen in een werkinstructie voor de JGZ−artsen en verpleegkundigen en richtlijnen voor de opvoedadviseurs. Deze zijn goedgekeurd door de wethouder jeugd en onderwijs en de portefeuillehouders jeugd en onderwijs van de zeven stadsdelen. 1a3 Toeleiding In 2012 is onderzoek verricht naar het proces van indicatiestelling en toeleiding in de gemeente Amsterdam. Pagina 21 van 40
Op basis van analyse van databestanden en interviews met betrokkenen bij vve en ouders bleek dat de criteria voor indicatiestelling niet eenduidig zijn. Daarnaast moest de toeleiding beter gestroomlijnd worden en de informatie en communicatie met ouders verbeteren. Daarom is het indicatie- en toeleidingsproces per 1 maart 2013 herzien. De indicatie wordt nu in twee stappen uitgevoerd: 1. De arts of de verpleegkundige stelt de voorlopige indicatie aan de hand van twee criteria (laag opleidingsniveau ouders en thuistaal niet-Nederlands). 2. Een opvoedingsadviseur die op het OKC werkt, stelt als het kind ongeveer 18 maanden is de definitieve indicatie na een persoonlijk consult met ouders en kind. Samen met de ouders vult deze adviseur het inschrijfformulier in en kan, indien nodig, de ouders verwijzen naar een taal- of opvoedcursus. De toeleiding gebeurt dus door de opvoedadviseur, maar mocht een kind niet worden ingeschreven (of niet komen opdagen) bij de voorschool waar hij/zij is aangemeld, dan vindt een terugkoppeling plaats van een voorschoolaanbieder naar de opvoedadviseur, die contact opneemt met de ouders over de reden waarom niet wordt deelgenomen. Verder is er nog een kleine groep kinderen die geen voorschool bezoekt omdat zij op de wachtlijst staat en dus eigenlijk in de categorie non-bereik valt. De gemeente weet welke kinderen dit zijn en heeft zicht op over- en onderbezetting van voorschoollocaties. Eind oktober 2013 is de nieuwe indicatie- en toeleidingsprocedure geëvalueerd. De uitkomsten van deze evaluatie zijn meegenomen bij het optimaliseren van deze toeleiding in 2014. Om beter zicht te krijgen op het non-bereik is na de analyse van de databestanden het Elektronisch Loket VVE (EL-VVE) opgeschoond en is de registratie aangepast. Hierdoor zijn de gegevens meer betrouwbaar. Daarnaast heeft DMO samen met bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam (BJAA) en de Willem Schrikker Groep (WSG) in 2012 onderzocht hoeveel vvedoelgroepkinderen tussen de 2,5 en 4 jaar onder toezicht zijn geplaatst en niet deelnemen aan de voorschool (drang bij toeleiding). Het bleek om circa 50 kinderen te gaan. DMO en BJAA hebben een gezamenlijke instructie voor alle voogden opgesteld om deelname aan voorschoolse educatie onder de aandacht te brengen. Deze instructie is in maart 2013 verspreid onder alle voogden werkzaam bij BJAA en WSG en maakt sindsdien deel uit van de reguliere werkwijze van beide organisaties. In maart 2014 volgt een eindevaluatie. De redenen voor niet deelnemen aan de voorschool zijn divers. Een deel van de doelgroepkinderen neemt deel aan een andere vorm van opvang (kinderopvang zonder vve of gastouderopvang) om logistieke redenen (bijv. kinderopvang dichter bij huis of werk). De gemeente registreert alleen kinderen in voorschoolse voorzieningen. In bepaalde stadsdelen (met name Amsterdam Zuidoost) heeft er juist een grote uitstroom plaatsgevonden van doelgroepkinderen uit de kinderopvang met vve vanwege de crisis en de korting op de kinderopvangtoeslag. DMO heeft begin 2013 de ‘Taskforce uitbreiding plekken en bereik doelgroep’ samengesteld. De taskforce heeft in nauw overleg met stadsdelen en voorschoolaanbieders concrete maatregelen genomen om het bereik van doelgroepkinderen te verhogen. Hiertoe wordt het aantal voorschoolplaatsen gericht uitgebreid en worden de bestaande plaatsen beter benut en gericht kinderen toegeleid.
Pagina 22 van 40
Ook is ingezet op een goede analyse van deze opgave door aanvullende sturingsinformatie te ontwikkelen. Hierdoor heeft de gemeente goed zicht op de knelpunten en de mogelijke oplossingen. Voorbeelden van genomen maatregelen zijn: 1. Waar mogelijk (m2) wordt de capaciteit van voorschoolgroepen uitgebreid van 15 naar 16 plaatsen, zodat meer kinderen geplaatst kunnen worden (vastgesteld middels B&W besluit om af te wijken van Amsterdamse kwaliteitskader); 2. Een gefaseerde koppeling tussen voor- en vroegschool wordt toegestaan, zodat een voorschool al kan starten voordat de samenwerking met de gekoppelde vroegschool helemaal rond is (idem vastgesteld middels B&W besluit); 3. Vanaf januari 2014 kunnen niet-doelgroepkinderen maximaal 2 dagdelen gratis deelnemen aan voorschool peuterspeelplaatsen en doelgroepkinderen 4 dagdelen (niet-doelgroepkinderen konden in sommige stadsdelen nog 4 dagdelen gratis deelnemen). Hierdoor ontstaan er meer plekken voor doelgroepkinderen (idem vastgesteld middels B&W besluit); 4. Voorschoolaanbieders scherpen de plaatsingsprocedure aan waardoor kinderen minder lang op de wachtlijst staan. Daarnaast schonen zij de wachtlijsten op door ouders een passend aanbod te doen. Indien ouders hier geen gebruik van willen maken, worden de kinderen van de wachtlijst met direct te plaatsen kinderen afgehaald; 5. In december 2013 heeft het college de subsidieregeling Individuele voorschoolplaatsen in kindercentra vastgesteld. In 2014 en 2015 kunnen doelgroepkinderen onder gelijke voorwaarden gebruik maken van een gratis voorschoolaanbod in peuterspeelzaal of kinderdagverblijf (kindercentrum). Hierdoor krijgen ouders meer keuzevrijheid en wordt de vraaguitval in kwalitatief goede kinderdagverblijven met een voorschool effectief bestreden. Dit kan vooral in Amsterdam Zuidoost een goede oplossing zijn voor kinderen die zijn uitgestroomd uit de kinderopvang. 1a4 Ouders De gemeente Amsterdam ziet ouderbetrokkenheid als een belangrijke voorwaarde voor schoolsucces en heeft het vergroten van ouderbetrokkenheid als pijler opgenomen in de uitwerking van de bestuursafspraken G4-Rijk. Deze pijler kent als actielijn: Prikkelen en toerusten van ouders om eigen verantwoordelijkheid te nemen. Ouderbetrokkenheid vormt een structureel onderdeel van de voorschool. Iedere voorschool formuleert jaarlijks specifiek ouderbeleid dat past bij de behoeften en mogelijkheden van de ouders op de betreffende locatie. Dit in het besef dat sommige ouders meer steun en hulp nodig hebben dan anderen. De GGD toetst jaarlijks de uitvoering hiervan en bij het ontbreken van bijvoorbeeld een analyse van de kenmerken van de ouders zal zij in het advies aan de gemeente aangeven dat er handhaving, conform handhavingsbeleid, nodig is. Invulling geven aan ouderbetrokkenheid is primair een verantwoordelijkheid van ouders en scholen. De gemeente Amsterdam vindt het belangrijk om hiervoor de juiste randvoorwaarden te scheppen en heeft daarom in het Programma akkoord 2010-2014 vastgelegd de ouderbetrokkenheid te stimuleren. De gemeente Amsterdam heeft het algemene ouderbeleid vastgelegd in het Kwaliteitskader VVE Amsterdam 2010-2014. Daarnaast heeft zij diverse (beleids)initiatieven ondernomen om ouders te betrekken bij de ontwikkeling van hun kind: 1. Eind 2011 is de uitvoeringsagenda Actieve ouders 2012-2014 opgesteld. In deze uitvoeringsagenda zijn doelen en acties geformuleerd die gericht zijn op het stimuleren van betrokkenheid van ouders bij het onderwijs en bevordering van educatief partnerschap tussen ouders en scholen. Educatief partnerschap betreft de wederzijdse betrokkenheid van school en ouders bij het leren en ontwikkelen van een kind.
Pagina 23 van 40
Uitgangspunt voor de gemeente Amsterdam is dat ouderbetrokkenheid geen vrijblijvende zaak is en dat het zich niet beperkt tot ouders die daar toevallig zin in hebben. Amsterdam wil ouderbetrokkenheid stimuleren bij alle Amsterdamse ouders en de acties in de uitvoeringsagenda hebben dan ook zowel een generiek als een specifiek karakter. Een voorbeeld van een specifieke actie is het opnemen van voorwaarden ten aanzien van ouderbetrokkenheid in het beleid van de taalinterventies in het PO (schakelklassen, kopklassen en vakantiescholen). Vanaf schooljaar 2012-2013 zullen aan de deelname van kinderen en scholen strikte eisen worden gesteld ten aanzien van de rol en betrokkenheid van ouders. Inzet is om alle ouders heel praktisch te leren hoe zij hun kind bij het leren kunnen helpen in directe aansluiting op wat er in de klas gebeurt. De ambitie is om jaarlijks 1.650 ouders te bereiken met dit aanbod. De scholen zijn niet alleen verplicht om ouders actief te betrekken bij het onderwijs en de resultaten van hun kinderen in de taalinterventies, maar nemen daarnaast ook deel aan een professionaliseringstraject waar ouderbetrokkenheid onderdeel van uit maakt. Leerkrachten ontvangen in dit kader gerichte hulpmiddelen om ouders te informeren en ondersteunen bij het begeleiden van de taalontwikkeling van hun kind. 2. De gemeente heeft concrete afspraken gemaakt met vve-aanbieders met betrekking tot het ouderbeleid (het maken van een goede ouderanalyse, het informeren van ouders, het actief betrekken van ouders bij activiteiten, het aanbieden van activiteiten thuis, het gebruik van een nieuw kindvolgsysteem). Deze afspraken zijn uitgewerkt in het Kwaliteitskader VVE Amsterdam 2010 2014. 3. Intake en het informeren van ouders vooraf over vve Bij aanmelding van het kind vindt een intakegesprek plaats, waarbij de ouders bevraagd worden over kenmerken van hun kind, over het gezin en over hun eigen wijze van opvoeden. Ouders worden voorafgaand aan de plaatsing van hun peuter adequaat en aantoonbaar geïnformeerd over het beleid en ambitieniveau van de voor- en eventuele bijbehorende vroegschool. Ook wordt met hen besproken dat van ouders een actieve rol wordt verwacht bij de voorschool. 4. De gemeente zet oudercontactmedewerkers in op vve-locaties om ouders (van doelgroepkinderen) te betrekken die moeilijk te bereiken zijn of een drempel over moeten. In veel gevallen heeft de oudercontactmedewerker al een deel van de intake verzorgd en samen met de ouders het opvoedkundige deel van het uitgebreide intakeformulier ingevuld. De oudercontactmedewerker beantwoordt vragen van ouders over vve, benadert ouders actief om deel te nemen aan activiteiten, en geeft voorlichting of verwijst ouders door op het gebied van opvoeding en (taal)ontwikkelingsstimulering. 5. De gemeente bereikt ouders van doelgroepkinderen middels subsidie voor vvethuisprogramma's. Hiermee tracht de gemeente de ontwikkelingsstimulering thuis te bevorderen. Juist bij ‘moeilijk bereikbare ouders’ loont het om te investeren in het creëren van een leeromgeving thuis. 1.a5 Integraal VVE-programma De afspraken over te hanteren vve- programma's en kindvolgsysteem staan in het Amsterdamse Kwaliteitskader VVE en in de Verordening Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen en Voorschoolse Educatie. Het College B&W van de gemeente Amsterdam heeft besloten dat vijf vve−programma’s erkend worden in de periode 2010−2014, gelet op het integrale karakter van deze vve−programma’s. Het betreft de volgende programma’s: Piramide, Ko−Totaal, Kaleidoscoop en Startblokken. Dit geldt zowel voor de voor− als de vroegscholen.
Pagina 24 van 40
Naast het werken met een erkend programma stelt de gemeente Amsterdam aanvullende eisen op het gebied van het taalaanbod. Amsterdam beschouwt de taaldoelen voor 4 – en 6 jarigen (ontwikkeld door de UvA/SLO 2009) als referentiedoelen voor de taaldoelen binnen de voor- en vroegschool. Amsterdam stelt verplicht dat de voor- en vroegscholen gericht en planmatig werken aan de taalontwikkeling met behulp van de taaldoelen. Beroepskrachten en leraren moeten bekend zijn met deze doelen en kunnen aantonen hoe zij binnen (of aanvullend op) het vve-programma deze taaldoelen hanteren als referentie. De GGD ziet vanaf 2011 toe op gericht invoeringsbeleid door de werkgevers van vve en de opleidingen. De periode 2011-2014 beschouwt de gemeente Amsterdam als een invoeringsperiode. Er is een inventarisatie gemaakt van gebruikte observatiesystemen in de voorscholen en de aanpassingen die nodig zijn om aan te sluiten bij systemen die in het basisonderwijs in Amsterdam gebruikt worden . Eind 2013 is besloten dat alle Amsterdamse voorscholen vanaf 2014 gefaciliteerd worden om met het gekozen kindvolgsysteem te gaan werken. Basisscholen maken gebruik van eigen registratie, met uitzondering van de vroegscholen die een observatie- of kindvolgsysteem gebruiken als onderdeel van het gebruikte vve-programma. Ook basisscholen kunnen gefaciliteerd worden door de gemeente om samen met de voorschool over te stappen op het nieuwe kindvolgsysteem en samen de scholing te volgen. 1a7 Interne kwaliteitszorg voor- en vroegscholen De gemeente Amsterdam heeft in het Kwaliteitskader VVE Amsterdam 2010-2014, in het Amsterdamse toetsingskader Voorschoolse Educatie 2011 en in Visie toezicht en handhaving voorschoolse educatie, december 2012 vastgelegd hoe de vveinstellingen hun eigen kwaliteit evalueren, verbeteren en borgen. Amsterdam heeft hogere kwaliteitseisen voor voorschoolse educatie opgesteld, dan die de inspectie hanteert op grond van de OKE-wet. Daarom heeft Amsterdam er voor gekozen om de GGD jaarlijks alle voorscholen te laten controleren, waaronder ook de educatieve kwaliteit. De aanbieders van vve en de schoolbesturen (LEA VVE, oktober 2011) hebben met deze eisen ingestemd. Met de Inspectie van het Onderwijs is afgesproken dat zij bij haar inspecties zoveel mogelijk aanvullend werkt op de GGDinspecties, om de toezichtlast te beperken. De wijze waarop de vve−locaties hun kwaliteit zelf evalueren is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de houders/besturen zelf, maar zij dienen te voldoen aan de Amsterdamse kwaliteitseisen waaraan zij zich hebben verbonden. De voor- en vroegschool evalueren jaarlijks gezamenlijk de kwaliteit van de vve en de resultaten bij de kinderen. Deze evaluatie wordt schriftelijk vastgelegd. In het evaluatieverslag staat welke aantoonbare en planmatige verbetermaatregelen worden genomen. Deze komen terug in het nieuwe gezamenlijke jaar−/werkplan van de vve−locatie en in het concrete aanbod (didactiek en inhoud). De GGD toetst jaarlijks of de locaties de afspraken over de interne kwaliteitszorg nakomen en voldoen aan de Amsterdamse kwaliteitseisen. In de bijlage bij het jaarlijks Inspectierapport van de GGD rapporteert zij hierover. Indien de locaties niet voldoen aan de Amsterdamse eisen zal zij de gemeente adviseren te handhaven. De uitkomsten van de GGD-inspecties zijn jaarlijks ook onderdeel van de gesprekken over subsidieverstrekking door de gemeente die worden vastgelegd in een subsidiebeschikking. Aan de hand van GGD-inspecties wordt voor de gemeente dus duidelijk of er overtredingen ten aanzien van de kwaliteitseisen bestaan. Middels de verantwoording over de subsidies van de houders van voorscholen aan de gemeente geven zij aan welke maatregelen zij getroffen hebben om de kwaliteit te borgen en indien nodig te verbeteren.
Pagina 25 van 40
De vroegscholen leggen verantwoording af aan het rijk over de kwaliteit van de vve. De rapporten van de Inspectie van het Onderwijs zijn hiervoor het uitgangspunt. De gemeente voert wel overleg over de kwaliteit van de vve op de vroegscholen en vraagt een subsidieverantwoording op onderdelen. 1a8 De doorgaande lijn In het Kwaliteitskader VVE Amsterdam 2010-2014 en in de Verordening Kwaliteitseisen peuterspeelzalen en voorschoolse educatie is vastgelegd hoe de locaties zorgen voor een doorgaande lijn in de onderdelen van vve. De voorscholen (psz/kdv) werken nauw samen met tenminste één basisschool die hetzelfde programma hanteert en waarnaar gemiddeld de meeste kinderen doorstromen. Op 29 januari 2014 is in het Breed Bestuurlijk Overleg (BBO) Amsterdam het Stedelijk Toelatingsbeleid Basisonderwijs Amsterdam vastgelegd. Dit is een transparante en uniforme aanpak van het plaatsen van kleuters op een Amsterdamse basisschool. Hierin staan voorrangsregels voor geïndiceerde vvekinderen: A. Een kind heeft een vve-indicatie, gaat tenminste 8 maanden 4 dagdelen naar de voorschool die bij de school hoort én woont in het voorrangsgebied; B. Een kind zit tenminste 8 maanden 4 dagdelen op een Integraal Kind Centrum (IKC). Een Integraal Kindcentrum (IKC) is in de gemeente Amsterdam: een voorziening waarin organisaties als onderwijs, KDV, BSO, PSZ en welzijnsactiviteiten zijn samengevoegd en een geïntegreerd aanbod verzorgt voor kinderen van 0 - 12 jaar. Het is één fysieke locatie en één organisatorische eenheid, waarbij op basis van één onderwijskundige en pedagogische visie een doorlopende ontwikkelingslijn voor kinderen van 0 - 12 jaar vorm krijgt en waar zij gedurende de dag komen om te leren, spelen, ontwikkelen en ontmoeten. Het Amsterdamse beleid dat stelt dat elke school een samenwerking met een voorschool heeft, is uiteraard ook van toepassing voor een IKC. Om in het kader van het toelatingsbeleid als IKC te worden erkend, is de voorwaarde dat naast kinderopvang, de voorschool onderdeel moet uitmaken van het geïntegreerde aanbod. Om er voor te zorgen dat een IKC ook een buurtschool is, krijgen kinderen die op een IKC zitten én deze school als voorrangsschool hebben, (dus in de buurt wonen) voorrang bij de plaatsing op een basisschool. Voor de Amsterdamse Peuterschool, die in ontwikkeling is, zal te zijner tijd dezelfde regeling van toepassing zijn. Dat wil zeggen voor kinderen op zo’n peuterschool is het voorrangscriterium B van toepassing bij de plaatsing op deze basisschool alleen wanneer de school een voorrangsschool voor hen is (dus wonen in de buurt van deze school) en voor het gestelde minimale termijn hieraan hebben deelgenomen. In 2013 is met voorschoolaanbieders en basisscholen in kaart gebracht wat de behoeften zijn in de praktijk ten aanzien van de observatie en registratie (kindvolgsysteem). Vanaf 2014 worden voor- en vroegscholen in staat gesteld (gefaciliteerd door de gemeente) gebruik te gaan maken van het gekozen kindvolgsysteem op locatie en worden gebruikers getraind. Voor− en vroegscholen zijn verplicht om gezamenlijk jaarlijks een werkplan te maken, dat concrete afspraken omvat met betrekking tot visie, pedagogisch klimaat, versterken van de doorgaande leerlijn, ouderbeleid, zorgbeleid, overdracht kindgegevens en gezamenlijke opleidingstrajecten. Jaarlijks worden de plannen geëvalueerd.
Pagina 26 van 40
De GGD ziet er op toe dat dit plan er is en nageleefd wordt. Bij in gebreke blijven, volgt de GGD het handhavingsbeleid van Amsterdam, goedgekeurd door het College van B&W op 18 december 2012. De warme overdracht is in Amsterdam een belangrijk aandachtspunt geweest, waarover ook heldere afspraken zijn gemaakt die verder gaan dan de landelijke eisen in de wet OKE en het aanvullend besluit. Het Amsterdams Uniform Voorblad moet gebruikt worden. Daarbij wordt in álle gevallen een bijlage naar keuze gevoegd met een nadere toelichting op het niveau van het kind op de volgende zes ontwikkelingsgebieden: 1. Taalontwikkeling; 2. Ontluikende rekenontwikkeling; 3. Sociaal-emotioneel gedrag; 4. Speel- en leergedrag; 5. (Zelf)Redzaamheid; 6. Motoriek. Bij zorgkinderen dient er altijd een warme overdracht plaats te vinden, maar de gemeente Amsterdam beveelt dit aan voor alle voorschoollocaties die op eenzelfde locatie zitten met de basisschool. De voorschool waar het kind is ingeschreven, registreert de inschrijving in het Elektronisch Loket Kernprocedure en Keuzegids –Vroeg- en Voorschoolse educatie (ELKK-VVE). Het ELKK-VVE wordt maandelijks bijgehouden. De indicatie VVE is opgenomen op het verplichte Uniforme Voorblad. Dit geeft de leraren in groep 1 en 2 de mogelijkheid om kinderen met indicatie extra aandacht te geven en te volgen. 1b vve-coördinatie op gemeentelijk niveau De gemeente Amsterdam (Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling DMO) voert de regie over vve en formuleert ambitieus beleid vanuit gemeentelijke ambities en doelen voor vve. DMO heeft 6 wekelijks een Management Overleg met alle aanbieders van vve. Regelmatig overleg met opvoedadviseurs op de Ouder Kind Centra en met de GGD inzake de indicatiestelling en toezicht. DMO heeft daarnaast 2 maandelijks overleg met de Strategische Werkgroep VVE vanuit het Breed Bestuurlijk Overleg, waarin alle schoolbesturen van Amsterdam zitting hebben. De gemeente zit dus regelmatig met alle betrokkenen rond het jonge kind aan tafel. 1c Systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau De gemeente Amsterdam evalueert jaarlijks met alle partners over de uitvoering van vve en de resultaten. Deze evaluatie legt zij vast in de Jaarrapportage VVE waarin tevens verbeteringen of aanpassingen van het beleid staan weergegeven. De GGD Amsterdam maakt eveneens een Jaarrapportage GGD Inspectie Kinderopvang, VVE peuterspeelzalen en VVE Kinderdagverblijven. In Amsterdam inspecteert de GGD (dus geen externe buitengemeentelijke partij) jaarlijks alle peuterspeelzalen en kinderopvangorganisaties met vve. De GGD houdt toezicht op de vve-condities en de kwaliteit van de vve-uitvoering in de voorschool, conform de Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen en het Besluit Kwaliteitseisen voorschoolse educatie. De Inspectie van het Onderwijs kan naar aanleiding van signalen van de GGD en anderen besluiten om nadere inspecties te verrichten bij voorscholen in Amsterdam. In aanvulling op deze wettelijke eisen stelt Amsterdam aanvullende strengere kwaliteitseisen aan voorscholen, welke eveneens jaarlijks worden gecontroleerd door de GGD (onder andere de warme overdracht en het verplichte gezamenlijke jaarwerkplan). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de vroegscholen als deel van de reguliere inspecties van het primair onderwijs.
Pagina 27 van 40
Condities 2b Er is een gemeentelijk subsidiekader Vve−aanbieders moeten zowel voldoen aan de wettelijke vve−eisen conform de Wet Kinderopvang en het Besluit Basisvoorwaarden Kwaliteit Voorschoolse Educatie, als aan de aanvullende Amsterdamse kwaliteitseisen. De aanvullende Amsterdamse kwaliteitseisen zijn opgenomen in het kwaliteitskader VVE 2010-2014. Daarnaast zijn de subsidievoorwaarden opgenomen in de subsidiebeschikkingen van de zeven stadsdelen in Amsterdam aan de diverse voorschoolaanbieders. Deze subsidievoorwaarden kunnen per stadsdeel enigszins verschillen. Voorbeelden van subsidiabele activiteiten in stadsdeel Nieuw -West zijn: • Start voorschoolgroep • Exploitatie voorschoolgroep • Start vroegschool • Coördinatie vroegschool • Oudercontactmedewerker gestationeerd op een vroegschool • Spelochtenden (t/m week 27 in 2014).
Pagina 28 van 40
3
De oordelen over de voor- en de vroegscholen
De voor- en vroegscholen uit het overzicht in paragraaf 2.2 hebben een digitale vragenlijst gekregen om zelf te rapporteren over de kwaliteit van vve. De vragen zijn rechtstreeks afkomstig uit het vve-waarderingskader. Elke voor- en vroegschool heeft een eigen zelfrapportage teruggekregen. Paragraaf 3.1 bevat een overzicht van de resultaten van de vragenlijst. In paragraaf 3.2 worden de resultaten van de locatiebezoeken door de inspectie besproken. Een overzicht van de eigen waarderingen van alle vve-locaties is naar de gemeente gestuurd. 3.1 Resultaten vragenlijst De antwoorden van de locaties op de vragen in de vragenlijst zijn conform de werkinstructie van de Inspectie van het Onderwijs vertaald naar waarderingen van een indicator. Het gaat hierbij nadrukkelijk niet om oordelen die door de inspectie zijn gegeven. In de onderstaande tabel staan deze waarderingen weergegeven in percentages van het totaal aantal vve-locaties in de gemeente. Het percentage waarderingen per indicator is niet altijd 100%, omdat op sommige locaties geen waardering is gegeven, bijvoorbeeld omdat het antwoord op vragen ontbrak. Bij de tabellen volgt een toelichting. Tabel 3.1a De waardering van de indicatoren: Condities CONDITIES 1 2 A0.1 Recent en compleet GGD-rapport* A2 Groepsgrootte* 11,1 A3 "Dubbele bezetting" 23 A4.1 Voldoende vve-tijd per week* A5.2 Opgeleide leidsters* 0,5 A5.3 Nederlands spreken* 23,7 A5.4 Vve-geschoolde leidsters A5.5 Jaarlijks opleidingsplan* 2,4 De indicatoren met een * zijn alleen van toepassing op de voorscholen.
3 98 88,4 77 99,5 99 76,3
4
95,7
Veruit de meeste voor- en vroegscholen voldoen aan de voorwaarden zoals gesteld door de wet Kinderopvang, maar ook aan de aanvullende voorwaarden die met de gemeente zijn afgesproken. Uitzonderingen hierop zijn te zien bij de dubbele bezetting en het Nederlands spreken van de pedagogisch medewerkers. De laatste indicator is alleen van toepassing op de voorscholen en speelt mogelijk meer een rol op de kinderdagverblijven dan op de voorscholen. Tijdens de bezoeken heeft de inspectie hier geen problemen geconstateerd. De dubbele bezetting (en in mindere mate ook de groepsgrootte) is een indicator die vooral in de vragenlijsten van de vroegscholen als verbeterpunt naar voren komt. Tegelijk constateert de inspectie ook dat hier een verbetering waarneembaar is in vergelijking met 2010; toen werd op 54% van de vroegscholen het oordeel 2 gegeven bij de dubbele bezetting. Tabel 3.1b. De waardering van de indicatoren: Ouders OUDERS B1 Gericht ouderbeleid B2 Vooraf info aan ouders over vve B3 Intake B4 Thuis vve-activiteiten
1
2 43 80
3 2
4 53 9
Pagina 29 van 40
B5 Vve-participatie van ouders op voor- en vroegschool B6 Info aan ouders over ontwikkeling kind B7 Rekening houden met thuistaal
71
1
26
34
22
39
De resultaten van de tabel laten zien dat deze niet in overeenstemming zijn met de beoordeling door de inspectie van het gemeentelijk beleid. Hiervoor zijn enkele mogelijke verklaringen: • Op het moment van invullen heeft de locatie onderdelen van het beleid nog niet in praktijk gebracht. • De voorscholen hebben voor de vroegscholen vaak een voortrekkersrol op het onderdeel ouders. De GGD ziet er op toe dat de voorscholen een analyse van de kenmerken van de ouderpopulatie maken, hetgeen noodzakelijk is om op dit onderdeel een voldoende beoordeling te krijgen. Voor veel vroegscholen is dit nog een ontwikkelpunt. Wel maken de voor- en vroegschool een gezamenlijk jaarwerkplan waarin zij verbeterpunten vastleggen voor het onderdeel ouders. Zij gaan dan gezamenlijk werken aan bijvoorbeeld verhoging van de participatie maar de scholen doen dit niet op basis van een uitgebreide analyse van de kenmerken van hun populatie. Deze voortrekkersrol is ook te zien bij de participatie van ouders. Het zijn de voorscholen die begonnen zijn met VVE Thuis. Deze ontwikkeling is nog pril en er volgen nog meer tranches. Mede door het succes van dit programma wil de vroegschool hier eveneens mee gaan werken, maar doen het ten tijde van het invullen van de vragenlijst dus nog niet. • Ten aanzien van de intake is een grote discrepantie te zien tussen het gemeentelijk beleid en de waargenomen praktijk en de antwoorden in de vragenlijsten van de respondenten. Dat zou kunnen liggen in de interpretatie van het onderdeel rekenontwikkeling. Bij vve ligt de nadruk sterk op de taalontwikkeling. Maar bijvoorbeeld liedjes zingen/ telversjes hebben niet alleen met taal te maken maar ook met tellen (basis voor rekenen). In een behoorlijk aantal gevallen is de antwoordmodaliteit rekenontwikkeling niet aangevinkt hetgeen resulteert in het oordeel 2. In de praktijk vragen de oudercontactmedewerker en de pedagogisch medewerker wel degelijk naar dit onderdeel. • Mogelijk is er verschil in de wijze waarop de kinderdagverblijven de intake uitvoeren. Er zijn maar twee kinderdagverblijven bezocht waardoor deze mogelijke verklaring niet getoetst kon worden. • In vergelijking met 2010 is het percentage onvoldoende rekening houden met de thuistaal gestegen van 6% en 39% in 2010 (respectievelijk voorscholen en vroegscholen) naar 34% in 2014 voor alle locaties samen. Ook op dit punt is het aandeel van de vroegscholen bij de score 2 groter dan die van de voorscholen. Daarnaast kan ook de wijze van invullen van de vragenlijst (met name bij de vroegscholen) een rol hebben gespeeld. Indien het antwoord onbekend is gegeven, is dat ook vertaald naar de score 2. Tabel 3.1c. De waardering van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering van vve KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE 1 2 3 4 Het aangeboden programma C1.1 Integraal programma 2 81 C1.2 Doelgerichte planning 28 66 In 2010 werkten vrijwel alle voorscholen en ook de meeste vroegscholen met een integraal vve-programma waarbij sprake was van een doelgerichte planning. In 2014 is de kwaliteit op het gebied van het aangeboden programma grotendeels behouden volgens de voor- en vroegscholen. De meeste voor- en vroegscholen geven aan dat er wordt gewerkt met een doelgerichte planning (indicator C1.2) doordat er gebruik wordt gemaakt van een jaarrooster en week-/dagplanning. Er zijn geen locaties die ingevuld hebben dat ze op dit oordeel een voorbeeld voor anderen zijn. Pagina 30 van 40
Tabel 3.1d. De waardering van de indicatoren: Ontwikkeling, begeleiding en zorg ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG 1 2 3 4 D1.1 Volgen ontwikkeling kinderen 31 67 D1.2 Planmatige begeleiding 29 1 70 D1.3 Evaluatie van begeleiding en zorg 22 72 D2.1 Welke kinderen externe zorg nodig? 23 67 D2.2 Aanmelding externe zorg 17 82 Het oordeel volgen van de ontwikkeling van kinderen (D1.1) is in vergelijking met 2010 vrijwel gelijk gebleven. In vergelijking met 2010 is op het onderdeel planmatige begeleiding (D1.2) een grote verbetering zichtbaar. Terwijl in 2010 slechts de helft van de voorscholen en een derde van de vroegscholen een voldoende scoorde op de planmatige begeleiding, krijgt 70% van de locaties nu een waardering goed op dit onderdeel op grond van de vragenlijsten. Tegelijkertijd ziet een derde mogelijkheden voor verbetering. Hoewel de bezochte locaties een ander beeld geven op de oordelen, is ook hier een verbetering ten opzichte van 2010 zichtbaar. Ditzelfde is het geval bij het oordeel op de evaluatie van de geboden zorg (D1.3). In 2010 werd nog op ruim 60% van de voor- en vroegscholen geoordeeld dat hier verbetering nodig was, in 2014 scoort ruim 70% op dit onderdeel een voldoende. Daarnaast valt op dat de inspectie op vrijwel alle bezochte locaties dit onderdeel van voldoende niveau vindt. Tabel 3.1e. De waardering van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voor- en vroegschool KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- EN 1 2 3 4 VROEGSCHOOL E1 Vve-coördinatie binnen school 7 92 E2 Vve evalueren 74 5 4 E3 Opbrengsten evalueren 53 19 26 E4 Verbetermaatregelen 35 41 E5 Vve borgen 36 58 E6 Vve in kwaliteitszorg binnen school 35,7 58 In 2010 constateerde de inspectie dat op de voorscholen alle locaties voldoende vve-coördinatie hadden (E1). Bij de vroegscholen gold dit voor 85% maar hier stond tegenover dat ook 15% van de vroegscholen het oordeel 1 kreeg omdat er dringend verbetering nodig was. In 2014 is dit beeld anders. De locaties zelf geven aan dat de coördinatie op vrijwel alle locaties van voldoende niveau is. Op het onderdeel evalueren van vve (E2) vindt in 2014 het grootste deel van de locaties dat hier nog verbetering nodig is (74%). Slechts een klein deel geeft zichzelf hiervoor een voldoende. In 2010 was het beeld ongeveer gelijk. De inspectie oordeelde toen dat op 68% van de voorscholen en 14% van de vroegscholen hierin verbetering nodig was. In sommige gevallen is hier zelfs ook het oordeel 1 gegeven wat aangeeft dat hier dringend verbetering nodig is. Tijdens de bezoeken is ook hier een ander beeld aangetroffen. Op de bezochte locaties is op de meeste locaties een voldoende oordeel gegeven op dit onderdeel. Een andere, opvallende uitslag is het evalueren van de opbrengsten (E3). Hiervan geeft ruim de helft van de locaties in de vragenlijsten aan dit nog in onvoldoende mate te doen. Maar ook een kwart van de locaties geeft aan dit zelfs goed te doen. Hierin zitten tussen locaties dus nog veel verschillen. Wel is het een gunstiger beeld dan in 2010 toen de meeste locaties hier nog onvoldoende mee bezig waren. Pagina 31 van 40
Ook hier geldt weer dat het beeld op de bezochte locaties positiever is dan uit de vragenlijsten blijkt. Het borgen van de vve tenslotte geeft globaal genomen in de vragenlijsten van 2014 eenzelfde beeld als in 2010. Tabel 3.1f. De waardering van de indicatoren: Doorgaande lijn DOORGAANDE LIJN F1 Vve-coördinatie tussen voor-vroeg F2 Doorstroom naar vroegschool F3 Warme overdracht F4 Afstemming aanbod F5 Afstemming pedagogisch/educatief handelen F6 Afstemming over ouders F7 Afstemming begeleiding/zorg
1
2 28
3 69
18 5 32 22 32
77 87 59 70 60
4
In 2010 zijn er, voor zowel de voor- als de vroegscholen, binnen het aspect doorgaande lijn meerdere verbeterpunten vastgesteld die met name de afstemming op inhoud van de voor- en vroegschoolse educatie betroffen maar ook de warme overdracht. De vragenlijst laat nu op dezelfde onderdelen verbetering zien. Met name is dit het geval bij de warme overdracht (F3) waar een grote verbetering te zien is. Hier is dan ook door de gemeente en de locaties een grote inspanning voor geleverd. Tabel 3.1g. De waardering van de indicatoren: Resultaten RESULTATEN 1 2 G1 Vve-resultaten meten G2 Niveau vve-resultaten 3,5 G3 Verlengde kleuterperiode** De indicator met een ** is alleen van toepassing op de vroegscholen.
3
4
20 26,6
In 2010 is het aspect Resultaten niet beoordeeld, omdat er door de gemeente Amsterdam geen opbrengstdoelen in de zin van leer- of ontwikkelingsresultaten waren vastgelegd en daarmee de bereikte resultaten van vve nog niet beschikbaar waren. Inmiddels heeft de gemeente met de schoolbesturen wel afspraken gemaakt over de te bereiken resultaten maar een vergelijking met 2010 is dus niet mogelijk. Uit de vragenlijst blijkt dat zo’n 20% van de locaties voldoet aan de resultaatafspraken met de gemeente (niet meer dan 25% leerlingen met een D- of E-score). Opvallend is dat veel locaties geen antwoord hebben gegeven op de vragen over de resultaten. De vraag waarom zij dat niet gedaan hebben, is onduidelijk. Hier ligt een belangrijk ontwikkelpunt voor alle participanten in vve om de richtlijnen en de communicatie hierover te verbeteren. 3.2 Resultaten inspectiebezoek De inspectie heeft ter verificatie van de vragenlijsten 25 voorscholen (waaronder 2 kinderdagverblijven) en 23 vroegscholen bezocht. Dit is zo’n 15% van alle vvelocaties in de gemeente Amsterdam. Bij de keuze van de te bezoeken locaties is de inspectie met name uitgegaan van het aantal/percentage doelgroepkinderen en waar mogelijk van een evenredige vertegenwoordiging van peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en basisscholen. Verder is bij de keuze gekeken naar de verdeling over de stadsdelen, de schoolbesturen en de welzijnsorganisaties. Het onderzoek bestond uit groepsobservaties, gesprekken en documentenanalyse.
Pagina 32 van 40
In onderstaande tabellen staan de oordelen van de inspectie in percentages van het totaal aantal bezochte vve-locaties in de gemeente. Het percentage oordelen per indicator kan verschillen, omdat op sommige locaties geen oordeel is gegeven. Onder iedere tabel wordt een toelichting gegeven op de oordelen en de mogelijke verschillen tussen de oordelen op basis van de bezoeken en de waarderingen op basis van de vragenlijsten. Tabel 3.2a De beoordeling van de indicatoren: Condities CONDITIES 1 2 A0.1 Recent en compleet GGD-rapport* A2 Groepsgrootte* 4 A3 "Dubbele bezetting" 21 A4.1 Voldoende vve-tijd per week* A5.2 Opgeleide leidsters* 4 A5.3 Nederlands spreken* 4 A5.4 Vve-geschoolde leidsters 13 A5.5 Jaarlijks opleidingsplan* De indicatoren met een * zijn alleen van toepassing op de voorscholen.
3 100 96 69 96 96 92 88 96
4
10
In de wet Kinderopvang is geregeld dat de GGD als toezichthouder alle geregistreerde kindcentra inspecteert. In Amsterdam heeft de GGD alle onderzochte voorscholen in 2013 bezocht. Tijdens die bezoeken is domein 8 (voorschoolse educatie) ook beoordeeld. Deze oordelen heeft de inspectie geverifieerd en overgenomen. De GGD toetst jaarlijks eveneens of de locaties de afspraken over de interne kwaliteitszorg nakomen en voldoen aan de Amsterdamse kwaliteitseisen. Zoals eerder genoemd zijn de eisen in het kader van de G37-bestuursakkoorden aangescherpt voor het voldoende beheersen van de Nederlandse taal door de pedagogisch medewerkers. In vergelijking met 2010 is op dit onderdeel veel vooruitgang geboekt en zien we dat op bijna alle locaties hieraan wordt voldaan. Hoewel dit een positieve ontwikkeling laat zien, voldoet dit nog niet aan de eis dat alle pedagogisch medewerkers aan de taalnorm voldoen. De overige 4 % is dan ook in opleiding. Het beeld van de dubbele bezetting is iets genuanceerder omdat hier weliswaar “slechts” 69% een voldoende scoort, maar tegelijkertijd ook 10% van de locaties een score “goed” heeft en ook 21% een “verbeterpunt” scoort. Op dit onderdeel zijn dus nog onderlinge verschillen merkbaar tussen de locaties. De inspectie constateert dat de dubbele bezetting op geen enkele bezochte voorschool onvoldoende is beoordeeld (in 2010 was dit 5%) maar wel op de vroegscholen. Dit beeld verschilt niet veel van de resultaten in 2010. Toen bedroeg het percentage onvoldoende op de vroegscholen 54%. Tenslotte heeft de gemeente sterk ingezet op de scholing van de pedagogisch medewerkers. Dit heeft geleid tot een verbetering; in 2010 scoorde ruim 30% van de locaties hierop een onvoldoende, nu is dit gedaald naar 13%. Tabel 3.2b De beoordeling van de indicatoren: Ouders OUDERS B1 Gericht ouderbeleid B2 Vooraf info aan ouders over vve B3 Intake B4 Thuis vve-activiteiten B5 Vve-participatie van ouders op voor- en vroegschool B6 Info aan ouders over ontwikkeling kind B7 Rekening houden met thuistaal
1
2 15 2 25 10 4
3 33 73 38 46 75 63 69
4 52 27 60 29 15 38 4
Pagina 33 van 40
In 2010 zijn er binnen het aspect Ouders verbeterpunten vastgesteld voor zowel de voor- als de vroegscholen. In 2014 constateert de inspectie dat op deze onderdelen een flinke ontwikkeling heeft plaatsgevonden, met name op de onderdelen ‘gericht ouderbeleid’ , ‘informatie aan ouders vooraf’ en ‘intake’. Het gerichte ouderbeleid was in 2010 met bijna 70% onvoldoende scores reden voor de gemeente, welzijnsinstellingen en schoolbesturen om hier stevig op in te zetten. Dit resulteert nu op nog slechts 15% locaties waar hierop nog verbetering nodig is en daarnaast 52% locaties waar het ouderbeleid een voorbeeld voor anderen is. Deze onvoldoende scores zijn vooral waargenomen op de vroegscholen. Daar ontbreekt nog regelmatig een analyse van de kenmerken van de ouderpopulatie. Op de voorscholen ziet de GGD er op toe dat het ouderbeleid voldoet aan de Amsterdamse criteria. Bij de intake is het percentage verbeterpunten gedaald van ruim 25% in 2010 naar 2% in 2014 met daarnaast ook 60% locaties waar de intake als een voorbeeld voor anderen is beoordeeld. Ook hier is dus sprake van een forse verbetering. Eén van de grootste verbeteringen is te zien op het onderdeel ‘vooraf informatie verstrekken aan ouders’. Hier zijn in 2014 helemaal geen verbeterpunten meer terwijl dit in 2010 nog op 64% van de voorscholen en 77% van de vroegscholen een verbeterpunt was. De ontwikkelingsstimulerende activiteiten thuis (indicator B4) is in 2014 het grootste verbeterpunt. Op 25% van de bezochte locaties is dit nog onvoldoende gescoord. Locaties geven aan dat controle hierop moeilijk is en er een hardnekkige (kleine) kern van ouders bestaat die moeilijk te bereiken is. Op 29% van de locaties is dit onderdeel echter ook als een voorbeeld voor anderen beoordeeld. Dit hangt mede samen met het gebruik van het programma VVE-Thuis waarbij ook eisen aan ouders gesteld worden zoals verplichte aanwezigheid. Een aantal vroegscholen heeft aangegeven dat zij dit programma ook willen gaan gebruiken. Het informeren van ouders over de ontwikkeling van hun kind (indicator B6) was in 2010 op 100% van de locaties van voldoende niveau. Toch is ook hier nog een verbetering in te constateren omdat er in 2014 opnieuw geen verbeterpunten zijn, maar tegelijkertijd deze indicator wel op 38% als een voorbeeld voor anderen is beoordeeld. Ook hierin hebben de locaties dus een kwaliteitsimpuls laten zien. Tabel 3.2c De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteit van de uitvoering KWALITEIT VAN DE UITVOERING VAN VVE 1 2 Het aangeboden programma C1.1 Integraal programma C1.2 Doelgerichte planning 10 C1.3 Gericht op taalontwikkeling 4 C1.4 Opklimmende moeilijkheidsgraad 10 Het pedagogisch klimaat C2.1 Pedagogisch handelen C2.2 Structuur en gedragsgrenzen 2 C2.3 Stimuleren sociale vaardigheden en competenties C2.4 Bevorderen zelfstandigheid 2 C2.5 Inrichting van de ruimte 4 Het educatief handelen C3.1 Afstemming educatief handelen 2 C3.2 Structurele activiteiten voor taalontwikkeling 4 C3.3 Bevorderen interactie 46 C3.4 Stimuleren actieve betrokkenheid kinderen 4 C3.5 Ontwikkeling van aanpakgedrag bij kinderen 2 C3.6 Responsief gedrag 2 C3.7 Afstemming activiteiten op ontwikkelingsverschillen 2
van vve 3 4 88 75 96 88
13 15
98 98 100 94 79
2
73 92 48 90 90 85 98
15 4 6 6 8 13
2
4 17
Pagina 34 van 40
De inspectie constateert dat er veel verbeteringen hebben plaatsgevonden in het educatief en pedagogisch handelen in vergelijking met 2010. Eén onderdeel vormt hierop een uitzondering en dit betreft het bevorderen van de interactie tussen kinderen. Zowel in 2010 als in 2014 is dit op een groot deel van de bezochte locaties onvoldoende beoordeeld. Zo was in 2010 op 47% van de voorscholen en op 73% van de vroegscholen deze indicator onvoldoende beoordeeld. Hoewel er nu veel interactie is waargenomen in de bezochte groepen betreft dit voor een groot deel interactie tussen de leerkracht/pedagogisch medewerker en individuele of groepjes kinderen. In te weinig gevallen is er sprake geweest van het stimuleren van duidelijke interactie tussen kinderen onderling. Hierin is dus nog verbetering mogelijk. De verbeteringen zijn geconstateerd op meerdere onderdelen. Dit betreft met name het opklimmen in moeilijkheidsgraad, de taalontwikkeling, de inrichting van de ruimte, afstemming tussen pedagogisch medewerkers en de afstemming op het niveau van de kinderen. Al met al hebben de locaties in het pedagogisch en didactisch handelen dus een grote sprong vooruit gemaakt. Het opklimmen in moeilijkheidsgraad is hier een goed voorbeeld van. Hoewel nog 10% van de locaties hierin verbeteringen kan aanbrengen, is dit een aanzienlijk lager percentage dan in 2010 toen dit nog voor ruim 55% van de locaties gold. Deze lijn zien we ook in de gerichte taalontwikkeling die van 23% onvoldoende beoordelingen naar 4% is gegaan en de inrichting van de ruimte die van 32% onvoldoende beoordelingen naar 4% is gedaald. De sterkste verbeteringen zitten echter in de afstemming tussen pedagogisch medewerkers en leraren onderling en het afstemmen op verschillen in ontwikkelingsniveau tussen de kinderen. In beide gevallen zijn hier nog maar op weinig locaties onvoldoende beoordelingen gegeven waar dit in 2010 nog om aanzienlijke aantallen ging. Dit is een mooie ontwikkeling waar de locaties met recht trots op mogen zijn. Mogelijke verklaringen hiervoor liggen in het feit dat er een groot besef is bij alle betrokkenen van het belang van de voor- en vroegschoolse educatie. Door alle partners is gericht gewerkt aan het verbeteren van de voorwaarden waaronder vve wordt uitgevoerd, waaronder materialen en het opleidingsniveau van de pedagogisch medewerkers en leraren. Vooral onder de pedagogisch medewerkers is een sterke verbetering zichtbaar van het kennis- en opleidingsniveau. Tabel 3.2d De beoordeling van de indicatoren: Ontwikkeling, begeleiding en zorg ONTWIKKELING, BEGELEIDING EN ZORG 1 2 3 4 D1.1 Volgen ontwikkeling kinderen 6 79 15 D1.2 Planmatige begeleiding 23 69 8 D1.3 Evaluatie van begeleiding en zorg 15 98 D1.4 Specifieke begeleiding en zorg voor taalontwikkeling 69 D2.1 Welke kinderen externe zorg nodig? 98 2 D2. 2 Aanmelding externe zorg 2 92 4 D2.3 Volgen van de externe zorg 2 98 In 2010 lagen er zowel op de voorscholen als op de vroegscholen duidelijke verbeterpunten in het beleid voor de externe zorg, maar ook in de planmatige begeleiding van zorgleerlingen en in het verlengde hiervan bij de evaluatie van de verleende zorg. Als we dit vergelijken met de resultaten in 2014 is het duidelijk dat vooral de externe zorg een enorme vooruitgang laat zien. Op slechts 2% van de bezochte locaties is hier nog verbetering nodig. Voor de planmatige begeleiding en de evaluatie van de zorg geldt dit op meer locaties maar dit neemt niet weg dat dit met respectievelijk 23% en15% beduidend minder locaties zijn dan in 2010 toen het ruim de helft van de bezochte locaties betrof. Pagina 35 van 40
Om na het signaleren van eventuele problemen bij kinderen, de doelen van de begeleiding of extra zorg duidelijk vast te leggen en daarnaar te werken kan dus nog verbetering komen. Datzelfde geldt voor het planmatig evalueren van de extra begeleiding en zorg. Dat geldt niet alleen voor het vastleggen van de evaluatie, maar ook voor het trekken van conclusies voor vervolgstappen. Het volgen van de ontwikkeling van kinderen is op nog 6% een verbeterpunt en op 15% een voorbeeld voor anderen. In vergelijking met 2010 is ook dit een mooie verbetering omdat toen geen enkele locatie een verbetering voor anderen liet zien maar er wel op veel locaties nog verbeteringen noodzakelijk waren. Dit gold in het bijzonder de voorscholen. Uit de bezochte locaties blijkt nu dat juist daar ook de grootste verbeteringen zichtbaar zijn doordat welzijnsinstellingen en kinderopvangorganisaties sterk inzetten op de opleiding van pedagogisch medewerkers en het inzetten van zorgcoördinatoren en pedagogische coaches. Tabel 3.2e De beoordeling van de indicatoren: Kwaliteitszorg binnen de voorvroegschool KWALITEITSZORG BINNEN DE VOOR- EN 1 2 3 VROEGSCHOOL E1 Vve-coördinatie binnen school 73 E2 Vve evalueren 4 92 E3 Opbrengsten evalueren 19 77 E4 Verbetermaatregelen 2 69 E5 Vve borgen 2 77 E6 Vve in kwaliteitszorg binnen school 17 78
en 4 27 4 29 21
Op 15% van de locaties was in 2010 geen of onvoldoende sprake van vvecoördinatie. Maar daarnaast werd geconstateerd dat op alle onderdelen locaties zijn waar dringend verbetering nodig was (een oordeel 1). Dit beeld is in 2014 veranderd; voor geen enkele locatie is nog in die mate dringende verbetering nodig en alle locaties hebben voldoende vve-coördinatie; 27% van de locaties zijn hierin zelfs een voorbeeld voor anderen omdat ze het goed doen. Dit neemt niet weg dat er nog wel verbeteringen kunnen en moeten plaatsvinden. Dit geldt in het bijzonder voor het evalueren van de resultaten en het betrekken van vve in de kwaliteitszorg binnen de vroegscholen. Met respectievelijk 19% en 17% verbeterpunten is hier nog veel winst te boeken. Zo is er nog geen sprake van een jaarlijkse evaluatie van bereikte resultaten aan de hand van bijvoorbeeld eigen ambities. In de meeste vroegscholen gebeurt dit wel systematisch op groepsniveau, maar worden op schoolniveau geen specifieke conclusies ten aanzien van de resultaten van vroegschoolse educatie getrokken. Daarnaast maakt vve nog geen of onvoldoende specifiek deel uit van het totale systeem van kwaliteitszorg op vroegscholen. Tabel 3.2f De beoordeling van de indicatoren: Doorgaande lijn DOORGAANDE LIJN F1 Vve-coördinatie tussen voor-vroeg F2 Doorstroom naar vroegschool F3 Warme overdracht F4 Afstemming aanbod F5 Afstemming pedagogisch klimaat/educatief handelen F6 Afstemming over ouders F7 Afstemming begeleiding/zorg
1
2 2
3 73 100
2 4 15 6
79 81 94
21
75
4 25 98 17 4
4
Pagina 36 van 40
De bezoeken laten op het onderdeel doorgaande lijn een positiever beeld zien dan de digitale vragenlijsten. Voor de warme overdracht is in bijna alle gevallen het oordeel goed gegeven, met recht een voorbeeld voor anderen. Veel locaties gaan zelfs verder dan de afspraken met de gemeente door niet alleen voor de zorgkinderen een warme overdracht te verzorgen, maar dit voor alle kinderen te doen. Dit verklaart het hoge percentage voorbeeld voor anderen, namelijk 98%. Ten aanzien van de doorgaande lijn is te constateren dat de jaarlijkse inspectie van de GGD op het verplichte jaarwerkplan van de voor- en vroegschool combinatie positief uitpakt. Verbeterpunten liggen voornamelijk bij de afstemming van de zorg voor kinderen en de afstemming in het educatief handelen. Dit is op respectievelijk 21% en 15% van de bezochte locaties een verbeterpunt. Tabel 3.2g De beoordeling van de indicatoren: Resultaten van vve RESULTATEN VAN VVE 1 2 G1 Vve-resultaten meten G2 Niveau vve-resultaten** 29 G3 Verlengde kleuterperiode** De indicator met een ** is alleen van toepassing op de vroegscholen.
3 83 19 100
4
Er zijn afspraken gemaakt tussen de gemeente enerzijds en de schoolbesturen en welzijnsinstellingen/kinderopvangorganisaties anderzijds over het aanleveren van resultaten. Hieraan voldoen alle bezochte locaties. Daarnaast zijn er ook afspraken over de te gebruiken instrumenten en de te bereiken resultaten op de vroegscholen. Uit de bezoeken van de inspectie blijkt dat niet alle vroegscholen op de hoogte zijn van de normen zoals gesteld in het Amsterdamse Kwaliteitskader. Verder bestaan er geen normen voor peutertoetsen. Wel blijkt dat 29% van de bezochte vroegscholen niet het vereiste eindniveau haalt in groep 2 zoals dat door de gemeente is vastgesteld op niet meer dan 25% D- en E-scores. Een verklaring hiervoor ligt mogelijk in het feit dat de gemeente bij de vaststelling uitgaat van CITO-scores en niet van leerwinst. Voor leerlingen met grote achterstanden is het dan vaak geen realistische verwachting dat zij die achterstand al eind groep 2 hebben ingelopen. Enkele locaties tonen aan dat leerlingen niet aan het eind van groep 2 de gewenste CITO-score halen maar wel veel leerwinst behalen en hiermee dus hun achterstand geleidelijk aan inlopen. Bovendien blijkt dan dat deze leerlingen later in hun schoolloopbaan hun achterstand inderdaad hebben ingelopen. Wel merkt de inspectie hierbij op dat sommige locaties voor deze leerlingen ook schakelklassen hebben, waardoor niet goed mogelijk is vast te stellen welke leerwinst het gevolg is van vve. Wel is vast te stellen dat de combinatie van maatregelen (voor- en vroegschoolse educatie, voldoende in- en externe zorg, schakelklassen en uitbreiding van onderwijstijd zoals zomer- en weekendschool) samen lijken te resulteren in het inlopen en wegwerken van ontwikkelingsachterstanden van een aanzienlijk deel van de leerlingen.
Pagina 37 van 40
4
Conclusies
De inspectie heeft zowel op het niveau van de gemeente, als op het niveau van de afzonderlijke locaties, de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie in de gemeente Amsterdam beoordeeld. De oordelen zijn gebaseerd op de antwoorden op vragenlijsten door zowel de gemeente als de vve-locaties. De antwoorden van de gemeente zijn geverifieerd in gesprekken en aan de hand van separaat toegestuurde beleidsdocumenten. De antwoorden van de vve-locaties zijn in een beperkte steekproef van onderzoeken ter plaatse geverifieerd.
Conclusies gemeentelijk vve-beleid De gemeente is na de bestandsopname in 2010 voortvarend te werk gegaan met het verbeteren van de kwaliteit van vve. De bevindingen van de inspectie zijn meegenomen in de beleidsontwikkeling waarbij alle partners in vve betrokken zijn. Een belangrijke mijlpaal is het vaststellen van het Kwaliteitskader Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE) Amsterdam in december 2010 en vastgelegd in de lokale educatie agenda (LEA). Een algemene conclusie is dat in Amsterdam consensus bestaat bij alle partners in vve over het grote belang en de noodzakelijke investeringen om achterstanden bij jonge kinderen in een zo vroeg mogelijk stadium in te lopen. De inspectie stelt vast dat de partners in vve hierin grotendeels slagen. De beleidsontwikkeling vindt op alle onderdelen van vve plaats en krijgt meteen een vertaalslag in de praktijk. Daarnaast concludeert de inspectie dat in vergelijking met de bestandsopname in 2010 ten aanzien van het gemeentelijk beleid het aantal voorbeelden voor anderen in Amsterdam toegenomen is van 6 in 2010 naar 9 in 2013. De inspectie meent dat het strikt uitvoeren van het toezicht door de GGD hier mede aan heeft bijgedragen. Naast het geheel aan beleidsmaatregelen die de gemeente samen met de houders, besturen en locaties + andere partners rond het jonge kind in gang heeft gezet, zijn andere mogelijke verklaringen 2 voor de goede kwaliteit van vve: • De pilot KVVE waarin de voor- en vroegscholen gezamenlijk werken aan de kwaliteitsverbetering. • De professionalisering van leraren en de pedagogisch medewerkers en de inzet van Hbo-opgeleide pedagogische coaches en de zorgcoördinatoren op de voorscholen. • De start van de pilot Peuterscholen waaraan 10 basisscholen meedoen om te onderzoeken waar kansen en knelpunten zich aandienen in de praktijk. • De grote nadruk op ouderbetrokkenheid door het gebruik van VVE Thuis, inzet van oudercontactmedewerkers en de verplichting om gezamenlijk ouderbeleid vast te stellen door voor- en vroegschool combinaties. Dit laatste wordt door de GGD meegenomen in het toezicht. • De hoge kwaliteit van de intake en de warme overdracht. Veel welzijnsorganisaties en kinderopvangorganisaties hebben een eigen en uitgebreid intake formulier gemaakt. Het opvoedkundig deel vullen ouders vaak samen met de oudercontactmedewerker in. • 2
Geen uitputtende lijst Pagina 38 van 40
•
Voor de warme overdracht is een standaard procedure in gebruik. Ook dit laatste wordt door de GGD gecontroleerd. De gemeente faciliteert de verschillende locaties in uren voor vvecoördinatie waardoor er meer en gerichter overleg en afstemming mogelijk is tussen de voor- en vroegscholen.
Verbeterafspraken Geen Verbeterpunten Geen Voldoende oordelen 1a2 bereik 1a6 externe zorg 1a9 resultaten 2a de gemeente heeft geregeld dat de GGD de basiskwaliteit van de voorscholen beoordeelt Voorbeelden voor anderen 1a1 doelgroepdefinitie 1a3 toeleiding 1a4 ouders 1a5 integraal vve-programma 1a7 interne kwaliteitszorg van de voor- en vroegscholen 1a8 doorgaande lijn 1b vve-coördinatie op gemeentelijk niveau 1c systematische evaluatie en verbetering van vve op gemeentelijk niveau 2b er is een gemeentelijk subsidiekader Kwaliteit van vve op de locaties en relatie tussen de bezoeken en de vragenlijsten De vragenlijsten laten een minder positief beeld zien dan op basis van het gemeentebeleid verwacht kan worden. Bij de locatiebezoeken komen de inspecteurs tot positievere oordelen dan de locaties zelf in de vragenlijsten. In het algemeen kan dit samenhangen met: verschillende interpretaties van begrippen (bijvoorbeeld rekenontwikkeling peuters) of het antwoord onbekend wordt vertaald naar het oordeel 2. Verder is vastgesteld dat de voorscholen vaak een voortrekkersrol hebben bij de uitvoering van (gezamenlijk) beleid. Dat is duidelijk het geval bij het onderdeel ouders. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit effect ook op gaan treden bij de implementatie van het kindvolgsysteem. De eerste tranche voorscholen start dit schooljaar met de scholing en implementatie, terwijl de bijbehorende vroegscholen nog nadenken over de overstap naar dit kindvolgsysteem. Het zal dus regelmatig voorkomen dat vroegscholen leren van de ervaringen van voorscholen en ‘volgen’. Daar staat wel tegenover dat in de praktijk te zien is dat de voorscholen weer profiteren van de opgedane kennis van de vroegscholen in het werken met groepsplannen.
Pagina 39 van 40
Aandachtspunt Gezien de overwegend positieve oordelen tijdens de locatiebezoeken acht de inspectie slechts één onderdeel voor verbetering vatbaar en dat betreft de te behalen resultaten van vve. In het veld is hier de nodige onduidelijkheid over. Dat betreft zowel de gestelde doelen als de verwachtingen van de verschillende partners over de verantwoording van de resultaten. Relatie tussen gemeentelijk beleid en kwaliteit op de locaties Zowel de gemeente als de voor- en vroegscholen hebben sinds 2010 veel werk verzet in het belang van niet alleen de doelgroepkinderen, maar ook de overige kinderen in de voor- en vroegscholen. De koppeling van één of meerdere voorschoollocatie (s) aan een vroegschool werkt positief. Op veel combinaties is sprake van een jarenlange en intensieve samenwerking tussen de pedagogisch medewerkers en de leraren. De vve-coördinator en/of de oudercontactmedewerker hebben vaak een brugfunctie tussen de locaties en de ouders. Ook op managementniveau is de samenwerking tussen de directie/bestuur en de leidinggevende van de welzijnsorganisatie goed te noemen. De kwaliteit op de werkvloer heeft de afgelopen jaren zowel op de voor- als de vroegscholen diverse kwaliteitsimpulsen gehad. Door het gebruik van het Kwaliteitskader VVE Amsterdam en de Verordening kwaliteitseisen peuterspeelzalen en voorschoolse educatie van de GGD is voor alle partners inzichtelijk geworden aan welke eisen de vve moet voldoen. De gemeente faciliteert op alle onderdelen van vve, zoals bijvoorbeeld uren voor coördinatie, pilots KVVE, diverse vormen van professionalisering van de pedagogisch medewerkers, VVE Thuis en recent de invoering het nieuwe digitale kindvolgsysteem. Wel is te zien dat de welzijnsorganisaties en de voorscholen vaak het voortouw nemen in de uitvoering van het beleid. Zodra het gemeentebeleid is vastgesteld, begint de vertaalslag in de praktijk. Natuurlijk kost het uitvoeren van beleid tijd, maar op de onderdelen van vve is in bijna alle gevallen ook in de praktijk het oordeel voldoende of ‘voorbeeld voor anderen’ gegeven. Met name bij de condities, het ouderbeleid, de coördinatie en de doorgaande lijn (warme overdracht) is veel vooruitgang geboekt.
Vervolgafspraken -
Monitor 2015, de inspectie zal vanaf 2015 opnieuw de kwaliteit van vve in de gemeente Amsterdam in beeld brengen.
Pagina 40 van 40