Voor- en vroegschoolse educatie in Salland 2014 - 2015
Plan VVE in Salland Deelnemers: mijnplein scholen, De Mare scholen, Bmdb de Linde, Basisschool Sint Nicolaas, Kinderopvang KOOS, Kdv Schanebroekkie, Kdv ’t Schoapie, Kdv. De Rode Bank, Kindercentrum de Bieënkorf, Jeugdgezondheidszorg, Bibliotheek, gemeente Olst-Wijhe en gemeente Raalte. Versie:
mei 2014
1
Inhoudsopgave
1. Inleiding
3
2. Missie, doelgroep en bereik
5
3. Het nieuwe VVE proces Salland I. Signaleren II. Toeleiden III. Deelnemen aan de voorschool IV. Warm overdragen V. Deelnemen aan de vroegschool
6 6 7 7 8 8
4. Ouderbetrokkenheid
9
5. Externe zorg
9
6. Monitoring en evaluatie
9
7. Organisatiestructuur VVE
10
8. Financiën
11
Bijlage Toekomstplannen peuterwerk en VVE landelijk
2
12
1. Inleiding
Aanleiding De Inspectie van het Onderwijs heeft in 2012 onderzoek gedaan naar de kwaliteit van de voor- en vroegschoolse educatie (VVE) in de gemeenten Olst-Wijhe en Raalte (regio Salland). In februari 2013 zijn de rapporten over deze onderzoeken verschenen. Hierin staan aanbevelingen van de Inspectie om de Voor- en Vroegschoolse Educatie te kunnen verbeteren in beide gemeenten. Een belangrijk verbeterpunt is het maken van resultaatafspraken VVE. In maart en april 2013 hebben (het grootste deel van de) schoolbesturen, gemeenten en voorschoolse voorzieningen overleg met elkaar gevoerd. We zijn tot de conclusie gekomen dat we in beide gemeenten veel overeenkomsten hebben, dat we te maken hebben met dezelfde doelstellingen en dezelfde organisaties, kortom, VVE in Salland kunnen we goed samen oppakken en verbeteren. In de voorliggende notitie, opgesteld door voor- en vroegscholen, GGD en beide gemeenten, ligt de basis. Het vertrekpunt om de komende jaren door te ontwikkelen. Plan VVE in Salland In dit plan zijn missie, doelgroep en bereik gedefinieerd van de voor- en vroegschoolse educatie in Salland. Vervolgens wordt het proces beschreven dat deze doelgroep doorloopt in Salland. In het proces staan ook duidelijke resultaatafspraken met het moment waarop wat gehaald moet zijn. De bereikte resultaten worden jaarlijks vastgesteld en geëvalueerd. De GGD speelt een belangrijke rol in het VVE-proces: afspraken over de signalering, toeleiding en het volgen van de doelgroepkinderen door de GGD zijn beschreven in dit plan. In het VVE-plan is vastgesteld dat een actieve betrokkenheid van ouders bij de voor- en vroegschoolse educatie geambieerd wordt. De uitwerking van deze ambitie vindt plaats in het schooljaar 2014-2015. Ontwikkeling van een externe zorgstructuur, zodat (VVE-doelgroep)kinderen de zorg en ondersteuning krijgen die ze nodig hebben om zich optimaal te kunnen ontwikkelen, is geen onderdeel van dit plan, maar wordt opgepakt in de (voorbereiding op de ) transformatie van de jeugdzorg. Om uitvoering te geven aan het beschreven proces en aan de verdere ontwikkeling van VVE in Salland wordt er in hoofdstuk 4 een zo eenvoudig mogelijke organisatiestructuur beschreven, waarbij op het niveau van besluitvorming vertegenwoordigd zijn: beide gemeenten, onderwijs, JGZ en Voorschoolse Voorzieningen. Daarbij wordt ook een voorstel gedaan over dagelijkse aansturing. B&W voeren ten minste jaarlijks overleg met de kinderopvang, peuterwerk en schoolbesturen en draagt zorg voor het maken van afspraken. Kaders Dit proces voldoet aan de kaders en doelen van de wet OKE, Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’, de Wet Kinderopvang, het bestuursakkoord PO van 17 januari 2012, het toetsingkader van de Inspectie van het Onderwijs en de voorwaarden die meegegeven zijn door betrokken organisaties op 22 april. Daarnaast past het proces binnen de kaders van Passend Onderwijs en de transitie Jeugdzorg. Huidige kaders: 1. Voorschoolse educatie wordt ten minste vier dagdelen of 10 uur per week aangeboden op een peuterspeelzaal of een kinderdagverblijf (Wet OKE). 2. Voor de voor- en vroegschoolse educatie wordt een integraal programma gebruikt dat zich richt op de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling (Wet OKE). 3. Op een groep waar voorschoolse educatie wordt aangeboden staat minimaal één beroepskracht per 8 kinderen. In groepen van 9 tot max. 16 kinderen staan 2 beroepskrachten. Indien VVE wordt aangeboden in een kinderdagverblijf gelden maximale groepsgrootte en de leidster-peuterratio van de kinderopvang. 4. De beroepskrachten hebben ten minste een opleiding gevolgd op PW3 niveau. Onderdeel van deze beroepsopleiding vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse
3
5.
6. 7.
8. 9.
10.
educatie. Als de beroepskracht niet deze module heeft gevolgd, bezit deze een bewijs dat specifieke scholing is afgerond over voorschoolse educatie. De houder van een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden. Versterken van de ouderbetrokkenheid (Bestuursakkoord PO paragraaf 2.4 en toetsingskader onderwijsinspectie 1a4). Opbrengstgericht werken voor alle leerlingen (Bestuursakkoord PO paragraaf 3.2). Het concrete streefdoel bij deze ambitie is: in 2015 brengen alle (gewichten) scholen de opbrengsten van de leerlingen in de vroegschool in beeld. Vroegschoolse educatie; scholen meten opbrengsten van vroegschoolse educatie (Bestuursakkoord PO paragraaf 5.4) Overdracht van gegevens Kinderdagverblijven en peuterspeelzalen leveren verplicht gegevens over instromende leerlingen aan het schoolbestuur: het gevolgde VVE-programma en de duur van het programma. De jeugdgezondheidszorg volgt kinderen vanaf hun geboorte via verschillende contactmomenten. Kinderen worden ook gevolgd op de onderdelen communicatie en taalontwikkeling (Wet publieke gezondheid).
Toekomstige kaders: In dit plan is tevens rekening gehouden met de (voorgenomen) kaders voor VVE, kinderopvang en peuterwerk, zoals aangegeven in de brief van staatsecretaris OCW Sander Dekker d.d. 20 augustus 2013 en de brief van minister SZW L.F. Asscher en staatssecretaris OCW Sander Dekker d.d. 1 december 2013 (zie ook bijlage 1). Deze kaders betreffen: 1. Financiële harmonisatie peuterwerk en kinderopvang 2. Harmonisatie kwaliteit alle voorschoolse voorzieningen (één kwaliteitskader) 3. Versterken van de (pedagogische) kwaliteit in de voorschoolse voorzieningen 4. (Sluitende) toeleiding naar VVE via consultatiebureaus.
4
2. Missie, doelgroep en bereik
Een goede beheersing van de Nederlandse taal is een belangrijke sleutel om de kansen van kinderen te vergroten. Kinderen die taalvaardiger zijn, presteren beter op school en hebben betere maatschappelijke perspectieven. Het is daarom belangrijk om zo vroeg mogelijk te beginnen met taalondersteuning. De voorschoolse voorzieningen zijn hierbij een belangrijke partner. Missie Wij streven ernaar dat met voor- en vroegschoolse educatie kinderen zonder of met de kleinst mogelijke achterstand aan groep 3 van het basisonderwijs kunnen beginnen. Het VVE-proces start op de voorschool en loopt door op de vroegschool. VVE SALLAND
Start?
Finish?
Proces Kaders: - Wet OKE - Bestuursakkoord PO
De doelgroep bestaat uit kinderen die risico lopen op een achterstand op het gebied van spraaktaalontwikkeling en/of waarbij de sociaal-emotionele ontwikkeling de spraaktaalontwikkeling negatief beïnvloedt.
Doelgroep De doelgroep bestaat uit kinderen van 2,5 tot 6 jaar die risico lopen op een achterstand op het gebied van spraaktaalontwikkeling en/of waarbij de sociaal-emotionele ontwikkeling de spraaktaalontwikkeling negatief beïnvloedt. Kinderen die risico lopen op een achterstand op de ontwikkelingsgebieden rekenen en motoriek behoren tot de doelgroep als ook de spraaktaalontwikkeling negatief wordt beïnvloed. Peuters en kleuters die (een risico op) spraaktaalachterstanden hebben en voor wie VVE een passend instrument is, vallen dus onder de doelgroep VVE. Vanwege het grote belang van een goede beheersing van de Nederlandse taal voor de verdere schoolloopbaan is in de doelgroepdefinitie gekozen voor (risico op) achterstanden in de spraaktaalontwikkeling van peuters en kleuters. Aan deze doelgroepdefinitie ligt de ervaring in beide gemeenten ten grondslag dat het uitsluitend afgaan op de achtergrondkenmerken van de ouders (gewichtendefinitie) te weinig houvast biedt om alle kinderen die VVE nodig hebben te selecteren: peuters/kleuters die wel onder de gewichtendefinitie (zouden) vallen, hebben niet altijd VVE nodig en andere peuters/kleuters juist wel. De laatste kunnen doelgroepkind zijn op basis van feitelijk geconstateerde achterstanden of basis van een gebrek aan taalaanbod in hun omgeving. Achtergrondkenmerken van ouders worden wel meegewogen, maar deze zijn niet bij voorbaat doorslaggevend. In de doelgroepdefinitie is aangegeven dat doelgroepkinderen tussen de 2,5 en 6 jaar deelnemen aan VVE. In het geval van een verlengde kleuterperiode zal voor een doelgroepkleuter ook het VVE-aanbod worden verlengd. Daarnaast kunnen peuters op latere leeftijd dan 2,5 jaar starten met VVE; hetzij omdat later een achterstand wordt geconstateerd, hetzij omdat voor sommige peuters 10 uur per week in het begin te zwaar is. Zij starten dan met 4 uur (peuterwerk op een VVE-locatie). Bereik Ambitie is dat alle kinderen die onder de doelgroepdefinitie VVE vallen daadwerkelijk deelnemen aan VVE. De gemeenten zijn ervoor verantwoordelijk dat er daartoe voldoende VVE-plaatsen in de voorscholen worden aangeboden. Om vast te stellen hoeveel VVE-plaatsen in voorscholen gerealiseerd moeten worden, baseren de gemeenten zich enerzijds op de gewichtendefinitie (basis voor de hoogte van de doeluitkering 5
onderwijsachterstandenbeleid) en anderzijds op het aantal doelgroeppeuters in het voorafgaande jaar. Jaarlijks stellen de gemeenten het VVE-bereik vast bij de subsidieverlening VVE.
3. Het nieuwe VVE proces Salland Het proces bestaat uit verschillende stappen die in onderstaand schema in kaart zijn gebracht.
Start Medewerker CJG Medewerker voorschool Ouders
Signaleren
Wie
Wat
-Contactmoment Jeugdgezondheidszorg 2 jaar in CJG
CJG-Arts Ouders Toeleiden
Brief met indicatie voor VVE ondertekend door cjgarts Brief met plaatsingsvoorwaarden ondertekend door ouders/verzorgers
Ouders Medewerkers voorschool
Deelnemen voorschool 10 uur per week deelnemen aan peuterwerk met integraal VVE-programma Ondersteuning Bibliotheek Tussenevaluatie met CJG
Hoe
Ouders Medewerkers voorschool Leerkracht vroegschool
Ouders Leerkracht vroegschool
Ouders Leerkracht
Ouders Leerkracht
Warm overdragen
Deelnemen VVE vroegschool
Onderwijs volgen in groep 3
Onderwijs volgen in groep 3
Handelingsplan VVE
Handelingsplan VVE
Geen Handelingsplan VVE
Ondersteuning Bibliotheek
Ondersteuning Bibliotheek
Ondersteuning Bibliotheek
Overdrachtsformulier wordt in een gesprek doorgenomen.
I
Tussenevaluatie met CJG
De eerste stap is Signaleren
Resultaat van deze stap is dat alle doelgroepkinderen zijn gesignaleerd. Personen die signaleren zijn de ouders, de medewerker van het CJG (jeugdarts) en / of de pedagogisch medewerker van de voorschool. Zij zijn op de hoogte van de ontwikkeling van het kind en vangen de eerste signalen op als er problemen zijn in die ontwikkeling.
6
Tijdens het contactmoment bij twee jaar op het consultatiebureau wordt er standaard door de jeugdarts specifiek aandacht besteed aan de spraak- en taalontwikkeling van het kind.
II
De tweede stap is Toeleiden
Resultaat van deze stap is dat alle doelgroepkinderen zijn toegeleid naar een voorschoolse voorziening. Alle doelgroepkinderen zijn gesignaleerd en worden via de ouders en de CJG-arts toegeleid naar een voorschoolse voorziening om deel te kunnen nemen aan het VVE programma. De CJG-arts stelt vast of kinderen onder de doelgroepdefinitie VVE vallen. Als dat het geval is geeft de CJG-arts een brief met een toekenning VVE af aan de ouders. De ouders ondertekenen vervolgens een brief met plaatsingsvoorwaarden en zorgen dat hun kind geplaatst wordt op een voorschoolse voorziening. Kinderen kunnen het hele jaar door toegeleid worden. Ook in de vroegschoolse periode kunnen kinderen een toekenning krijgen voor VVE. In het geval de kinderen op het consultatiebureau en in de voorschoolse voorziening niet gesignaleerd zijn, kan de leerkracht, via de ouders, de leerling verwijzen naar de CJG-arts voor een toekenning. Op basis van de registratie van doelgroepkinderen door de GGD en de registratie van geplaatste doelgroepkinderen door voor- en vroegscholen wordt door de GGD vastgesteld of alle doelgroepkinderen daadwerkelijk zijn toegeleid naar een voorschoolse voorziening. Indien doelgroepkinderen door hun ouders niet aangemeld worden bij een voorschoolse (VVE-) voorziening, neemt de GGD extra maatregelen om ouders alsnog te overtuigen hun kind aan te melden.
III
De derde stap is deelnemen aan de voorschool
Resultaat van deze stap is dat ieder doelgroepkind vanaf 2,5 – 4 jaar een gestructureerd, samenhangend, centrumgericht VVE-aanbod ontvangt, waarin wordt gewerkt aan de ontwikkeling van peuters op de 4 ontwikkelingsgebieden (taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling). De voorschool biedt VVE aan volgens de volgende kwaliteitseisen van de wet OKE: 1. Voorschoolse educatie wordt ten minste vier dagdelen of 10 uur per week aangeboden op een peuterspeelzaal of een kinderdagverblijf. 2. Voor de voor- en vroegschoolse educatie wordt een integraal programma gebruikt dat zich richt op de ontwikkelingsdomeinen taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling. In de gemeente Olst-Wijhe is een aantal jaren geleden in gezamenlijkheid door alle betrokken partners gekozen voor het VVE-programma ‘Doe meer met Bas’. De gemeente Raalte schrijft geen specifiek VVE-programma voor, maar hanteert de algemene eis dat de voorscholen werken met een programma dat voldoet aan art. 5 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie. Het programma VVO, dat in veel voorscholen wordt gebruikt, voldoet aan deze eis. Als voorscholen niet werken met een integraal VVEprogramma moeten ze wel kunnen aantonen dat het aanbod voldoet aan de eisen van het Besluit 1 basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie, art 5 . Voor- en vroegscholen in de gemeente Raalte introduceren in 2014 ‘opbrengstgericht werken’ in de voorschoolse educatie. Daarmee wordt bewerkstelligd dat, in combinatie met de (integrale VVE-) programma’s die reeds worden gebruikt, op gestructureerde en samenhangende wijze aan de ontwikkeling van de (VVE-) peuters wordt gewerkt. 3. Op een groep waar voorschoolse educatie wordt aangeboden staat minimaal één beroepskracht per 8 kinderen. In groepen van 9 tot max. 16 kinderen staan 2 beroepskrachten. Indien VVE wordt aangeboden in een kinderdagverblijf gelden maximale groepsgrootte en de leidster-peuterratio van de kinderopvang.
1
Dit kan betekenen dat verschillende programma’s ingezet worden voor de afzonderlijke ontwikkelingsgebieden, of dat gewerkt wordt met thema’s die door de locaties zelf volgens beredeneerde leerlijnen en met tussendoelen worden aangeboden (zie ook Werkinstructie toezichtkader vve van de Inspectie van het Onderwijs).
7
4. De beroepskrachten hebben ten minste een opleiding gevolgd op PW3 niveau. Onderdeel van deze beroepsopleiding vormt ten minste één module over het verzorgen van voorschoolse educatie. Als de beroepskracht niet deze module heeft gevolgd, bezit deze een bewijs dat specifieke scholing is afgerond over voorschoolse educatie. Pedagogisch medewerkers die de training ‘opbrengstgericht werken’ met gunstig gevolg hebben afgerond, voldoen aan de opleidingsvereisten van het ‘Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ (bewijs van specifieke scholing voorschoolse educatie). 5. De houder van een kinderdagverblijf of peuterspeelzaal waar voorschoolse educatie wordt aangeboden, stelt jaarlijks een opleidingsplan op waarin staat beschreven hoe de kennis en vaardigheden in voorschoolse educatie van beroepskrachten worden onderhouden. Daarnaast maken gemeenten en voorscholen nadere afspraken over kwaliteit en uitvoering VVE in het kader van de subsidieverlening VVE. Voorscholen volgen de ontwikkeling van de doelgroeppeuters middels een erkend volg- en observatiesysteem. Voorscholen betrekken de ouders bij de voorschool en de ontwikkeling van hun kind. De vorderingen van het kind op de voorschool en thuis bespreekt de pedagogisch medewerker van de voorschool regelmatig met de ouders. Daarbij worden ouders ook voorgelicht over de ondersteuning die de bibliotheek kan geven. Tijdens de voorschoolse periode is er regelmatig overleg tussen de voorschool en de wijkverpleegkundige of jeugdarts van het CJG over de verwijzingen VVE en de ontwikkeling van de doelgroepkinderen.
IV
De vierde stap is Warm overdragen
Resultaat: elk doelgroepkind is door de ouders samen met de pedagogisch medewerker van de voorschool in een persoonlijk gesprek overgedragen aan de leerkracht van de vroegschool. De pedagogisch medewerker van de voorschool vult het overdrachtsformulier in en bespreekt het formulier met de ouders. Er wordt een gesprek georganiseerd met de school, waarbij de ouders aanwezig zijn. Indien nodig wordt, na toestemming van de ouders, de IB’er van de vroegschool bij dit gesprek gevraagd. Na 3 maanden neemt de basisschool contact op met het peuterwerk voor terugkoppeling met de pedagogisch medewerkster die het overdrachtsformulier heeft ingevuld.
V
De vijfde stap is Deelnemen aan de vroegschool
Resultaat is dat ieder doelgroepkind vanaf 4 jaar een gestructureerd, samenhangend VVE-aanbod ontvangt, waarin wordt gewerkt aan de ontwikkeling van kleuters op de 4 ontwikkelingsgebieden (taal, rekenen, motoriek en sociaal-emotionele ontwikkeling). Het eindresultaat van het VVE-proces is dat de doelgroepkinderen in de kleuterperiode een snellere ontwikkeling laten zien dan gemiddeld op de CITO-toetsen Taal. De voorschool gebruikt de programma’s zoals aangegeven bij deelname voorschool. De VVE-toekenning/taalachterstand wordt integraal opgenomen in de handelingsplannen of groepsplannen en de ontwikkeling van de doelgroepkinderen wordt gevolgd. Tijdens de vroegschoolse periode is er regelmatig overleg tussen de school en de wijkverpleegkundige of jeugdarts van het CJG over de algemene ontwikkelingen VVE en de individuele doelgroepkinderen. Aan het eind van de vroegschool wordt de CJG arts op de hoogte gesteld van de behaalde resultaten, zodat dit in het volgsysteem opgenomen kan worden. Op het moment dat de leerkracht kinderen met een achterstand signaleert, die geen VVE-toekenning hebben gekregen, wordt dit besproken met de CJG-arts en de voorschoolse voorzieningen.
8
De zesde en volgende stappen is onderwijs volgen vanaf groep 3 4. Ouderbetrokkenheid Resultaat: ouders van kinderen met een VVE-toekenning zijn actief betrokken bij de ontwikkeling van hun kind. In het schooljaar 2014-2015 werken de gemeenten met de voor- en vroegscholen nader uit op welke wijze ouders het beste betrokken kunnen worden bij de ontwikkeling van hun kind. Daarbij wordt rekening gehouden met de kenmerken en leefwereld van de ouders. De conclusies en aanbevelingen van de onderwijsinspectie uit de bestandsopname VVE t.a.v. ouderbetrokkenheid worden dan ook meegenomen.
5. Externe zorg VVE-doelgroepkinderen moeten de zorg krijgen die zij nodig hebben om zich zo goed mogelijk te ontwikkelen. Het organiseren van die zorg valt buiten de kaders van dit VVE-plan. In 2014 ontwikkelen de gemeenten Olst-Wijhe en Raalte, in het kader van (de voorbereiding op) de transformatie van de jeugdzorg per 1-1-2015, een sluitende zorgstructuur voor kinderen en jongeren, waaronder vanzelfsprekend ook doelgroeppeuters en –kleuters VVE. Daarbij worden de volgende uitgangspunten gehanteerd (vastgesteld in de regio IJsselland): • Eigen kracht: positief opvoeden, uitgaan van zelfredzaamheid en de eigen kracht van jeugdigen en gezinnen, versterken van het gezinssysteem. • Het belang van een stimulerende leefomgeving: versterken van de sociale en fysieke leefomgeving van het kind; ouders en betekenisvolle volwassenen (groot familie) in directe leefomgeving van het kind zijn essentieel. • Hulp in de directe leefomgeving: ondersteuning voor zover nodig erbij halen in de sociale leefomgeving van het kind/gezin; specialistische zorg ook in reguliere sociale leefomgeving van het kind/gezin inzetten; constant beroep op de plicht van ouders om hun eigen kind op te voeden; een doorlopende lijn tussen organisaties en ondersteuning; de weg terug bij voorbaat organiseren. • Samenhangend aanbod: samenhang tussen domeinen; één gezin, één plan, één regisseur; doorlopende zorglijnen en duidelijke regievoering door onafhankelijk regisseur; betekenisvolle volwassenen, jongeren en beroepskrachten erbij halen.
6. Monitoring en evaluatie van het proces VVE In het hiervoor beschreven proces komen een aantal resultaatafspraken aan de orde: Met ons VVE-beleid bereiken wij 100% van de doelgroep kinderen. Alle VVE-peuters worden door de voorschool warm overgedragen aan de vroegschool Doelgroepkinderen laten in de kleuterperiode een snellere ontwikkeling zien dan gemiddeld op de CITO-toetsen Taal: minimaal 80% van de VVE-kleuters met een startniveau van C, D of E vertoont een vaardigheidsgroei van minimaal 25 vaardigheidspunten op de toets Taal in groep 1 en 2 van het basisonderwijs. VVE-kleuters met een startniveau A en B laten gemiddeld een licht versnelde vaardigheidsgroei zien van minimaal 22 vaardigheidspunten op de Toets Taal in groep 1 en 2 van 2 het basisonderwijs . GGD, voorscholen en basisscholen voeren de VVE-monitor uit, waarin elk geval de volgende indicatoren: aantal peuters (wordt ook uitgedraaid uit de gemeentelijke basisadministratie) aantal toekenningen voor een VVE-plaats leeftijd waarop VVE-toekenning wordt gegeven aantal plaatsingen peuters met VVE-toekenning aantal niet of niet volledig geplaatste peuters met VVE-toekenning (non-bereik) aantal doelgroeppeuters VVE doorgestroomd van voorschool naar basisschool 2
Landelijk is de gemiddelde vaardigheidsgroei van M1 naar E2 voor taal 19 punten.
9
-
aantal doelgroeppeuters VVE warm overgedragen aan de basisschool percentage VVE-kleuters met een startniveau van C, D of E dat een vaardigheidsgroei vertoont van minimaal 25 vaardigheidspunten op de toets Taal in groep 1 en 2 gemiddelde vaardigheidsgroei van VVE-kleuters met een startniveau A en B op de Toets Taal in groep 1 en 2
De GGD, voorscholen en basisscholen leveren deze gegevens jaarlijks voor 1 februari aan over het voorgaande jaar. Ieder jaar vindt er een evaluatie VVE plaats waarin beleid, proces(afspraken) en resultaten worden geëvalueerd. Voor dit overleg worden de deelnemers van dit plan uitgenodigd: mijnplein scholen, De Mare scholen, Bmdb de Linde, Basisschool Sint Nicolaas, Kinderopvang KOOS, Kdv Schanebroekkie, Kdv ’t Schoapie, Kdv. De Rode Bank, Kindercentrum de Bieënkorf, Jeugdgezondheidszorg, bibliotheek, gemeente Olst-Wijhe en gemeente Raalte. Op basis van deze jaarlijkse evaluatie worden verbeterpunten benoemd en worden waar nodig beleid en/of proces aangepast.
7. Organisatiestructuur VVE Salland Onderstaand schema geeft weer op welke manier het proces georganiseerd kan worden van bestuurlijke tot dagelijkse aansturing. Dit schema geldt voor beide gemeenten. Voorwaarde is dus dat er in beide gemeenten een LEA wordt georganiseerd, dat er 1 beleidsgroep functioneert en dat er clusters benoemd worden, waarin het proces concreet uitgevoerd wordt en de doorgaande lijn geborgd. Gemeenten zijn eindverantwoordelijk voor het VVE-beleid en de bekostiging van de voorschoolse educatie. Bestuurlijk overleg in het LEA Voorzitter gemeente Bespreekpunten in het LEA zijn: - Landelijke wijzigingen in beleid - Voorgestelde wijzigingen vanuit beleidsgroep VVE - Financiën - Actiepunten lopend jaar
Taken beleidsgroep: -monitoring en evaluatie -beleidsadvisering richting Lea -contact met de uitvoerende clusters
Cluster 1: Voorzitter? KDV + PSZ + CJG + school Bibliotheek
Beleidsgroep VVE Voorzitter gemeente Beleidsmedewerkers Raalte en Olst-Wijhe, beleidsmedewerker KDV/PSZ + scholen, 2-3 schooldirecteuren, CJG, Bibliotheek
Cluster 2: Voorzitter? KDV + PSZ + CJG + school Bibliotheek 10
Cluster x Voorzitter? KDV + PSZ + CJG + school Bibliotheek
8. Financiën
Gemeenten en schoolbesturen/scholen krijgen financiële middelen vanuit het Rijk om taalontwikkeling te stimuleren. Gemeente Raalte De gemeente Raalte ontvangt tot en met 2015 een brede doeluitkering Onderwijsachterstandenbeleid van € 85.900,- per jaar. Daarnaast heeft de gemeente Raalte in 2014 € 95.000,- (eenmalige middelen) ter beschikking gesteld voor de training Opbrengstgericht werken.
Gemeente Olst-Wijhe Uitgaven: Kindplaatsen VVE: Ondersteuning Bibliotheek: Presentiegelden werkgroepen:
Inkomsten: Rijksbijdrage VVE: Gemeentelijke subsidie peuterwerk:
€ 64.679,€ 7.000,€ 1.575,€ 73.254,-
€ 38.181,€ 35.073,€ 73.254,-
11
Bijlage 1 Toekomstplannen landelijk
Brief van minister SZW L.F. Asscher en staatssecretaris OCW Sander Dekker d.d. 1 december 2013 - financiering van het peuterwerk valt per 1-1-2016 onder de wet kinderopvang. Daarmee komt er één financieringsstructuur voor werkende ouders. Gemeenten worden dan verantwoordelijk voor (financiering van) het voorschoolse aanbod voor kinderen van alleenverdieners en niet-werkende ouders; - er komt één kwaliteitskader voor alle voorschoolse voorzieningen; - versterking van de pedagogische kwaliteit in alle voorschoolse voorzieningen (door o.a. betere mix van mbo- en hbo-functies op de werkvloer, scholing ontwikkelingsstimulering, scholing Nederlandse taal).
Brief van staatsecretaris OCW Sander Dekker d.d. 20 augustus 2013 - verder verbetering van VVE (-beleid) door en in gemeenten op basis van de bestandsopname VVE. Benodigde verbeteringen betreffen vooral afspraken over doorgaande leerlijnen en gewenste resultaten, een gedeelde en heldere doelgroepdefinitie, daadwerkelijke toeleiding naar en deelname van doelgroepkinderen aan VVE, realisatie van een dekkend aanbod van VVE-plaatsen; - verbetering van het taalniveau van pedagogisch medewerkers (niet duidelijk is of Raalte en Olst-Wijhe daarvoor extra middelen van het rijk zullen ontvangen. Tot 2016 komen beide gemeenten daar elk geval niet voor in aanmerking (Besluit specifieke uitkering GOA d.d. 13-11-2013); - realisatie van een sluitend systeem van signalering en toeleiding naar VVE via consultatiebureaus. Daarvoor is nodig dat gemeenten hierover afspraken maken met consultatiebureaus, dat doelgroepkinderen worden geregistreerd en gemonitord, dat er afspraken zijn tussen consultatiebureaus en VVE-aanbieders over de overdracht van gegevens (met toestemming van de ouders) en dat er maatregelen zijn bij non-bereik. Ambitie van het rijk is dat in 2015 alle doelgroepkinderen VVE worden gesignaleerd en doorverwezen naar VVE en nemen vervolgens ook deel aan VVE; - er komen maatregelen vanuit het rijk om problemen van voldoende VVE-aanbod in dunbevolkte gebieden op te lossen.
12