Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:14 Pagina 1
Vroegschoolse educatie, ook iets voor ons?!
Keuzewijzer voor vroegschoolse educatie
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:14 Pagina 2
“Kinderen moeten alle kansen krijgen om zich te ontwikkelen. De school heeft een belangrijke rol in het creëren van deze kansen en de school valt weer onder de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur. Onder die verantwoordelijkheid valt ook het vroegtijdig bestrijden van onderwijsachterstanden bij leerlingen. Voor en vroegschoolse educatie (VVE) speelt hierin een sleutelrol.” A ldus staatssecretaris Sharon Dijksma in een interview over de A genda ‘Focus op vroegschoolse educatie’.
Voor wie is deze folder? A lle scholen hebben de wettelijke opdracht om op herkenbare en structurele wijze aandacht te besteden aan het bestrijden van onderwijsachterstanden. Dat ligt besloten in de Wet op het primair onderwijs (art 8 lid 9). Voor veel scholen in Nederland vormen onderwijsachterstanden echter nog geen onderwerp van gesprek. Zij hebben bijna geen leerlingen met een gewicht op school. Ook zijn er scholen die graag een extra aanbod zouden willen voor bepaalde leerlingen, maar denken dat zij daar geen financiële middelen voor hebben. Een feit is dat op dit moment nog niet alle doelgroepleerlingen in Nederland worden bereikt met VVE. Naar schatting krijgt zo’n 57 procent van alle gewichtenkinderen in de onderbouw een VVEprogramma aangeboden, zo blijkt uit de landelijke VVEmonitor (Sardes, 2009). Op grond van de gewichtenregeling krijgen bijna drieduizend basisscholen (van de zevenduizend) extra financiële middelen voor het verbeteren van de onderwijskansen van kinderen met risico op onderwijsachterstanden. Een flink deel van deze scholen (ruim 40 procent) zet dit geld echter niet in voor de uitvoering van een VVEprogramma. De folder is voor deze scholen geschreven. Daarnaast zit ongeveer een vijfde van de gewichtenleerlingen op scholen die geen achterstandmiddelen ontvangen. Ook zij kunnen deze folder gebruiken om tot een invulling te komen van de wettelijke verplichting.
Het belang van vroegschoolse educatie “De vroegschoolse educatie is de beste bijdrage die een school kan bieden aan een wijk, een dorp of stad. Kinderen die een betere start krijgen, komen ook beter aan de finish. Of anders gezegd, de vroegschoolse educatie legt een fundament waarop het hele onderwijsgebouw van de betrokken jongere rust.” Jan Gispen (oud voorzitter bestuursplatform G4 en lid van de commissie Lambrechts: Evaluatie – en advies Commissie Passend Onderwijs).
Uit: Hoe eerder hoe beter. Het belang van vroegschoolse educatie (Oberon, 2009)
e f t
m
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:14 Pagina 1
V ROE GS CH OOLS E E D U C ATIE, OOK IETS VOOR ONS?! • 1
Nadenken over de keuze voor een vroegschools programma Deze brochure ondersteunt scholen bij de vraag: ‘hebben wij aandacht voor onderwijsachterstandsbestrijding en kan een vroegschools programma ons daarbij van dienst zijn?’ In onderstaand schema hebben wij aandachtspunten weergegeven om met deze vraag aan de slag te gaan. Deze worden vervolgens besproken. Waar staat de school?
Wat wordt van de school verwacht?
• Visie op onderwijsachterstanden • Stimulerings- en leerbehoeften van de kinderen • Huidige aanpak • Hoe ziet het schoolprofiel eruit • Motivatie en opvattingen van de leerkrachten • Overdenk de consequenties • Draagkracht van de school
• Verwachtingen van de overheid • De Lokale Educatieve Agenda • Doorgaande lijn
Keuzemogelijkheden • Ja, wij willen een VVE-programma (spoor 1) • Ja, wij willen VVE-activiteiten (spoor 2) • Nee wij doen al genoeg voor de doelgroep, namelijk … (spoor 3)
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:14 Pagina 2
2 • VRO E GSC H O O L S E E D U C AT I E , O O K I ET S VOOR ONS ? !
Waar staat de school? Op eenvoudige wijze kunnen scholen een analyse maken op basis waarvan zij een keuze kunnen gaan maken voor één van de drie mogelijkheden. De eigen motivatie van de school is voornamelijk van invloed op de keuze, daarnaast spelen ook omgevingsfactoren. We geven de stappen in de analyse weer.
stap 1 Visie op onderwijsachterstanden Een VVE-programma is allereerst bedoeld om kinderen die al een achterstand hebben of die kans lopen een achterstand te ontwikkelen extra te stimuleren. Alle kinderen hebben baat bij een VVEprogramma, maar kinderen met laagopgeleide ouders profiteren er het meeste van. In beleidstermen gaat het om doelgroepkinderen, deze kinderen hebben een leerlinggewicht. De aanwezigheid van veel of weinig doelgroepkinderen kan de keuze voor een programma beïnvloeden. De startvraag is daarom: hoeveel kinderen in groep 1 en 2 hebben een leerlinggewicht en wat is het percentuele aandeel in de groep? In de praktijk wordt door veel scholen, voorschoolse voorzieningen en gemeenten de omschrijving zoals gebruikt bij het gewichtensysteem te beperkt gevonden. Zij ervaren dat de groep kinderen die extra stimulerende aandacht en zorg nodig hebben niet alleen de kinderen zijn van
ouders met een laagopleidingsniveau. Kan uw school uit de voeten met het leerlinggewicht en geeft het een goede indicatie van de omvang van de risicogroep? Of is er voor de school een nauwkeurigere omschrijving van de risicogroep te geven? Dus formuleer voor u zelf: Kinderen die een risico lopen op achterstanden in hun ontwikkeling zijn kinderen die … En vervolgens: hoe groot is bij bovenstaande formulering de doelgroep in de onderbouw? Wanneer de definitie van de gewichtenregeling als onnauwkeurig wordt ervaren dan is het aan te bevelen daar afspraken over te maken in het lokaal onderwijsoverleg tussen gemeente en schoolbesturen. Veel gemeenten hanteren voor de voorschoolse doelgroep een bredere definitie dan de gewichtenregeling. Om de doorgaande lijn voor de doelgroep te waarborgen zouden schoolbesturen kunnen aansluiten bij deze doelgroepdefinitie.
e ol
n w-
o
e
e an
l-
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:14 Pagina 3
stap Stimulerings- en leerbehoeften 2 van de kinderen
stap 3 Huidige aanpak
Bij Stap 1 is de aard en omvang van de doelgroep in beeld gebracht. Vervolgens speelt de vraag wat zijn de leerbehoeften van de doelgroepkinderen en wat hebben hun ouders nodig? Op welke ontwikkelingsgebieden van kinderen ervaart de school de meeste achterstand? Komt dat tot uidrukking in het leerlingvolgsysteem? Welke cijfers zijn bekend? VVE-programma’s zijn integrale programma’s gericht op de meerdere ontwikkelingsgebieden (taalontwikkeling en ontluikende geletterdheid, motorische en creatieve ontwikkeling; persoonlijke en sociaal-emotionele ontwikkeling). Er zijn ook andere programma’s die zich vooral op één ontwikkelingsgebied richten: Schatkist is bijvoorbeeld vooral een taalstimuleringsprogramma. Het is mogelijk dat uit de analyse komt dat op slechts een of enkele ontwikkelingsgebieden achterstand gevonden is. Dat wil niet zeggen dat een integrale aanpak zoals bij een VVE-programma wordt geboden overbodig is. Er kan dan juist extra aandacht worden besteed aan de stimulering van de betreffende ontwikkelingsgebieden. Leerondersteunende activiteiten door ouders thuis behoort onderdeel te zijn van een VVE-programma. De programma’s bieden echter geen opvoedingsondersteuning en voorzien soms in geringe mate in het stimuleren van leerondersteunende activiteiten thuis. Afhankelijk van de behoefte kunt u naast een VVE-programma met een ouderprogramma werken.
De mate van onderwijsachterstanden zijn in beeld gebracht, maar op welke wijze speelt de school daar nu op in? Wat doet uw school aan het verminderen van onderwijsachterstanden en vooral ook wat zou u willen doen? Waaruit bestaat de huidige aanpak, zowel wat betreft de methode als wat betreft de leerkrachtvaardigheden? Is het mogelijk om extra aandacht te besteden aan kinderen die dat nodig hebben? Misschien gebruikt u al een programma in de onderbouw: Werken de leerkrachten daar ook actief mee en zijn ze er tevreden over? Voor achterstandsbestrijding is een stevig observatie- en kindvolgsysteem ook van belang. De VVE-programma’s hebben allemaal een eigen kindvolgsysteem: maar hoe verhoudt zich dat tot het huidige leerlingvolgsysteem van de school zoals bijvoorbeeld PRAVOO? Het is goed om op rij te zetten welke methoden de school gebruikt en na te denken waar leerlingen en leerkrachten nog behoefte aan hebben.
Tip: Breng de competenties van de onderbouwleerkrachten in beeld. Gebruik daarvoor de toetsen van www.versterkVVE.nl. Er ontstaat dan een goed beeld van de competenties in huis: voor het maken van afspraken over een scholing kan dat handig zijn.
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:14 Pagina 4
4 • VRO E GSC H O O L S E E D U C AT I E , O O K I ET S VOOR ONS ? !
stap Hoe ziet het huidige schoolprofiel 4 eruit?
En wat zijn ideeën om te werken aan een doorgaande lijn (overdrachtsformulier, warme overdracht, gezamenlijk overleg, samen scholing volgen, uitwisseling over werkwijze, uitwisseling over kinderen)?
De VVE-programma’s hebben alle hetzelfde doel, maar variëren in didactische opzet. Verschillen zijn er in de mate van invulling van het curriculum en de stap Overdenk de consequenties mate waarin ze kindvolgend dan wel kindsturend 6 zijn. Ook scholen hebben daar eigen opvattingen over die goed moeten aansluiten op een te kiezen De keuze voor een VVE-programma heeft veel programma. Breng daarom in beeld wat de visie invloed op het werk op school.Wat betekent op kindontwikkeling is, de pedagogisch didactische invoering van een VVE-programma voor het werk principes, werkwijze, dagschema, observatie en in de groepen? • In principe gaat de school werken volgens een registratie, wel of niet werken met activiteiten en bepaalde methode die leerkrachten gedurende thema’s en het belang van ouderbetrokkenheid. de gehele dag kunnen toepassen. Daarnaast Motivatie en opvattingen zullen ze bepaalde al gebruikte werkwijze willen stap van de leerkrachten behouden en is het dus van belang om te zoeken 5 naar een evenwichtig dagprogramma. Omdat de invoering van een VVE-programma • VVE beperkt zich niet tot een of twee activiteiten nogal wat impliceert, is het belangrijk dat leerop een dag. Het brengt een verandering te weeg krachten gemotiveerd zijn. Hoe denken zij over het in het professioneel handelen van de leerkrachbestrijden van achterstanden bij kinderen, wat zien ten: als het goed is verandert het de totale zij als achterstand, hoe staan zij tegenover de benadering van de kinderen en ouders. • VVE kost meer tijd: voorbereidingstijd, afstemoverheidsvisie op het verminderen van achterming met collega’s, overleg met externen zoals standen? Vinden zij dat zij op dit moment daar op de peuterspeelzalen en kinderdagverblijven en een goede manier mee om kunnen gaan of zoeken gemeente. zij nog naar een manier om dat te verbeteren? Hoe denken de leerkrachten over thematisch wer• Daar staat tegen over dat het werken met VVE ook veel oplevert: het is een professionaliseringsken of werken zij liever kindvolgend. Hoe staan zij tegenover toetsen? Wat doe je vervolgens met de slag, en veel leerkrachten vinden hun werk toetsresultaten? Op welke wijze kan toetsen bevredigender. Doordat er (nog) meer structuur in de dag zit verloopt de dag prettiger voor de bijdragen aan de stimulering van de ontwikkeling van kinderen? kinderen en voor de medewerkers. Leerkrachten
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:14 Pagina 5
V ROE GS CH OOLS E E D U C ATIE, OOK IETS VOOR ONS?! • 5
krijgen instrumenten in handen waarmee ze gericht de ontwikkeling van kinderen kunnen sturen, hierdoor krijgt het werken met kinderen meer diepgang.
k
e
en n
en eg -
s-
r in
n
Behalve gevolgen voor de leerkrachten in de klas, kan de invoering van een VVE-programma ook op schoolniveau gevolg hebben, bijvoorbeeld (intensiever) gaan samenwerken met peuterspeelzalen, kinderdagverblijven, jeugdgezondheidszorg en gemeente. Uw school komt in aanraking met het gemeentelijk VVE-beleid.
stap Draagkracht van de school 7 Aanvullend op bovenstaande is het van belang dat de school als geheel voldoende draagkracht heeft voor verandering. Hebben de leerkrachten tijd en energie om nascholing te volgen? Zijn zij gemotiveerd om hun werkwijze te veranderen of aan te vullen? Hoeveel ruimte voor verandering (didactische aanpak) is er in de school? Kan de directie het proces begeleiden en faciliteren? Hoeveel uren zijn er beschikbaar voor extra activiteiten in de onderbouw? De directie en het schoolbestuur hebben inzicht in de financiële middelen. Omdat het geld voor vroegschoolse educatie is versleuteld in de lumpsum zijn scholen en schoolbesturen niet altijd op de hoogte van het bedrag. In de brochure Overzicht financiën Vroegschoolse Educatie staan rekenvoorbeelden om dit uit te rekenen.
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:14 Pagina 6
6 • VRO E GSC H O O L S E E D U C AT I E , O O K I ET S VOOR ONS ? !
Wat wordt van de school verwacht? Verwachtingen van de overheid
De Lokale Educatieve Agenda
Het kabinet onderstreept de belangen van VVE. Daarom zijn in 2006 voor een periode van vier jaar doelen geformuleerd om de VVE te versterken. Om deze doelen te bereiken zijn afspraken gemaakt met onder andere de schoolbesturen, die zijn vastgelegd in de Agenda ‘Focus op vroegschoolse educatie’. Eén van de belangrijkste afspraken is dat besturen van basisscholen die in aanmerking komen voor gewichtengeld uiterlijk in 2011 de gewichtenleerlingen in de groepen 1 en 2 vier dagdelen vroegschoolse educatie aanbieden. Het gaat om VVE-programma’s waarvan de effectiviteit op de Nederlandse taalontwikkeling is vastgesteld. Het programma wordt uitgevoerd met een dubbele bezetting of een gunstige leerkracht-leerling ratio, waarbij de leerkrachten in VVE zijn geschoold.
Schoolbesturen en gemeente moeten samen een manier vinden om tot een sluitende aanpak voor VVE te komen. De Rijksgelden voor de voorschoolse educatie gaan immers naar de gemeente; die voor de vroegschoolse educatie naar de schoolbesturen. Over de doorgaande lijn moet worden overlegd. VVE staat op dit moment op nummer 1 in de Top-12 van gespreksonderwerpen op de Lokale Educatieve Agenda. De afspraken zoals gemaakt in de LEA zijn echter niet altijd bekend bij de scholen (uit: Rond de tafel. De rol van schoolbesturen bij de Lokale Educatieve Agenda, Oberon, 2009). Als in 2010 de Wet Ontwikkelingskansen door kwaliteit en educatie wordt ingevoerd, wordt het nog urgenter om gezamenlijk de voor- en vroegschoolse educatie in te vullen. Daarin is opgenomen dat er verplichte afspraken moeten komen over de doorgaande lijn. Naast de Lokale Educatieve Agenda hebben veel gemeente een notitie over VVE-beleid. Voor scholen die nog moeten starten met VVE is het belangrijk goed op de hoogte te zijn van de afspraken in de LEA en het gemeentelijk VVE-beleid. Mogelijk beïnvloeden deze nog de keuze voor een VVE-programma.
Er kunnen ook lokale verwachtingen zijn die de keuze voor een vroegschoolse educatie programma bepalen. Bijvoorbeeld als de schoolbesturen door de gemeente zijn benaderd. Of als de vraag naar een VVE-programma opkomt door deelname aan brede schoolontwikkeling. Of als de school geld heeft ontvangen voor onderwijsachterstandsbestrijding.
lse or en. .
kt obij
en de
el
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:14 Pagina 7
V ROE GS CH OOLS E E D U C ATIE, OOK IETS VOOR ONS?! • 7
Doorgaande lijn Bij doorgaande lijnen gaat het om een ononderbroken ontwikkelingsgang van kinderen door het onderwijs. Het gaat in dit geval om een doorgaande lijn van voorschoolse educatie (in peuterspeelzalen of kinderdagverblijven) naar vroegschoolse educatie (in groep 1 en 2). Een doorgaande lijn kan op verschillende manieren gestalte krijgen. Allereerst kunnen de voorschoolse instellingen en de basisschool gebruik maken van hetzelfde VVE-programma. Dit heeft verreweg de voorkeur, maar als dat niet mogelijk is kunt u ook op andere wijze afstemmen op inhoudelijk didactisch niveau. Daarnaast is het goed om te bekijken of er ook andere manieren zijn om een goede doorgaande lijn vorm te geven. In de meeste gemeenten zijn afspraken gemaakt over overdracht van kindgegevens wanneer een kind van de voorschoolse voorziening naar de basisschool gaat. Veelal is een overdrachtsformulier in gebruik. Naast een papierenoverdracht kunnen er afspraken worden gemaakt over de ‘warme overdracht’: er is dan sprake van een begeleidingstraject van kinderen bij de overgang naar de basisschool. Zie de brochure “Doorgaande lijn van voor- naar vroegschoolse educatie” (Oberon, 2009) voor een uitgebreid overzicht van manieren om aan de doorgaande lijn te werken. Het is handig om zodra de keuze voor VVE is gemaakt gelijk ook contact te leggen en overleg aan te gaan met de peuterspeelzalen en de
kinderdagverblijven in de omgeving van de school. Het is dus goed om te weten waar de meeste kinderen vandaan komen: die peuterspeelzaal en/ of dat kinderdagverblijf zou een goede VVE-partner kunnen worden van de school.
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:14 Pagina 8
8 • VRO E GSC H O O L S E E D U C AT I E , O O K I ET S VOOR ONS ? !
Keuzemogelijkheden Als u de resultaten van de analyse en alle overwegingen op een rij heeft, is het tijd om een keuze te maken. Tussen de keuze wel of geen VVE-programma invoeren liggen ook nog mogelijkheden.
We beschrijven in deze folder drie keuzemogelijkheden: Spoor 1 Ja, wij willen een VVEprogramma Spoor 2 Ja, wij willen VVEactiviteiten Spoor 3 Nee, wij doen al genoeg voor de doelgroep, namelijk …
spoor een VVE-programma 1 Bij de keuze voor de invoering van een VVE-programma volgt onmiddellijk de vraag welk programma de school dan kiest. Wanneer de school de in deze beschreven folder analyse heeft uitgevoerd, heeft het al een goede basis om een programma uit te kiezen (zie ook het Overzicht VVE-programma’s op www.focusvroegschool.nl ). Samen met een schoolbegeleidingsdienst kan de school vervolgens tot een keuze komen. Aangezien zij de programma’s goed kennen en weten welk programma past bij de betreffende school. Schoolbegeleidingsdiensten bieden ook trajecten aan om gezamenlijk een gefundeerde keuze te
maken. Bij de keuze voor een schoolbegeleidingsdienst is het handig om van tevoren te weten met welke programma’s zij zelf werken, zodat zij volgend op het keuzetraject eventueel ook zelf de scholing kunnen aanbieden. Het is in ieder geval zeer aan te bevelen te gaan werken met een erkend VVE-programma; deze programma’s zijn goed doordacht van opzet en worden op basis van praktijkervaringen en nieuwe inzichten nog steeds verbeterd. Daarmee beperk je de keuze tot Piramide, Kaleidoscoop, KO-totaal, Speelplezier, Startblokken/Basisontwikkeling en Sporen (zie Databank Effectieve jeuginterventies van het NJi). De VVE-programma’s werken met een certificeringssysteem. Wanneer een school graag gecertificeerd wil zijn voor het werken met een VVE-programma moeten de leerkrachten een volledige scholing volgen en betekent dit dat zij ook weer nascholing kunnen volgen om het certificaat te behouden. De scholingstrajecten duren meestal twee jaar.
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:14 Pagina 9
V ROE GS CH OOLS E E D U C ATIE, OOK IETS VOOR ONS?! • 9
n
-
-
n
we k al,
g
Een school moet ook nadenken over de intensiteit van de uitvoering van het gekozen VVE-programma. Tijdens de scholing wordt daar ook aandacht aanbesteed: hoeveel thema’s ga je uitvoeren, op welke wijze kan je in je aanbod differentiëren, hoe zet je extra uren op de groep in. Houd daarbij rekening met de kwaliteitseisen voor VVE zoals aangegeven in de Agenda ‘Focus op vroegschoolse educatie’. Afgesproken is dat er tenminste een gunstige leerkracht – leerling ratio moet zijn. Ook het aantal dagdelen waarmee gericht met programma wordt gewerkt kan variëren; daarover zegt de Agenda dat er tenminste vierdagdelen VVE moeten worden aangeboden.
spoor VVE-activiteiten 2 Uit de analyse kan volgen dat een school het wel belangrijk vindt om mee te werken aan een doorgaande lijn, maar dat zij bijvoorbeeld het niet nodig vindt om een volledig VVE-programma in te voeren. De school kan een samenwerking starten met de voorschoolse voorzieningen. Gedacht kan worden aan: • een gezamenlijke pedagogisch- didactische visie • overeenkomende werkwijze: inrichting ruimtes, gebruik pictogrammen, werken met thema’s, benadering kinderen en ouders, doorlopend observatiesysteem • gezamenlijke activiteiten • een doorlopend kindvolgsysteem met overdracht
van kindgegevens • warme overdracht en een gezamenlijk wenprogramma De keuze kan ook vallen op de invoering van een VVE-programma waarbij niet gestreefd wordt een certificering te behalen. De VVE-programma’s bieden genoeg mogelijkheden om te variëren in intensiteit, bijvoorbeeld: • het aantal te volgen trainingsbijeenkomsten en het aantal coachingsmomenten tijdens de training; • bij programma’s die werken met thema’s: het aantal thema’s dat de school per jaar uitvoert en de volledigheid waarmee leerkrachten aan de slag gaan met de thema’s (alle activiteiten uitvoeren of niet); • de visie en werkwijze van het programma gedurende de hele dag hanteren of enkel op bepaalde momenten; • de materialen als ideeënboek gebruiken of het programma uitvoeren zoals beschreven; • het hele observatiesysteem gebruiken of alleen onderdelen overnemen; • alle werkwijzen / onderdelen van de methode overnemen of je beperken tot een aantal; • de activiteiten / aanpak vooral uitvoeren met doelgroepkinderen of met de hele groep; • activiteiten met ouders uitvoeren of niet. Bij het programma Piramide zijn twee varianten uitgewerkt: de ‘light’-variant en de ‘ultralight’-variant. Elk van de varianten is gebaseerd op een ander percentage doelgroepkinderen. Als slechts
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:15 Pagina 10
1 0 • VRO E GS C H O O L S E E D U C AT I E , O O K I E T S VOOR ONS ? !
een klein aantal kinderen extra hulp nodig heeft, kan volgens de programmamakers volstaan worden met minder uren tutoring, terwijl de kansen op gunstige effecten door uitgekiende inzet van deze uren toch groot genoeg blijven. Uit onderzoek komt naar voren dat hoe intensiever de uitvoering is des beter de effecten zijn. Wanneer een school kiest voor VVE-activiteiten en dus niet een volledig programma invoert, zullen de effecten waarschijnlijk minder zichtbaar zijn. Sommige deskundigen ontraden scholen en voorschoolse voorzieningen zelfs zich te beperken tot onvolledige uitvoering van VVE.
…Als we het onderzoek overzien is één ding wel duidelijk: het is niet zinvol om VVE op een halfbakken manier uit te voeren, onder het motto ‘alle kleine beetjes helpen’. Het is daarom niet verstandig om te beknibbelen op het aantal dagdelen, de personele inzet, de training of de certificering en te vertrouwen op onvolledige geïmplementeerde programma’s of zogenoemde ‘light’-varianten. Kwaliteit staat voorop. Als die in orde is, kan verder worden gewerkt aan het vergroten van het bereik. (Uit: Voor- en vroegschoolse educatie: Kleine beetjes helpen niet. Didactief, juni 2009)
spoor geen VVE 3 Er zullen ook scholen zijn die op basis van de analyse concluderen dat het voor hun school niet nodig is om de aanpak te veranderen. Omdat zij weliswaar niet met een VVE-programma werken, maar een weg hebben gevonden om ook kinderen uit de doelgroep een goed aanbod te geven. Deze scholen investeren bijvoorbeeld al flink op taalstimulering. Of het aantal doelgroepkinderen is zo klein dat zij voldoende mogelijkheden hebben om deze kinderen extra aandacht te geven. Voor deze scholen is het belangrijk om de observatie- en toetsgegevens goed bij te houden en specifiek ook voor de doelgroepkinderen de ontwikkeling te volgen. Met deze gegevens in de hand kan een school voor iedereen inzichtelijk maken – wanneer dat nodig blijkt te zijn – dat zij wel degelijk in staat zijn om de onderwijsachterstanden (op eigen wijze) te bestrijden.
j
en eze
zo m
vaci-
j
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:15 Pagina 11
V ROE GS CH OOLS E E D U CATIE, OOK IETS VOOR ONS?! • 11
Oberon-Focus-KeuzeprocesVE 17-11-09 12:15 Pagina 12
COLOFON: AUTEUR: HELEEN VERSTEEGEN, SARDES • REDACTIE: WENDY DE GEUS, OBERON • VORMGEVING: CAS DE VRIES, DVADA • DRUK: USP BV • FOTOGRAFIE: SIJMEN HENDRIKS
Deze brochure maakt onderdeel uit van het ondersteuningstraject bij de A genda ‘Focus op vroegschoolse educatie’
Projectorganisatie De ondersteuning van schoolbesturen en scholen bij de A genda ‘Focus op vroegschoolse educatie’ wordt uitgevoerd door het onderzoeks en adviesbureau Oberon te Utrecht. De coördinatie is in handen van een projectgroep met als leden: • Wendy de Geus, Oberon, projectleider • Ron Davids, Bond KBO, lid projectgroep namens de gezamenlijke onderwijsorganisaties • Jo Kloprogge, zelfstandig adviseur en lid van de projectgroep Informatie Voor meer informatie kunt u een bericht sturen naar
[email protected].
© OBERON
november 2009