De belevingsindicatoren voor de programmabegroting van de gemeente Enschede
De resultaten van de eerste peiling met het Enschedepanel Nieuwe Stijl Oktober 2009
Colofon Uitgave I&O Research BV Stationsplein 11 Postbus 563, 7500 AN Enschede tel. (053) 4825000
Rapportnummer 2009/
Datum 19 oktober 2009
Opdrachtgever Gemeente Enschede p/a Hengelosestraat 51 Postbus 20 7500 AA Enschede
Auteurs Drs. Lonneke Bruin Drs. Gijs Jan Visser Drs. Frank ten Doeschot Dr. Rob van de Peppel
Bestellingen Exemplaren zijn verkrijgbaar bij de opdrachtgever
Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Inleiding
Inhoud
1.
2.
Inleiding
2
1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
2 2 3 4 5
4.
5.
6.
Inleiding Enschedepanel versus Stadpeiling Respons en representativiteit Vragenlijst Leeswijzer
Maatschappelijke participatie 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6
3.
blz.
Inleiding Verenigingsleven Online netwerken Vrijwilligerswerk Mantelzorg Opvoeding (Loes)
6 6 6 7 8 11 12
Sport en bewegen
15
3.1 3.2
15 16
Sportbeoefening Bewegen
Woon- en leefomgeving
19
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5
19 19 20 23 25
Inleiding Medeverantwoordelijkheid en gehechtheid Jongeren over hun buurt Openbare ruimte Parken en buitengebied
Overlast en veiligheid
29
5.1 5.2
Overlast Veiligheid
29 29
Bereikbaarheid
31
6.1 6.2 6.3
31 31 32
Inleiding Beleefde reistijd naar het Centrum Beleefde reistijd Marssteden – Enschede West
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Inleiding
1. Inleiding 1.1
Inleiding
Deze rapportage beschrijft de resultaten van de eerste peiling met het Enschedepanel Nieuwe Stijl, in het vervolg van dit rapport kortweg het Enschedepanel genoemd. Het Enschedepanel vervangt de aloude Enschedese Stadspeiling, die sinds halverwege de jaren negentig hét onderzoeksinstrument was voor de gemeente Enschede. De eerste peiling met het Enschedepanel is uitgevoerd in augustus en september 2009. De peiling bevatte vragen over maatschappelijke participatie, sport en bewegen, woon- en leefomgeving, veiligheid en overlast en bereikbaarheid. De antwoorden op de meeste vragen worden gebruikt om cijfermateriaal te verzamelen voor indicatoren waarmee de programmabegroting van de gemeente Enschede wordt gemonitord.
1.2
Enschedepanel versus Stadpeiling
De tabel hieronder geeft de belangrijkste verschillen weer tussen het Enschedepanel en de Stadspeiling. Op hoofdlijnen komt het erop neer dat de Stadspeiling werd uitgevoerd via een schriftelijke enquête onder een aselecte steekproef van 1.000 inwoners terwijl het Enschedepanel wordt uitgevoerd via een (voornamelijk) online enquête onder ruim 7.000 inwoners. Strikt genomen is er bij het Enschedepanel geen sprake van een steekproef omdat alle inwoners hiervoor zijn uitgenodigd. Gemiddeld genomen doet zo’n 60 á 70 procent van de panelleden per peiling mee. Voor het Enschedepanel zijn dit dus ruim 5.000 panelleden. Bij de eerste peiling van het EnschedePanel nieuwe stijl was dit aantal hoger, aangezien de aanmelding en deelname aan de eerste peiling samenvielen. Tabel 1.1 1.1 Overeenkomsten en verschillen tussen Enschedepanel en Stadspeiling Enschedepanel
Stadspeiling
steekproef
nee
ja, aselect onder 2.000 bruto
leeftijdsgrenzen respondenten
12-18 en 18 en ouder
16 en ouder
laagste aggregatieniveau
woonbuurten (10 stuks)
stadsdelen (5 stuks)
aantal deelnemers per peiling
meer dan 5.000
1.000
onderzoeksmethoden
online (5% doet mee via
schriftelijke (10% doet mee via
schriftelijke enquête)
online enquête)
Een belangrijke vraag is of de methodewissel (van voornamelijk schriftelijk naar voornamelijk online en van een aselecte steekproef naar een breed inwonerspanel) gevolgen heeft voor de onderzoeksresultaten. Immers, indien de methodewissel tot andere uitkomsten leidt, kunnen in opgebouwde tijdreeksen ineens grote en onverklaarbare verschillen tussen de meting in 2009 en de eerdere metingen optreden.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Inleiding
Om dit soort methode-effecten op te sporen is tegelijk met de eerste peiling ook een vragenlijst via de oude ‘stadspeilingmethode’ afgenomen. Uit deze controle komt naar voren dat de methodewissel op de meeste indicatoren niet tot grote verschillen heeft geleid. In een aantal gevallen doen zich wel verschillen voor. De grootste verschillen vinden we bij vragen over vrijwilligerswerk en vragen die zijn gerelateerd aan internetgebruik, maar ook bij thema’s as woon- en leefomgeving en veiligheid. De verschillen op beide onderwerpen zijn te verklaren door de gewijzigde methodiek (van voornamelijk schriftelijk naar voornamelijk online) en mogelijk ook doordat het Enschedepanel meer dan de Stadspeiling ook als een participatie-instrument kan worden gezien. Dit laatste leidt mogelijk tot een oververtegenwoordiging van inwoners die meer maatschappelijk betrokken zijn. Dat vertaalt zich in andere uitkomsten op aan participatie gerelateerde vragen zoals vrijwilligerswerk. Daarnaast is er nog een specifiek en onontkoombaar effect van het online karakter van het Enschedepanel. Het online karakter leidt er toe dat de deelnemers per definitie op internet actief zijn. Daardoor zijn vragen over internetgebruik en daaraan gerelateerde onderwerpen niet representatief voor heel Enschede. Ook op enkele andere onderwerpen doen zich verschillen voor die wellicht een gevolg zijn van de methodewissel. Waar dit het geval is zullen wij dat in de hoofdtekst vermelden.
1.3
Respons en representativiteit
Voor de eerste peiling met het Enschedepanel zijn eind augustus 2009 alle inwoners van Enschede van 12 jaar en ouder uitgenodigd via een persoonlijke brief van burgemeester Den Oudsten. De peiling kon zowel online als schriftelijk worden ingevuld. Inwoners die een schriftelijke vragenlijst wilden ontvangen, konden een gratis 0800-nummer bellen en kregen dan een vragenlijst thuisgestuurd. In totaal hebben 7.108 Enschedeërs van 18 jaar en ouder deelgenomen aan de eerste peiling van het Enschedepanel. De respons komt hiermee uit op 5 procent. Dit aantal van 7.108 deelnemende inwoners is in ieder geval ruim voldoende om representatieve uitspraken te kunnen doen voor alle Enschedeërs. De deelnemers van het Enschedepanel vormen een goede afspiegeling van alle inwoners. Toch zijn enkele groepen onder- en oververtegenwoordigd. Niet-westerse allochtonen en jongeren zijn ondervertegenwoordigd. Ouderen (55-plussers) en autochtonen zijn oververtegenwoordigd. Hiervoor is via herweging van de resultaten statistisch gecorrigeerd. Dit houdt in dat de antwoorden van ondervertegenwoordigde groepen door een weegfactor ‘zwaarder’ meetellen, waardoor er op basis van deze factoren toch representatieve uitspraken over deze groepen kunnen worden gedaan. Zoals hiervoor al is opgemerkt is er waarschijnlijk ook sprake van een oververtegenwoordiging van maatschappelijke actieven. Dit is een inherent effect van het gebruik van een online burgerpanel met participatiedoeleinden. Omdat hier ijkwaarden ontbreken is hiervoor niet statistisch gecorrigeerd. Bij de interpretatie van onderzoeksresultaten over maatschappelijke participatie kan deze oververtegenwoordiging invloed hebben op de gepresenteerde onderzoeksresultaten.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Inleiding
Het totaal aantal deelnemers aan het Enschedepanel staat eind oktober op circa 8.000. Dat zijn er bijna 1.000 meer dan er aan de eerste peiling hebben deelgenomen. Dit verschil wordt verklaard doordat een deel van de panelleden zich wel heeft aangemeld maar geen vragenlijst heeft ingevuld en doordat een deel van de panelleden de vragenlijst niet helemaal heeft ingevuld. Bovendien is het aantal panelleden na sluiting van de eerste peiling doorgegroeid.
1.4
Vragenlijst
Het onderzoek bestond uit verschillende vragenlijsten: één voor de jongeren van 12 tot met 17 jaar en twee versies voor de volwassenen . Hier is voor gekozen omdat de vragenlijst voor volwassenen anders wel erg lang zou worden. Vanwege de omvang van het EnschedePanel leverde dit geen problemen op voor de representativiteit. Om te kunnen kijken of er een effect was van de methodewissel (zie paragraaf 1.2) is ook een vragenlijst via de oude ‘stadspeilingmethode’ afgenomen. In deze vragenlijst zijn vragen opgenomen afkomstig uit de beide vragenlijsten voor volwassenen. In totaal zijn dus vier vragenlijsten gebruikt. Tabel 1.2 laat zien welke onderwerpen per vragenlijst aan de orde kwamen. De vraagstelling in de jongerenvragenlijst was soms afwijkend van de vraagstelling in de vragenlijsten voor volwassenen. De vragenlijsten zijn opgenomen in de bijlagen. Tabel 1.2 Onderwerpen per vragenlijstversie Versies van vragenlijsten Thema’s Sport
Jongeren
Volwassenen A
X
X
Sport kinderen 6-11 jaar
X
Sport kinderen 12-15 jaar
X
Volwassenen B
Methodewissel X
Sport kinderen 6-15 jaar
X
Bewegen
X
Vrijwilligerswerk
X
Online netwerken
X
X X
Mantelzorg
X
X
Woonomgeving
X
X
X
Grote parken
X
X
X
Buitengebied
X
X
Buurt waarin u woont
X
X
X
X
X
X
X
X
Veiligheid
X
Bereikbaarheid Loes-loket
X
Over de vragenlijst
X
Achtergrondgegevens
X
X
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
1.5
Inleiding
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt maatschappelijke participatie (onder andere mantelzorg en vrijwilligerswerk) besproken. Hoofdstuk 3 gaat in op sport en bewegen. In hoofdstuk 4 staat de eigen buurt/woonomgeving centraal. Hoofdstuk 5 gaat over veiligheid. Hoofdstuk 6 bespreekt tenslotte de beleefde bereikbaarheid van het Centrum en Enschede-West.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Maatschappelijke participatie
2. Maatschappelijke participatie 2.1
Inleiding
Hoeveel Enschedeërs zijn lid van een vereniging? En hoeveel doen er vrijwilligerswerk bij een vereniging of daarbuiten? Neemt het percentage vrijwilligers af? In dit hoofdstuk wordt ingegaan op deze en andere vragen rondom maatschappelijke participatie.
2.2
Verenigingsleven
In de stadspeiling is vanaf 2005 gevraagd naar het lidmaatschap van verschillende verenigingen en clubs. Ook in deze eerste peiling van het nieuwe EnschedePanel is hiernaar gevraagd. In 2009 is drievijfde van de Enschedeërs van 16 jaar of ouder lid van een vereniging. Het lidmaatschap van verenigingen is daarmee op een vergelijkbaar niveau als in 2007 (zie figuur 2.1 ). Figuur 2.1 Percentage Enschedeërs van 16 jaar of ouder dat lid is van een vereniging of club in Enschede (2009). 2005 (n=990)
58%
2006 (n=991)
56%
2007 (n=881)
61%
2009 (n=5.232)
60% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
60%
70%
De vraag naar lidmaatschap van verenigingen is in 2009 niet alleen aan volwassenen, maar ook aan jongeren gesteld. Aan de volwassenen is daarnaast gevraagd of eventueel thuiswonende kinderen van 6 tot en met 15 jaar ook lid zijn van verenigingen. De vraag of jongeren van 12 tot 15 jaar lid zijn van een vereniging is dus aan hen zelf gevraagd, maar ook aan “hun” ouders. De informatie vanuit ouders en vanuit de jeugd zelf komt sterk overeen. Het lijkt er dus op dat de informatie vanuit ouders en de jeugd zelf even betrouwbaar is. De verenigingen en clubs die zijn voorgelegd aan jongeren en volwassenen, kwamen deels overeen en waren deels verschillend. Tabel 2.1 geeft een overzicht van lidmaatschappen van verschillende verenigingen. Voor jeugd van 12 tot 17 jaar is in deze tabel uitgegaan van de informatie die zij zelf gegeven hebben. Wat opvalt is dat kinderen en jongeren vaker lid zijn van een vereniging dan volwassenen. Maar liefst 79 procent van de basisschooljeugd en 77 procent van de jongeren is lid van een vereniging tegenover 60 procent van de volwassenen. In alle leeftijdsgroepen is de sportvereniging favoriet. Al neemt het lidmaatschap van een sportvereniging af met het ouder worden.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Maatschappelijke participatie
Na de sportvereniging zijn kinderen en jongeren het vaakst lid van een cultuurvereniging (13 en 17 procent). Volwassenen zijn na de sportvereniging het vaakst lid van een kerkgenootschap (14 procent). Tabel 2.1 Percentage Enschedeërs dat lid is van verenigingen of clubs in Enschede (2009) 6-11 jaar n=728
12-17 jaar n=461
≥ 18 jaar n=5102
geen lid
21%
23%
40%
sportvereniging
65%
57%
26%
hobbyvereniging
2%
3%
4%
cultuurvereniging (muziek, zang, dans, toneel)
13%
17%
7%
kerkgenootschap, andere religieuze vereniging
-
8%
14%
natuur- en milieuvereniging
-
5%
5%
politieke partij
-
0%
4%
belangenorganisatie
-
1%
-
scouting
-
2%
-
sportschool
-
12%
-
wijkraad, buurtcommissie, bewonerscommissie
-
-
5%
vakvereniging
-
-
7%
ouderenbond
-
-
3%
vrouwenvereniging
-
-
1%
migrantenorganisatie
-
-
0%
jongerenorganisatie
3%
-
1%
gehandicaptenorganisatie
-
-
1%
zorg- of hulpverleningsorganisatie
-
-
4%
andere vereniging dan voorgelegd
13%
7%
16%
Nb: Niet alle verenigingen zijn voorgelegd aan alle leeftijdsgroepen. Een ‘-‘ betekent hier dat de vereniging niet is voorgelegd aan de betreffende leeftijdsgroep.
2.3
Online netwerken
Lidmaatschap van online netwerken, zoals Hyves, speelt onder met name jongeren een steeds grotere rol. Aan jongeren is naast hun lidmaatschap van verenigingen dan ook gevraagd naar hun lidmaatschap van deze zogenaamde online netwerken. Zoals ook genoemd in hoofdstuk 1, moet wel de kanttekening gemaakt worden dat leden van een internetpanel zoals het Enschedepanel vaker en intensiever internet gebruiken dan gemiddeld. Dit kan ertoe leiden dat vragen over internetgebruik en daaraan gerelateerde onderwerpen niet representatief zijn voor heel Enschede. In dit geval kan het leiden tot een overschatting van de aanwezigheid van jongeren op online netwerken. Van alle panelleden tussen de 12 en 17 jaar zegt 93 procent lid te zijn van een online netwerk. Verreweg het meest populair is Hyves. Maar liefst 87 procent van de jonge panelleden is hier lid van. Op afstand volgen Facebook (13 procent lid) en Myspace (9 procent lid).
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Maatschappelijke participatie
Een kwart van de jonge panelleden geeft aan lid te zijn van een ander online netwerk dan voorgelegd (figuur 2.2). Veelgenoemd zijn hier MSN, Youtube en Netlog. Figuur 2.2 Percentage jonge panelleden (12-17 jaar) dat lid is van een online netwerk (n=461) 87%
Hyves Facebook
13%
Myspace
9%
Twitter
7%
Schoolbank
2%
Sugababes
1%
anders Van geen enkele
25% 7% 0%
2.4
20%
40%
60%
80%
100%
Vrijwilligerswerk
Een interessante vraag is hoeveel procent van de Enschedeërs vrijwilligerswerk verricht. Dit kan vrijwilligerswerk zijn voor een vereniging waarvan men lid is, maar het kan ook vrijwilligerswerk op andere gebieden zijn. Denk hierbij aan het helpen op school of in een kerk of moskee. Van alle Enschedeërs van 18 jaar of ouder heeft 60 procent in de afgelopen 12 maanden vrijwillig onbetaald werk verricht. Het gaat hierbij zowel om vrijwilligerswerk voor de eigen vereniging of club als om vrijwilligerswerk buiten verenigingen om. Jongeren van 16 of 17 jaar gaven vaker aan minimaal een keer in de afgelopen 12 maanden vrijwillig onbetaald werk te hebben gedaan. Maar liefst 72 procent van hen is in de afgelopen 12 maanden vrijwilliger geweest (tabel 2.2). In eerdere jaargangen van de stadspeiling is ook gevraagd naar vrijwilligerswerk. Omdat de vraagstelling dit jaar afwijkend was, zijn de resultaten niet te vergelijken met eerdere jaren. Tabel 2.2 Percentage Enschedeërs dat minimaal een keer in de afgelopen 12 maanden vrijwilligerswerk/ onbetaald werk verrichtte. 16-17 jaar
≥ 18 jaar
(n=125)
(nmax=3.536)
voor eigen vereniging/ club *
45%
38%
op andere gebieden
58%
46%
totaal (eigen vereniging/club en/of op andere gebieden) **
72%
60%
* aan 16- en 17-jarigen zijn iets andere verenigingen voorgelegd dan aan 18-plussers ** geen kolomtotaal: een respondent die vrijwilligerswerk voor de eigen vereniging verricht en op andere gebieden wordt bij het totaalpercentage eenmaal meegeteld.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Maatschappelijke participatie
Het uitvoeren van vrijwilligerswerk kan een eenmalige activiteit zijn of wekelijks plaatsvinden. Uit tabel 2.3 blijkt dat ongeveer een kwart van de Enschedeërs in de afgelopen 12 maanden wekelijks vrijwilligerswerk verrichtte. Dit geldt zowel voor 16- en 17-jarigen als volwassenen. Jongeren doen echter in verhouding vaker dan volwassenen eens per maand of enkele keren per jaar vrijwilligerswerk. Tabel 2.3 Percentage Enschedeërs dat in de afgelopen 12 maanden wekelijks vrijwilligerswerk/ onbetaald werk verrichtte. 16-17 jaar
≥ 18 jaar
(n=125)
(nmax=3.394)
voor eigen vereniging/ club *
18%
15%
op andere gebieden
16%
13%
totaal (eigen vereniging/club en/of op andere gebieden) **
26%
24%
* aan 16- en 17-jarigen zijn iets andere verenigingen voorgelegd dan aan 18-plussers ** geen kolomtotaal: een respondent die vrijwilligerswerk voor de eigen vereniging verricht en op andere gebieden wordt bij het totaalpercentage eenmaal meegeteld.
In tabel 2.4 staat per type vereniging het percentage van alle Enschedeërs van 18 jaar en ouder dat vrijwilligerswerk voor een vereniging of club doet. Enschedeërs doen het vaakst vrijwilligerswerk voor een sportvereniging (13 procent). Daarnaast komt vrijwilligerswerk bij een kerkgenootschap of andere religieuze vereniging relatief vaak voor (9 procent van alle Enschedeërs). In tabel 2.4 en 2.5 is alleen informatie te vinden over Enschedeërs van 18 jaar en ouder. De percentages vrijwilligers per organisatie zijn niet weergegeven voor 16- en 17-jarigen. Deze percentages zouden onbetrouwbaar zijn door het kleine aantal leden en vrijwilligers binnen deze leeftijdsgroep. Tabel 2.4 Percentage Enschedeërs van 18 jaar en ouder dat in afgelopen 12 maanden vrijwillig/onbetaald werk heeft verricht voor verenigingen of clubs (2009) percentage Enschedeërs dat vrijwilligerswerk doet (nmax=3.525) sportvereniging
13%
hobbyvereniging
2%
cultuurvereniging (muziek, zang, dans, toneel)
4%
kerkgenootschap, andere religieuze vereniging
9%
natuur- en milieuvereniging
1%
politieke partij
1%
wijkraad, buurtcommissie, bewonerscommissie
4%
vakvereniging
1%
ouderenbond
1%
vrouwenvereniging
1%
migrantenorganisatie
<1%
jongerenorganisatie
1%
gehandicaptenorganisatie
1%
zorg- of hulpverleningsorganisatie
1%
andere vereniging dan voorgelegd
10%
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Maatschappelijke participatie
Om een indruk te krijgen van het aandeel van de leden dat vrijwilligerswerk voor de eigen vereniging verricht, is tabel 2.5 opgenomen. Deze tabel toont per type vereniging het percentage vrijwilligers onder leden van deze vereniging. Bij wijkraden is maar liefst 80 procent van de leden vrijwilliger voor de organisatie. Ook jongerenorganisaties kennen veel vrijwilligers onder hun leden (74 procent). Organisaties met relatief weinig leden die vrijwillig onbetaald werk verrichten zijn vakverenigingen, ouderenbonden, natuur- en milieuverenigingen en politieke partijen. Tabel 2.5 2.5 Percentage leden van 18 jaar of ouder dat in afgelopen 12 maanden vrijwillig/onbetaald werk heeft verricht (2009) percentage leden van organisatie dat vrijwilligerswerk doet (nmax=1.305) sportvereniging
53%
hobbyvereniging
53%
cultuurvereniging (muziek, zang, dans, toneel)
62%
kerkgenootschap, andere religieuze vereniging
60%
natuur- en milieuvereniging
26%
politieke partij
35%
wijkraad, buurtcommissie, bewonerscommissie
80%
vakvereniging
20%
ouderenbond
24%
vrouwenvereniging
63%
migrantenorganisatie
*
jongerenorganisatie
74%
gehandicaptenorganisatie
57%
zorg- of hulpverleningsorganisatie
58%
andere vereniging dan voorgelegd
65%
* Aantal leden te klein om betrouwbaar percentage te berekenen.
Ook buiten verenigingen om zijn op allerlei plaatsen extra handjes welkom en bijna de helft van de Enschedeërs doet dan ook aan enige vorm van vrijwilligerswerk buiten verenigingen om. Onder 16 en 17-jarigen zijn helpen op school, bij de speeltuin of bij sportactiviteiten de meest genoemde vrijwilligersactiviteiten. Een relatief groter deel van de jongeren dan van de volwassenen helpt hier vrijwillig. Door zowel jongeren als volwassenen wordt het helpen in een buurthuis of clubhuis het minst vaak genoemd (figuur 2.3).
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Maatschappelijke participatie
Figuur 2.3 2.3 Percentage Enschedeërs dat in afgelopen 12 maanden vrijwillig/onbetaald werk heeft verricht buiten verenigingen of clubs om (2009, nmax=4.300) 14% 15%
ondersteunen van mantelzorg helpen van zieken, gehandicapten en ouderen (in de buurt)
10% 12%
helpen van zieken, gehandicapten en ouderen (instelling)
8% 11% 29%
helpen op school of bij de speeltuin
16% 28%
helpen bij sportactiviteiten
13%
helpen bij activiteiten die in de wijk worden georganiseerd
16% 11% 7% 5%
helpen in een buurthuis of clubhuis
8% 8%
helpen in kerk of moskee 0%
2.5
16-17 jaar > 18 jaar
5%
10% 15% 20% 25% 30% 35%
Mantelzorg
Enschedeërs hechten belang aan mantelzorg. Driekwart van de Enschedeërs van 18 jaar of ouder vindt mantelzorg noodzakelijk om voldoende hulp aan alle mensen te kunnen bieden. Ruim vier op de vijf Enschedeërs ziet in de ondersteuning van mantelzorgers een belangrijke rol weggelegd voor de gemeente: zij vinden dat de gemeente in moet springen als mantelzorgers het even niet meer zien zitten (figuur 2.4). Figuur 2.4 2.4 Oordeel van Enschedeërs (> 18 jaar) over belang mantelzorg en rol van gemeente hierin (n=4.644). Ik vind mantelzorg noodzakelijk om voldoende hulp aan alle mensen te kunnen bieden
75%
Ik vind dat de gemeente in moet springen als mantelzorgers het even niet meer zien zitten
14%
84%
0% (helemaal) eens
25% neutraal
7% 3%
8% 4%3%
50% (helemaal) oneens
75% geen mening
100%
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Maatschappelijke participatie
In het afgelopen jaar heeft 35 procent van de Enschedeërs van 18 jaar of ouder kosteloos hulp en zorg geboden aan chronisch zieke-, gehandicapte- of oudere familieleden, partner, vrienden, kennissen of buren. Zes procent van de Enschedeërs is dagelijks druk met de zorg voor naasten. Het percentage mantelzorgers is in 2009 toegenomen ten opzichte van voorgaande jaren (zie figuur 2.5). Dit verschil wordt mogelijk mede beïnvloed door de in hoofdstuk 1 beschreven methodewissel. Figuur 2.5 2.5 De mate waarin Enschedeërs de afgelopen vier weken mantelzorg hebben verleend (n=899 in 2005, n=770 voorjaar 2006, n=991 najaar 2006, n=859 in 2007 en n=4645 in 2009) 100%
75% 65% 82%
81%
78%
80%
geen mantelzorg incidenteel wekelijks dagelijks
50%
12%
25% 7% 0%
6%
7%
6%
6% 2009 zomer
9% 2%
10% 3%
10% 4%
10% 4%
2005 voorjaar
2006 voorjaar
2006 najaar
2007 najaar
17%
** In 2005 t/m 2007 gevraagd aan Enschedeërs vanaf 16 jaar, in 2009 gevraagd aan Enschedeërs vanaf 18 jaar
Van alle mantelzorgers ervaart 17 procent overbelasting en/ of gezondheidsklachten als gevolg van het verlenen van deze hulp. In het najaar van 2007 was dit nog 20 procent. Bijna één op de tien mantelzorgers (9 procent) geeft aan wel behoefte te hebben aan ondersteuning door een vrijwilliger bij het verlenen van mantelzorg. Mantelzorgers die overbelasting ervaren hebben relatief vaker behoefte aan ondersteuning dan mantelzorgers die geen overbelasting ervaren.
2.6
Opvoeding (Loes)
Het Loes-loket biedt ouders met opgroeiende kinderen informatie en advies over opvoeding en onderwijs. Er zijn spreekuren over zowel opvoeding als onderwijs en een telefonische informatielijn. Loes is in Enschede onderdeel van het Centrum voor Jeugd en Gezin. Aan ouders met kinderen van 0 tot en met 18 jaar zijn enkele vragen over Loes gesteld. Ruim de helft van de ouders van kinderen tot en met 18 jaar (55 procent) geeft aan wel eens van Loes te hebben gehoord.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Maatschappelijke participatie
Figuur 2.6 2.6 Heeft u wel eens van Loes gehoord? (n=1464) nee 45%
ja 55%
Hoe heeft men over Loes gehoord? Huis-aan-huisbladen (40 procent), de regionale krant Tubantia (38 procent) en folders in de Enschedese bibliotheken of op het Stadskantoor (32 procent) zijn de voornaamste informatiebronnen die ouders noemen. De Loes-campagne op enkele stadsbussen heeft 28 procent van de ouders bereikt. Ongeveer een kwart (23 procent) heeft op de basisschool van de kinderen informatie over Loes gezien of gehoord. Specifieke uitingen zoals de Loes-bus en de Loes-website hebben een relatief laag bereik (beide 2 procent). Figuur 2.7 2.7 Genoemde informatiebronnen over Loes (n=815) huis-aan-huisblad
40%
TC Tubantia
38%
folders in Stadskantoor of bibliotheek
32%
reclame op stadsbussen
28%
(basis)school
23%
kinderopvang of peuterspeelzaal
16%
consultatiebureau
15%
via vrienden, familie of collega’s
8%
Loes-bus
2%
website
2%
lokale radio
1%
anders
16% 0%
10%
20%
30%
40%
50%
Van de ouders met kinderen tot en met 18 jaar kent een op de acht (12 procent) de website van Loes.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Maatschappelijke participatie
Figuur 2.8 2.8 Kent u de website van Loes? (n=1.464) ja 12%
nee 88%
Tenslotte is de ouders die Loes kennen gevraagd naar de indruk die zij van het Loes-loket van de gemeente Enschede hebben. De verhouding tussen ouders die positief en die negatief gestemd zijn valt duidelijk uit in de richting van het positieve. Men ziet het Loes-loket vooral als positief (55 procent) en toegankelijk (50 procent). Voor alle imagokenmerken valt op dat veel ouders geen oordeel hebben of het moeilijk vinden om tot een oordeel te komen (tenminste 43 procent). Figuur 2.9 2.9 Welke indruk maakt Loes op u? (n=798) duidelijk
34%
7%
modern
45%
serieus
44%
professioneel
59% 4% 2%
31%
hulpvaardig
66% 6%
44%
toegankelijk positief 0%
54%
3% 48%
voor iedere ouder
52%
45%
2%
50%
55% 3%
55%
47% 2%
25%
43%
50% ja
nee
75% weet niet
100%
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Sport en bewegen
3. Sport en bewegen Hoeveel Enschedeërs doen aan sport? Bewegen inwoners voldoende? Om dit inzichtelijk te maken is de Nederlandse Norm voor Gezond Bewegen (NNGB) ontwikkeld. Op basis van vragen over lichamelijke inspanning door sport, woon-werkverkeer, klussen in huis en recreatieve inspanning is deze norm berekend.
3.1
Sportbeoefening
Om te beginnen is gevraagd naar de mate waarin inwoners van Enschede sporten. Dit is uitgesplitst voor de jongeren (12 tot en met 17 jaar) en volwassenen (18 jaar en ouder). Onder de jongeren geeft bijna driekwart (73 procent) aan dat ze minimaal 12 keer per jaar gesport hebben. Onder de inwoners van 18 jaar en ouder is dit 80 procent. Van de jongeren sport een op de tien (10 procent) dagelijks, bijna tweederde (63 procent) wekelijks (minimaal een keer per week) en 1 procent maandelijks. Onder volwassenen wordt vaker dagelijks gesport (15 procent). Ruim de helft (53 procent) doet tenminste een keer per week aan sport en 12 procent tenminste een keer per maand. Een relatief grote groep (9 procent) sport incidenteel (minder dan 12 keer per jaar). Figuur 3.1 Heeft u de afgelopen twaalf maanden gesport? En zo ja, hoe vaak? 100% 11% 75%
27%
9%
1%
12%
63%
53%
10%
15%
12-17 jaar
18 jaar en ouder
50%
25%
0%
dagelijks
minimaal 1x per week
minimaal 12x per jaar
minder dan 12x per jaar
nooit
Hoe verhouden de percentages van 2009 onder de inwoners van 18 jaar en ouder zich tot voorgaande jaren? Dit is in figuur 3.2 weergegeven. In 2009 sport 80 procent van de Enschedeërs minimaal 12 keer per jaar. Dit is het hoogste percentage sinds 1999. In dat jaar sportte 57 procent van de inwoners minimaal 12 keer per jaar. In 2007 was het percentage inwoners dat dagelijks sportte wel hoger dan in 2009 (respectievelijk 20 en 15 procent).
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Sport en bewegen
Figuur 3.2 Frequentie sportdeelname volwassenen (16-79 jaar) 100%
75%
50%
42% 1% 4%
5% 7%
44%
45%
9%
8%
1999
2002
25%
0%
34%
dagelijks minder dan 12 keer per jaar
23% 4% 12%
15%
15%
11%
10%
6% 12%
12%
12%
9%
44%
45%
47%
53%
18%
18%
20%
15%
2005
2006
2007
2009
minimaal 1 keer per week nooit
minimaal 12 keer per jaar
Over de sportdeelname van jongeren van 12 tot en met 15 jaar zijn ook vragen gesteld aan hun ouders. De vraagstelling verschilt wel enigszins, omdat de ouders is gevraagd dit per kind aan te geven. Wat opvalt is het grote verschil tussen beide groepen als het om niet-sporters gaat. De jongeren geven aan dat zij in 27 procent van de gevallen niet sporten. Onder de ouders is dit respectievelijk 8 procent (voor het oudste/enige kind) en 9 procent (voor het tweede kind). Wel geven de ouders vaker aan dat hun kinderen dagelijks sporten. De oudste/enige kinderen sporten volgens 18 procent de ouders dagelijks. Onder tweede kinderen is dit 14 procent. De jongeren zelf rapporteren een dagelijkse sportdeelname van 8 procent (tabel 3.1). Tabel 3.1 Sportbeoefening onder jongeren, volgens de ouders en volgens henzelf oudste/ enige kind (n=415)
2e kind (n=95)
volgens henzelf (n=461)
dagelijks
18%
14%
8%
minimaal 1x per week
66%
68%
65%
minimaal 12x per jaar
4%
5%
0%
minder dan 12x per jaar
4%
4%
0%
nooit
8%
9%
27%
totaal
100%
100%
100%
3.2
Bewegen
Sport is natuurlijk een belangrijke manier om aan voldoende beweging te komen, maar er zijn meerdere vormen van beweging. In Nederland zijn er twee normen voor bewegen: de Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) en de fitnorm. De 'Nederlandse Norm Gezond Bewegen' (NNGB) is vooral gericht op het onderhouden van gezondheid. De norm is verschillend voor jongeren, volwassenen en ouderen.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Sport en bewegen
De fitnorm is vooral gericht op het onderhouden van fysieke fitheid (uithoudingsvermogen, kracht en coördinatievermogen) en is voor alle leeftijdsgroepen gelijk. In het kader hieronder staat beschreven wat beide normen inhouden. Nederlandse Norm Gezond Bewegen (NNGB) • Jongeren (onder de 18 jaar): dagelijks een uur matig intensieve lichamelijke activiteit, waarbij de activiteiten minimaal twee maal per week gericht zijn op het verbeteren of handhaven van lichamelijke fitheid (kracht, lenigheid en coördinatie). • Volwassenen (18-55 jaar): een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week. • 55-plussers: een half uur matig intensieve lichamelijke activiteit op tenminste vijf, maar bij voorkeur alle dagen van de week. Fitnorm Alle leeftijdsgroepen: minimaal drie keer per week gedurende 20 minuten intensief bewegen
•
Om beide normen te bepalen zijn vragen gesteld over: • fietsen/lopen naar werk/school; • lichamelijke activiteit op het werk of op school; • huishoudelijke activiteiten; • activiteiten in de vrije tijd; • sporten. Per activiteit wordt er gekeken naar hoe vaak men deze uitoefent (in dagen en minuten per dag) en naar de inspanning erbij (intensiteit licht, gemiddeld of zwaar). Op basis hiervan kan het percentage inwoners dat voldoet aan de NNGB en de fitnorm worden bepaald. Voor de jongeren van 12 tot en met 15 jaar is het percentage indicatief, omdat dit berekend is via een sterk vereenvoudigde vraag. In 2007 zijn deze vragen ook gesteld, met uitzondering van de jongeren. In 2009 voldoet tweederde (67 procent) van de Enschedeërs aan de NNGB-norm. In 2007 was dit 66 procent. Interessanter zijn de percentages per leeftijdsgroep. Met name 55-plussers bewegen voldoende: in 2009 78 procent. Dat is een toename van 8 procentpunt in vergelijking met 2007. In beide meetjaren bewegen inwoners van 16 en 17 jaar relatief weinig: in 2009 is dit 30 procent. Dit is wel een flinke toename in vergelijking met 2007, toen dit 20 procent was. De jongeren van 12 tot en met 15 jaar zijn in 2007 niet ondervraagd. In 2009 beweegt minder dan een kwart (22 procent) van hen voldoende. Onder de inwoners van 18 tot 54 jaar beweegt in 2009 64 procent voldoende. Dat is een lichte afname in vergelijking met 2007, toen dit 66 procent was. Tabel 3.2 Inwoners per leeftijdsgroep die voldoen aan de NNGB-norm 2007 (n=782)
2009 (n=3.336)
12-15 jaar
*
22%
16-17 jaar
20%
30%
18-54 jaar
66%
64%
55-plussers
70%
78%
16 jaar en ouder
66%
67%
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Sport en bewegen
De NNGB wordt in belangrijke mate bepaald door het aantal minuten dat iemand lichamelijke activiteit verricht. In tabel 3.3 is het gemiddeld aantal minuten activiteit per onderdeel van de NNGB weergegeven. In 2009 is een inwoner gemiddeld 2263 minuten (afgerond 38 uur) lichamelijk actief. In 2007 is dit 2316 minuten (afgerond 39 uur) iets meer. Met name bij huishoudelijke- en vrijetijdsactiviteiten is in 2009 een afname van de lichamelijke activiteit (in vergelijking met 2007) zichtbaar. Tabel 3.3 Aantal minuten lichamelijke activiteit per week 2007
2009
woon-werk of woon-schoolverkeer
76
81
werkzaamheden op werk of school
969
998
huishoudelijke werkzaamheden
684
635
vrijetijdsactiviteiten
439
415
sportbeoefening
148
133
2.316
2.263
totaal lichamelijke activiteit
Tenslotte kan op basis van de percentages van de NNGB ook worden bepaald welk percentage Enschedeërs voldoet aan de fitnorm. Nederlanders die minimaal drie keer per week gedurende 20 minuten intensief bewegen voldoen aan de fitnorm Tabel 3.4 Tabel 3.4 Percentage inwoners dat voldoet aan de fitnorm 2007 (n=888)
2009 (n=3.627)
16-17 jaar
67%
47%
18-54 jaar
27%
25%
55-plussers
56%
71%
gemiddeld
36%
40%
In 2009 beweegt tweevijfde (40 procent) van de inwoners van Enschede voldoende om te voldoen aan de fitnorm. In 2009 was dit nog 36 procent. Tussen de verschillende leeftijdsgroepen zijn interessante verschillen zichtbaar. In 2009 zijn het vooral de inwoners van 55 jaar en ouder die de norm halen (71 procent). Dit is een flinke toename in vergelijking met 2007, toen dit nog 56 procent was. Zorgwekkend is de daling van het percentage jongeren (van 16 en 17 jaar) dat voldoet aan de fitnorm: in 2007 was dit tweederde (67 procent), in 2009 minder dan de helft (47 procent). In beide jaren voldoende inwoners van 18 tot en met 54 jaar het minst vaak aan de fitnorm.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Woon- en leefomgeving
4. Woon- en leefomgeving 4.1
Inleiding
Hoe onveilig voelen inwoners van Enschede zich in hun buurt? Wat vinden ze van de parkeergelegenheid en de groenvoorzieningen? Gaan ze naar een van de zes grote parken in de stad? Deze en andere vragen over de woon- en leefomgeving komen in dit hoofdstuk aan de orde.
4.2
Medeverantwoordelijkheid en gehechtheid
De inwoners zijn enkele vragen gesteld over hun buurt. Om te beginnen is gevraagd of men zich medeverantwoordelijk voelt voor de buurt. Bijna negen op tien Enschedeërs (88 procent) geeft aan dat dit het geval is (figuur 4.1) Figuur 4.1 Voelt u zich medeverantwoordelijk voor de buurt? (n=4.179) nee 12%
ja 88%
Daarnaast is gevraagd of inwoners gehecht zijn aan hun buurt. Bijna tweederde van de inwoners (65 procent) is naar eigen zeggen (zeer) gehecht aan hun eigen buurt. Figuur 4.2 Gehechtheid aan de buurt (n=4.477)
niet gehecht 35%
gehecht 65%
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Woon- en leefomgeving
Hoe oordelen inwoners over de ontwikkeling van hun buurt? Hierbij is onderscheid gemaakt tussen de ontwikkeling in het afgelopen jaar en de verwachte ontwikkeling voor de komende jaren. Over het afgelopen jaar zegt een op zes (15 procent) dat de buurt erop vooruit is gegaan. Drievijfde (59 procent) ziet geen verandering en een kwart (26 procent) heeft een achteruitgang waargenomen. Over de toekomstige ontwikkeling is men positiever: een op de vijf (21 procent) denkt dat de buurt vooruit zal gaan, de helft (53 procent) denkt dat er geen verandering zal zijn en een kwart (26 procent) denkt dat de buurt in de toekomst achteruit zal gaan. Figuur 4.3 Oordeel over ontwikkeling buurt (n=4.380 en n=4.118) 100% 26%
26%
75%
50%
53%
59%
25% 21%
15% 0% afgelopen jaar
komende jaren vooruit
4.3
gelijk
achteruit
Jongeren over hun buurt
Aan de jongeren in het Enschedepanel is gevraagd om via een rapportcijfer een oordeel te geven over de buurt waarin zij wonen. Dit cijfers is gemiddeld over heel Enschede een ruime voldoende: een 7,2. Ook is aan de jongeren een aantal specifieke vragen over de eigen buurt voorgelegd. Om te beginnen hoe vaak ze buiten de eigen buurt komen (figuur 4.4.). Een op de vijf (20 procent) is iedere dag wel buiten de eigen buurt. De grootste groep (39 procent) is een paar keer per week buiten in de eigen buurt, 19 procent een paar keer per maand en de rest (22 procent) zelden of nooit.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Woon- en leefomgeving
Figuur 4.4 Hoe vaak verblijf je buiten in je eigen buurt? (n=464) iedere dag 20%
zelden of nooit 22%
een paar keer per maand 19% een paar keer per week 39%
Tijdens deze tijd buiten zijn jongeren vooral bezig met vrienden (36 procent), sporten ze (21 procent) of zijn ze onderweg (19 procent). Een kleinere groep (9 procent) is aan het spelen. Onder anders (15 procent) worden onder meer hond uitlaten en een combinatie van de andere antwoorden (bijvoorbeeld spelen en sporten of hangen en sporten) genoemd. Figuur 4.5 Wat doe je vooral in je eigen buurt? (n=464). anders 15% ik hang/praat met mijn vrienden en vriendinnen 36% ik ben onderweg 19%
ik speel 9%
ik sport 21%
Aan de jongeren in het Enschedepanel zijn ook enkele vragen gesteld over hun tevredenheid met de buurt waarin zij wonen: over de ontwikkeling, de aanwezige speel- en ontmoetingsplekken en de mogelijkheden om dingen te doen. De helft (50 procent) is het niet eens met de stelling ‘onze buurt is de laatste jaren sterk achteruit gegaan’. Verder blijkt dat jongeren in Enschede verdeeld zijn over de mogelijkheden die de buurt biedt om leuke dingen te doen: eenderde (33 procent) vindt van wel, bijna tweevijfde (37 procent) vindt van niet. Eveneens eenderde (33 procent) vindt dat de speel- sport- en ontmoetingsplekken in hun buurt al vaak bezet zijn door andere jongeren. Ongeveer een kwart (27 procent) ziet dit probleem niet.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Woon- en leefomgeving
Figuur 4.6 4.6 Oordeel van jongeren over hun eigen buurt (n=462 tot n=464).
Onze buurt is de laatste jaren sterk achteruit gegaan.
17%
20%
50%
De speel-, sport- of ontmoetingsplekken in mijn buurt zijn vaak al bezet door andere kinderen/ jongeren.
33%
24%
In mijn buurt zijn voldoende mogelijkheden om leuke dingen te doen.
33%
25%
0% (helemaal) mee eens
neutraal
25%
13%
27%
50%
(helemaal) mee oneens
37%
75%
16%
4%
100%
geen mening
Jongeren in Enschede zijn ook verdeeld in hun tevredenheid met de aanwezige speel- sport- en ontmoetingsplekken in hun buurt. Een kwart (25 procent) is hierover (zeer) tevreden en eenderde (31 procent) is (zeer) ontevreden. Figuur 4.7 4.7 Oordeel over de speel- sport- en ontmoetingsplekken in de buurt (n=465). weet niet 5%
(zeer) tevreden 25%
(zeer) ontevreden 31%
neutraal 39%
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
4.4
Woon- en leefomgeving
Openbare ruimte
De volwassen inwoners (18 jaar en ouder) is gevraagd om een oordeel te geven over 9 aspecten en de woonomgeving in het algemeen. In alle meetjaren is het gemiddelde voor de woonomgeving in het algemeen een 7,3. Ook de cijfers voor de diverse aspecten liggen dicht bij elkaar. In vergelijking met 2007 is men iets minder positief over het onderhoud van de openbare ruimte; in 2009 wordt hiervoor een 6,1 gegeven, in 2007 is dit een 6,4. In het verlengde hiervan is ook het algemene oordeel over de netheid van de openbare ruimte afgenomen van een 6,7 naar een 6,4. Figuur 4.8 4.8 Oordeel over diverse aspecten woonomgeving/openbare ruimte (n=4.117 tot n=5.067). 7,3 7,3 7,3
woonomgeving algemeen 6,7 6,7 6,4
netheid openbare ruimte
7,3 7,4 7,3
openbare verlichting
het openbare groen
6,8 7,0 6,8
verharding
7,0 7,0 6,9
parkeergelegenheid
6,5 6,4 6,5
speelplekken
6,3 6,5 6,5
2007 2008 2009
6,9 6,9 7,0
vormgeving
6,5 6,6 6,5
water
6,4 6,4 6,1
onderhoud
0
2
4
6
8
10
Vanaf 2007 wordt gevraagd naar het belang dat inwoners aan de verschillende aspecten van hun woonomgeving hechten. Het verschil tussen belang en waardering is het grootst bij het aspect netheid van de openbare ruimte: men vindt dit een van de belangrijkste aspecten (8,1), terwijl de waardering relatief laag is (6,7). De woonomgeving in het algemeen wordt het meest belangrijk gevonden (8,3). Dit aspect wordt ook het hoogst gewaardeerd (7,3). Door de jaren heen is het belang dat inwoners aan de diverse aspecten hechten stabiel.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Woon- en leefomgeving
Figuur 4.9 Belang diverse aspecten openbare ruimte (n=4.693 tot n=5.066). 8,3 8,3 8,4
woonomgeving algemeen
8,1 8,3 8,3
netheid openbare ruimte
openbare verlichting
8,1 8,1 8,0
het openbare groen
7,9 8,0 8,1
2007 2008 2009
7,8 7,9 7,9
verharding
7,6 7,6 7,6
parkeergelegenheid
7,0 7,0 7,1
speelplekken
6,9 6,9 7,0
water
0
2
4
6
8
10
Vervolgens zijn de inwoners enkele stellingen voorgelegd over de groenvoorzieningen in hun buurt. In 2009 is ruim tweevijfde (43 procent) van de inwoners van mening dat het groen goed wordt onderhouden. In 2008 was dit nog de helft (51 procent). Het groen is in 2009 volgens de inwoners minder eentonig: drie op de tien inwoners (30 procent) is het eens met de stelling hierover. In 2008 was dit 34 procent. Men ziet een toename van het zwerfvuil in het groen: in 2009 in 27 procent van de gevallen. In de twee voorgaande jaren was dit 23 procent. In het algemeen neemt de hoeveelheid groen volgens de inwoners toe: in 2007 vindt 26 procent dat er te weinig groen in de eigen straat of buurt is, in 2009 is dit percentage gedaald naar 20 procent.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Woon- en leefomgeving
Figuur 4.10 Stellingen over groenvoorzieningen in de buurt (n=4.988 tot n=5.047). 46%
bomen/struiken worden goed onderhouden
51% 43% 32%
groen is eentonig
34% 30% 2007 2008 2009
23% altijd zwerfvuil in groen
23% 27% 25%
groen altijd vrij van onkruid
26% 22%
26% weinig groen in straat/buurt
23% 20% 0%
4.5
25%
50%
75%
100%
Parken en buitengebied
Zowel de jongeren en de volwassenen is gevraagd naar hun bezoek aan de Enschedese parken (zoals het Volkspark, het Van Heekpark, het Blijdensteinpark en het Wooldrikspark). Onder jongeren is het parkbezoek 88 procent en onder volwassenen 82 procent (figuur 4.12). Figuur 4.12 4.12 Heeft de afgelopen 12 maanden een of meer Enschedese parken bezocht? (n=460 en n=5.052). 100% 88% 75%
82%
50%
25%
0% 12-17 jaar (n=460)
18 jaar en ouder (n=5.052)
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Woon- en leefomgeving
Hoe waarderen Enschedeërs de grotere stadsparken? Jongeren geven de parken gemiddeld een 7,2 en volwassenen een 7,8 (figuur 4.13). Figuur 4.13 4.13 Waardering Enschedese parken (n=405 en n=4.049). 10
8
7,8 7,2
6
4
2
0 12-17 jaar (n=405)
18 jaar en ouder (n=4.049)
De laatste jaren wordt de (volwassen) inwoners van 18 jaar en ouder jaarlijks gevraagd hoe vaak zij het buitengebied van de gemeente Enschede bezoeken. In vergelijking met voorgaande jaren is het bezoek van Enschedeërs aan het buitengebied toegenomen. Bijna eenderde (32 procent) bezoekt het gebied meerdere keren per week. In de voorgaande jaren was dit 20 procent of minder. In 2009 zegt een kwart (25 procent) enkele keren per jaar of minder vaak in het buitengebied te zijn geweest, in 2008 was dit nog 41 procent (figuur 4.14). Het verschil tussen 2008 en 2009 wordt mogelijk mede beïnvloed door de in hoofdstuk 1 beschreven methodewissel.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Woon- en leefomgeving
Figuur 4.14 Bezoek buitengebied (n=4.297). 100%
4%
2%
3%
3% 22%
75%
43%
41%
39% 20%
50%
25%
20% 18%
22%
18%
15%
17%
19%
20%
2006
2007
2008
23% 20%
32%
0%
vaker dan 1x per week
eens per week
eens per maand
enkele keren per jaar
2009 1 maal per jaar
Alle inwoners (ook degenen die het buitengebied niet bezocht hebben) is gevraagd of een viertal voorzieningen in voldoende mate aanwezig zijn in het buitengebied. Fiets- en wandelmogelijkheden worden het vaakst genoemd: in 2009 86 procent. In 2008 was dit nog 82 procent. Voor de overige voorzieningen zijn de verschillen niet groot.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Woon- en leefomgeving
Figuur 4. 4.15 Oordeel over voorzieningen buitengebied (% voldoende aanwezig, n=4.562 tot n=4.663). 80% fiets- en wandelmogelijkheden
82% 86%
68% recreatiemogelijkheden
69% 71%
2007 2008 2009
57% rustplaatsen
59% 57%
49% eenvoudige horecavoor-zieningen
50% 49% 0%
25%
50%
75%
100%
Tot slot is gevraagd naar de waardering van het buitengebied door middel van een rapportcijfer. In alle jaren is dit een ruime voldoende, in 2009 ligt het gemiddelde cijfer op een 7,5. In 2007 was dit een 7,6. Figuur 4.16 Waardering buitengebied (rapportcijfer, n=4.472). 10
8
7,4
7,4
7,5
7, 6
2005
2006
2007
2008
7,5
6
4
2
0 2009
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Overlast en veiligheid
5. Overlast en veiligheid 5.1
Overlast
Alle panelleden (zowel de jongeren van 12 tot en met 17 jaar als de volwassenen) is gevraagd of zij wel eens overlast ondervinden in hun buurt. Per aspect kon dit worden aangegeven met een rapportcijfer. Hoe hoger het cijfer, des te lager de overlast. Enschedeërs ervaren vooral overlast door hondenpoep, zwerfvuil en geluidsoverlast. Er is geen verschil tussen jongeren en ‘ouderen’ als het gaat om de rangschikking van de diverse overlastgevende factoren. Inwoners van 18 jaar en ouder ervaren doorgaans wel vaker overlast dan jongeren. Dit verschil is het grootst bij geluidsoverlast: het gemiddelde cijfer onder de ‘ouderen’ is een 6,1. Onder jongeren is dit een 7,0. Voor zwerfvuil is het cijfer onder de oudere inwoners een 6,1 en onder jongeren een 6,5. Het verschil is het kleinst bij overlast door zwervers en junks. Hiervoor wordt door beide groepen de minste overlast ervaren. Tabel 5.1 5.1 Ervaren overlast in de buurt (1=veel overlast, 10=weinig tot geen overlast) 12 tot en met 17 jaar (nmin=459)
18 jaar en ouder (nmin=5.009)
hondenpoep
5,4
5,6
zwerfvuil
6,5
6,1
geluidsoverlast
7,0
6,1
luchtvervuiling
7,5
7,3
zwervers/junks
7,6
7,5
5.2
Veiligheid
Aan jongeren en volwassenen zijn vier vragen over veiligheidsbeleving voorgelegd. Eerst is gevraagd of men zich wel eens onveilig voelt en zo ja, of dat vaak, soms of zelden is. Aan diegenen die zeiden zich wel eens onveilig te voelen is vervolgens gevraagd of zij zich wel eens onveilig voelen in de eigen buurt en zo ja, of dat vaak, soms of zelden is. Van de jongeren voelt 54 procent zich wel eens onveilig in het algemeen. Onder volwassenen is dat 42 procent. De onveiligheidsgevoelens in de eigen buurt liggen dichter bij elkaar: van de jongeren voelt 29 procent zich wel eens onveilig in hun eigen buurt. Bij de volwassenen is dat 28 procent. Voor deze cijfers geldt dat de gerapporteerde percentages hoger liggen dan in de leefbaarheids- en veiligheidsonderzoeken, die in het verleden zijn uitgevoerd voor de gemeente Enschede. De meest aannemelijke verklaring voor deze verschillen is de gewijzigde onderzoeksmethode. Voorheen werd veiligheidsbeleving gemeten via een telefonische enquête terwijl het Enschedepanel een online onderzoek is.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Overlast en veiligheid
Figuur 5.1 Onveiligheid in het algemeen en in de eigen buurt (n=407 en n=4.546). 100%
75%
50%
54% 42%
25%
29%
28%
0% Voelt zich in het algemeen wel eens onveilig Voelt zich wel eens onveilig in de eigen buurt 12-17 jaar
18 jaar en ouder
Omdat het verschil tussen de jongeren en volwassenen relatief groot is bij de algemene onveiligheidsgevoelens, wordt in figuur 5.2 weergegeven wat de verschillen tussen deze gevoelens zijn. Jongeren zeggen vaker dat ze zich vaak onveilig voelen (15 procent) dan volwassenen (9 procent). Het verschil zit vooral in de categorie ‘soms’. Onder jongeren is dit de helft (50 procent) en onder volwassenen tweederde (66 procent). Figuur 5.2 Als u zich wel eens onveilig voelt, hoe vaak voelt u zich dan onveilig? (n=113 en n=1.271). 100% 25% 34% 75%
50% 66%
50%
25%
15%
9%
0% 12-17 jaar (n=113)
18 jaar en ouder (n=1.271) vaak
soms
zelden
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Bereikbaarheid
6. Bereikbaarheid 6.1
Inleiding
Al enkele jaren wordt in de Stadspeiling gevraagd naar de bereikbaarheid van Enschede Centrum (het Van Heekplein), bedrijventerrein De Marssteden en het gebied bij het Grolsch Veste stadion (stadion en Go Planet) in Enschede West. Deze vraag wordt niet aan alle Enschedeërs gesteld, maar aan de inwoners van de volgende tien buurten waarvoor deze vraag relevant is: 1. Twekkelerveld 2. ’t Zwering 3. Helmerhoek-Zuid 4. Wesselerbrink Zuidoost 5. Stroinkslanden Noord-Oost 6. Schipholt/de Eekmaat 7. Oikos 8. Eekmaat-West 9. Mekkelholt/Deppenbroek 10. Bolhaar
6.2
Beleefde reistijd naar het Centrum
Wat betreft de beleefde reistijd naar het Centrum is de inwoners gevraagd om de reistijd vanuit hun buurt naar het Van Heekplein in te schatten voor drie vervoermiddelen (de fiets, de auto en de bus) op drie tijdstippen: de ochtendspits, de avondspits en op zaterdagmiddag. Uit tabel 5.1 blijkt dat de beleefde reistijd met de fiets door de jaren heen niet ver uit elkaar ligt. In 2009 is de gemiddelde reistijd in de ochtendspits 17 minuten en in de avondspits en op zaterdagmiddag 18 minuten. Dat is een minuut meer dan in 2008. Tabel 6.1 6.1 Beleefde reistijd naar Enschede-Centrum met de fiets (nmin=1.091) Jaar
2005
2006
2007
2008
2009
ochtendspits
16
17
17
16
17
avondspits
16
19
16
17
18
zaterdagmiddag
16
16
17
17
18
De gemiddelde beleefde reistijd met de auto in de ochtendspits is 19 minuten. In de avondspits en op zaterdagmiddag is dit een minuut meer (tabel 5.2). Door de jaren heen zijn de verschillen klein. Tabel 6.2 6.2 Beleefde reistijd naar Enschede-Centrum met de auto (nmin=1.065) jaar
2005
2006
2007
2008
2009
ochtendspits
19
18
19
20
19
avondspits
19
20
21
21
20
zaterdagmiddag
18
18
20
21
20
De beleefde reistijd met de bus is in 2009 in zowel de ochtend- en de avondspits en op zaterdagmiddag 17 minuten. Dat was in 2008 en 2007 ook het geval. In 2006 was de beleefde reistijd per bus in de avondspits gemiddeld 19 minuten.
Enschede spreekt – Resultaten peiling 1 Enschede
Bereikbaarheid
Tabel 6.3 6.3 Beleefde reistijd Enschede-Centrum met de bus (nmin=1.029) jaar
2005
2006
2007
2008
2009
ochtendspits
18
17
17
17
17
avondspits
18
19
17
17
17
zaterdagmiddag
18
16
17
17
17
6.3
Beleefde reistijd Marssteden – Enschede West
Voor Enschede-West is naar de beleefde reistijd naar drie locaties gevraagd: bedrijventerrein De Marssteden en het havengebied, ten tweede de Universiteit Twente en het Business & Science Park en tot slot de Grolsch Veste, Go Planet en Cinestar. Voor alledrie de locaties geldt dat de auto als het snelst wordt ingeschat, gevolgd door de fiets en de bus. In 2009 is de gemiddelde beleefde reistijd naar De Marssteden en het havengebied met de auto 17 minuten, per fiets 27 minuten en met de bus 33 minuten. Voor de bus is dit een toename met gemiddeld 5 minuten in vergelijking met 2008. Tabel 6.4 6.4 Beleefde reistijd naar bedrijventerrein De Marssteden en het Havengebied (nmin=1.016) jaar
2005
2006
2007
2008
2009
fiets
27
27
28
28
27
auto
18
17
17
17
17
bus
34
29
32
28
33
Ook voor de beleefde reistijd naar de Universiteit Twente en het Business & Science Park (tabel 6.5) geldt dat de reistijd per bus volgens de inwoners duidelijk langer is dan per fiets en auto. De beleefde reistijd per bus neemt in 2009 met gemiddeld 3 minuten toe naar gemiddeld 30 minuten. Mogelijke verklaring hiervoor zijn diverse wegwerkzaamheden (zoals aan de Hengelosestraat) die al enige tijd op een van de busroutes richting de UT plaatsvinden. Tabel 6.5 Beleefde reistijd naar Universiteit Twente – Business & Science Park (nmin=1.040) jaar
2005
2006
2007
2008
2009
fiets
26
27
28
28
26
auto
17
17
17
18
17
bus
31
28
29
27
30
Tenslotte is gevraagd de beleefde reistijd naar het gebied rondom stadion de Grolsch Veste in te schatten. Omdat dit dicht bij de Universiteit Twente en het B&S-park is gelegen zijn de verschillen in reistijd klein. De toename in de beleefde reistijd per bus in 2009 in vergelijking met 2008 is ook hier zichtbaar en ligt in 2009 op gemiddeld 30 minuten. Voor de fiets is dit 28 minuten en met de auto 17 minuten. Tabel 6.6 6.6 Beleefde reistijd naar de Grolsch Veste -Go-Planet/Cinestar (nmin=1.034) jaar
2005
2006
2007
2008
2009
fiets
27
28
29
28
28
auto
17
17
18
18
17
s
31
28
30
27
30