De koers van Enschede Resultaten flitspeiling gemeenteraad 27 oktober 2011
Achtergrond Aanleiding In november behandelt de gemeenteraad de programmabegroting. Hierin staat welke plannen de gemeente uitvoert en hoeveel geld daarvoor beschikbaar is. Door de economische crisis is er minder geld te verdelen dan voorheen. Dit betekent dat de gemeenteraad keuzes moet maken. De gemeenteraad en het college willen inwoners van Enschede meer betrekken bij deze keuzes. Daarom heeft de gemeenteraad opdracht gegeven tot een flitspeiling onder het EnschedePanel. De raadsleden ontvangen de uitkomsten van deze peiling voor de behandeling van de programmabegroting op 31 oktober in de Stedelijke Commissie. Op www.enschede.nl/koers053 kunnen mensen ook hun mening geven. Deze reacties ontvangen de raadsleden ook. Met de inbreng kunnen zij zich voorbereiden en hun keuzes bepalen. Over het EnschedePanel Het EnschedePanel is een groot online burgerpanel waarvan alle Enschedeërs van 12 jaar en ouder lid kunnen worden. Op dit moment telt het EnschedePanel zo’n 7.200 leden. Het EnschedePanel is representatief voor de Enschedese bevolking op demografische kenmerken. Dat wil zeggen dat de respons een goede afspiegeling vormt van de totale populatie wat betreft wijk, etniciteit, geslacht en leeftijd. Werkwijze De flitspeiling bestond uit zes stellingen en kende een kortere invultijd dan normaal. De peiling stond online van 17 tot en met 23 oktober 2011. Elke stelling werd voorafgegaan door een inleiding op het onderwerp, welke in de hoofdtekst van deze rapportage zijn weergegeven. Bij elke stelling konden
panelleden hun antwoord motiveren. Al deze antwoorden zijn opgenomen in een separate bijlage. In deze rapportage staan bij elke stelling de toelichtingen van een voorstander en een tegenstander weergegeven. Deze toelichtingen vormen geen algemene afspiegeling van de antwoorden maar zijn geselecteerd omdat ze goed zijn verwoord en met elkaar een tegenstelling tonen. Voor deze peiling zijn 6.665 panelleden van 16 jaar en ouder uitgenodigd. In totaal deden 2.747 panelleden mee. De respons komt hiermee op 41 procent. Om te corrigeren voor oververtegenwoordiging en ondervertegenwoordiging van deelnemers aan deze peiling zijn de resultaten herwogen naar leeftijd en geslacht. In bijlage 1 zijn de resultaten uitgesplitst naar de achtergrondkenmerken leeftijd, geslacht, etnische afkomst en woonservicegebied. In de hoofdtekst worden alleen significante verschillen genoemd. Daarnaast zijn de resultaten uitgesplitst naar burgerschapsstijl. Er zijn vier burgerschapsstijlen: plichtsgetrouwen, pragmatici, buitenstaanders en verantwoordelijken (zie bijlage 2 voor een toelichting van de burgerschapsstijlen). Evaluatie Bij elke peiling met het EnschedePanel worden enkele evaluatievragen gesteld. Het overgrote deel (91 procent) van de panelleden vond de peiling interessant, vrijwel niemand (1 procent) ondervond technische problemen bij het invullen. Een klein deel vond de peiling te lang (1 procent) en eenvijfde (21 procent) te kort.
1
1. Werkgelegenheid Inleiding In Enschede wonen relatief veel bijstandsgerechtigden. Velen van hen hebben geen goede startkwalificatie voor werk of hebben een laag opleidingsniveau. Voor deze mensen zijn weinig vacatures beschikbaar in deze regio. In Enschede zijn allerlei projecten om mensen weer aan het werk te krijgen. Ondanks deze projecten blijft de kaartenbak met mensen in de bijstand gevuld. Stelling
Het zijn economisch zware tijden waardoor de gemeente minder te besteden heeft. Toch moeten we juist in deze tijd – blijven investeren in projecten om mensen in de bijstand weer aan het werk te krijgen in plaats van daar op te korten. Resultaat Een ruime meerderheid van de panelleden kan zich hierin vinden (figuur 1): een kwart (24 procent) is het zeer eens en meer dan de helft (53 procent) eens met deze stelling. In de motivering wordt onder meer aangegeven dat iedereen een kans moet krijgen/houden om mee te doen in de samenleving, ook ziet men werk als nuttig. De groep panelleden die het niet eens is met deze stelling geeft onder meer aan dat het een kwestie van ‘niet willen’ is, waardoor dergelijke investeringen bij voorbaat geen zin hebben. Een op de acht (12 procent) is neutraal. De resterende 11 procent is het oneens met deze stelling. Oudere panelleden (50 jaar en ouder) zien het meest in het blijven investeren in projecten om mensen aan het werk te krijgen (82 procent (zeer) eens), onder de andere leeftijdsgroepen ligt dit percentage rond de 75 procent. Naar burgerschapsstijl valt op dat de plichtsgetrouwen en de verantwoordelijken vaker instemmen met deze stelling dan de pragmatici en de buitenstaanders. Maar van grote verschillen is geen sprake.
Figuur 1 Stelling over werkgelegenheid (n=2.712)
24%
0%
53%
25% zeer eens
12%
50% eens
neutraal
75% oneens
8% 3%
100%
zeer oneens
Voorstander (man, 51, Glanerbrug): “Het is belangrijk de zelfredzaamheid en zelfstandigheid van ie-
dereen, op welke manier dan ook, te blijven bevorderen. De gemeente heeft daar ook zelf op de langere termijn een (financieel) belang bij.” Tegenstander (man, 29, Centrum-West): “Volgens mij heeft dat geen zin. De toelichting zegt het impli-
ciet al: voor deze mensen zijn weinig vacatures beschikbaar in deze regio. Als dat echt zo is dan moeten ze verhuizen naar een andere regio waar deze vacatures er wel zijn. Een tweede oplossing is volgens mij wat harder: je pakt een vacature en belt een langdurige werkloze met de mededeling: u begint hier aanstaande maandag om 9.00 uur. Wordt dit geweigerd dan wordt er geantwoord met: prima, dan gaat uw uitkering met de helft omlaag. Bij een volgende weigering vervalt de uitkering helemaal. Dan zullen er genoeg mensen aan het werk gaan.” DEZE TOELICHTINGEN VORMEN GEEN AFSPIEGELING VAN ALLE GEGEVEN ANTWOORDEN. EEN VOLLEDIG OVERZICHT IS TE VINDEN IN DE SEPERATE BIJLAGE.
2
2. Onderwijs Inleiding De gemeente wil dat het onderwijs en bedrijfsleven goed op elkaar aansluiten. Een goed aanbod van leerwerkplekken en stageplaatsen helpt hierbij. Bedrijven denken hier verschillend over. Sommige bedrijven reageren positief en zeggen ‘geef ons de mensen en wij leiden ze wel op’. Anderen reageren voorzichtiger, bijvoorbeeld omdat de begeleiding van leerlingen tijd kost en hebben ‘liever ervaren krachten’. Stelling
De gemeente moet bedrijven dringend vragen om leerwerkplekken en stageplaatsen aan te bieden. Resultaat Een ruime meerderheid van de panelleden staat hier positief tegenover (figuur 2): eenderde (33 procent) is het zeer eens en de helft (48 procent) is het eens met deze stelling, vooral omdat men vindt dat er moet worden geïnvesteerd in de ‘werknemers van de toekomst’ Slechts 6 procent is negatief. Hoewel de verschillen klein zijn, zijn oudere panelleden (van 50 jaar en ouder) het meest uitgesproken over deze stelling: 86 procent van hen is het ermee eens, onder de groep van 30-49 is dit 77 procent en onder de jongste groep 78 procent. Ook bij deze stelling geldt dat panelleden met de burgerschapsstijlen verantwoordelijken en plichtsgetrouwen het vaker eens zijn met deze stelling dan de pragmatici en de buitenstaanders. En meer vrouwen (83 procent) dan mannen (80 procent) zijn het eens met de
stelling. Dat geldt ook voor autochtonen (82 procent) en Westerse allochtonen (83 procent) ten opzichte van niet-Westerse allochtonen (80 procent). Figuur 2 Stelling over onderwijs (n=2.733)
33%
0%
48%
25% zeer eens
50% eens
neutraal
12%
75% oneens
5%
100%
zeer oneens
Voorstander (vrouw, 61, Wesselerbrink): “Dit is juist voor kansarmen een mogelijkheid om werkerva-
ring op te doen. Door goede begeleiding en positieve benadering kan hun werkethos toenemen.” Tegenstander (man, 61, Stokhorst/Ribbelt-Schreurserve): “Voor mijn gevoel schiet het onderwijs in zijn
algemeenheid momenteel zijn doel voorbij door een overmaat van belang te hechten aan stages. Binnen het onderwijs is vakkennis voor een belangrijk deel aan het verdwijnen door de competentiefilosofie en de hoop is dan dat de bedrijven zorgen voor specifieke vakervaring. Maar bedrijven die stagiaires binnenkrijgen die nauwelijks vakkennis hebben zullen die stagiaires niet op plekken neerzetten waar ze enige verantwoordelijkheid moeten dragen.” DEZE TOELICHTINGEN VORMEN GEEN AFSPIEGELING VAN ALLE GEGEVEN ANTWOORDEN. EEN VOLLEDIG OVERZICHT IS TE VINDEN IN DE SEPERATE BIJLAGE.
3
3. Wonen, werken en recreëren Inleiding Enschede wil een aantrekkelijke en duurzame stad zijn om in te wonen, werken en recreëren. Goed onderhouden wegen, fietspaden en de openbare ruimte dragen bij aan een aantrekkelijke en duurzame stad. Maar bij de beslissingen die worden genomen voor bijvoorbeeld het onderhoudsniveau van het openbaar groen en de fietsvoorzieningen kan uit financieel oogpunt niet altijd voor de meest luxe variant worden gekozen. Er zijn twee stellingen over dit onderwerp geformuleerd. Stelling
Het is al voldoende als de gemeente een bepaalde minimumkwaliteit van het openbaar groen garandeert. Bijvoorbeeld onderhoudsarme beplanting die af en toe wordt schoongemaakt. Als burgers en bedrijven meer willen, moeten zij daar zelf voor zorgen. Resultaat Zoals figuur 3 laat zien is er sprake van verdeeldheid over de rol van de gemeente in het groenonderhoud en –beheer: bijna de helft van de panelleden (45 procent) is het eens met deze stelling, een op de zes (18 procent) is neutraal en bijna tweevijfde (37 procent) vindt de gemeente meer zouden moeten dan een bepaald onderhoudsminimum garanderen. Jongeren (van 16 tot en met 29 jaar) zijn het in 52 procent van de gevallen (zeer) eens met deze stelling, onder de andere twee leeftijdsgroepen ligt dit percentage rond de 45 procent. En mannen zijn het vaker eens met de stelling dan vrouwen. Inwoners van Lonneker vinden in bijna tweederde (65 procent) van de gevallen dat de gemeente kan volstaan met de garantie van een minimumkwaliteit van het openbare groen. In de Helmerhoek is dit percentage met 37 procent het laagst van de woonservicegebieden.
Figuur 3 Stelling over openbaar groen (n=2.727)
7%
0%
38%
18%
25% zeer eens
50% eens
neutraal
27%
75% oneens
10%
100%
zeer oneens
Voorstander (vrouw, 32, Centrum-West): “Ik vind het wel belangrijk dat een buurt er verzorgd uitziet.
Onderhoudsvriendelijk groen lijkt me een goed idee, maar ik heb geen idee wat voor planten/bomen dat dan zouden zijn.” Tegenstander (man, 31, Boekelo): “Dat vind ik te gemakkelijk. Ik vind het prima dat op een aantal plek-
ken onderhoudsarme beplanting aangebracht wordt, maar niet overal, anders wordt het saai. Verder betalen wij belasting waaruit dit soort zaken betaald moeten worden, als er financiële problemen zijn, moet het niet bij de burger neergelegd worden, de gemeente is ook voor de aanleg en onderhoud van openbaar groen. Ik heb sterk de indruk dat de divisie ‘Openbaar groen’ ook een stuk efficiënter kan werken. Zie zeer regelmatig bijvoorbeeld grasmaaiers die rond de middag weer teruggaan naar de kantine, waarom kunnen deze mensen niet in het veld blijven? Wegwerkers of bouwvakkers doen dat toch ook, vind het zeer normaal dat dit van ze gevraagd wordt, ondanks dat ze dat niet gewend zijn. Het is overheidsgeld, dus geld van alle burgers, dan moet daar goed mee opgegaan worden.” DEZE TOELICHTINGEN VORMEN GEEN AFSPIEGELING VAN ALLE GEGEVEN ANTWOORDEN. EEN VOLLEDIG OVERZICHT IS TE VINDEN IN DE SEPERATE BIJLAGE.
4
Stelling De gemeente mag niet bezuinigen op de veiligheid en het comfort van fietsers bij de aanleg van nieuwe wegen en het onderhoud en beheer van de bestaande wegen. Ook als hierdoor minder geld beschikbaar is voor auto’s en busvervoer. Resultaat Een ruime meerderheid van de panelleden vindt dat de veiligheid en het comfort van fietsers inderdaad niet in het geding mogen komen bij de aanleg van nieuwe wegen en het beheer en onderhoud van bestaande wegen (76 procent is het hiermee eens). Slechts 11 procent is tegen en 13 procent neutraal. Vrouwen willen meer prioriteit voor de veiligheid van fietsers (79 procent) dan mannen (76 procent). En dat geldt ook voor ouderen ten opzichte van jongeren. De verschillen zijn echter klein. Naar woonservicegebied valt op dat er in Twekkelerveld (85 procent) en Lonneker (82 procent) veel panelleden zijn die het eens zijn met deze stelling. In Glanerbrug is dit percentage met 64 procent het laagst. Naar burgerschapsstijl valt op dat de plichtsgetrouwen en de verantwoordelijken vaker instemmen met deze stelling dan de pragmatici en de buitenstaanders.
Figuur 4 Stelling over fietsveiligheid (n=2.729)
32%
0%
43%
25% zeer eens
50% eens
neutraal
13%
75% oneens
9% 2%
100%
zeer oneens
Voorstander (man, 51, Helmerhoek): “Wij willen met z'n allen toch een gezonde stad zijn? Lijkt me dan
niet meer dan logisch om dat voor elkaar te krijgen met een goed fietsmilieu. En dat is ook nog eens goed voor het algehele milieu.” Tegenstander (vrouw, 37, Noord): “Voor fietsers is meer dan voldoende geregeld in Enschede. Men
krijgt de automobilist niet uit de auto. De overheid moet dat feit nu maar eens accepteren en de fietser/ de reiziger met het openbaar vervoer nu niet langer voortrekken ten koste van de automobilist.” DEZE TOELICHTINGEN VORMEN GEEN AFSPIEGELING VAN ALLE GEGEVEN ANTWOORDEN. EEN VOLLEDIG OVERZICHT IS TE VINDEN IN DE SEPERATE BIJLAGE.
5
4. Wijkvoorzieningen Inleiding De gemeente is verantwoordelijk voor maatschappelijke accommodaties zoals sporthallen en wijkcentra. Denk bijvoorbeeld aan exploitatie, beheer en onderhoud. Samen met gebruikers probeert de gemeente in elke accommodatie een breed aanbod van activiteiten op te zetten. De gemeente heeft daarbij het volgende uitgangspunt: accommodaties moeten niet afhankelijk zijn van subsidie, maar zoveel mogelijk financieel zelfstandig zijn. Stelling
Als een maatschappelijke accommodatie zoals een wijkcentrum niet voor genoeg eigen inkomsten kan zorgen, moet de gemeente de accommodatie sluiten en proberen te verkopen. Dan is er blijkbaar geen vraag naar in de buurt. Resultaat Bijna tweevijfde (36 procent) van de panelleden is het eens met deze stelling (figuur 5), eenvijfde (21 procent) is neutraal. De grootste groep (43 procent) ziet hier weinig in en is het oneens met de stelling. In de toelichting wordt door deze groep panelleden aangegeven dat accommodaties niet perse zelfvoorzienend hoeven te zijn, juist vooral vanwege de maatschappelijkheid ervan: maatschappelijke functies moeten niet geprivatiseerd worden. Hierbij wordt wel een onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld wijk- en buurtcentra en sporthallen, waarbij het maatschappelijke karakter bij wijk- en buurtcentra sterker lijkt te gelden. Mannen zijn het vaker eens (42 procent) met deze stelling dan vrouwen (30 procent). En hetzelfde geldt voor jongeren ten opzichte van ouderen. Naar burgerschapsstijl valt op dat de pragmatici en de buitenstaanders vaker instemmen met deze stelling dan de plichtsgetrouwen en de verantwoordelijken.
Figuur 5 Stelling over maatschappelijke accommodaties (n=2.726)
7%
0%
29%
21%
25% zeer eens
33%
50% eens
neutraal
75% oneens
10%
100%
zeer oneens
Voorstander (vrouw, 43, Helmerhoek): “Meer geld naar kleine burgerinitiatieven, zoals buurt in actie,
koffiekamers voor ouderen enz. en minder naar geldverslindende wijkcentra.” Tegenstander (vrouw, 67, Zuid-Oost): “Deze stelling gaat alleen op voor wijken met alleen welgestelde
inwoners. Het wijkcentrum is juist bedoeld voor de arme mensen.” DEZE TOELICHTINGEN VORMEN GEEN AFSPIEGELING VAN ALLE GEGEVEN ANTWOORDEN. EEN VOLLEDIG OVERZICHT IS TE VINDEN IN DE SEPERATE BIJLAGE.
6
5. Burgerparticipatie Inleiding Enschede heeft goede ervaringen met projecten als Buurt in Actie. Hierbij krijgen buurtbewoners geld om eigen ideeën in hun eigen wijk uit te voeren. Vanaf dit jaar bestaan er ook wijkbudgetten. Hiermee krijgen inwoners meer invloed, zeggenschap en verantwoordelijkheid voor hun eigen wijk. In 2012 is daar 1,4 miljoen euro voor beschikbaar. De bedoeling is om wijkbudgetten op datzelfde niveau te houden tot in ieder geval 2014. Stelling
Van mij mag er nog meer geld beschikbaar komen voor de wijken om zelf over te beslissen, want 1,4 miljoen per jaar voor vijf stadsdelen is lang niet genoeg. Resultaat
Een kwart (24 procent) van de panelleden is het hiermee eens, tweevijfde (36 procent) is neutraal en eveneens tweevijfde (40 procent) vindt 1,4 miljoen euro prima en is het dus oneens met deze stelling (figuur 6). Mannen zien meer in hogere wijkbudgetten (28 procent eens) dan vrouwen (19 procent). Drie op de tien panelleden van 50 jaar en ouder (30 procent) wil meer geld voor wijkbudgetten, onder de groep 30-49 is dit 20 procent en onder de jongeren (tot 30 jaar) 12 procent. Naar burgerschapsstijl valt op dat de plichtgetrouwen en de buitenstaanders vaker instemmen met deze stelling dan de pragmatici en de verantwoordelijken. Figuur 6 Stelling over burgerparticipatie (n=2.726)
5%
0%
20%
36%
25% zeer eens
32%
50% eens
neutraal
75% oneens
8%
100%
zeer oneens
Voorstander (vrouw, 59, Stroinkslanden): “Als je bewoners meer verantwoordelijkheid geeft, zijn ze
zuiniger op de spullen, dus prima.” Tegenstander (vrouw, 23, Noord): “Ik denk dat professionele bestuurders beter in het oog hebben wat
goed is voor de stad dan de meeste inwoners, dus ik zou niet willen aanmoedigen dat er teveel geld naar projecten gaat voor maar een klein deel van de stad. Liever meer geld naar evenementen voor de hele stad dan naar buurtacties.” DEZE TOELICHTINGEN VORMEN GEEN AFSPIEGELING VAN ALLE GEGEVEN ANTWOORDEN. EEN VOLLEDIG OVERZICHT IS TE VINDEN IN DE SEPERATE BIJLAGE.
7
Bijlage Bijlage 1. Resultaten naar persoonskenmerken persoonskenmerken
Stelling 1: We moeten - juist in deze deze tijd – blijven investeren in projecten om menmensen in de bijstand weer aan het werk te krijgen in plaats van daar op te korten. Geslacht man
vrouw
zeer eens
24%
25%
eens
52%
54%
neutraal
12%
11%
oneens
8%
7%
zeer oneens
4%
3%
16-29
30-49
50 e.o.
Leeftijd
zeer eens
23%
19%
29%
eens
54%
53%
52%
neutraal
10%
13%
11%
oneens
10%
10%
5%
zeer oneens
2%
4%
3%
Westers
nietWesters
Etnische afkomst Nederlands zeer eens
23%
29%
31%
eens
54%
49%
50%
neutraal
12%
12%
9%
oneens
8%
8%
7%
zeer oneens
3%
3%
4%
Burgerschapsstijl plichtsgetrouwen pragmatici
buitenstaanders verantwoordelijken
zeer eens
27%
21%
19%
eens
53%
55%
49%
28% 53%
neutraal
10%
11%
17%
10%
oneens
8%
9%
9%
6%
zeer oneens
2%
4%
5%
3%
8
Woonservicegebied zeer eens
eens
neutraal
oneens
zeer oneens
Centrum-West
28%
50%
12%
8%
3%
Centrum-Oost
23%
56%
12%
5%
4%
SD Centrum
SD Noord Noord
23%
57%
11%
7%
1%
Twekkelerveld-Tubantia
18%
57%
14%
10%
0%
Lonneker
20%
58%
18%
0%
5%
Glanerbrug
21%
53%
11%
10%
5%
Zuid-Oost Stokhorst-RibbeltSchreurserve
25%
51%
12%
7%
5%
22%
57%
12%
6%
4%
Wesselerbrink
29%
48%
13%
8%
3%
Stroinkslanden
25%
52%
10%
8%
6%
Helmerhoek
26%
49%
13%
6%
5%
SD Oost
SD Zuid
SD West Zuid-West
23%
51%
13%
10%
3%
Boswinkel-Cromhoff
32%
51%
8%
8%
0%
Boekelo-Usselo
30%
54%
9%
7%
0%
Stelling 2: De gemeente moet bedrijven dringend vragen om leerwerkplekken en stageplaatsen aan te bieden. Geslacht man
vrouw
zeer eens
31%
36%
eens
49%
48%
neutraal
14%
11%
oneens
5%
5%
zeer oneens
2%
1%
Leeftijd 16-29
30-49
50 e.o.
zeer eens
27%
28%
39%
eens
51%
49%
47%
neutraal
16%
14%
10%
oneens
5%
7%
3%
zeer oneens
0%
2%
1%
9
Etnische afkomst nietWesters
Nederlands
Westers
zeer eens
33%
44%
30%
eens
49%
39%
50%
neutraal
12%
11%
10%
oneens
5%
4%
6%
zeer oneens
1%
2%
4%
Burgerschapsstijl plichtsgetrouwen pragmatici zeer eens
buitenstaanders verantwoordelijken
32%
27%
29%
39%
eens
52%
50%
50%
45%
neutraal
10%
16%
16%
10%
oneens
5%
5%
5%
4%
zeer oneens
1%
2%
1%
2%
eens
neutraal
oneens
Woonservicegebied zeer eens
zeer oneens
SD Centrum Centrum-West
34%
44%
14%
6%
2%
Centrum-Oost
40%
44%
13%
1%
3%
31%
48%
14%
5%
1%
SD Noord Noord Twekkelerveld-Tubantia
26%
52%
14%
7%
1%
Lonneker
38%
53%
5%
3%
3%
Glanerbrug
31%
49%
14%
6%
1%
Zuid-Oost Stokhorst-RibbeltSchreurserve
28%
56%
9%
6%
1%
33%
48%
11%
6%
2%
Wesselerbrink
35%
48%
9%
6%
2%
Stroinkslanden
34%
47%
11%
7%
0%
Helmerhoek
38%
48%
11%
3%
0%
31%
52%
13%
4%
0%
Boswinkel-Cromhoff
34%
45%
14%
3%
3%
Boekelo-Usselo
48%
34%
7%
5%
5%
SD Oost
SD Zuid
SD West Zuid-West
10
Stelling 3: Het is al voldoende als de gemeente een bepaalde minimum kwaliteit van het openbaar groen garandeert. Geslacht man
vrouw
zeer eens
9%
6%
eens
37%
39%
neutraal
17%
19%
oneens
26%
28%
zeer oneens
11%
8%
Leeftijd 16-29
30-49
zeer eens
11%
7%
50 e.o. 6%
eens
41%
38%
37%
neutraal
21%
20%
16%
oneens
24%
25%
30%
zeer oneens
3%
10%
10%
Westers
nietWesters
Etnische afkomst Nederlands zeer eens
7%
6%
9%
eens
38%
39%
31%
neutraal
18%
19%
19%
oneens
28%
22%
35%
zeer oneens
9%
14%
7%
Burgerschapsstijl plichtsgetrouwen
pragmatici
6%
9%
5%
7%
eens
37%
42%
39%
39%
neutraal
18%
17%
23%
17%
oneens
28%
24%
26%
27%
zeer oneens
12%
9%
8%
10%
zeer eens
buitenstaanders verantwoordelijken
11
Woonservicegebied zeer eens
eens
neutraal
oneens
zeer oneens
SD Centrum Centrum-West
6%
38%
18%
30%
9%
Centrum-Oost
10%
38%
16%
27%
9% 4%
SD Noord Noord
7%
39%
22%
27%
Twekkelerveld-Tubantia
10%
38%
20%
25%
7%
Lonneker
13%
53%
10%
13%
13%
Glanerbrug
6%
40%
14%
26%
15%
Zuid-Oost Stokhorst-RibbeltSchreurserve
9%
41%
15%
26%
9%
4%
38%
24%
20%
14%
Wesselerbrink
5%
36%
22%
30%
7%
Stroinkslanden
7%
39%
13%
31%
10%
Helmerhoek
3%
34%
19%
36%
9%
Zuid-West
8%
37%
19%
26%
10%
Boswinkel-Cromhoff
16%
30%
18%
23%
13%
Boekelo-Usselo
11%
38%
16%
20%
16%
SD Oost
SD Zuid
SD West
Stelling 4: De gemeente mag niet bezuinigen op de veiligheid en het comfort van fietsers fietsers bij de aanleg van nieuwe wegen en het onderhoud en beheer van de bebebussstaande wegen. Ook als hierdoor minder geld beschikbaar is voor auto’s en bu vervoer. Geslacht man
vrouw
zeer eens
31%
33%
eens
41%
46%
neutraal
12%
13%
oneens
12%
7%
zeer oneens
3%
2%
Leeftijd 16-29
30-49
50 e.o.
zeer eens
34%
29%
35%
eens
41%
44%
43%
neutraal
13%
13%
12%
oneens
9%
11%
8%
zeer oneens
4%
3%
2%
12
Etnische afkomst Nederlands
Westers
nietWesters
zeer eens
33%
34%
25%
eens
44%
42%
46%
neutraal
13%
13%
12%
oneens
9%
8%
13%
zeer oneens
2%
3%
4%
Burgerschapsstijl plichtsgetrouwen
pragmatici
zeer eens
36%
28%
buitenstaanders verantwoordelijken 27%
34%
eens
44%
46%
47%
42%
neutraal
12%
11%
12%
12%
oneens
6%
11%
12%
9%
zeer oneens
1%
4%
3%
2%
Woonservicegebied Woonservicegebied zeer eens
eens
neutraal
oneens
zeer oneens
SD Centrum Centrum-West
29%
41%
13%
15%
2%
Centrum-Oost
33%
42%
9%
13%
2%
Noord
32%
46%
11%
8%
3%
Twekkelerveld-Tubantia
33%
52%
7%
6%
2%
Lonneker
33%
49%
13%
5%
0%
Glanerbrug
28%
36%
20%
11%
5%
Zuid-Oost Stokhorst-RibbeltSchreurserve
36%
42%
10%
9%
3%
36%
38%
14%
9%
2%
Wesselerbrink
30%
49%
12%
7%
2%
Stroinkslanden
31%
42%
16%
8%
3%
Helmerhoek
32%
50%
11%
6%
1% 2%
SD Noord
SD Oost Oost
SD Zuid
SD West Zuid-West
35%
42%
12%
9%
Boswinkel-Cromhoff
36%
45%
9%
9%
1%
Boekelo-Usselo
44%
33%
20%
2%
2%
13
Stelling 5: Als een maatschappelijke accommodatie zoals een wijkcentrum niet voor genoeg eigen inkomsten kan zorgen, moet de gemeente de accommodatie sluiten en proberen proberen te verkopen. Dan is er blijkbaar geen vraag naar in de buurt. Geslacht man
vrouw
zeer eens
10%
4%
eens
32%
26%
neutraal
19%
23%
oneens
30%
36%
zeer oneens
9%
11%
Leeftijd 16-29
30-49
50 e.o.
zeer eens
8%
8%
6%
eens
39%
29%
27%
neutraal
19%
20%
22%
oneens
31%
33%
33%
zeer oneens
3%
9%
12%
Westers
nietWesters
Etnische afkomst Nederlands zeer eens
7%
10%
9%
eens
29%
28%
28%
neutraal
21%
18%
14%
oneens
33%
30%
37%
zeer oneens
10%
13%
11%
Burgerschapsstijl plichtsgetrouwen
pragmatici
zeer eens
6%
10%
buitenstaanders verantwoordelijken 7%
6%
eens
28%
28%
32%
27%
neutraal
20%
20%
26%
19%
oneens
33%
35%
28%
36%
zeer oneens
12%
8%
8%
12%
14
Woonservicegebied zeer eens
eens
neutraal
oneens
zeer oneens
SD Centrum Centrum-West
10%
29%
15%
35%
10%
Centrum-Oost
7%
32%
18%
34%
9%
SD Noord Noord
7%
31%
24%
31%
7%
Twekkelerveld-Tubantia
8%
27%
15%
39%
11%
Lonneker
10%
18%
28%
25%
20%
Glanerbrug
7%
34%
22%
25%
12%
Zuid-Oost Stokhorst-RibbeltSchreurserve
7%
27%
21%
35%
9%
5%
28%
22%
33%
12%
Wesselerbrink
7%
33%
20%
33%
8%
Stroinkslanden
7%
28%
21%
33%
10%
Helmerhoek
6%
30%
19%
34%
12%
Zuid-West
7%
26%
24%
30%
12%
Boswinkel-Cromhoff
9%
20%
28%
34%
9%
Boekelo-Usselo
4%
25%
26%
36%
9%
SD Oost
SD Zuid
SD West
Stelling 6: Van mij mag er nog meer geld beschikbaar komen voor de wijken om zelf over te beslissen, want 1,4 miljoen per jaar voor vijf stadsdelen is lang niet genoeg. Geslacht man
vrouw
zeer eens
6%
3%
eens
23%
16%
neutraal
32%
40%
oneens
31%
33%
zeer oneens
9%
7%
Leeftijd 16-29
30-49
zeer eens
1%
3%
50 e.o. 7%
eens
12%
17%
23%
neutraal
32%
35%
37%
oneens
44%
36%
26%
zeer oneens
12%
9%
7%
15
Etnische afkomst Nederlands
Westers
nietWesters
5%
5%
5%
zeer eens eens
19%
18%
21%
neutraal
37%
34%
36%
oneens
32%
36%
29%
zeer oneens
8%
7%
10%
Burgerschapsstijl plichtsgetrouwen
pragmatici
zeer eens
5%
3%
buitenstaanders verantwoordelijken 4%
5%
eens
21%
18%
23%
17%
neutraal
39%
33%
37%
38%
oneens
29%
37%
32%
32%
zeer oneens
6%
9%
4%
8%
Woonservicegebied zeer eens
eens
neutraal
oneens
zeer oneens
SD Centrum Centrum-West
2%
17%
36%
35%
9%
Centrum-Oost
3%
20%
30%
37%
10%
Noord
5%
16%
34%
34%
11%
Twekkelerveld-Tubantia
4%
18%
34%
36%
8%
Lonneker
11%
8%
47%
24%
11%
Glanerbrug
6%
20%
35%
32%
8%
Zuid-Oost Stokhorst-RibbeltSchreurserve
4%
21%
41%
27%
8%
3%
21%
38%
30%
7%
Wesselerbrink
4%
24%
38%
24%
9%
Stroinkslanden
3%
21%
38%
30%
9%
Helmerhoek
8%
18%
43%
25%
6%
Zuid-West
6%
20%
33%
37%
4%
Boswinkel-Cromhoff
7%
21%
33%
35%
5%
Boekelo-Usselo
8%
22%
33%
31%
6%
SD Noord
SD Oost
SD Zuid
SD West
16
Bijlage 2. 2. Achtergrondinformatie Achtergrondinformatie burgerschapsstijlen1 Doelgroepen van beleid en communicatie worden doorgaans onderscheiden op basis van 'harde', sociodemografische kenmerken zoals leeftijd, opleiding en geslacht. Burgers verschillen echter ook meer algemeen in de manier waarop zij in het leven staan, ongeacht bijvoorbeeld hun leeftijd, opleiding of geslacht. Vaak zijn deze 'softe' kenmerken van burgers zelfs het meest bepalend voor hun opvattingen, attitudes en gedrag. Mentality biedt een segmentatiemodel dat juist met name gericht is op deze subjectieve beleving van burgers. Mentality is de naam van het onderzoeksprogramma waarmee waarden en leefstijlen in de Nederlandse bevolking evenals trends in het sociaal-culturele klimaat in kaart worden gebracht. Dit heeft tot een segmentatiemodel geleid waarin acht sociale milieus kunnen worden onderscheiden met een eigen kijk op het leven. Elk sociaal milieu heeft specifieke opvattingen over doelen die de moeite waard zijn om na te streven in het leven, opvattingen over werken, over sociale relaties, vrije tijd en consumeren. Ook de manier waarop sociale milieus aankijken tegen de overheid en de maatschappij, en de rol die men daarin wil spelen, verschilt. Daarmee heeft elk sociaal milieu een eigen burgerschapsstijl. Er worden vier burgerschapsstijlen onderscheiden: 1. plichtsgetrouwen 2. verantwoordelijken 3. pragmatici 4. buitenstaanders
Plichtsgetrouwen Plichtsgetrouwen Burgers met deze burgerschapsstijl zijn sterk maatschappelijk betrokken, met name bij de directe leefomgeving en de lokale overheid. Zij worden gedreven door hun plichtsbesef en gezagsgetrouwheid en zijn dus in principe bereid zich te schikken naar het overheidsbeleid. Ze zien in de overheid een autoriteit die zij respecteren en die weet wat goed is voor de burger. Verantwoordelijken De verantwoordelijken worden gedreven door maatschappelijke betrokkenheid en de ‘publieke zaak’. Zij voelen zichzelf hiervoor in hoge mate verantwoordelijk. Zij zien de overheid als een belangrijk instrument om die publieke zaak te dienen en nemen een coöperatieve maar kritische houding aan ten aanzien van de overheid. Vaak werken verantwoordelijken zelf ook bij de overheid, of bijvoorbeeld in charitatieve instellingen en de journalistiek. Men is doorgaans ook goed geïnformeerd over overheidsbeleid. Pragmatici De pragmatici zijn utilitaire individualisten met een sterke materialistische gedrevenheid. Niet de publieke zaak maar het eigen belang staat voorop en dit uit zich in selectieve interesse voor overheidsbeleid. Men filtert informatie van de overheid op relevantie voor hun eigen positie. Als het niet relevant is, wordt er verder geen aandacht aan besteed. Men is dus op onderdelen betrokken bij de overheid en geïnformeerd over overheidsbeleid. Over het algemeen is deze groep minder negatief over de overheid dan de buitenstaanders, ook al is men zeker niet volgzaam (zoals de plichtsgetrouwen) en is men het zeker niet altijd eens met de overheid.
1
Bron: Basisrapportage burgerschapsstijlen 2009, Motivaction
17
Buitenstaanders Burgers met deze burgerschapsstijl zijn weinig maatschappelijk betrokken maar worden wel veelal gedreven door een behoefte aan maatschappelijke erkenning. Men voelt zich echter meestal niet erkend door de overheid, men voelt zich buitengesloten. Hiermee hangt samen dat men over het algemeen weinig vertrouwen heeft in de overheid, weinig interesse heeft voor het overheidsbeleid en negatief staat tegenover maatschappelijke verplichtingen.
18