> Retouradres Postbus 16191 2500 BD Den Haag
College van Burgemeester en Wethouders van Enschede Postbus 20 7500 AA Enschede
ILT Risicovolle bedrijven Handhaving Overheden Postbus 16191 2500 BD Den Haag www.ilent.nl
Contactpersoon F.H.M. van Nieuwenborg
Datum Betreft
20 november 2014 Zienswijze ontwerpbesluit Rembrandtlaan 414 te Enschede
T 088 489 00 00 M +31(0)6-21227176 Frank.van.nieuwenborg@ILen T.nl Ons kenmerk 102323 Uw kenmerk V-2013-0023 1400153917/sv
Geacht college, U heeft op 10 oktober 2014 een ontwerp revisievergunning gepubliceerd voor Diversey Netherlands Production B.V., Rembrandtlaan 414 te Enschede. Hierbij doe ik u mijn zienswijze ten aanzien van dit ontwerpbesluit toekomen. Op 20 november 2014 heb ik mijn zienswijze al mondeling ingebracht. Deze brief is een schriftelijke bevestiging van mijn zienswijze. Ik ben van mening dat in het ontwerpbesluit PGS 15 onjuist wordt toegepast. Bij de grondstofmagazijnen 1 en 2 en het doorvoermagazijn is de berekening van de benodigde opvangcapaciteit voor product en bluswater niet goed uitgevoerd. Ook de berekening van de aanwezige opvangcapaciteit voor het doorvoermagazijn lijkt niet geheel correct. De ontwerpbeschikking voldoet naar mijn mening daarom niet aan BBT. Verder wijkt u ten onterecht af van voorschrift 4.3.1 van PGS 15 en hanteert u ten onrechte het Inspectieplan voor de brandblusinstallatie als uitgangspuntendocument (UPD). Dit is niet toegestaan. Bij het doorvoermagazijn is onvoldoende gemotiveerd waarom afgeweken wordt van PGS 15. Tot slot ben ik van mening dat het ontwerpbesluit onduidelijk is over de werktijden van het bedrijf. Ik adviseer u om: De product- en bluswateropvang berekeningen voor de grondstoffenmagazijnen 1 en 2 en het doorvoermagazijn opnieuw uit te voeren met de juiste (onderbouwde) parameters, en bij een tekort schietende capaciteit aanvullende maatregelen voor te schrijven (bijv. een beperking van het aantal palletplaatsen). De afwijking van voorschrift 4.3.1 te heroverwegen en zonodig aanvullende maatregelen voor te schrijven.
Voor te schrijven dat het bedrijf uiterlijk binnen 3 maanden na het van kracht worden van de beschikking dient te beschikken over een geheel nieuw UPD voor zowel de sprinklerinstallatie als de gasblusinstallatie van de warmtekasten dat conform voorschrift 4.8.3 van PGS 15 is beoordeeld en goedgekeurd.
Pagina 1 van 6
De afwijkingen van PGS 15 van het doorvoermagazijn te heroverwegen en zonodig aanvullende maatregelen voor te schrijven.
De toegestane volcontinu werktijden duidelijk in uw besluit te vermelden en na te gaan of dit als zodanig ook is meegenomen in alle relevante onderzoeken en voorschriften bij de aanvraag en/of vergunning zoals bijvoorbeeld QRA en akoestisch onderzoek
ILT Risicovolle bedrijven Handhaving Overheden Datum 20 november 2014 Ons kenmerk 102323
Een nadere onderbouwing van mijn advies vindt u in bijgaande bijlage. Een afschrift van deze brief is gestuurd aan de directeuren van de ODRN (Brzobedrijf) en de RUD Twente
Hoogachtend, DE INSPECTEUR-GENERAAL LEEFOMGEVING EN TRANSPORT, namens deze, senior-inspecteur, namens deze, senior-inspecteur,
F.H.M. van Nieuwenborg
Bijlage Pagina 2 van 6
Onjuiste berekening product- en bluswateropvang Hoewel uit de aanvraag voldoende duidelijk blijkt dat er op diverse plaatsen opslag van verpakte gevaarlijke stoffen plaatsvindt is er nergens een duidelijk overzicht opgenomen waarin per opslagvoorziening is aangegeven welke gevaarlijke stoffen (ADR hoofdgevaar en bijkomende gevaren) daar worden opgeslagen, of het vaste stoffen, vloeistoffen of gassen betreft, wat de maximaal aanwezige hoeveelheden zijn, in welke verpakkingen zowel grootte als metaal/niet metaal) en met welk (laagste) vlampunt. Hoewel in bijlage 19 (sprinkler_IPL_UPD_PVE) wel enige specifiekere informatie staat maakt dit document geen deel uit van de vergunning en kan hier dus niet van worden uitgegaan. Dat maakt het zeer lastig om PGS 15 op de juiste wijze toe te passen. Bij het ontbreken van voornoemde informatie zal derhalve steeds van worst-case moeten worden uitgegaan hetgeen nu niet gebeurt.
ILT Risicovolle bedrijven Handhaving Overheden Datum 20 november 2014 Ons kenmerk 102323
Zo zijn er drie opslagvoorzieningen waar meer dan 10 ton wordt opgeslagen (grondstoffenmagazijn 1 en 2 en het doorvoermagazijn). Van twee opslagen is duidelijk dat hier gevaarlijke stoffen van ADR klasse 3 worden opgeslagen (grondstoffenmagazijn 2 en het doorvoermagazijn) zij het dat niet duidelijk is of dit in metalen of niet-metalen verpakking geschiedt dan wel beide. Voor grondstoffenmagazijn 1 is niet duidelijk of hier gevaarlijke stoffen met een vlampunt lager dan 100°C in niet metalen verpakkingen worden opgeslagen. Dergelijke gegevens zijn onder andere relevant om te bepalen of voorschrift 4.3.2 van PGS 15 voorgeschreven via vergunningvoorschrift 10.2.1 en 10.3.1 van toepassing is of niet. Dit PGS 15 voorschrift is met name relevant voor een juiste berekening van de bluswater- en productopvangcapaciteit die nu onjuist is zoals hierna zal worden toegelicht. In bijlage 18 rev maart 2014 wordt de product- en bluswateropvangcapaciteit voor de grondstoffenmagazijnen 1 en 2 en voor het doorvoermagazijn berekend. In deze product-/bluswater opvangberekening wordt gerekend met een gemiddelde hoeveelheid per palletplaats. Ik kan mij daar niet in vinden omdat ik van mening ben dat u moet rekenen met de meest ongunstige situatie (1m3/palletplaats) tenzij u door middel van voorschriften borgt dat de meest ongunstige situatie gelijk is aan de gemiddelde hoeveelheid. In bijlage 18 wordt gesteld dat “de vakgrootte (PGS) is bepaald op basis van 1 stelling of 1 klaarzet vak”. Hierbij wordt volledig voorbij gegaan aan het gestelde in PGS 15 voorschrift 4.3.2. Aangezien in geen van de magazijnen voorzieningen aanwezig zijn als bedoeld in dit voorschrift moet conform de toelichting op voorschrift 4.3.2 “voorzieningen voor product- en bluswateropvang worden gedimensioneerd op basis van de totale oppervlakte van een opslagvoorziening.” Daarnaast wordt er een foutieve uitleg gegeven aan artikel 4.7.1 van PGS 15. Als er namelijk stoffen met een vlampunt ≤ 60°C in een opslagvoorziening aanwezig zijn is er sprake van een verhoogde kans op brand waarbij ook verpakkingen van vloeistoffen met een vlampunt ≥ 60°C kunnen en zullen bezwijken. In een dergelijke situatie moet de productopvangcapaciteit worden bepaald door 100% van alle vloeistoffen (ongeacht het vlampunt) in het grootste vak te nemen, en bij het ontbreken van 4.3.2 voorzieningen 100% van alle vloeistoffen in de gehele opslagvoorziening.
Pagina 3 van 6
Voor het doorvoermagazijn wordt gerekend met 300 palletplaatsen maximale bezetting terwijl dit volgens bijlage 6b1 3 lanes 433 palletplaatsen bedraagt “nog aan te vullen met (worst-case) 63 palletplaatsen in de calamiteitenstelling dus in totaal 496. Dit is echter na voltooiing van het 3 lanes project. Niet duidelijk is of dit project nu wel of niet definitief is ingevoerd. In bijlage 1 V3 staat daarover op blz. 18: In verband met de opstartfase waarbij de service graad van de transportondernemingen cruciaal is voor de bedrijfscontinuïteit verwacht Diversey tot medio 2014 nog de “ loading bay” klaarzet stelling nodig te hebben om pieken op te kunnen vangen. Dit betekent dat de benodigde opvangcapaciteit voor het doorvoermagazijn zolang het 3 lanes project nog niet definitief is afgerond 969 palletplaatsen (zie bijlage 1 V3 blz. 15) maal 1m3/palletplaats + 268m3 bluswateropvang dus 1237m3 zou moeten zijn en na voltooiing van het 3 lanes project 496 + 268 = 764m3. De beschikbare product- en bluswateropvang is 515 m3 (volgens eigen opgave zij het dat de onderbouwing hiervan te wensen overlaat) dus in beide gevallen ontoereikend. Bij deze berekening is er bovendien nog van uitgegaan dat de laadkuil geheel leeg is hetgeen ook niet altijd het geval zal zijn hetgeen de opvangcapaciteit nog verder zal beperken. De berekende opvangcapaciteit voor de grondstoffenmagazijnen 1 en 2 is ook onjuist maar voldoet nog net wel (magazijn 2 (het grootste magazijn) bevat 600 palletplaatsen x 1m3 + 286m3 = 868m3 terwijl er 890m3 opvang beschikbaar is).
ILT Risicovolle bedrijven Handhaving Overheden Datum 20 november 2014 Ons kenmerk 102323
Afwijken van voorschrift 4.3.1 van PGS15 De gangpaden in grondstoffenmagazijn zijn geen 3,5 meter maar 3,3 meter (zie bijlage 1 V3 onder 9.9). Die uitzonderingsmogelijkheid geeft de toelichting op voorschrift 4.3.1 naar mijn mening niet. Aangezien vrijwel alle grote PGS 15 opslagen in Nederland hoogstapelmagazijnen betreffen zou uw uitleg van deze toelichting beteken dat opname van de voorschriften 4.3.1 en 4.4.1 achterwege had kunnen blijven. Dat dat niet de bedoeling is blijkt uit de online Handleiding PGS 15 op de site van Infomil waar bij beschermingsniveau’s duidelijk te lezen is dat de preventie-eisen (de voorschriften 4.2.1, 4.3.1, 4.3.2, 4.4.1 en 4.7.1) ook de basis vormen van de beschermingsniveaus 1 en 2. De motivatie van de afwijkingen van PGS 15 voor magazijn D001/ Het niet voldoen aan BBT in casu PGS 15 In bijlage 1 V3 blz. 15 van de aanvraag wordt aangegeven dat doorvoermagazijn D001 voldoet aan PGS 15 op 2 punten na. Voor afwijking 1, het in dezelfde stelling opslaan van onverenigbare stoffen, wordt door u geen motivatie aangevoerd. Hoofdstuk 10 van PGS 15 (waarin het gezamenlijk opslaan van onverenigbare stoffen onder voorwaarden tot 30 ton per brandcompartiment wel is toegestaan) wordt door u niet toegepast. Ook worden er geen extra voorzieningen geëist op grond waarvan een beroep gedaan zou kunnen worden op het gelijkwaardigheidsbeginsel (§ 1.4 PGS15). Voor afwijking 2, het feit dat de wand tussen magazijn D001 en de afvulafdeling niet 60 minuten brandwerend is, wordt door u als motivatie aangevoerd dat dat niet hoeft omdat beide ruimten volgens bijlage 20a (onderzoek beheersbaarheid brand) tot hetzelfde brandcompartiment behoren en omdat zowel in de afvulafdeling als het aangrenzende kantoor en de technische dienst een sprinklerinstallatie is aangebracht.
Pagina 4 van 6
Daarmee is er naar uw mening sprake van gelijkwaardigheid. Ik merk op dat de conclusie van bijlage 20a (blz. 21 van 24) is dat: “Met deze rapportage is aangetoond dat er wordt voldaan aan de functionele eis van het Bouwbesluit. De beoordeling van dit gelijkwaardigheidsvoorstel is aan het bevoegd gezag.” Dit is ook terug te lezen in het IPL, blz. 6/46 IPL: Voor de overige bouwdelen zal, gezien de overschrijding van de toegestane compartimentsgrootte, een sprinklerinstallatie worden aangebracht om een gelijkwaardige brandveiligheid (in het kader van het Bouwbesluit 2012) te bewerkstelligen. In magazijn D001 is echter sprake van de opslag van brandbare en milieugevaarlijke stoffen in een hoeveelheid boven de grens van tabel 7.6 van het Bouwbesluit 2012. In dergelijke situaties is niet het Bouwbesluit maar de Wabo in casu PGS 15 het wettelijke kader en die eist een WBDBO van 60 minuten voor de wand tussen D001 en de afvulafdeling. Ik merk hierbij nog op dat het doel van de Wabo c.q. PGS15 (het realiseren van een aanvaardbaar beschermingsniveau voor mens en milieu, dat met name bij brand zijnde het grootste risico in een PGS15 opslag in het geding is) verder strekt dan die van het Bouwbesluit (het voorkomen van slachtoffers en het voorkomen dat de brand zich uitbreidt naar een ander perceel). Tot slot vraag ik mij af of bij activering van de sprinklerinstallatie in magazijn D001 waarbij het maximale sproeivlak wordt bereikt, het ook nog mogelijk is om gelijktijdig de sprinkler in de afvulafdeling van voldoende water te voorzien en vice versa. Gezien het feit dat er een doorgang is van de afvulafdeling naar magazijn D001 is het immers niet ondenkbaar dat een brand in de ene ruimte zich onverhoopt toch verplaatst naar de aangrenzende ruimte.
ILT Risicovolle bedrijven Handhaving Overheden Datum 20 november 2014 Ons kenmerk 102323
Inspectieplan wordt onterecht aangemerkt als UPD en is opgesteld door een type A inspectie instelling hetgeen sinds 2010 absoluut niet meer is toegestaan Het als bijlage 19 bij de aanvraag opgenomen sprinkler_IPL_UPD_PVE wordt blijkens aanvullend verstrekte informatie door u als UPD aangemerkt. In deze aanvullende info stelt de vergunningverlener voor de vergunning van Diversey Netherlands B.V. dat het UPD tegenwoordig niet meer door een type A inspectieinstelling mag worden opgesteld. Dit geldt echter al veel langer (2005) en wordt duidelijk beschreven in een FAQ op www.publicatiereeksgevaarlijkestoffen.nl (zie vraag: Een geaccrediteerde inspectie-A-instelling mag niet zelf een uitgangspuntendocument voor een brandbeveiligingsinstallatie opstellen en vervolgens de inspectie uitvoeren. Is dit altijd zo geweest, of is de regelgeving op dit punt gewijzigd?). Hier wordt klip en klaar aangegeven dat deze eis al veel langer geldt en wat te doen in het geval het ontwerpdocument, zoals hier het geval is, na 1 januari 2010 is opgesteld (betreffende IPL UPD PVE is gedateerd 17 juli 2012!): “Dit is in strijd met de accreditatie-eisen voor de inspectie A-instelling. Er moet zo spoedig als mogelijk een nieuw ontwerpdocument worden opgesteld. Het UPD mag niet door een geaccrediteerde inspectie-instelling worden gedaan, zie Eisen opsteller uitgangspuntendocument. Een geaccrediteerde inspectie-Ainstelling moet het UPD beoordelen. Vervolgens moet het UPD worden goedgekeurd door het bevoegde gezag.”
Pagina 5 van 6
Ten aanzien van het feit dat het IPL namens u is goedgekeurd door de Veiligheidsregio verwijs ik naar een andere FAQ op voornoemde site (zie vraag: Is het de bedoeling dat het bevoegd gezag een door een geaccrediteerde inspectie-Ainstelling opgesteld inspectieplan goedkeurt?
). Het antwoord daarop is een on-
dubbelzinnig nee. Onduidelijkheid over werktijden bedrijf De aanvraag en ontwerpbeschikking zijn naar mijn mening onvoldoende helder over de te hanteren werktijden. Bijlage 1 V3 die onderdeel uitmaakt van de vergunning zegt hierover in §6: “Aangevraagd wordt een vergunning met als werktijden van zondagavond 22.00 uur tot vrijdagavond 22.00 uur. Indien nodig zal ook op zaterdag en zondag gewerkt worden.” Ik ben van mening dat op grond van deze beschrijving de facto 24/7 gewerkt kan worden. Dit wordt mijn inziens bevestigd in de QRA (update december 2013) waar gesteld wordt dat Diversey Netherlands B.V een volcontinu bedrijf is (blz. 8 van 48 onder 2.1.4).
ILT Risicovolle bedrijven Handhaving Overheden Datum 20 november 2014 Ons kenmerk 102323
Pagina 6 van 6