Aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lochem Postbus 17 7240 AA Lochem Epse, 19-08-2014
Betreft: Advies Wmo-raad Lochem betreffende Beleidsplan Wmo 2015 – 2018 Meebewegen en vertrouwen op elkaars capaciteiten Geacht College, In deze beleidsnota wordt uitvoerig ingegaan op de uitvoeringsaspecten van het Wmo beleid; wat de gemeente wil bereiken; welke afwegingen daarbij een rol spelen en wie de beoogde spelers met hun respectievelijke rollen in dit proces zijn. Visie en geformuleerde uitgangspunten verdienen hierbij steun van de Wmo- raad. Dezelfde visie wordt ook verwoord in de beleidsnota Jeugd en de drieluiknota. Echter evenals in de eerder besproken notities zit het zwakke punt van ook het onderhavige beleidsplan in met name het hoe de gemeente het een en ander denkt te realiseren. Dit betreft zowel de organisatie, aansturing en werkwijze van de beoogde infrastructuur als de initiërende en stimulerende rol die de gemeente voor zich weggelegd ziet in het bewerkstelligen van de gewenste cultuuromslag; de transformatie. Transformatie betekent weerstand overwinnen en dat zal op alle fronten doorgevoerd moeten worden: bij de gemeente zelf, de instellingen, de professionals, vrijwilligers (organisaties) en last but not least de cliënt. Veel verder dan het duiden van een aantal randvoorwaarden en te bereiken doelen komt de beleidsnota niet. Veel van de eerdere opmerkingen bij de inrichtingsvraagstukken in het drieluik almede bij de beleidsnota Jeugd, zijn ook bij de onderhavige nota actueel. Dit betreft eveneens de preventie. De ontwikkeling en toepassing van algemene, preventieve instrumenten en oplossingen zijn wezenlijk voor de realisatie van de gewenste transformatie. Welke initiatieven gaat de gemeente in dit kader wellicht zelf ontwikkelen naast het stimuleren van initiatieven die elders ontstaan of worden aangedragen (zie pag. 18). De Wmo-raad is graag bereid om aan de ontwikkeling van een beleidsplan ter zake, bij te dragen. Veel van de verdere uitwerking in structuren en werkwijzen wordt neergelegd bij de professionele organisaties zonder dat er heldere criteria zijn geformuleerd waarop e.e.a. wordt getoetst en afgerekend. Zo vraagt een verschuiving van hulpverlening naar ondersteuning en het zorgen voor naar het zorgen dat bij professionals - bijvoorbeeld in het leggen van verbindingen in het sociale netwerk en het organiseren van eigenkracht conferenties - om specifieke kennis en vaardigheden. Ook zal in de gewenste samenwerking tussen professionals en vrijwilligers/mantelzorgers en de rol die professionele instellingen bij de organisatie hiervan krijgen toebedeeld, mechanismen
1
dienen te worden ingebouwd die bijvoorbeeld moeten voorkomen dat vrijwilligers door zorginstellingen voor regulier betaald werk worden ingezet. Hoe de mix van een gezamenlijke aanpak door professionals en vrijwilligers van de sociale cohesie, gestalte moet krijgen, wordt niet duidelijk. Opmerkelijk is dat, in tegenstelling tot de professionele instellingen, de overkoepelende organisaties van vrijwilligers en mantelzorgers niet in de beleidsnota worden genoemd als partijen met wiens inzet de gezamenlijke aanpak gestalte zou moeten krijgen. Met zorgaanbieders - zo wordt in de nota verondersteld - ontstaat als vanzelf het gesprek over ieders rol en verantwoordelijkheid via het proces van bestuurlijk aanbesteden. Met vrijwilligersorganisaties is dat niet het geval en zullen dus andere wegen bewandeld moeten worden. De burger kan langs meerdere 'poorten' toegang krijgen tot de ondersteunende faciliteiten van de gemeente. Van eminent belang is derhalve de uitwerking en invoering van een eenduidige en op elkaar afgestemde aanpak en werkwijze hierbij van alle betrokken 'poorten'. Ten slotte draait alles om de burger en diens klantervaring welke uiteindelijk bepalend is voor het resultaat. De WMO raad verzoekt om bij de evaluatie van het beleid betrokken te worden in de toekomst. Kader 1 De kanteling. De Wmo-raad onderschrijft de uitgangspunten van de kanteling. Wij zien hier de invulling van de transitie, maar zijn bezorgd over het tot stand komen van de transformatie. De rol van de professional verschuift van hulpverlener (zorgen voor) naar ondersteuner (zorgen dat). Dat betekent een andere houding van de professional, die aangeleerd zal moeten worden. Het zal veeleer gaan om de vragende burger zelf z’n eigen oplossing te laten zoeken. Dit roept ongetwijfeld veel weerstand en misschien wel agressie op. Anderzijds zijn er ook groepen hulpvragers die niet zelfstandig in staat zijn tot het vinden van een oplossing en gemakkelijk beïnvloedbaar zijn door hulpverleners. Juist voor hen is de onafhankelijk cliëntondersteuner van groot belang, zodat gewaarborgd wordt dat de hulp niet verder gaat dan de behoefte van de hulpvrager. Advies: De Wmo-raad adviseert de gemeente heldere criteria te formuleren t.a.v. de kanteling en wil er bij alle aanbieders op aandringen zich extra in te zetten om de transformatie ook werkelijk gestalte te geven en de ‘nieuwe’ hulpverlener te trainen in nieuwe gesprekstechnieken. Dat houdt ook in dat er op alle fronten intensief gemonitord moet worden om transparant te kunnen wegen wat de effecten van de transitie zijn. Onafhankelijk cliëntondersteuner. Ten onrechte wordt gemeld dat Cliëntondersteuning pas in beeld komt als een hulpvrager niemand in zijn netwerk heeft die deze rol kan vervullen. Cliëntondersteuning is volgens de wet: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de
2
zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. Art. 2.3.2 lid 3 Wmo 2015 luidt: Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. Onafhankelijke cliëntondersteuning dient dus aangeboden te worden voordat het onderzoek naar een maatwerkvoorziening plaatsvindt en is ook beschikbaar voor de mantelzorger. De cliëntondersteuner is nadrukkelijk geen zorgaanbieder; hij is juist onafhankelijk van aanbieders. Zorg ervoor dat deze functie ruime bekendheid krijgt, zodat hulpvragers zich gesteund voelen door een onafhankelijk en deskundig cliëntondersteuner. In dit verband is het wellicht goed op te merken dat in deze beleidsnotitie een aantal begrippen onjuist gebruikt worden. De cliëntondersteuner wordt genoemd in samenhang met de belangenbehartiger en de klachtenbehandelaar. Elk van deze dienstverleners heeft echter een geheel eigen juridische positie. Advies: Gebruik de begrippen zoals deze in de wet omschreven staan om misverstanden en eigen interpretaties te voorkomen. Burgerkracht. Burgerkracht is volop aanwezig in de gemeente, staat te lezen in de beleidsnotitie. De Wmo-raad juicht dit zeer toe. Echter, de borging van deze burgerkracht door te stimuleren en te faciliteren, ontbreekt. Burgers hebben af en toe een schouderklop nodig om het werk in bijvoorbeeld buurtspeeltuinen duurzaam te verrichten. Het gaat in dit geval niet om het individu (zoals bij de mantelzorg) maar om het initiatief! Advies: Borg en faciliteer het Right to Challenge stevig in het beleid, zonder elk burgerinitiatief meteen over te (laten) nemen, waardoor de burger met lege handen achterblijft. Gebruikelijke zorg en sociaal netwerk. Het concept gebruikelijke zorg is beperkt tot huisgenoten zijnde partners en kinderen waarmee een gezamenlijk huishouden wordt gevoerd. Uitwonende kinderen worden niet geacht gebruikelijke hulp te verschaffen (p. 95 MvT Wmo 2015). Zowel mantelzorg als hulp van derden uit het sociaal netwerk is geen gebruikelijke hulp/zorg, maar boven gebruikelijk en kan niet afgedwongen worden. Het tot stand brengen van een sociaal netwerk met het doel dit netwerk aan te spreken op ondersteuning, is niet in het belang van de hulpbehoevende burger. Niemand wil graag in een afhankelijke positie worden gebracht en al helemaal niet als die positie uitzichtloos is. Uitbuiting, misbruik en onderdrukking ligt op de loer en van inclusie is geen sprake meer, laat staan van wederkerigheid. Bovendien kan niemand tot hulpverlening gedwongen worden. Advies: Monitor zeer kritisch wat de maatschappelijke effecten zijn van het ingrijpen in bestaande sociale structuren. De gemeente zou effectieve sociale structuren moeten faciliteren en versterken. Mantelzorg. 3
Niet iedere partner/kind, buur heeft de mogelijkheid of vaardigheden om mantelzorger te worden. Anderzijds worden mensen noodgedwongen mantelzorger. Soms zelfs op zeer jonge leeftijd zoals kinderen van nog geen twaalf jaar die zorgen voor hun verstandelijk gehandicapte ouders. Advies: Let speciaal op de positie en omstandigheden van deze zeer jonge mantelzorgers en ondersteun hen ruimhartig. Vrijwilligerswerk. Onderscheid maken tussen zorgvrijwilligers en vrijwilligers die ‘hand en spandiensten’ verlenen voor ‘de buurt’, verenigingen of in welzijnsverband is van groot belang met het oog op de aansprakelijkheid die zorgvrijwilligers dragen voor het ontstaan van (psychische) letselschade zoals door valincidenten of handelingsverlegenheid bij agressie. Het ‘werkgeverschap’ van zorgvrijwilligers moet goed geregeld zijn, waarbij ook een vrijwilliger bevoegd en bekwaam moet zijn tot de handelingen die zij/hij moet verrichten. Advies: Bouw in de gewenste samenwerking tussen professionals en zorgvrijwilligers en de rol die professionele instellingen bij de organisatie hiervan krijgen toebedeeld, mechanismen in die moeten voorkomen dat vrijwilligers door zorginstellingen voor regulier betaald werk ingezet worden en op deze wijze de kwaliteit en continuïteit niet gewaarborgd is. Kwetsbare mensen vragen geen tweede keer om hulp! Kader 2
Preventie en vroeg signalering
Uitgangspunt van de gemeente is laagdrempelig en zichtbaar aanwezig zijn in de leefomgeving van de burgers zodat vroegtijdig oplossingen aangeboden kunnen worden als het dreigt mis te gaan. De Wmo -raad ontvangt signalen dat burgers, noch van het bestaan, noch van de werkwijze van het CJG op de hoogte zijn. Advies: Vergroot d.m.v. een communicatieplan de bekendheid van het Centrum voor Jeugd en Gezin. En doe dat niet eenmalig maar continue. Uit onderzoek blijkt dat burgers iets pas bewust lezen op het moment dat ze met problemen worden geconfronteerd. Kader 3
Toegang
Cliëntondersteuning & belangenbehartiging (p.16) Ten onrechte staat in deze alinea dat iemand ondersteund kan worden door een onafhankelijk belangenbehartiger. Het gaat hier niet om het behartigen van iemands belangen, maar om het ondersteunen van iemand bij het onderzoek naar diens behoeften. De Wmo 2015 omschrijft deze functie als volgt: onafhankelijke ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke 4
dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen. De term onafhankelijk slaat niet alleen op het scheiden van het bieden van ondersteuning en het nemen van de formele beslissing, maar ook op het onafhankelijk zijn ten opzichte van de uitvoering, met name als het gaat om integrale hulpverlening die niet enkel door de gemeente gefinancierd wordt. Om tegenwicht te bieden aan een al te ruimhartig ‘aanbod’, blijft het daarom zeer noodzakelijk dat de mogelijkheid blijft bestaan tot professionele en onafhankelijke cliëntondersteuning. Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 ook verantwoordelijk voor de ondersteuning van de cliënt bij het aanvragen van de (toekomstige) Wlz indicaties. Overigens gaat het niet om hulp nadat iemand vindt dat zijn belang niet gediend wordt, maar voordat het onderzoek begint, zie Art. 2.3.2 lid 3 Wmo 2015. Deze ondersteuning bij het maken van een persoonlijk plan is van wezenlijk belang voor mensen met een verstandelijke beperking, een niet aangeboren hersenletsel, dementerenden, zorgleerlingen, doof-blinden, mensen met een stoornis in het autistisch spectrum, psychiatrisch patiënten en mensen met meerdere chronische ziekten en beperkingen (co-morbiditeit), en voorkomt dat iemand teleurgesteld afhaakt en vervalt in ‘zorg mijden’. Advies: Heroverweeg de beleidsontwikkeling rond de functie onafhankelijk cliëntondersteuner met het oog op de sleutelpositie van deze functionaris in de kanteling van aanbod naar vraag. Verschillende toegangspoorten en oplossingen. Gekozen wordt voor het inzetten van Gebiedsgerichte Sociale Teams in wijken, waarbij het nog de vraag is hoe deze samengesteld zullen worden, en een nadrukkelijker rol voor het CJG. Advies: Zorg ervoor dat de intakegesprekken door de verschillende organisatie op een eensluidende manier worden gevoerd. Bouw zekerheden in dat niet de organisatie waar de vraag binnenkomt automatisch ook de aanbieder van de hulp wordt door de financiering zo te regelen dat de professionals gevrijwaard zijn van invloeden van hun oorspronkelijke ‘thuisorganisatie’ (zorgverlener). Belangenverstrengeling ligt hier op de loer! De onafhankelijkheid in het gesprek/onderzoek moet gewaarborgd zijn. Laat het verslag door beide partijen ondertekenen. Ook op dit niveau moet er een klachtenregeling zijn waar burgers een beroep op kunnen doen. De bezuinigingsopdracht mag nooit een reden zijn om een burger de nodige zorg te onthouden! En als het tot een maatwerkvoorziening komt, beperk de wachttijd dan tot maximaal 4 weken. Over de inrichting van GST in relatie tot de omvang van de wijken waarbinnen zij gaan opereren wordt in dit beleidsplan niets gezegd. In den lande zijn er al vele voorbeelden van het al dan niet goed functioneren van deze teams. Advies: Ga op zoek naar de Best Practices en laat u breed informeren over de voor- en nadelen van deze teams, en let vooral op de samenstelling van zo’n team. Vraag daarbij ook naar de ervaringen van burgers. Sluit aan bij de kracht van de 5
gemeenschap en evalueer de Wijkteams regelmatig op input en output. Is dit kosteneffectief in dunbevolkte gebieden? En waar is de huisarts in deze. Uit eigen onderzoek van de WMO-raad in 2013 blijkt dat 90% van de ondervraagden zich tot de huisarts wendt met zorg en welzijn gerelateerde vragen. De Wmo-raad is graag bereid een adviesrol te vervullen in dit traject, maak hierbij ook gebruik van bestaande gremia (ogen en oren in dorpskernen). Gesteld wordt in de beleidsnotitie dat het CJG een grote rol speelt in de laagdrempelige aanwezigheid. Vooralsnog lijkt deze rol nog niet goed ingevuld. Zoals reeds opgemerkt is onder kader 2, ontvangt de Wmo-raad signalen dat burgers, noch van het bestaan, noch van de werkwijze van het CJG op de hoogte zijn. Daar komt nog bij dat het CJG een zgn. netwerkorganisatie is. Samenstelling en beschikbaarheid van de personele bezetting is niet helder evenals de bevoegdheden die aan de dienstdoende medewerker zijn verleend. Dit klemt te meer ten aanzien van het programma CJG4kracht. Advies: Onderzoek grondig wat er allemaal van de medewerkers van het CJG verwacht gaat worden en of dat gevolgen heeft voor de personele bezetting. Zet qua kwaliteit van de medewerkers vooral in op preventie. Dagactiviteiten (p. 18 – 19). Wellicht is het goed nog eens in herinnering te roepen waar het om gaat bij de transitie begeleiding. Begeleiding (art. 6 Bza): activiteiten die de zelfredzaamheid van cliënten bevorderen, behouden of compenseren. Het doel van begeleiding is het voorkomen van opname in een instelling of verwaarlozing. Begeleiding is bedoeld voor mensen die matige of ernstige beperkingen hebben op het gebied van sociale redzaamheid, bewegen en verplaatsen, het psychisch functioneren, het geheugen en de oriëntatie, of die matig of zwaar probleemgedrag vertonen. Bij zelfredzaamheid in relatie tot de functie begeleiding gaat het om de lichamelijke, cognitieve en psychische mogelijkheden die een cliënt in staat stellen om binnen de persoonlijke levenssfeer te functioneren. Behandeling is gericht op herstel of het voorkomen van verergering van gevolgen/complicaties van de aandoening of het ontstaan van een met de aandoening gerelateerde stoornis, al dan niet door het aanleren van vaardigheden/gedrag. Het onderscheid met begeleiding is in de praktijk soms lastig te maken. Kenmerkend voor behandeling is dat het gaat om gerichte professionele interventies op het niveau van een specialist ouderengeneeskunde, een arts verstandelijk gehandicapten, een gedragswetenschapper (orthopedagoog, gz-psycholoog), een vaktherapeut (drama/speltherapeut) of paramedicus met specifieke kennis (fysiotherapeut, logopedist, ergotherapeut). Het begeleiden bij het praktisch uitvoeren van concrete handelingen en gedrag is ‘begeleiding’. Om welke activiteiten gaat het. 1. Begeleiding kan de vorm aannemen van praktische hulp en ondersteuning bij het uitvoeren dan wel het ondersteunen bij/oefenen van handelingen/vaardigheden die zelfredzaamheid tot doel hebben, zoals het aanleren of overnemen van persoonlijke verzorging van jongeren met een verstandelijke beperking. Deze vorm kan zich ook (al dan niet tijdelijk) richten op mantelzorg in de directe omgeving van de cliënt, zoals iemands ouders, als dit de cliënt ten goede komt. De begeleiding is er dan op gericht de 6
mantelzorger te leren om te gaan met de gevolgen van de aandoening, stoornis of beperking van de cliënt (thuisbegeleiding). 2. Het kan gaan om compenseren of herstellen van het beperkte of afwezige regelvermogen van een cliënt, waardoor de cliënt onvoldoende of geen regie over het eigen leven kan voeren. Het gaat dan om zaken als het helpen plannen van activiteiten, regelen van dagelijkse zaken, het nemen van besluiten en het structureren van de dag, bijvoorbeeld voor volwassenen met psychiatrische problematiek. Ook deze vorm kan zich al dan niet tijdelijk richten op de mantelzorger. (woonbegeleiding) 3. Begeleiding groep: bijvoorbeeld dagbesteding voor mensen met een verstandelijke beperking en dagopvang voor ouderen. Er kunnen echter contra indicaties zijn voor begeleiding in groepsverband. Begeleiding in groepsverband kan bestaan uit een integraal pakket en bevat dan ook, begeleiding individueel en behandeling die tijdens begeleiding in groepsverband moet worden gegeven, hetgeen ook invloed heeft of de hoogte van de tarieven. Advies: Het zal duidelijk zijn dat hier geen sprake kan zijn van vrijwilligheid en vrijblijvendheid. Deze groepen zijn aangewezen op maatwerkvoorzieningen, waarvoor specifieke kennis en faciliteiten noodzakelijk zijn. Wij adviseren u het beleid op dit punt nader uit te werken, waarbij wij er u op wijzen dat de gemeente passende ondersteuning moet bieden. Dat betekent in dit verband gespecialiseerde dagbesteding en woonbegeleiding. Dagbesteding (p. 21). Gesteld wordt dat deze vorm van activiteiten soms raakvlakken heeft met arbeidsmatige dagbesteding zoals deze in de Participatiewet is omschreven. Dit vraagt om nuancering. Arbeidsmatige dagbesteding in de Participatiewet is op inkomensverwerving gericht. Begeleiding groep, in de vorm van dagbesteding is gericht op welbevinden ook al wordt er wellicht ‘gewerkt’; er is geen sprake van loonwaarden, in tegendeel. Deze dagbesteding kost de deelnemers geld in de vorm van een eigen bijdrage. De ‘Beschutte werkplekken’ voorzien in een inkomen op WML niveau. Advies: De meedoenplekken en ontmoetingsplekken, die in het kader van arbeidsmatige dagbesteding en de tegenprestatie gerealiseerd dienen te worden, mogen niet vermengd worden met de andere vormen van dagbesteding. Hier moet professionele begeleiding en ondersteuning aanwezig zijn! Kader 4
1 gezin- 1 plan- 1 regisseur
De Wmo-Raad erkent de meerwaarde van het uitgangspunt 1 gezin, 1 plan, 1 regisseur Advies: Bouw de mogelijkheid in om van regisseur te kunnen veranderen als het niet goed klikt tussen de regisseur en het gezin! Kader 5
Zo nabij mogelijk
Ook dit uitgangspunt onderschrijft de Wmo-raad.
7
Het moet natuurlijk wel kosten effectief en vooral met het oog op kleine doelgroepen ook realistisch zijn. In een dunbevolkt gebied is de vraag niet stabiel en bestaan de groepen soms slechts uit enkele personen, die ook nog regelmatig van samenstelling wisselen. Advies: Wees alert op een al te optimistische kijk op de mogelijkheden om hulp dichtbij te kunnen inzetten. Kader 6
Lokaal en regionaal
We regelen lokaal wat lokaal geregeld kan worden en gaan over op regionaal regelen van zaken daar waar opschaling naar regionaal niveau slim is of de lokale kracht versterkt, aldus de beleidsnotitie. De Wmo-Raad onderschrijft dit uitgangspunt. Toch willen wij aandacht vragen voor situaties die niet lokaal opgelost kunnen worden en waar extra kosten voor vervoer gemaakt moeten worden. De gemeente blijft ten alle tijde verantwoordelijk voor haar eigen burgers. Er kan geen sprake zijn van het afschuiven van de verantwoordelijkheid naar een regionale oplossing voor de problematiek van de cliënt. In dunbevolkte gebieden is het nu eenmaal sneller inefficiënt een oplossing lokaal te regelen. De Wmo-raad hecht eraan om daar waar mogelijk, voor de burger, dicht bij huis de voorzieningen aan te bieden. Vervoerstromen van burgers, die zouden kunnen gaan ontstaan in het belang van de gezonde bedrijfsvoering van de zorgorganisatie dienen zoveel mogelijk te worden voorkomen. Advies: Besteed er bij het bestuurlijk aanbesteden uitdrukkelijk aandacht aan dat efficiëntieoverwegingen niet boven de lokale effectiviteit uit mogen gaan. Kader 7
Inkoop
De Wmo-raad is verheugd dat er ook nu weer gekozen wordt voor bestuurlijke aanbesteding. Advies: Naast de afspraken over de inhoud van de ondersteuning en de tarieven moeten er ook afspraken gemaakt worden over de mogelijkheid van de cliënt om te participeren. Kwaliteitscriteria zijn geen vaststaand gegeven maar dienen samen met aanbieders ontwikkeld te worden. Echter, de bestaande criteria kunnen niet zomaar opzij geschoven worden, zeker met het oog op het overgangsrecht van cliënten. De geboden zorg dient van goede kwaliteit te zijn. In dit verband kan er ook aan gedacht worden bij het beoordelen van de kwaliteit ook een rol voor de burger in te ruimen. Daar waar de eigen bijdrage hoog is zal de burger c.q. direct betrokkene ook mee willen denken en oordelen over de kwaliteit van hetgeen geboden wordt. Advies: Zorg voor een onafhankelijke kwaliteitsmeting. De vaststelling van de criteria voor die meting horen niet thuis in de bestuurlijke aanbesteding. 8
Groter beroep op begeleiding (p 30.) Ten onrechte wordt de indruk gewekt dat mensen die nu intramurale zorg ontvangen, weer extramuraal begeleid zullen worden. Dit is onjuist. Mensen die op 1 januari 2015 al in een instelling wonen, behouden hun recht op een plaats in een instelling. Dat neemt niet weg dat mensen die in het verleden toegang tot een intramurale plaats hadden, deze na 1 januari 2015 niet zomaar meer krijgen. De Wet langdurige zorg (Wlz) kent een veel strikter toelatingscriterium, zodat burgers veel langer dan voorheen een beroep moeten doen op maatwerkvoorzieningen uit de Wmo. Feitelijk doet die situatie zich nu al voor doordat afgegeven ZZP indicaties niet meer geëffectueerd kunnen worden i.v.m. het krimpende bestand aan verzorgingshuisplaatsen. De lopende extramurale indicaties blijven bestaan in 2015. Dat moeilijk is een inschatting te maken voor de verre toekomst is begrijpelijk. Dat neemt niet weg dat er toch wel wat verder dan een jaar gekeken kan worden. Transparantie in aanbod is van groot belang. Met name ten aanzien van de scheiding van wonen en zorg en de nieuwe vraag die ontstaat na 1 januari 2015 als er geen intramurale ZZP 3 indicaties meer afgegeven worden. Langer in de eigen omgeving blijven wonen is dan een feit. Dit heeft ook gevolgen voor het volume van de inkoop. Advies: De Wmo-raad ondersteunt het streven om daar waar mogelijk in de vorm van algemene oplossingen te werken in plaats van maatwerk. Doordat alle contractanten in een overlegstructuur zitten (bestuurlijk aanbesteden) kan integraal het e.a. besproken en uitgewerkt worden. Maak optimaal gebruik van die mogelijkheid. Er is een zekere mate van terughoudendheid te bespeuren, daar waar het gaat om het PGB. In de WMO 2015 zijn zelfredzaamheid en participatie benoemd als twee belangrijke doelen. Het PGB is bij uitstek een methode waar de zelfredzaamheid van de burger om de hoek komt kijken. Zowel wat betreft de feitelijke uitvoering als wat betreft de kwaliteitscontrole. Om misbruik te voorkomen zijn nieuwe maatregelen getroffen. De aard en de wijze van de ondersteuning en het oordeel over de kwaliteit worden beiden door de burger geregeld. Het PGB is in zekere mate ook goed financieel te budgetteren en zou voor de gemeente daar waar het gaat om budgetbewaking in ieder geval een welkom instrument kunnen zijn. Advies: Ontmoedig het gebruik van het PGB zeker niet, maar heb oog voor de risico’s op oneigenlijk gebruik en handhaaf waar nodig. Kader 8
Eigen bijdrage
Het uitgangspunt dat zowel in de algemene oplossingen als in de maatwerkvoorzieningen moet worden geïnvesteerd onderschrijven we. Wel zetten we vraagtekens bij wie bepaalt wat kortdurend en wat langdurend is. Advies: Beschrijf duidelijk wanneer een eigen bijdrage gevraagd wordt. Geef bij de kortdurende ondersteuning duidelijk aan om welk tijdsbestek het gaat, zodat inzichtelijk wordt wanneer een eigen bijdrage verschuldigd is. 9
Kader 9
Een ontschot budget
Toewerken naar een ontschot budget voor het hele sociale domein is een uitgangspunt wat wij willen onderschrijven. In het Algemeen Sociaal Beleidskader is vastgesteld dat alle uitgaven moeten passen binnen het budget. Wel bestaat er een flink spanningsveld tussen de beschikbare budgetten en het gewenste nieuwe beleid. Stevig inzetten op preventie levert op den duur een meerwaarde op. Door betere volgordelijkheid en samenhang van de diensten kunnen, naast preventie, de kosten voor de dienstverlening ook worden beperkt. Ten slotte. Klachtenprocedure (p 26). Naast Bezwaar en Beroep is ook het Klachtrecht opgenomen in de wet en wel in titel 9.1 en 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht. Wij adviseren terughoudend te zijn met het instellen van allerlei informele klachtenbehandelaars en een duidelijke scheiding aan te brengen tussen de ingang naar klachten over de gemeente en klachten over aanbieders. Aanbieders hebben te maken met de Wet klachtrecht cliënten zorgsector welke geldt voor zowel aanbieders van intramurale als van Wmo-voorzieningen. Communicatie: Het organiseren van bijeenkomsten door de gemeente voor burgers met als doel het uitwisselen van ervaring en om de burger meer regie te geven, kan beter niet tegelijk met professionals plaats vinden. Zolang de professionals voor de burgers denken, adviseert de Wmo-raad om deze bijeenkomsten separaat te laten plaats vinden. De Wmo-raad signaleert veel onrust onder de burgers die nu, op de één of andere manier een beroep doen op ondersteuning of zorg vanuit de Wmo en/of de AWBZ. Advies: Wacht niet met communiceren, begin nu aan de hand van een duidelijk plan waarover, met wie en met welk doel! Hoogachtend, R. Beuving, secretaris
10